VERPLEEGAFDELING CARDIOLOGIE, NEFROLOGIE Opleiding... · 2020. 4. 27. · 2 1 INLEIDING Welkom op...

21
STUDENTENBROCHURE VERPLEEGAFDELING CARDIOLOGIE, NEFROLOGIE Sector Metabole en cardiovasculaire aandoeningen Ingang 12 Route 1442

Transcript of VERPLEEGAFDELING CARDIOLOGIE, NEFROLOGIE Opleiding... · 2020. 4. 27. · 2 1 INLEIDING Welkom op...

  • STUDENTENBROCHURE

    VERPLEEGAFDELING CARDIOLOGIE, NEFROLOGIE Sector Metabole en cardiovasculaire aandoeningen

    Ingang 12 Route 1442

  • 2

    1 INLEIDING

    Welkom op de afdeling Cardiologie en Nefrologie.

    De hospitalisatieafdeling is gelegen in de B-vleugel van K12 op de 8ste verdieping en hospitaliseert

    cardiologische en nefrologische patiënten.

    In deze brochure stellen we de afdeling voor en geven we uitleg over het patiëntenprofiel, de

    verpleegkundige observaties en zorgen, specifieke onderzoeken, medicatie en gedragsregels.

    We wensen je een leerrijke en aangename stageperiode.

    We doen ons best om je zo goed mogelijk op weg te helpen, te informeren en begeleiden.

    Van jou verwachten we een nieuwsgierige, open houding. Neem zelf je leerproces in handen.

    Heb je na het lezen van de brochure vragen? Stel ze gerust tijdens je stage.

    Het team

  • 3

    2 VOORSTELLING VAN DE AFDELING

    2.1 Locatie

    De verpleegafdeling is te bereiken via ingang 12, route 1442.

    De afdeling bestaat uit 31 bedden, van kamer 1821 tot en met 1838, waarvan zes

    eenpersoonskamers (1822, 1823, 1824, 1825, 1836, 1837) en twaalf tweepersoonskamers,

    decentraal binnen de afdeling.

    Keuken, berging, spoelruimte, onthaal-verpleegpost, artsenbureau, linnenkamer, badkamer, douche

    en onderhoudslokaal bevinden zich in de middenruimte van de afdeling. Het staflokaal voor

    verpleegkundigen bevindt zich aan de buitenzijde van de verpleegafdeling. De patiëntenkamers liggen

    ook decentraal.

    De polikliniek Cardiologie bevindt zich op dezelfde verdieping in een andere vleugel (route 1425). De

    polikliniek Nierziekten bevindt zich op het gelijkvloers (route 1231).

    De diensten waar we het meest mee samenwerken zijn:

    Katheterisatiezaal (ingang 12, route 1351)

    Hartbewaking (ingang 12, route 1547)

    Nierdialyse (ingang 25, route 283)

  • 4

    2.2 Organisatie

    1. Medisch team

    Diensthoofd Cardiologie: Dr. M. De Pauw

    Diensthoofd Nefrologie: Prof. dr. W. Van Biesen

    Supervisoren: stafleden

    De continue medische opvolging van de patiënten gebeurt door twee of drie artsen-specialisten in

    opleiding (ASO’ers), eventueel bijgestaan door artsen-stagiairs.

    De arts-specialist in opleiding staat in voor:

    Het beheer van het medisch dossier van de opgenomen patiënten.

    Het instellen van behandelingen en de opvolging van de opgenomen patiënten.

    Het aanvragen van onderzoeken.

    Het houden van de zaalronde met de verpleegkundige.

    Het houden van een wekelijkse multidisciplinaire patiëntenbespreking met de

    verpleegkundigen, hoofdverpleegkundige, sociale verpleegkundige, diëtiste,

    verpleegkundige van het Intern liaisonteam Geriatrie, verpleegkundig specialist hartfalen en

    kinesist.

    Het medisch informeren van patiënten en hun familie, en de opvang van sociale

    problematieken.

    Het optimaliseren van de werking van de verpleegeenheid, in overleg met de

    hoofdverpleegkundige.

    2. Verpleegkundig team

    Hoofdverpleegkundige: Isabel Van Holder

    De organisatie van de afdeling.

    De organisatie, coördinatie en supervisie van het verpleegkundige team.

    De communicatie met het medische en verpleegkundige team, met andere zorgverleners

    en met medewerkers.

    De communicatie met patiënten en familie.

    De kwaliteitszorg bewaken en optimaliseren.

    Een toekomstvisie voor de afdeling bepalen.

    Het materiaalbeheer op de afdeling.

    De afdelingsverpleegkundigen

    Ze staan in voor de patiëntenzorg volgens het verpleegmodel van de patiëntentoewijzing. Eén

    verpleegkundige is daarbij verantwoordelijk voor de integrale zorg van een aantal patiënten:

    Totaalzorg plannen, uitvoeren, evalueren en rapporteren.

    Verpleegtechnische handelingen uitvoeren.

    Medische opdrachten uitvoeren.

    Assisteren bij medische handelingen.

    Voedingsdistributie.

    Medicatiedistributie.

  • 5

    Observatie en communicatie met patiënten en familie.

    Patiënten en familie informeren.

    Zaalronde en overleg met de behandelende arts.

    Patiëntenadministratie bij opname, verblijf, transfer en ontslag.

