Verslag Inventarisatieweekend Tiengemeten van FLORON en PKN ...

16
1 Verslag Inventarisatieweekend Tiengemeten van FLORON en PKN 24 - 26 augustus 2012 A. van Heerden Willemien Troelstra December 2012

Transcript of Verslag Inventarisatieweekend Tiengemeten van FLORON en PKN ...

1

Verslag

Inventarisatieweekend Tiengemeten

van FLORON en PKN

24 - 26 augustus 2012

A. van Heerden

Willemien Troelstra

December 2012

2

Verslag inventarisatieweekend Tiengemeten 24 - 26 augustus 2012 Inhoudsopgave

1. Inleiding p. 3 2. Gegevensverzameling p. 5 3. Strepen p. 7 4. Hectometerblokken en stippensoorten p. 9 5. Vegetatietypen p. 15 6. Vragen uit het kamp p. 16 7. Samenvatting en aanbevelingen p. 16 Colofon Dit verslag is geschreven door Adrie van Heerden en Willemien Troelstra met bijdragen van Ineke Kuijs en Caroline Elfferich. Het inventarisatieweekend werd georganiseerd door FLORON Zuid-Holland Zuid en de Plantensociologische Kring Nederland en was mogelijk dankzij bijdragen van vereniging Natuurmonumenten, het Hoeksewaardsch Landschap en alle deelnemers aan het weekend.

3

1. Inleiding

Het eiland Tiengemeten ligt in het Haringvliet, het noordelijkste brede deltawater. Het Haringvliet ligt tussen Voorne-Putten en Hoekse Waard aan de Noordzijde en Overflakkee aan de zuidkant. Tussen Tiengemeten en de Hoekse waard loopt een relatief smal water: het Hitsersche of Vuile Gat. Over dit water is het eiland met de pont bereikbaar. De naam Tiengemeten stamt uit de tijd toen het eiland nog een aangeslibde zandplaat was. Deze had een oppervlakte van nog geen 5 ha. Een toen gehanteerde oppervlaktemaat was een gemet, bijna een halve hectare. Die plaat wat dus tien gemeten groot. Tiengemeten is inmiddels uitgegroeid tot bijna 1000 hectare, verspreid over 18 km-hokken. 1.1 Aanleiding

Eind jaren negentig van de vorige eeuw werd de herinrichting van Tiengemeten bekend. In 1998 is toen in een FLORON-kamp de uitgangsituatie vastgelegd door het inventariseren van km-hokken. Na ruim tien jaar groeide de interesse bij FLORON om te zien wat de herinrichting heeft opgeleverd. Bij de Plantensociologische Kring Nederland (PKN) is in 2011 een excursie gehouden en zijn er vegetatieopnamen gemaakt. Ook hier was de interesse om meer van het eiland te zien. Hieruit is het gezamenlijke kamp gegroeid. Vereniging Natuurmonumenten, die het eiland beheert, toonde interesse en heeft het kamp ondersteund door twee vakantiehuizen ter beschikking te stellen en te helpen bij het regelen van praktische zaken. 1.2 Verloop kamp Er hebben 23 personen deelgenomen aan het kamp, waarvan twee alleen op zaterdag. Vier personen zijn ook in 1998 op het kamp geweest. De deelnemers waren: Koos Balintijn, Purmerend; Niko Buiten, Haarlem; Marijke Burgel-Hollander, Oegstgeest; Bart Dijkstra, Oegstgeest; Marijke Drees, Groningen; Sicco Ens, Bennekom; Kees Groen, Leiderdorp; Adrie van Heerden, Pijnacker; Gerard Horlings, Maartensdijk; Anneloes ter Horst, Obdam; Ineke Kuijs, Brielle; Dick Kerkhof, Vianen; Corrie van Kralingen, Valkenburg zh; Conny Kuijpers, Berkel en Rodenrijs; Iris Niemeijer, Ooijen; Han Runhaar, Rhenen; Willemien Troelstra, Rotterdam; Maya de Veer, Leiden; Gerardus de Vries, 2e Exloërmond; Wendy Bach Kolling, Amsterdam; Menno van Zuijen, Natuurmonumenten; Zaterdag uit de Hoekse Waard: Frank van Gessele , Elza van Dorser-Benne. Bijna alle deelnemers arriveerden in de loop van de middag met de pont die een keer per uur vaart. Na het vinden van een slaapplaats of tentplaats was er nog wat tijd om de omgeving te verkennen voor de eerste warme maaltijd verzorgd door “De herberg” (horecabedrijf op het eiland) werd bezorgd. Er werd gegeten in het grootste vakantiehuis, net als in 1998. Alleen toen was het een pas verlaten bedrijf. Het weer was vrijdag prima. Buiten kunnen eten. De zaterdag waren er regelmatig buien, maar goed genoeg om te inventariseren. Zondag waaide het hard en

