FLORON nieuws 17.indd

12
FLORON Nieuws Nummer 17 | December 2012 Kamp- en excursieverslagen 2012 Vallisneria in Nederland Muurvaren op Friese kerken Vrijwilliger van het jaar 2011 - interview

Transcript of FLORON nieuws 17.indd

Page 1: FLORON nieuws 17.indd

FLORON NieuwsNummer 17 | December 2012

Kamp- en excursieverslagen 2012Vallisneria in Nederland Muurvaren op Friese kerkenVrijwilliger van het jaar 2011 - interview

Page 2: FLORON nieuws 17.indd

2 FLORON Nieuws 17

Van het landelijk bureauNieuw elan

Op 3 november hadden we de traditionele najaarsvergade-ring van onze DC’s (Districtscoördinatoren) in Natuurplaza, ons “huis”in Nijmegen. Met in totaal 27 mensen aan de tafel hebben we een dag besteed aan onze toekomst. En dan niet zweverig, maar heel concreet. Wat voor projecten gaan we in de jaren 2013 en verder oppakken en wat is de beste structuur voor het huidige FLORON.

Wat hier vooral moet worden vermeld is dat die discussie niet alleen vruchtbaar en productief was, maar ook “bottom up” was voorbereid. De gesprekken werden gevoerd aan de hand van voorstellen van werkgroepjes vanuit de DC’s. Naar mijn overtuiging waren dit uitstekende voorzetten die aantonen dat FLORON “alive and kicking” is. We hebben afgesproken dat de projecten verder worden uitgwerkt en voor 2013 heeft dit al vorm gekregen in enkele nieuwe excursies en kampen waarover binnenkort meer op onze website (die overigens ook vernieuwd wordt).

Ook op het Landelijk Bureau gaat het goed. Baudewijn Odé , Laurens Sparrius en Ruud Beringen zijn hartelijk opgenomen in de werkgemeenschap van RAVON en de nieuwe opdrach-ten komen ondanks deze moeilijke tijden in voldoende mate binnen ; een duidelijk teken dat de buitenwacht vertrouwen heeft in de nieuwe setting van ons LB. Ook de verbinding van alle vrijwilligers met het LB wordt versterkt. Samen met Rob van Westrienen werkt het Bestuur aan een goede set van werkafspraken, vanuit een prima onderlinge Rob van Westrienen

Laurens Sparrius Baudewijn Odé Ruud Beringen

Hans van Dord

FLORON Nieuws nieuwe stijl goed ontvangen

Wij hebben veel positieve reacties ontvangen over onze vorige nieuwsbrief die oktober jl. is verschenen. Waarvoor dank! Op de voorkant van FLORON Nieuws nummer 16 (oktober 2012) is wel een fout geslopen in de tweede titel. Het gaat uiteraard om Gaudinia fragilis. Alerte lezers, dank voor het doorgeven!

Het Landelijk bureau:Laurens Sparrius, Baudewijn Odé & Ruud Beringen

Meld je aan voor de digitale Nieuwsbrief!

FLORON blijft jaarlijks twee papieren nieuwsbrieven uitbren-gen. Daarnaast is de digitale nieuwsbrief een belangrijke ma-nier om tussendoor nieuwtjes via e-mail te kunnen versprei-den. Je kunt je aanmelden voor de digitale nieuwsbrief via:www.fl oron.nl (>Nieuwsbrief)

Let er op om het mailadres goed te spellen, anders kunnen we je niet bereiken!

Webmaster Wim van de Ven neemt afscheid

Na vele jaren (2008-2012) nemen wij afscheid van Wim van de Ven als onze webmaster. Wij willen Wim heel hartelijk danken voor zijn grote bijdrage. De taak wordt voorlopig overgenomen op het bureau. Input voor de website kunt u blijven inzenden via webmaster@fl oron.nl

verstandhouding en de overtuiging dat wat wij doen goed is voor zowel FLORON als voor RAVON.

“Het gaat goed met FLORON”, zo zei Rob van Westrienen op onze vergadering en deze woorden zijn een goede samenvat-ting van het beeld dat ook ik heb. Dat we zo ver zijn na een uiterst moeilijke periode die nog geen half jaar achter ons ligt, is te danken aan de positieve instelling van alle betrokkenen , zowel buiten FLORON als daar binnen. Het is verheugend om te zien hoeveel nieuw elan door FLORON’s aderen stroomt. Mijn vader had daar een mooie uitdrukking voor die mijn gevoel goed weergeeft . Als er zo iets goeds gaande was dan zei hij : “je kunt er de handen aan warmen”’

Hans van Dord, voorzitter Stichting FLORONRob van Westrienen, directeur FLORON

Page 3: FLORON nieuws 17.indd

FLORON Nieuws 17 3

Verspreidingsonderzoek

Plantenlie� ebbers op ‘onze’ dijken

Begin september werden planten op de ‘nieuwe’ Oosterscheldedijken aan een grondig onderzoek onderworpen. Zo’n vijft ig deskundige vrijwilligers van FLORON waren op kamp op Schouwen-Duiveland. FLORON is een landelijk organisatie die de verspreiding en populatieontwikkeling van planten onderzoekt. De plantenliefh ebbers kregen het verzoek één dagdeel aan on-derzoek voor het projectbureau te besteden. Ze brachten in kaart welke zoutplanten op de dijken groeien die minimaal vier jaar geleden zijn versterkt. De inventarisatie van planten op Oosterscheldedijken is een vervolg op het onderzoek van Westerschel-dedijken. Het onderzoeksrapport hiervan verscheen begin 2012 en is te downloaden op:www.zeeweringen.nl/downloads/diversen

Uw waarnemingen doorgeven met Excel

FLORON doet er alles aan om uw waarnemingen zo snel mogelijk in de fl oradatabank op te nemen. Verreweg de snelste methode is om papieren streeplijsten zelf in te voe-ren in de Excel-invoermodule die FLORON via de website beschikbaar heeft gesteld. Van deze invoermodule ver-schijnen regelmatig nieuwe versies met bijgewerkte code- en soortenlijsten. Op het moment zijn we bij versie 3 aan-beland, waarin enkele soorten zijn toegevoegd en - dankzij de feedback van waarnemers - enkele problemen zijn opgelost. Download dus altijd een nieuw Excel-bestand voordat u streeplijsten gaat invoeren.

