Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

download Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

of 5

Transcript of Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

  • 8/11/2019 Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

    1/5

    1

    DE AUTONOMIE VAN DE TONEELSCHRIJVER

    Een werkdefinitie voor het onderzoek De Staat van de Nederlandse Theatertekst 2014 van De

    Tekstsmederij.

    Om betekenisvolle conclusies te kunnen trekken uit de onderzoeksresultaten die gepresenteerd

    worden in De staat van de Nederlandse theatertekst , is het eerst noodzakelijk om tot een

    bruikbare definitie te komen voor het begrip autonomie. Wanneer kunnen we bijvoorbeeld

    spreken van een autonoom toneelschrijver? Op de eerste plaats moet gezegd worden dat

    autonomie op zijn minst een problematisch begrip is. Met name door misinterpretatie van de

    Duitse verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804) heeft het begrip autonomie binnen de

    kunst een verkeerde lading gekregen.

    In Kritik der Urteilskraft (1790) doet Kant uitspraken over de autonomie van het smaakoordeel.

    Of iemand een kunstwerk mooi vindt of niet, 1 moet zelfstandig en volkomen belangeloos

    geconcludeerd worden. 2 Bij de overweging hiervan moet enkel gekeken worden naar de

    intrinsieke, esthetische eigenschappen die een kunstwerk bezit. 3 Kant bedoelt hier alleszins niet

    mee dat kunst hierdoor gevrijwaard wordt van elke extrinsieke functie die zij kan vervullen,

    zoals een morele of didactische. Dit heeft immers niets met de autonomie van het smaakoordeel

    te maken, maar met de autonomie van de kunst zelf. Vanaf de vroege 19 e eeuw zijn Kants

    uitspraken door aanhangers van het lart pour lart -principe, zoals de Franse schrijver Thophile

    Gautier, vaak genterpreteerd alsof ze weldegelijk op de autonomie van de kunst zelf slaan. Eenmisinterpretatie dus van Kants woorden. 4 Autonomie in autonome kunst kan door deze

    misvatting gelezen worden als onafhankelijk van elke functie, behalve de artistieke. 5 Hierdoor

    1 Kant heeft het zelf over het verhevene, waar niet alleen de kunst maar ook de natuur onder valt.2 Arnold Heumakers, Een belangeloos welgevallen, NRC, bezocht op 28 april, 2014,

    http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een-belangeloos-welgevallen . 3 Luuk Heezen, De autonomie van de kunstenaar (MA thesis, Universiteit van Amsterdam, 2008) , 6.4 Heumakers.5 Het begrip autonome kunst wordt veelal gebruikt om het verschil aan te duiden tussen autonome en

    toegepaste kunst, zoals architectuur en modeontwerp.

    http://en.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9ophile_Gautierhttp://en.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9ophile_Gautierhttp://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een-belangeloos-welgevallenhttp://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een-belangeloos-welgevallenhttp://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/een-belangeloos-welgevallenhttp://en.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9ophile_Gautierhttp://en.wikipedia.org/wiki/Th%C3%A9ophile_Gautier
  • 8/11/2019 Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

    2/5

    2

    wordt er bijvoorbeeld soms gesteld dat artistieke autonomie en maatschappelijk engagement

    lijnrecht tegenover elkaar staan. 6 Een stelling die op zijn minst twijfelachtig te noemen is.

    Wanneer het in dit onderzoek gaat over een autonoom toneelschrijver of een autonome

    toneeltekst, is dit dus niet het soort autonomie waarop gedoeld wordt.

    Een andere notie van autonomie binnen de kunst komt voort uit de moderne kunstsociologie

    van onder andere Pierre Bourdieu, die er vanuit gaat dat maatschappelijke velden (economie,

    politiek kunst, et cetera) relatief autonoom zijn. Autonomie binnen de kunst hangt binnen deze

    notie samen met een zelfstandigheid ten opzichte van de andere maatschappelijke velden. In

    andere woorden: geld (economie) en macht (politiek) mogen geen rol spelen binnen het

    autonome kunstveld. Bourdieu merkt hier zelf al over op dat zoiets onmogelijk is: een

    kunstenaar moet immers geld verdienen om rond te komen. Autonomie binnen de kunst bestaat

    dus niet, volgens deze notie. Volgens Bruno Latour ligt alles minder zwart-wit: een mens is niet

    een politiek, een economisch of een artistiek wezen, maar allen tegelijk. Van het moment zal

    afhangen of hij op dat moment meer een economisch of een artistiek wezen is. Deze

    veranderlijkheid geldt ook voor maatschappelijke velden, waardoor inmenging van economische

    en politieke factoren absoluut geen verlies van de artistieke autonomie hoeft te betekenen.

