VERPLEEGAFDELING NEONATALE INTENSIEVE ZORG Opleiding...2 1 INLEIDING De dienst Neonatale intensieve...
Transcript of VERPLEEGAFDELING NEONATALE INTENSIEVE ZORG Opleiding...2 1 INLEIDING De dienst Neonatale intensieve...
STUDENTENBROCHURE
VERPLEEGAFDELING NEONATALE INTENSIEVE ZORG Sector Man, vrouw en kind
Ingang 50 Route 650
2
1 INLEIDING
De dienst Neonatale intensieve zorg (pasgeborenenleer) is een gespecialiseerde afdeling waar zieke
baby’s, te vroeg geboren baby’s (prematuur) of pasgeboren baby’s met een te laag geboortegewicht
(dysmatuur) opgenomen worden.
Die kinderen hebben allemaal speciale zorg en aandacht nodig.
De dienst Neonatale intensieve zorg bestaat uit de NICU (Neonatale Intensieve Care Unit) en een N*-
functie. Beide zijn te bereiken via ingang 50, route 650.
Op de N* afdeling verblijven patiënten die minder intensieve zorg nodig hebben en bij opname
beantwoorden aan de volgende criteria: inborn (geen intra-uteriene transfer), GG > 2000g,
zwangerschapsleeftijd > 32 weken, geen te verwachten endotracheale beademing en/of nasale
CPAP. Elke materniteit moet wettelijk een N*-afdeling hebben.
Veel succes met de stage!
3
2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING
2.1 Locatie
De NICU bestaat uit:
- de intensieve zorgen: zaal A en B
- de bijzondere zorgen: zaal C en D
- 2 afzonderlijke isolatieboxen
De N*functie, die geen deel uitmaakt van de NICU, omvat 4 à 5 bedposities.
2.2 Organisatie
Het aantal studenten op de afdeling is maximum vijf. Samen met andere scholen loop je op de afdeling
stage voor minimum 3 weken. Onze afdeling heeft gekozen voor mentorschap als begeleidingsvorm. Wij
werken met patiëntentoewijzing: samen met je mentor(en) ben je verantwoordelijk voor een toegewezen
aantal patiënten.
1. Medische equipe
Vaste stafleden
Prof. dr. K. Smets (diensthoofd)
Prof. dr. C. De Praeter
Prof. dr. S. Vanhaesebrouck
Dr. A. Zecic
Dr. L. Goossens
Dr. K. De Coen
Dr. A. Keymeulen
Dr. L. Garabedian
Dr. J. De Meulemeester
Doktersassistenten: wisselend (viertal).
2. Verpleegkundig equipe
Hoofdverpleegkundige: Geert Lingier. Hij heeft de eindverantwoordelijkheid over het verpleegkundige
niveau (organisatie, coördinatie, personeelsbeleid (meer dan 100 verpleegkundigen), facturatie,
financiëring …).
Adjunct-hoofdverpleegkundigen: Carine Stals, Karen Van Quekelberghe, Eveline van Dijk en Nele
Lyppens. Zij hebben een ondersteunende, coachende en leidinggevende taak (stafverpleegkundigen) in
overleg met de hoofdverpleegkundige. Nele Lyppens is o.a. verantwoordelijk voor de praktische organisatie
van de stage (opvang eerst dag, rondleiding, verwachtingen naar de student, eindevaluatie …).
4
Verpleegkundigen en vroedvrouwen verzorgen alle baby’s. Alle verpleegkundigen werken zowel op de
NICU als op de N*.
3. Logistieke hulp
Zorgkundigen en logistiek personeel verlenen logistieke hulp. Zij onderhouden de couveuses en de
apparatuur, maken specifieke sets klaar enzovoort.
4. Administratief personeel
Ria De Lannoy, Ines Blondeel en Astrid De Brycker zijn verantwoordelijk voor de administratie op de
dienst. Ariane Clabau verzorgt de administratieve ondersteuning voor het medisch diensthoofd en de
artsen-stafleden.
5. Onderhoudsmedewerkers
Onderhoudt de dienst elke dag.
6. Paramedisch personeel
Kinesisten, ergotherapeuten, logopedisten en audiologen komen langs op vraag van de artsen.
De dienst beschikt over een sociaal verpleegkundige en een verpleegkundige van Kind en Gezin, die vast
verbonden zijn aan de afdeling. Er is ook een psycholoog, die de ouders en medewerkers indien nodig
ondersteuning biedt.
