VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET...

60
10 JAAR NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT BESTUURDER KEES BAKKER NEEMT AFSCHEID RELATIEMAGAZINE VAN HET NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT NUMMER 4/5 - JUNI 2017 VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER ZIJN WE?

Transcript of VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET...

Page 1: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

10 JAAR NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT

BESTUURDER KEES BAKKER NEEMT AFSCHEID

RELATIEMAGAZINE VANHET NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT

NUMMER 4/5 - JUNI 2017

VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR:

HOE VER ZIJN WE?

Page 2: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

2 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

IN DIT NUMMER

EN VERDER

Oud NJi’ers aan het woord 8 / 13 / 22 / 43Tweegesprek 18Blog: ontzorgen? 23Kinderbescherming is een volkszaak 24Nieuwe directievoorzitter Ans van de Maat 28Wat niet werkt 31 / 42 / 47 / 51 / 57

Denktank 40De stem van de cliënt 4810 jaar leren van andere landen 52In de lift: lastige overgang van 18- naar 18+ 54Erasmus+ Jeugd 58Ondertussen op WhatsApp 60

04KEES BAKKER

MET PENSIOEN

Nederlands Jeugdinstituut neemt afscheid van

zijn bestuurder

14OPVOEDEN IS TECHNISCHE JOB GEWORDEN

Interview met professor Michel Vandenbroeck van de Universiteit Gent

32PO-RAAD: NOG

NIET HELEMAAL TEVREDEN

Pleidooi voor meer samenhang tussen onderwijs

en jeugdsector

10DE AANPAK VAN SPIRIT

Jeugdhulp: niet voorbehouden aan professionals

44EVIDENCE BASED

JEUGDBELEID

Wat is de rol van het Nederlands Jeugdinstituut?

36KIM PUTTERS VAN HET SCP

Wetenschap en praktijk zijn geen gescheiden werelden

COLOFON

©Nederlands Jeugdinstituut, 2017NJij? is het relatiemagazine van het Nederlands Jeugdinstituut en verschijnt twee tot drie keer per jaar.

RedactieKees Bakker, Lea Brinckman, Josette Hoex en Joanka Prakkeni.s.m. Tekstburo Gort

BeeldredactieAnne Bouw en Lea Brinckman

Infographics Erik Jan de Wilde in samenwerking met De Digitale Klerken

Foto’sAnne Bouw, Rosa van Ederen, Martine Hoving, Machteld van der Pijll

CartoonsJasmijn Vogelij

Aan dit nummer werkten meeAnnemarie van den Berg, Letty Darwish, Yolanda van Empel, Lucinda van Ewijk, Suzanne Hardeman, Hilde Kalthoff, Marjan de Lange, Annemarie Nieuwboer, Karsten Pos, Maria van Rooijen, Mark Snijder, Titia Struiving, Erik Jan de Wilde

VormgevingPunt Grafisch Ontwerp, Utrecht

ReactiesReacties of abonneren?Dat kan via [email protected]

Opinies en artikelen vertegenwoordigen niet altijd de opvatting van de redactie of het Nederlands Jeugdinstituut. (Gedeeltelijke) overname van artikelen in overleg met de redactie.

Nederlands JeugdinstituutPostbus 19221, 3501 DE UtrechtCatharijnesingel 47, 3511 GC UtrechtT 030 230 63 [email protected]

Het Nederlands JeugdinstituutAls kennisnetwerkorganisatie voor jeugd- en opvoedvraagstukken streven we ernaar om samen met gemeenten en aanbieders van jeugd- en opvoedhulp de gezonde ontwikkeling van jeugdigen en de sociale en pedagogische kwaliteit van hun leefomgeving te bevorderen. Daarbij richten we ons op het verbeteren van de kwaliteit en doelmatigheid van zorg- en dienst verlening aan jeugdigen en opvoeders. Dat doen we door professionals en gemeenten te ondersteunen met kennis en advies.

Meer informatie: www.nji.nl

Page 3: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

3Nederlands Jeugdinstituut

REDACTIONEEL

Het Nederlands Jeugdinstituut bestaat tien jaar. Daarom nu een dubbeldik jubileumnummer van de NJij? Na bijna vijftig jaar werken in de jeugdsector neem ik afscheid als bestuurder. Ik weet nog hoe ik tijdens mijn studie werkte met jongeren die uit tehuizen waren weggelopen. ‘Ongepland vertrek’ heette dat zo mooi in beleidstaal. Ik liep ook stages in verschillende tehuizen. Maar als je door zo’n tehuis liep, wist je dat dit niet klopte, opgroeien in een onnatuurlijke omgeving. Alsof kinderen gestraft werden voor problemen waar ze vaak niets aan konden doen. In die tijd is de trend gezet die we nu ‘vermaatschappelijking van de jeugdhulp’ noemen. Kinderen niet wegstoppen in instituties ergens in de bossen maar ambulante hulp aan huis en in de eigen omgeving. Die ontwikkeling is nog steeds actueel.

Vermaatschappelijking is daarom het thema van deze editie van NJij? Ik heb het dan niet alleen over vermaatschappelijking van de jeugdhulp, maar ook over vermaatschappelijking van opvoeding en onderwijs en vermaatschappelijking van

kennis. Ook rond die thema’s hebben de afgelopen decennia grote veranderingen plaatsgevonden. Ik ben blij en trots dat ik hier afgelopen bijna vijftig jaar een steentje aan bij heb mogen dragen.

Ik geef het stokje graag door aan mijn opvolgster Ans van de Maat. Ans komt uit de praktijk en is zeer gedreven om de verbinding tussen kennis, beleid en praktijk te versterken in het belang van betere ondersteuning en zorg voor kinderen en hun opvoeders. Ik verwacht dat ze helpt om het Nederlands Jeugdinstituut nog meer impact te laten hebben in de praktijk en het jeugdbeleid.

Wat ik zelf ga doen? Ik ga onder andere reflecteren op vijftig jaar kennispraktijk jeugd en bijdragen aan de ontwikkeling van de academische beroeps vorming en opleiding van praktijk­onderzoekers en sociaal (ped)agogen. Ik gun alle studenten en academisch werkenden in de sector de ontwikkelings ruimte die ik zelf heb gehad. Helaas is daar tegenwoordig weinig ruimte en systematische aandacht voor. U hoort nog van mij.

Wordt vervolgd

Kees Bakker Voorzitter Raad van Bestuur Nederlands [email protected]

Het beroep op eigen kracht en het sociaal netwerk leidt tot overbelasting van mantelzorgers en vrijwilligers. Mee eens of juist niet?

Totaal aantal stemmen: 94Deze poll is uitgezet op www.kennisnetjeugd.nl.

POLL IS HET SOCIAAL NETWERK OVERBELAST?

12%12 STEMMENNee, dat is niet zo!

87%82 STEMMEN

Ja, dat is zo!

Page 4: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

4 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

‘KENNIS OM DE KENNIS HEEFT ME NOOIT GEBOEID’

Page 5: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

5Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

Toen Kees Bakker in de jaren zeventig sociale pedagogiek studeerde, broeide er van alles in de hulp verlening aan jongeren. De traditionele voorzieningen lagen onder vuur en kregen concurrentie van alternatieve vormen van jeugd­hulpverlening. Zo ontstonden er lokaal laag­drempelige inloopcentra waar jongeren terecht­konden met vragen over bijvoorbeeld abortus, kraken, softdrugs en schulden.

IN DE BOSSENKees Bakker ging bij Release Utrecht werken met minderjarige weglopers. ‘Veel van die kinderen kwamen uit tehuizen. Die tehuizen ­ veelal weg gestopt in de bossen ­ pasten niet meer bij de tijdgeest. De alternatieve hulpverlening wilde kinderen bevrijden van knellende autoritaire structuren en kleinschaliger opvangen in een normale leefomgeving met een hulpverlener als maatje. Maar eerlijk gezegd was die alternatieve hulpverlening maar beperkt effectief en voor sommige kinderen zelfs ronduit schadelijk.’

DRIVEAls stagiair en invalkracht leerde Kees Bakker de tehuizen van binnenuit kennen. Het is een ervaring die hem tot op de dag van vandaag motiveert. ‘Een tehuis is geen goede omgeving voor kinderen om in op te groeien, met steeds weer andere groepsleiding en wisselende groepen. Je moest zien te voorkomen dat kinderen daarin geplaatst werden, dat vonden we toen al. We noemen dat nu vermaatschappe lijking van de jeugdhulp: dat je kinderen niet wegstopt in tehuizen maar zoveel mogelijk in de eigen omgeving laat opgroeien. En dat is iets dat me altijd gedreven heeft.’

ZO-ZO-ZOVermaatschappelijking van de jeugdhulp is één van de rode draden uit zijn loopbaan. ´In de jaren negentig had je het zo­zo­zo­beleid: hulp zo dicht mogelijk bij huis, zo kort en zo licht mogelijk. Een adagium dat de huidige transformatie niet zou misstaan. Bij het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), maar ook later bij het Nederlands Jeugdinstituut hebben we in lijn daarmee veel projecten gedaan die instellings­zorg moesten voorkomen of vervangen of die de weg terug naar de ‘gewone’ samenleving moesten bevorderen. Denk aan Families First, Communities that Care, de Vertrektraining en initiatieven gericht op pleegzorg.’

GEZIN ALS BOLWERKDe vermaatschappelijking van de jeugdhulp stond niet op zichzelf, stelt hij. Ook in de opvoeding begon zich vanaf de jaren zeventig een omwente­ling te voltrekken. Het gezin als gesloten bolwerk begon scheuren te vertonen. Voor Kees Bakker is dit de tweede rode draad in zijn werkzame leven: de vermaatschappelijking van de opvoeding. ‘In de jaren zeventig deed ik hier onderzoek naar, onder meer naar de ontwikkelingen rond kinderopvang. Utrecht kende toen vier kinderdagverblijven. Kinder opvang werd in die tijd voornamelijk gezien als ‘bewaarschool’ voor kinderen van wie de moeder ‘helaas’ moest werken. Anders bracht je je kind er niet naartoe, want het kon alleen maar schadelijk zijn.’

SLECHT VOOR KINDEREN?Enthousiast: ‘Wat een verschil met nu! Het gezin heeft een heel sociaal­pedagogisch complex om

‘Een tehuis is geen goede omgeving voor kinderen om in op te groeien’

Op 22 juni 2017 neemt Kees Bakker afscheid als bestuurder van het Nederlands Jeugd instituut. Hij kijkt terug op een carrière van bijna 50 jaar in de jeugdsector. Welke rode draden ziet hij?

BESTUURDER KEES BAKKER NEEMT AFSCHEID

Tekst Joanka Prakken Fotografie Martine Hoving

Page 6: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

6 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

INTERVIEW

zich heen gekregen met kinderopvang, brede scholen, integrale kindcentra en opvoedings­ondersteuning. Vooral bij het NIZW stimuleerden we uitbreiding van de kinderopvang, de brede school en versterking van het pedagogische arrangement vanuit school en jeugdwerk. Bijna niemand beweert nog dat kinderopvang slecht is voor kinderen, al zijn er nog steeds mensen die op tilt slaan bij het horen van het woord educatie in relatie tot kinderopvang. En ook nu nog valt kinderopvang niet onder OCW maar is het als arbeidsmarktinstrument ondergebracht bij het ministerie van SZW.’

SOCIALE PEDAGOGIEKAls derde rode draad noemt Kees Bakker de vermaatschappelijking van kennis, dus toepassing van wetenschappelijke kennis in de praktijk. Hij vindt het een gemis dat handelings wetenschappen zoals sociale pedagogiek en andragologie binnen de academische wereld verdwenen zijn. ‘Toen ik bij de universiteit werkte, verwijderden de sociale

wetenschappen zich steeds verder van de praktijk om zich vooral te concentreren op empiristisch onderzoek. Maatschappelijke relevantie werd bijzaak. Bij pedagogiek hield je wat het beroeps­profiel betreft eigenlijk alleen de klinische variant over met diagnostiek en behandeling. Tegen die achtergrond werd ik door het NIZW benaderd om bij dat nieuwe kennis instituut de sector ‘jeugd’ op te bouwen. Ja, dat heb ik met beide handen aan gegrepen.’

KENNIS OM DE KENNISToen het NIZW ophield te bestaan, ging Kees verder als bestuurder van het Nederlands Jeugd­instituut. ‘Kennis om de kennis heeft me nooit geboeid. Wat mij betreft moet het altijd gaan om de relatie met maatschappelijke vraag stukken en praktijkontwikkeling: wat kun je daar met kennis doen? Bij het NIZW, en vooral het Nederlands Jeugd instituut, kreeg ik de kans dat verder uit te werken. Het NIZW was vooral gericht op innovatie. Maar een beetje gechargeerd : we dachten in het

‘Bijna niemand beweert nog dat kinder­opvang slecht is voor kinderen. Dat was in de jaren zeventig wel anders’

Page 7: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

7Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

begin ook dat kennis verspreiding gewoon een kwestie was van een boek of rapport schrijven en daarna vond dat vanzelf zijn weg wel... Dat was ook de kritiek op het NIZW.’

INTERNET‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging je naar de bibliotheek. De komst van internet en sociale media heeft het domein van kennis­ en informatie overdracht totaal veranderd. Bij het Nederlands Jeugdinstituut zijn we veel fundamenteler gaan nadenken over de vraag hoe kennis en praktijk in onderlinge wisselwerking verder ontwikkeld zouden kunnen worden. De hele evidence based­beweging is daarvan een uitvloeisel met als inzet: een reflectieve en door kennis gedreven sector. Kennis moet helpen om te leren en in lijn daarmee verbeteringen aan te brengen. Met alleen academische kennis kom je er niet. Je moet dat integreren met ervaringen uit de praktijk, van professionals en cliënten. Bij het Nederlands Jeugdinstituut proberen we die werelden te verbinden in onze programma’s en werken we veel meer in co­creatie en met kennis­praktijk netwerken.’

OVER TIEN JAAR?Bakker denkt dat de jeugdsector over tien jaar nog steeds worstelt met vraagstukken over vermaatschappelijking van opvoeding, jeugdhulp en kennis. ‘Er moet nog veel gebeuren en dat heeft tijd nodig. Overigens is onze sector daar niet uniek in. Het heeft ook ongeveer een eeuw geduurd voordat het onderwijs voor iedereen toegankelijk was.’ En het Nederlands Jeugd­instituut, blijft er behoefte aan zo’n organisatie? ‘Je mag hopen dat ook de vermaatschappelijking van kennis doorgaat en niet het onderspit moet delven in het huidige populistische debat waarbij kennis wordt weggezet als ‘ook maar een mening’. Ik denk dat het gezond verstand zegeviert en het Nederlands Jeugdinstituut of een vergelijkbare organisatie nog steeds bestaat. Wat mij betreft mag het wel wat breder, bijvoorbeeld met onderwijs erbij. Het hoeft niet allemaal in één instituut te zitten. Met netwerken kun je heel veel verbindingen leggen. Maar daarvoor heb je dan wel als basis een kennis organisatie nodig.’ <

Page 8: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

8 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

10 JAAR NJI

Oud-medewerkers aan het woordHet NJi bestaat 10 jaar. Verspreid over dit nummer komen oud-medewerkers aan het woord over hun herinnering aan het NJi of diens voorganger het NIZW. Welk advies hebben ze voor de jarige?

Wat deed je?Tussen 1992 en 2005 was ik projectleider opvoedings-ondersteuning bij het NIZW. En tot 2014 Triple P-trainer via het Nederlands Jeugdinstituut.’

Wat doe je nu?‘Ik werk nu als docent pedagogiek bij de Hogeschool van Amsterdam.’ Wat heb je geleerd bij het NIZW? ‘In de breedte én in de diepte werken, het opzetten van samenwerking tussen diverse organisaties. Verder het schrijven van beleidsnotities tot ouderbrochures. En een project leiden op alle niveaus, van ministerie tot gezinnen.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Ik merk dat het jullie steeds beter lukt om het werkveld vernieuwingen te laten dragen. Ga zo door!’