Tiengemeten bij aanvang inrichting

Kamphuis

4

waren het aantal buien groot en ook de hevigheid was groter dan zaterdag. Daarom is het kamp enkele uren eerder beëindigd. Er is gewerkt in groepjes 4 of 5 personen, waarbij gelet is op ervaring van o.a. het maken van vegetatieopnamen.

Programma

Vrijdag 24 Aankomst vanaf 15.00 uur Vrij verkennen tot diner 18.00 Diner 20.00 Informatie over het eiland en uitleg wat we gaan doen

Zaterdag 25 8.00 Ontbijt (lunch klaar maken) 9.30 Vertrek in het veld 18.00 Diner

Zondag 26 8.00 Ontbijt (lunch klaar maken) Na ontbijt inpakken 9.30 Vertrek in het veld Ca. 14.30 Terug uit het veld (inleveren gegevens) Ca. 15.30 vertrek naar de boot die om 16.10 afvaart. (is eerder gewenst, dan dat ter plaatse afspreken)

1.3. Korte impressie deelnemer Door Ineke Kuijs uit Brielle Zo’n tien jaar geleden was ik op Tiengemeten in het kader van een inventarisatie door FLORON in opdracht van Natuurmonumenten. Het eiland werd al leeggehaald. Wij sliepen in een oude boerderij, waar alleen nog vloerbedekking op de grond lag. Dat weekend inventariseerden we wat er op het eiland aan planten te vinden was. Nu waren we weer uitgenodigd om te komen kijken wat er veranderd was. We sliepen nu in twee prachtig verbouwde boerderijen (super de luxe.) Het eiland is haast onherkenbaar veranderd. De wegen zijn weggehaald, een bezoekerscentrum geopend, een natuurlijke speeltuin aangelegd, je kunt er huifkartochten en (korte) fietstochten maken zelfs met een elektrische fiets en natuurlijk wandelen. Het is een prachtige toeristische attractie geworden. Leuk om met kinderen met de pont naar het eiland te varen en daar een dagje rond te kijken! Voor plantenliefhebbers is het echter niet zo’n succes. Op het eerste gezicht ziet het er mooi uit met vooral duizenden (late) guldenroedes!! Maar de mooie heemst, duizend guldenkruid etc etc zijn geminimaliseerd. Er is weinig diversiteit. Natuurlijk is het vooral ’s avonds als alle toeristen weg zijn een genot om in stilte op het eiland rond te lopen, maar we kwamen vooral om bijzondere planten te zien. Suggesties van kampdeelnemers zijn dan ook: Zet een aantal varkens in, die woelen de grond lekker om en eten ook de guldenroede. Probeer toch het zoute water binnen te laten. Zal nog veel moeite kosten begrijpen we voor de zoetwaterinlaatplaats moet eerst een nieuwe locatie gevonden worden. We hebben een fijn gezellig (en nat) weekend gehad. Ik ben benieuwd hoe het er over 10 jaar weer uitziet.