    Studenten verpleegkunde begeleiden volgens het mentorschap:

    ○ samenwerken met studenten

    ○ informatie geven

    ○ feedback geven over kennis, handelen, attitudes

    ○ de begeleide studenten evalueren

    Overleg met verpleegkundigen, met de hoofdverpleegkundige en met andere

    zorgverleners.

    Streven naar een optimale kwaliteitszorg.

    Materiaalzorg.

    Verpleegkundig specialist hartfalen

    Zij biedt doorheen het zorgtraject van hartfalen ondersteuning aan de patiënt en zijn familie, aan

    verpleegkundigen en aan andere gezondheidsmedewerkers. Zij geeft ook de nodige educatie aan

    hartfalenpatiënten en hun familie. Zij doet consultatie op de poli Cardiologie.

    Verpleegkundig Intern liaison team Geriatrie

    De ILT-verpleegkundige screent patiënten met een geriatrisch profiel op lichamelijke en cognitieve

    beperkingen/mogelijkheden, brengt de thuissituatie nauwkeurig in kaart en geeft tips voor de

    verzorging van deze patiëntenpopulatie. Zij is ook de link met de geriater.

    3. Secretariaatsmedewerker

    Ontvangt patiënten bij opname en begeleidt hen naar de patiëntenkamer.

    Verwijst iedereen die zich aanmeldt aan het onthaal gericht.

    Patiëntenadministratie.

    Maakt afspraken voor onderzoeken en organiseert het vervoer daarvoor.

    4. Logistiek medewerker

    Logistieke ondersteuning van het verpleegkundige team, vb. maaltijden op- en afdienen, de

    spoelruimte en keuken onderhouden.

    5. Onderhoudspersoneel

    Het onderhoudspersoneel valt onder de bevoegdheid van de dienst Schoonmaak en linnen.

  • 6

    6. Bloedprikploeg

    De verpleegkundigen van de bloedprikploeg vormen een afzonderlijke eenheid. Zij voeren dagelijks in

    de voormiddag perifere en centrale bloedafnames af bij patiënten. In de namiddag gebeuren de

    bloedafnames door de verpleegkundigen van de afdeling.

    7. Sociaal werkers

    Zoeken naar oplossingen voor sociale en financiële problemen van patiënten.

    Organiseren thuishulp.

    Zoeken naar een kortverblijf, hersteloord of woonzorgcentrum, afgestemd op de behoeften

    van de patiënt en zijn familie.

    Onderzoeken financiële tegemoetkomingen waar patiënten recht op hebben.

    Regelen vervoer bij het ontslag van patiënten.

    Werken een vervoersregeling uit voor ambulante hemodialysepatiënten en poliklinische

    consultaties.

    8. Diëtiste

    Ze kan geraadpleegd worden voor ondersteuning, begeleiding en advies over dieetvoeding. Ze geeft

    infobrochures aan patiënten en neemt deel aan het multidisciplinair overleg.

  • 7

    3 AFDELINGSGEBONDEN INFORMATIE

    3.1 Medisch patiëntenprofiel

    Observatie, behandeling en verpleging van patiënten met hart- en vaatziekten:

    ○ Angor of retrosternale pijn (RSP)

    ○ AMI (acuut myocardinfarct)

    ○ Hartfalen of hartdecompensatie

    ○ Ritmestoornissen

    ○ Geleidingsstoornissen

    ○ Kleplijden

    ○ Trombose

    ○ Plaatsing pacemaker (PM), interne defibrillator (ICD) & TAVI (Transcatheter Aorta

    Valve Implantation)

    Observatie, behandeling en verpleging van medische nierziekten met verscheidene

    behandelingsmodaliteiten:

    ○ Conservatieve behandeling

    ○ Hemodialysepatiënten met elektrolytenstoornis

    ○ Niertransplantatie, nier-pancreastransplantatie en nier-levertransplantatie die

    problemen stellen

    ○ Acute op chronische nierinsufficiëntie

    Observatie, behandeling en verpleging van katheterisatiepatiënten opgenomen voor:

    ○ Coronarografie

    ○ PCI (percutane coronaire interventie) en CTO (chronisch totale occlusie)

    ○ EFO: elektrofysiologisch onderzoek

    De meest voorkomende aandoeningen worden hierna beschreven per discipline.

    1. Cardiologie

    Angor of retrosternale pijn (RSP)

    Pijn – meestal achter het borstbeen – door zuurstoftekort van het hart. Typische EKG-wijzigingen.

    Onmiddellijk te melden! Bij angor wordt een coronarografie gepland waarbij we de coronairen

    (kransslagaders) in beeld brengen. Bij significante stenoses (vernauwingen) wordt een PTCA

    uitgevoerd.

    AMI (Acuut myocardinfarct)

    Ischemie (zuurstofgebrek) van de hartspier ten gevolge van stenose/occlusie van de coronairen. Dat

    leidt tot onomkeerbare necrose van de hartspier. We maken een onderscheid tussen verschillende

    soorten infarcten, naargelang de lokalisatie van de necrose. Klassiek één week hospitalisatie omwille

    van mogelijke ritmestoornissen.

  • 8

    Hartfalen of hartdecompensatie

    Toestand waarbij het hart als pomp niet meer in staat is om de gevraagde arbeid te verrichten.

    Mogelijke oorzaken: ritmestoornissen, infarct, hypertensie …

    Links decompensatie (linkerharthelft deficiënt) geeft een stuwing in de longvenen en longoedeem.