‘Ga zo door!’Neel de Bruyn

Wat deed je?‘Tussen 1996 en 2017 was ik eerst senior-adviseur Opleiding en Training bij het NIZW, daarna bij het NJi senior-adviseur Veilig Opgroeien.’

Wat doe je nu?‘Ik werk als projectleider expertise-management voor het Centrum voor Consultatie en Expertise. Ik ben verantwoordelijk voor leren en opleiden. We bieden zorgprofessionals expertise over ernstig probleemgedrag.’

Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘De uitvoering van en beïnvloeding in strategisch complexe projecten. Het belang van samenwerking met je netwerk/stakeholders en hierin samen kennis en kunde verrijken.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Ga meer de dialoog aan met jeugdigen en ouders zelf. Het centrum waar ik nu werk, betrekt de cliënt en het netwerk in de consultaties en dat levert zeer waardevolle informatie op.’

‘Praat met jeugdigen en ouders zelf’Inge Anthonijsz

Wat deed je?‘Tussen 2009 en 2015 was ik senior-adviseur Kwaliteit en effectiviteit jeugdhulp.’

Wat doe je nu?‘Ik werk nu als zelfstandig implementatieadviseur I-Generator Sociaal Domein.’ Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Never a dull moment bij het Nederlands Jeugdinstituut. De collegialiteit is enorm en er is veel mogelijk in projecten. Dat maakte het een boeiende leeromgeving.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Vergeet niet om af en toe buiten te spelen en je – buiten je eigen comfortzone om - door anderen te laten inspireren.’

‘Never a dull moment bij het Nederlands Jeugdinstituut’Marleen Wilschut

Page 9: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

9Nederlands Jeugdinstituut

INFOGRAPHIC

ADHDAngst &stemmingsstoornissenAutisme (ASS)

Buikpijn/slaapstoornissen

Dwang, OCS en tics

Eetstoornissen

KOPP/KVO

Gedragsstoornissen

Gedragsstoornissen

Pediatrisch delierProblematischmiddelengebruik

Borderline PS &PsychoseTrauma

ForensischejeugdpsychiatrieLicht VerstandelijkeBeperking (LVB)Basis-ggz

Info

rmel

e h

ulp belangrijk in alle vormen van hulp en ondersteuning

02

46

810%

Vermaatschappelijking van de jeugdzorg

ADHDAngst &stemmingsstoornissenAutisme (ASS)

Buikpijn/slaapstoornissen

Dwang, OCS en tics

Eetstoornissen

KOPP/KVO

Gedragsstoornissen

Gedragsstoornissen

Pediatrisch delierProblematischmiddelengebruik

Borderline PS &PsychoseTrauma

ForensischejeugdpsychiatrieLicht VerstandelijkeBeperking (LVB)Basis-ggz

Info

rmel

e h

ulp belangrijk in alle vormen van hulp en ondersteuning

02

46

810%

Vermaatschappelijking van de jeugdzorgInfographic De Digitale Klerken

Page 10: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

10 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

NIEMAND WIL KINDEREN IN EEN INSTELLING STOPPEN Jeugdhulp is niet voorbehouden aan een professionele sector. Ook actieve buurtgenoten, scholen en bedrijven bekommeren zich om kinderen. Spirit werkt samen met al deze communities bij de hulp aan kinderen, jongeren en gezinnen. Het ultieme stadium van vermaatschappelijking is dat jeugdhulp als aparte sector niet meer bestaat.

Tekst Mark SnijderFotografie Martine Hoving e.a.

Page 11: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

11Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

In het moderne kantoorpand van Spirit in Amsterdam­Zuid is de lange historie van deze jeugdhulpinstelling goed zichtbaar. In het trappen huis kijken twee oude meesters de bezoeker aan. Een vergaderzaal is behangen met een historische foto van spelende kinderen op een Amsterdamse binnenplaats. Spirit komt voort uit het Burgerweeshuis, dat in de tweede helft van de zestiende eeuw zijn deuren opende aan de Kalverstraat. ‘Het mooie daarvan was dat er gegoede burgers waren die iets wilden doen voor de wezen in de stad’, vertelt Mariënne Verhoef, al meer dan tien jaar bestuurder van Spirit. ‘Of ze dat altijd goed deden, is iets anders. Maar de intentie was er om deze kinderen goed te laten opgroeien en aan het werk te helpen.’

DIEP GELOOFBurgers die zich bekommeren om de kinderen in hun omgeving: is dat niet de kern van wat sommigen nu ‘vermaatschappelijking van de jeugdhulp’ noemen? Wellicht, maar Mariënne houdt niet van deze beleidstaal. Volgens haar is de essentie dat kinderen zo min mogelijk in instellingen worden gestopt en zoveel mogelijk thuis zijn. En als het niet thuis kan, dan zo gezins achtig mogelijk, in een pleeggezin of gezins huis. Deze beweging is al jaren gaande, ziet Mariënne Verhoef. ‘Bij Spirit werken we van oudsher al veel met het netwerk. Er is hier een diep geloof dat dat goed is.’ Zeker voor de meest kwetsbare kinderen en jongeren ziet ze hier een maatschappelijke opdracht. ‘Het zijn twee dingen: wat kan je individueel in je eigen omgeving doen en wat kunnen we met elkaar voor deze grote groep kwetsbare kinderen doen? Dan gaat het echt over een inclusieve samen­leving.’ Het onderwijs zou hierin een logische partner moeten zijn. ‘Dat is dé plek waar alle kinderen heengaan en opgroeien. In de transitie en transformatie ligt echter de focus op de wijk en blijft het onderwijs onderbelicht. Ik vind dat een gemiste kans. Vanuit Spirit proberen we de verbinding met het onderwijs te maken, maar dat is lastig. In het stelsel en de landelijke visie zijn onderwijs en jeugdhulp nog steeds aparte domeinen.’

JIM-AANPAKIn een brochure noemt Spirit zichzelf onderdeel van een community, samen met jeugdigen, gezinnen, pleegouders, gemeenten en sociale partners. Deze bescheiden houding van de jeugd­hulp, als slechts een van de partijen in de brede gemeenschap rondom kinderen en gezinnen, komt ook terug in de zogeheten JIM­aanpak (Jouw Ingebrachte Mentor, zie NJij? nr.3, red.). Hierbij werkt een professionele hulpverlener nauw samen met een door de jongere gekozen mentor. ‘De hulpverlener accepteert de JIM als volwaardig lid van het team.’ Uiteindelijk is zo’n aanpak effectief. ‘We hebben een aantal voorbeelden waarbij we uithuis plaatsing hebben kunnen voorkomen.’

ZWARE ZORG OP AFSTANDInitiatieven als die van JIM gedijen goed in een veranderende jeugdsector waarin het sociale netwerk veel nadruk krijgt. Deze transformatie is pas net begonnen, denkt Mariënne Verhoef. Ze vergelijkt het met de wandelingen die ze vroeger met haar gezin in de bergen maakte. ‘Dan hadden we eindelijk een top bereikt, maar dan zagen we weer een nieuwe bergtop. Zo is het ook met de transformatie: er komt altijd wel weer een volgende top.’ Het organiseren van hulp en ondersteuning dicht bij het gezin en in de wijk is belangrijk, maar er is ook een keerzijde. Expertise verschuift naar de wijkteams en er ontstaat een geforceerde knip tussen de ondersteuning door de wijkteams en de zwaardere hulp die moet wor­den ingekocht. ‘We duwen de zware hulp steeds verder weg, waardoor die een wereld op zichzelf dreigt te worden. Zeker als gemeenten met hun inkoop beleid de specialistische hulp dwingen om in niches te gaan werken. We lopen het risico dat als het met een jongere of gezin niet werkt in een jeugdteam, het enige alternatief iets heel zwaars is.’

KRACHT VAN SPIRITSpirit zoekt juist oplossingen die dicht tegen de wijkteams aan zitten. ‘Onze kracht is altijd geweest dat we veel soorten hulp in huis hebben en daardoor altijd een wenkend perspectief hebben. Kinderen met dezelfde problematiek

‘Bij Spirit werkten we altijd al met het netwerk. We hebben een diep geloof dat dat goed is’

Mariënne Verhoef,bestuurder van Spirit

Page 12: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

12 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

komen soms wel en soms niet in de gesloten jeugdzorg. Wij willen weten hoe dat kan. Er zitten natuurlijk grenzen aan, maar hoe kunnen we gesloten jeugdzorg voorkomen?’ Inkoop via een aanbesteding maakt dit niet altijd gemakkelijk. ‘Wij zijn steeds aan het zoeken, puzzelen en ontdekken wat goed werkt. Dat staat haaks op de ronkende verhalen in de aanbestedingen waarin het vooral gaat over hoe goed je het voor een eurootje minder doet.’ Verhoef ziet dat verschillende regio’s dit proberen te doorbreken. ‘We moeten goed volgen of dat de creativiteit en inventiviteit kan behouden.’

JEUGDHULP OVERBODIG?Soms komt die inventiviteit uit het buitenland. In Zwitserland deed Spirit inspiratie op voor forensische pleegzorg: minder­jarige jongeren die worden verdacht van een strafbaar feit worden niet in een jeugdgevangenis, maar in een pleeggezin geplaatst. Ook dit is een manier om jongeren zoveel mogelijk in een normale omgeving te laten opgroeien. ‘Niemand wil dat zijn kind achter slot en grendel zit. Tegelijkertijd hebben sommige kinderen veel begrenzing nodig om tot rust te komen. Dus hoe kunnen we die begrenzing en structuur in een prettigere omgeving aanbieden?’ Het ultieme stadium van vermaatschap­pelijking van de jeugdhulp is dat jeugdhulp als aparte sector niet meer bestaat. De zorg voor jeugd is daarmee een opdracht van de samenleving als geheel. Dat gedachte­experiment staat centraal in Garage 2020, een ander initiatief van Spirit waarin professionals uit de jeugdhulp samenwerken met bedrijven, vooral uit de techsector. ‘Veel kinderen komen in de zorg terecht omdat ze geen woning hebben. Architecten en bouwers denken mee wat we daaraan kunnen doen. Ze willen graag van betekenis zijn voor de jeugdhulp. Uiteindelijk gaat het erom: hoe kunnen we met elkaar de maatschappij weer een stukje mooier maken?’

UIT DE COMFORTZONEAls kennisinstituut mag het Nederlands Jeugdinstituut hierin een meer activistische rol spelen, vindt Mariënne Verhoef. ‘Ik vind het Nederlands Jeugdinstituut vaak een veilige houding aannemen. Het gaat ook om ambitie. Bijvoorbeeld: wij rusten niet voordat de nieuwste inzichten overal een plek hebben gekregen. In plaats van: we zorgen ervoor dat de inzichten beschikbaar zijn. Het Nederlands Jeugdinstituut mag ons meer uit onze comfortzone halen, niet alleen jeugdhulpaanbieders, maar ook gemeenten, bedrijven, de hele maatschappij. Als we iets bereikt hebben, moet altijd de vraag zijn: wat is de volgende bergtop? Het is prima om op adem te komen en te zien wat er goed gaat. Maar daarna moet de rugzak snel weer op.’ <

INTERVIEW

EEN BIJZONDER HUIS IN EEN GEWONE WOONWIJK

Ook de hulpverlening voor jongeren die in aanraking komen met justitie moet zoveel mogelijk in de samen-leving plaatsvinden. Vanuit die overtuiging voert Spirit een pilot uit met een kleinschalige voorziening voor preventief gehechte jongeren, in opdracht van het ministerie van Veiligheid en Justitie en de gemeente Amsterdam. In een gewone woonwijk in Amsterdam-West is een huis ingericht voor maximaal acht jongeren die door de rechter in voorlopige hechtenis zijn geplaatst. Het alternatief - plaatsing in een justitiële jeugd inrichting – wordt hiermee voorkomen.

‘In dit huis loopt het normale leven van de jongere zoveel mogelijk door’, vertelt Marijke Melissen van Spirit. ‘Hij gaat naar zijn eigen school en sportclub, maakt zijn huiswerk en heeft afspraken met hulpverleners. Ook ouders, broers en zussen komen naar het huis. Er zijn natuurlijk huisregels: mobiele telefoons mogen niet naar binnen en om 22 uur gaan de deuren van de kamers op slot. De boodschap is: het leven gaat door, maar je zit hier niet voor niets.’

Voor Spirit is het belangrijk dat deze voorziening in een woonwijk staat. ‘Jeugdhulp moet niet afgescheiden zijn van het normale maatschappelijke leven. Jongeren moeten met buurtgenoten leren omgaan.’ Gemiddeld zitten de jongeren vier weken in de voorziening. Daarin werken hulpverleners, ouders en andere partijen aan een goed uitstroomplan. ‘We gaan actief op zoek naar de positieve factoren in het leven van een jongere – familie, vrienden, school. Wat voor begeleiding of maatregel ze ook krijgen, ze moeten weer verder met hun eigen netwerk. Dat willen we dus zo vroeg mogelijk opbouwen.’

De jongeren in deze voorziening worden verdacht van een niet al te zwaar delict. En misschien wel het belangrijkste: ze zijn gemotiveerd om aan hun toekomst te werken, net als hun ouders. ‘Wij geloven dat de inzet altijd zo licht en bijtijds mogelijk moet zijn. Voor sommige jongeren is plaatsing in een jeugdgevangenis te ingrijpend en werkt dat contraproductief.’ De eerste resultaten van deze pilot zijn positief. ‘Jongeren stellen het op prijs dat ze in hun eigen netwerk kunnen blijven. Ze krijgen ook de ruimte om uit te zoeken waar hun interesses liggen. Zo hebben we een jongen die fantastisch muziek maakt en dat nu in een studio doet met professionals. Je ziet zijn zelfvertrouwen groeien.’

Page 13: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

13Nederlands Jeugdinstituut

OUD-MEDEWERKERS AAN HET WOORD

Wat deed je?‘Van 1994 tot 2016 was ik eerst bij het NIZW, later bij het NJi adviseur, trainer, ontwikkelaar en onderzoeker voor beroepskrachten en management van basisvoorzieningen (jeugdwelzijnswerk, kinderopvang, onderwijs) en voor gemeenten.’

Wat doe je nu?‘Ik ben kerndocent Social Work op de Hogeschool Rotterdam.’

Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Flexibiliteit, brede blik, zelfstandig samenwerken, snel veel werk verrichten, kwaliteit en efficiëntie combineren: me al werkende blijven ontwikkelen.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Blijf de website vullen met interessant materiaal uit de praktijk. Studenten weten de weg naar jullie te vinden, dus houden zo!’

‘Blijf de website vullen met praktijkmateriaal’Pieter Paul Bakker

Een breed publiek kent het Nederlands Jeugdinstituut van de uitgebreide kennis-collectie, zoals de dossiers, databanken en actualiteiten. Allemaal te raadplegen via www.nji.nl.

10 jaar Nederlands Jeugdinstituut = 10 jaar www.nji.nl

Page 14: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

14 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

OPVOEDEN IS EEN TECHNISCHE JOB GEWORDENVoor­ en vroegschoolse educatie is niet het middel om kansenongelijkheid te bestrijden. Dat stelt Michel Vandenbroeck, professor kinderopvang en gezinspedagogiek aan de Universiteit Gent in België.

INTERVIEW

Tekst Yolanda van EmpelFotografie Martine Hoving e.a.

Page 15: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

15Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

Ingrijpen als ouders falen of dreigen te falen. Dat is een belangrijke motor achter de vermaat­schappelijking van de opvoeding, stelt professor Michel Vandenbroeck. ‘Er is de laatste jaren een enorm aanbod ontstaan om ouders en kinderen te helpen bij het opvoeden en opgroeien. Denk aan kinderopvang, voorscholen, integrale kindcentra, (brede) scholen, opvoedingsondersteuning, sport en jeugdwerk. Ook Vlaanderen kent een systeem van gedeelde – of soms verdeelde – opvoedings­verantwoordelijkheid.’ Die vermaatschappe lijking van de opvoeding is geen nieuw fenomeen. In de laat negentiende eeuw bemoeiden overheden in Europa zich al intensief met de zorg en opvoeding van kinderen. Michel Vandenbroeck: ‘Het was de tijd van hoge kindersterfte. Daarom stichtte de burgerij crèches in Europa om de hoge kinder­sterfte in te dammen. Ook toentertijd was de verdenking van ouderlijk falen dus de belangrijkste drijfveer.’