Meer info op: www.fl oron.nl (> Downloads)

Op het ogenblik is het Landelijk Bureau druk met het ver-werken van de gegevens van 2012. Zoals in FLORONNieuws 16 gerapporteerd, is er een heleboel gebeurd aan Het Nieuwe Strepen: er zijn 187 streeplijsten van 103 km-hokken ingele-verd, in totaal goed voor ruim 33.000 waarnemingen. Het ver-spreidingsonderzoek omvat ook andere onderdelen: overige streeplijstgegevens en detailgegevens, het zoeken naar exoten en het meer gerichte actualiseren van Habitatrichtlijnsoorten en ernstig bedreigde Typische soorten. Het is de bedoeling dat dit totaalpakket in samenhang een voldoende dekkend en actueel beeld gaat geven van de fl ora van Nederland. Dankzij Het Nieuwe Strepen zouden daaruit ook jaarlijkse landelijke trends van soorten kunnen worden afgeleid, iets dat voor bij-voorbeeld vlinders, vogels en reptielen al langer mogelijk is. Over de resultaten van het afgelopen jaar en over de plannen voor 2013 zal worden bericht op de Variadag en in een digi-tale nieuwsbrief.

Page 4: FLORON nieuws 17.indd

4 FLORON Nieuws 17

Kamp- en excursieverslagen

Verspreiding Klein vlooienkruid op Tiengemeten - Bron: kampverslag.

Tiengemeten was natter dan verwacht

Sinds Natuurmonumenten Tiengemeten heeft overgenomen en heringericht kent bijna iedere Nederlander dit eiland. Maar al voordat het beroemd werd hield FLORON Zuid-Holland Zuid onder leiding van Adrie van Heerden er in 1998 een kamp. Ruim tien jaar later opperden oud-deelnemers om een herhalingskamp te organiseren, om te zien hoe het eiland er nu bij ligt en hoe de fl ora zich heeft ontwikkeld. Ook leden van de Plantensociologische Kring Nederland (PKN), die in 2011 tijdens een dagexcursie het eiland bezochten, wilden wel iets uitgebreider rondkijken.

Dit was de aanleiding voor het gecombineerde kamp van FLORON en PKN in augustus 2012. Natuurmonumenten stelde twee vakantiehuizen ter beschikking waardoor we zeer comfortabel hebben overnacht en ‘s-avonds samen konden eten en praten in de keuken plus huiskamer. Op vrijdagavond presenteerde Adrie van Heerden als introductie de ontwikke-ling van de afgelopen jaren van Tiengemeten.

Dit werd nog aangevuld door Menno van Zuijlen van Natuur-monumenten die ons enkele dilemma’s in het beheer voor-legde. Het middengedeelte van Tiengemeten blijft veel natter dan ze hadden verwacht, het droogt nauwelijks op in de loop van het jaar. Hierdoor ontstaat een ander soort begroeiing en minder overgangszones. De vraag is nu of men aan het begin van de zomer water weg moet sluizen. Een andere belangrijke vraag is wat te doen met de Late Guldenroede die de buiten-dijkse slikken domineert.

De combinatie van FLORON en PKN betekende dat we zowel km-hokken inventariseerden als vegetatieopnames maakten. Daarnaast deden we op verzoek van Natuurmonumenten hectometer inventarisaties van een tiental soorten zoals: Late guldenroede (Solidago gigantea), Klein vlooienkruid (Pulica-ria vulgaris) en Rode ogentroost (Odontites vernus serotinus). Omdat er ook nogal wat soorten moesten worden ingemeten met GPS zoals Heemst (Althaea o� cinalis), Slijkgroen (Li-mosella aquatica) en Fraai duizendguldenkruid (Centaurium pulchellum) was er (te) veel te doen. De tweede dag werd een praktischer methode gevonden om de hectometerinventari-saties uit te voeren en werd de ambitie om veel hectometers te inventariseren ook wat naar beneden bijgesteld.

Op zaterdag gingen 25 mensen op pad en op zondag gingen 21 mensen het veld in. Zaterdag was het wel wat winderig en buiig, maar al met al toch prima weer. ‘s Avonds bespraken we onze vondsten en de vragen van Natuurmonumenten. De constatering was in ieder geval dat het natte binnendijkse gebied in de Weelde interessante natte pionierbegroeiing heeft met massa’s Slijkgroen (Limosella aquatica), Klein vlooienkruid (Pulicaria vulgaris), Naaldwaterbies (Eleocharis acicularis). En ook Goudknopje (Cotula cononopifolia) en Goudzuring (Rumex maritimus) staat er regelmatig. Maar die vegetatie is wel erg homogeen over het hele gebied. Wat ons

ook opviel is dat de typische dijkfl ora zoals Blauw walstro (Sherardia arvensis), Knopig doornzaad (Torilis nodosa) en Gevlekte rupsklaver (Medicago arabica), nog wel aanwezig is, maar dat de dijken duidelijk aan het verruigen zijn en deze soorten in de verdrukking komen. We hopen dat Natuurmo-numenten door aangepaste begrazing/maaibeheer de dijkfl ora weer kan versterken. Wat betreft de Guldenroede velden was er een suggestie om extra paden uit te maaien en te kijken of runderen en mensen dit dan vervolgens openhouden waar-door er weer meer grazige veldjes komen. Een andere sug-gestie was om varkens in te zetten, net zoals nu bij Almere als proef tegen de Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzia-num) gebeurt.

In de tabel is per soortgroep de verandering tussen 1998 en 2012 weergegeven. De trends in deze periode zijn goed te verklaren door het veranderde landgebruik, waarbij veel ak-kerland is omgezet in halfmoeras en veel bomen zijn gekapt. Veel natte pioniers en waterplanten hebben zich uitgebreid naar meer kilometerhokken. Typische akkeronkruiden (pio-nier ‘droog’) en bomen/struiken komen in minder kilometer-hokken voor of zijn zelfs verdwenen. De soorten van grazig terrein en ruigte hebben zich min of meer op hetzelfde niveau gehandhaafd. Dit komt overeen met de beperkte veranderin-gen aan de dijken en het buitendijks terrein. Opvallend is het forse aantal nieuwe adventief soorten. Dit zal zeker samen-hangen met de werkzaamheden bij de herinrichting. Mogelijk draagt ook het grotere aantal bezoekers, die van heinde en verre komen, bij aan de aanvoer van ‘vreemde’ zaden.

Zondagochtend was het jammer genoeg wat natter en moest de streeplijst regelmatig worden weggeborgen. Met name door het weer hield iedereen het daarom wat vroeger voor gezien en sloten we het kamp om drie uur af in het bezoe-kerscentrum. Maar tegen die tijd waren er al wel weer heel veel waarnemingen gedaan en leuke vondsten genoteerd. De algemene mening was: Tiengemeten is fl oristisch gezien niet bijzonder soortenrijk, maar is wel een prachtig voorbeeld van slikkige rivieroevers. Het is zeker de moeite waard om er een keer overheen te fi etsen of te wandelen.