7. Technisch medewerker
Staat in voor het goed functioneren van het technische materiaal en de apparatuur op de dienst. Hij
adviseert bij de aankoop van nieuw materiaal.
8. Consulenten
Omwille van de diversiteit van de soort pathologieën wordt veel samengewerkt met andere medische
disciplines zoals cardiologie, nefrologie, gastro-enterologie, oogheelkunde, kinderchirurgie en genetica.
5
3 INFORMATIE OVER DE AFDELING
3.1 Medisch patiëntenprofiel
Prematuriteit
Small for dates (dysmaturen): baby’s met laag geboortegewicht in verhouding tot de
zwangerschapsleeftijd.
Asfyxie bij de geboorte
Hyperbilirubinemie
Ademhalingsmoeilijkheden:
○ hyaliëne membranenziekte (RDS)
○ pneumonie
○ pneumothorax
○ transiënte tachypneu van de neonaat (TTN)
Open ductus van Botalli
Apnoes
Chronisch longlijden (CLD)
Meconiumaspiratie
Persisterende pulmonale hypertensie van de neonaat (PPHN)
Infecties: ·
○ sepsis
○ meningitis
○ huidinfecties
○ urineweginfecties
○ darminfecties
Macrosomie: te zware en grote baby volgens de zwangerschapsleeftijd
Problemen van bloeddruk en anemie
Hersenbloedingen
Convulsies
De pasgeborene met chirurgische problematiek:
○ slokdarmatresie
○ hernia diaphragmatica
○ darmobstructie
○ anusatresie
○ omfalocoele en gastroschisis
○ aangeboren hartafwijkingen
○ afwijkingen aan het urogenitaal stelsel
○ …
Congenitale malformaties, chromosomale afwijkingen
Metabole uitwerking
ROP
Baby van drugverslaafde moeder
Endocrinologische problemen, vb. aangeboren stofwisselingsziekte, baby van een diabetische
moeder
Neurologische problemen
Observatie na een moeilijke bevalling
Adoptie
…
6
3.2 Verpleegkundige zorgen en observatie - dienstgebonden verpleegkundige
aandachtspunten
1. Verpleegkundig zorgenplan en dossier
Dat is een som van communicatiemiddelen zowel naar de arts, de verpleegkundige als de studenten. Het
bevat alle verpleegkundige gegevens en observaties.
Ook jij neemt als student actief deel in het bijhouden van de gegevens. Dat houdt in dat je observaties en
verpleegkundige zorgen noteert.
Je kunt er steeds informatie uit putten. Omwille van het beroepsgeheim en van privacyredenen mogen
geen kopies genomen worden.
Bij onderstaande oplijsting van zorgen wordt er een onderscheid gemaakt tussen zorgen onder toezicht,
onder supervisie en bijwonen van zorgen:
Onder toezicht: de mentor moet in de zaal zijn.
Onder supervisie: de mentor staat bij de technische handeling aan het bed van de baby die de student
verzorgt.
Bijwonen: de student volgt mee maar mag de handeling zelf niet uitvoeren.
2. Basiszorgen en observaties: algemeen overzicht van de verpleging
De student mag geen baby’s onder de 1300 gram verzorgen.
Basiszorg (onder toezicht van een mentor + supervisie)
De regels toepassen van de strikte handhygiëne.
De voorgeschreven isolatiemaatregelen correct toepassen.
De regels van steriliteit goed uitvoeren.
Ontwikkelingsgerichte zorg; richtlijnen op de dienst over comfortzorg kennen en toepassen.
Wasprotocol kennen.
Ouders installeren om te kangoeroeën (samen met en onder supervisie van de mentor).
Het verpleegkundige dossier invullen (laten checken door de mentor).
Babybadje: bedbadje kunnen toedienen (onder toezicht van de mentor); wanneer een infuus
aanwezig is (onder supervisie van de mentor).
Couveuseverzorging van een baby boven de 1300gram (onder toezicht van de mentor).
Lichaamsverzorging volgens protocol:
○ afkoelen vermijden
○ bedjes sluiten
○ navelverzorging (zie standaard verpleegprocedures)
○ detailzorgen
Voeding:
○ flesvoeding (onder toezicht van de mentor)
○ maagsonde plaatsen (onder supervisie van de mentor)
7
○ sondevoeding toedienen – residubepaling (vertering) (onder toezicht van de mentor).
medicatie per os toedienen (supervisie door de mentor).
medicatie via maagsonde toedienen (supervisie door de mentor).