KERNVRAAGBegin twintigste eeuw was de opvoeding vooral een private aangelegenheid van familie, gezin en kerk. Die tijden zijn voorbij. Ouders van wie we denken dat hun kinderen afstevenen op een (onderwijs)achterstand, kunnen tegenwoordig een extra bezoekje van het Centrum voor Jeugd en Gezin verwachten. In België monitort Kind & Gezin de opvoedomgeving van alle kinderen, al vanaf de zwangerschap. De Nederlandse wijk­teams werken outreachend en betrekken liefst het hele netwerk van het gezin, als zij vinden dat ouders er een potje van maken. Dat alles in het kader van ‘burgerkracht’, ‘eigen kracht’ en ‘integrale zorg’. Lege begrippen, als je het Michel Vandenbroeck vraagt. Deze termen verhullen in zijn ogen slechts waar vermaatschappelijking om zou moeten draaien. Namelijk: het breed toegankelijk maken van voor­ en vroegschoolse educatie. En een goede discussie in de samen­leving over de vraag: in wat voor samenleving willen wij leven?

ECONOMISCHE CRISISWaar komt de huidige vermaatschappelijking van de opvoeding vandaan? Michel Vandenbroeck: ‘Die vindt haar oorsprong in de periodes van de

verschillende economische crises die we vanaf de jaren zeventig hebben gekend. Met als diepte­punt de crisis in 2008. De overheid bleek niet in staat om haar burgers te beschermen. Alles werd economie. Alleen wat economisch de moeite waard is, is waard om in te investeren, zo lijkt het wel. Men maakt grafieken die moeten aantonen dat iedere dollar die je investeert in het jonge leven van een mens zich dubbel en dwars terugverdient. Bijvoorbeeld via minder criminaliteit en een hoger opleidingsniveau in het latere leven. Overheden – maar ook internationale organisaties als Unicef en Save the Children – werken vanuit dit gedachten­goed. Een verschraling in het denken, als je het mij vraagt.’

OBSESSIE VOOR ONGELIJKHEID‘Waarom ze dat doen? Voor­ en vroegschoolse educatie wordt zo voorgesteld als een belangrijke manier om kansenongelijkheid tegen te gaan. Er bestaat internationaal een obsessie voor onderwijs en ongelijkheid. De mate waarin het onderwijs­systeem de maatschappelijke ongelijkheid reproduceert, is in België relatief groot. Er is heel wat onderzoek dat de positieve impact van voor­schoolse educatie aantoont. Maar of dat de kansen­ongelijkheid wegneemt, is een heel andere zaak. Daar is minder evidentie voor. Let wel, ik bestrijd niet dat voor­ en vroegschoolse educatie positieve effecten heeft op de ontwikkeling van een kind. Maar of het ook kansenongelijkheid bestrijdt? Dat waag ik te betwijfelen.’

PEUTERS‘Kinderen uit kansarme groepen maken in België minder frequent gebruik van de voor­ en vroeg­schoolse educatie. Beleidsmakers denken dat daar een belangrijke oorzaak ligt voor het feit dat de onderwijscarrière – meer dan aanvaardbaar – door de thuissituatie bepaald wordt. Ook in Nederland zie je een tweedeling. De gewone peuter is op de gewone peuterspeelzaal, terwijl risicovolle of kansarme peuters naar een voorziening voor voor­ en vroegschoolse educatie of naar een voorschool gaan die extra leerervaringskansen biedt. Deze kinderen worden al op voorhand gestigmatiseerd. Ik vind dat niet fair. Het heeft het tegenovergestelde effect. Op de eerste dag in

‘In Nederland worden peuters al gestigmatiseerd voordat ze naar groep 1 gaan’

Page 16: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

16 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

de Belgische kleuterklas of de Nederlandse groep 1 hebben peuters dus al verschillende trajecten doorlopen, gebaseerd op verschil in kansen. Hoe groter de kloof, hoe kleiner de kans dat opvoeding die kloof kan overbruggen. Onderwijs reproduceert juist sociale ongelijkheid. Daar zijn ook harde cijfers over. Dan rijst de vraag: als onderwijs het probleem is, waarom is meer onderwijs dan de oplossing?’

DEMOCRATISCH DEFICITOpvoeden wordt volgens Michel Vandenbroeck zo bovendien gereduceerd tot het meegeven van een set van skills aan kinderen. ‘We screenen en monitoren. Als een kind achterloopt, is er een probleem en worden professionals ingevlogen. Opvoeden is zo een technische job geworden. Belangrijker nog: er is een democratisch deficit ontstaan, een democratisch tekort. Ouders staan buiten de discussie over hoe je kinderen opvoedt. Daar gaat

in mijn ogen een democratische discussie aan vooraf. In wat voor samenleving willen we leven? En hoe zit het met waarden en vaardigheden als: kan een kind met een jonger broertje of zusje naar het toilet? Kan hij verantwoordelijkheden aan? Ook de relatie tussen ouders en de voorzieningen hoort thuis in die discussie. Zorg je goed voor mijn kind? Voelt hij zich veilig? Begrijpt hij het als je hem straft? Is er sprake van wederkerigheid?’

VOORBEELDMichel Vandenbroeck geeft een voorbeeld uit Nederland. ‘Die speciale peuterspeelzalen voor voor­ en vroegschoolse educatie voor kans­arme kinderen zijn een toffe plek, ik zou er mijn kinderen zo heen sturen. Maar dat mag niet, er is zelfs een systeem opgetuigd om de ouders die niet tot een risicogroep behoren eruit te filteren. Een perverse prikkel als je het mij vraagt. Kortom, er worden geen rechten gekoppeld aan een oordeel van de ouder. Dat is geen vermaatschappelijking in mijn ogen, dat is het omgekeerde.’ Vermaatschappelijking betekent voor hem dat de opvoedingsverantwoordelijkheid gedeeld wordt tussen gezin en samenleving voor álle kinderen. En dus dat alle kinderen toegang hebben tot voor­ en vroegschoolse educatie. Net zo vanzelf­sprekend als dat ze toegang hebben tot wegen en gezondheidszorg. De professor: ‘Het begrip “een sterke basis” dat zo vaak gebezigd wordt, is meer dan een breed aanbod van voorzieningen om te voorkomen dat ouders falen. Een sterke basis gaat in mijn ogen om het breed toegankelijk maken van primaire zorg aan jonge kinderen. En niet alleen als je tot een risicogroep behoort, volgens de overheid.’

PEDAGOGIEKWaarom is dat zo belangrijk? ‘Opvoeden is niet eenvoudig tegenwoordig, de samenleving is complex. In Vlaanderen groeit dertien procent van de kinderen op in armoede, zo blijkt uit recente cijfers. Dat is een verdubbeling in tien jaar tijd en zeer zorgelijk. Pedagogiek is voor mij de wetenschap van de hoop, en voorzieningen voor vroegschoolse educatie zijn een recht voor allen. Opvoedingsverantwoordelijkheid moeten we delen met de samenleving, niet overdragen.’ <

‘Voor­ en vroegschoolse educatie is een recht, geen plicht’

INTERVIEW

Page 17: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

17Nederlands Jeugdinstituut

2007 2009 2011 2013 2014 2016

30002500200015001000

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

12000100008000600040002000

Maar door de economische crisis

nam het aantal kinderenper opvang af.

2007 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

1,41,210,80,6 gemiddelde afstand

tot kinderopvanggemiddelde afstandtot buitenschoolse opvang

km

Steeds meer brede scholen...

Steeds meer kinderopvangbedrijven...

Waardoor opvang steeds dichterbij huis komt...

Vermaatschappelijking van de opvoeding

2007 2009 2011 2013 2014 2016

30002500200015001000

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

12000100008000600040002000

Maar door de economische crisis

nam het aantal kinderenper opvang af.

2007 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

1,41,210,80,6 gemiddelde afstand

tot kinderopvanggemiddelde afstandtot buitenschoolse opvang

km

Steeds meer brede scholen...

Steeds meer kinderopvangbedrijven...

Waardoor opvang steeds dichterbij huis komt...

Vermaatschappelijking van de opvoedingInfographic De Digitale Klerken

INFOGRAPHIC

Page 18: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

18 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

IN GESPREK MET…

Is de opvoeding aan het vermaatschappelijken?Kees Bakker: ‘Je kunt constateren dat de afgelopen decennia ­ naast het gezin ­ een omvangrijk sociaalpedagogisch en educatief complex is gegroeid: kinderopvang, voor­ en vroegschoolse educatie en brede scholen. Vermaatschappelijking van de opvoeding dus.’

Micha de Winter: ‘De term vermaatschappelijking moet je duidelijker definiëren. Je kunt opvoeding nu als het ware outsourcen en daarmee is de opvoeding vooral verzakelijkt. De professionele bemoeienis is niet per definitie vermaatschappe­lijking. Is er nu een breder sociaal netwerk om het kind en de ouders heen? Nemen meer mensen in de omgeving van het kind mede­

verantwoordelijk heid voor de opvoeding van onze kinderen? Als je vroeger iets uitspookte op school werd dat gelijk thuis besproken. Nu zijn de school en kinderopvang vooral leveranciers van diensten. En ouders benaderen die voorzieningen ook zo. Ze zien school en kinderopvang niet zozeer als medeopvoeder.’

Kees Bakker: ‘Je ziet toch ook toenemende erkenning van een positief pedagogische omgeving voor de ontwikkeling van kinderen en jongeren? Er zijn steeds meer voorbeelden van centra, scholen en sportverenigingen die uitgegroeid zijn tot integrale jeugdvoorzieningen met buitenschoolse opvang, huiswerk­begeleiding, culturele en sportfaciliteiten.’

Micha de Winter: ‘Dat is zeker nodig en goed. Maar toch, wat ik nu zie als ik de kleinkinderen van school ophaal: kinderen die met bakfietsen en fietstreintjes worden opgehaald voor de naschoolse opvang. Het heeft iets industrieels. Ik noem dat verzakelijking.’

Hebben kinderen nu gelijke kansen? Kees Bakker: ‘Over het algemeen zijn het de hoger opgeleide en beter gesitueerde ouders die gebruik maken van buitenschoolse opvang, huiswerk begeleiding en sportfaciliteiten voor

‘Vooral na de basisschool leven kinderen van verschillende komaf in verschillende werelden’

Allebei hebben ze jarenlang gewerkt in het sociaalpedagogische domein, op het snijvlak van kennis en praktijk. Allebei gaan ze nu met pensioen. Hoe staat opvoeding er anno 2017 voor? Micha de Winter en Kees Bakker geven hun visie.

Micha de Winter en Kees Bakker over opvoeding en opvoeders Tekst Letty Darwish

Fotografie Machteld van der Pijll, Martine Hoving

VREEDZAME WIJKDe Vreedzame Wijk is een programma voor basisscholen dat voorkomt uit

De Vreedzame School. Kinderen krijgen burgerschapsvaardigheden aangeboden.

Ze krijgen een stem, mogen meedenken over allerlei zaken en krijgen

verantwoordelijkheden. Zo leren ze op een positieve en zorgzame manier

met elkaar omgaan en leren ze hoe je conflicten constructief kunt oplossen.

De Stichting Vreedzaam voert een samenhangende pedagogische aanpak in

bij alle wijkorganisaties die met kinderen in de basisschoolleeftijd werken.

www.devreedzameschool.net

Page 19: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

19Nederlands Jeugdinstituut

WIE IS WIE?Kees Bakker (L) is sociaal pedagoog en bestuurs-voorzitter van het Nederlands Jeugdinstituut.

Micha de Winter (R) is hoog leraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken aan de Universiteit Utrecht en bijzonder lector Jeugd Hogeschool Utrecht.

Page 20: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

20 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

hun kinderen. De kinderen van lager opgeleide ouders – die daar veel minder gebruik van maken, ook vanwege het kostenplaatje ­ lijken daarmee minder kansen te krijgen. Terwijl die kinderen er meer baat bij kunnen hebben dan de toch al enigszins bevoorrechte kinderen. We zijn in Nederland nog steeds niet zover om hier een algemene basisvoorziening voor iedereen van te maken.’

Micha de Winter: ‘Mee eens. Het lijkt erop dat we in Nederland en de hele Westerse wereld hard op weg zijn naar een nieuw soort standen maatschappij, een meritocratie, waarbij je maatschappelijke bijdrage wordt afgemeten aan je verdiensten. De vermarkting van de opvang is niet goed, want het benadeelt de groep die minder te besteden heeft. Daar komt bij dat kinderen van verschillende komaf in verschillende werelden leven waar ze elkaar niet meer ontmoeten, vooral na de basisschool. Iedereen leeft in zijn eigen bubble. Fijn die bonding, maar in termen van bridging is het funest. Daarom zijn we nu bezig met het idee van de zogeheten stadsschool. Hier kunnen kinderen van verschillende buurt­scholen samen af en toe les krijgen. Een ander voorbeeld is het project Vreedzame Wijken dat ouders met verschillende achtergronden bij elkaar brengt. Het besef dat we er iets aan moeten doen, is er zeker wel.’

Hoe zien jullie de beroepsontwikkeling?Kees Bakker: ‘De afgelopen twintig jaar is de praktijk­ en onderzoekoriëntatie in de pedagogiek nogal versmald. Sociale pedagogiek is verdwenen en de orthopedagogiek heeft vooral een klinisch profiel met het accent op diagnostiek en behandeling. Academisch wordt er weinig systematisch geïnvesteerd in kennis­ en beroeps ontwikkeling voor de brede jeugd­ en opvoedingssector. Micha, jij hebt aan de Universiteit Utrecht nog ongeveer als enige een meer sociale of maatschappelijke peda­gogiek weten te grondvesten met de master Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken. In de afgelopen tien jaar hebben ruim vijftig studenten van deze master bij het Nederlands

Jeugdinstituut stage gelopen. Jij hebt hen al die jaren gedoceerd. Hoe kijk jij daarop terug?’

Micha de Winter: ‘Heel positief. Studenten kwamen met weinig praktische kennis bij het Nederlands Jeugdinstituut. Bij jullie gaat het veel meer om praktijkvraagstukken. Studenten werden zo in die praktijk onder­gedompeld en konden leerervaringen opdoen met de koppeling tussen maatschappelijke opvoedings vraagstukken, onderzoek en kennis­ en praktijk ontwikkeling. Dat is goed, dat maakt hen realistischer en kritischer. Het schuurde ook wel eens: studenten zijn soms ook vooral consument en niet zo reflectief.’

Waarom reflecteren studenten zo weinig?Kees Bakker: ‘Deels komt dat doordat er vaak te weinig ruimte voor is. Medewerkers van het Nederlands Jeugdinstituut worstelen daar ook mee. Je wordt al snel opgeslokt door going concern en resultaatafspraken met financiers.’

Micha de Winter: ‘Dat geldt ook voor het beleid, het veld, de sociale wetenschappen en ons allemaal: ons perspectief op kinderen en opvoeding is versmald, onder het mom van: ‘als het niet nuttig is, financieren we het niet’. Daarmee is er te weinig aandacht voor wezenlijke vragen. Waartoe voeden we kinderen op? Hoe rust je nieuwe generaties toe en hoe kun je hen ondersteunen om zelf vorm te geven aan hun wereld? Ik zou willen dat het Nederlands Jeugdinstituut als kenniscentrum dat soort vragen oppakt. Ik wens jullie toe voorloper te zijn en drukte te maken over belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen. Trek je mond open en stel dit soort kwesties aan de orde.’

