Web viewlaat het is, aangeven van wie iets is, vragen van wie iets is, zeggen welke dag het is,...

148
OVERZICHT LTPs LEERJAAR 1 AARDRIJKSKUNDE................................................. 2 BIOLOGIE...................................................... 10 BEELDENDE VORMING............................................. 18 DRAMA......................................................... 21 ENGELS........................................................ 26 FRANS......................................................... 32 GESCHIEDENIS.................................................. 36 GRIEKS........................................................ 48 LATIJN........................................................ 53 LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO)................................... 58 MUZIEK........................................................ 71 NATECH........................................................ 74 NEDERLANDS.................................................... 79 WISKUNDE...................................................... 94

Transcript of Web viewlaat het is, aangeven van wie iets is, vragen van wie iets is, zeggen welke dag het is,...

OVERZICHT LTPs LEERJAAR 1AARDRIJKSKUNDE....................................................................................................................2BIOLOGIE...................................................................................................................................10BEELDENDE VORMING...........................................................................................................18DRAMA.......................................................................................................................................21ENGELS.......................................................................................................................................26FRANS.........................................................................................................................................32GESCHIEDENIS..........................................................................................................................36GRIEKS........................................................................................................................................48LATIJN.........................................................................................................................................53LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO)........................................................................................58MUZIEK.......................................................................................................................................71NATECH......................................................................................................................................74NEDERLANDS............................................................................................................................79WISKUNDE.................................................................................................................................94

AARDRIJKSKUNDEA. LEER EN TOETSPLANVak: AardrijkskundeLeerjaar: 1Onderwerpen:KAARTEN-KAARTLEZEN-PLAATSBEPALING,HOOG en LAAGENDOGENE KRACHTENEXOGENE KRACHTEN-EIGEN OMGEVINGDEMOGRAFIEKerndoel(en):1)- De leerlingen kunnen informatie- en communicatietechnologie toepassen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen.3)-De leerlingen kunnen bij de bestudering van gebieden, aardrijkskundige verschijnselen en vraagstukken aardrijkskundige werkwijzen toepassen.6)- De leerlingen kunnen de ruimtelijke opbouw van hun eigen omgeving beschrijven en verklaren.7)- De leerlingen kunnen effecten van veranderingen in natuurlijke en maatschappelijke verschijn-selen op de ruimtelijke inrichting en leefbaarheid van hun eigen omgeving beschrijven en verklaren.16)- De leerlingen kunnen het ontstaan en de ruimtelijke spreiding van belangrijke landschapstypen in Nederland beschrijven en verklaren.17)- De leerlingen kunnen de ligging en ruimtelijke spreiding van natuurlijke verschijnselen voor verschillende deelgebieden in Europa en de wereld beschrijven en verklaren.2)- De leerlingen kunnen, onder andere met behulp van de computer, gebruik maken van atlassen, archieven, kaarten en remote sensing-beelden (met name luchtfoto's) bij oriëntatie in gebieden en bij beeldvorming over gebieden, aardrijkskundige verschijnselen, vraagstukken en processen.22)- De leerlingen kunnen in de wereld belangrijke deelgebieden onderscheiden op grond van sociaalgeografische kenmerken, zoals bevolking, economische activiteiten, welvaart en levensomstandigheden, politiek en cultuurLeerdoel(en): kaarten,kaartlezen en plaatsbepaling leert de leerling:- zoeksystemen in (geautomatiseerde) atlassen gebruiken;- verschillende soorten kaarten benoemen en gebruiken;- de kaartvaardigheden: kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toepassen;- luchtfoto's en kaarten met elkaar vergelijken;- belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren (topografie);- met behulp van verzamelde of aangereikte gegevens eenvoudige kaarten maken.-structuren ontdekken door middel van signaalwoorden en kernwoordenLeerdoel(en): bij aarde, endogene krachten en exogene krachten leert de leerling:- over het ontstaan van de aarde en de endogene en exogene krachten die van invloed zijn op de vorming ervan.- de ligging van natuurlijke zones met betrekking tot reliëf, vulkanisme en aardbevingen en verschillen en overeenkomsten hiertussen beschrijven en verklaren;- de fysisch-geografische ligging van Nederland en de daar voorkomende natuurlijke verschijnselen vergelijken met andere Europese landen.- de vorming van het uiterlijk van landschappen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren.- een ruimtelijke geleding van zijn eigen omgeving maken op basis van geïnventariseerde en gelokaliseerde verschijnselen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu;- de aanwezigheid en ligging van deze verschijnselen in hun eigen omgeving verklaren.- in hun eigen omgeving voorbeelden van veranderingen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu en cultuur herkennen en noemen;- deze veranderingen in verband brengen met veranderingen in de ruimtelijke inrichting van dat gebied.- de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven;

- de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens.Leerdoel(en): bij bevolking leert de leerling- inzicht te krijgen in de verscheidenheid in bevolkingssamenstelling- leert een onderzoek uit te voeren- leert grafieken te maken- leert tabellen/statistieken te lezen

Leerdoel(en): bij exogene krachten en eigen omgeving leert de leerling:- de fysisch-geografische ligging van Nederland en de daar voorkomende natuurlijke verschijnselen vergelijken met andere Europese landen.- de vorming van het uiterlijk van landschappen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren.- een ruimtelijke geleding van zijn eigen omgeving maken op basis van geïnventariseerde en gelokaliseerde verschijnselen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu;- de aanwezigheid en ligging van deze verschijnselen in hun eigen omgeving verklaren.- in hun eigen omgeving voorbeelden van veranderingen op het gebied van wonen, werken, recreatie/toerisme, verkeer en natuur/milieu en cultuur herkennen en noemen;- deze veranderingen in verband brengen met veranderingen in de ruimtelijke inrichting van dat gebied.- de ligging en zichtbare kenmerken van deze landschapstypen herkennen, noemen en beschrijven;- de ligging en het uiterlijk van deze landschapstypen verklaren met behulp van de invloed van wind, zee, ijs, rivieren en de mens.Onderwerpen: Aangeboden

inPeriode: Aantal

toetsen:Toetsvormen:

Weging:

Hoofdstuk 1KaartenKaartlezenPlaatsbepaling

Hoofdstuk 2Endogene krachtenHet ontstaan van de aarde

Hoofdstuk 3Hoog & laag

hoofdstuk 4Exogene krachtenHet ontstaan van onze kust(eigen omgeving)

Hoofdstuk 5demografie

Vaklessen

vaklessen

vaklessen

vaklessendeelsthemalessen

vaklessen

1

2

3

3/4

4

2

2

1

2

2

s.o.pw.

s.o. informatiefolder

pw

s.o.hoogtemeting

s.o. (begrippen)pw

s.o. (begrippen)pw

1x3x

1xInzet naar behoren3x

1xInzet naar behoren

1x3x

1x3x

B. VAARDIGHEDENVaardigheden rubrieken:

Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

Veldwerk De leerling is niet in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en opdrachten uit te voeren. De leerling laat de groep in de steek of wordt in de steek gelaten. Opdrachten zijn niet of half gemaakt of door de anderen uitgevoerd.

De leerling is in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en de opdrachten uit te voeren. De groep blijft bij elkaar en de opdrachten zijn gemaakt.

De leerling is bereid om iets extra’s te doen als de groep daarom vraagt of als “deskundige” op te treden (bv het schetsen van de huizen)De groep is van meningen dat ieder zijn deel gedaan heeft.

De leerling is in staat om in samenwerking tot afspraken te komen en speelt daarbij een leidende rol. De leerling is de bindene kracht in de groep zodat de gemaakte opdrachten duidelijke samenhang en eenvormigheid vertonen

Kaartvaardigheden

De leerling gebruikt bij de atlas niet de juiste zoekmethodes, kent de verschillende soorten kaarten niet en weet ze niet te gebruiken

De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen toe en kan plaatsen e.d. op een kaart lokaliseren.

De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toe, kan luchtfoto’s en kaarten vergelijken, kan plaatsen op een kaart e.d. lokaliseren

De leerling gebruikt bij de atlas de juiste zoekmethodes, kent en gebruikt verschillende kaarten, past kaartlezen, kaartanalyse en kaartinterpretatie toe, kan luchtfoto’s en kaarten vergelijken, kan plaatsen op een kaart e.d. lokaliseren en zelf met aangereikte gegevens een kaart maken

C. KENNEN EN KUNNENOnderwerpen KAARTEN-KAARTLEZEN-PLAATSBEPALING, ENDOGENE KRACHTEN, HOOG&LAAG, EXOGENE KRACHTEN-EIGEN OMGEVING, DEMOGRAFIE

Kennen KunnenDe leerling kent de volgende begrippen

De leerling kan

Hoofdstuk 1Kaart, kaartlezen en plaatsbepaling

Aardrijkskunde- beschrijven- verklaren- gebied/regio- natuurlandschap- ingericht landschap- natuurlijke elementen- inrichtingselementen

Atlas- bladwijzer- landenregister- namenregister- zaakregister 52e druk- trefwoordenregister 53e druk

Kaarten- cartografie- kaartdetail- kompas- kaartsymbool- plattegrond- legenda- windroos/windstreken- noordpijl/situatiepijl- hemelsbreed- schaal/schaalstok- schaalgetal

Kaartlezen- register- coördinatenstelsel- loodrecht- grootschalige kaart- kleinschalige kaart- vereenvoudigen- generaliseren- kaartsignaturen- kwalitatief symbool- kwantitatief symbool- kaartprojectie- afstandsgetrouw- oppervlaktegetrouw- overzichtskaart- thematische kaart- topografische kaart- navigatiekaart- remote sensing beeld- GPS

Hoofdstuk 1kaart, kaartlezen en plaatsbepaling

- bepalen of een kaart groot- of kleinschalig is weergegeven.- een schaal bij een zelfgemaakte plattegrond uitrekenen en hanteren.- met behulp van een schaalgetal de werkelijke afstand op een kaart uitrekenen.- met behulp van een kompas het noorden bepalen- zoeksystemen in atlassen gebruiken- verschillende soorten kaarten benoemen en gebruiken;- kaartlezen, kaarten analyseren en interpreteren- zelfstandig een onderwerp onderzoeken en door middel van de expertmethode presenteren- signaalwoorden in een tekst herkennen- belangrijke plaatsen, gebieden en verschijnselen op een kaart lokaliseren- op kaarten het onderscheid maken tussen kaartsymbolen en kaartsignaturen- op kaarten het onderscheid maken tussen kwalitatieve- en kwantitatieve symbolen- uit kaartprojecties de minst foute projectie kiezen- door middel van opgegeven coördinaten plaatsen in de atlas opzoeken of plaatsen de juiste coördinaten geven- op een wereldbol de evenaar, Greenwich meridiaan, zuidelijk-, noordelijk-, oostelijk- en westelijk halfrond tekenen.- naast de belangrijkste verschillen tussen parallellen en meridianen ook uitleggen waarom er 2 keer zoveel meridianen als parallellen zijn- uitleggen hoe meridianen met de tijdzones te maken hebben- een kaart maken van de eigen omgeving waarbij de werkelijkheid wordt vereenvoudigd en een veldwerk wordt uitgevoerd om de benodigde gegevens voor een topografische kaart en legenda te verzamelen

Hoofdstuk 2 Endogene krachtenHet ontstaan van de aarde

- perm - heelal - zonnestelsel - planeten - catastrofetheorie - principe van het actualisme - theorie continentale drift van Alfred Wegener - geologen - kosmologen - fysische opbouw aarde - lithosfeer - korst - buitenmantel - asthenosfeer - binnenmantel - buitenkern - binnenkern

- platentektoniek - convectie(stromen) - oceanische korst - continentale korst - schol/schots/plaat - breuk - aardbevingen - mid-oceanische rug - lava/magma - trog - vulkanisme - schildvulkaan - kegelvulkaan - aardbeving - hypocentrum - epicentrum - liquefactie - schaal van Richter - Tsunami

Hoofdstuk 2 Endogene krachtenHet ontstaan van de aarde

- zoekopdrachten op internet uitvoeren

- zoekopdrachten in de atlas uitvoeren

- nadenken/filosoferen over het ontstaan van het heelal/aarde

- het ontstaan van het heelal en de aarde in beknopte vorm navertellen- signaalwoorden in de tekst

herkennen en een aantal structuren.

- kleine schema’s maken van gevonden structuren

- met eenvoudige tekeningetjes de platentektoniek uitleggen waarbij de verschillende begrippen aan de orde komen.

- tekeningetjes maken van een vulkaan

- informatiefolder maken over: een vulkanisch verschijnsel

Verdieping- een werkende vulkaan maken/tekenen met de verschillende vulkanische verschijnselen uitgebeeld

-

Hoofdstuk 3 Hoog en laag: - reliëf

- laagland- heuvelland- middelgebergte- hooggebergte- hoogvlakte/laagvlakte- hoogtekleuren,cijfers,lijnen- dieptekleuren,cijfers,lijnen- N.A.P.- Hoogtegordels en reliëfvormen- Zeespiegelstijging (absoluut en

relatief- Bodemdaling- Plooiingsgebergte- Breukgebergte- Horsten en slenken- Geologische tijdschaal- Kwartair Pleistoceen/Holoceen- Karboon- Krijt

Hoofdstuk 4Exogene krachtenLandschapvormende processen

- verwering- chemische verwering- mechanische/fysische verwering- erosie- sedimentatie

Landschapvormende krachten- rivierwater- zeewater- wind- ijs

Landschap- cultuurlandschap- natuurlandschap

sedimenten- klei, zand, grind, stenen- veen- keileem- zwerfstenen

Sedimenten en landschapsvormen uit de eigen omgeving:

- zeeklei- kwelder- strandzand- duinzand- zandbank- veen- strandwal- strandvlakte- moeras- Nederland als kantelend blok

Hoofdstuk 3 Hoog en laag- hoogtelijnen op een kaart aflezen- een doorsnede maken aan de hand van een kaart met hoogtelijnen- het reliëf in een doorsnede accentueren(zichtbaarder maken) door op de x-as en y-as de maten te veranderen- hoogtelijnen tekenen aan de hand van hoogtecijfers. (reliëfkaart)- een tabel maken van de hoogteverschillen- dieptekleuren/cijfers/lijnen in de atlas opzoeken en herkennen- een hoogtemeting uitvoeren

Hoofdstuk 4Exogene krachtenLandschapsvormende processen- een sedimentonderzoek uitvoeren en de verschillen tussen strandzand, jong duinzand, oud duinzand en veen aangeven- een grondboring uitvoeren en het materiaal analyseren- door middel van een onderzoek/veldwerk in de eigen omgeving landschapselementen van vroeger ontdekken.- verbanden en structuren leggen tussen de begrippen- gegevens van kaarten lezen- gegevens van een doorsnede aflezen- beoordelen of een foto een cultuur- of natuurlandschap laat zien

hoofdstuk 5 Demografie

CBSStatistiekDemografie:

- geboortecijfer- sterftecijfer- geboorteoverschot- kindersterfte- zuigelingensterfte- sterfteoverschot- natuurlijke bevolkingsgroei- sociale bevolkingsgroei- bevolkingsdichtheid- bevolkingsspreiding- ontgroening- vergrijzing- vruchtbaarheidscijfer- levensverwachting- bevolkingsprognoses- demografische druk- absolute getallen- relatieve getallen- procenten/promillen- dynamisch- kwalitatief- kwantitatief- bevolkingspolitiek- demografische druk- Bevolkingsopbouw- Leeftijdstabel- Statistiek- Leeftijdsgrafiek/diagram:- Piramide model- klok model- urn model- Migratie- emigratie- immigratie- remigratie/retourmigratie- allochtoon- autochtoon- vestigingsoverschot- vertrekoverschot- migratiesaldo- afstotingsgebied- aantrekkingsgebied- pushfactoren- pullfactoren

Hoofdstuk 5 Demografie

- verbanden en structuren leggen tussen de begrippen

- statistiekgegevens/tabellen aflezen

- grafieken maken met behulp van tabellen

- een geboorten- en/of sterftecijfer uitrekenen

- de drie leeftijdsdiagrammen tekenen

- een klein bevolkingsonderzoek/enquete uitvoeren

BIOLOGIE

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: H.1 Wat is biologie? BVJ 1AKerndoel(en):

1. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

2. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren over een natuurwetenschappelijk onderwerp en de uitkomsten daarvan te presenteren.