    Rechts decompensatie (rechterharthelft deficiënt) geeft stuwing in de venen en capillaire gebieden

    van de grote circulatie en perifere oedemen.

    Ritmestoornissen

    ○ Bradycardie: te trage hartslag

    ○ Tachycardie: te snelle hartslag

    ○ Voorkamerfibrillatie (VKF)

    ○ Ventrikeltachycardie (VT)

    ○ Ventrikelfibrillatie (VF)

    Vooraleer met een behandeling te starten, plannen we een elektrofysiologisch onderzoek (EFO). De

    behandeling kan medicamenteus of invasief zijn (zoals een ablatie, cardioversie, ICD of PM

    implantatie).

    Kleplijden

    ○ Stenose: vernauwde hartklep

    ○ Insufficiëntie: slecht sluitende, lekkende klep

    Geleidingsstoornissen

    We plaatsen onderhuids een pacemaker, een elektrische batterij die via een elektrode het hart

    kunstmatig stimuleert tot contractie of samentrekking. Wordt geplaatst bij bepaalde stoornissen in

    prikkelvorming of -geleiding.

    Trombose

    Gedeeltelijke of volledige afsluiting van een bloedvat door een stolsel van bloedlichaampjes en andere

    elementen.

    2. Nefrologie

    Patiënten in behandeling met hemodialyse

    Voor de aanleg van een arterioveneuze fistel wordt de patiënt enkele dagen gehospitaliseerd.

    Patiënten met een chronische behandeling met hemodialyse die een verwikkeling doormaken tijdens

    dialyse, worden eveneens op de afdeling opgenomen.

    Patiënten met acute nierinsufficiëntie

    Acute achteruitgang van de nierfunctie. Dat kan zich manifesteren met oligo-anurie of met bewaarde

    diurese.

  • 9

    Er zijn veelvuldige oorzaken voor acute nierinsufficiëntie. We moeten vooral denken aan prerenale,

    renale en postrenale oorzaken van acute nierinsufficiëntie. Mogelijke oorzaken: dehydratatie,

    chemotherapie, stenose.

    Patiënten met chronische nierinsufficiëntie

    Een chronisch verloop, meestal over jaren, van achteruitgang van de nierfunctie tot uiteindelijk het

    stadium van terminale nierinsufficiëntie. Er zijn zeer veel oorzaken voor chronische nierinsufficiëntie:

    diabetes, analgetica nefropathie, chronische glomerulonefritis, polycystische nieren, maligne

    hypertensie …

    Patiënten met nefrotisch syndroom

    Een nefrotisch syndroom is een glomerulaire aantasting. Klinisch gekenmerkt door oedeem.

    Patiënten met elektrolytenstoornissen

    De meest frequente elektrolytenstoornissen op de nefrologische afdeling zijn hyper- en hypokaliëmie

    en hyponatriëmie.

    3. Katheterisatie

    Coronarografie

    Bij patiënten met klachten van angor en met een afwijkende inspanningsproef (fietsproef) voeren we

    een coronarografie uit. Via katheterisatie worden de coronairen in beeld gebracht.

    Dat onderzoek gebeurt via de a. radialis (arm) of de a. femoralis (lies). Afhankelijk van de

    insteekplaats moet de patiënt korter of langer bedrust houden. We controleren de insteekplaats

    regelmatig op zwelling en nabloeding.

    Percutane coronaire interventie (PCI)

    Door middel van een ballonkatheter via de arm of de lies wordt de vernauwde kransslagader

    gedilateerd (verwijd). Meestal plaatsen we ook een stent. De kransslagader is dan weer open en het

    bloed kan vrij stromen. Ook na die ingreep is het belangrijk dat de patiënt verschillende uren strikte

    bedrust houd.

    3.2 Dienstgebonden verpleegkundige zorgen

    Observeren, parameters interpreteren en de patiënt observeren: dat zijn de voornaamste activiteiten

    op onze afdeling. Ze moeten nauwkeurig en doordacht gebeuren. De observatie van patiënten tijdens

    de basiszorgen is een belangrijk uitgangspunt.

    Het gaat niet enkel over de parameters van het moment, maar ook over de evolutie van een

    parameter over 24-48 uur en hoe ze ten opzichte van elkaar evolueren. Rapporteer afwijkende

    waarden en evoluties altijd mondeling aan de verantwoordelijke verpleegkundige.

  • 10

    De meeste patiënten hebben een internistische problematiek en worden daarvoor medicamenteus

    behandeld. Daarbij is het uiterst belangrijk dat medicatie correct (juiste patiënt, juiste dosis, juiste wijze

    en juist tijdstip) wordt toegediend. Het is noodzakelijk te weten welke medicatie je geeft. Vb. Een

    patiënt krijgt een antihypertensivum, maar heeft op dat moment een lage bloeddruk. Wat doe je?

    Kritisch reflecteren over waar je mee bezig bent is de rode draad doorheen je handelen. Dat is meer

    dan denken en redeneren, de nadruk ligt hier op kritisch. Kritisch reflecteren is denken vanuit

    verschillende invalshoeken: wat vanzelfsprekend of logisch lijkt, analyseren en in vraag te stellen.

    Het is informatie beoordelen op relevantie en waarheidsgehalte op basis van weloverwogen criteria en

    het aanreiken van weloverwogen alternatieven.

    Belangrijke aspecten om goed kritisch te reflecteren zijn:

    Analyseren: de essentiële aspecten van informatie formuleren, begrijpen en relateren.