Meer informatie: Willemien Troelstra (districtscoördinator FLORON Zuid-Holland Zuid) en Adrie van Heerden

Page 5: FLORON nieuws 17.indd

Tabel: Ontwikkeling van soortgroepen op Tiengemetenniet meer soorten die niet meer zijn gevonden in 2012-/=/+ in minder/evenveel/meer hokken gevondennieuw soorten die in 1998 niet zijn gevonden

Soortgroep Niet - = + Nieuw meer Pionier ‘droog’ 27% 38% 23% 9% 4%Boom/struik 39% 6% 33% 6% 17%Moeras 29% 11% 29% 22% 9%Grazig ‘nat’ 3% 14% 66% 14% 3%Grazig ‘droog’ 16% 21% 35% 14% 14%Ruigte 16% 18% 42% 16% 8%Zilt 25% 8% 33% 25% 8%Wateren 15% 10% 35% 25% 15%Pionier ‘nat’ 3% 10% 15% 59% 13%Verw. / adventief 27% 0% 14% 0% 59%

FLORON Nieuws 17 5

Excursies District 20 naar A� erden en de Kraayen-bergse Plassen

Op 22 mei jl. was er in District 20 een excursie naar Aff er-den (L), hok 197-405. Het was droog zonnig weer. Met 10 personen bezochten we de volgende biotopen: maasoever, ui-terwaard, watergang, maasterras, paardenweitjes (SBB), weg-bermen, bebouwde kom en rivierduin, waarbij we alleen het Limburgse deel (80 %) bezochten en niet het Brabantse deel (uiterwaard) aan de westkant van de Maas. SBB verleende toegang tot de paardenweitjes met het verzoek daarvan een soortenlijst op te stellen. Daarom zijn die weitjes tevoren ook al bezocht. Vanuit de jaren negentig waren cumulatief circa 350 soorten bekend. Enkele karakteristieke soorten van de paardenweitjes: Stijf-, Ruw-, Veelkleurig- en Akkervergeet-mij-nietje, Kleine hard-bloem, Klein tasjeskruid, Zacht vetkruid en Tripmadam, Vilt-ganzerik, Lathyruswikke, Gestreepte klaver, Geoorde zuring, Kraai- en Moeslook, Knolboterbloem, Geel- en Kruisbladwal-stro, Gewone agrimonie, Akkerleeuwenklauw en Sikkelklaver. Langs een poel groeit Schilderereprijs.

Klein vlooienkruid - foto Adrie van Heerden.

Soorten daarbuiten: Muurbloemmosterd, Glanzende ooie-vaarsbek, Heidespurrie, Grote engelwortel, Geoord helm-kruid, Kroonkruid, Rapunzelklokje. Naast een maïsveld 1 exemplaar Klein glaskruid (4 juli). Op 22 mei werden 290 soorten gestreept. Tijdens een nabe-zoek op 4 juli kwamen daar nog 50 soorten bij. Totaal 340 soorten.

Op 15 juni jl. waren de Kraayenbergseplassen (hok 183-417) aan de beurt. Het natuurgebied van het Brabants Landschap is vrij toegankelijk. Ondanks regen tijdens de eerste uren streepten we met 8 personen. Het terrein is gelegen tussen twee plassen voor zand- en grindwinning, genummerd 4 en 5. De laatste is geheel ingericht als natuurgebied. Het terrein is destijds deels opgehoogd en heringericht met onder an-dere Prunus- en Rozensoorten zonder oog voor autochtone beplanting. Het wordt nu al jaren beheerd door het Brabants Landschap en het wordt begraasd door Heckrunderen en paarden. Biotopen: oevers, moeras, steilwanden, natuurlijk loofb os met dassenburcht, natuurlijke opslag rond de plassen, ruigte, schrale zandgrond. Omstreeks 2000 zijn hier 275 soor-ten gestreept.Enkele karakteristieke soorten: Voszegge, Valse voszegge, Hoge cyperzegge en Gewone bermzegge, veel Gestreepte- en Liggende klaver en Hazenpootje, Lathyruswikke. Op meer-dere plekken langs struweel en in de schaduw Ruig hertshooi met tientallen exemplaren. De indruk bestaat dat de aantallen zijn toegenomen met name langs een doorgang van het vee.Bosanemoon en Salomonszegel in het bos met dassenburcht.Al jaren bevindt zich aan de oever van plas 4 een populatie Laurierwilg. De aard van de overige vegetatie langs de plas wijst niet op aanplant. Als bijzonderheid is de bastaard van Oostenrijkse kers en Akkerkers: Rorippa x armoracioides aan-getroff en.

Ondanks de overvloedige regen zijn toch nog 248 soorten gestreept.

Meer informatie: Fons Reijerse ([email protected])Glanzige ooievaarsbek bij A� erden - foto Joke Schaminée-Sluis.

Page 6: FLORON nieuws 17.indd

6 FLORON Nieuws 17

1. Tijdens de VARIAdag in Leiden in december 2011 werd je uitgeroepen tot de vrijwilliger-van-het-jaar. Waaraan heb je die titel te danken, denk je? Ik wist van niets. Vlak voor de Variadag kon ik mijn FLORON-vrienden mailen, dat ik een paar uurtjes dacht te komen, ik was toen bezig met chemokuren. Eerst had ik helemaal niet in de gaten dat het over mij ging: “Ze is actief met inventarisaties, maar draagt ook geregeld bij aan onder-steuning van wervende activiteiten, zoals het schrijven van natuurberichten en het bemensen van een FLORON-stand. Ze is actief in de eigen regio en draagt bij aan regionale en landelijke projecten. Ze onderhoudt contacten met beheerders en is deelnemer aan inventarisatiekampen elders in het land. Ook haar ziekte heeft haar er de afgelopen maanden niet van weerhouden plantjes te tellen”. En toen moest ik dus naar vo-ren komen, een geweldige verrassing!

2. Hoe is je belangstelling voor de natuur ontstaan? Vroeger ben ik NJN-lid geweest, niet speciaal van de planten-werkgroep. Vogels waren minder geschikt, want die vlogen voor mij te hard weg en ik kon slecht tegen vroeg opstaan. Mossen vond ik te klein. Zo kwam ik bij de planten terecht.