De twee besluiten hun gesprek met de afspraak om na hun pensioen deze thema’s aan de orde te blijven stellen en zich in te zetten voor een duale leerroute (waarbij leren en werken wordt gecombineerd) voor een maatschappelijke peda gogiek. We zullen dus zeker nog van ze horen! <

IN GESPREK MET…

‘Als je vroeger iets uitspookte op school werd dat gelijk thuis besproken’

WAT IS EEN STADSSCHOOL?Micha de Winter in de Volkskrant (6 februari 2017): ‘De stadsschool is een remedie tegen segre-gatie.’ In een artikel van de Vereniging Openbaar Onderwijs vult hij dat aan: ‘Het is een idee om struc-tureel verbinding tussen verschillende kinderen vorm te geven. De maat-schappij is gesegregeerd en die segregatie houdt zichzelf in stand. Zowel basis- als middelbare scholen worden gevuld met steeds homogenere groepen kinderen, die elkaar ook tijdens hun vervolgopleiding en vol-wassen leven nauwelijks treffen. Als je ‘de ander’ niet ontmoet, leer je die niet kennen en dat zorgt ervoor dat berichtgeving in kranten en tv en op sociale media je beeld kleuren. Dan nemen voor-oordelen, angst en haat het over. De stadsschool moet die segregatie door-breken door kinderen van verschillende scholen geregeld samen les te geven.’

Page 21: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

21Nederlands Jeugdinstituut

STAGIAIRES BIJ NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT

In het tienjarig bestaan van het Nederlands Jeugdinstituut hebben 52 studenten van het masterprogramma Maatschappelijke

opvoedings vraagstukken van de Universiteit Utrecht bij het Nederlands Jeugdinstituut stage gelopen: de eerste vijf jaar gemiddeld

zes studenten per jaar, de laatste jaren gemiddeld drie studenten. De onderwerpen van hun scripties varieerden van ‘Rebound in het

mbo’ tot ‘De generalistische werker voor jeugd en gezin’, ‘Opvoeding en mediagebruik in het gezin’, ‘Kwaliteitssturing in de jeugdzorg’ en

‘De rol van de pedagogisch medewerker in het signaleren van kindermishandeling’.

Een van hen is Annemarie Nieuwboer, nu wetenschappelijk medewerker en docent Universiteit Utrecht, stagiaire bij het Nederlands

Jeugdinstituut 2013-2014:

‘Als stagiaire bij het Nederlands Jeugdinstituut kreeg ik de kans om mijn wetenschappelijke kennis toe te passen en te relateren aan

opvoedings vraagstukken op het gebied van opvoeden en opgroeien. Binnen het programma Veilig opgroeien werkte ik mee aan de

validatie van de anti-pestprogramma’s. Ik deed ook onderzoek naar de preventie van kindermishandeling in het kader van de transitie en

transformatie. Het Nederlands Jeugdinstituut was voor mij de uitgelezen plek om de

koppeling tussen wetenschap, beleid en praktijk te realiseren. Het is fantastisch om

middels onderzoek en het bundelen van kennis en advisering een steentje bij te dragen

aan de kwaliteit van de jeugdsector. Mijn stage was een eerste stapje in de richting

van datgene wat ik het liefste doe: het ontwerpen van beleid en het analyseren van (opvoed-)vraagstukken. Momenteel werk ik als

wetenschappelijk medewerker en docent bij de Universiteit Utrecht. De kennis en ervaringen die ik heb opgedaan tijdens mijn stage bij

het Nederlands Jeugdinstituut komen ook hier goed van pas. Bijvoorbeeld, wanneer we spreken over de ontwikkelingen in de jeugdsector

en de manier waarop we het curriculum van Pedagogiek zo goed mogelijk daarop kunnen laten aansluiten. Ik had mijn stage bij het

Nederlands Jeugd instituut niet willen missen.’

IN GESPREK MET…

‘Ik had deze stage niet willen missen’

Page 22: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

22 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

OUD-MEDEWERKERS AAN HET WOORD

Wat deed je?‘Ik was van 1998 tot 2013 eerst projectassistent bij het NIZW en later senior medewerker Jeugdzorg bij het NJi.’

Wat doe je nu?‘Ik ben zelfstandig adviseur, veranderaar en projectleider gericht op jeugdhulp en het sociaal domein.’ Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Heel veel over de hulp die de jeugdzorg biedt, over de toepassing van kennis in de praktijk en hoe taai dat vertalen kan zijn.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Richt je nog veel meer op de praktijk in plaats van het beleid. Daar moet al die kennis uiteindelijk terechtkomen!’

‘Richt je op de praktijk, niet op het beleid’Mariska van der Steege

Wat deed je?Van 1998 tot 2017 was ik eerst bij het NIZW, daarna bij het NJi senior adviseur/onderzoeker en later programmaleider van Veilig opgroeien.’

Wat doe je nu?‘Ik werk als directeur Expertisecentrum bij de William Schrikker Groep.’ Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Innovatie gaat pas echt werken als je dit vanaf het begin samen doet met de praktijk.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een unieke positie als landelijk kennisinstituut. Maak daar meer gebruik van. Niet alleen kansen grijpen om de zorg voor jeugd te verbeteren, maar ze vooral ook creëren.’

‘Creëer kansen voor de jeugdhulp!’Ingrid ten Berge

Wat deden jullie bij het NIZW?‘Van 1994 tot 2002 werkten we samen als projectleider en manager van projecten op het terrein van opvoedingsondersteuning, kinderopvang en jeugdzorg.’

Wat doen jullie nu?‘We vormen de Raad van Bestuur van Fier, een expertise- en behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties.’

Wat heb je geleerd bij het NIZW? ‘Innoveren en implementeren is een vak. Projectmatig werken is een kunst. De schoonheid van het expliciteren van impliciete kennis en participatieve innovatie.’

Jullie advies aan het jarige NJi?‘Doorleef de transformatieopdracht jeugd. Wees autonoom. Sluit aan bij maatschappelijke vraagstukken. Word weer de spraakmaker, het landelijk innovatie-instituut.’

‘Word weer spraakmaker!’Linda Terpstra & Anke van Dijke

Page 23: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

23Nederlands Jeugdinstituut

Weet u wat ontzorgen is?

Wat is dan wel ontzorgend voor mensen? In een periode dat wij enorme zorgen hadden om ons kind, zozeer dat we voor zijn leven vreesden, was dit voor ons ontzorgend:• Een huisarts die vinger aan de pols

hield, meedacht over oplossingen, doorpakte op het moment dat we dit samen nodig vonden, erkenning gaf voor onze zorgen.

• Hulp door zeer deskundige specialisten vanuit een gouden mix van evidence based kennis, met oog voor wie ons kind was - voorbij de stoornis kijkend - en voortdurend in dialoog met ons kind en met ons.

• Niet doormodderen maar opschalen als resultaat uitblijft.

• Spontane telefoontjes naast de reguliere afspraken, om te checken of we het nog volhielden.

• Een wijkteammedewerker die heel snel taxivervoer voor ons regelde toen binnen een week dagbehandeling zou starten.

• Vrienden en buren die twee keer per week voor ons kookten en boodschappen voor ons deden, en

buurvrouwen die met ons andere kind leuke dingen gingen doen.

Echt ontzorgend werken bestaat dus uit een mix van deskundige hulp, doorpakken, emotionele betrokkenheid en praktische steun. En onze eigen kracht dan? Die was

even op. Daarom was het fantastisch dat buren en vrienden voor ons kookten en ons andere kind afleiding bezorgden. Maar dat is slechts één ingrediënt in de mix van ontzorgende hulp.

En de factoren die veel ouders niet ontzorgen? Ik noem er een paar. De ervaring dat je pas zeer deskundige hulp-verleners treft als problemen zeer ernstig zijn. En: het gevoel dat het een kwestie van geluk is of je echt goede hulp krijgt, in

plaats van dat je ervan uit mag gaan dat hulp die geboden wordt van voldoende kwaliteit is. Het werkt ook niet ontzorgend als er wachtlijsten zijn en het risico dat, als je hulp afsluit, het circus weer opnieuw begint na een terugval. Tot slot: je enorme afhankelijkheid van anderen en het gevoel dat je passende (specialistische) hulp, speciaal onderwijs en praktische steun (taxivervoer) moet bevechten in plaats van dat het er gewoon voor je is, net als medische hulp.

Ontzorgend werken is niet het terug-dringen van specialistische hulp. Ontzorgend werken is kijken wat ieder individueel kind en iedere ouder nodig heeft om te kunnen herstellen en vervolgens weer te kunnen meedoen. Het bestaat uit een combinatie van verdomd deskundige hulp, emotionele betrokkenheid en praktische steun. En als ze het kunnen, gaan ouders en kinderen daarna echt weer op eigen kracht verder. Ze willen niets liever.

Bij de transformatie van de jeugdhulp kom ik soms termen tegen die me doen denken aan communistische spraakverwarring: men zegt het een, maar in de werkelijkheid zie je het tegenovergestelde. Ontzorgen is daar misschien wel het mooiste voorbeeld van. In het beleid staat ontzorgen veelal voor het versterken van de eigen kracht en het verminderen van de inzet van specialistische jeugdhulp. Voor veel ouders van kwetsbare kinderen voelt deze beleidsontwikkeling echter helemaal niet als ontzorgend. Het geeft hen eerder extra kopzorgen.

Deze blog verschijnt gelijktijdig op www.kennisnetjeugd.nlin de serie Transformatie: van papier naar praktijk.

Ontzorgend werken is kijken wat ieder individueel kind en

iedere ouder nodig heeft

Blog

Marjan de LangeZelfstandig adviseur | twee geweldig leuke kinderen, lieve hond en onvervangbare man | docent Universiteit Utrecht | ga voor effectieve zorg die ertoe doet voor ouders en kinderen | dol op drop en situaties die aanleiding geven tot hardop lachen

Page 24: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

24 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

Page 25: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

25Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

‘De overheid zegt weleens dat de burger zich heeft teruggetrokken. Maar in de jeugdbescherming is de burger er gewoon uitgegooid door de overheid en de professionals. En soms tegenstribbelend.’ Dat stelt Adri van Montfoort en hij klinkt strijd baar wanneer hij spreekt over de historische ontwikkeling van verstatelijking en professio­nalisering in de jeugdbescherming. Zo werden de oorspronkelijke Voogdijraden, die bestonden uit burgers, in de twintigste eeuw omgevormd tot de Raad voor de Kinderbescherming waarin de burger geen rol meer speelt. ‘In de afgelopen eeuw is de burger eruit geduwd. De Raad voor de Kinderbescherming is een mooi voorbeeld, maar het is een veel bredere beweging. Nu moet je gecertificeerd zijn om gezingsvoogd te worden, maar ooit begon ook dat met vrijwilligers.’

Achter deze ontwikkeling lagen vast veel goede bedoelingen?‘De professionalisering en verstatelijking hebben veel goeds gebracht. Zo waren er in 1900 nauwelijks mogelijkheden om op te treden bij ernstige vormen van kindermishandeling. Dat noem ik beschavingswinst. Maar ik vind wel dat de professionalisering en verstatelijking te ver zijn doorgeschoten. Professionals denken dat

zij weten wat goed opvoeden is. Maar dat weten ze niet. Daarmee diskwalificeren we burgers, mensen uit het netwerk, vrijwilligers. De lijf­spreuk van de eerste kinderrechter in Nederland was: kinderbescherming is een volkszaak. Maar zo zien we dat niet meer. We zeggen: It takes a village to raise a child, maar we trekken dat niet door naar de jeugdbescherming.’

Waarom is jeugdbescherming een zaak van burgers?‘Omdat de staat dat helemaal niet kan waar­maken. We moeten zorgen voor een samenleving waarin mensen de ruimte en mogelijkheden hebben om goed voor hun kinderen te zorgen. Daar hoort ook veiligheid bij. De staat komt voor mij pas aan het einde. Want wat de staat kan doen in de kinderbescherming is vrij bot: het gezag beperken of afnemen, of een kind uit huis plaatsen. Maar veertig procent van de kinderen in een pleeggezin knalt daar op enig moment weer uit en heeft dus weer een onzekere toekomst. Stel, een kind wordt thuis verkracht en de staat grijpt in. Dan wordt dat kind morgen niet meer verkracht. Dat noem ik beschavingswinst. Maar dat is iets anders dan dat we dat kind een goede toekomst geven.’

‘KINDERBESCHERMING IS EEN VOLKSZAAK’ Tekst Mark Snijder

Fotografie Martine Hoving e.a.

Van oudsher is de jeugdbescherming een zaak van vrijwilligers en burgerraden. In honderd jaar tijd hebben overheid en professionals deze verantwoordelijkheid volledig overgenomen. Niet handig, vindt jurist en pedagoog Adri van Montfoort. ‘De staat kan dat helemaal niet waarmaken.’

ADRI VAN MONTFOORT OVER HOE DE BURGER DE JEUGDBESCHERMING UITGEGOOID IS DOOR OVERHEID EN PROFESSIONALS

Adri van Montfoort,jurist en pedagoog

Page 26: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

26 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

Overschatten we de overheid?‘We lijden aan een maakbaarheidsillusie. We denken dat we alles kunnen voorkomen, maar dat is niet zo. De definitie van kindermishandeling is almaar breder geworden. Maar als twee ouders ruzie hebben, noem ik dat geen kinder­mishandeling. Of als kinderen te dik zijn omdat ze teveel fastfood krijgen. Ik zie dit als levens­ en gezinsvragen, niet als staatsvragen. Bovendien onderschatten we de kracht van mensen in de directe leefomgeving. Professionaliteit is teveel gericht op wat de professional zelf kan doen en te weinig op hoe die de denkkracht van anderen kan inschakelen. Het gaat mij om de bescheidenheid van professionals: zij hebben één perspectief op wat er aan de hand is en wat er nodig is en dat is waardevol. Maar het perspectief van de gezins­leden is evenzeer waardevol.’

Dit zie je wel terug in de jeugdhulp, maar nog niet in de jeugdbescherming?‘Er staat nog steeds een hek om de jeugd­bescherming, zeker als het gaat om de Raad

voor de Kinderbescherming. Maar een kind dat bedreigd wordt in zijn veiligheid is in de eerste plaats een gewoon kind, dat net als andere kinderen wil voetballen of ervan droomt zanger te worden. Het is belangrijk dat de ondergrens wordt bewaakt door de overheid. Daarin zit voor mij die beschavingswinst. Maar voor professionals in de jeugdbescherming gaat het om het juiste evenwicht: robuust als het gaat om die onder­grens, bescheiden in de andere situaties.’

Is dat niet lastig in de praktijk?‘Jeugdbeschermers hebben soms moeite met de dubbele pet: hulp verlenen aan het gezin en ook de autoriteit van de staat vertegenwoordigen. Dat is moeilijk, maar dit is de kern van hun professie. Dat verplicht je daarom om helder en concreet daarover te zijn. En om de autoriteit alleen toe te passen als het echt nodig is.’

Hoe past drang in dit verhaal?‘Drang vind ik een raar woord: dan doe ik net alsof ik bevoegdheden heb om jou te sturen, maar die

INTERVIEW

‘Professionals denken dat zij weten wat goed opvoeden is, maar dat weten ze niet’

Page 27: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

27Nederlands Jeugdinstituut

heb ik niet. Het is vrijwillig of gedwongen. Ik vind dat je moet zeggen: ‘Als je nog een keer je kind slaat of bezopen bent, meld ik dat bij Veilig Thuis’. Dan ben ik heel zuiver over mijn bevoegdheden en over de voorwaarden. Mensen kunnen dan nog steeds ervaren dat ze met de rug tegen de muur staan. Maar ja, dat is het leven.’

Er zijn toch experimenten met een burgervoogd?‘Ja, maar die gaan moeizaam. Het moet duidelijk zijn wat de verantwoordelijkheden en bevoegd­heden van de burgervoogd zijn en of die financiële risico’s of aansprakelijkheidsrisico’s loopt. Die steun structuur moet worden gefaciliteerd door de overheid, maar tot nu toe wil niemand dat op zich nemen. Wel loopt er in Gelderland een pilot met een aantal jongeren.’