Specifieke huidverzorging: vb. stuitverzorging, AP-verzorging … (onder supervisie van de
mentor).
Wegen.
Algemene observatie: lichamelijke kenmerken en beoordeling van de huidskleur, de ademhaling,
het gedrag.
Specifieke zorgen (onder toezicht van een mentor)
Elektroden aanbrengen voor:
Hartmonitoring
Apnoemonitor
SaO2 – meting
Temperatuurcontrole
…
Speciale zorgen
Steriele voorbereiding van TPN-leidingen (enkel bijwonen).
Sets klaarzetten voor verschillende technieken zoals (enkel bijwonen)
○ arteriële katheter plaatsen
○ thoraxdrainage
○ lumbale punctie
Toedienen van medicatie I.V.
○ via een pyepomp, spuitpomp, de infuusleiding …
○ via perifeer infuus (onder supervisie van de mentor)
○ via diepe lijnen (jugularis catheter, VUC, Longline Hickmann) (enkel bijwonen)
○ dubbelcheck risicomedicatie (enkel onder supervisie van de mentor).
Controle van infuus en overschakelen (perifeer infuus onder supervisie van de mentor; bij diepe
lijnen enkel bijwonen).
Controle van arteriële lijn (enkel bijwonen).
Bloed en bloedderivaten toedienen (enkel bijwonen).
Aspiratie van:
○ mond en neus (onder supervisie van de mentor)
○ van de endotracheale tube: onder steriele omstandigheden (enkel bijwonen)
Observatie beademingsapparatuur (noteren in het dossier onder supervisie van de mentor).
Wondverzorging (enkel onder supervisie van de mentor).
Verwijderen van hechtingen (enkel onder supervisie van de mentor).
Zorg bij continue open maagdrainage (onder supervisie van de mentor).
Zorg bij continue maagsuctie via een replogesonde (onder supervisie van de mentor).
Controle op O2-therapie (onder supervisie van de mentor).
Controle thoraxdrainage (onder supervisie van de mentor).
Fototherapie toedienen (onder supervisie van de mentor).
Neusbril en oxyhood plaatsen (bijwonen).
Parameters bij basiszuurstoftherapie (nasale, neusbril en oxyhood) noteren (onder toezicht van
de mentor).
8
Nasale sonde (onder supervisie van een mentor).
Urinezakje, buisje aanbrengen voor opname urinestaal (onder toezicht in zaal low care en
midcare onder supervisie).
Zorg bij baby met body cooling (bijwonen).
3. Verpleegtechnische of medische handelingen
Glycemie d.m.v. glucosestriptest bepalen (hielprik; onder supervisie van de mentor).
pH-capillair: voor het bepalen van veneus bloedgas (bijwonen).
Bloedbeeld: wordt met veneus of arterieel afgenomen bloed bepaald (bijwonen).
PKU-screening: opsporen van behandelbare stofwisselingziekten.
Hemocultuur: de arts neemt veneus of arterieel bloed op strikt steriele wijze af in een flesje met
kweekbodem om infecties op te sporen (bijwonen).
Verpleegkundige hulp bij lumbale punctie: door middel van een speciale naald wordt
cerebrospinaal vocht afgenomen voor onderzoek of als ontlastende punctie (bij hydrocephalie)
(met de mentor mee assisteren mag).
4. Frequente onderzoeken op Neonatale intensieve zorg (bijwonen)
Echografie schedel:
De kop van het toestel wordt met een dikke laag geleidingsgel ingestreken om doorheen de fontanel
de hersenen en ventrikels te kunnen visualiseren om congenitale of verworven afwijkingen op te
sporen. Gel verwijderen na onderzoek! De artsen-supervisoren van de dienst voeren het onderzoek
uit aan bed. Je kunt meevolgen en vragen stellen.
RX-opname:
Tijdens de RX–opname ter plaatse moet men warmteverlies van het patiëntje voorkomen. De persoon
- ook jij - die helpt, moet zich beschermen tegen stralen. Daarom wordt een loden schort gedragen.
Rx-SMD (radiologisch onderzoek van de slokdarm, de maag en het duodenum).