3. Wat heb je met planten en de duinen? Niet zozeer vanuit de KNNV maar vooral op eigen initiatief ben ik steeds meer in de plantenwereld gedoken. In mijn Amsterdamse periode kwam ik na mijn onderzoek aan wa-terplanten in het Naardermeer regelmatig in dat gebied en in de Botshol, een ander laagveenmoeras. Toen ik in 1989 naar Castricum verhuisde, verschoof mijn interesse naar het duingebied. Eigenlijk kom ik het hele jaar in en bij de duinen. Voor het plantenwerk ben ik van maart tot in november re-gelmatig in het veld te vinden. Vlak ervoor, van half februari tot april, coördineer ik de paddenwerkgroep bij het overzetten van padden (zie www.padden.nu). ’s Zomers heb ik twee vlin-derroutes in de duinen, o.a. met de Duinparelmoervlinder. Die vliegt van eind mei tot in juli en legt zijn eitjes op viooltjes (vooral op het Hondsviooltje). In de winter kun je trouwens ook met planten bezig zijn, zoals rozetten van Bijenorchis en Bokkenorchis tellen. De winter is ook de tijd voor gewone wandelingen o.a. over het strand waar ik ’s zomers zelden kom vanwege het oprukkend toerisme. Vanaf 1996 bezocht ik steeds vaker FLORON-weekenden. Ik merkte dat er landelijk weinig bekend was over het voorkomen in het duin van voor mij bijna gewone soorten als de Veldgentiaan. Met mijn code 5 voor de Veldgentiaan op Bijzondere Soorten-formulier in 1999 sloeg geloof ik de schrik in Leiden toe, en kon ik in 2000 een groep DC’s onder leiding van René van Moorsel naar die mooie vallei leiden. Waarneming goedgekeurd, ook toen al. Tja, een van de luxe-problemen met LMF-A in het duin was, dat je bezig blééf: zoveel Rode Lijstsoorten in zulke hoge aantallen. Op een bepaald moment kreeg ik van PWN een soort struinvergunning, waarmee je overal buiten de paden mag komen behalve op de drukke zondagen. Door veranderd beheer en de inzet van vee voor begrazing kwamen er nieuwe soorten en vindplaatsen. Gaandeweg richtte ik mij meer op

de zeldzamer soorten, de vroegere Rode Lijst 1 en 2-soorten. Een paar jaar terug vroeg PWN mij formeel om hier meer werk van te maken en voegde er enkele zeer zeldzame soorten aan toe, waaronder Stofzaad. Soorten waarvoor het Noord-Hollands Duinreservaat een belangrijk landelijk bolwerk is. In 2009 vroeg Ton Denters mij om twee van de routes voor zijn Plantenkijkgids te checken. Sindsdien en door het zeld-zame soorten-zoeken kom ik vaker voorbij de Middenweg bij Egmond-Binnen, op de fi ets 8 km vanaf mijn huis. Dan moet ik wel oogkleppen op doen als ik door het duin fi ets, anders bereik ik nooit mijn bestemming.

4. Je hebt me meegenomen naar de Papenberg bij Cas-tricum. Waarom? Tegenwoordig inventariseer ik in het hele duingebied van 5000 ha tussen Wijk aan Zee en Bergen. De ene keer doel-gericht, de andere keer struinend. De Papenberg ligt vlakbij Castricum en is lekker dichtbij. Op dit hoge duincomplex liggen verschillende groeiplaatsen van Stofzaad. Hoewel het een zeldzame plant is, is de trefk ans vrij groot als je de kleine plekken kent. Kijk hier, in de berm onder de beuken zijn ze nu zelfs nog vinden. Weliswaar uitgebloeid, maar de bruine stengels met zaaddozen zijn nog goed herkenbaar. Stofzaad moet je hier zoals gezegd, zoeken onder de beuken. Ze groeien op plekken met een harde ondergrond met daarop wat bladeren die inmiddels alweer wat ‘ingezakt’ zijn. Als de ondergrond wat meer veert, vind je geen Stofzaad meer. Ik ken in deze omgeving minstens 11 vindplaatsen met 5 tot soms wel 120 bloeistengels, de meeste op noordhellingen met eikenbosjes. In 2011 heb ik in totaal 186 exemplaren geteld en in het uitstekende jaar 2012 waren dat er 433. Benoorden het Noordzeekanaal kennen we nu 19 km-hokken met Stofzaad. Hier op de duintop zie je de rozetten van de Oorsilene. Kijk, hier staat zelfs nog een verdroogde bloeistengel. En dit moet de Bitterkruidbremraap zijn, hij heeft kleinere bloemen dan de Walstrobremraap en hier staat Echt bitterkruid. Op veel plekken in ons duin groeien beide bremrapen door elkaar.

Zeven vragen aan Thea Spruijt

De Blauwe bremraap komt meer rich-ting Egmond voor, die groeit hier op Duizendblad. Maar ik wil je ook nog meenemen naar de Noorderstraat. De begrazing hier door koeien en paar-den komt de groei van veel planten ten goede. Grote tijm kom je hier ook vaak tegen, die profi teert overal van de begrazing. En hier, heb je een plek met Piramidezenegroen, een van de weini-ge groeiplaatsen in ons land. Die bloeit al in mei. Nu vind je alleen de behaarde rozetten. Kijk, hier staat er warempel al één met het begin van de bloeistengel voor volgend jaar. Ik zal je verrassen met veel struikhei, terwijl je denkt in het kalkrijke duin te zijn. Een paar jaar geleden waren het echte struiken. Te-genwoordig breidt hij zich uit en door

Page 7: FLORON nieuws 17.indd

FLORON Nieuws 17 7

Schrijf in de agenda!Landelijke thema-excursies

Komend veldseizoen zullen er op dezelfde dag in zoveel mo-gelijk FLORON districten excursies met hetzelfde thema wor-den gehouden. Voorlopig zijn er al twee weekenden (zaterdag of zondag) gereserveerd, zie hiernaast.

De defi nitieve data en thema’s van de excursies zullen via de landelijke media worden aangekondigd.

Plas en dras, op het grensvlak van water en land Datum en tijd: 22 juni 2013 - 10.00-16.00 Locatie: De Brabantse Wal

Stadsplanten, op zoek naar nieuwkomers in de stadDatum en tijd: 24 augustus 2013 - 10.00-16.00 Locatie: Roosendaal

de begrazing blijven het lage planten die in augustus rijkelijk bloeien. En ik kan wel even doorgaan: Verfb rem, Kleine steen-tijm, Hondsviooltje, Ruig viooltje, Zanddoddegras, Knopbies, Bevertjes. Al die landelijke zeldzaamheden kun je hier volop vinden. Maar als je ze bloeiend wilt zien, moet je volgend jaar terugkomen. Voor verschillende soorten voer ik tellingen uit voor de duinbeheerder PWN. Die kan er dan zijn voordeel mee doen, bijvoorbeeld als het gaat om wel of niet begrazen, het uitvoeren van herstelprojecten en natuurlijk evaluatie van het beheer.