5

2. Gegevensverzameling

Er is gebruik gemaakt van vier inventarisatiemethoden die hieronder afzonderlijk behandeld worden: strepen, hectometerblokken, stipsoorten en vegetatieopnamen. Welke soorten via hectometerwaarnemingen en welke als stipsoort zijn geïnventariseerd is in bijlage 1 weergegeven. 2.1. Strepen

2.1.1. Methode Km-hokken strepen inclusief abundantieschatting volgens de FLORON-handleiding. 2.1.2. Resultaat in cijfers Er zijn in totaal 13 km-hokken geïnventariseerd. Dat leverde 1763 waarnemingen op van 311 soorten. Bij 240 gestreepte soorten is de abundantie ingevuld, die ook gebruikt zijn bij verspreidingspatronen. Elf van de dertien km-hokken zijn ook in 1998 geïnventariseerd. Toen werden in totaal 335 soorten aangetroffen. In 1998 en 2012 samen werden 391 soorten gevonden. Waarnemingen van andere jaren van o.a. het Hoekschewaards Landschap zijn niet meegenomen in dit rapport. km-hok 2012 1998 km-hok 2012 1998

077-418 133 150 080-418 157 214

078-417 99 119 081-416 106 80

078-418 146 123 081-417 185 135

079-417 77 geen 082-416 163 165

079-418 163 173 082-417 115 geen

080-416 124 152 083-416 123 162

080-417 146 87 totaal 311 335

Tabel 1: aantal soorten per km-hok

2.2. Hectometerblokken 100x100m 2.2.1. Methode Voor interessante soorten die te frequent zouden voorkomen om te karteren met GPS (zie bijlage 1) is gekozen om aantalsklassen per hectometerblok (100 x 100 meter) te inventariseren. Hm-blok inventarisaties worden ook gebruikt in het kader van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL) en zijn daarom goed bruikbaar voor de beheerder. Alleen de hm-blokken waar je voor het strepen van het km-hok doorheen liep werden geïnventariseerd. Het was niet vastgelegd hoe intensief een hm-hok bezocht moest worden. Dit bleek verwarring op te leveren. Er werden vier klassen gehanteerd: 1-10; 11-100; 101-1000 en 1000+ planten. Voor Late guldenroede gold het aantal vierkante meters in plaats van het aantal planten. Voor het noteren waren kaartjes gemaakt, waarop de klassen konden worden ingetekend. De tweede dag is dit vervangen door per hm-blok (coördinaten linker onderhoek) de gevonden hm-soorten met hun klasse te noteren (bv. 80,3-416,7 Cotula 3 / Odontites 2 enz.) 2.2.2. Resultaat in cijfers Ongeveer 12% (137 van de 1113) hm-blokken zijn geïnventariseerd; verdeeld over 12 km-hokken (Tabel 2). Dat leverde 418 records op verdeeld over 15 soorten. Twee van de 14 vooraf geselecteerde soorten zijn niet meegenomen of niet aangetroffen. Drie

6

soorten zijn extra meegenomen, omdat ze te talrijk voorkwamen om te karteren met GPS. Hieronder het aantal bezochte en niet bezochte hm-blokken in een matrix.

Bezocht X

418 17 21 9 7

417 4 3 13 3

416 15 17 17 10

415

Y 77 78 79 80 81 82 83

Niet bezocht X

418 78 64 46 22

417 6 67 96 97 69 35 4

416 47 85 83 83 61

415 3 20 12

Y 77 78 79 80 81 82 83

Tabel 2: Bezochte en niet bezochte hm-blokken

2.3. Stipsoorten 2.3.1. Methode Van 14 soorten (vooral rode-lijst-soorten) was gevraagd de coördinaten vast te leggen middels GPS. Er is op formulier geïnventariseerd, maar ook zijn een deel van de gegevens via waypoints op de GPS opgeslagen en later uitgelezen. De soorten zijn gekozen op grond van eerdere waarnemingen (zie bijlage 1). 2.3.2. Resultaat in cijfers Van tien soorten die waren geselecteerd als stipsoort, zijn GPS-gegevens verzameld. Enkele soorten kwamen op sommige plekken zoveel voor dat stipkarteren ondoenlijk was, hier is een hectometerkaartje van gemaakt. De andere vier soorten zijn niet tijdens het kamp aangetroffen maar wel recent gevonden op Tiengemeten. 2.4. Vegetatieopnamen