Leerdoel(en):1-Kennis maken met het vak biologie in het voortgezet onderwijs.2-Kennis opdoen over een aantal biologische onderwerpen: levensverschijnselen, groei en ontwikkeling, hoofdthema’s in de biologie3-tekeningen maken aan de hand van de tekenregels zoals gebruikt bij biologie.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Biologie 1 1

11

Proefwerk.

S.O.MogelijkePracticumopdracht

3

11

B. VAARDIGHEDENWaarnemingen van eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek vastleggen en interpreteren.Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen.Omgaan met organismen en met de natuur De leerling kan de juiste grootheden en eenheden hanteren.De leerling kan een grafiek tekenen.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

LevensverschijnselenDe tekenregelsTabellen en grafiekenOntwikkeling bij mens, dier en

De levensverschijnselen benoemen van voorwerp/organismeLevensverschijnselen kunnen

plantHoofdthema’s in de biologie

benoemen bij organismen.Tekenregels toepassen in een biologische tekening.Groei en ontwikkeling benoemen en herkennen in mens, plant en dier.Hoofdthema’s in de biologie uitleggen en toepassen op een situatie of tekening.

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: H.2, Planten, BVJ 1A.

Kerndoel(en):

1. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorg-gerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijkonderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en deuitkomsten daarvan te presenteren.

2. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen insleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leertdeze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

3. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de

duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.4. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar

natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

Leerdoel(en):

1-Kennis opdoen van bouw en functie van planten.2. Kennis op doen van de ontwikkeling en groei van planten.3. Kennis op doen van de voorplanting en vermeerdering van planten.4. Kennis opdoen van de levenscyclus van planten.5-Betekenis van planten in de gehele voedselketen.6-Maken van een microscopisch preparaat.7. Inzicht hebben in werking en belang van fotosynthese.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Planten vakles 2 11-3

1

SOPracticum / overig werkProefwerk

11

3

B. VAARDIGHEDEN.Maken van een microscopisch preparaatMet de microscoop werkenAnatomische tekeningen (planten, cellen) interpreterenEenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst biologie

Kennen KunnenOnderwerp

Planten Begrippen: Onderdelen plantencel Onderdelen plant en bloem fotosynthese ontkiemen bouw en onderdelen zaden zaadverspreiding veredeling kruisen geslachtelijke en

ongeslachtelijke voortplanting bij planten

levenscyclus van een plant kunnen benoemen.

De verschillende delen van een plant kunnen benoemen.

De bouw en functie van de verschillende delen kunnen benoemen.

Tekening kunnen maken van een plantaardige cel.

Inzicht hebben in het proces van fotosynthese.

Eenvoudig onderzoek opzetten en uitvoeren.

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: H.3, Organen en cellen, BVJ 1A

Kerndoel(en):

1. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorg-gerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijkonderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en deuitkomsten daarvan te presenteren.

2. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen insleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leertdeze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

3. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

4. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijklichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke enpsychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.

5. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Leerdoel(en):

1- Kennis opdoen over bouw, functies en werking van verschillende organen en orgaanstelsels

2- Kennis opdoen over cellen en bijbehorende organellen

3- Inzicht krijgen in hoe een cel zich deelt

4- Leren omgaan met een microscoop

5- Een eenvoudig preparaat maken

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Organen en cellen biologie 2 - 3 1minimaal11

Proefwerk

SOPracticumopdracht

3

11

B. VAARDIGHEDEN.Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven.Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen met behulp van de microscoop en vastleggen in tekeningen.Anatomische tekeningen interpreteren.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst biologie

Kennen KunnenOnderwerp

Organen en cellenBegrippen:

orgaan orgaandonatie organenstelsel cel weefsel tussencelstof lichtmicroscoop preparaat transplantatie cytoplasma celmembraan celkern kernmembraan vacuole plastiden bladgroenkorrels kleurstofkorrels zetmeelkorrels celorganellen mitochondriën ribosomen chromosomen DNA

Leerlingen kunnen de begrippen toepassen.

Leerlingen kunnen de onderdelen aan een microscoop benoemen.

Leerlingen kunnen omgaan met een microscoop.

Leerlingen kunnen een eenvoudig preparaat maken.

erfelijke eigenschappen moedercel/dochtercel plasmagroei stamcel

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: H.5, Stevigheid en beweging. BVJ1B

Kerndoel(en):

1. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorg-gerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijkonderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en deuitkomsten daarvan te presenteren.

2. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen insleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leertdeze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

3. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

4. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijklichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke enpsychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.

5. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Leerdoel(en):

1-Kennis opdoen over bouw en functies van het bewegingsapparaat en onderdelen daarvan.2-Inzicht verwerven over verschillende blessures en het voorkomen daarvan.3-Vorm en functie van het bewegingsapparaat bij gewervelden.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Bewegen Lessen biologie 2/3 1Minimaal 11

Proefwerk

SOMogelijkpracticumopdracht

3

11

B. VAARDIGHEDEN.Hanteren van biologische vaardigheden: een proef uitvoeren, waarnemingen doen, een model maken.Anatomische tekeningen interpreteren.Informatie uit grafieken halen.Metingen doen.Resultaten interpreteren.Grafiek interpreteren.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst biologie

Kennen KunnenOnderwerp

bewegen Begrippen: Skelet, wervelkolom,

borstkas, been, kraakbeen, functies van been, kraakbeen

en kalk 4 typen beenverbindingen 3 typen gewrichten Bouw gewricht Blessures Bouw en functie van spieren Antagonisten Warming-up en cooling-down Analogie en homologie in

bouw van skeletten van gewervelden.

Leerlingen kunnen de begrippen uitleggen en toepassen.

Uitleggen wat een goede houding is.

Herkennen en benoemen van beenverbindingen.

Herkennen van benoemen van blessures.

Informatie opzoeken uit een afbeelding

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: H.6: waarneming, regeling en gedrag. BVJ 1B

Kerndoel(en):

1. De leerling leert vragen over natuurwetenschappelijke, technologische en zorg-gerelateerde onderwerpen om te zetten in onderzoeksvragen, een dergelijkonderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit te voeren en deuitkomsten daarvan te presenteren.

2. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen insleutelbegrippen uit het gebied van de levende en niet-levende natuur, en leertdeze sleutelbegrippen te verbinden met situaties in het dagelijks leven.

3. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naar natuuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energie en materie.

4. De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijklichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke enpsychische gezondheid, en daarin een eigen verantwoordelijkheid te nemen.

5. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hij de veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken, uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Leerdoel(en):

1 Kennis opdoen over bouw, functies en werking van zintuigen. (met uitzondering van het oog en het oor)

2 Inzicht verwerven over de bouw en werking van de hersenen.3 Inzicht verwerven over de bouw en werking van het zenuwstelsel.4 Inzicht verwerven over de werking van het hormoonstelsel.5 Kennis opdoen over gedrag bij dieren (en mensen).6 Gedrag van dieren objectief kunnen beschrijven.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

waarnemen biologie 3/4 1minimaal11

Proefwerk

SOPracticum

3

11

B. VAARDIGHEDEN.Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven.Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen inTekeningen, of model, of schema.Anatomische tekeningen interpreteren.Waarnemingen doen en vastleggen in tekeningen of model. Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek uitvoeren.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst biologie

Kennen KunnenOnderwerp

waarnemenBegrippen:

Zintuigen Prikkels, adequaat en niet-

adequaat Impulsen Warmte-, koude-, pijn- en

tastzintuigen. Diverse pijnprikkels Smaak Geur Verschillende

smaakzintuigen op de tong Grote hersenen Kleine hersenen Hersenstam Geheugen Coördinatie Inwendige en uitwendige

prikkels gedrag signalen diverse zenuwcellen gedrag handeling gedragsketen hormoon insuline-glucagon diabetes bouw hersenen

Genoemde begrippen kunnen beschrijven.

Taak van de begrippen kunnen omschrijven en kunnen toepassen.

Practicum uitvoeren en daarvan verslag leggen.

Het bestuderen van gedrag (observeren)

hersencentra

Vak: BiologieLeerjaar: 1Onderwerp: waterpracticum

Kerndoel(en):

1. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hun omgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen de

duurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.2. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in

processen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.

Leerdoel(en):

Kennis opdoen over eenvoudig veldwerkonderzoek.Eenvoudig determineren met behulp van een zoekkaart.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Veldwerk biologie 4 1 practicum 2

B. VAARDIGHEDEN.Eenvoudig natuurwetenschappelijk onderzoek voorbereiden, uitvoeren en beschrijven.Hanteren van biologische vaardigheden: waarnemingen doen en vastleggen inTekeningen, of model, of schema.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst biologie

Kennen KunnenOnderwerp

practicumopdrachtBegrippen:

De werking van een zoekkaart.

Uitvoeren van een practicum

Practicum uitvoeren. Verslag leggen. Een biologisch juiste

tekening maken. Op de juiste manier omgaan

met practicummaterialen.

BEELDENDE VORMING

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: Beeldende Vorming

Leerjaar: 1

Onderwerp:

Kerndoel(en):

(nr)- 48: De leerling leert door het gebruik van elementaire vaardigheden de zeggingskracht van verschillende kunstzinnige disciplines te onderzoeken en toe te passen om eigen gevoelens uit te drukken, ervaringen vast te leggen, verbeelding vorm te geven en communicatie te bewerkstelligen.

(nr)- 50: De leerling leert op basis van enige achtergrondkennis te kijken naar beeldende kunst.

(nr)- 51: De leerling leert met behulp van visuele of auditieve middelen verslag te doen van deelname aan kunstzinnige activiteiten, als toeschouwer en als deelnemer.

(nr)- 52: De leerling leert mondeling of schriftelijk te reflecteren op eigen werk en werk van anderen, waaronder dat van kunstenaars.

Leerdoel(en):

1- Verruimen van het beeldend inzicht.2- Aanleren van diverse technieken.3- Kennismaken met de beeldende kunst en de verschillende disciplines daarin.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen: Toetsvormen: Weging:

Hfdst.1 tot en met 6(+ Hfdst.8)

Vakles I,II,III en IV

6 schriftelijke en een aantal praktijkopdrachten.

S.O & P.O. s.o.: 1xPraktijk: 1x of 2x

B. VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:

Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

Werkstuk De leerling beheerst de toegepaste techniek niet.Het werkstuk is niet naar behoren afgerond.

De leerling beheerst de toegepaste techniek redelijk.Het werkstuk is voldoende afgerond.

De leerling beheerst de toegepaste techniek naar behoren. Het werkstuk is goed afgerond.

De leerling beheerst de toegepaste techniek volledig.Het werkstuk heeft een duidelijke meerwaarde. (N.B. een werkstuk hoeft niet altijd aan de opdracht te voldoen om toch als ‘goed’ te worden gekwalificeerd)

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenHfdst. 1Betekenis van een beeld, tweedimensionaal en driedimensionaal.

-Verschil tussen tweedimensionaal en drie dimensionaal .-Betekenis van een beeld.-Wat is een symbool.-Wat is verbeelding.

Schetsen en tekenen naar de aanschouwing en naar de verbeelding.Werken met Oost-indische inkt, oliepastels, HB-potlood, 2B potlood.

Hfdst.2Diverse technieken nader uitgelegd.

-verschil tussen tekenen en schilderen.-Verschil tussen hanteringswijzen.-Betekenis van plasticiteit.

Licht/donker d.m.v. arceren en pointilleren.Schetsen en tekenen naar de aanschouwing en naar de verbeelding. Werken met Oost-indische inkt, HB-potlood

Novumdag Escher D.m.v. Introductie op school en museumbezoek met kijkwijzer de kunstenaar en zijn werk ontdekken.

Opdracht “optische illusie”Escher ‘achtige’ opdracht waarbij de leerlingen een geloofwaardige optische illusie tekenen.

Hfdst.3Architectuur en industriële vormgeving

-Betekenis van architectuur en industriële vormgeving.-Mogelijkheden in de beroepspraktijk.

Tekenopdracht ‘teken je eigen huis’ nav Google maps, 1 en 2 punts perspectief

Hfdst.4Textiel en mode

-Schlemmer: Triadisch ballet-Betekenis van mode en kleding.-Toepassingen van textiel.-Technieken om textiel te vervaardigen.-Mogelijkheden in de beroepspraktijk.

Ontwerp opdracht print stof ontwerpen, techniek lino snijden en afdrukken

Hfdst.5Kunstgeschiedenis en classicistische architectuur.

-Invloed van de klassieken op de architectuur.-Mogelijkheden in de beroepspraktijk.

Ontwerpen met een klassieke bril.

Poort in 1 punts perspectief

Hfdst. 8(beknopte behandeling hoofdstuk) In het 2e leerjaar wordt er dieper op deze stof ingegaan)

Werking van kleur-Primaire kleuren-Secundaire kleuren-Tertiaire kleuren-Verschillende kleurcontrasten

Kleuren mengen.Kleurencirkel schilderen

Hfdst.6Kunstbeschouwing

-Beeldaspecten: licht, kleur, ruimte, vorm, ordening.-Beeldende middelen.-Licht-donkercontrast.-Mogelijkheden in de beroepspraktijk.