    In vraag stellen: zinvolle vragen stellen over informatie om die informatie vanuit

    verschillende invalshoeken te belichten.

    Beoordelen: een bepaalde waarde hechten aan informatie op basis van weloverwogen

    criteria.

    Alternatieven formuleren: andere mogelijkheden formuleren dan degene die meestal

    gebruikt worden.

    Argumenteren: relevante redenen, argumenten of bewijsmateriaal geven om een

    bepaalde stellingname te staven.

    1. Basiszorgen en observaties

    Bedbad: Aandacht voor een zorgvuldig en grondig toilet via de techniek van het

    verzorgend wassen. Observatie en evaluatie zijn heel belangrijk.

    Hulp bij toilet: Patiënt zoveel mogelijk stimuleren tot zelfzorg, maar wel toezien of patiënt

    dat wel goed kan of doet.

    Mondtoilet: Zeer belangrijk bij zwaar zieke patiënten, zowel preventief als curatief. In de

    mond en tussen de tanden bevinden zich oneindig veel bacteriën. Die kunnen een bron zijn

    van infecties op andere plaatsen.

    Nagelverzorging: Moet met zorg gebeuren. Cave diabetespatiënten. Soms is

    specialistische voetzorg aangewezen. Vraag daarvoor de pedicure in consult.

    Haarverzorging: Bij langdurige hospitalisatie wordt een regelmatige haarwassing

    aanbevolen.

    Decubituspreventie:

    ○ Preventie start bij een goede voedingstoestand en lichaamsverzorging.

    ○ Wisselhouding en waar nodig zoveel mogelijk gebruik maken van drukreducerende

    matrassen en kussens (traagfoam in de zetel, hielkussen in bed).

    ○ Bij risicopatiënten is het gebruik van een aangepast dynamisch matras aangewezen.

    Decubitusbehandeling:

    ○ Zoals voorgeschreven in de medische opdracht en consult wondzorgconsulenten.

    ○ Observatie en evaluatie noteren in het zorgenplan.

    Houding van patiënt: Het is van belang dat de patiënt een zo comfortabel mogelijke

    houding krijgt, aangepast aan zijn algemene toestand.

    Urinecollectie: Bij sommige patiënten wordt de urine per 24 uur verzameld. Dat gebeurt in

    een bruine bidon, al dan niet met zuuroplossing. Hernieuwen of verwijderen van

  • 11

    blaassonde gebeurt volgens instructies in het zorgenplan. Zorg ervoor dat de patiënt steeds

    bedpan en/of urinaal ter beschikking en binnen bereik heeft.

    Stoelgangpatroon: Is vaak gestoord bij opname doordat patiënten minder bewegen.

    Observatie daarvan is heel nuttig. Indien een rectaal toucher moet gebeuren staat dat

    vermeld in het zorgenplan.

    Voeding van patiënt: Besteed veel zorg aan de voeding van de patiënt. Noteer de

    hulpbehoefte in het zorgenplan. Noteer de observatie rond de kwantiteit van de

    voedselinname op een voedingslijst.

    Vochtinname is heel belangrijk bij de nefrologische en cadiologische patiënt. Bij patiënten

    met hartfalen en bij hemodialysepatiënten is een strikte vochtbeperking noodzakelijk. Als

    hulpmiddel houden we regelmatig een vochtlijst bij. Bij voorkeur leren we de patiënt aan dat

    zelf te doen. Omgekeerd moeten patiënten soms gestimuleerd worden om vocht in te

    nemen.

    O2-therapie: Aandacht voor de maximale hoeveelheid bij toediening (belangrijk bij

    C.O.P.D.-patiënten),het hernieuwen van leiding en respiflow en het goed dragen van

    masker of bril.

    Aerosoltoediening: Aandacht voor de frequentie van de toediening, het reinigen en

    vervangen van de leiding.

    Wondverzorging: zoals voorgeschreven in het zorgenplan.

    Insteekplaats van katheters: (centrale katheters, perifere katheters, dialysekatheters). We

    besteden veel zorg aan de insteekplaats van katheters. Observatie van roodheid, zwelling,

    warmte, pijn en etter moeten gemeld en genoteerd worden.

    2. Specifieke zorgen

    Naast de basiszorgen zijn er op de afdeling ook heel wat specifieke zorgen.

    Een aantal voorbeelden:

    Zorgen aan patiënten in isolatie: verschillende types kennen en de isolatiemaatregelen

    correct toepassen om infecties niet over te dragen.

    Zorgen aan perifere en centrale katheter: zie standaardbeleid op intranet. Huid scheren

    alvorens te prikken, voorkomt pijn bij het verwijderen van het verband. Observaties bij

    patiënten met katheter.

    Observaties en rapportage bij transfusies.

    Verschillende staalafnames.

    Zorgen aan patiënten na plaatsen van een A.V.- fistel voor hemodialyse.

    Zorgen aan patiënt na het plaatsen van een Tesio® katheter voor hemodialyse.

    Zorgen aan patiënten na het plaatsen van een pacemaker/ICD/TAVI.

    Zorgen aan patiënten na coronarografie via a. femoralis of a. radialis.

    Zorgen aan patiënten na het plaatsen van een stent.

    Zorgen en observaties bij patiënten met hartfalen.

    Observatie van patiënten aan continue monitoring ECG.

    3. Belangrijke parameters

    Gewicht: Patiënten met hartfalen en hemodialysepatiënten worden dagelijks gewogen.