2.4.1. Methode De vegetatieopnamen zijn uitgevoerd volgens de methode Braun-Blanquet. De locaties waren vrij te kiezen. Wel is gevraagd om ‘herhalingslocaties’ mee te nemen; waar eerder vegetatieopname voor het meetnet van de provincie Zuid-Holland zijn gemaakt. Ook is gevraagd een opname te maken met Knikkend tandzaad met randbloemen (Bidens cernua forma radiata). Deze variëteit komt regelmatig op Tiengemeten voor. 2.4.2. Resultaat in cijfers In totaal zijn er maar 11 opnamen gemaakt waarvan drie opnamen met Knikkend tandzaad met randbloemen en twee herhalingen van locaties die al twee keer eerder (eind jaren ‘70 en begin jaren ‘90) zijn opgenomen. In dit verslag zijn ook de opnamen gebruikt van de PKN-excursie van 2011. Samen met de oude herhaalde opnamen zijn 33 vegetatieopnamen gedaan. Hierin zijn 167 soorten aangetroffen en 15 mossoorten.

7

3. Strepen

Het aantal soorten is relatief laag. Tabel 3 geeft een overzicht per km. Gemiddeld zijn 134 soorten aangetroffen met een totaal aantal van 311. Het aantal waarnemingen is 1763. Van de bijzondere soorten, die op de streeplijst zijn aangegeven, zijn 44 soorten aangestreept met 246 waarnemingen (Tabel 4). De totale soortenlijst staat in bijlage 2. 2012 Y-coörd.

418 133 146 163 157

417 99 77 146 185 115

416 124 106 163 123

X-coörd. 77 78 79 80 81 82 83 Tabel 3: Aantal soorten per km-hok 2012 Tabel 4: Bijzondere soorten met aantallen

Kijken we naar de soorten per soortgroep dan ontstaat er het volgende beeld (Tabel 5). Een groot aantal soorten is maar in één km-hok aangetroffen (75). Het meest opvallend is dat bij verwilderde/adventieve soorten, bomen/struiken en overige soorten. Ook zijn er veel soorten die in (bijna) alle km-hokken zijn gevonden. Dit geldt met name voor de grazige soorten van graslanden en dijken en natte pioniers van de nieuwe moerassen. Het gaat dan bijvoorbeeld om algemene grassen als Engels raaigras en Fioringras. aantal km-hokken aangetroffen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 Eindtotaal

boom / struik 9 2 6 2 1 4 24

ruigte 8 1 2 2 3 2 1 3 2 1 2 3 3 33

grazig 4 4 2 1 2 2 2 1 1 1 8 28

grazig 'droog' 9 6 3 5 5 3 1 1 3 4 2 1 5 48

zilt 2 1 2 1 1 1 1 9

pionier droog 7 3 4 8 3 2 1 1 5 3 1 2 40

pionier 'nat' 4 1 2 1 2 2 2 3 3 5 7 6 38

moeras 8 7 1 1 2 4 4 3 3 33

wateren 4 7 2 2 2 17

verwilderd / adventief 10 4 2 16

overig 11 3 2 1 2 1 1 1 1 23

Eindtotaal 75 35 32 26 21 19 17 20 28 31 27 29 40 309

Tabel 5: Het aantal soorten per groep dat in x km-hokken is aangetroffen. Dus er zijn 9 soorten

van de groep boom/struik die slechts in één km-hok zijn aangetroffen

3.1 Veranderingen tussen 1998 en 2012 Op grond van 11 km-hokken die zowel in 2012 als in 1998 zijn geïnventariseerd is een vergelijking gemaakt. Kijken we alleen naar de aantallen (vergelijk Tabel 3 met Tabel 6) dan is er geen enkele relatie te vinden. Hokken die in 1998 veel soorten hebben, zijn in 2012 juist arm. Het is aannemelijk dat een deel van de verschillen vooral ontstaan zijn door verschil in de intensiteit waarmee het gebied bezocht is. Dit is deels veroorzaakt door de slechtere weersomstandigheden in 2012, waardoor de tijdsbesteding in enkele hokken erg laag is geweest. Maar, ook de verandering van de biotopen is een belangrijke verklaring. Dit is goed te zien in tabel 8.