Opdracht in kleur met verf. Landschap schilderenLetten op compositie, kleurmenging en hanteringswijze.

DRAMAA. LEER EN TOETSPLAN

Vak: drama

Leerjaar: 1

Onderwerp: - Samenwerking binnen een groep - Basis elementen van de opbouw van een dramatische scène - Toepassing van de basiselementen bij repetitie en presentatie van een sceneKerndoel(en):De eerste twee aspecten in de dramales

1. sociaal aspect van theater- samenwerking (theater maak je als groep)

2. de kunstvorm / ambacht theater- de opbouw van een scène (de eerste drie van de vijf ‘W’s’: ‘waar’, ‘wat’)- acteertechniek- improvisatie principes- het ontwikkelen van een theatrale voorstelling

Leerdoel(en):

PERIODE 1 en 2

Blok I Samenwerken & Het ontdekken en ervaren van de kunstvorm theater

les 1 kennismaking en teambuilding, / ‘tableaus’ in een grote groep (aspect 1)

les 2 kennismaking en teambuilding, / ‘tableaus’ over hobby’s (aspect 1)

‘Wat is toneelspelen?’:

les 3- 4 - improvisatie (principe: accepteren)- samenwerken & reflectie op samenwerken- emoties uitbeelden en uitvergroten (in improvisaties) (aspect 2)- stemgebruik / articulatie

Blok II Analyseren & bewust vormgeven van een scene

Les 5-6 - opbouw van een scène: een scène uitbeelden door middel van tableaus (aspect2) >begin/ midden / eind - de 5 W’s - zintuigen & de ‘W’’waar’: een andere omgeving uitbeelden ( ‘waar’)

Les 6 SO 1: over: reflectie op samenwerking & begrippen als ‘accepteren’ en de ‘waar’

Les 7 - de W ’wat’ / conflict - spanningsboog

Blok III Personages & tekst

les 9-11 - de ‘W’ wie : ontwikkeling van een personage via maskerspel- ‘transformatie’ via maskerspel- Eigenschappen van een personage- presentatie van een personage- Multi-interpretabele tekst / dialogen (samenwerking met Nederlands?)- stemgebruik / articulatie

Les 12-13 - tekst en mise-en-scène- Repeteren en uitvoeren van een korte scene > samenwerking sectie Frans

Les 13 SO 2 (optioneel)

Les 14 - Repetitie Les Trois Petite Couchon: Uitleg decor/ mise-en-scene

Les 15 - Generale repetitie Les Trois Petite Couchon-------------------------------------------------------------------------------------------------Begrippenlijst

De leerlingen kennen aan het eind van de eerste klas de volgende begrippen en weten wat hun betekenis in verband met toneelspelen en het maken van een theatrale voorstelling.

Begrippen

AccepterenHet dramatisch conflictEmotiesFocusImprovisatieMaskerspelMimiekMise-en-scènePersonagesen eigenschappen van een personagePubliekRollen binnen een creatief teamSamenwerken op toneelSpanningsverloop Begin, verloop en eindSubtekstTableauTekstbehandelingEen typeDe 5 W’sZintuigen

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

- Tableaus- ‘waar, wat, wie’- personages- emoties- improvisatie- stemgebruik- theatermaken in groepsverband

15 dubbele praktijk lessen

1 & 2 Elke les

+ twee schrift. toetsen

- Praktijkcijfer elke les- 2 SO’s

3/4

1

C. KENNEN EN KUNNENKennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen Kunnen

Tableaus

Rollen binnen een creatief team

Opbouw van een scène

Personages

Emoties

Improvisatie

Stemgebruik

Theatraal

Wat is een tableau

4 rollen: planner, ideeëngever, groepswerken, leider (beslissingen)

- De 5 ‘W’s- Hoe beeldt men een andere ruimte uit?- vijf zintuigen- dramatisch conflict- begin verloop en eind

- regels van maskerspel- achtergrond geschiedenis maskers in theater- mogelijke eigenschappen van een personage

- Minst acht verschillende emoties (gemoedstoestanden)- wat is een emotie

- improvisatie principes

Articulatie

- aanzet tot het vertalen van een

Een theatraal tableau bedenken en uitvoeren

- Rollen benoemen bij zichzelf en respectvol bij de medeleerling.- Eigen samenwerkingsvermogen reflecteren en verbeteren

In samenwerking met andere leerlingen de volgende scènes kunnen bedenken, presenteren en actief observeren:

- een andere ruimte uitbeelden zonder taalgebruik

- ‘iets loopt uit de hand’ met een opbouw in verschillende gradaties

- fysieke aspecten van een personage na aanleiding van een masker grof ontwerpen- in kleine werkgroepen uiteenlopende personages ontwerpen aan hand van een foto en in een korte duidelijke scène een ontmoeting van deze personages uitbeelden

- een emotie in verschillende gradaties uitbeelden

- emoties bij medespelers herkennen

- spelaanbod van medespelers in een improvisatie accepteren en vervolgens erop inspelen

duidelijk, verstaanbaar spreken op toneel

vormgeven idee naar dramatische scene - zelfstandig een scene maken- werken aan een presentatie in groepsverband.

ENGELS

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: EngelsLeerjaar: 1Onderwerp: LeesvaardigheidKerndoel(en):

12, 13, 14, 17

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

14. De leerling leert in Engelstalige schriftelijke en digitale bronnen informatie te zoeken, te ordenen en te beoordelen op waarde voor hemzelf en anderen.

17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.

Leerdoel(en):

● Het begrijpen van korte Engelse tekstjes● Vragen over de tekstjes kunnen beantwoorden

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen

Vakles Alle 4 schriftelijk Onderdeel van 3 PW en 1 PW die 3x telt

Jeugdliteratuur Vakles doorlopend 1 Toetsmaken over een reader gelezen in de les

1x

Vak: EngelsLeerjaar: 1Onderwerp: LuistervaardigheidKerndoel(en):

11, 12, 13, 15, 16

11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.

16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.

Leerdoel(en):

● Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen, radioboodschappen begrijpen

● Vragen over het geluisterde materiaal kunnen beantwoorden

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen

Vakles Alle 4 schriftelijk Als onderdeel van een SO

Vak: EngelsLeerjaar: 1Onderwerp: spreekvaardigheidKerndoel(en):

12, 13, 15, 16

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten.

15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.

16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om iets te kopen, inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.

Leerdoel(en):

● Leerlingen spreken over een zo authentiek mogelijk situatie Engels.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Leerlingen spreken over een situatie gerelateerd aan voorwerp dat ze meenemen naar de les.

Vakles 3 & 4 1 mondeling 2x

Vak: EngelsLeerjaar: 1Onderwerp: SchrijfvaardigheidKerndoel(en):

12, 17, 19

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Engelse woordenschat.

17. De leerling leert informeel contact in het Engels te onderhouden via e-mail, brief en chatten.

18. De leerling leert zich creatief te uiten in de geschreven taal.

Leerdoel(en):

● Brieven, ansichtkaarten en e-mails schrijven.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot het dagelijks leven van leerlingen

Vakles Alle 4 schriftelijk Onderdeel van toetsen die 3x telt

B. VAARDIGHEDEN

Gymnasium NovumGespreksvaardigheid klas 1

Criteria Punten

4 3 2 1

Uitspraak RP of GenAm

Uitspraak is herkenbaar als

Hollands. Letters worden

correct weggelaten.

Uitspraak is niet storend voor begrip.

Letters die niet uitgesproken

horen te worden,

worden wel uitgesproken.

Uitspraak is storend voor

begrip. ____

Grammatica(werkwoordsfouten,

geslachtsfouten, fouten in

ontkenning.)

Zowat geen fouten. Er worden niet veel fouten

gemaakt en de communicatie

wordt niet verstoord.

Er worden veel fouten

gemaakt, maar minder

storende fouten.

Er worden teveel storende fouten gemaakt

, fouten die deel hadden

moeten uitmaken van

____

de verworven basiskennis.

Vocabulaire

Heeft goede vocabulaire paraat

op het juiste moment.

Vocabulaire is goed, maar moet even

zoeken.

Kiest niet altijd de juiste woorden.

Komt vaak niet op woorden en weet ook geen compenserende strategieën toe te passen.

____

Spreektempo Spreekt lekker door.

Moet wel zoeken naar

woorden, maar praat in een goed tempo.

Moet veel zoeken naar

woorden en het tempo ligt laag.

Komt erg weinig uit, slaat dicht.

____

Totaal----> ____

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

Vocabulaire

Grammatica

Leesvaardigheid

Woordjes m.b.t. ontmoetingen,weg vragen, wonen, eten, vakantie, school, aangifte doen, verkeer, reizen, ziek zijn, sport

To be, pronouns, imperatives, can/can’t, this/that/these/those, possessive form, have/has, object pronouns, and/or, prepositions, quantity, comparing, time prepositions, and/but, present continuous, questions, verbs, because/so, present simple, future, present conditionals, a/an/the, some/any, present perfect

Vocabulaire en grammatica beheersen, leesstrategieën en compenserende strategieën.

Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak

Zich voorstellen, omschrijven hoe ze wonen, inlichtingen geven en begrijpen over huis, familie en school, sport. Omschrijven van bezittingen, aangifte doen, omschrijven van lichamelijke klachten. Ter ondersteuning van lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.

Ww leren vervoegen in een zin, zinnen ontkennend maken, zinnen vragend maken. Klokkijken, tellen, vragen hoe laat het is, aangeven van wie iets is, vragen van wie iets is, zeggen welke dag het is, wanneer hun verjaardag is, praten over hobby’s, vertellen hoe iets eruit ziet, informatie vragen, praten over dingen ze gaan doen, voorspellen, praten over nationaliteiten, beleefd iets vragen, praten over hun prestaties. Ter ondersteuning van lees-, schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.

Correspondentie lezen, oriënterend lezen, lezen om info op te doen, instructies lezen, lees- en compenserende strategieën kunnen toepassen.

Gesprekken tussen moedertaal-sprekers verstaan, luisteren naar aankondigingen en instructies, luisteren naar tv, video en geluidsopnames.

Luistervaardigheid

Spreekvaardigheid

Schrijfvaardigheid

Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak

Vocabulaire en grammatica beheersen, spelling

Informele gesprekken, zaken regelen, informatie uitwisselen, monologen houden

Correspondentie, aantekeningen, berichten

D. NOVUMDAG

Vak: Engels

Leerjaar: 1

Onderwerp: Ontwikkeling van de talen

Kerndoel(en): 11, 13, 18

11: De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Engels door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.13: De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Engelstalige teksten18: De leerling leert welke rol het Engels speelt in verschillende soorten internationale contacten.

Leerdoel(en):

● Leerlingen leren hoe de West-Europese talen aan elkaar verwant zijn.● Leerlingen leren wat de historische ontwikkeling van het Engels is geweest● Leerlingen maken kennis met Oud- en Middel-Engels

Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Novumdag Novumdag 1a 0 geen 0

E. Ict-vaardigheden

AlgemeenBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden

InternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardigheden

Les Woordjes leren Gebruik WRTS

Vakprogramma’sVakonderdeel opdracht vaardighedenWoordjes leren Woordjes leren Gebruik WRTS

FRANS

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: FransLeerjaar: 1Onderwerp: LuistervaardigheidKerndoel(en):

11, 12, 13, 14

11. De leerling leert vertrouwd te raken met de klank van het Frans door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.

13. De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven Franstalige teksten.

14. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.

Leerdoel(en):

1- Eenvoudige gesprekken kunnen volgen en voeren, mededelingen begrijpen.2-3-

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v. het leren van toneelstukjes en gebaren.

Vakles 1 Minstens 1

schriftelijk 1x

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: FransLeerjaar: 1Onderwerp: spreekvaardigheidKerndoel(en):

12, 15, 16

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.

15. De leerling leert in spreektaal anderen een beeld te geven van zijn dagelijks leven.

16. De leerling leert standaardgesprekken te voeren om inlichtingen te vragen en om hulp te vragen.

Leerdoel(en):

1- Zich de taal eigen maken op natuurlijke wijze door doeltaal = voertaal, ondersteund door gebaren.2- memoriseren door veel herhalen, inslijpen van de taal, ook d.m.v spelen van toneelstukjes en het zingen van liedjes3-

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v het leren van toneelstukjes en gebaren.

Vakles 4 1 opvoeren toneelstuk+ spreken in de les+ mondeling

1x/1x/2x

A. LEER EN TOETSPLAN

Vak: FransLeerjaar: 1Onderwerp: SchrijfvaardigheidKerndoel(en):

12

12. De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn Franse woordenschat.

Leerdoel(en):

1- De leerling leert korte verhaaltjes schrijven.2- Beschrijven van plaatjes/foto’s.3 - Vragen beantwoorden in hele zinnen.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Alles met betrekking tot wat zich afspeelt in de klas, het zich eigen maken van woordenschat d.m.v. het leren van toneelstukjes en gebaren.

Vakles 2 - 3 Minstens 6

schriftelijk wisselend

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

Vocabulaire

Grammatica

Woordjes m.b.t. ontmoetingen,Wonen, school, kleding, kleuren, familie.

Mannelijk/vrouwelijk, pers.vnw, lidwoord,(on) regelmatige ww., tellen, dagen van de week, ontkenning, avoir, être, de,à + lidwoord, bezitt. Vnw. maanden van het jaar, passé composé, aanwijzend

Zich voorstellen, inlichtingen geven en begrijpen over school, kleding, vrije tijd, familie, kleuren kennen en herkennen en gebruiken. Ter ondersteuning van schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.

Ww leren vervoegen in een zin, zinnen ontkennend maken, vragen welke datum het is, aangeven van wie iets is, de volt. Tijd kunnen gebruiken. Ter ondersteuning van schrijf-, luister- en spreekvaardigheid.

Luistervaardigheid

Spreekvaardigheid

Schrijfvaardigheid

voornaamwoord, bijvoeglijk naamwoord.

Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak.

Vocabulaire en grammatica beheersen, uitspraak, vragen stellen en antwoorden in hele zinnen.

Vocabulaire en grammatica beheersen, spelling.

Begrijpen wat de docent uitlegt, vraagt en vertelt. Elkaar begrijpen bij werken in groepen en in de conversaties.

Antwoord geven op vragen docent, meespreken in klas bij gebaren docent, in groepen zichzelf verstaanbaar maken bij het zelfst. werken en een rol spelen in het toneelstuk.

Creatief schrijven.

GESCHIEDENIS

A. ONDERWERP EN DOELEN

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: Introductie geschiedenisKerndoel:

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken. *

Leerdoelen:

Kennis:1. Leren wat geschiedenis voor vak is.2. Leren wat je aan geschiedenis hebt.