    Sterker nog, volgens Latour kan inmenging kan juist zorgen voor een toename van artistieke

    autonomie, zolang deze inmenging divers is. Voorbeeld: wanneer een kunstenaar financieel

    gesteund wordt door de overheid, private geldschieters en zijn familie is hij minder afhankelijkvan n speler. Paradoxaal genoeg is hij hierdoor meer autonoom in zijn werken. 7 Hoewel dit

    een interessant punt is en bewijst dat kunst, in tegenstelling tot B ourdieus opvatting, wel

    autonoom kan zijn, levert dit geen bruikbare definitie van autonomie op.

    De hedendaagse liberale notie van autonomie komt wat dat betreft een stuk dichter in de buurt

    van een hanteerbare definitie: de vaardigheid van besluiten nemen en het recht om deze

    vaardigheid uit te kunnen voeren zonder externe bemoeienis. 8 Toegepast op de toneelschrijver

    zou dit dus betekenen: het schrijven van een toneeltekst zonder bemoeienis van regisseur,

    acteurs, et cetera. Een toneeltekst behaalt echter pas zijn doel wanneer deze ten tonele wordt

    gebracht waardoor een samenwerking met personen als de regisseur of dramaturg al tijdens het

    schrijfproces wenselijk lijkt en soms zelfs noodzakelijk is. De volledige autonomie van de

    6 Camiel van Winkel, Enkele notities over de autonomie van de kunst, in Autonomie als waarde: Dilemmas in

    kunst en onderwijs , ed. Marie-Jose Corsten et al. (Amsterdam: Valiz, 2013), 138-139.7 Pascal Gielen, Autonomie via heteronomie, in Autonomie als waarde: Dilemmas in kunst en onderwijs , ed.

    Marie-Jose Corsten et al. (Amsterdam: Valiz, 2013), 26-28.8 Susan Meld Shell, Kant and the Limits of Autonomy (Harvard: Harvard University Press, 2009), 1.

  • 8/11/2019 Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

    3/5

    3

    toneelschrijver en zijn werk lijkt dan ook een onwenselijke situatie. Autonomie lijkt hier

    bovendien gelijk te staan aan een soort van isolement, terwijl dit, volgens

    maatschappijwetenschappers, juist niet het geval zou moeten zijn. 9 Een dergelijke lezing van

    autonomie zal in de praktijk te nauw blijken omdat het te veel uitsluit.

    Toneelschrijver Lot Vekemans hanteert in de Taalunie Toneellezing 2013 een wat bredere en

    daardoor meer bruikbare definitie van autonomie: () de autonome toneelschrijver die niet

    zelf op het toneel sta at of voor de regie tekent. 10 Iemand die zich dus in de enkel bezighoudt met

    het schrijven van de toneeltekst en in het schrijven dus niet benvloed wordt door zijn belangen

    als regisseur of acteur. Dit is de definitie van autonoom toneelschrijver die in dit onderzoek

    gehanteerd zal worden, omdat het van de revue gepasseerde definities de meest bruikbare is.

    Met betrekking tot de autonomie van de toneeltekst komt Vekemans in diezelfde lezing tot de

    volgende definitie: Maar ik wil vanavond aandacht vragen voor de ontwikkeling en

    ondersteuning van de autonome toneeltekst. De tekst die los van de voorstelling bestaansrecht

    heeft. De tekst die niet vervliegt na zijn eerste opvoering, maar die ontelbare levens kan

    hebben.

    Een definitie die aansluit bij de in 2005 door Marianne van Kerkhoven gebruikte definitie in

    Etcetera , wanneer ze het heeft over het te hoge wegwerpgehalte dat toneelteksten hedendaghebben. Doordat toneelteksten te veel voor een specifieke enscenering worden geschreven,

    zouden zij hun autonome kracht verliezen, aldus van Kerkhoven. 11 Een autonome toneeltekst is

    dus een tekst die ook overeind blijft staan als tekst zelf. Als hij gelezen wordt als literair werk.

    Dit veronderstelt dus dat een autonome toneeltekst bepaalde kernwaarden bezit. Waarden die,

    ongeacht wie de tekst uitspreekt of ensceneert, hetzelfde blijven. Wat voor waarden zijn dit?

    Volgens van Kerkhoven zijn dit literaire kwaliteiten. Wanneer zij in 2005 terugkijkt op de

    winnaars (vanaf 1988) van de Nederlands-Vlaamse Toneelschrijfprijs en zijn opvolger de

    Taalunie Toneelschrijfprijs, valt het haar op dat slechts enkele teksten de tand des tijds hebben

    overleefd en nog steeds uitnodigen voor een enscenering. Dit lijkt enkel het geval te zijn met

    teksten waarbij er een bijzondere aandacht voor taal aanwezig is. 12 Met deze literaire

    kwaliteiten bedoelt van Kerkhoven een nauwkeurige omschrijving van haar ideen, van een

    9 Pascal Gielen, 23.10 Lot Vekemans, Ontwikkelingswerker (Taalunie Toneellezing 2013, Antwerpen, 25 november, 2013). 11

    Marianne van Kerkhoven, Het ideale stuk , Etcetera 98 (2005): 41-42.12 Kerkhoven, 40.