2012 Aantal soorten

Aantal waarn.

abundantiesoort 18 112

doelsoort 3 4

rode-lijst-soort 7 50

typische soort 16 80 Eindtotaal 44 246

8

1998 Y-coörd.

418 150 123 173 214

417 119 87 135

416 152 80 165 162 X-coörd. 77 78 79 80 81 82 83

Tabel 6: Aantal soorten per km-hok 1998 Tabel 7: Bijzondere soorten met aantallen

De veranderingen per soortgroep zijn soms groot en hebben een duidelijke relatie met de inrichting van akkergebied naar moeras- plassengebied. Van bomen en struiken is 39% niet meer gevonden tegen 17% nieuw gevonden. Van de akkeronkruiden (pionier droog) gaat 65% achteruit of is verdwenen tegen 13% vooruit of nieuw. Natte pioniers, de soorten van slikkige rivieroevers, gaan met 72% vooruit of zijn nieuw tegen 13% achteruit of verdwenen. Waterplanten breiden zich uit. (zie tabel 8)

soortgroep niet - = + nieuw

% % % % %

Boom/struik 39 6 33 6 17

Grazig ‘nat’ 3 14 66 14 3

Grazig ‘droog’ 16 21 35 14 14

Moeras 29 11 29 22 9

Pionier ‘droog’ 27 38 23 9 4

Pionier ‘nat’ 3 10 15 59 13

Ruigte 16 18 42 16 8

Verw. / adventief 27 0 14 0 59

Wateren 15 10 35 25 15

Zilt 25 8 33 25 8

Tabel 8: Ontwikkeling van soortgroepen op Tiengemeten (in %) Niet soorten die niet meer zijn gevonden in 2012 -/=/+ in minder / evenveel / meer hokken gevonden Nieuw soorten die in 1998 niet zijn gevonden

Het veranderen van het beheer heeft ook zijn effect. Zo zien we de dijkflora verruigen. De begrazing door runderen is anders dan, wat vroeger veel voor kwam, het beweiden door schapen. Knopig doornzaad is daardoor duidelijk achteruit gegaan, maar ook Blauw walstro loopt terug. In bijlage twee is in de laatste drie kolommen te zien wat de verandering is per soort.

1998 N-srtn aantal

abundantiesoort 22 72

doelsoort 1 2

rode-lijst-soort 9 33

typische soort 19 53

Eindtotaal 51 160

Vooral natte omstandigheden

9

Figuur 1. Kruisdistel (Erynchium campestre)

E

E

E E

3.2 Soortbespreking In bijlage 3 staan kaartjes van de meeste soorten met abundantie van de streeplijst. Enkele opvallende verspreidingen zijn: Rood guichelheil is in het westelijke deel van het eiland verdwenen. In het oosten is nog de meeste landbouwgrond of bebouwing met tuintjes en wegbermen. Moerasandijvie lijkt ogenschijnlijk in hetzelfde gebied te staan als de vorige soort, maar is gebonden aan slikoevers, die rond de plassen te vinden zijn. Moerasmelkdistel is vooral te vinden in de hokken met de oude rietgorzen. De soort is veelal genoteerd van een afstand. De rietgorzen zelf zijn moeizaam betreedbaar. Gewone kruisdistel (fig. 1) is gebonden aan de dijken. Het lijkt er op dat de soort niet veel terug loopt en goed tegen het verruigen van de dijken kan. 4. Hectometerblokken en stippensoorten

Het aantal hectometerblokken waarvan gegevens zijn is laag. de verspreiding is daardoor een versnipperd beeld. In tabel 9 staat het aantal waarnemingen verdeeld over abundantie 1 t/m 4. Late guldenroede is veel aangetroffen en heeft ook de hoogste abundantie. Gewone kruisdistel en Kattendoorn hebben vaak lage abundanties. Beide zijn soorten van dijken, waarbij de dijk niet het hele hm-blok omvat. Ruwe bies is, ondanks dat zij snel hoge aantallen kan bereiken, hier alleen nog maar kleine aantallen gevonden.

TAXON / abundantieklasse 1 2 3 4 Totaal Perc.