Vaardigheden:3. Eerste kennismaking met standplaatsgebondenheid4. Eerste kennismaking met diversiteit aan bronnen: geschreven/ongeschreven,

primair/secundair (ook in krantenles)

Onderwerp: Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Introductie gs Geschiedenis 1

2

2 Schriftelijk(SO H1)Opdracht tijdbalk

2

1

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: De eerste mensenKerndoelen:

36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijkekwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in tenemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan. (in AC)

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbijover kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak:- tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.)

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

Leerdoelen:

Kennis:1. de belangrijkste kenmerken benoemen van de eerste mensen, zoals jagen,

verzamelen, magie en godsdienst.2. de oorzaken en gevolgen van de overgang naar de landbouw uitleggen.3. vergelijken van evolutieleer en scheppingsverhaal (in AC)

Vaardigheden:4. leren archeologische bronnen te gebruiken5. (leren nadenken over) oorzaken en gevolgen van culturele verschillen.

Onderwerp: Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

De eerste mensen

Geschiedenis 1 2 Schriftelijk(SO H1)

2

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: Het oude EgypteKerndoelen:

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbijover kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak:- tijd van jagers en boeren (prehistorie tot 3000 voor Chr.)- tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr. – 500 na Chr.)

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

Leerdoelen:

Kennis:1. de ontstaansgeschiedenis van Egypte beschrijven2. relatie natuur/cultuur (de Nijl) uitleggen3. kenmerken van een gelaagde samenleving benoemen4. kenmerken benoemen van de oud-Egyptische cultuur en deze koppelen aan de

omstandigheden waarin de Egyptenaren leefden5. het belang van de uitvinding van het schrift uitleggen

Vaardigheden:6. leren archeologische bronnen te gebruiken7. leren een gefundeerd antwoord te geven op een vraag aan de hand van

historische bronnen8. leren de bruikbaarheid van boeken vast te stellen9. Persoonlijke beschrijvingen in bronnen vergelijken met feitelijke gegevens en

daaruit conclusies trekken.

Onderwerp: Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Het oude Egypte

Historisch werkstuk

Geschiedenis 1

2/3

3

2

Schriftelijk (so)

BegrippenSo

Schriftelijk(pw H1)

Bedenken vraagstelling ws

Beantwoorden vragen ws

2

1

3

1

1

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: Het oude GriekenlandKerndoelen:

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbijover kenmerkende aspecten van het volgende tijdvak:- tijd van Grieken en Romeinen (3000 voor Chr. – 500 na Chr.)

38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.

39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueelmaatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in AC)

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

Leerdoelen:

Kennis:1. Kenmerken van de polis (i.h.b. Athene en Sparta) benoemen2. Kenmerken van de Griekse democratie benoemen3. Kenmerken en uitingen van de Griekse cultuur en godsdienst benoemen,

waaronder de Olympische Spelen4. Oorzaken en gevolgen uitleggen van de verspreiding van de Griekse cultuur

Vaardigheden:5. Betrouwbaarheid van bronnen vaststellen: onderscheiden van feit en mening6. Het stellen van vragen naar aanleiding van bronnen7. Inleven in (en dramatiseren van) een historisch personage / fenomeen

Onderwerp: Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Het oude Griekenland

AC

AC

2

4

3

2

Collage democratiePresentatie Antigone/ostracismeSchriftelijk (pw)

Powerpoint-presentatieSchriftelijk (pw)

1

13

1

3

NB: deze stof wordt getoetst in het vak ACVak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: Het Romeinse RijkKerndoelen:

37 De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van de tijd van Grieken en Romeinen (3000 v Chr. - 500 na Chr.) .

38 De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.

39 De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueelmaatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in Gamma)

40 De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

43. De leerling leert de atlas als informatiebron te gebruiken en kaarten te lezen en te analyseren om zich te oriënteren, zich een beeld van een gebied te vormen of antwoorden op vragen te vinden.

Leerdoel(en):

Kennis:1. Verschillende soorten reacties op de Romeinse veroveringen beschrijven2. Kenmerken noemen van de Pax Romana3. Bekijken en benoemen van Romeinse monumenten.4. Oorzaken geven voor het uiteenvallen van het Romeinse Rijk5. Kenmerken en uitingen van de Romeinse cultuur en godsdienst

benoemen, waaronder de gladiatoren (ook in AC)6. Vergelijken van de Romeinse met de Griekse cultuur (ook in AC)7. Kenmerken en oorzaken noemen van de Romeinse gelaagde

samenleving (in Trier leerjaar 3)

Vaardigheden:8. Verschil uitleggen tussen gevolgen op korte en lange termijn, en tussen

bedoelde en onbedoelde gevolgen9. Herkennen en verklaren van continuïteit en discontinuïteit10. De Romeinse gebiedsuitbreidingen in kaart brengen

Onderwerp: Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Romeinen Geschiedenis

AC

AC

2

3

4

4

1

2

Schriftelijk (so)Rondleiding

Schriftelijk (pw)Schriftelijk (pw)

Powerpoint

21

33

1

Trier (lj3)

presentatieSchriftelijk (pw) 3

NB: deze stof wordt ook getoetst in het vak AC

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: De MiddeleeuwenKerndoelen:

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbijover kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken:- tijd van monniken en ridders (500 – 1000);- tijd van steden en staten (1000 – 1500);

38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland,Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hunomgeving te plaatsen.

39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een actueelmaatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te presenteren. (in Amersfoort)

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijzedaarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving tezien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

Leerdoelen:

Kennis:1. gevolgen van de val van het Romeinse Rijk uitleggen2. kenmerken van de samenleving in de Vroege Middeleeuwen benoemen,

waaronder leenstelsel, standensamenleving en belang van de kerk3. oorzaken, kenmerken en gevolgen benoemen en uitleggen van (de opkomst van)

de Middeleeuwse stad4. oorzaken, kenmerken en gevolgen benoemen en uitleggen van (de opkomst van)

de nationale staten5. kenmerken benoemen van de middeleeuwse kunst en cultuur6. kenmerken benoemen van (de opkomst van) de Islam7. kenmerken benoemen van de contacten tussen moslims en christenen

Vaardigheden:8. geschiktheid van bronnen: representativiteit van bronnen vaststellen9. een rondleiding geven (in een Middeleeuwse stad): onderzoekje doen en

presenteren (in Amersfoort)10. Maken van een plattegrond van een Middeleeuwse stad11. Kenmerken van een van de drie standen weergeven in een tekening

Onderwerp: Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

De Middeleeuwen

Geschiedenis

Thema (Amersfoort)

34

4

12

2

Schriftelijk soSchriftelijk pw

Opdracht plattegrondPresentatieSchriftelijk so

23

1

12

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: Drie monotheïsmenKerndoelen:

36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij respectvol met kritiek om te gaan.

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van alle tien tijdvakken.

38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving, Nederland,Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en ontwikkelingen in hunomgeving te plaatsen.

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van eentijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook deeigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijzedaarmee in verband te brengen, en leert de betekenis voor de samenleving tezien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.

Leerdoelen:

Kennis:1. Je kunt een vergelijking maken tussen de drie monotheïsmen en hebt kennis van

de verschillende culturen daarbinnen2. Je doet kennis op omtrent de ontstaansgeschiedenis en ontwikkeling van

Jodendom, Christendom en Islam.3. Je doet kennis op omtrent religieuze symboliek van Jodendom, Christendom en

Islam.4. Je verwerft inzicht in de cultuurhistorische achtergrond van politieke en religieuze

conflicten tussen aanhangers van Jodendom, Christendom en Islam.5. Je verwerft inzicht in de hedendaagse betekenis van joodse, christelijke en

moslimopvattingen.

Vaardigheden:6. Je verwerft vaardigheid in het samenwerken om te komen tot een

gemeenschappelijke presentatie.7. Je leert informatie op te zoeken/verkrijgen middels internet, mediatheek, atlas,

etc.8. Je leert een interview op te zetten en af te nemen9. Je leert informatie te geven door middel van een artikel.10. Je leert dat je afhankelijk bent van elkaar om een goed resultaat te bereiken.

Onderwerp: Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Drie monotheïsmen

Thema 1 1 Schriftelijk (PW)

3

NB: dit cijfer telt niet mee voor geschiedenis

Vak: GeschiedenisLeerjaar: 1Onderwerp: De Nieuwe Tijd begintKerndoel(en):

37. De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om gebeurtenissen,ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De leerling leert hierbij overkenmerkende aspecten van het volgende tijdvak:tijd van ontdekkers en hervormers (1500 – 1600)

40. De leerling leert historische bronnen te gebruiken om zich een beeld van een tijdvak te vormen of antwoorden te vinden op vragen, en hij leert daarbij ook de eigen cultuurhistorische omgeving te betrekken.

43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en veranderingen in cultuur enlevensbeschouwing in Nederland, leert eigen en andermans leefwijze daarmee in verband tebrengen, en leert de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars opvattingen en leefwijzen.

46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.

Leerdoelen:

Kennis:6. Belangrijke kenmerken benoemen van de overgang Middeleeuwen - Nieuwe tijd, zoals

renaissance, opkomst van machtige vorsten, en ontdekkingsreizen7. De oorzaken en gevolgen van de overgang van middeleeuwen naar de nieuwe tijd.8. Vergelijken van de middeleeuwen en de nieuwe tijd.

Vaardigheden:9. leren onderscheid te maken tussen gevolgen op korte en lange termijn en tussen

bedoelde en onbedoelde gevolgen.10. leren onderscheid te maken tussen middeleeuwse kunst en renaissance kunst.11. leren een gefundeerd antwoord te geven op een vraag aan de hand van historische

bronnen12. persoonlijke beschrijvingen in bronnen vergelijken met feitelijke gegevens en daaruit

conclusies trekken.Onderwerp(en): Aangeboden

in:Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Het begin van de Nieuwe Tijd.Lodewijk de 14e

Geschiedenis

AC

4

4

1

1

Schriftelijk (PW)

Schriftelijk (PW)

3

3

NB: de cijfers voor AC tellen niet mee voor gs.Overzicht van de in te voeren cijfers voor geschiedenis in leerjaar 1:

Periode code weging Naam1 T1 2 SO eerste mensen

T2 1 Begrippen SO 1T3 3 Proefwerk drie MonotheïsmenT4 2 Proefwerk H1

2 T5 2 Opdracht TijdbalkT6 1 Vraagstelling werkstuk historisch onderwerpT7 2 SO RomeinenT8 1 PresentatieT9 3 PW Romeinen en ontstaan Middeleeuwse samenleving

3 T10 1 SO MiddeleeuwenT11 3 Proefwerk Middeleeuwen en begin Nieuwe Tijd

4 T12 1 Werkstukje stap 2T13 3 Proefwerk Nieuwe tijdT14 1 Presentatie Amersfoort

B. VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De leerling leest voortdurend op van een blaadje of van de sheets.Veel taalfouten / stijlfouten.Niet of nauwelijks illustratie

De leerling leest op van een blaadje of sheet. Illustreert zijn verhaal soms en taalgebruik is redelijk.

De leerling kan uit zijn hoofd vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monument aanwijzen.Mooi taalgebruik.

De leerling kan uit zijn hoofd levendig vertellen en illustreert zijn verhaal mbv beeldmateriaal of voorwerp/monument aanwijzen.De leerling maakt contact met de groep. Mooi taalgebruik en gebruik van jargon.

Samenwerken De leerling houdt zich niet aan de taakverdeling of werkt in een groep contraproductief (ofwel omdat hij niets doet, ofwel omdat hij alles op zich neemt)

De leerling houdt zich aan de taakverdeling.

De leerling houdt zich aan de taakverdeling, die hij mede zelf gemaakt heeft en neemt initiatieven die het groepsproces bevorderen.

De leerling houdt zich aan de taakverdeling, die hij mede zelf gemaakt heeft en spant zich in om ieder groepslid zijn werk te laten doen en zich prettig te voelen in de groep. (Mede) dankzij hem functioneert de groep als geheel.

Bronnen selecteren

De leerling kan geschikte bronnen niet onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen.

De leerling kan geschikte bronnen onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen, maar kan zijn keuze niet goed beargumenteren.

De leerling kan geschikte bronnen onderscheiden van niet of minder geschikte bronnen. De leerling kan zijn keuzes redelijk uitleggen en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid.

De leerling kan een onderverdeling maken tussen geschikte bronnen, minder geschikte bronnen en ongeschikte bronnen. De leerling kan zijn keuzes uitleggen en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid.

Afbeeldingen selecteren

De leerling kan geen geschikte afbeeldingen selecteren.

De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren, maar kan zijn keuze niet goed

De leerling kan geschikte afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met

De leerling kan de juiste afbeeldingen selecteren en houdt daarbij rekening met aantrekkelijkheid

beargumenteren. De afbeelding wordt voorzien van een uitleg/ onderschrift.

aantrekkelijkheid van de afbeelding. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift.

van de afbeelding en de representativiteit. De afbeelding wordt voorzien van een goede uitleg/onderschrift.

Oorzaken en gevolgen onderscheiden

De leerling kan geen oorzaken en gevolgen onderscheiden.

De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze niet classificeren (zie goed).

De leerling kan oorzaken en gevolgen van elkaar onderscheiden, maar kan ze maar deels classificeren (zie goed).

De leerling kan goed oorzaken en gevolgen onderscheiden en onderscheid maken in soorten oorzaken en gevolgen (meer/minder belangrijk, korte/lange termijn, bedoeld/ onbedoeld).

Interpreteren van bronnen

De leerling kan bronnen niet koppelen aan de leerstof. Hij kan niet de juiste informatie uit de bron halen.

De leerling kan bronnen soms koppelen aan de leerstof. Hij kan informatie uit de bron halen maar geeft hiermee niet altijd een duidelijk antwoord op de vraag.

De leerling kan bronnen koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt redelijk verwoorden en daarmee antwoord geven op de vraag.

De leerling kan bronnen goed koppelen aan de leerstof en houdt rekening met standplaatsgebondenheid, representativiteit en betrouwbaarheid. Hij kan de informatie die hij uit de bron haalt goed verwoorden en daarmee duidelijk antwoord geven op de vraag.

Samenvatten De leerling kan geen onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat hele zinnen die onderling weinig verband houden.

De leerling kan soms onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. De samenvatting bevat ook hele zinnen die echter wel verband houden.

De leerling kan onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.

De leerling kan goed onderscheid maken tussen hoofd-, bij- en irrelevante zaken. Hij kan schematiseren en verbanden aangeven.

Het stellen van vragen naar aanleiding van bronnen

De leerling kan geen beantwoordbare vragen stellen.

De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron die

De leerling kan beantwoordbare vragen stellen over een bron.

De leerling kan verklarende en opiniërende vragen stellen over een

De vragen houden ook geen verband met de leerstof.

echter geen verband houden met de leerstof.