5. Hoeveel tijd besteed je aan dit ´vrijwilligerswerk`? Ik heb momenteel bewust geen werk. Dan ben ik in de goeie tijd al gauw 3 keer per week minstens 3 uur per dag in het veld. Bij intensief speurwerk is 3 uur lang genoeg. Maar zoiets moet je goed voorbereiden. Welke soort wil ik tellen? Van welke soort wil ik meer groeiplaatsen vinden voor de beheer-

der. Nieuwe groeiplaatsen ontdek ik meestal toevallig of krijg ik door van andere natuurliefh ebbers die iets hebben gezien. Of van de beheerders zelf. En achteraf moet je je gegevens verwerken, want dan heeft het beheer er wat aan. Ik voer dat dan ’s avonds in op waarneming.nl. Ik ga vaak alleen op pad, maar met een groepje van 2 of 3 vind ik eigenlijk prettiger, dat lukt maar één keer per week.

6. Wat is volgens jou de functie van de ´vrijwilliger´ voor de Nederlandse natuur?Ik heb een struinvergunning. Mijn waarnemingen zorgen voor veel (aanvullende) informatie voor de beheerders. An-dere vrijwilligers in dit gebied zorgen bijvoorbeeld voor de exoten bestrijding, in dit geval de Amerikaanse vogelkers of het verwijderen van teveel struweel.

7. Welke vraag heb ik je niet gesteld, maar had je wel graag willen beantwoorden?Over mijn ziekte, het was al genoemd tijdens de uitreiking van de prijs vorig jaar. Na mijn operatie aan borstkanker ben ik nog vrij snel moe, maar nu kan ik gelukkig weer een stuk fi etsen en een paar uur rustig inventariseren. Ik krijg nog steeds een of twee keer per week fysiotherapie, vanwege mijn linkerarm. De vooruitzichten zijn nu goed en dan is een poos-je struinen in de duinen een welkome afl eiding. Het verzet je zinnen op een positieve manier. “Het duin is mijn leven”. En de waardering van de beheerder, boswachters, FLORON en Nationaal Herbarium is een grote stimulans om dit te blijven doen.

Dat Th ea veel mensen in deze omgeving kent, merken we op de terugweg. Eerst ontmoeten we een paddenstoelenkenner op zoek naar wasplaten. En de schaapherderin (kind op de rug) heeft vandaag haar schapen uit Bergen gehaald. Ze is al een uur of vier onderweg naar een nieuwe graasplek. We helpen een handje met het passeren van een veerooster. De herdershonden zijn er echter minstens zo handig mee. Het is vandaag koud en nevelig, maar mijn bezoek aan de duinen met vrijwilligster Th ea Spruijt doet kou en slecht zicht algauw vergeten. Ze sleept je van de ene zeldzaamheid naar de an-dere. Een unieke ervaring met een kenner van het Hollands duin. En als ik op een ander ogenblik terugkom, zal Th ea me zeker rondleiden in ‘haar’ duin.

Meer informatie: Egbert de Boer ([email protected])

Page 8: FLORON nieuws 17.indd

Noord9%

Oost1%

Zuid60%

West30%

Expositie van de Muurvarens

8 FLORON Nieuws 17

FloranieuwsDe Muurvaren op kerken in het westen van Fryslân

Van oktober 2011 tot januari 2012 werden alle kerken en to-rens in het westelijk deel van Fryslân onderzocht op het voor-komen van Muurvaren (Asplenium ruta-muraria). Het gebied wordt begrensd door IJsselmeer en Waddenzee in het zuiden en westen, terwijl in het noorden het Van Harinxmakanaal als grens werd gekozen. De oostgrens wordt gevormd door het Prinses Margrietkanaal in het zuiden en de Zwette noordelijk van Sneek. In totaal zijn er 114 kerken en torens bezocht.

Aantallen en expositieVan de 114 bezochte kerkgebouwen en torens was bijna de helft (52) getooid met minimaal één Muurvaren. De schatting van het totale aantal planten op kerken en torens bedraagt voor het hele gebied minstens 4.400 exemplaren en mogelijk een kleine 5.000. Muurvarens komen veruit het meest voor op de zuidelijke en in mindere mate op de westelijke muur. De noordelijke muur herbergt hier en daar wel enkele plan-ten, maar dan meestal direct om de hoek van de westzijde. De oostelijke muur draagt nauwelijks enige begroeiing van Muurvarens. Zie � guur 1. Dat de zuidzijde favoriet is, hangt samen met de lichtbehoeft e van deze plant plus zijn grote to-lerantie voor droogte. Dat de oostzijde sterk achterblijft , hangt mogelijk samen met de koude wind, die bij vorstig winterweer juist vol op die zijde staat. Daarnaast heeft het simpelweg te maken met de bouw van onze kerken: ze zijn in de lengte west – oost georiënteerd met de toren aan de westkant. Dat betekent dat de noord- en zuidmuren meer oppervlakte heb-ben. Muurvarens werden aangetroff en op bijna elke denkbare hoogte, van vlak boven het maaiveld tot 20 of 30 meter hoog.

Enkele belangrijke vindplaatsenEasterein kan worden uitgeroepen tot hét Muurvarendorp van Westergo; behalve beide kerken is ook een stenen brug ermee getooid, zodat er minstens 700 (en waarschijnlijk veel meer) van deze planten in het dorp te vinden zijn. In Al-lingawier, een van de allermooiste vindplaatsen (400 – 500 ex), houdt de begroeiing abrupt op, waar de torentop begint. Duidelijk zichtbaar is, dat het bovendeel is gerestaureerd en de Muurvarenzone daaronder niet. De meeste plantjes zijn te vinden op de kerk van Bears (500 – 600). Andere kerken met meer dan 200 Muurvarens staan in Hichtum (ca. 350), Schr-aard (ca. 300), Heeg (200 – 250) en Leons (ca. 230). De Broe-rekerk in Bolsward is voor zover bekend de enige kerk, waar Muurvarens ook binnen groeien. Het gebouw verviel na een brand in de jaren tachtig tot een ruïne, die naderhand met een glazen dak is overkapt. De binnenvarentjes zijn waarschijnlijk een overblijfsel van die ruïneperiode.

Conclusie De Muurvaren blijkt vooral in het noorden van het onder-zoeksgebied niet zeldzaam. Aan het verspreidingsgebied lijkt de laatste tientallen jaren niet veel te zijn veranderd. De plant groeit op allerlei hoogtes en heeft een voorkeur voor zuidmu-ren en nissen aan de zuid- en westkant. Hij prefereert kalkrijk cement en komt het meest voor op oude kerken, opgetrokken uit gele steen. Grondige restauraties overleeft hij niet.