Late guldenroede 16 11 19 51 97 73%

Rode ogentroost 16 34 35 5 90 66%

Klein vlooienkruid 14 17 21 13 65 48%

Kattendoorn 21 12 11 44 32%

Behaarde boterbloem 14 14 2 30 22%

Goudknopje 9 7 7 2 25 18%

Ruwe bies 8 9 1 18 10%

Gewone kruisdistel 7 6 1 14 9%

Kamgras 5 4 2 11 8%

Veldgerst 2 3 2 7 5%

Slijkgroen 1 3 1 5 4%

Moerasandijvie 4 1 5 4%

Knopig doornzaad 2 2 1%

Moerasmelkdistel 1 1 1%

Eindtotaal 117 121 102 74 414

Tabel 9 Karteersoorten met aantal hm-blokken per abundantieklasse 1 =1-10 2 = 11-100 3 = 101-1000 4 = >1000 exemplaren uitzondering: bij Late guldenrode in m2

10

4.1 Soortbespreking We bespreken de hectometer en stipsoorten die verspreid over het eiland voorkomen. Grotere stippen betekenen meer exemplaren (per hm respectievelijk per populatie). Doordat stip- en hectometerinventarisaties tegelijk zijn gedaan liggen de waarnemingen vaak binnen dezelfde gebieden. De letters A t/m G zijn de abundanties per km-hok op basis van de streeplijsten van FLORON.

X

Kamgras (Cynosurus cristatus)

E

C

E

F E

X

G

Kattendoorn (Ononis repens spinosa)

G

F

G

G

G

F

F

F

F

E

F

F

E

Kamgras (Cynosurus cristatus)

Kattendoorn (Ononis repens spinosa)

De Kattendoorn was en is een soort die

vooral op de dijken staat. Inmiddels heeft de soort zich uitgebreid naar de drogere delen, waar een grazige vegetatie is ontstaan. Ook heeft de soort vaste grond gevonden in de Griendweipolder in het ZO van het eiland,

waar de ontzilting merkbaar is.

Kamgras is eind augustus makkelijk over het hoofd te zien, de inventarisatie zal daarom niet compleet zijn. De soort is te vinden op de dijken en is gebaat bij beweiding. De grote stippen geven aan waar nog veel ‘oude’ bloeipluimen stonden. Het lijkt erop dat er nog geen uitbreiding

heeft plaatsgevonden zoals bij Kattendoorn.

11

G F

G

G

F

G

F

G

G

F

F

Klein vlooienkruid (Pulicaria vulgaris)

Goudknopje (Cotula coronopifolia)

F

F F

F

F

C

E

E X

X D B

Klein vlooienkruid was in 1998 een zeer zeldzame plant. Inmiddels is de soort op heel het eiland te vinden, regelmatig met hoge aantallen. Ook buiten Tiengemeten neemt de soort toe.

Goudknopje geeft eenzelfde beeld als Klein vlooienkruid. Dit is verklaarbaar omdat deze Zuid-Afrikaan ook veel wordt gevonden binnen de Slijkgroenassociatie. Een verschil is dat Goudknopje vrijwel ontbreekt in het centrale noordelijke deel. Mogelijk heeft het te maken met de hoeveelheid water en de tijdsduur van onder

water staan.

12

5. Vegetatieopnamen

Rode ogentroost (Odontites vernus)

serotinus)

G G G

F

F

F

F

E

F

F

E

G F

Late guldenroede (Solidago gigantea)

X

X

Late guldenroede (Solidago gigantea)

Rode ogentroost (Odontites verna serotina)

Rode ogentroost is vooral te vinden in grazige vegetaties. Zij staat over het algemeen droger dan de vorige twee soorten. Deze halfparasiet is ook afhankelijk van grassen. De soort kan van vrij nat tot relatief

droog staan. Ook is de soort zilttolerant. Late Guldenroede vormt over grote delen

gesloten vegetaties, met name op de relatief droge gronden zoals op de voormalige rietgorzen, maar ook langs dijken en paden. Op het verspreidingskaartje is te zien dat de echt natte

gebieden wel redelijk vrij blijven van deze soort.