Dat gebeurt op de poli Kindergeneeskunde.
ECG (Electro cardiogram): de elektrische geleiding van het hart wordt weergegeven op een
strook papier. De verpleegkundige aan bed neemt die af.
Echo-cardio:
Maakt gebruik van ultrasone geluidsgolven om congenitale of verworven afwijken op te sporen t.h.v.
het hart. Kan op dienst met eigen echotoestel door de kindercardiologen gedaan worden. Student kan
mee volgen en vragen stellen.
Hartkatheterisatie:
Gebeurt in de katheterisatiezaal, diagnostisch als aanvulling op de echocardio om een nog duidelijker
beeld te krijgen van de hartafwijking(en). Kan eventueel therapeutisch ook op zaal bij bepaalde
cardiale pathologie.
9
CT/MRI:
Radiografische opname via sneden door weefsel (vb. hersenen). De opnamen gebeuren op de dienst
Radiologie. Bij MRI wordt gewerkt met electromagnetische energie. Er zijn specifieke
voorzorgsmaatregelen nodig in de MRI-zaal.
Oogheelkundig onderzoek:
Gebeurt wekelijks op de afdeling om neonatale retinopathie op te sporen.
EEG (elektro-encefalogram):
Door middel van elektroden op het hoofd worden elektrische potentiaalverschillen in de hersenen
geregistreerd en in curven (op papier) weergegeven. Aan de hand van de vorm van de curven kunnen
de artsen bepaalde abnormaliteiten vaststellen. Een EEG gebeurt op de dienst Neurologie of aan bed.
CFM (cerebral function monitoring) aan bed:
Continue gedeeltelijke EEG-registratie aan bed van de patiënt. Vooral van toepassing bij
asfyxiepatiënten.
IVP (intraveneuze pyelografie):
Op de RX-afdeling worden nieren, ureters en uretha gevisualiseerd door middel van een contraststof.
BERA (Brainstem Evoked Response Audiometry)
Een objectieve gehoortest waarbij het gehoor tot op het niveau van de hersenstam wordt gemeten.
Die test gebeurt op de poli Neus-, keel- oorheelkunde en op de afdeling zelf.
pH-metrie
Een meting van de zuurtegraad in de slokdarm in het kader van daignostiek bij gastro-oesophagale
reflux. De test meet hoeveel keer, hoelang en wanneer er zure maaginhoud terugvloeit naar de
slokdarm. Zo weten we hoe ernstig de terugvloei is en of ze abnormaal is. De plaatsing van de sonde
gebeurt op de poli Kindergeneeskunde.
Bij alle onderzoeken kun je aanwezig zijn. Je neemt geen verantwoordelijkheid.
5. Geneesmiddelen (enkel onder supervie van de mentor)
De dienst beschikt over een eigen medicatieklapper ‘FarN®NIC’ met alle noodzakelijke gegevens voor
toediening. Voor sommige medicatie wordt de dubbelcheckprocedure toegepast. Die procedure vind je in
het documentenbeheerssysteem, vraag gerust na bij je mentor.
Per orale toediening: vitaminen mogen samen met de voeding toegediend worden (dubbelcheck
met de mentor).
I.M.-toediening: zeer uitzonderlijk (maar niet door de student).
I.V.-toediening: I.V. kan via perifeer infuus of via diepe lijn (longline [PICC], jugulariscatheter,
hickmanncatheter, VUC)
○ controle van infuus (steeds onder supervisie van de mentor)
stand van de infuuspomp (totaal volume)
prikplaats
○ intraveneuze toediening medicatie enkel via perifeer infuus (onder supervisie van de
mentor)
10
We weiden daar niet over uit, gezien de grote verscheidenheid in medicatie en de zeer specifieke
maatregelen voor de medicatie toe te dienen.
6. Apparatuur
Transportincubator: mobiele couveuse om zieke pasgeborenen intern en extern te transporteren.
Die is voorzien van monitoring, beademing, spuitpomp(en) voor infuustoediening. Je kunt mee naar
onderzoeken en op transport naar de eigen materniteit of de perifere ziekenhuizen.
Glucosestriptest: om het glucosegehalte in het bloed te bepalen (enkel onder supervisie van de
mentor).
Hartmonitoring: bewaakt de hartfrequentie. De alarmgrenzen worden ingesteld op 80 – 200/min.