    Vochtbalans: Vocht IN registreren in het kader van vochtbeperking; vocht UIT (diurese)

    meten in het kader van ontwatering of nierfunctie.

  • 12

    Bloeddruk en hartfrequentie: manueel en elektronisch. Weet dat bij elektronische

    bepaling van de hartfrequentie, je geen idee hebt over het ritme en de sterkte.

    Ademhaling: Heel wat patiënten zijn kortademig. Kunnen tellen en observeren.

    Zuurstofsaturatie

    Temperatuur

    Algemeen uitzicht van de patiënt

    Van al deze parameters moet je de normale en afwijkende waarden kennen en herkennen.

    4. Meest voorkomende onderzoeken

    Je kunt onderzoeken bijwonen in overleg met de mentor.

    RX-thorax: Gebeurt diagnostisch, evolutief of na het plaatsen van een pacemaker, ICD of

    centrale katheter (positie van katheter nagaan of pneumothorax opsporen).

    EKG: Routinegewijs bij opname, voor en na een coronarografie of PTCA en na een PM of

    ICD implantatie.

    Echografie van nieren, abdomen, klein bekken, bijschildklieren en hart gebeurt heel vaak

    bij de nefrologische patiënt. Een echografie van de nieren wordt vooral aangevraagd om de

    nieromtrek of om een obstructie van de afvoerwegen met stuwing van de nier op te zoeken.

    Via echografie wordt ook de niergrootte beoordeeld.

    Echocardiogram: Is een niet-invasief, risico- en pijnloos onderzoek. Het maakt gebruik van

    hoogfrequente geluidsgolven die terzelfdertijd worden uitgezonden en ontvangen door een

    soort kristal. Door verschillen in weerkaatsend vermogen tussen vb. bloed en organen,

    krijgen we een beeld op een tv-monitor. Dat onderzoek geeft informatie over de vorm,

    structuur, positie en beweging van het hart en van de kleppen. Dat onderzoek gaat door op

    de poli Cardiologie.

    Cyclo-ergometrie (fietsproef): Een test waarbij de patiënt wordt gevraagd een inspanning

    te leveren, nl. fietsen tegen een progressief verhogende weerstand (hartritme en

    zuurstofbehoefte lopen op). Tijdens die inspanning registreren we het E.K.G. om eventuele

    zuurstoftekorten ter hoogte van de hartspier op te sporen. Dat onderzoek gaat door op de

    dienst Nucleaire Geneeskunde (ingang 20, route 240).

    Ejectiefractie: Gaat na in welke mate het hart in staat is het aanwezige bloed uit te

    pompen. Na het inspuiten van een bepaalde stof maken we foto’s met de scanner foto’s en

    bereken we de samentrekbaarheid van het hart. Dat onderzoek gaat door op 10K12 IE.

    Coronarografie: Dat onderzoek gaat door in de katheterisatiezaal. Onder RX-begeleiding

    wordt een katheter opgeschoven van in de arm of lies tot aan het hart. Na het inspuiten van

    contraststof maken we de kransslagaders zichtbaar op een scherm (wordt opgenomen op

    video). Dat onderzoek dient dus specifiek om na te gaan of er letsels zijn ter hoogte van de

    coronairen (stenosen). Wanneer blijkt dat een kransslagader in belangrijke mate vernauwd

    is, kunnen we overgaan tot een PTCA. Daarbij wordt een stent geplaatst ter hoogte van de

    vernauwing. Die zorgt ervoor dat de kransslagader open blijft en het bloed kan

    doorstromen.

  • 13

    Plaatsing pacemaker of interne defibrillator: Onder lokale verdoving maakt de cardioloog

    een kleine insnede van een 5-tal centimeter in de huid onder het linker- of

    rechtersleutelbeen waar het toestel wordt geplaatst. Via de vena subclavia worden een,

    twee of drie electroden tot in het hart gebracht.

    CT abdomen en nieren: Dit onderzoek wordt vooral aangevraagd macroscopische

    afwijkingen ter hoogte van de nier op te sporen, vb. cysten of tumoren.

    Arteriografie van de nieren:

    ○ Om de macroscopische anatomie van de nier te beoordelen.

    ○ Om renovasculaire hypertensie op te sporen.

    Nierbiopsie: Om een histologische differentiaaldiagnose te kennen bij nierlijden.

    Isotopenscanning: Daarbij spuiten we DMSA of DTPA (isotoop) I.V. in. De opgestapelde

    radioactiviteit wordt kwantitatief gemeten en geeft een goede maat van de individuele

    nierfunctie.

    Duplexonderzoek: vb. van de carotiden, een arterioveneuze fistel of de a. renalis na een

    niertransplantatie.

    Oogfundus: Belangrijk onderzoek bij de nefrologische en cardiologische patiënt, vooral

    voor de beoordeling van de weerslag van hypertensie op de bloedvaten. Bij

    diabetespatiënten om de microangiopathie te volgen.

    5. Meest voorkomende geneesmiddelen

    Specifieke CARDIALE geneesmiddelen

    Digitalis Vb. Lanoxine®, Digoxine, Digitaline®, Lanitop®

    Deze medicatie wordt o.a. gebruikt bij hartdecompensatie en bij

    bepaalde ritmestoornissen (vb. VKF = voorkamerfibrilatie).

    Nitroderivaten Vb. Cedocard®, Corvaton®, Corvatard®

    Zetten de vaten uit perifeer en ter hoogte van de coronairen. (meer

    zuurstofafgifte aan de hartspier).