Binnen de kerk wordt al honderden jaren wekelijks het won-der verkondigd van de overwinning van het leven op de dood. Op de dorre buitenmuur steken frisgroene toefj es uit dode steen. Het wonder geschiedt dagelijks.

Meer informatie: Klaas Ybema ([email protected])

Een uitgebreidere versie verscheen in TWIRRE, jaargang 22 (mei 2012) pag. 23-27

Muurvaren - foto Jelger Herder.

Figuur 1. Expositie van de Muurvarens in Fryslân, 2011-2012.

Page 9: FLORON nieuws 17.indd

FLORON Nieuws 17 9

Vallisneria in NederlandVallisneria (Vallisneria spiralis L.) is een overblijvende, in de bodem wortelende, ondergedoken waterplant met lijnvormige bladen (� guur 1), die oorspronkelijk inheems is in Zuid-Europa, Noord-Afrika en delen van Azie. Vallisneria’s zijn al sinds lang populaire aquariumplanten. Door de handel in aquariumplanten zijn de planten buiten hun natuurlijke ver-spreidingsgebied verspreid en verwilderd. Om de risico’s van verwilderen in te kunnen schatten is er door de Radboud Uni-versiteit, in opdracht van de NVWA, een risicoanalyse voor deze soort uitgevoerd. Voor deze analyse heeft FLORON de beschikbare verspreidingsgegevens bij elkaar gezocht. Na en-kele meldingen uit de vorige eeuw in de buurt van Maastricht, lijkt Vallisneria zich nu defi nitief binnen Nederland gevestigd te hebben.

Vondsten uit de vorige eeuwDe eerste gedocumenteerde waarnemingen van Vallisneria in Nederland dateren uit het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. In 1960 werd een groot aantal exemplaren waargenomen in het kanaal Maastricht-Luik te Maastricht en een jaar later werd een tweede groeiplaats met naar schatting 10.000 planten ontdekt bij de overlaat Bosscherveld, iets ten noorden van Maastricht. Op ruim 200 meter afstand van deze groeiplaats werd in het jaar daarop een tweede plek ontdekt in het kanaal Maastricht-Luik. Deze groeiplaatsen zouden het gevolg kunnen zijn van dumping van aquariumplanten, maar destijds werd het niet uitgesloten geacht dat deze vestigingen langs natuurlijke weg tot stand waren gekomen. Vanaf het midden van de 19e eeuw had Vallisneria zich in Frankrijk steeds verder naar het noorden verspreid en omstreeks 1955 waren er al enkele vestigingen in de Maas in de omgeving van Luik bekend. Na 1962 zijn er uit Nederland echter geen geva-lideerde waarnemingen van Vallisneria meer bekend, totdat de plant in 2001 in de Merwede ontdekt werd.

Recente vondstenVallisneria werd in 2001 door Arno Boesveld in de Merwede ontdekt tijdens een door Staatsbosbeheer uitgevoerde inventa-risatie van waterplanten in de Biesbosch en Merwedetakken. Alhoewel de vondst destijds wel aan het Nationaal Herbarium Nederland is doorgegeven is de vondst niet vastgelegd in een publicatie of op een waarnemingsformulier en alleen opgesla-gen in een digitaal bestand van SBB. De melding aan het Her-barium heeft er echter wel toe geleid dat in de 23e druk van de Heukels de soorttekst bij Vallisneria werd uitgebreid met het zinnetje “In de Merwede?”.

Vanwege de ondergedoken (submerse) groeiwijze, met bla-den, die onder normale omstandigheden nooit aan de opper-vlakte komen, is Vallisneria een onopvallende waterplant. In het Biesbosch-Merwede gebied is de plant vanaf de oever niet of nauwelijks waarneembaar (� guur 2). De plant werd dan ook voor het eerst vanuit een bootje gespot. Een aantal groei-plaatsen is zelfs ontdekt “als bijvangst” bij inventarisaties naar andere soortgroepen, zoals mollusken en vissen, waarbij soms al snorkelend werd geïnventariseerd. In 2001 werd Vallisneria tijdens de vlakdekkende kartering in 4 km-hokken waarge-nomen. In 2011 werd duidelijk dat de soort zich in de tus-senliggende periode aanzienlijk had uitgebreid. Tijdens een periode met lage waterstanden vielen de planten dat jaar extra op omdat de bladen aan het wateroppervlak kwamen. Alleen al uit dat jaar zijn er waarnemingen uit 8 km-hokken bekend. Al met al is Vallisneria door Arno Boesveld, Jacques van der Neut en Th eo Muusse en anderen nu in 11 km hokken in het Benedenrivierengebied waargenomen (� guur 3). Op sommige plaatsen komen vele duizenden exemplaren voor en op som-mige locaties is de soort al meer dan 11 jaar aanwezig. Eind augustus 2003 werden er door John Bruinsma planten met vrouwelijke bloemen verzameld in het Eindhovens Ka-naal tussen Mierlo en Helmond. De planten groeiden langs de noordoever over een oppervlakte van ca. 20x2 meter. In 2012 was de groeiplaats er nog steeds, zodat de planten hier al min-stens 9 jaar aanwezig zijn. In het voorjaar van 2009 werd door Jan Wieringa tijdens de fl oracursus van Wageningen University een groeiplaats ont-dekt in een voormalige zandgroeve aan de voet van de Greb-beberg. Ook hier zijn de planten niet vanaf de oever, maar alleen duikend waar te nemen. De afzonderlijke spruiten vormen een ijle begroeiing met een oppervlakte van ongeveer 10x1 meter. In het voorjaar van 2012 waren de planten hier nog steeds aanwezig, alhoewel in geringere aantallen.

Figuur 1. Habitus van Valisneria spiralis - foto Johan van Valkenburg.

Figuur 2. Groeiplaats van Vallisneria spiralis oever Merwede nabij Dam van Engeland - foto Arno Boesveld.

Page 10: FLORON nieuws 17.indd

10 FLORON Nieuws 17

WarmteminnaarVallisneria is een warmteminnende soort en oorspronkelijk afk omstig uit zuidelijker streken. Bij temperaturen beneden de 5°C krijgen de planten het echt moeilijk. In juli 1962 werd op de Maastrichtse groeiplaatsen geconstateerd dat vanwege het koude voorjaar en de koude zomer van dat jaar de planten sterk in hun groei geremd werden. De daaropvolgende strenge winter van 1963 is mogelijk de oorzaak van het ogenschijnlijk plotseling verdwijnen op deze locaties. De combinatie van zowel lage waterstanden als strenge vorst in de periode van 10 januari tot 7 februari van dat jaar, is de planten waarschijnlijk fataal geworden. Tegenwoordig zorgen klimaatverandering en de lozingen van koelwater tezamen voor een opwarming van het rivierwater in Nederland met naar schatting 3°C. Deze hogere temperatuur draagt er waarschijnlijk aan bij dat Val-lisneria zich in het Biesbosch-Merwede gebied zo goed kan handhaven.