(onder toezicht van de mentor).
Bloeddrukmeter: de alarmgrenzen worden ingesteld op 40 (diastolisch) - 100 mm/Hg (systolisch).
Niet-intensieve manier (NIBP): de breedte van de manchet moet 2/3 bedragen van de lengte van
de bovenarm. Men kan de bloeddruk ook continu invasief meten via een arterieel geplaatste
katheter in de navel of perifeer (enkel onder supervisie van de mentor).
SaO2-meter: meet capillair het met zuurstofgesatureerde hemoglobine in het bloed. De
alarmgrenzen worden meestal ingesteld op 80 – 95 procent (onder toezicht van de mentor).
Capnometrie: meet het uitgeademde koolzuurgehalte (CO2) bij beademde patiënten (of
transcutaan via de huid) (bijwonen).
Temperatuurmonitor: meet de huidtemperatuur. We letten erop dat een reflecterend, isolerend
plaatje geplaatst wordt op de elektrode (bijwonen).
Nasaal CPAP-toestel (Infant flow driver): om CPAP via een neusstuk te geven, waardoor de
longblaasjes continu worden opengehouden met een ingestelde druk. Verbetert de oxygenatie van
de patiënt (verzorging enkel onder supervisie van de mentor. Aspireren van baby’s aan de Nasale
CPAP enkel bijwonen).
Beademingstoestellen: Dräger Babylog VN500. Drukbegrensde, volumegestuurde en tijdgestuurde
beademingsmachine. Voor het toepassen van conventionele beademing en hoogfrequente
beademing, al dan niet in combinatie met NO (stikstof). NCPAP en neusbril zijn ook mogelijk met
dit toestel.
Oxyhood of zuurstofklok: om gelijkmatig O2 toe te dienen.
Neusbril en minimale nasale flow: een kleine hoeveelheid zuurstof wordt gegeven ter
ondersteuning van de baby.
Incubator: verwarmde, isolerende, doorzichtige minikamer, waarbij temperatuur, vochtigheid en O2
kunnen aangepast worden.
Verwarmd bed: bed waarbij de gelmatras verwarmd wordt.
11
Weegschaal: is soms ingebouwd in open tafel en couveuse.
Echografietoestel: toestel voor opname van echografie.
pH-toestel: om bloedgaswaarden en pH van het bloed te bepalen.
Spuiten- en infuuspomp: voor het toedienen van infuus.
○ Spuitpomp: om nauwkeurig kleine hoeveelheden vocht en medicatie toe te dienen
gedurende lange periodes. Medicatiebibliotheek en dosiscalculatie gebruiken (onder
supervisie).
○ Pyepomp: kleine spuitpomp die gebruikt wordt voor medicatietoediening.
Aspiratietoestel: voor het afzuigen van slijmen. Aspirator dichtzetten na gebruik en de max.
toegelaten neg. druk = 200mbar.
EKG-toestel: voor afname EKG.
RX-toestel: loden schort aandoen of minstens twee meter afstand houden.
Fototherapielamp: toedienen van fototherapie. Ogen van de patiënt zeer goed beschermen!
(onder supervisie van de mentor)
Body Cooling: wordt opgestart na asfyxie. De baby moet een minimumzwangerschapsleeftijd
van 36 weken hebben en binnen de 6 uur na geboorte op onze dienst zijn. Dan starten we 72
uur Total Body Cooling op om de hersenschade te beperken.
In de spoelruimte tonen onze kinderverzorgsters/logistieken je graag hoe ze de apparatuur reinigen en
opnieuw opbouwen voor gebruik.
12
4 INFORMATIE OVER DE STAGE
4.1 Dienstgebonden stage-informatie
1. Aanmelden
Je meldt je op de eerste stagedag om 8.30 uur aan bij het S-loket (ingang 12, route 1513) om de
administratie in orde te brengen (badge en sleutel). Nadien kun je je omkleden in de aangeduide
kleedkamer.
Aansluitend verwachten we jou op de afdeling NICU (ingang 50, route 650).
Je ontmoet de hoofd- en/of adjunct-hoofdverpleegkundigen.
Je krijgt mentoren toegewezen voor de ganse stageperiode. We streven ernaar om je te koppelen aan
twee mentoren. Eén ervan is aanwezig op de eindevaluatie.