  • 8/11/2019 Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

    4/5

    4

    uitgepuurde n doorwrochte taal om die ideen vorm te geven, 13 maar bijvoorbeeld ook de

    muzikaliteit van een tekst.

    Een conflict dat we veel terug zien in het Nederlands theaterwerkveld is de spanning tussen

    deze literaire kwaliteiten en de speelbaarheid van een tekst. In de eerste decennia na de Tweede

    Wereldoorlog kwamen Nederlandse toneelteksten met name van de hand van literaire

    schrijvers die maar weinig snapte van theatraliteit, waardoor de speelbaarheid van hun teksten

    laag was. Sinds de jaren 70 zijn regisseur en acteurs zelf toneelteksten gaan schrijven en zien we

    een toename aan speelbaarheid maar verliezen de toneelteksten weer aan literaire kwaliteiten,

    aldus van Kerkhoven. 14 Dit spanningsveld is goed terug te zien in de juryrapporten van de ITS

    Playwright Award van de afgelopen vier jaar. In 2010 klaagt de jury bijvoorbeeld over een

    gebrek aan theatraliteit:

    Problematisch werd echter gevonden dat die verhalen vrijwel uitsluitend via de dialoog werden

    verteld. De regie-aanwijzing STILTE kwamen we vrijwel nooit tegen. Er werd zelden een

    rekwisiet gebruikt. De ruimte waarin de figuren zich bevinden speelde nauwelijks een rol. De

    figuren waren niet gedifferentieerd (Iedereen praat hetzelfde), ze hadden geen individualiteit

    (Er is te weinig over de biografin nagedacht). En vooral ER GEBEURT WEINIG. Men schetst een

    situatie, en daar blijft het bij. Zelden is er va n enig drama sprake. 15

    Hoewel de jury hier op een aantal punten ook de literaire kwaliteiten aanhaalt (gebrek aan

    differentiatie in de taal), focust zij zich met name op het gebrek aan theatraliteit in de teksten.

    Dit gebrek aan theatraliteit verlaagt de speelbaarheid. Opvallend is dat in 2013 de jury juist

    klaagt over hoe hermetisch afgesloten de beoordeelde teksten zijn door een grote hoeveelheid

    aan regieaanwijzingen:

    Incidentally, we were struck by the fact that some of the texts had been sealed so hermetically

    with stage directions, regarding use of lighting, music, and the way each character was supposed

    to move across the stage, that hardly any scope was left for actors and directors to work with the

    text. 16

    13 Kerkhoven, 41.14 Idem.15

    Juryrapport toneelschrijf-award 2010. 16 Judges report ITs Playwrighting Award 2013, Arthur Schmidt, Berthe Spoelstra & Caspar Vanputte.

  • 8/11/2019 Verslag III De Staat Van de Nederlandse Theatertekst Definitie Autonome Toneelschrijver

    5/5

    5

    De jury focust zich dus ook hier voornamelijk op de speelbaarheid van de tekst. Al uit dat zich

    deze keer meer in de ruimte die is over gelaten voor de regisseur om er zijn eigen draai aan te

    geven. Niet geheel onverwachts zat er in 2013 geen autonoom toneelschrijver in de jury. In 2012

    was dit, in de persoon van Lot Vekemans, wel het geval. De focus ligt in dit rapport duidelijk

    meer op de literaire kwaliteiten van de toneelteksten. Het rapport richt zich onder andere op de

    muzikaliteit, ritmiek, thematiek en verhaalstructuur van de toneelteksten. De conclusie van de

    jury dat de tekst De nachtbloeiers uitnodigt om gespeeld te worden, lijkt voornamelijk voort te

    komen uit de literaire kracht waarvan de toneeltekst uitgaat. 17

    Zoals eerder al aangehaald is, hanteerde Lot Vekemans in de Taalunie Toneellezing 2013 de

    volgende definitie voor een autonome toneeltekst: een () tekst die niet vervliegt na zijn eerste

    opvoering, maar die ontelbare levens kan hebben. Een balans tussen literaire kwaliteiten en

    speelbaarheid lijken hierbij een vereiste te zijn. Hiermee onderscheidt de toneeltekst zich als

    genre binnen de literatuur en creert het zin bestaansrecht buiten de enscenering. Met een

    autonome toneeltekst zal in dit onderzoek gedoeld worden op een toneeltekst die deze balans

    bezit. Dit is dus een kwalitatief oordeel dat geveld wordt. Dat een autonoom toneelschrijver niet

    per direct een autonome toneeltekst schrijft en dat een autonome toneeltekst niet uitsluitend

    door een autonoom toneelschrijver geschreven kan worden, behoeft geen verdere uitleg.

    Joran de Groot

    Theaterwetenschap Universiteit van Utrecht

    17 Juryrapport ITS Playwright Award 2012, Arthur Schmidt, Danielle Wagenaar & Lot Vekemans.