BiotopenIn het Biesbosch-Merwede gebied groeit Vallisneria in 0,50-1,20(-1,50) meter diep water met een getij-fl uctuatie van ongeveer 30 cm. Begeleidende soorten zijn o.a.: Schedefon-teinkruid, Tenger fonteinkruid, Gekroesd fonteinkruid, Rivierfonteinkruid, Doorgroeid fonteinkruid, Gele plomp, Smalle waterpest, Grof hoornblad, Aarvederkruid, Smalle waterweegbree, Zittende zannichellia en (op 1 locatie) Groot nimfk ruid. In dieper water is Schedefonteinkruid veelal dominant en ontbreekt Vallisneria. Langs de Merwede lijkt Vallisneria vooral bij kreekmondingen voor te komen. Opval-lend is dat op sommige groeiplaatsen (o.a. Zuid-Maartensgat) de onderwaterbodems bezaaid zijn met mosselen (� guur 4). Naast grote hoeveelheden uitheemse soorten als Driehoeks-mossels, Quaggamossels, Aziatische korfmossel en Toegekne-pen korfmossel komen de inheemse Schildersmossel, Bolle stroommossel, Vijvermossel en Platte zwanemossel voor. Op de groeiplaats in het Eindhovens Kanaal groeien de planten in 1-1,5 meter diep water. Het water in dit kanaal is voor het grootste deel, via de Zuid-Willemsvaart, oorspronkelijk af-komstig uit de Maas. De begroeiing ter plaatse is schaars en bestaat in hoofdzaak uit Riet, Gele plomp en Veenwortel.

In het zandgat bij de Grebbeberg groeien de planten eveneens op ongeveer 1 meter diep. Begeleidende soorten zijn hier Smalle waterpest en Doorgroeid fonteinkruid. Het water in het grindgat wordt gevoed door kwelwater uit de Grebbeberg en is helder en vrij voedselarm.

HerkenningOp de groeiplaatsen in de Biesbosch en Merwede kan Val-lisneria worden vergezeld door twee andere soorten met een vergelijkbare “Vallisneride” groeivorm, namelijk Kleine egels-kop en Smalle waterweegbree. Vallisneria onderscheidt zich van deze soorten (en van de onderwaterbladen van Pijlkruid) door de kleine tandjes op de bladrand bij de bladtop (� guur 5) en doordat de planten met ondergrondse uitlopers (rhizo-men) met elkaar verbonden zijn (� guur 1).Aan de hand van deze kenmerken is relatief eenvoudig te be-palen of een plant tot het geslacht Vallisneria behoort, maar het tot op de soort op naam brengen binnen dit geslacht blijkt niet zo eenvoudig. De door Linnaeus beschreven soort Vallis-neria spiralis L. werd vroeger beschouwd als één kosmopoli-tische soort, die in alle werelddelen kon worden aangetroff en. In de loop der tijd werden er echter in de bloemkenmerken verschillen ontdekt tussen planten van verschillende her-komst. In de jaren 80 van de vorige eeuw werden er al twee soorten onderscheiden; Vallisneria spiralis in Europa en Azië en Vallisneria americana in Amerika. Tegenwoordig worden er wereldwijd wel 12 tot 15 soorten onderscheiden. Alleen met behulp van kenmerken van de minuscule bloemetjes zijn de soorten op naam te brengen. Er zijn geen goede morfo-logische kenmerken om de soorten in vegetatieve toestand op naam te brengen. DNA-barcoding zou daarom een goed hulpmiddel kunnen zijn bij het op naam brengen van Vallis-neria-soorten. Door de uitgebreide (ruil)handel in aquarium-planten is het niet ondenkbaar dat er nog andere soorten in Nederland opduiken. Met behulp van DNA barcoding is reeds aangetoond dat de Europese Vallisneria spiralis op minstens 1 locatie in de Verenigde Staten (waar Vallisneria americana inheems is!) ingeburgerd is.

Figuur 3. Kilometerhokken met waarnemingen van Vallisneria in het Biesbosch-Merwede gebied in de periode 2001-2012. De meest westelij-ke groeiplaats betre¥ aangespoelde planten (Bron: Waarnemingen van Arno Boesveld, Jacques van der Neut, ¦ eo Muusse, kaartachtergrond: Microso¥ Virtual Earth).

Figuur 4. Opgeharkte Vallisneria wortelend in een bed van mosselen (Dordtsche Biesbosch, Zuid-Maartensgat) - foto Johan van Valkenburg.

Page 11: FLORON nieuws 17.indd

FLORON Nieuws 17 11

TweehuizigHet op naam brengen wordt nog extra bemoeilijkt doordat Vallisneria een tweehuizige plant is met afzonderlijke manne-lijke en vrouwelijke planten. De mannelijke bloemen verlaten in knop de kort gesteelde bloeischede en stijgen op naar het wateroppervlak. Hier springen zij open en de kleine (0,5 mm in doorsnee!) bloemetjes drijven, voortbewogen door wind en stroming, vrij rond. De vrouwelijke bloemen (3-4 mm in doorsnee) staan op een dunne, spiraalvormige bloemsteel en drijven op het wateroppervlak. Bestuiving vindt plaats als een helmknop van een vrij drijvende mannelijke bloem in aanraking komt met de stempel van een vrouwelijke bloem. Materiaal van mannelijke planten compleet met bloemen is vanwege deze bijzondere bloeiwijze eigenlijk niet te verzame-len. Het Nederlandse materiaal dat met enige zekerheid op naam kon worden gebracht betreft dan ook vrouwelijke plan-ten van Vallisneria spiralis. Het voorkomen van mannelijke Vallisneria planten in Nederland is, voor zover bekend, nog niet aangetoond. De peulvormige, tot meer dan 10 cm lange vruchten (� guur 6), zijn voor zover bekend, ook nog nooit in Nederland waargenomen. Of de soort zich in Nederland ge-slachtelijk voortplant is dus onbekend.