Waarom is die betrokkenheid van burgers goed voor kinderen?‘Als een kind geluk heeft, blijft zijn voogd totdat het kind 18 jaar is. Maar er zijn kinderen die vijf of zes verschillende voogden hebben gehad. Ik denk dat het meerwaarde heeft als een voogd

niet vanuit zijn baan commitment heeft voor een kind, maar het persoonlijk belangrijk vindt dat het goed blijft gaan met dat kind. Ook zien we bijvoorbeeld in het project Humanitas Wel Thuis (zie kader) dat een vrijwilliger iets kan betekenen voor ouders en jeugdigen wat een professional niet kan bieden. Bijvoorbeeld een moeder die zegt: ‘Met een professional praat ik vooral over de problemen, maar met de vrijwilliger kom ik weer onder de mensen’.’

Wordt het proces van professionalisering dus gekeerd?‘Er zijn voorbeelden waarin we de goede kant opgaan. Maar het waanidee dat we alles kunnen voorkomen is nog fors aanwezig. Kijk naar de discussie over het screeningsformulier voor het signaleren van kindermishandeling: we blijven in de illusie dat we via een technocratische ontwikkeling iets kunnen aanpakken dat eigenlijk een volkszaak is. Een volkszaak gaat niet over formulieren, maar over of het mij iets interesseert wat er met jou gebeurt. We moeten het zoeken in het humane, niet in het technocratische.’ <

WEL THUIS VAN HUMANITAS

In het project Wel Thuis van Humanitas worden goed getrainde vrijwilligers ingezet in gezinnen waar zorgen zijn over opvoedsituaties en waarbij de jeugdbescherming al betrokken is. ‘De vrijwilliger biedt met name emotionele en praktische steun in het dagelijkse leven’, vertelt Monique Verboven, landelijk projectleider van Humanitas Wel Thuis. ‘Daardoor ontstaat er meer rust en stabiliteit in het gezin. Dat biedt een voedingsbodem voor hulpverleners om de problemen aan te pakken.’

Kern van de aanpak is een heldere rolverdeling tussen vrijwilliger en jeugdbeschermer. ‘De hulpverlener houdt de regie over de veiligheid van de kinderen in het gezin. De vrijwilliger is geen hulpverlener light, maar werkt samen met het gezin. Vaak richten hulp-verleners zich op de problematiek in een gezin. Vrijwilligers gaan daarnaast aan de slag met het versterken van wat wel goed loopt. Dat is een mooie combinatie van professionele hulp en vrijwillige ondersteuning die meer biedt dan dat ze afzonderlijk kunnen bieden.’

Juist omdat deze vrijwilligers worden ingezet in gezinnen met zwaardere problematiek, is een gedegen training essentieel. ‘We leren vrijwilligers vooral om niet dingen over te nemen, maar om ervoor te zorgen dat de ouder weer zelf aan de slag gaat. Daarbij is de relatie tussen gezin en hulpverlener niet altijd goed. We moeten ervoor oppassen dat de vrijwilliger niet mee gaat strijden tegen de jeugdbescherming, maar juist dat het vertrouwen tussen gezin en hulpverlener versterkt wordt.’ Op de laatste trainingsdag worden daarom jeugdbeschermers uitgenodigd. ‘Dat is heel belangrijk. De vrijwilligers en hulpverleners ontmoeten elkaar, en vooroordelen worden weggenomen. De grootste uitdaging in dit project was om het vertrouwen te winnen bij de jeugdhulporganisaties. Maar als jeugdbeschermers het eenmaal ervaren hebben, komen de vervolgaanvragen vanzelf.’

De pilot van Wel Thuis liep tot april 2017. Een eerste onderzoek naar de effecten laat goede resultaten zien: bij de helft van de gezinnen was er tijdwinst voor de hulpverlener, bij ruim een kwart was er minder hulp nodig, in een paar gezinnen is zelfs een onder-toezichtstelling of uithuisplaatsing voorkomen. Ook gemeenten zijn enthousiast. ‘In de regio’s van de pilot vinden gemeenten het zo succesvol dat ze de financiering overnemen. Tegelijkertijd onderzoeken wij of we het op meer plekken kunnen opzetten.’

INTERVIEW

‘Een volkszaak gaat niet over formulieren, maar over of het mij iets interesseert wat er met jou gebeurt’

Page 28: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

28 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

‘LATEN WE EEN BEWEGING IN GANG ZETTEN!’

Page 29: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

29Nederlands Jeugdinstituut

ANS VAN DE MAAT: NIEUWE DIRECTIEVOORZITTER NEDERLANDS JEUGDINSTITUUT

INTERVIEW

‘Om onze maatschappelijke opgaven te realiseren, moeten we kennis uit wetenschap, praktijk en beleid veel beter aan elkaar knopen, reflecteren en evalueren. Om zo tot niet­traditionele oplossingen te komen. Als we daarin slagen, gaat het ons lukken een echte transformatie van het jeugdstelsel tot stand te brengen. Ik maak me daar hard voor’, zegt Ans van de Maat over haar ambitie als nieuwe directievoorzitter van het Nederlands Jeugdinstituut.

Tekst Joanka Prakken Fotografie Martine Hoving

Als bestuurder van verschillende zorg aanbieders heeft Ans van de Maat ervaren hoe belangrijk het is om met kennis van zaken te werken aan betere zorg voor kinderen. Tegelijker tijd constateert zij ook dat in de hectiek van alledag reflectie er veelal bij inschiet. Hierdoor krijgen problemen vaak een ad­hoc­oplossing en blijft de bredere context buiten beschouwing. Dat geldt niet in de laatste plaats voor beleidsmakers en kennis instituten.

AFVINKLIJSTJESWat haar betreft, is het over een paar jaar vanzelf sprekend dat deze verschillende werelden elkaar opzoeken en versterken om samen vanuit de verschillende perspectieven maatschappelijke vragen te tackelen. ‘Neem kindermishandeling. Daarvoor ontwikkelen we mooie richtlijnen en allerlei afvinklijstjes. Natuurlijk helpt dat om kindermishandeling te signaleren. Maar waarom lukt het ons dan nog steeds niet om het aantal slachtoffers terug te dringen? Ik ben ervan overtuigd dat dit met allerlei losse projectjes en instrumenten ook nooit gaat gebeuren. We kunnen alleen een verschil maken als we een beweging in gang zetten waarbij we beschikbare kennis, kunde en kwaliteit benutten, als we samen reflecteren, evalueren en verbeteren. Waarbij overigens ook de ervaringskennis van kinderen/ jongeren en hun ouders of verzorgers niet vergeten mag worden.’

TRANSFORMATIEMet als doel? ‘Op die manier brengen we onze professionaliteit op een hoger plan. Dat is geen

statisch proces maar een ontwikkeltraject met als kern: samen leren, reflecteren en verbeteren. Om een lerende sector te worden en het stelsel echt te beïnvloeden, mogen beleid, praktijk en wetenschap niet langer los van elkaar opereren. Natuurlijk heeft ieder werkveld zijn eigen dynamiek en ontstaans geschiedenis. Maar er is een gemeenschappelijk belang: de beste kansen creëren voor kinderen en gezinnen. Als we de verschillende perspectieven met elkaar weten te verbinden, kunnen we samen zorgen voor een betekenis volle verandering, een transformatie met maatschappelijke impact. Daarvoor moeten we ons voor langere tijd aan elkaar verbinden en geen genoegen nemen met een grote verscheiden heid aan kortlopende kleine projecten die geen relatie met elkaar hebben.’

FOCUSVraag is natuurlijk hoe je een dergelijke beweging in gang kunt zetten en daarmee de beoogde vermaatschappelijking een stap dichterbij brengen. De ambities, zeker die van de huidige transformatie, zijn groot en de organisatie­belangen van de verschillende partijen lijken soms mijlenver uiteen te liggen. ‘Waar het om gaat, is dat je met elkaar in gesprek moet gaan. Breng focus aan, maak keuzes en voer die uit. Niet groots maar in samenhang en met een meerjarig perspectief samen aan de slag gaan. Blauwdrukken helpen ons zelden. Als je het hebt over bijvoorbeeld het terugdringen van kinder­mishandeling in een gemeente, moet je niet meteen weer een product uit de kast trekken. Ga

‘Trek niet meteen een product uit de kast, maar ga eerst samen het gesprek aan over wat je wilt’

Page 30: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

30 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

eerst samen het gesprek aan om scherp te krijgen voor welke vraag die gemeente zich gesteld ziet. Wat wil de wijk, hoe staat de burger daarin en wie hebben daar een rol bij? Verbind vragen en kennis. Begin niet bij nul maar vertrouw op elkaars expertise over wat werkt. Erken ieders specifieke professionaliteit en zet samen stappen. Op de schouders van het verleden bouwen we in het heden aan de toekomst.’

PRACHTIG VOORBEELDAns van de Maat krijgt in haar gesprekken met gemeenten, kennis instituten en voormalige collega­zorgaanbieders veel bijval voor haar visie. Maar daarmee is de vertaling naar de praktijk nog niet gemaakt. ‘Er zijn goede voorbeelden maar die vragen nog meer rijpingstijd om de bewegingen tot volle wasdom te laten komen.’ Daarbij refereert ze ook aan het programma Utrechtse Jeugd Centraal, een vernieuwings­agenda waarmee zo’n tien jaar geleden alle ketenpartners in het Utrechtse jeugdbeleid samenwerkten om de kwaliteit en effectiviteit van de zorg te verbeteren. Als bestuurlijk trekker van de programmalijn Kwaliteit van zorg en zorgvernieuwing was ze daar nauw bij betrokken: ‘De provincie, gemeenten, het Nederlands Jeugd instituut, het onderwijs en zorgaanbieders hebben samengewerkt om een passend aanbod te ontwikkelen dat aansloot bij de vraag. Echt een prachtig voorbeeld waarbij alle partijen bereid waren de eigen belangen opzij te zetten en elkaar niet langer als concurrent te zien, maar samen

een passend aanbod te ontwikkelen waardoor er voor alle kinderen en hun gezinnen de zorg en ondersteuning kwam, die voor hen het beste werkte. Helaas is deze ontwikkeling doorkruist door de transitie. Maar wij – en dan spreek ik voor alle betrokken partijen – hebben wel een ontwikkel traject ingezet om samen de zorg en het onderwijs voor de jeugd te verbeteren.’

BRUGGENBOUWERDe transformatie van de zorg voor jeugd geeft Ans van de Maat een belangrijke inhoudelijke drive om zich als nieuwe bestuurder van het Nederlands Jeugd instituut in te zetten als bruggen bouwer tussen beleid, kennis en praktijk. ‘Je gunt ouders en kinderen het beste. Dit is een uitgelezen kans om kinderen zo gewoon mogelijk te laten opgroeien, want dat is toch wat ieder kind wil? Een kind uit huis plaatsen moeten we echt als laatste red middel inzetten. Dat is ingrijpend voor kinderen en gezinnen. Je ontwortelt kinderen. In een instelling zijn kinderen 24 uur per dag bezig met de plek waar ze niet zijn. Ik ben dan ook groot voor stander van de vermaatschappelijking van de zorg, al ben ik me ervan bewust dat het niet voor alle kinderen is weggelegd om in hun eigen omgeving op te groeien. Voor die kinderen moet je goede zorg elders organiseren, bij voorkeur in een pleeggezin waarbij de verbinding met het gezin van herkomst in stand blijft. Als dat er niet meer is, moet je voor een kind een nieuw thuis creëren. Want de jeugdzorg kan en mag nooit het thuis van een kind zijn.’ <

WIE IS ANS VAN DE MAAT?Geboortedatum16-7-1959

Burgerlijke staatgehuwd en twee kinderen

Relevante (werk)ervaring• 2017-heden: Voorzitter

directieteam Nederlands Jeugdinstituut

• 2012-2017: Bestuurder Intermetzo

• 2008-2012: Bestuurder de Rading

• 2008-2012: Bestuurslid branchevereniging Jeugdzorg Nederland

• 2009-2012: Bestuurlijk trekker Utrechtse Jeugd Centraal

• 1994-2017: Namens de branche woordvoerder op dossiers pleegzorg; voorkomen seksueel misbruik; gewelds-misdrijven en mensen-handel

• 2012-2017: Namens de branche betrokken bij Commissie Samson en Rouvoet, Commissie de Winter en Commissie Azough

• 2014-heden: lid Task-force Mensenhandel

• 2015-heden: lid Kring van Veiligheid

Page 31: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

31Nederlands Jeugdinstituut

Survivaltochten blijven door de jaren heen vrij populair om probleemjeugd aan te pakken. In deze tochten worden jongeren teruggeworpen op zichzelf: ze worden uit hun omgeving gehaald waarbij ze ook nog eens hard geconfronteerd worden met zichzelf. Tom van Yperen: ‘Onderzoek laat zien dat dit alleen effect heeft als de survival onderdeel is van een langer traject.

Ontbreekt dit, dan is het leermoment tijdelijk en valt de jongere in zijn eigen omgeving terug in zijn oude gewoonten.’

In de jeugdhulp hebben we het vaak over effectieve interventies of de werkzame bestanddelen daarvan. Maar wat moet je eigenlijk vooral niet doen? Gewoon omdat

het echt niet werkt. Tom van Yperen van het Nederlands Jeugdinstituut geeft daar vijf voorbeelden van. U vindt ze verspreid over dit nummer. Op 1 de survivaltochten.

Survivaltochten

WAT NIET WERKT (1)

Tekst Karsten Pos Illustratie Jasmijn Vogelij

Page 32: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

32 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

INTERVIEW

Het lijkt zo logisch: het onderwijs en de jeugdsector die zich samen sterk maken voor kinderen. Maar vooral bij de meest kwetsbare kinderen gaat dit soms nog moeilijk. Rinda den Besten, voorzitter van de PO­Raad, legt uit waar het mis gaat.

‘Het onderwijs vervult zijn rol in de opvoeding, maar kan dat niet alleen’

Tekst Mark SnijderFotografie Martine Hoving e.a.

Page 33: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

33Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

Hoe staat het met de samenhang tussen de onderwijs- en de jeugdsector?‘Eerlijk gezegd ben ik daar nog steeds niet helemaal enthousiast over. Ik zie veel goede ontwikkelingen en steeds meer regio’s die samen optrekken. Maar doordat ze niet tegelijkertijd zijn gestart, zijn er verschillende snelheden. Beide sectoren zijn in hun eigen kolom gaan ontwikkelen en hebben daarin heel mooie stappen gezet. Maar nu kijken ze over de muren van de eigen kolom heen en constateren ze dat daar ook nog een heleboel gebeurt.’

Heeft u een voorbeeld?‘Ik merk dat er vooral bij de meest kwetsbare leerlingen niet samen wordt opgetrokken. Bijvoorbeeld de kinderen met een ernstig meervoudige beperking of de leerlingen van mytylscholen. Er is een berg aan verschillende typen zorg nodig om deze kinderen goed te laten meedoen, zowel thuis als op school. Dan merk je dat gemeenten niet bekend zijn met deze groep. En dat ze nog steeds aan het steggelen zijn uit welk potje de begeleiding van zo’n kind op school moet worden betaald. Omdat onderwijs en gemeenten dat niet samen hebben ontwikkeld, krijg je een welles­nietesverhaal. Alsof je met z’n tweeën constateert: we gingen een muurtje verven en daar in het midden is het niet geverfd. Is dat jouw of mijn schuld?’

Waar gaat het mis?‘Er is nog weinig begrip van elkaars dagelijkse werkzaamheden. Het is stuitend om te horen hoe weinig men doorheeft wat je moet doen om een zwaar gehandicapt kind een gemiddelde school­dag door te laten komen: aan­ en uitkleden, naar de gymles, naar zwemles, naar de wc. Natuurlijk kan de juffrouw dat niet zelf doen. Maar ik merk ook dat het te maken heeft met dat muurtje verven. In beide kolommen is vanuit het eigen perspectief goed nagedacht. En als men met elkaar aan tafel zit, vinden beide partijen dat ze het goed hebben afgesproken. Maar ondertussen valt er wel een kind van de tafel af. Tegelijkertijd zijn er positieve ontwikkelingen en zie ik veel gemeenten die heel goede dingen doen.