13

Stipsoorten

Heemst (Althea officinalis)

C D

B

C

E E

E

E

Slijkgroen (Limosella aquatica)

G

C

F

E

X

G

F

G

G

Heemst heeft in Nederland een grote verspreiding in het

Haringvliet en omgeving. De rietgorzen kenden soms hoge dichtheden van de soort. De Late guldenroede heeft heemst sterk teruggedrongen. Vooral langs en op open plekken langs bv. paden is de soort nog te vinden. Op Tiengemeten zien we op enkele plaatsen de soort binnendijks staan. Omdat de soort in slootoevers tussen akkers soms lang stand houdt kunnen deze plaatsen

ontstaan zijn uit die voormalige groeiplaatsen.

Slijkgroen heeft zijn

optimum op Tiengemeten in het moerasgebied aan de westzijde. Doordat dat deel regelmatig onder water staat blijft de bodem open en slikkig, wat de soort

nodig heeft.

14

Fraai duizendguldenkruid (Centaurium

pulchellum)

X

G

G

F

G

E

F

E

F

F

F

F

E

Fraai duizenguldenkruid is een

pionier van relatief voedselarme gronden en heeft een open vegetatie nodig. Grote groeiplaatsen liggen o.a. in de voormalige Griendweipolder, die een brak karakter had en heeft al zijn de meeste zilttolerante planten daar verdwenen. De soort is steeds vaker

ook buiten de duinvalleien te vinden.

15

5 Vegetatietypen

Indeling in vegetatietypen. In bijlage 4 zijn de 33 vegetatieopnamen in een tabel opgenomen en geordend. Er zijn drie locale vegetatietypen onderscheiden, die voor een deel overeenkomen met de landelijke typering uit de Vegetatie van Nederland (VVN). De toedeling aan de landelijke typologie, VVN, door het programma Associa, zijn in bijlage 4 in de kolommen per vegetatieopname opgenomen. Opname 1 t/m 13 behoren tot het vegetatietype wat in grote lijnen overeenkomt met de Slijkgroenassociatie 29Aa04 van de Vegetatie van Nederland. De kenmerkende soorten zijn o.a Klein Vlooienkruid, Goudknopje, Rode en Blauwe waterereprijs en natuurlijk Slijkgroen. Gewone kattenstaart en Waterpeper hebben in deze lokale typologie ook hun optimum. Het lijkt er op dat Knikkend tandzaad met randbloemen, waar speciaal vegetatieopnamen van zijn gemaakt, ook tot dit vegetatietype behoort. Knikkend tandzaad zonder randbloemen komt zowel binnen als buiten dit vegetatietype voor. In opname 14 t/m 22 ontbreken de kenmerkende soorten van het type ‘Slijkgroenassociatie’. Verder zijn het overgangen naar de meer grazige vegetaties. In de opnamen van 23 t/m 33 zien we soorten die gerekend kunnen worden tot de Glanshaverassociatie volgens VVN. In dit vegetatietype zijn Glanshaver, Kamgras en Veldgerst te vinden, maar ook Vertakte leeuwentand en Kattendoorn. Dit vegetatietype vinden we regelmatig op de dijken. Er is een subtype te onderscheiden met brakke soorten zoals Aardbeiklaver, Behaarde boterbloem en Smalbladige rolklaver. Toedeling aan habitattypen In het kader van Natura2000 zijn vegetatietypen aan habitattypen (leefomgevingen) toe te delen. 22 van de 33 opnamen zijn toe te delen aan drie habitattypen. Dertien opnamen behoren tot het habitattype 3270 ‘Slikkige rivieroevers’, een habitattype dat ook aangewezen is in het kader van Natura2000. Vijf opnamen vallen onder H6510_A ‘Glanshaverhooilanden’. Als laatste zijn er 2 opnamen met brakke soorten toe te delen aan H1330-A ‘Buitendijkse Zilte graslanden’ (zie tabel 10)