Je mentor begeleidt je zoveel mogelijk. Bij afwezigheid wijst de mentor een vervangende
verpleegkundige toe.
Als je geen les volgt aan een Gentse school, moet je op de eerste dag van je stage een kopie van een
medisch attest meebrengen dat aantoont dat je gezond bent en stage mag lopen. Dat attest geef je af
aan het S-loket.
2. Infomoment
We organiseren vijfmaal per jaar een rondleiding en infomoment op de dienst van 18 tot 19 uur.
Hieronder vind je de data voor het academiejaar 2018-2019. We verwachten jou op één van die
momenten vooraleer je stage begint.
Dinsdag 27 augustus 2019
Donderdag 12 september 2019
Donderdag 24 oktober 2019
Donderdag 28 november 2019
Donderdag 23 januari 2020
3. Opvang de eerste dag
Een secretariaatsmedewerker verwelkomt jou.
Voor de aanvang van je stage formuleer je de doelstellingen schriftelijk en bespreek je die de eerste
dag grondig met de mentor(en). Indien nodig worden de doelstellingen bijgestuurd.
Je krijgt de stage-uren voor de volledige periode mee. Je overloopt die wel eerst nog met de
mentoren. Je bent zelf verantwoordelijk voor het behalen van het aantal uren. Je wordt geacht de
uren van de mentor te volgen zowel in de week, de nacht als in het weekend!
13
4. Studentenboek
Van zodra je de planning van je uren hebt ontvangen vul je het boek in. Je vermeldt je naam, je stage-
uren en wie de begeleidende mentor is. Het boek bevindt zich in de studentenschuif ter hoogte van
het secretariaat.
5. Handen wassen
Je mag geen armbanden, uurwerken en ringen dragen. Die verhinderen een correcte handhygiëne en
zijn bronnen van infectie. Nagels zijn kortgeknipt. Geen kunst- of gelakte nagels.
Voor je de dienst betreedt was je je handen en voorarmen grondig met water en zeep in de toiletten
in de containers. Ontsmet je handen met handalcohol.
Voor en na elk fysiek contact met patiëntjes was je de handen met gewone vloeibare zeep en droog je
ze af met een wegwerphanddoekje. Indien de handen niet bevuild zijn worden ze ontsmet met
handalcohol (correcte dosering: tweemaal pompen) die we ook bij elke patiënt terugvinden.
14
6. Specifieke kledij
Op de dienst draag je steeds een propere schort of broekpak. Die moet DAGELIJKS gewassen
worden. Isolatiepatiënten: neem bij besmette patiënten de nodige richtlijnen in acht.
7. Handschoenkastje
Op de afdeling zijn er handschoenkastjes voor studenten in het ouderinkomsas. De sleutel vind je in
de studentenschuif. Na elke shift leg je de sleutel terug in de schuif.
15
8. Badge en kleedkamer
Procedure, zie de algemene studentenbrochure van het UZ Gent (www.uzgent.be).
9. Lichamelijke hygiëne
Lichamelijke hygiëne is vanzelfsprekend.
Bind lange haren steeds samen.
Wanneer je een besmettelijke ziekte hebt, mag je de dienst niet betreden (vb. windpokken).
Draag een masker bij bovenste luchtwegeninfecties.
Verwondingen of infecties aan de handen maken het verplegen van patiënten op neonatologie
onmogelijk.
Koortsblaren (herpes simplex) moeten dringend gemeld worden wegens het hoog risico voor de
baby’s. De student mag kinderen met een infuus dan niet verzorgen. Een masker is verplicht.
10. Werkverdeling
In de werkverdeling kun je terugvinden voor welke patiëntjes je mentor verantwoordelijk is gedurende
een bepaalde shift. Jij staat steeds onder toezicht van een mentor en werkt met hem of haar samen.
11. Feedback – eindevaluatie
Er zijn daarvoor uniforme formulieren, die het UZ Gent heeft opgesteld samen met de Gentse
scholen. We gebruiken die formulieren ook voor studenten van de niet Gentse scholen.
Je vindt ze terug op www.uzgent.be.
De mentor geeft dagelijks feedback aan de hand van het feedbackformulier. Vraag de mentor naar
feedback. Noteer zelf de activiteiten van de dag en de feedback (zelfreflectie). De begeleidende
verpleegkundige geeft een waardering en leerpunten op het feedbackformulier.