    Deze medicatie wordt gegeven bij angor.

    Bètablokkers Vb. Emconcor®, Kredex®, Seloken®

    Doen de contractiekracht van het hart dalen (en daardoor de

    zuurstofbehoefte).

    Deze medicatie wordt ook gegeven bij angor.

    Calciumantagonisten: Vb. Amlor® (Amlodipine), Progor®, Tildiem®

    Doen de spiercontractie verminderen en werken vasodilaterend.

    Deze medicatie wordt ook bij angor toegediend.

  • 14

    ACE-inhibitoren Vb.Zestril® (Lisinopril), Coversyl®, Tritace®

    Beletten de omzetting van angiotensine I in Angiotensine II.

    Wordt gegeven bij hypertensie en hartfalen.

    Anticoagulantia Vb. Heparine®, Marcoumar®, Marevan®, Sintrom®, Clexane®

    Geneesmiddelen die de vorming van klonters beletten.

    Deze medicatie wordt toegediend bij de behandeling van diepveneuze

    trombose, infarct, angor, VKF, gestoorde stollingswaarden …

    Specifieke NEFROLOGISCHE geneesmiddelen

    Immunosuppressiva Voor na de transplantatie, wordt volgens bepaald schema gegeven, rekening

    houdend met de nierfunctie en het bloedbeeld. Bij deze medicatie is het

    belangrijk het precieze toedieningsuur stipt te respecteren.

    Corticoïden Volgens bepaald schema bij systeemaandoeningen.

    Maagbeschermers Wordt therapeutisch gegeven of preventief bij corticotherapie.

    Antihypertensiva Uitgebreid gamma aangepast aan de soort hypertensie.

    Cardiotonica Dosis eveneens aan te passen en te volgen met bloedspiegel.

    Na- of Ca-Kayaxalaat Is een hars, wordt gegeven bij hyperkaliëmie, doet het kalium dalen, in te nemen

    tijdens de maaltijd (in combinatie met movicol®).

    Fosfaatbinders Patiënten met verminderde nierfunctie hebben meestal een te hoog fosfor.

    Medicatie daarvoor is Ca-carbonaat, Ca-accetaat en aluminiumhydroxide.

    Analgetica en

    antipyretica

    Bij pijn- en koortstoestanden.

    Eritropoëtine Bij renale anemie.

    Mineralen en vitamines Met welbepaalde indicatiestelling.

    Anticoagulantia Preventief bij risicopatiënten.

    Geneesmiddelen na CATHETERISATIE

    Bloedplaatjesaggregatie-

    remmers (anti-

    aggregantia)

    Vb. Plavix® (Clopidogrel), Brilique®, Efient®, Asaflow®.

    Verhinderen het aaneenklitten van de bloedplaatjes =

    bloedverdunners.

    Deze medicatie wordt voorgeschreven na een PTCA om

    bloedklontering rond de stent te voorkomen.

    Cholesterolverlagend

    middel

    Vb. Statines als Lipitor®, Zocor® (Simvastatine), pravastatine

    Omdat cholesterolplaques de meest voorkomende oorzaak zijn van

    vernauwing van de coronairen, wordt meestal een

    cholesterolverlagend middel opgestart.

    Andere vaak voorkomende geneesmiddelen

    Antidiabetica Per orale antidiabetica, vb. Glucophage®, Glurenorm®

    Deze medicatie wordt gegeven bij diabetes type 2

    (ouderdomsdiabetes). Bij deze patiënten produceert de pancreas nog

    insuline, maar in onvoldoende mate.

  • 15

    Insulinetherapie Insuline wordt subcutaan toegediend.

    We onderscheiden:

    ○ Kortwerkende insuline (vb. Actrapid®, Humuline Regular®)

    ○ Ultrakortwerkende insuline (vb. Humalog®, Novorapid®)

    ○ Langwerkende insuline (vb. Insulatard®)

    ○ Gecombineerde insuline (vb. Mixtard®, Humuline® 30,

    Novomix®)

    ○ Ultralangwerkende insuline (vb. Lantus®, Levemir®)

    Afhankelijk van de werkingsduur van de insuline krijgt de patiënt 1 of

    meerdere inspuitingen per dag voor de maaltijd. Als injectieplaats

    kunnen de dijen en de buikwand gebruikt worden.

    Om complicaties (lipodistrofie) te voorkomen is het nodig regelmatig

    van injectieplaats te wisselen (rotatie). Doe dat echter nooit op eigen

    houtje! Soms schakelen patiënten over op de S.C insulinepomp.

    Alle pas ontdekte diabetespatiënten krijgen uitgebreide educatie i.v.m.

    hun diabetes van een diabeteseducator van het ziekenhuis. Vb.

    glycemie bepalen, insuline met de pen spuiten.

    Antibiotica en antivirale

    medicatie

    Vb. Augmentin®, Tazocin®, Floxapen®…

    Deze medicatie wordt bij infecties toegediend (vb. endocarditis,

    infectie ICD, infectie dialysekatheter, pneumonie …).

    Antibiotica kan zowel per oraal als intraveneus worden toegediend.

    Bij de meeste hemodialysepatiënten, moet de dosis aangepast

    worden naargelang de nierfunctie.