De samenwerking tussen gemeente en scholen in Tilburg vind ik een prachtig voorbeeld.’

Wat zijn voor u succesfactoren?‘Ik zie dat tijd helpt. De regio’s die langer bezig zijn met passend onderwijs, omdat ze een voorloperregio waren, zijn vaak al verder. Hetzelfde geldt voor de jeugdhulp. En ik merk dat leider schap een succesfactor is. Als zowel aan de zorgkant als aan de onderwijskant het uitgangspunt wordt geformuleerd dat men elkaar en elkaars professionele oordeel vertrouwt, dan gaat het allemaal sneller en gemakkelijker. Maar dat vertrouwen is er op veel plekken nog niet. Dat heeft te maken met personen en met de keuzes die zij maken. Stel dat er een aanbeveling is vanuit de andere sector. Je kunt elkaar bestoken met papier werk en invuloefeningen om te controleren of de diagnose wel juist is. Maar je kunt ook afspreken dat je die aanbeveling gewoon overneemt omdat je je collega’s vertrouwt.’

Lukt het om extra ondersteuning binnen het reguliere onderwijs te bieden? ‘Ja, ik zie dat het steeds meer over inclusief onderwijs gaat, ook binnen de samenwerkings­verbanden. Ik zie ook veel beweging om met name scholen in het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs met elkaar te integreren. En ook het speciaal basisonderwijs met het regulier onderwijs. Wat nog niet veel gebeurt, is dat kinderen uit het speciaal onderwijs in groten getale naar het regulier onderwijs gaan. Ik zie mooie voorbeelden, maar die zijn op één hand te tellen. Ook dat heeft te maken met tijd. Hiervoor moet je meerjarige afspraken maken met gemeenten, over bijvoorbeeld de schoolgebouwen en de bekostiging van het leerlingenvervoer. Ik hoor wel eens van veranderkundigen dat het een illusie is om te denken dat passend onderwijs in vijf jaar uitontwikkeld is. We moeten dus ook geduld hebben.’

Heeft het onderwijs pedagogische taken?‘Het onderwijs vervult zijn rol in de opvoeding. Er is geen school die zegt dat ze daar niets mee doet, maar er is wel discussie over in onze sector.

‘Het onderwijs vervult zijn rol in de opvoeding, maar kan dat niet alleen’

‘Alsof je met z’n tweeën constateert: we gingen een muurtje verven en daar in het midden is het niet geverfd. Is dat jouw of mijn schuld?’

Rinda den Besten,voorzitter van de PO-Raad

Page 34: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

34 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

INTERVIEW

Hebben we die rol omdat ouders tekortschieten of omdat de maatschappij steeds complexer wordt en we kinderen daarop moeten voorbereiden? Ik vind dat het onderwijs zeker een rol heeft, maar het onderwijs kan dat niet alleen.’

Hoe kan het onderwijs samenwerken met de jeugdhulp?‘Ik denk dat de oplossing ligt in lokaal een agenda maken. Hoe zien onze kinderen, jongeren, peuters en pubers eruit en wat hebben zij nodig? Alle partijen die iets doen met jeugd moeten samen tot zo’n agenda komen: opvang, onderwijs en zorg, maar ook sport en cultuur. Ik zie hier veel voorbeelden van. Ik zie veel scholen die goed samenwerken met de kinderopvang, of bijvoorbeeld een integraal kindcentrum zijn geworden. Vaak werken zij gezamenlijk aan doorlopende programma’s voor kinderen, waarbij ook de buitenschoolse opvang soms een deel van het programma verzorgt.’

Is dit de toekomst?‘De toekomst is investeren in een goede basisvoorziening voor kinderen van 0 tot 4 jaar en in een betekenisvol ontwikkel­ en leeraanbod na schooltijd voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Dan doen we echt heel goede dingen voor kinderen.’

Wat wilt u het Nederlands Jeugdinstituut meegeven?‘Ik ben heel blij met het Nederlands Jeugdinstituut als onafhanke lijke bron van informatie voor iedereen die met jeugd werkt. Voor ons als PO­Raad helpt het bij de belangen behartiging als we kunnen verwijzen naar objectieve bevindingen die ook op lange termijn standhouden, die op grotere schaal zijn onderzocht en waarbij soms ook is gekeken naar ervaringen in het buiten land. Tegelijkertijd zie ik dat de agenda van het Nederlands Jeugd instituut over het versterken van de samenhang tussen onderwijs en zorg landelijk niet meer aan de orde is. Ook het Nederlands Jeugdinstituut zal zich meer op gemeenten en regio’s moeten richten. Dat is best ingewikkeld als je een landelijk instituut bent, dat ervaren wij ook bij de PO­Raad. Maar het is wel de realiteit.’ <

T-PRIMAIR IN TILBURG

Vier jaar geleden sloegen acht schoolbesturen in Tilburg

de handen ineen en richtten de onderwijscoöperatie

T-Primair op. Doel: initatieven voor brede scholen dichter

bij de schoolbesturen en de basisscholen brengen. Pieter

Jansen, directeur van T-Primair: ‘We hebben samen

met de gemeente een beleidsrijke agenda opgesteld

in het kader van de lokale educatieve agenda. Daarin

verbinden we de ambities van de gemeente met die van

het onderwijs.’ Jansen noemt T-Primair een eigentijdse

netwerkorganisatie van allerlei partijen in de stad.

Het werk van de onderwijscoöperatie loopt langs drie

hoofdlijnen:

1. versteviging van de samenwerking met de kinder-

opvang;

2. van achterstandsbeleid naar brede talent ontwikkeling;

3. optimaliseren van de doorstroom naar het voortgezet

onderwijs.

Zeker bij de eerste twee komt de samenwerking met

een waaier aan andere partijen in de stad duidelijk naar

voren. Zo werkt het basisonderwijs samen met Het

Ontdek station in Tilburg: een voormalige werkplaats van

de spoor wegen die is omgevormd tot een creatieve plek

voor kinderen en jongeren. ‘Vanaf 2020 is het onderwijs

verplicht om een leerlijn wetenschap en technologie te

hebben. Die gaan wij in de komende jaren ontwikkelen,

samen met Het Ontdekstation. Leerlingen komen

daar spelender wijs in aanraking met techniek. We

benutten die omgeving om leerkrachten op dit terrein te

professionaliseren.’

Volgens Jansen leidt een goede samenwerking van de

scholen met de partners in de wijk en stad uiteindelijk tot

beter onderwijs. ‘Een basisschool heeft het DNA van de

omgeving en moet zich aanpassen aan die omgeving. Dat

betekent een nauwe verbinding met de ouders, omdat

hun kennis van wezenlijk belang is om met de kinderen

het juiste te doen. Daarnaast zijn er voor de school

veel mogelijkheden in de omgeving om te benutten,

bijvoorbeeld in de voor- en vroegschoolse educatie en de

buitenschoolse opvang. Denk aan sportverenigingen en

cultuuractiviteiten. Daarbij houden wij steeds in de gaten

dat dit bijdraagt aan de kernopdracht van de school en

dat de school het zo min mogelijk ervaart als iets extra’s.

Zo proberen we met elkaar in de stad de dingen te doen

die ten goede komen aan de ontwikkeling van kinderen.’

‘Hebben we die rol omdat ouders tekortschieten of omdat de maatschappij steeds complexer wordt?’

Page 35: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

35Nederlands Jeugdinstituut

INFOGRAPHIC

Binnen de academische

werkplaatsen worden bruggen geslagen tussen beleid, praktijk,

onderwijs en onderzoek

Vermaatschappelijking van de wetenschap

2014-2020 AW transformatie jeugd

C4Youth 2.0KeTJAVersterking van zorg voor kinderen in armoedeRisicojeugdTransformatie Jeugd UtrechtTransformatie Jeugd FrieslandSamen op SchoolGezin aan ZetVerbetering van de toegang tot de jeugdzorgKindermishandelingSamen TransformerenInside-Out, Transformatie en Outcome

2009-2017AW Jeugd

C4Youth 2.0Inside-OutForensische Zorg voor de JeugdVersterking van Zorgvoor kwetsbare kinderenKindermishandelingSamen voor de jeugd

2008-2011AW diversiteit in het Jeugdbeleid

Kenniswerkplaats TienPlusRotterdam Samen DwarsAcademische werkplaats Brabant

Infographic De Digitale Klerken

Binnen de academische

werkplaatsen worden bruggen geslagen tussen beleid, praktijk,

onderwijs en onderzoek

Vermaatschappelijking van de wetenschap

2014-2020 AW transformatie jeugd

C4Youth 2.0KeTJAVersterking van zorg voor kinderen in armoedeRisicojeugdTransformatie Jeugd UtrechtTransformatie Jeugd FrieslandSamen op SchoolGezin aan ZetVerbetering van de toegang tot de jeugdzorgKindermishandelingSamen TransformerenInside-Out, Transformatie en Outcome

2009-2017AW Jeugd

C4Youth 2.0Inside-OutForensische Zorg voor de JeugdVersterking van Zorgvoor kwetsbare kinderenKindermishandelingSamen voor de jeugd

2008-2011AW diversiteit in het Jeugdbeleid

Kenniswerkplaats TienPlusRotterdam Samen DwarsAcademische werkplaats Brabant

Page 36: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

36 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

IN GESPREK MET…

TEGENGESTELDE AMBITIESKees Bakker: ‘In de grote bewegingen in de jeugdsector en de verzorgings­staat zie ik tegengestelde ambities. Aan de ene kant betekent de overgang naar de participatiesamenleving minder overheid en voorzieningen en meer mensen zelf en eigen kracht. Aan de andere kant zien we in de vermaatschappelijking van de opvoeding en de jeugdhulp juist een tendens naar meer maatschappelijke arrangementen en voorzieningen, buiten het gezin. Hoe zie jij dat?’

Kim Putters: ‘Wat ik interessant vind, is dat er een inhoudelijke verbreding is. Maar als het over de rol van de overheid gaat, zie ik een poging tot versmalling. In de zorg staat niet meer alleen de kwaliteit van een voorziening centraal, maar de kwaliteit van leven: wat heeft een kind of een jongere eraan? Dat dwingt ons om integraler en breder te kijken. Maar dan komt de vraag: wie is waar verantwoordelijk voor? En dan zie je dat de overheid een stap terug probeert te doen. Maar het maatschappelijke veld is nog gefragmenteerd en heeft nog veel ondersteuning van de overheid nodig.’

DILEMMA S VAN DE DECENTRALISATIESKim Putters: ‘En er komt nog iets bij. Onlangs was ik bij een bijeenkomst in Rotterdam met professionals van instellingen en gemeenten over ‘drang en dwang’. Wanneer grijp je in in een gezin? Het was een interessant gesprek omdat boven tafel kwam dat de decentralisatie ook tot een schuring van normen en waarden kan leiden. Hulpverleners legden uit dat ze soms bij een gezin komen en constateren dat de ouders frauderen met uitkeringen. Wat doe je dan? Als zij de ouders aangeven, schaden zij de vertrouwensrelatie met hun cliënt. Maar de politieke bestuurders volgen de ferme lijn: iedereen die rotzooit met publiek geld moet je aangeven. Dit soort dilemma’s in wijkteams en aan keukentafels komt door de decentralisaties veel meer naar boven.’

Wat is de functie van kennis en onderzoek in de jeugdsector? En hoe maken we daar zo goed mogelijk gebruik van? Kees Bakker, bestuursvoorzitter van het Nederlands Jeugdinstituut, spreekt hierover met Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau.

‘HET IS ACHTERHAALD OM ONDERZOEK EN PRAKTIJK ALS GESCHEIDEN WERELDEN TE ZIEN’

Tekst Mark SnijderFotografie Martine Hoving e.a.

Page 37: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

37Nederlands Jeugdinstituut

Wat doe je als hulpverlener als je merkt dat een gezin fraudeert met uitkeringen?

Page 38: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

38 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

Kees Bakker: ‘Dat is heel herkenbaar, zeker bij de wijkteams. Dat is ook vrij nieuw in Nederland: hiervoor kwam hulpverlening vooral van maatschappelijke instituties. Nu zijn mede werkers van wijkteams vaak zelfs in dienst van de gemeente. Wordt die spanning daardoor steeds groter?’

Kim Putters: ‘Ja, dat denk ik wel. Nederlanders hebben altijd een relatief kritische inborst gehad tegenover overheidsinvloed. Er is wel veel invloed, maar ook een gezond wantrouwen tussen burger en overheid. Dit is heel anders dan bijvoorbeeld in Scandinavië. Nu hebben we ineens wijkteams waarmee de overheid direct bij je aan de keuken­tafel zit. Dat is nogal een verandering, ook cultureel. Burgers kunnen het idee krijgen dat er een dubbele agenda ligt achter het werk van een wijkteam. En dat de keuzes rond hulpverlening vooral gestuurd worden door geld. De overheid moet dus helder zijn over de agenda van zo’n wijkteam. Ik denk dat gemeenten een breed debat

moeten voeren, ook met maatschappelijke partijen, over de vraag wat voor overheid ze willen zijn en hoe ze zich tot de samenleving willen verhouden.’ KENNISGEDREVEN PRAKTIJKKees Bakker: ‘In de jaren negentig ben ik over­gestapt van de universiteit naar het NIZW, de voorloper van het Nederlands Jeugdinstituut. Onder andere omdat ik vond dat de sociale wetenschappen zich steeds meer afwendden van maatschappelijk relevante vraagstukken. Die kloof tussen sociaalwetenschappelijk onderzoek en de praktijk houdt ons als instituut natuurlijk erg bezig. We zijn gaan werken aan een meer kennis gedreven praktijk in de jeugd sector en aan meer onderzoek dat bijdraagt aan de oplossing van vraagstukken die in de samenleving en sector spelen. Hoe kijk jij tegen deze ontwikkelingen aan?’

Kim Putters: ‘Dat is een ongelooflijk belangrijk thema. Het is achterhaald om onderzoek en

IN GESPREK MET…

Page 39: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

39Nederlands Jeugdinstituut

praktijk als gescheiden werelden te zien. Volgens mij is de combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek heel belangrijk. Bij het Sociaal en Cultureel Planbureau proberen we steeds vaker om kwalitatief onderzoek aan het cijfermatig materiaal toe te voegen. Dat is een manier om meer de verbinding met de praktijk te leggen. En we moeten niet meer denken in lineariteit: er is een probleem, onderzoekers bestuderen de praktijk, evalueren, geven les­sen voor verbetering en dan gaat de praktijk weer verder. Ik denk dat kennis juist veel vaker moet worden ingebracht in beleids­ of praktijk­processen. Dat doen jullie al meer dan wij.’

MODERNE ONDERZOEKERKees Bakker: ‘Dit niet­lineaire is interessant, maar ook een zoektocht. Dat doen wij bijvoorbeeld in het Samenwerkingsverband Effectieve Jeugdzorg Nederland: kennis en evaluatie onderzoek inzet­ten als onderdeel van een continu verbeterproces waarin we leren van elkaar.’

Kim Putters: ‘Dat is een goed voorbeeld. Je kunt nog een stap verder gaan door als onderzoeker mee te doen in praktijk of beleid. Dat is interessant aan het vak van de moderne onderzoeker: aan de ene kant moet je in staat zijn om in de praktijk te reflecteren en dingen die lastig gaan bespreekbaar te maken. Aan de andere kant moet je een stap terug kunnen zetten om het geheel te overzien. Ik zie daar veel kansen, zeker vanuit kennis­instituten zoals die van ons. De wereld wordt steeds complexer en daarom hebben we veel adaptiviteit nodig. Dan hebben we dus ook een adaptieve onderzoekers mentaliteit in de praktijk nodig. Onderzoekers kijken namelijk steeds hoe we een betere zorg voorziening realiseren, of nog dichter bij het echte probleem van het kind komen. Dat is een natuurlijke houding van onderzoekers. Wat is er dan mooier dan die houding inbouwen in de praktijk?’