Ingevoerd of spontane vestiging?De vraag dringt zich op hoe Vallisneria zich in ogenschijnlijk korte tijd op zo’n grote schaal in het Benedenrivierengebied heeft weten te vestigen. De populatie lijkt te groot om ont-staan te kunnen zijn uit weggeworpen aquariumplanten, tenzij zij al heel lang onopgemerkt aanwezig is en ruim de tijd heeft gehad om zich uit te breiden. De grootste groeiplaatsen liggen ver verwijderd van menselijke bewoning, wat vestiging met hulp van de mens minder waarschijnlijk maakt.De meest nabij gelegen bekende groeiplaatsen buiten Ne-derland liggen ver weg in Noord Frankrijk en in Duitsland. Mogelijk zijn plantfragmenten of vruchten en zaden stroom-afwaarts met de Maas of de Rijn meegevoerd en in het Bene-denrivierengebied “bezonken”. Het aanspoelen van hele plan-ten op de oevers van Hollands Diep toont aan dat transport van losgewoelde planten over enige afstand mogelijk is.Maar er is mogelijk nog een manier waarop de planten zich hebben kunnen vestigen. De groeiplaatsen in het Biesbosch-Merwede gebied worden in het voorjaar bezocht door grote aantallen trekkende watervogels zoals Kuifeend, Tafeleend, Krakeend en Pijlstaart. De wortelstokken en de wortelknol-letjes van Vallisneria zijn voor veel watervogels een geliefd voedsel in hun overwinteringsgebieden. Mogelijk zijn zaden samen met wortelknolletjes en/of slakjes door foeragerende watervogels ingeslikt en tijdens de voorjaarstrek in de inge-

wanden meegelift naar noordelijker streken. Van snelvlie-gende watervogels, zoals sommige eenden, is bekend dat zij op deze manier zaden over afstanden van vele honderden ki-lometers in hun darmkanaal kunnen transporteren. Transport van zaden van b.v. het estuarium van de Seine naar de Bies-bosch zou, wat afstand betreft , dus goed mogelijk zijn.

Meer informatie: Ruud Beringen (r.beringen@§ oron.nl)

BronnenMatthews, J., R. Beringen, F.P.L. Collas, K.R. Koopman, B. Odé, R. Pot, L.B. Sparrius, J.L.C.H. van Valkenburg, L.N.H. Verbrugge & R.S.E.W. Leuven, 2012. Risk analysis of non-nativeTapegrass (Vallisneria spi-ralis) in the Netherlands. Radboud University Nijmegen, Institute for Water and Wetland Research, Department of Environmental Sciences, FLORON & Roelf Pot Research and Consultancy.Les, D.H., Jacobs, S.W.L., Tippery, N.P., Chen, L., Moody, M.L., & Wilstermann-Hildebrand, M., 2008. Systematics of Vallisneria (Hydro-charitaceae). Systematic Botany, 33(1), 49-65.Van Ooststroom, S.J. & Reichelt, ¦ .J., 1962. Een Nederlandse vondst van Vallisneria spiralis L. Gorteria 1(6), 61-62.Van Ooststroom, S.J. & Reichelt, ¦ .J., 1962. Nogmaals Vallisneria spi-ralis L. Gorteria 1 (6), 95-96.Van Leeuwen, C.H.A., 2012. Speeding up the snail’s pace: bird-medi-ated dispersal of aquatic organisms. PhD thesis, Radboud University Nijmegen. ISBN: 978-90-6464-566-2. Ponsen & Looijen, Ede, ¦ e Netherlands.Verder informatie aangeleverd door Arno Boesveld, Jacques van der Neut (SBB), ¦ eo Muusse (SBB), John Bruinsma, Jan Wieringa (WUR), Johan van Valkenburg (NVWA) en Wout Holverda (NHN Naturalis), waarvoor dank.Figuur 5. De zwak getande bladtop van Vallisneria - foto ¦ eo Muusse.

Figuur 6. Vruchten van de veel op Vallisneria spiralis gelijkende Noord Amerikaanse soort Vallisneria americana (foto: http://el.erdc.usace.army).

Page 12: FLORON nieuws 17.indd

ColofonFLORON Nieuws is een uitgave van FLORON en verschijnt 2 keer per jaar

District Naam Telefoon Email DC Team Excur

1. Groningen-Oost vacature (Willem Stouthamer) 050-3143841 [email protected] V

Rene Bult 06-12323381 [email protected]

Willie Riemsma 0598-621645 [email protected]

Annie Vos-Smit 0598-618009 [email protected]

Michiel van Kerkvoorde 0598-383084 [email protected]

2. Groningen-West Willem Stouthamer 050-3143841 [email protected]

3. Friesland-Oost Harry Waltje 0512-543443 [email protected]

4. Friesland-West Gertie Papenburg 0511-541376 [email protected]

5. Drenthe Edwin Dijkhuis 050-3600155 [email protected]

6. Beneden-Ijssel Piet Bremer 038-4535753 [email protected]

7. Twente Otto Zijlstra 053-4331589 [email protected]

8. Achterhoek Fred Bos 0543-515341 [email protected]

Louis-Jan van den Berg 0544-372594 [email protected]

9. Gelderland-West Hans Inberg 0317-313750 [email protected]

10. Flevoland Egbert de Boer 0578-572292 [email protected]

11. Utrecht Patrick Lansing 030-6933646 [email protected]

12. Noord-Holland Noord Jaap Groot 0226-312770 [email protected]

13. Noord-Holland Midden Simon Pepping 0299-433641 [email protected]

Koos Ballintijn 0299-772543 [email protected]

14. Groot-Amsterdam Peter Wetzels 020-6928352 [email protected]

15. Hollands Duin vacature (Niko Buiten) 023-5403266 [email protected] V

Joop Mourik 023-5285502 [email protected]

16. Zuid-Holland Zuid Willemien Troelstra 010-2382824 [email protected]

17. Zeeland Justus van den Berg 0113-271210 [email protected]

18. Noord-Brabant Markiezaat Petra van der Wiel 0165-533059 [email protected]

19. Noord-Brabant Oost Joep Spronk 040-2120672 [email protected]

20. Noord- limburg vacature V

Fons Reijerse 0485-571212 [email protected]

21. Zuid- en Midden-Limburg Bart Hendrikx 0495-530300 [email protected]

22. Gelderland-Midden Elmar Prins 026-3622787 [email protected]

23. Noord-Brabant Baronie Ben Delbaere 013-5111233 [email protected]

Ronald Kusters 06-10559144 [email protected]

Jacques Rovers 076-5875353 [email protected]

Districtscoördinatoren

DC = districtscoördinator = VacatureTeam = lid districtsteamExcur = excursieleider

Redactie: Ruud Beringen, Baudewijn Odé , Laurens Sparrius en Egbert de BoerFoto voorpagina: Rode ogentroost (Tiengemeten) - Geert de Vries Vormgeving Jelger Herder & Kris Joosten

FLORONPostbus 90106500 GL [email protected]

V