    Analgetica en

    antipyretica

    Vb. Paracetamol, Dafalgan®

  • 16

    4 INFORMATIE OVER DE STAGE

    4.1 Dienstgebonden stage-informatie

    Aanvang stageperiode

    We verwachten je de eerste stagedag om 8 uur aan het Studentenloket (ingang 12, route 1513) en ten

    laatste om 9 uur in UZ-werkkledij op de afdeling.

    Je meldt je aan bij de hoofdverpleegkundige (of bij haar vervanger). Je krijgt een introductie in het

    staflokaal en een rondleiding op de verpleegafdeling.

    Wat is in orde bij de aanvang van de stage?

    ○ Je hebt de studentenbrochure gelezen.

    ○ Je kent de anatomie en fysiologie van het hart en van de nieren.

    ○ Je hebt medisch rekenen geoefend. Dat wordt getest bij de start van de stage.

    ○ Je hebt je doelstellingen uitgewerkt.

    ○ Je hebt de EPD-test gedaan en hebt toegang tot het EPD.

    ○ Uurregeling stageperiode: Je volgt het uurrooster van je mentor. De stage gaat voor

    op privéactiviteiten (vrije tijd, studentenjob). Je kunt enkel bij uitzondering afwijken van

    het uurrooster. Indien nodig kan je dat bespreken met de hoofdverpleegkundige.

    4.2 Specifieke leerpunten van de afdeling

    1. Algemene richtlijnen

    De bachelorstudent mag alle handelingen uitvoeren onder begeleiding van een mentor, ook

    al werden ze nog niet aangereikt in de theorie- of praktijklessen. De student en mentor zijn

    daarvoor verzekerd. De HBO5-student daarentegen mag geen handelingen uitvoeren

    onder begeleiding van de mentor als die nog niet in de theorie- of praktijklessen aan bod

    kwamen. Ze zijn daarvoor niet verzekerd (ECG afnemen onder toezicht mag wel). Het is

    dus een must om de leerdoelstellingen bij de aanvang van de stage te overlopen. Je moet

    op de eerste dag je doelstellingen kunnen voorleggen.

    De derdejaarsstudent richt zich niet enkel op technieken, maar vooral op klinisch

    redeneren en verbanden leggen, op organisatie en op een gestructureerde overdracht

    (volgens ISBARR).

    We verwachten beleefdheid en respect voor iedereen.

    Wees stipt, respecteer begin- en einduur. Je kunt badgen op de achtste verdieping.

    Verwittig de afdeling of hoofdverpleegkundige als je te laat of ziek bent.

    In een gemeenschappelijke kast in het staflokaal kun je je persoonlijke spullen opbergen,

    vb. je stagemap. Wil je graag een locker? We vragen daarvoor een waarborg van 20 euro.

    Spreek de hoofdverpleegkundige aan.

    Heb aandacht voor persoonlijke hygiëne en leef de kledijvoorschriften na.

    Zorg voor propere, kortgeknipte nagels i.k.v. infectiepreventie.

    Raadpleeg dagelijks de patiëntentoewijslijst.

  • 17

    Woon de patiëntenoverdracht bij en neem notities. Ga naast de begeleidende

    verpleegkundige/mentor zitten. We verwachten dat je aandachtig en actief participeert.

    Overleg over de werkorganisatie met de begeleidende verpleegkundige. Bij wederzijds

    akkoord kan de patiëntentoewijzing gedelegeerd worden.

    Was en ontsmet voor en na elk patiëntencontact je handen (respecteer de contacttijd).

    Raadpleeg het EPD (elektronisch patiëntendossier), ook na mondeling overleg. Informeer

    bij onduidelijkheden.

    Beantwoord beloproepen zo vlug mogelijk, ook al behoren ze niet tot je eigen

    patiëntengroep. Zorg ervoor dat de patiënten hun oproepsysteem binnen handbereik

    hebben.

    Streef naar een economisch verantwoord gebruik van materiaal.

    Breng gebruikt materiaal na reiniging of ontsmetting ordelijk terug naar de juiste plaats. Vb.

    zitweegschaal, infuuspompen, statieven en wc-stoelen.

    Plaats ECG-toestel en infuuspompen steeds in het stopcontact in de linnenkamer.

    Bij het beëindigen van de patiëntenzorg: kijk na of alles opgeruimd is en het overbodige

    materiaal van de kamer verwijderd is. Doe het beletlichtje aan of uit wanneer je de kamer

    binnengaat of verlaat.

    Noteer bij het eerste gebruik van waterige en alcoholische ontsmettingsmiddelen de

    datum duidelijk op de bus. De houdbaarheid bedraagt 1 week voor waterige en 4 weken

    voor alcoholische ontsmettingsmiddelen.

    Heb aandacht voor de correcte afvalverzameling. Resten van alcoholische

    ontsmettingsmiddelen en ander chemisch afval worden in een aparte container in de

    spoelruimte verzameld.

    Resten van waterige ontsmettingsmiddelen kunnen via de afvoer in de spoelruimte

    verwijderd worden.

    Na de patiëntenzorg wordt de spoelruimte in orde gebracht. Bind de volle blauwe

    vuilzakken dicht en plaats die in de bergruimte aan de ingang van de verpleegafdeling. We

    verwachten ook op dat vlak initiatief van jou.

    De linnenwagens worden na gebruik in de linnenkamer geplaatst en ordelijk aangevuld.

    Plaats materiaal dat opnieuw moet gesteriliseerd worden in de sterilisatiebak in de

    spoelruimte.

    Noteer, samen met de begeleidende verpleegkundige, uitgevoerde patiëntenzorg,

    observaties en evaluatie in het elektronische verpleegdossier op het zorgenplan.