De vragen houden verband met de leerstof maar zijn alleen beschrijvend.

bron. Het antwoord volgt uit bron gekoppeld aan leerstof.

Inleven in een historisch personage / fenomeen

De leerling kan zich niet gedragen als iemand uit een andere tijd.

De leerling kan zich gedragen als iemand uit een andere tijd.

De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden.

De leerling kan zich zodanig inleven dat hij zich gedraagt als iemand uit een andere tijd, plaats, leeftijd, kortom van een andere standplaats. Hij kan zijn nieuwe standplaats goed verwoorden of uitbeelden en hiermee een fenomeen verduidelijken.

GRIEKS

A. LEER- EN TOETSPLAN

Vak: Grieks

Leerjaar: 1

Onderwerp: Grammatica

Kerndoel(en):

Leerdoel(en):

De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen.De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen.De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

NaamvallensysteemWerkwoordsvormenSyntaxis

Vakles 1 / 2 / 3 / 4

16 (4 per periode)

12 * SO4 * Pw

13

Vak: Grieks

Leerjaar: 1

Onderwerp: Vertalen

Kerndoel(en):

# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.

De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.

Leerdoel(en):

Het opbouwen van de woordenschat Grieks.Een Griekse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.Een Griekse tekst begripvol te lezen.De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

WoordenVertaalstrategie

Vakles 1 / 2 / 3 / 4

16 (4 per periode)

12 * SO4 * Pw

13

Vak: Grieks

Leerjaar: 1

Onderwerp: Cultuurhistorie

Kerndoel(en):

# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.

# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.

Leerdoel(en):

Cultureel-mentale oriëntatie1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur, geschiedenis en mythologie, aangeven.2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.

Cultuur-esthetische oriëntatie3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren.4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van hedendaagse vormgeving, herkennen.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Cultuurhistorie lessen AC (samen met geschiedenis)

1 / 2 / 3 / 4

16 4 * Pw12 * Presentatie / verslag

3*1*

Cultuurhistorie Vakles 2 / 3 / 4 3 3 * PW 3*

B. VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:

Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

Grammaticaen vertalen

De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten niet of nauwelijks herkennen noch de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren.

De leerling kan in een Griekse tekst de meeste woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.

De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.

De leerling kan in een Griekse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren om er een goed lopende Nederlandse vertaling mee te maken.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen Kunnen

Onderwerp

Alfabet Griekse alfabet, letters en uitspraak LezenSchrijven

Woordenschat Woorden Grieks – Nederlands Toepassen in een vertalingReproduceren in schriftelijke overhoring

Grammatica Woordsoorten Morfologie van nomina Morfologie van verba Functies van de naamvallen in de zin

Kennis toepassen op een Griekse tekst

Vertalen Grondbeginselen van de opbouw van een Griekse zin

Begrip tonen van de Griekse tekst op zowel de taalkundige als de inhoudelijke kant.Vertaalstrategie toepassen.

D. NOVUMDAG

Vak: Grieks

Leerjaar: 1

Onderwerp: Oude geschiedenis

Kerndoel(en):

Leerdoel(en):

1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter inleven in de materiële aspecten ervan.2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren.Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Bezoek RMO Novumdag 2 Geen n.v.t. n.v.t.

E. Ict-vaardigheden

Vakprogramma’sVakonderdeel opdracht vaardighedenwoorden leren woorden leren woorden leren

LATIJN

A. LEER- EN TOETSPLAN

Vak: Latijn

Leerjaar: 1

Onderwerp: Grammatica

Kerndoel(en):

Leerdoel(en):

De leerlingen kunnen woordsoorten onderscheiden.De leerlingen kennen elementen van het verbuiging- en vervoegingsysteem.De leerlingen kunnen m.b.v. de betekenis van een werkwoord hun kennis over te verwachten zinsdelen operationaliseren bij de analyse van een (te vertalen) zin.De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de naamvallen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen.De leerlingen kunnen m.b.v. hun kennis van de werkwoordsvormen en met begrip van syntactische functies betekenisverbanden leggen.De leerlingen kunnen teksten met de hierboven genoemde taalverschijnselen vertalen.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

NaamvallensysteemWerkwoordsvormenSyntaxis

Vakles 1 / 2 / 3 / 4

12 (3 per periode)

8 * SO4 * Pw

13

Vak: Latijn

Leerjaar: 1

Onderwerp: Vertalen

Kerndoel(en):

# 3 De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat.

De leerlingen kennen de letters en kunnen de woorden lezen, uitspreken en schrijven.De leerlingen kunnen teksten met de onder ‘grammatica’ genoemde taalverschijnselen vertalen.

Leerdoel(en):

Het opbouwen van de woordenschat Latijn.Een Latijnse tekst te vertalen met minimaal gebruik van hulpmiddelen.Een Latijnse tekst begripvol te lezen.De leerlingen kunnen van teksten een samenvatting geven.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

WoordenVertaalstrategie

Vakles 1 / 2 / 3 / 4

12 (3 per periode)

8 * SO4 * Pw

13

Vak: Latijn

Leerjaar: 1

Onderwerp: Cultuurhistorie

Kerndoel(en):

# 4 De leerling leert strategieën te gebruiken bij het verwerven van informatie uit gesproken en geschreven teksten.

# 8 De leerling leert verhalen, gedichten en informatieve teksten te lezen die aan zijn belangstelling tegemoet komen en zijn belevingswereld uitbreiden.

# 49 De leerling leert eigen kunstzinnig werk, alleen of als deelnemer in een groep, aan derden te presenteren.

Leerdoel(en):

Cultureel-mentale oriëntatie1- De leerlingen kunnen de belangrijkste feiten, begrippen en kenmerken van de Griekse en Romeinse cultuur, geschiedenis en mythologie, aangeven.2- De leerlingen kunnen overeenkomsten en verschillen aangeven tussen denkbeelden en overtuigingen van de Griekse en Romeinse Oudheid en vergelijkbare denkbeelden en overtuigingen in latere culturen.

Cultuur-esthetische oriëntatie3- De leerlingen kunnen enkele kenmerken van beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren.4- De leerlingen kunnen, in samenhang met de kerndoelen van het vakgebied Beeldende Vorming, antieke invloeden in de beeldende kunst en de architectuur van latere perioden, alsmede in andere uitingsvormen van hedendaagse vormgeving, herkennen.

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Cultuurhistorie lessen AC (samen met geschiedenis)

1 / 2 / 3 / 4

16 4 * Pw12 * Presentatie / verslag

3*1*

Cultuurhistorie Vakles 1 / 2 / 3 / 4

4 (1 per periode)

4 * PW 3*

B. VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:

Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, rol) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, rol) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

Grammaticaen vertalen

De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten niet of nauwelijks herkennen noch de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren.

De leerling kan in een Latijnse tekst de meeste woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.

De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren maar er geen goed lopende Nederlandse vertaling mee maken.

De leerling kan in een Latijnse tekst de woordsoorten herkennen en de vervoegingen en verbuigingen operationaliseren om er een goed lopende Nederlandse vertaling mee te maken.

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen Kunnen

Onderwerp

Woordenschat Woorden Latijn - Nederlands Toepassen in een vertalingReproduceren in schriftelijke overhoring

Grammatica Woordsoorten Morfologie van nomina Morfologie van verba Functies van de naamvallen in de zin

Kennis toepassen op een Latijnse tekst

Vertalen Grondbeginselen van de opbouw van een Latijnse zin

Begrip tonen van de Latijnse tekst op zowel de taalkundige als de inhoudelijke kant.Vertaalstrategie toepassen.

D. NOVUMDAG

Vak: Latijn

Leerjaar: 1

Onderwerp: Oude geschiedenis

Kerndoel(en):

Leerdoel(en):

1- Leerlingen kunnen zich een (visuele) voorstelling maken van de Griekse en Romeinse culturen en zich beter inleven in de materiële aspecten ervan.2- Leerlingen kunnen gelezen teksten koppelen aan tastbare objecten uit de Griekse en Latijnse culturen.3- Leerlingen kunnen enkele kenmerken van de beeldende kunst en architectuur van de Griekse en Romeinse Oudheid herkennen en typeren.Activiteit Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Bezoek RMO Novumdag 2 Geen n.v.t. n.v.t.

E. Ict-vaardigheden

InternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenantwoorden op opdrachten AC op internet opzoeken

opzoekopdrachten informatieverwerving en –verwerking, opzoekvaardigheden

ondersteunende opdrachten bij grammatica uit Disco

oefenen met grammatica

toepassing grammatica

Vakprogramma’sVakonderdeel opdracht vaardighedenwoorden leren via WRTS woorden leren woorden leren

LICHAMELIJKE OPVOEDING (LO)

Programma LO klas 1 Gymnasium Novum 2016– 2017

Week Lesweek34 introdagen35 Atletiek Softbal 136 Atletiek Softbal 237 Keuze warming up Softbal 338 1200 meter Voetbal 439 1600 meter Voetbal 540 2000 meter Voetbal 641 Keuzeles/inhalen cijfers 742 Herstvakantie

43/44 Toetsweek/Novumdagen45 SRT Basketbal 8

46 SRT Basketbal 9

47 Turnen 1 Basketbal 10

48 Turnen 1 Recreatiespel 11

49 Touwspringen Badminton/Volleybal 12

50 Touwspringen Badminton/Volleybal 13

51 Spelles Spelles 14

52 / 1 Kerstvakantie

2 Bewegen en Muziek 153 Toets/ Novumdagen

4 Toets/ Novumdagen

5 Atletiek Badminton 16

6 Atletiek Volleybal 17

7 Atletiek Volleybal 18

8 Conditietraining Warming Up Volleybal 19

9 Voorjaarsvakantie

10 Conditietraining Warming Up Zelfverdediging 20

11 SRT Zelfverdediging 21

12 SRT Basketbal 22

13 Toets Studiedag

14 Atletiek werpen/stoten Voetbal 23

15 Atletiek werpen Hockey 24

16 Atletiek werpen Hockey 25

17 / 18 meivakantie

19 Aangepast rooster ivm reizen

20 Hordenloop Voetbal 26

21 NOVUM 10 JAAR

22 60 meter Flagfootball 27

23 60 meter Softbal 28

24 Keuze warming up Softbal 29

Dit programma is onder voorbehoud!

LEER EN TOETSPLAN

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: BadmintonKerndoel(en):

1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.

2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);6. Het leren communiceren (4);7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal,

handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1- De leerling leert de shuttle in het spel te houden.

2- De leerling leert de shuttle te plaatsen.

3- De leerling leert het spel op een klein veld te spelen. De hierbij geldende regels m.n. aangaande de service zijn bekend en worden correct toegepast.

4- De leerling kan als scheidsrechter het spel leiden.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Badminton, basis vaardigheden

2a 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: FlagfootbalKerndoel(en):

1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal,

handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);10.Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;12.Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;13.Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1- De leerling leert werpen en vangen met de american footbal

2- De leerling leert de specifieke terminologie en posities van het flagfootbal en leert deze toepassen en de bijbehorende taken uitvoeren.

3- De leerling krijgt enkele standaard spelpatronen aangereikt en leert hierop te varieren en/of binnen de regels geheel nieuwe spelpatronen te bedenken en uitvoeren.

4- De leerling leert het spel zelfstandig in de eindvorm te spelen.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Flagfootbal werpen en vangen

1a 1 Praktische vaardigheid

1

Flagfootbal spel 2b 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: UnihockeyKerndoel(en):

1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal,

handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.

8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1- De leerling leert pushen, slaan en stoppen.2- De leerling leert na een eenvoudige combinatie af te werken op het doel.3- De leerling speelt unihockey op een klein veld 3-3, kent de veiligheidsvoorschriften en

neemt deze in acht.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Unihockey 2b 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: BasketbalKerndoel(en):

1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal,

handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1- De leerling kan op 3 manieren passen; chestpass, bouncepass en de overheadpass.

2- De leerling kan een hoge en lage dribbel uitvoeren.

3- De leerling moet kunnen stoppen in het 2-tel ritme.

4- De leerling kan pivoteren en weet wanneer hij dit toe moet passen.

5- De leerling kan een lay-up aan de voorkeurskant.

6- De leerling kan een set-shot aan de voorkeurskant

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Techniek Basketbal 1b 1 Praktische vaardigheid

1

Spel basketbal 2a 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: SoftbalKerndoel(en):

1. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

2. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. De leerlingen kunnen een slag- en loopspel (vormen van softbal) spelen.8. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.9. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);10. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);11. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;12. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;13. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):1. De leerling moet weten welke handschoen te gebruiken en hoe hij deze moet gebruiken2. De leerling moet een grondbal, een strakke bal en een hoge bal kunnen verwerken3. De leerling moet in staat zijn een strakke bal te kunnen werpen waarbij hij met het goede been uitstapt.4. De leerling moet weten hoe hij de knuppel moet vasthouden en de juiste slaghouding in moet nemen.5. De leerling moet voldoende regelkennis hebben om het spel zelfstandig te kunnen spelen6. In het 1e leerjaar wordt peanutbal gespeeld met de normale softbalregels.

Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen Weging:

in: toetsen: :Vangen en werpen 1a 1 Praktische

vaardigheid1

Spelvaardigheid peanutball

2b 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein A spel: VolleybalKerndoel(en):

1. De leerlingen kunnen twee terugslagspelen spelen, te weten (een vorm van) volleybal en één spel te kiezen uit vormen van badminton, tafeltennis, of tennis.

2. Het overleggen en samenwerken in teamverband en daarbij rekening houden met elkaars normen en waarden (1.1 en 4.2);

3. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);4. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);6. Het leren communiceren (4);7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);8. De leerlingen kunnen drie doelspelen spelen, te kiezen uit vormen van voetbal,

handbal, hockey, basketbal, korfbal of rugby.9. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen spelen mogelijk maken.10. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);11. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);12. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;13. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;14. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1- De leerling kan de bal met de bovenhandse techniek spelen.

2- De leerling kan de bal met de onderhandse techniek spelen.

3- De leerling kan de bal door middel van een onderhandse service in het veld brengen

4- De leerling weet hoe de puntentelling werkt en hoe en wanneer er moet worden doorgedraaid.

5- De leerling kan het spel als scheidsrechter leiden

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Techniek volleybal 1a 1 Praktische vaardigheid

1

Spel volleybal 2a 1 Praktische vaardigheid

1

Spelleiding volleybal 2a 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 1 (zwaaien en steunen)Kerndoel(en):

1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van zwaaien.2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken.3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1. De leerling weet hoe hoog de ringen moeten staan en stelt de ringen correct.

2. De leerling beheerst de strekhangzwaai aan de ringen, ook met lengte-as draai en afsprong in de achterzwaai.

3. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de achterafsprong zoals bovengenoemd.