Een eindevaluatie gebeurt tijdens de laatste stagedagen met de adjunct-hoofdverpleegkundige
verantwoordelijk voor studenten, je mentor en eventueel de lector. Maak daarvoor zelf een afspraak
tijdens de eerste stageweek.
12. Diensturen:
Vroege: 6.45 – 14.45 uur
Late: 14.15 – 22.15 uur
Nacht: 22 – 7 uur
13. Pauze
15 min. koffiepauze
30 min. hoofdmaaltijd
16
4.2 Specifieke leerpunten van de afdeling
1. ALGEMEEN
De regels van de strikte handhygiëne toepassen.
De isolatiemaatregelen correct toepassen.
De regels van steriliteit goed uitvoeren.
Ontwikkelingsgerichte zorg; richtlijnen op de dienst over comfortzorg kennen/toepassen.
Ouders installeren om te kangoeroeën, samen met en onder toezicht van de verpleegkundige.
Het verpleegkundige dossier invullen en laten checken door de verpleegkundige.
De TPN klaarmaken en bijwonen.
Medicatie optrekken en berekenen, onder supervisie van een verpleegkundige.
De student trekt geen verdoving op.
Contact met de baby en observatie van de baby, onder toezicht van de verpleegkundige.
Correct en adequaat rapporteren.
De diverse parameters kunnen observeren op de monitor; electroden aanleggen, saturatieprobe
en bloeddrukmanchet. De parameters interpreteren gekoppeld aan de pathologie.
Infuus plaatsen (enkel bijwonen), helpen bij het stuwen en bevestigen van de kleefpleisters
(onder supervisie van de verpleegkundige).
Een maagsonde plaatsen, onder supervisie van de verpleegkundige.
Routineonderzoeken bijwonen.
Transport bijwonen:
○ babylance
○ controle van de transportincubator
○ inhoud transportkoffer en checklijst (bijwonen)
2. MOGELIJKS TE BEHALEN DOELSTELLINGEN OP LOW CARE EN MID CARE
ZALEN C/D/N* en B
Zie basiszorgen en observaties: algemeen overzicht van de verpleging.
3. MOGELIJKS TE BEHALEN DOELSTELLINGEN OP DE HIGH CARE ZAAL A
Bijwonen hoe een voorbereiding van de opname verloopt.
Kennis hebben van nasale CPAP.
Dossier leren invullen en de baby’s observeren aan de Nasale CPAP (onder supervisie van de
mentor).
De verzorging van een baby bijwonen aan de Nasale CPAP (kan ook in zaal Midcare).
De verzorging van een geïntubeerde baby bijwonen.
Het aspireren van een geïntubeerde baby bijwonen.
Kennis maken met de verschillende soorten kunstmatige ventilatie op dienst.
Dossiers invullen en beademde baby’s observeren in een open incubator (onder supervisie van
de mentor).
Het installeren van continue maagsuctie bijwonen.
Het plaatsen van een veneuze en arteriële katheter bijwonen.
Een bloedafname via safe-draw observeren en het gebruik van het pH-toestel bijwonen.
17
Het plaatsen van een thoraxdrain bijwonen. Hoe zit een pleurevac in elkaar? Wat wordt er
geobserveerd en genoteerd?
Het plaatsen van een blaassonde bijwonen.
Kijken hoe de controle gebeurt van de reanimatiewagen.
Eventueel indien mogelijk aanwezig zijn bij de ouderbegeleiding.
Uitleg krijgen over omgaan met stervensbegeleiding.
Wanneer ouders vragen hebben moet de student(e) steeds verwijzen naar de verantwoordelijke
verpleegkundige van de baby.
18
5 CONTACTGEGEVENS
Verpleegafdeling Neonatale intensieve zorg 09 332 35 37
(Bij ziekte moet je steeds de afdeling verwittigen)
Adjunct-hoofdverpleegkundige: Nele Lyppens
Laat je vooral niet afschrikken door het intensieve karakter van de afdeling, maar weet dat we zeer
studentminded zijn en we je graag begeleiden tijdens de vele leermomenten die je bij ons
aangeboden krijgt als student.
Het succes van je stage op de dienst Neonatale intensieve zorg hangt ook af van jouw inzet en het
zelf opzoeken van die leermomenten. Je bent meer dan welkom.
Het team Neonatale intensieve zorg