    Als het werk in jouw patiëntenzone gedaan is, bied je hulp aan de andere

    verpleegkundigen.

    Neem initiatief om bepaalde technieken te oefenen. Kaart dat aan bij je mentor en hou je

    ogen en oren open voor wat er zich aandient.

    Pauzetijden voor de studenten: 10-10.15 uur en 12-12.30 uur. In de late dienst vallen de

    pauzes samen met die van de verpleegkundigen.

    Je kunt elke dag een yoghurt eten op de afdeling. Je kunt de koelkast en microgolfoven in

    de keuken gebruiken. Eten dat je zelf meebrengt, plaats je in de frigo in een zak met naam

    en datum op.

    Stel veel vragen, vb. over diagnoses, onderzoeken en medicatie. Weet waarmee je bezig

    bent. Wat je bijleert, hangt voor een groot deel van jezelf af.

    Vul de feedbackfiche dagelijks in en leg ze voor aan de begeleidende verpleegkundige.

    De feedbackfiche blijft op de afdeling en wordt bewaard in de map ‘studentenbegeleiding’ in

    het staflokaal.

  • 18

    Gebruik je gsm enkel in de pauze. Zeker nooit in het bijzijn van een patiënt of op de gang.

    Je kunt je gsm tijdens de pauze in de keuken raadplegen. Voor een dringend telefoontje ga

    je naar een afgesloten ruimte (vb. staflokaal).

    2. Specifieke richtlijnen

    Cardiologische patiënten hebben vaak te kampen met niet direct merkbare

    verblijfsproblemen en stressoren (o.a. onzekerheid over de eventuele gevolgen voor de

    toekomst). Wat voor de ziekenhuismedewerker een vertrouwde wereld is met

    routineprocedures, is voor de patiënt en zijn familie een vreemde wereld. Het onthaal is

    belangrijk. Blijf ook voortdurend attent voor zijn problemen en geef hem voldoende

    persoonlijke aandacht.

    Hulpmiddelen tijdens het persoonlijk gesprek: infobrochures over infarct,

    elektrofysiologisch onderzoek, implanteerbare defibrillator, coronarografie en PTCA. Neem

    de brochures niet mee naar huis.

    Neem geen afdelingsinformatie uit boeken, brochures en mappen mee zonder

    toestemming van de hoofdverpleegkundige. Je mag ze altijd raadplegen en kopiëren.

    Volg de vochtbalans op. Noteer alle ingenomen vocht (per os) op de vochtbalans die aan

    de deur van de badkamers is bevestigd.

    Patiënten met hemodialyse hebben meestal een arterioveneuze (A.V.) fistel. We nemen

    langs die kant geen bloeddruk en geen bloedafname. De patiënt draagt er ook geen

    verband of kledij die spant.

    Isolatiemaatregelen:

    ○ De meest voorkomende isolatie is de contactisolatie bij besmette patiënten (MRSA,

    Clostridium, E. Coli).

    ○ Respecteer altijd de isolatiemaatregelen: raadpleeg daarvoor de isolatiekaart die aan

    de kamerdeur hangt en de standaard op intranet.

    Check of 24 uursdiurese verzameld wordt. De patiënt heeft dan een bedpan of urinaal. Die

    blijft op de kamer of badkamer van de patiënt. De urine wordt bewaard in een afgesloten

    bokaal in de badkamer. Bedpan, nachtstoel, urinaal worden na elk gebruik leeggemaakt en

    gespoeld. Breng op de urinebokalen als aandachtspunt een briefje met start- en einduur

    van de urinecollectie en de bedpositie van de patiënt aan. Er wordt niet op bokalen,

    bedpandeksels en urinalen geschreven.

    Je kunt informatie voor stageverslagen opvragen en overnemen. Leg alles terug op zijn

    plaats.

  • 19

    5 CONTACTGEGEVENS

    Verwittig bij ziekte altijd de afdeling.

    Receptie afdeling: 09 332 46 87

    Hoofdverpleegkundige: 09 332 53 57 ([email protected])

  • 20

    6 BIJLAGE - LIJST VEELVOORKOMENDE

    AFKORTINGEN OP DE AFDELING

    RSP: restrosternale pijn

    AMI: acuut myocardinfarct

    STEMI: ST-elevatie myocardinfarct

    NSTEMI: niet-ST-elevatie myocardinfarct

    CTO: chronisch totale occlusie

    PCI: percutane coronaire interventie

    CABG: coronary artery bypass graft

    AHT: arteriële hypertensie

    PAH: pulmonale arteriële hypertensie

    VKF: voorkamerfibrillatie

    VT: ventrikeltachycardie

    VF: ventrikelfibrillatie

    EFO: elektrofysiologisch onderzoek

    NSVT: non-sustained ventrikeltachycardie

    ICD: interne defibrillator

    PM: pacemaker

    CRT-P/CRT-D: chronische resynchronisatietherapie

    ANI: acute nierinsufficiëntie

    CNI: chronische nierinsufficiëntie

    CCU: cardiac care unit

    HTx: harttransplantatie

    NTx: niertransplantatie

  • 21

    MI: mitralisklepinsufficiëntie

    TI: tricuspidalisklepinsufficiëntie

    AI: aortaklepinsufficiëntie

    AS: aortoklepstenose

    TAVI: transluminale aorta valve insurgery

    EKG: elektrocardiogram