4. De leerling kan steunzwaaien en uitwenden aan de brug met gelijke liggers.

5. De leerling leert de steunhangzwaai aan de trapeze met voor en achter afspringen.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Strekhangzwaai ringen 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Hulpverlenen 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Steunhangzwaai trapeze 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Steunzwaai brug 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.

Vak: LO

Leerjaar: 1Onderwerp: Domein B turnen: Turnen 2 (springen en akrobatiek)Kerndoel(en):

1. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.2. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen turnen mogelijk maken.3. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);4. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);5. Het leren communiceren (4);6. Het leren reflecteren op het leerproces (5);7. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);8. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);9. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;10. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;11. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;Leerdoel(en):

1. Minitrampoline: de leerling beheerst de streksprong met variaties en is in staat een hurkwendsprong over de kast te maken.

2. Reuhterplank: de leerling beheerst de hurksprong op of over de kast.

3. Akrobatiek: de leerling stelt een lange mat oefening samen met daarin minimaal : een vorm van rollen, een handstandvorm en een radslag.

4. De leerling kan op een adequate manier hulpverlenen bij de steunsprongen, de vrije sprongen en de handstandvormen.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Minitramp 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Hulpverlenen 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Matoefening 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

Steunsprongen kast 1b of 2a* 1 Praktische vaardigheid

1

*= afhankelijk van in welke zaal wordt gegymd.

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein C : Bewegen en muziekKerndoel(en):

1. De leerlingen kunnen binnen minimaal één van de volgende onderdelen van bewegen op muziek: ritme en bewegen, volksdansen, jazzdansen, conditionele vormen op muziek, een aantal bewegingen uitvoeren.

2. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);

3. Het leren communiceren (4);4. Het leren reflecteren op het leerproces (5);5. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen bewegen op muziek mogelijk

maken.6. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);7. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);8. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;9. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;10. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;

Leerdoel(en):

1. De leerling kan in het juiste tempo en op het juiste moment inzetten.2. De leerling op het aangereikte ritme verschillende passen in verschillende

bewegingsbanen uitvoeren.3. De leerling leert door middel van bewegen op muziek de conditie te onderhouden en

verbeteren.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Bewegen en muziek 2a 1 Praktische vaardigheid

1

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein D atletiek: AtletiekKerndoel(en):

1. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);2. Het leren communiceren (4);3. Het leren reflecteren op het leerproces (5);4. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);5. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1);11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen.12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk

maken.Leerdoel(en):

1. De leerling leert bij de estafetteloop binnen de wisselzone een vliegende wissel op hoge snelheid toepassen en het estafettestokje op de juiste manier geven, ontvangen

en dragen.2. De leerling leert de Fosbury-flop.3. De leerling maakt kennis met de triathlon (in aangepaste versie).4. De leerling maakt kennis met de koppelkoers.5. De leerling leert hordenlopen.6. De leerling leert een juiste start- en sprinthouding, weet de startprocedure goed toe te

passen en voert een 60 meter sprint uit.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Estafettetechniek 1a 0Triathlon 1 Praktische

vaardigheid1

Koppelkoers 1 Praktische vaardigheid

1

Fosbury-flop 2a 1 Praktische vaardigheid

1

Hordenlopen techniek 2b 1 Praktische vaardigheid

1

Sprint 60 m. 2b 1 Praktische vaardigheid

1

Tabel 60 meter sprint. (Dient aangepast te worden!)

Cijfer 1e 2m 2j 3m 3j 4m 4j 5m 5j10 7,9 7,4 6,9 6,9 6,8 6,8 6,6 6,6 6,59 8,6 8,2 7,8 7,8 7,6 7,6 7,4 7,4 7,28 9,4 9,0 8,7 8,7 8,4 8,4 8,1 8,1 7,87 10,1 9,9 9,5 9,5 9,1 9,1 8,9 8,9 8,86 10,9 10,7 10,4 10,4 9,9 9,9 9,7 9,7 9,55 11,6 11,5 11,2 11,2 10,7 10,7 10,4 10,4 10,24 12,4 12,3 12,1 12,1 11,5 11,5 11,2 11,2 11,0

Tabel Fosbury-flop Meisjes Jongens

3 + 4 1 + 2 Cijfer 1 + 2 3 + 450 40 4 50 7060 50 4 ½ 60 8070 60 5 70 9080 70 5 ½ 80 10090 80 6 90 105

100 90 6 ½ 95 110105 95 7 100 115110 100 7 ½ 105 120115 105 8 110 125120 110 8 ½ 115 130125 115 9 120 135

130 120 9 ½ 125 140135 125 10 130 145

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein D atletiek: conditie, duuractiviteiten en SRTKerndoel(en):

1. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);2. Het leren communiceren (4);3. Het leren reflecteren op het leerproces (5);4. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);5. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren van

succes en gezamenlijkheid);6. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;7. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;8. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;9. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);10. het leren omgaan met regels en procedures (4.1);11. De leerlingen beheersen verschillende vormen van lopen.12. De leerlingen beheersen verschillende vormen van springen.13. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen beoefenen van atletiek mogelijk

maken.

Leerdoel(en):

1- De leerling krijgt inzicht in zijn eigen mogelijkheden en beperkingen m.b.t. duuractiviteiten en leert hoe daar mee om te gaan.

2- De leerling leert op een verantwoorde manier op te bouwen naar een duuractiviteit.3- De leerling maakt kennis met een pyramideloop, intervalloop, duurloop en de shuttle

run test (SRT)4- De leerling leert de techniek van het touwspringen en kan dit gedurende langere tijd in

een hoog tempo volhouden.

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen:

Weging:

Duurloop 1a 1 Praktische vaardigheid

1

SRT 1b en 2a 2 Praktische vaardigheid

1

Touwspringen 1b en 2a 2 Praktische vaardigheid

1

Tabel Shuttle Run Test

JTrap

Klas 1

MTrap

JTrap

Klas 2

MTrap

JTrap

Klas 3

MTrap

JTrap

Klas 4,5,6

MTrap

1 1 1 2 1 1 3 1 2 4 1 32 2 2 3 2 2 4 2 3 5 2 43 3 3 4 3 3 5 3 4 6 3 54 4 4 5 4 4 6 4 5 7 4 65 5 5 6 5 5 7 5 6 8 5 76 6 6 7 6 6 8 6 7 9 6 87 7 7 8 7 7 9 7 8 10 7 98 8 8 9 8 8 10 8 9 11 8 109 9 9 10 9 9 11 9 10 12 9 11

10 10 10 11 10 10 12 10 11 13 10 12

Tabel touwspringen

Brugklas 80 x in 1 minuut 10Elke 4 sprongen minder is 1 punt in mindering

2 e Klas 120 x in 1 minuut 10Elke 2 sprongen is 1 punt in mindering: meisjesElke 4 sprongen is 1 punt in mindering: jongens

3 e klas 250 x in 2 ½ minuut 10Elke 5 sprongen is 1 punt in mindering : meisjesElke 8 sprongen is 1 punt in mindering : jongens

4 e en 5 e klas 250 x in 2 minuten 10Elke 5 seconde extra is 1 punt in mindering

Tabel 2000 meterJ/MKlas

1

MKlas

2

JKlas

2

M Klas

3

J Klas

3

M Klas

4

J Klas

4

M Klas

5

J Klas

510 8.35 10 8.15 8.00 10 8.00 7.30 10 8.00 7.30 10 7.45 7.15 1010- 8.48 10- 8.27 8.11 10- 8.11 7.39 10- 8.11 7.39 10- 7.55 7.24 10-9 ½ 9.01 9 ½ 8.39 8.22 9 ½ 8.22 7.48 9 ½ 8.22 7.48 9 ½ 8.05 7.33 9 ½9+ 9.14 9+ 8.51 8.33 9+ 8.33 7.58 9+ 8.33 7.58 9+ 8.15 7.42 9+9 9.27 9 9.03 8.44 9 8.44 8.08 9 8.44 8.08 9 8.25 7.50 99- 9.40 9- 9.15 8.55 9- 8.55 8.17 9- 8.55 8.17 9- 8.35 7.59 9-8 ½ 9.53 8 ½ 9.37 9.06 8 ½ 9.06 8.26 8 ½ 9.06 8.26 8 ½ 8.45 8.07 8 ½8+ 10.06 8+ 9.48 9.16 8+ 9.16 8.35 8+ 9.16 8.35 8+ 8.55 8.16 8+8 10.19 8 9.50 9.27 8 9.27 8.45 8 9.27 8.45 8 9.05 8.25 88- 10.32 8- 10.02 9.38 8- 9.38 8.54 8- 9.38 8.54 8- 9.15 8.34 8-7 ½ 10.45 7 ½ 10.14 9.49 7 ½ 9.49 9.03 7 ½ 9.49 9.03 7 ½ 9.25 8.42 7 ½7+ 10.57 7+ 10.26 10.00 7+ 10.00 9.13 7+ 10.00 9.13 7+ 9.35 8.51 7+7 11.10 7 10.37 10.11 7 10.11 9.23 7 10.11 9.23 7 9.45 9.00 77- 11.22 7- 10.49 10.22 7- 10.22 9.32 7- 10.22 9.32 7- 9.55 9.09 7-6 ½ 11.35 6 ½ 11.01 10.33 6 ½ 10.33 9.41 6 ½ 10.33 9.41 6 ½ 10.05 9.18 6 ½6+ 11.47 6+ 11.13 10.44 6+ 10.44 9.50 6+ 10.44 9.50 6+ 10.15 9.26 6+6 12.00 6 11.25 10.55 6 10.55 10.00 6 10.55 10.00 6 10.25 9.35 66- 12.15 6- 11.40 11.10 6- 11.10 10.15 6- 11.10 10.15 6- 10.40 9.50 6-5 ½ 12.30 5 ½ 11.55 11.25 5 ½ 11.25 10.30 5 ½ 11.25 10.30 5 ½ 10.55 10.05 5 ½5+ 12.45 5+ 12.10 11.40 5+ 11.40 10.45 5+ 11.40 10.45 5+ 11.10 10.20 5+

5 13.00 5 12.25 11.55 5 11.55 11.00 5 11.55 11.00 5 11.25 10.35 55- 13.15 5- 12.40 12.10 5- 12.10 11.15 5- 12.10 11.15 5- 11.40 10.50 5-4 ½ 13.30 4 ½ 12.55 12.25 4 ½ 12.25 11.30 4 ½ 12.25 11.30 4 ½ 11.55 11.05 4 ½4+ 13.45 4+ 13.10 12.40 4+ 12.40 11.45 4+ 12.40 11.45 4+ 12.10 11.20 4+4 14.00 4 13.25 12.55 4 12.55 12.00 4 12.55 12.00 4 12.25 11.35 4

12/13 11/12 10/11 10/11 9/10 10/11 9/10 10 8/9

Om het aangegeven cijfer te halen moet de leerling minimaal de genoemde tijd halen.

Vak: LOLeerjaar: 1Onderwerp: Domein E: ZelfverdedigingKerndoel(en):

1. De leerlingen kunnen een vorm van zelfverdediging uitvoeren, te kiezen uit stoeispelen, trefspelen en zelfverdediging (voor meisjes).

2. De leerlingen beheersen verschillende vormen van balanceren.3. De leerlingen kunnen maatregelen nemen om (seksueel) geweld te voorkomen.4. De leerlingen kunnen taken verrichten die het samen oefenen met zelfverdediging

mogelijk maken.5. Het leren reflecteren op eigen ervaringen en mogelijkheden (6.1);6. Het leren communiceren (4);7. Het leren reflecteren op het leerproces (5);8. Het leren omgaan met regels en procedures (4.1);9. Plezier beleven aan het deelnemen aan verschillende bewegingssituaties (ervaren

van succes en gezamenlijkheid);10. (Samen) eenvoudige regelende taken in bewegingssituaties kunnen vervullen;11. Vaardigheid, kennis en een positieve attitude verwerven om belangrijke

bewegingsproblemen in bewegingssituaties zelfstandig (samen) op te lossen;12. Een bevredigende persoonlijke keuze kunnen maken en realiseren met betrekking tot

bewegen (en/of het leiding geven daaraan) in de vrije tijd;13. Het doelmatig en veilig omgaan met materialen, gereedschappen en apparatuur (2.6)

en daarbij rekening houden met zichzelf, met anderen en met de omgeving (1.5);14. het leren omgaan met regels en procedures (4.1);

Leerdoel(en):

1. De leerling maakt kennis met stoeispelen.2. De leerling leert gewend te raken aan lichamelijk contact.3. De leerling leert te vertrouwen op de partner.4. De leerling leert verantwoordelijkheid te dragen voor het welzijn van de partner.5. De leerling leert te reageren op aanvallende acties van de partner.6. De leerling leert het belang van veiligheidsmaatregelen en neemt deze in acht.

Er vindt geen beoordeling plaats.

LEER EN TOETSPLAN

Vak: Muziek

Leerjaar: 1

Onderwerp: musiceren

Kerndoel(en): muzikale ontwikkeling

Leerdoel(en):

Het kunnen lezen en toepassen van notenschrift op een instrument Het speelstuk in een constant tempo kunnen spelen Het kunnen samenspelen in 2/ 3 of 4-tallen Het beheersen en kunnen toepassen van muziektheoretische vaardigheden Het kunnen toepassen van de juiste techniek op een instrument

Samenwerken in groepsverband Het bewust worden van ritme

Onderwerp(en):Aangeboden in:Periode:AantalToetsvormen:Weging:

toetsen:

SpeelstukVakles3 / 4Minimaal 2M.O.1S.O.Vakles3 / 4Minimaal 1S.O.1PresentatieVakles3 / 41M.O.2EindtoetsVakles3 / 41Proefwerk2

Vak: Muziek

Leerjaar: 2

Onderwerp: luistervaardigheid

Kerndoel(en): luistervaardigheid ontwikkelen

Leerdoel(en):

Het kunnen benoemen van een instrument aan de hand van een geluidsfragment Het kunnen benoemen van ritmiek aan de hand van een geluidsfragment Het bewust worden van dynamiek Emotie in muziek Ritmische en melodische veranderingen Kern van een tekst kunnen benoemen

Het bewust worden van tempoverschillen

Onderwerp(en):Aangeboden in:Periode:AantalToetsvormen:Weging:

toetsen:

LuistertoetsVakles3 / 4Minimaal 1s.o.1

VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:

OnvoldoendeVoldoendeRuim voldoendeGoed

PresentatieDe mondelingeDe mondelinge ofDe mondelinge ofDe mondelinge of

presentatie (poster,schriftelijkeschriftelijkeschriftelijke

verslag, rol) ispresentatie (poster,presentatie (poster,presentatie (poster,

onsamenhangendverslag, rol) is eenverslag, rol) bezitverslag, rol) bezit

en sluit niet aan opverzamelingsamenhang; desamenhang; er is

de vraag/opdracht.gegevens met eenverschillendeeen inleiding, kern en

kop en een staartonderdelen sluitenafsluiting; de

maar sluit niet aan opgoed aan op elkaarverschillende

de vraag/opdrachten op deonderdelen sluiten

vraag/opdracht. Er isgoed aan op elkaar

een kop en eenen op de

staart.vraag/opdracht. De

leerling voegt extra

elementen toe die

een meerwaarde

vormen (visueel,

inhoudelijk, enz.).SamenwerkenDe leerling wildeDe leerling heeft goedDe leerling heeft goedDe leerling heeft

niet samenwerkensamengewerkt ensamengewerkt engoed samengewerkt

of werkte in eenwilde ook opdrachtenheeft initiatievenen nam de rol van

groepvan anderen

genomen om deleider op zich; dank

contraproductief.uitvoeren.groep goed te latenzij hem functioneerde

samenwerken.de groep als geheel.WerkstukDe groep heeftDe groep heeft goedDe groep heeft eenDe groep heeft een

alles letterlijk vansamengewerkt.compleet encompleet en

internet geknipt enHet werkstuk issamenhangendsamenhangend

geplaktinhoudelijk voldoendewerkstuk ingeleverd.werkstuk ingeleverd.