REGIONAAL PACTKees Bakker: ‘Dat is ook mijn kritiek op de sociale wetenschappen. Dat profiel van de praktijk­onderzoeker is er niet in Nederland. En daarbij: zo’n reflectieve en kennisgedreven praktijk vraagt om een aantal voorwaarden. Een van de knel­

punten in de sector is dat er weinig ruimte is voor dit soort activiteiten, alleen al in de financiering. Niet alleen voor onderzoek, ook niet voor super­visie, reflectie of overdracht van kennis binnen de organisatie.’

Kim Putters: ‘Dat is absoluut waar. Dan komen we terug bij het begin: als we de beweging van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad serieus nemen, moeten we ook een aantal vitale functies in de samenleving op orde hebben. De informatie­infrastructuur en de manier waarop we mensen opleiden, vormen zo’n vitale functie. Ik denk dus dat je naar de ordening van je lokale samenleving moet kijken en naar de plek voor dit soort functies. Het concept van de regio kan houvast bieden voor dit soort vraagstukken, omdat het lastig kan zijn dit per gemeente voldoende aandacht te geven. Een interessant voorbeeld vind ik de regionale pacten waarmee Doekle Terpstra al een tijd bezig is [regionale samenwerking tussen zorgaanbieders, onderwijsinstellingen en lokale overheden over de zorg en de zorgprofessional van de toekomst, red.]. Dat soort discussies moeten we met de veranderingen in de verzorgingsstaat fundamenteler willen voeren.’

ADVIESKees Bakker: ‘Als je dit alles bekijkt, welk advies geef je het Nederlands Jeugdinstituut voor de komende tien jaar mee?’

Kim Putters: ‘Zoek het vooral in de inhoud. We belanden snel in discussies over structuren en instituten. Maar het gaat over de dingen die we net besproken hebben: de combinatie van kwalitatief en kwantitatief onderzoek, een sterkere verbinding tussen praktijk en wetenschap, en een integrale benadering en meer kennis daarover. Dat moet steeds meer de kern van ons type werk worden. Daarbij verschuiven we natuurlijk mee van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad. Bij het Sociaal en Cultureel Plan bureau, en dat geldt voor jullie waarschijnlijk ook, willen we meer aansluiten op wat verzorgings steden aan het doen zijn. En dat onderzoek, beleid en praktijk daarbij veel meer met elkaar moeten optrekken, daarvan ben ik overtuigd.’ <

IN GESPREK MET…

‘Kennis moet juist veel vaker worden ingebracht in beleids­ of praktijk­processen’

Page 40: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

40 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

‘Hoe zorgen we ervoor dat “samen lerend doen wat werkt” deel uitmaakt van ons DNA?’

WIM GORISSEN OVER DE RESULTATEN VAN DE DENKTANK EVIDENCE BASED PRACTICE

Hoe zorg je ervoor dat kinderen, jongeren en hun ouders altijd kunnen rekenen op de best mogelijke hulp? Wat vraagt dit van cliënten, professionals, bestuurders, gemeenten en onderzoekers? En hoe verbinden we die werelden met elkaar? Over deze vragen boog de Denktank Evidence Based Practice zich, met daarin vertegenwoordigers van beroeps­ en cliëntenorganisaties, instellingen, gemeenten en kennisinstituten.

Tekst Annemarie van den Berg en Suzanne HardemanFotografie Martine Hoving

Iedereen die werkt in de jeugdsector maakt gebruik van kennis gebaseerd op evidence based practice: ervaringskennis van cliënten, praktijkkennis van professionals én kennis uit wetenschappelijk onderzoek. Het lijkt zo eenvoudig. Omdat keer op keer discussie ontstaat over de zin van evidence based practice, nam het Nederlands Jeugdinstituut het initiatief tot het organiseren van een denktank over dit onderwerp.

OPEN DEUR‘Samen lerend doen wat werkt, dát is de sleutel’, aldus Gorissen. Open deur? Gorissen: ‘Dat lijkt misschien van wel. En toch werken we nog lang niet altijd zo.’ Samen lerend doen wat werkt staat voor: steeds beter willen worden, benutten en

Page 41: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

41Nederlands Jeugdinstituut

DENKTANK

doorontwikkelen van kennis én van elkaar leren. ‘Steeds beter willen worden gaat over het verder brengen van de sector.’ Om beter te kunnen worden is het nodig om te monitoren wat werkt. Gorissen: ‘Tel en vertel is het devies. Aan cijfers alleen heb je niets. Het gaat om de betekenis die je eraan geeft. Wat schuilt erachter? Herkennen we dat? Wat vinden we ervan? En wat gaan we ermee doen?’ Het benutten van kennis gebaseerd op evidence based practice is belangrijk. ‘Kijk goed naar wat er al is. Profiteer daarvan én help mee om die kennis verder te ontwikkelen.’ Dit alles doe je lerend. Gorissen: ‘Leer van wat je doet. Breng dit op een hoger niveau. Daardoor leer je ook als collectief: als organisatie, gemeente, kennisinstituut en sector.’

EEN VOORBEELD ‘Stel dat een jongen met ADHD zich bij je meldt. Veel professionals zijn gewend om dan een behandeling te starten zodat de

klachten verminderen. Want dat is het doel. Als je zou insteken vanuit samen lerend doen wat werkt, pak je het anders aan. Je stelt samen met de jongen en zijn ouders vooraf doelen vast: wat willen zij allemaal verbeteren? Naast klachten­vermindering komen er dan ongetwijfeld ook andere doelen op tafel. Een doel kan bijvoorbeeld zijn dat de jongen weer naar verjaardagsfeestjes van vriendjes wil kunnen gaan, waar hij nu wordt geweerd. Op basis van alle beschikbare kennis – de wensen van de jongen, ervaringen van de professional en wetenschappelijk onder­zoek – maakt de professional samen met het kind een plan om die doelen te bereiken. Dat vraagt om verschillende vaardigheden van professionals. In dit geval zal de professional de jongen, naast behandeling, ook handvatten moeten geven om weer naar feestjes te kunnen. Vervolgens voert de professional het plan uit én bekijkt hij of het gewerkt heeft. De professional beantwoordt daartoe

vragen als: zijn alle doelen gerealiseerd? Heeft de jongen het traject afgemaakt? Is de jongen tevreden over het resultaat? Door te reflecteren, gaat de professional na wat hij een volgende keer anders zou doen. Als hij zijn reflectie op teamniveau inbrengt, kunnen collega’s er ook van leren. Op die manier bouw je samen aan een body of knowledge, waaruit je in de toekomst kunt putten. Dat is de ideale wereld, daar willen we naartoe.’

IN GESPREK‘Alles wat we in de denktank met elkaar besproken hebben, leggen we vast in een publicatie. We hebben allerlei ideeën over hoe we samen lerend doen wat werkt deel kunnen laten uitmaken van ieders DNA. Tegelijkertijd beseffen we ons dat zo’n beweging alleen tot stand komt als een ieder de urgentie voelt waarom dit voor alle kinderen en jongeren in Nederland zo belangrijk is. Om dat te realiseren moet je het gesprek met elkaar aangaan. Dat is dan ook wat we de komende tijd gaan doen. Door de denktank weten we welke vragen we met elkaar moeten uitdiepen. En brengen we de leercyclus op gang.’

AANJAGER Het Nederlands Jeugdinstituut blijft aanjager van de beweging. Gorissen: ‘De leden van de denktank zijn allen bereid om als ambassadeur op te treden en gaan in gesprek met hun achterban. Lerend ontwikkelen we materialen die de beweging ondersteunen.’ Het Nederlands Jeugdinstituut beseft dat samen lerend doen wat werkt ook bij de eigen organisatie vraagt om verandering. Gorissen: ‘Van kennisinstituut dat kennis verzamelt, verrijkt, valideert en verspreidt, naar kennisinstituut dat kijkt hoe je kennis in interactie met cliënten, professionals, gemeenten, bestuurders en onderzoekers kunt doorontwikkelen. Een kennis instituut dat bovendien lerend werken in de jeugdsector stimuleert.’ <

Page 42: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

42 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

Vechtsporten worden ingezet om probleemjongeren sportiviteit en sociaal gedrag bij te brengen. Ook is de sportleraar voor de jongere vaak een goed rolmodel. Tom van Yperen: ‘Meestal wegen de voordelen niet op tegen de nadelen.

De jongere heeft vaak een agressieve achtergrond en leert er vooral goed vechten. Het kan agressief gedrag cultiveren. Daarnaast zijn er betere alternatieven. Zo heb je genoeg vormen van gedragstherapie waarbij jongeren leren om naar hun eigen

gedrag te kijken. Of denk aan stages waarbij de jongere ervaart wat hij verliest wanneer hij weer het verkeerde pad opgaat.’

Vechtsporten

WAT NIET WERKT (2)

Tekst Karsten Pos Illustratie Jasmijn Vogelij

Page 43: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

43Nederlands Jeugdinstituut

OUD-MEDEWERKERS AAN HET WOORD

Wat deed je?‘Ik werkte van 1989 tot 1992 als projectleider Kinderopvang bij het NIZW.’

Wat doe je nu?‘Ik werk als strategisch adviseur maatschappelijke ontwikkeling bij de gemeente ’s-Hertogenbosch.’ Wat heb je geleerd bij het NIZW? ‘Ik heb geen specifieke leerpunten, wel dat ik me indertijd geroepen voelde om te zorgen dat de kinderopvang daar stevig werd belegd.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘In mijn ogen is de sector vanuit verantwoordelijkheids-gevoel en door juridisering en stelselwijzigingen doorgeschoten. Mijn advies: richt je wat minder op ‘het heilige kind’, stop met al die protocollen en toetsen. Vertrouw meer op gezond verstand en een goed gevoel en betrek in het belang van het kind ook disciplines voor volwassenen.’

‘Stop met al die protocollen en toetsen’Loes Meijer

Wat deed je?‘Van 2008 tot 2016 was ik senior adviseur en programma-leider Effectieve jeugdhulp.’

Wat doe je nu?‘Ik werk nu als zelfstandig adviseur Jeugdhulp en docent ontwikkelingspsychologie bij de Universiteit Utrecht. Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Effectieve jeugdhulp is gebaseerd op de gouden mix van ervaringsdeskundigheid van de cliënt, de kennis vanuit de wetenschap en het professionele veld.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Wees dé verbinder van beleid, wetenschap en praktijk, met als focus de dagelijkse interactie tussen professional en het kind/gezin.’

‘Leg verbinding tussen beleid, wetenschap en praktijk’Marjan de Lange

Wat deed je?‘Van 1992 tot 1997 was ik bij het NIZW-projectleider Kwaliteitszorg, Welzijn en zorg, Jeugdzorg en jeugdbeleid.’

Wat doe je nu?‘Ik werk als hogeschooldirecteur (Dean) Gezondheid, Sport en Welzijn bij de Hogeschool InHolland.’

Wat heb je geleerd bij het NJi? ‘Een snelle intense kennismaking met werkveld en beleid in de jeugdsector.

Schrijven, ordenen, netwerken, het zoeken naar optimale inhoud en het geven van betekenis aan werk-ontwikkeling.’

Jouw advies aan het jarige NJi?‘Ga niet klakkeloos mee in trends, al zal de overheid dat steeds stimuleren. Laat vragen vanuit de samenleving en de beroepspraktijk leidend zijn. Blijf zorgen voor verdieping én praktisch bruikbare methoden.’

‘Ga niet klakkeloos mee in trends’Heleen Jumelet

Page 44: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

44 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

ZO KRIJG JE ALS GEMEENTE GRIP OP JE JEUGDBELEID EN MAAK JE RESULTATEN ZICHTBAAR

Page 45: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

45Nederlands Jeugdinstituut

Wanneer weet je als gemeente dat je beleid evidence based is? Tom van Yperen van het Nederlands Jeugdinstituut legt het uit. ‘Dat is het geval als een gemeente weet wat de belangrijke vraag stukken zijn, welke voorzieningen daarvoor het beste werken en moeten worden ingekocht, wat hun resultaten zijn en, als die tegenvallen, hoe ze die gaat verbeteren.’ Het Nederlands Jeugdinstituut heeft een aanpak ontwikkeld waarmee gemeenten stapsgewijs inzicht in en grip krijgen op hun jeugdbeleid.

STAP 1De eerste stap is dat de gemeente vaststelt hoe het met zijn jeugd gaat. Wat zijn de cijfers over schooluitval, kindermishandeling, psychische problemen? En hoe scoort de gemeente in vergelijking met het landelijk gemiddelde? Op basis van die gegevens formuleert de gemeente maatschappelijke doelen. Het is handig om niet alleen cijfers van de gemeente zelf te gebruiken maar ook cijfers van het CBS en van het Nederlands Jeugd instituut. ‘Dat totaaloverzicht aan cijfers kan een eyeopener opleveren’, vertelt Van Yperen.

VoorbeeldTom van Yperen geeft een voorbeeld. ‘Stel dat de lokale politiek prioriteit wil geven aan de aanpak van jongerenoverlast. Uit de cijfers blijkt dan dat angst onder jongeren een veel groter vraagstuk is. Jongeren die niet leren om met alledaagse gevoelens van angst om te gaan, stoppen eerder met school, krijgen vaker problemen met werk en zijn vaker ziek. Als je als gemeente wilt dat jongeren hun school succesvol doorlopen, dan moet je proberen de angst onder jongeren te verminderen.’ Collega Erik Jan de Wilde vult aan: ‘Gemeenten doen er goed aan die ambities samen met jeugdzorgaanbieders,

maatschappelijke partners en burgers op te stellen. De partners weten dan ook wat de grote issues zijn. Zij denken erover mee en zo ontstaat meer commitment.’

STAP 2Vervolgens gaat het erom die ambities te vertalen naar concrete en meetbare resultaten. Tom van Yperen: ‘Zo kun je de ambitie om meer kinderen gezond te laten opgroeien concretiseren in het aantal kinderen dat lid is van een sportvereniging of het aantal kinderen met overgewicht. Je stelt dan als doel die aantallen over vijf jaar met zoveel procent te verbeteren. Bijvoorbeeld door met scholen afspraken te maken over gezonde kantines.’

STAP 3Dat laatste gebeurt bij de derde stap: welke organisaties kunnen die ambities waarmaken en welke burgerinitiatieven kan de gemeente daarvoor ondersteunen? Gemeenten moeten de kwaliteit van deze voorzieningen bewaken en hierop sturen. De voorzieningen moeten op hun beurt kunnen aan­tonen dat ze interventies inzetten waarvan bekend is dat ze werken en dat hun professionals goed zijn toegerust. Ze moeten hun resultaten bijhouden aan de hand van outcome­ indicatoren: wordt het doel van de hulp bereikt, hoeveel cliënten haken voortijdig af en zijn cliënten tevreden over de hulp?

STAP 4Erik Jan de Wilde: ‘Gemeenten kunnen sturen op kwaliteit door voorzieningen te verplichten met deze indicatoren hun resultaten te meten.’ Maar, benadrukken de twee, cijfers alleen zeggen niet alles. Ze zijn vooral een instrument om met instellingen in gesprek te gaan over verbeter acties, de laatste stap. Tom van Yperen geeft daarvan een voorbeeld. ‘Een instelling

Het Nederlands Jeugdinstituut helpt gemeenten om hun jeugdbeleid te versterken. Een evidence based jeugdbeleid is de inzet.