type aantal habitattype

08Aa02 Ass Blauwe watererepijs en

Waterpeper 1 H3270 Slikkige rivieroevers

29Aa01 Ass van Waterpeper en Tandzaad 3 H3270 Slikkige rivieroevers

29Aa03 Ass van Ganzenvoeten en Beklierde

duizendknoop 1 H3270 Slikkige rivieroevers

29Aa04 Slijkgroenassociatie 8 H3270 Slikkige rivieroevers

12Ba02C Ass Moeraszoutgras en Fioringras 1 H1330-A Buitendijkse Zilte

Graslanden

12Ba03A Ass Aardbeiklaver en Fioringras 1 H1330-A Buitendijkse Zilte

Graslanden

16Bc01A Glanshaverassociatie 1 H6510_A

Glanshaverhooilanden

16Bc01C Glanshaverassociatie 4 H6510_A

Glanshaverhooilanden

Tabel 10: Toedeling van opnamen aan habitattypen.

16

6. Vragen uit het kamp

Vanuit Natuurmonumenten werden ons enkele dilemma's in het beheer voorgelegd. 1. Het middengedeelte van Tiengemeten blijft veel natter dan ze hadden verwacht, het droogt nauwelijks op in de loop van het jaar. Hierdoor ontstaat een ander soort begroeiing en minder overgangszones. De vraag is nu of men aan het begin van de zomer water weg moet sluizen. 2. Een andere belangrijke vraag is wat te doen met de Late guldenroede die de buitendijkse slikken domineert. Kant en klare antwoorden zijn niet gegeven. 1. Het afvoeren van het water in het voorjaar kan tot het gevolg hebben dat het tweede probleem verergerd. Late guldenroede doet het op drogere grond beter dan op natte plaatsen. In hoeverre het habitattype ‘Slikkige rivieroevers’ zou lijden onder een verlaging van de waterstand is niet bekend. 2. Voor het terugdringen van Late guldenroede zijn enkele mogelijkheden geopperd. Variërend van het laten grazen van varkens die ook de Reuzenberenklauwen in Almere bestrijden tot het maaien van brede paden die daarna mogelijk bijgehouden kunnen worden door begrazing en betreding 7. Samenvatting en aanbevelingen

In augustus 2012 was er een gecombineerd kamp van FLORON en de PKN op het eiland Tiengemeten. Tijdens het kamp zijn wilde planten geïnventariseerd met behulp van streeplijsten in km-hokken, daarnaast zijn vegetatieopnames gemaakt. Voor een geselecteerde soorten zijn hectometer inventarisaties en stipkarteringen uitgevoerd. De inventarisatiegegevens uit 2012 zijn vergeleken met de gegevens van een FLORON kamp uit 1998, toen er nog geen herinrichting had plaatsgevonden. De vegetatie-opnames zijn gecombineerd met vegetatieopnames van een PKN excursie in 2011. De herinrichting is goed terug te zien in de vergelijking van de soorten: meer natte pioniers en waterplanten, minder bomen en struiken, veel nieuwe adventieven (door grondverzet en mogelijk ook door meer bezoekers die zaden verslepen) en een vermindering en verschuiving naar de oostpunt voor de akkeronkruiden. Het natte binnendijkse gebied heeft nu een interessante natte pionierbegroeiing, met massa's Slijkgroen (Limosella aquatica), Klein vlooienkruid (Pulicaria vulgaris) en Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis). Die vegetatie is homogeen over een groot deel van het binnendijkse gebied. Zorgelijk is dat op alle drogere buitendijkse, maar ook binnendijkse plekken de Late guldenroede monoculturen vormt en bijvoorbeeld de Heemst verdringt. De aanwezige paden in het gebied blijven wel open door wandelaars en vee. Mogelijk kan de guldenroede teruggedrongen worden maaien en extra begrazingsdruk of misschien wel de inzet van varkens. Wat ook opviel is dat de typische dijkflora zoals Blauw walstro (Sherardia arvensis), Knopig doornzaad (Torilis nodosa) en Gevlekte rupsklaver (Medicago arabica), nog wel aanwezig is, maar dat de dijken duidelijk aan het verruigen zijn en deze soorten in de verdrukking komen. We hopen dat Natuurmonumenten door aangepaste begrazing/maaibeheer de dijkflora weer kan versterken.