De groep heeft goedDe groep heeft goed

samengewerkt.samengewerkt.

De groep voegt extra

elementen toe die

een meerwaarde

vormen (visueel,

inhoudelijk, enz.).

KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

KennenKunnenOnderwerp

MuziektheorieHet kennen van de muziektheorie klas 1Het kunnen toepassen van deze theorie

uit het werkboekop een speelstuk en instrumentLuistervaardigheidInstrumenten op de website van muziekInstrumenten herkennen aan de hand

op maatvan een luisterfragmentInstrumentaalTechnische vaardighedenHet beheersen van het instrument.

Het beheersen van een constant ritmeSchrijfvaardigheidmuziektheorieNotenschrift

E. Ict-vaardigheden

Algemeen

Bij welke vakonderdelenSoort opdrachtenWelke vaardighedenWerkstukWerkstukOpzoeken en verwerken van informatie

PresentatiePresentatieOpzoeken, verwerken en presenteren van de

informatieLuistervaardigheidLuisterkaartOpzoeken en beluisteren en analyseren van muziekSpeelstukSpeelstukIndien een leerling geen instrument thuis heeft kan er

geoefend worden met een virtual piano

79

NATECH

Vak: NATECHLeerjaar: 1Onderwerp:Kerndoel(en):28. De leerling leert vragen over onderwerpen uit het brede leergebied om te zetten inonderzoeksvragen, een dergelijk onderzoek over een natuurwetenschappelijk onderwerp uit tevoeren en de uitkomsten daarvan te presenteren.29. De leerling leert kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen in sleutelbegrippen uit hetgebied van de levende en niet-levende natuur, en leert deze sleutelbegrippen te verbinden metsituaties in het dagelijks leven.30. De leerling leert dat mensen, dieren en planten in wisselwerking staan met elkaar en hunomgeving (milieu), en dat technologische en natuurwetenschappelijke toepassingen deduurzame kwaliteit daarvan zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.31. De leerling leert o.a. door praktisch werk kennis te verwerven over en inzicht te verkrijgen inprocessen uit de levende en niet-levende natuur en hun relatie met omgeving en milieu.32. De leerling leert te werken met theorieën en modellen door onderzoek te doen naarnatuurkundige en scheikundige verschijnselen als elektriciteit, geluid, licht, beweging, energieen materie.33. De leerling leert door onderzoek kennis te verwerven over voor hem relevante technischeproducten en systemen, leert deze kennis naar waarde te schatten en op planmatige wijze eentechnisch product te ontwerpen en te maken.35. De leerling leert over zorg en leert zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving, en hoe hijde veiligheid van zichzelf en anderen in verschillende leefsituaties (wonen, leren, werken,uitgaan, verkeer) positief kan beïnvloeden.

Leerdoel(en): De leerling leert....A. veilig en vertrouwt om te gaan met gangbare handgereedschappen en machines in een technische

omgevingB. om te gaan met diverse materialen; massief hout, multiplex, metalen, kunststoffenC. te werken aan een eenvoudige ‘maakopdracht’ vanaf een technische tekeningD. gecompliceerde bouwhandleidingen te volgenE. na te denken over technische verbeteringen van technische werkstukkenF. onderzoeken uitvoeren aan materiaal eigenschappenG. opbouwen en begrijpen van eenvoudige elektrische schakelingen (lampjes en schakelaars, serie en

parallel)H. werken met natuurkundig meetapparatuur: thermometer, stopwatch, spanning- en stroommeter, balans,

maatcilinderI. natuurkundige begrippen/eenheden gebruiken: Volt, Ampère, kilogram, m3

Onderwerp(en): Aangeboden werkvorm: Periode:

Toetsvormen: Weging:

Sjabloon 2-Dimensionaal werkstuk ontwerpen + maken (sjabloon)

1 Werkstuk 1

Houten Letter 3-Dimensionale constructie met halfhoutverbindingontwerpen + maken

1 Werkstuk 2

Spanningsbronnen Werkbladen over basisbegrippen spanning, stroomsterkte, schakeling, elektronen.Maken van een simpele spanningbron (citroenbatterij + zuil van Volta). Evt. met behulp van YENKA (computer programma).

1 Werkbladen 0,5

NATECH website ICT vaardigheden zelfstandig werk met individuele steun.

1/2 Werkende website

2

Technisch tekenen Praktische opdracht ruimtelijke tekening 1 PROEFWERK

80

WEEK-1 2

81

Onderwerp(en): Aangeboden werkvorm: Periode: Toetsvormen: Weging:

Spinbot combinatie van kunststofopdracht + elektro opdracht.Toepassen van de basisbegrippen elektriciteit.

2 Werkstuk 2

TWIK Windenergievoertuig bouwen en optimaliseren aan de hand van een technische tekening

2 Werkstuk 3

Eigenschappen van materialen

Herkennen van materialen door stofeigenschappen te onderzoeken. Theorie a.d.h.v. werkbladen. Practicum over massa, volume en dichtheden van stoffen en het herkennen van andere stofeigenschappen.

2 Werkbladen, Practicum

(toetsing in PWW 2)

Practicum massa, volume, dichtheid 2 PROEFWERKWEEK-2

2

82

B. VAARDIGHEDEN

Vaardigheden rubrieken:Onvoldoende Voldoende Ruim

voldoendeGoed

Samen-werken

De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en ondersteund anderen waar gewenst

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dankzij hem functioneerde de groep als geheel.De werkbank wordt altijd verzorgd achtergelaten

Techniek Werkstuk

Eén of meer van het volgende: Werkstuk is niet af, en functioneert niet. Erg slordig gereedschap gebruik. Materialen vaak kwijt geraakt.

Voldoet aan de opdracht,Is functioneel (grotendeels), maar de afwerking kan verbeterd worden.Er is misschien veel geholpen door docent of medeleerlingen(bijv. er zijn nog wat scheve, gebroken of loszittende onderdelen)

Werkstuk is helemaal in orde. Functioneert betrouwbaar. De afwerking is goed verzorgd en er is zorgvuldig met de materialen en gereedschappen omgesprongen. De leerling heeft er merendeels zelfstandig aan gewerkt

Werkstuk is zelfstandig tot een goed werkend geheel gekomen. Er zijn zelfbedachte verbeteringen/veranderingen aangebracht. Nette afwerking. Voorzien van kritische zelfevaluatie.De leerling laat theoretisch inzicht doorschemeren in de uitvoering.

Werkblad en practicum opdrachten

Antwoorden ontbreken of zijn overgeschreven (gekopieerd)

Merendeel van opdrachten zijn naar behoren uitgevoerd, er zijn nog wat opmerkingen op netheid of volledigheid

Geen duidelijke hiaten. Vragen worden volledige beantwoord. Laat waar nodig redeneringen en of berekeningen zien.Nagekeken en verbeterd.

Goed verzorgt werkboek. Gebruik van liniaal en kleur waar gevraagd. Ook de “extra”-opdrachten zijn (meestal) gemaakt. Waar mogelijk nagekeken en verbeterd met antwoordkaarten.

83

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijstOnderwerp Kennen KunnenWerkplaats Veiligheid in technieklokaal De aanwezige elektrische machines

gebruikenHoutbewerking Onderscheid tussen vezelplaat,

multiplex en massief houtHandgereedschap gebruiken, houtverbindingen maken

Technisch tekenen Verschillende soorten technische tekeningen onderscheiden

Ruimtelijke- en aanzichtentekening maken

Elektriciteit Spanningsbronnen, stroomkringenEenheden; Volt, Ampère

Eenvoudige zwakstroom schakelingen maken

Stofeigenschappen Kleur – geur – structuur - magnetiseerbaarheid – hardheid - buigzaamheid - breeksterkte - dichtheid

Herkennen van diverse soorten hout, kunststoffen en metalen.

84

D. NOVUMDAG: NATECH Niet van toepassing

Vak:

Leerjaar:

Onderwerp:

Kerndoel(en):

Leerdoel(en):

Activiteit Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

E. ICT-vaardigheden

InternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenEerste schoolweek introductie School website gebruik

Schoolnetwerk gebruik + Magistergebruik

Presenteren van gemaakt werk in de techniekles

Creëren van NATECH website

Het inslijpen van ‘gewone’ PC-vaardigheden: indeling van mapstructuur overzetten van camera foto’s naar PC digitaal aanpassen van foto’s uploaden van foto’s naar website Website indeling creëren

Officeprogramma’sVakonderdeel Opdracht Vaardighedenn.v.t.

Vakprogramma’sVakonderdeel opdracht vaardighedenYENKA stroomkring Simuleren van elektrische schakelingen

85

NEDERLANDS

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar: 1Onderwerp: fictie (creatief lezen)Kerndoel(en):

(nr)-2 , 3, 4, 5, 7, 10.

Leerdoel(en):

1-smaakontwikkeling bevorderen2-soorten verhalen onderscheiden3-beoordelingswoorden gebruiken4-begrippen: spanning en personages aanleren5-tekstopbouw samenvatting met conventies6-reflectie eigen taalgebruik

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Fictie (lezen) Vakles Nederlands

1, 2 3 en 4

3 2x schriftelijk,1x mondelinge pres.

Waardering o-v-gVerslagen:1x, 1x,Pres: 2x,

86

B. VAARDIGHEDEN NEDERLANDS

Vaardigheden rubrieken:

Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, PP-pres.) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.De presentatie is onverstaanbaar.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, PP-pres.) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, PP-pres.) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.De presentatie is goed verstaanbaar.

De mondelinge of schriftelijke presentatie (poster, verslag, PP-pres.) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

Leesverslag Het verslag voldoet niet aan de gegeven (schriftelijke) opdracht

Het verslag voldoet aan de opdracht, maar heeft geen toegevoegde (eigen) elementen. De leerling heeft zo weinig mogelijk gedaan.

Het verslag voldoet aan de opdracht en de leerling heeft eigen, waardevolle elementen toegevoegd

87

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen Kunnen

Lezen (fictie) Begrippen: spanning, personages

Tekstindeling

Herkennen

Samenvatting makenReflecteren op eigen leeshistorieToepassen vaardigheden uit andere lessenCreatief schrijven (eigen sprookje)Mondelinge presentatie verzorgen(Taal)activiteiten plannenIn een groep samenwerken aan een opdracht

88

D. NOVUMDAG:

Vak: Nederlands

Leerjaar: 1

Onderwerp: De ontwikkeling van de talen

Kerndoel(en): 3, 4, 5

Leerdoel(en):Geschiedenis van de ontwikkeling van de Indo-Europese talenKennismaken met de verwantschap tussen verschillen Europese talen/woorden/zinsconstructiesStart Grammatica Naamwoordelijk gezegde (in relatie tot Latijn)Activiteit Aangeboden

in:Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

PP-presentatie met les activiteit

Novumdag 2 nvt Nvt nvt

E. Ict-vaardigheden

InternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenLezen (fictie) Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenLezen (fictie) Verslagen maken Tekstverwerken (in detail)

Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen

Verwerkingsopdrachten Tekstverwerken,Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen, briefconventies

89

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar:1eOnderwerp:grammaticaKerndoel(en):

(nr)-2, 9, 10

Leerdoel(en):

1-herkennen zinsdelen: pv t/m bwb/ww (vormen, soorten,tijden)2-woordsoorten: znw t/m bnw; hww, zww, kww

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

grammatica Vakles Nederlands

1 en 3 4 schriftelijk 1x, 3x, 1x, 3x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

grammatica taalconventies hanteren

begrippenherkennen zinsdelen, werkwoordstijden en woordsoorten

Taalconventies toepassen

Toepassen in enkelvoudige zinnen, samengestelde zinnen en kleine tekstjes

D. NOVUMDAG: ONTWIKKELING TALEN, ONDERDEEL NEDERLANDS, START GRAMMATICA NWGEZ, RELATIE LATIJN NEDERLANDS

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenGrammatica Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenGrammatica Oefeningen maken Tekstverwerken

Spellen

90

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar:1Onderwerp:schrijven (zakelijk, gedocumenteerd, betoog)Kerndoel(en): (nr)-1, 2, 3, 4, 5, 9 en 10

Leerdoel(en):

1-gedachten ordenen2-verschillen herkennen tussen feiten en meningen3-tekstopbouw4-leren omgaan met informatiebronnen5-planmatig werken met taalOnderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Schrijven (zakelijk, gedocumenteerd betoog

Vakles Nederlands

4 1 schriftelijk 2x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenZakelijke/gedocumenteerd schrijven

Zakelijke brief

TekstopbouwSpellingGrammaticaZinsbouw

Conventies brief:SpellingGrammaticaZinsbouwTekstopbouw

(digitale) bronnen gebruikenSelecterenHoofd/bijzaken onderscheidenKennis omzetten in een goedlopende tekst

Typen/ pc-gebruikOrdenenHoofd/bijzakenOvertuigenAlinea’s onderscheidenDeelonderwerpen bepalen

D. NOVUMDAG: NVT

91

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenZakelijk schrijven Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenZakelijk schrijven Opdrachten maken

Betoog schrijvenTekstverwerken (in detail)Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten, spellen

92

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar:1Onderwerp:creatief schrijvenKerndoel(en): mondeling en schriftelijk begrijpelijk uitdrukken (nr)- 2 , 3, 5, 10

Leerdoel(en): persoonlijke brief

1-gedachten ordenen2-de juiste vragen stellen3-conventies4-spellingOnderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Persoonlijke brief Vakles Nederlands

3 1 schriftelijk 2x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenPersoonlijke brief Briefconventies

TekstopbouwSpelling en grammatica

Conventies toepassen

Typen, pc-gebruikKennis omzetten in ‘goedlopende’ tekstOvertuigen

D. NOVUMDAG: NVT

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenCreatief schrijven Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenCreatief schrijven Opdrachten maken

Persoonlijke brief schrijven

Tekstverwerken (in detail)Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, spellen, briefconventies

93

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar:1Onderwerp:spreekvaardigheidKerndoel(en): (nr)-1, 2, 3, 5, 6, 7, 9, 10Leerdoel(en):

1-samenwerking (presentatie gemoderniseerd sprookje ( gekoppeld aan creatief schrijven)2-dialogen, directe rede gebruiken3-d.m.v. een gesproken tekst een verhaallijn presenterenOnderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

sprookje Vakles Nederlands

3 1 Presentatie 2x

B. VAARDIGHEDEN NEDERLANDS

Vaardigheden rubrieken:Onvoldoende Voldoende Ruim voldoende Goed

Presentatie De mondelinge presentatie (poster, verslag, PP-pres, toneelstukje) is onsamenhangend en sluit niet aan op de vraag/opdracht.De presentatie is onverstaanbaar.

De mondelinge presentatie (poster, verslag, PP-pres, toneelstukje) is een verzameling gegevens met een kop en een staart maar sluit niet aan op de vraag/opdracht

De mondelinge presentatie (poster, verslag, PP-pres, toneelstukje) bezit samenhang; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. Er is een kop en een staart.De presentatie is goed verstaanbaar.

De mondelinge presentatie (poster, verslag, PP-pres, toneelstukje) bezit samenhang; er is een inleiding, kern en afsluiting; de verschillende onderdelen sluiten goed aan op elkaar en op de vraag/opdracht. De leerling voegt extra elementen toe die een meerwaarde vormen (visueel, inhoudelijk, enz.).

Samenwerken De leerling wilde niet samenwerken of werkte in een groep contraproductief.

De leerling heeft goed samengewerkt en wilde ook opdrachten van anderen uitvoeren.

De leerling heeft goed samengewerkt en heeft initiatieven genomen om de groep goed te laten samenwerken.

De leerling heeft goed samengewerkt en nam de rol van leider op zich; dank zij hem functioneerde de groep als geheel.

94

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen Kunnensprookjes Kenmerken volks- en cultuursprookje

met voorbeeldenTekstopbouwDirecte redeMonoloog/dialoogHoofdtekst/neventekst/regietekst

Kenmerken kunnen toepassen

Samenvatten sprookje en moderniseren in:1. geschreven tekst2. spel

In een groep samenwerken aan een opdracht

D. NOVUMDAG: NVT

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenSpreekvaardigheid Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenSpreekvaardigheid Script schrijven voor

presentatieTekstverwerken (in detail)Tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, spellen, briefconventies

95

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak:NederlandsLeerjaar:1Onderwerp: luisterenKerndoel(en): (nr)-4, 5Leerdoel(en):

1- oefenen van luisteren2-voorgelezen teksten interpreteren3- vragen interpreterenOnderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

luisteren Vakles Nederlands

2 1 luistertekst 1x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenLuisteren Woordenschat Instructies kunnen interpreteren en

uitvoerenOrdenen hoofd- en bijzakenOmzetten gehoorde naar geschreven tekstVragen kunnen interpreteren

D. NOVUMDAG: NVT

E. ICT-VAARDIGHEDEN: NVT

96

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

Vak: NederlandsLeerjaar: 1Onderwerp: SpellingKerndoel(en): Nr. 2, 3, 9, 10Leerdoel(en):Leren de regels van de spelling en interpunctie (Groene Boekje); werkwoordsvormen, moeilijke woorden,Uitbreiden woordenschatOnderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Spelling VaklesNederlands

12

3 Schriftelijk 2x,1x, 2x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

Spelling De regels van spelling en interpunctie (Groene Boekje)

Toepassen van de regels van spelling en interpunctie.Woordenschat uitbreiden.(Taal)activiteiten plannenZelfstandig werken

D. NOVUMDAG: NVT

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenSpelling Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenSpelling Oefeningen maken Tekstverwerken (in detail)

spellen

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

97

Vak: NederlandsLeerjaar: 1Onderwerp: Zakelijk lezenKerndoel(en): Nr. 2, 3, 4, 5, 10Leerdoel(en):Lezen en begrijpen van zakelijke teksten;aanleren van leesstrategieën;herkennen van opbouw en structuur van tekstenherkennen van tekstsoorten, tekstdoelen en publiek(Lezen en begrijpen van open en meerkeuzevragen)Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal

toetsen:Toetsvormen: Weging:

Zakelijk lezenVakles Nederlands

14

4 Schriftelijk 1x, 2x,1x, 3x

B. VAARDIGHEDEN: NVT

C. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenZakelijk lezen omgaan met informatie (opzoeken,

ordenen, beoordelen)Tekstopbouw, alinea’s, koppen, tussenkoppen, onderwerp, hoofdgedachte

lees- en luisterstrategieën toepassenteksten goed interpreterenvragen interpreteren

D. NOVUMDAG: NVT

E. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenZakelijk lezen Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenZakelijk lezen Opdrachten uitwerken Tekstverwerken (in detail)

Spellen, tekststructuur aanbrengen (conventies!), formuleren, samenvatten,

A. LEER EN TOETSPLAN 2016-2017

98

Vak:NederlandsLeerjaar:1Onderwerp: VocabulaireKerndoel(en):(nr)- 2(nr)- 3(nr)- 10Leerdoel(en):

1-regels van de spelling (groene boekje)2-uitbreiding woordenschat3-spreekwoorden en uitdrukkingen, letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Onderwerp(en): Aangeboden in: Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Vocabulaire Vakles Nederlands

2, 3 en 4 4 schriftelijk 1x, 2x, 1x, 2x

B. VAARDIGHEDEN: NVTC. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Onderwerp Kennen KunnenSpelling

woordenschat

spreekwoorden en uitdrukkingen

spellingsregels

betekenissen

betekenissen

Toepassen regels

Memoriseren!!!Herkennen en toepassen in zinsverband

Herkennen en toepassen

D. NOVUMDAG: NVTE. ICT-VAARDIGHEDENInternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedenVocabulaire Informatie opzoeken Omgaan met zoekmachines, selecteren,

opslaan in eigen accounts, mailprogramma gebruiken

Officeprogramma’s: WordVakonderdeel Opdracht VaardighedenVocabulaire Woorden en begrippen

lerenTekstverwerkenSpellen

Verkort LTP Klas 1 2016-2017

99

Periode 1:

3 lessen per week Zakelijk lezen (9) Blok 1-3, leestekstje 1x, leestekst 2x (Eindtoets) Grammatica (3) eigen module, t/m lv, so (1x), toets 3x (toetsweek) Fictie (2) dossier: enquête, autobiografie, Spelling Blok 1 -2 , toets 2x

Periode 2:

3 lessen per week Woordenschat (1) blok 1-3, so’tje 1x, toets 2x Luisteren (7) toetsje, 1x Spelling (8) blok 3 – 6, 2 toetsen 1x, 2x (Eindtoets) Fictie (2) Erwassus, lees 6 sprookjes, samenvatten +

schrijfopdracht 2x

Periode 3:

3 lessen per week Creatief schrijven (5) Novummodule, persoonlijke brief 2x Woordenschat (1) blok 4 – 6, so 1x, toets 2x Grammatica (3) Les 8 +9, so 1x, toets alles 3x (Eindtoets) Fictie (2) scenario adv eigen sprookje Erwassus Spreken (6) presentatie Erwassus 2x

Mogelijk: Thema Middeleeuwse handschriften/literatuur en

boekdrukkunst. (2x 90 minuten) ?????

Periode 4:

3 lessen per week Zakelijk schrijven (4) Novummodule, 1 toets, gedocumenteerde,

tekst/betoog (2x) Herh. Zakelijk lezen(9) toets theorie + oefenleestekst (1x),

leestekst 3x (Eindtoets) Fictie (2) jeugdroman, verslag + verw. opdr. 1x Spell/Gramm Bij voldoende tijd extra opdrachten, presentaties

(1x)Mogelijk:

Novumuur Pöezie??? Novumuur Boek-Film??

100

WISKUNDE

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: In de Ruimte H1Kerndoel(en):

26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

Leerdoel(en):

Leren wat een ruimtefiguur is Een uitslag maken van een ruimtefiguur Het gebruik van een passer

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Kubus en vierkant Balk en rechthoek Cilinder en cirkel Prisma en

piramide

Vakles 1 1 Schriftelijke toets

2

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Getallen H2Kerndoel(en):

24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.

Leerdoel(en): Leren kennen van verschillende soorten getallen Gebruik rekenmachine Afronden van een antwoord Rekenen met breuken Verhoudingen gebruiken voor problemen

101

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Rekenen Volgorde bij

berekeningen Decimale getallen Breuken De rekenmachine Rekenen in

allerdaagse situaties

Verhoudingen

Vakles 1 1 Schriftelijke toets

2

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Assenstelsels H3Kerndoel(en):

22 De leerling leert de structuur en samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties

Leerdoel(en): Kennis vergaren van assenstelsels Rekenen met positieve en negatieve getallen Omgaan met kwadranten Grafieken tekenen bij een tabel

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Positieve en negatieve getallen

Positieve en negatieve getallen optellen en aftrekken

Coördinaten Werken met

assenstelsels

Vakles 1 1 Schriftelijke toets

2

102

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Formules H4Kerndoel(en):

22 De leerling leert de structuur en samenhang te doorzien van positieve en negatieve getallen, decimale getallen, breuken, procenten en verhoudingen, en leert ermee te werken in zinvolle en praktische situaties

Leerdoel(en): Tekenen van een grafiek bij een formule Rekenen met breuken waarin negatieve getallen voorkomen Begrijpen woordformules

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Negatieve getallen vermenigvuldigen

Negatieve getallen delen

Delen door een breuk

Woordformules Formules met

letters Formules en

grafieken Tabellen en

grafieken met de computer

Vakles 1 + 2 1 Schriftelijke toets

2

103

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Lijnen en hoeken H5Kerndoel(en):

26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

Leerdoel(en): Loodlijnen en zwaartelijnen leren Tekenen met geodriehoek Hoeken meten Hoeken berekenen

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Lijnen Hoeken Hoeken tekenen Koers Hoeken

berekenen

Vakles 2 1 Schriftelijke toets

2

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Formules en letters H6Kerndoel(en):

25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.

Leerdoel(en): Kwadrateren Rekenen met kwadraten Parabolen begrijpen Rekenen met letters

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Kwadraten Kwadratische

formules Grafieken

Vakles 2 1 Schriftelijke toets

2

104

Rekenen met letters

Herleiden Herleiden van

Breuken Parabolen

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Vlakke figuren H7Kerndoel(en):

26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

Leerdoel(en): Soorten symmetrie onderscheiden Aanzichten begrijpen Snappen eigenschappen driehoeken en vierkanten Hoeken berekenen Rekenen met F- en Z-hoeken

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Spiegelen en aanzichten

Driehoeken en vierhoeken

Hoeken berekenen

F- en Z-hoeken

Vakles 2 + 3 1 Schriftelijke toets

2

Vak: Wiskunde

105

Leerjaar: 1Onderwerp: Herleiden en machten H8Kerndoel(en):

19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.

Leerdoel(en): Werken met machten van 10 Rekenen met machten Wetenschappelijk noteren Product bepalen van letters

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Herleiden Haakjes

wegwerken Machten Machten en de

rekenmachine Machten en

letters Herleiden van

machten

Vakles 3 1 Schriftelijke toets

2

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Meten H9Kerndoel(en):

26 De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

23 De leerling leert exact en schattend rekenen en redeneren op basis van inzicht in nauwkeurigheid, orde van grootte en marges die in een gegeven situatie passend zijn.

Leerdoel(en):Meten van lengten en oppervalktenRekenen met schaalOmgaan met vuistregels voor schatten van lengten en afstandenBerekenen oppervlakte van driehoek en cirkel

Onderwerp(en): Aangeboden Periode: Aantal Toetsvormen: Weging:

106

in: toetsen: Lengte en schaal Schatten en

vuistregels Omtrek en

oppervlakte De oppervlakte

van een driehoek De omtrek van

een cirkel De oppervlakte

van een cirkel De inhoud en

oppervlakte van een balk

Vakles 3 1 Schriftelijke toets

2

Vak: WiskundeLeerjaar: 1Onderwerp: Grafieken H10Kerndoel(en):

27 De leerling leert gegevens systematisch te beschrijven, ordenenen en visualiseren, en leert gegevens, representaties en conclusies kritische te beoordelen.

25 De leerling leert informele notaties, schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en formules te gebruiken om greep te krijgen op verbanden tussen grootheden en variabelen.

24 De leerling leert meten, leert structuur en samenhang doorzien van het metrieke stelsel, en leert rekenen met maten voor grootheden die gangbaar zijn in relevante toepassingen.

19 De leerling leert passende wiskundetaal te gebruiken voor het ordenen van het eigen denken en voor uitleg aan anderen, en leert de wiskundetaal van anderen te begrijpen.

Leerdoel(en):Aflezen en interpreteren grafieken en tabellenWeken met omgekeerde evenredigheidInterpreteren van periodieke grafieken

Onderwerp(en): Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Omgaan met grafieken

Stijgen en dalen Soorten grafieken

Vakles 3 1 Schriftelijke toets

2

107

Tijd-afstandgrafieken

Evenredigheden Periodieke

grafieken

B. nvtC. KENNEN EN KUNNEN

Kennen en kunnen lijst

Kennen KunnenOnderwerp

De theorie gerelateerd aan de betreffende onderwerpen.

Alle opgaven gerelateerd aan het behandelde onderwerp kunnen maken.

108

D. NOVUMDAG

Vak: Wiskunde

Leerjaar: 1

Onderwerp: Escher

Kerndoel : (26) De leerling leert te werken met platte en ruimtelijke vormen en structuren, leert daarvan afbeeldingen te maken en deze te interpreteren, en leert met hun eigenschappen en afmetingen te rekenen en te redeneren.

Leerdoel(en): Kennismaken met geometrische patronen in de kunst.

Activiteit Aangeboden in:

Periode: Aantal toetsen:

Toetsvormen: Weging:

Bezoek Eshermuseum

Zelf maken van escherfiguren

2 geen geen nvt

E. Ict-vaardigheden

InternetgebruikBij welke vakonderdelen Soort opdrachten Welke vaardighedennvt

Officeprogramma’sVakonderdeel Opdracht Vaardighedennvt

Vakprogramma’sVakonderdeel opdracht vaardigheden

oplossen huiswerksommen beheersing rekenmachine

109