Tekst Maria van RooijenFotografie Martine Hoving

‘Lang niet alle gemeenten meten hun eigen resultaten en zijn bereid te leren van goede voorbeelden’

EVIDENCE BASED JEUGDBELEID

STUREN OP KWALITEIT

Page 46: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

46 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

EVIDENCE BASED JEUGDBELEID

voor ambulante hulp aan jongeren presteerde maar matig wat betreft doel realisatie en uitval. De wet houder was ontevreden. Ter verdediging wezen de mede werkers op hun moeilijke doelgroep. Wij als onderzoekers vonden dat ze meer bewezen effectieve methodes konden inzetten. Er ontstond een gesprek over verwachtingen, mogelijk heden en beperkingen. De instelling werkte in een problematische wijk: veel drugs gebruik, weinig sociale controle, gebrek aan stageplaatsen. Als er aan deze problemen niets gedaan werd, was het dweilen met de kraan open, vonden de medewerkers. Zo werd duidelijk dat er ook andere activiteiten nodig waren om de jongeren in die wijk meer perspectief te bieden.’

MEER DAN HYPESGemeenten kunnen deze aanpak ook gebruiken om hun eigen functioneren te verbeteren. Erik Jan de Wilde: ‘Gemeenten weten lang niet altijd wat nu de echt grote problemen zijn, ze laten zich nogal eens leiden door hypes. Hun doelstellingen reiken soms niet verder dan de vier jaar van de zittings periode. Lang niet alle gemeenten meten hun eigen resultaten en zijn bereid te leren van goede voorbeelden van andere gemeenten. Met onze aanpak kunnen ze hun resultaten zichtbaar maken en zo zelf een kwaliteits cyclus doorvoeren.’ <

ZO PAKT DEVENTER HET AAN

Deventer is een van de gemeenten die door het Nederlands Jeugdinstituut wordt ondersteund bij het versterken van het jeugdbeleid. Maart 2017 vond daarvoor de eerste bijeenkomst plaats. De gemeente had alle betrokken partijen uitgenodigd, van GGD en jeugdzorgaanbieders tot onderwijs en veiligheid. ‘Wij zijn al langer gewend om met alle partijen het jeugdbeleid te bespreken. Door kennis te delen ontstaat meer draagvlak’, zegt programmamanager Jeugd en onderwijs Pieter Folkeringa.

Uit de cijfers die het Nederlands Jeugdinstituut presenteerde, blijkt dat in Deventer het aantal kinderen met overgewicht hoger is dan het landelijk gemiddelde. Dat geldt ook voor angst stoornissen en kindermishandeling. Daarom is besloten om te focussen op kwetsbare gezinnen die met meerdere problemen te maken hebben. De volgende bijeenkomst zal worden besproken hoe de partijen die doelstellingen gaan toetsen en welke activiteiten nodig zijn om die doelstellingen te behalen.

Wat vonden ze van de cijfers? Beleidsmedewerker Anke Klein Lebbink: ‘In eerste instantie waren mensen verbaasd over de cijfers. Gaandeweg zeiden ze die wel te herkennen. Over overgewicht werd gezegd dat veel gezinnen dat niet direct als probleem ervaren. De vraag is nu: hoe kunnen we die gezinnen bewust maken van de risico’s van overgewicht op latere leeftijd?’ Ook het hoge aantal uitvallers op ROC’s leverde volgens de beleidsmedewerker boeiende discussies op. ‘Mogelijk ligt de oorzaak in het gebrek aan technische opleidingen in Deventer. Leerlingen moeten daarvoor naar andere steden reizen, de treinreis kan een financiële belemmering zijn. Dus zouden we moeten proberen technische opleidingen naar Deventer te halen. Of we moeten iets doen aan de reiskosten.’

Collega José de Ruyter: ‘Door dit soort bijeenkomsten kom je erachter dat je de medewerking nodig hebt van andere gemeentelijke afdelingen. Als je bijvoorbeeld kindermishandeling wilt aanpakken, ontkom je niet aan maatregelen om armoede te bestrijden. Kindermishandeling heeft daar vaak een relatie mee. Uiteindelijk moeten we toegroeien naar een complete kanteling: om evidence based jeugdbeleid te kunnen voeren, moeten gemeentelijke domeinen zich met elkaar verbinden.’

Page 47: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

47Nederlands Jeugdinstituut

Preventieprogramma’s over stoppen met roken of over meer bewegen zijn steeds meer in zwang op scholen. Maar vaak wordt het doel – het bevorderen van gezond gedrag bij jeugd – er niet mee bereikt. Hoe dat komt?

Tom van Yperen: ‘De boodschap wordt meestal alleen uitgedragen in de vorm van lessen en erg schools aangeboden. Vaak ontbreekt de bredere context. Denk bijvoorbeeld aan de leraar die op het schoolplein staat te roken. Als zo’n rolmodel

niet het gewenste gedrag laat zien, schiet je natuurlijk aan je doel voorbij. Het is de taak van de schoolleiding om ervoor te zorgen dat gewenst gedrag collectief uitgedragen wordt.’

WAT NIET WERKT (3)

Stoppen met rokenTekst Karsten Pos Illustratie Jasmijn Vogelij

Page 48: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

48 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

NIET OVER MAAR MÉT OUDERS EN JEUGDIGEN PRATEN

Page 49: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

49Nederlands Jeugdinstituut

INTERVIEW

Maart 2017 slaat het ouderplatform Zuid­Holland­Zuid alarm bij zeventien gemeenten en het ministerie van VWS. Reden: tientallen ouders in de regio’s Drechtsteden, Alblasserwaard­Vijfheerenlanden en Hoeksche Waard ontvangen ten onrechte geen persoonsgebonden budget voor hun zorgintensieve kind. De kwestie wordt breed uitgemeten in regionale en landelijke media. Het is een mooi voorbeeld van een lobby van een ouderplatform, vindt Linda Stomp horst, beleidsadviseur bij MIND, voorheen het Landelijk Platform Psychische Gezondheid, Fonds Psychische Gezondheid/Korrelatie en het Landelijk Platform GGz. ‘MIND wil psychische problemen voorkomen. Daarvoor ondersteunen wij mensen met informatie, doen wij onderzoek en voeren wij actie. Het is hartstikke waardevol dat ouders lokaal georganiseerd lobbyen voor goede jeugdhulp, onafhankelijk van doelgroep of stoornis. Doordat het ouderplatform Zuid­Holland­Zuid lokaal de krachten bundelt, staat de toekenning van het persoonsgebonden budget nu op de agenda bij de zeventien gemeenten in Zuid­Holland. Ook organiseert het platform bijeenkomsten met gemeenten, ouders en jeugd­professionals over het onderwerp om kennis en inzichten te delen. Dat was door een individuele lobby van één ouder waarschijnlijk niet of in ieder geval moeilijker gelukt.’

EIGEN BOEZEM‘Voor effectieve jeugdhulp is het noodzakelijk om ouders en jeugdigen als partner te zien

in de jeugdhulp. Zij weten als geen ander wat hun kind en zijzelf nodig hebben en zo kan de ondersteuning of hulp duurzaam effect hebben’, vindt Marja Valkestijn, programmaleider Sterke basis bij het Nederlands Jeugdinstituut. ‘Gemeenten brengen dat nog onvoldoende in de praktijk. Ook wij als kennisinstituut moeten de hand in eigen boezem steken. Voorheen betrokken we jeugd en ouders nauwelijks bij onze activiteiten.’ Daarom heeft zij het initiatief genomen om het landelijke Kennisnetwerk jeugd en ouders als partners in de jeugdhulp op te zetten en werkt ze er samen met collega’s aan om duurzame participatie van jeugd en ouders bij het Nederlands Jeugdinstituut vorm te geven.

STEM VAN DE CLIËNTDe stem van de cliënt is hard nodig, vindt ook Nely Sieffers, bestuurslid bij UW Ouderplatform, een platform voor ouders van kinderen met een extra ondersteuningsvraag. UW Ouderplatform is onder andere gesprekspartner voor het beleid gericht op het sociaal domein bij de gemeenten Montfoort, Oudewater, Woerden, De Ronde Venen en Stichtse Vecht. ‘Er zijn de afgelopen jaren veel veranderingen geweest in de jeugdhulp’, aldus Nely Sieffers. ‘Wmo, Participatiewet, wijkteam – het zijn aparte loketten, alle intenties om te komen tot “één gezin, één plan” ten spijt. Met alle gevolgen van dien: veel kinderen zitten thuis omdat er niet snel genoeg hulp beschikbaar is.Het is goed dat een ouderplatform of cliënten­organisatie zich lokaal sterk maakt voor

Jeugdigen en ouders hebben recht op onafhankelijke cliëntondersteuning in de

jeugdhulp, zo stelt de Jeugdwet. Veel gemeenten worstelen met die opdracht.

Ook betrekken zij cliënten nog maar mondjesmaat bij het beleidsproces. Dat moet

anders, vinden landelijke en regionale cliëntenorganisaties, ouderplatforms en

zelforganisaties van jongeren. Niet over maar mét ouders en jeugdigen praten.

NIET OVER MAAR MÉT OUDERS EN JEUGDIGEN PRATEN

Tekst Yolanda van EmpelFotografie Martine Hoving

‘Mijn doel is dat elke ouder wegwijs is in het lokale zorglandschap en dat iedere jeugdige kan meedoen’

DE STEM VAN DE CLIËNT

Page 50: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

50 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

INTERVIEW

schrijnende casussen en systeemfouten in gemeentelijke uitvoering blootlegt. Helaas bestaat er nog geen landelijk dekkend netwerk van cliëntenorganisaties en ouderplatfoms.’

KENNISNETWERKDe vraag rijst: wat zijn knelpunten op het gebied van jeugdhulp waar het gros van de lokale cliënten organisaties en ouderplatforms tegenaan loopt? Precies daar komt het landelijke Kennis­netwerk jeugd en ouders als partners in de jeugd­hulp om de hoek kijken. Hierin zijn jeugdigen, ouders en cliënten en hun organisaties vertegenwoordigd. Agenderen van landelijke knelpunten is een van de doelen van het netwerk, evenals het ontwikkelen en verspreiden van kennis over duurzame participatie. Ook MIND en UW Ouderplatform nemen deel aan het kennis­netwerk. Het netwerk krijgt ondersteuning van het Nederlands Jeugd instituut en Stichting Alexander. Hoe werkt dat in de praktijk? ‘Om een vinger in de pap te hebben bij de beleids­ontwikkeling op het gebied van jeugdhulp zit UW Ouderplatform samen met andere cliënt­organisaties aan tafel bij vijf gemeenten en het ministerie van bij VWS’, vertelt Nely Sieffers. ‘Ik ben er trots op dat wij met vijf gemeenten in gesprek zijn en mogen meepraten over beleid, dat we serieus genomen worden. We geven onze mening over beleidsplannen van de gemeente. Zijn die plannen uitvoerbaar? Onze bevindingen delen we vervolgens met het landelijke kennisnetwerk.’

SUCCESEens in de twee maanden komt het kennis­netwerk bijeen. ‘Dan inventariseren we wat de signalen zijn van wat er beter kan in de jeugdhulp en wat we hier vanuit het kennisnetwerk aan kunnen doen’, aldus Marja Valkestijn. Het is leerzaam en inspirerend om aan tafel te zitten met verschillende cliënten organisaties, vindt Linda Stomphorst. ‘We doen alles vanuit cliëntperspectief, dat maakt het zo waardevol. Onze bevindingen delen we met gemeenten en organisaties voor jeugdhulp. Zo hebben we bijvoorbeeld deelgenomen aan de VNG­project­groep over cliëntenparticipatie.’ Wanneer is

cliëntenparticipatie een succes? Sieffers: ‘Mijn doel is dat elke ouder wegwijs is in het lokale zorglandschap en dat iedere jeugdige kan mee­doen.’ Daar sluit Stomphorst zich volmondig bij aan. ‘Ik ben pas tevreden als cliëntenraden een volwaardige positie hebben ten opzichte van aanbieders en overheid.’

HANDREIKING VOOR GEMEENTENDaarnaast biedt het kennisnetwerk handvatten hoe gemeenten duurzame participatie van jeugd en ouders kunnen invullen. ‘Gemeenten zijn vaak van goede wil, maar zoekende’, constateert Marja Valkestijn. ‘In de handreiking Samen met jeugd en ouders beschrijft het kennisnetwerk concrete praktijkvoorbeelden van goed werkende cliëntparticipatie. Zo kan de inzet van ervarings­deskundigen van grote waarde zijn. ‘Volgens cliënten kan een ervarings deskundige zich beter inleven in hun situatie. Daarnaast vinden cliënten dat het contact met een ervarings­deskundige op een meer gelijkwaardige manier verloopt’, aldus de handreiking.

FLYER VOOR OUDERS EN JONGERENHet kennisnetwerk is nu bezig met het ontwikkelen van informatie voor ouders en jongeren over onafhankelijke cliënt ondersteuning. Een wettelijk recht van ouders en jongeren waar nog veel te weinig bekend over is en gebruik van wordt gemaakt. Zo wordt er een flyer voor jongeren en een flyer voor ouders gemaakt om hen te informeren over hun recht op onafhankelijke cliënt ondersteuning. Marja Valkestijn: ‘We koppelen dit aan een oproep aan jongeren en ouders om bij ons te melden in welke gemeenten dit goed of minder goed gaat. Daarmee willen we ouders en jongeren tools in handen geven om voor hun eigen belangen op te komen en hen een sterkere positie geven om volwaardig partner te zijn in de hulp waaraan zij behoefte hebben.’ Linda Stomphorst krijgt in dit kader al hoopvolle signalen. ‘Er zijn inmiddels gemeenten die bij cliënten­organisatie ZOG MH (een cliënten organisatie in Noord­Holland die opkomt voor mensen uit de ggz, maatschappelijke opvang en verslavingszorg, red.) expertise hebben ingekocht om onafhankelijke cliëntondersteuning te bieden.’ <

MEER INFORMATIEOver het kennisnetwerk: www.kennisnetjeugd.nl, werkgroep Kennis netwerk jeugd en ouders als partners in de jeugd hulp

Over Mind: www.wijzijnmind.nl

Over Uw Ouderplatform: www.uwouderplatform.nl

Page 51: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

51Nederlands Jeugdinstituut

WAT NIET WERKT (4)

Laat duizend bloemen bloeien, is geen onbekende kreet in de jeugdsector. Daarbij krijgt de praktijk doorgaans de ruimte om zich bottom­up te ontwikkelen. Tom van Yperen: ‘Maar dat leidt niet noodzakelijk tot een kwaliteitsverbetering.

Sterker nog: het lijkt een ideologie te worden waarop het nodige af te dingen is. Alleen bottom­up is geen garantie voor vervolg, in de zin dat anderen jouw successen overnemen, bijvoorbeeld in de vorm van landelijke verspreiding. Om als sector

vooruitgang te boeken, moeten praktijkervaringen tot nut van het algemeen beschikbaar zijn én moet de praktijk lering trekken uit algemeen beschikbare kennis. Van elkaar leren is hier het motto.’

Bottom-upTekst Karsten Pos Illustratie Jasmijn Vogelij

Page 52: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

52 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

De afgelopen tien jaar haalde het Nederlands Jeugdinstituut op verschillende manieren kennis uit andere landen. Over internationale trends, vergelijkbare ontwikkelingen of aanpakken voor problematieken waarvoor Nederland nog geen oplossing heeft. Denk aan de hulp aan slacht offers van loverboys, de 18­/18+­problematiek en stelsel­herzieningen. Caroline Vink: ‘Om de sector verder te krijgen, is het goed om af en toe te spiegelen en even afstand te nemen van het Nederlandse perspectief. Je vraagt een vis toch ook niet wat er moet veranderen aan het water waarin hij al zijn hele leven zwemt?’

WAT LEREN WE VAN ANDERE LANDEN?‘Veel! Ik weet nog dat we in 2009 bezig waren met de Centra voor Jeugd en Gezin. Dit was aanleiding om naar landen als Engeland, Zweden en Canada te kijken. Hoe weten andere landen opvoedings­ondersteuning op een laagdrempelige manier in te bedden binnen een systeem, waarbij je zo nodig ook kunt opschalen? Want daarover ging het indertijd bij de ontwikkeling van Centra voor Jeugd en Gezin. De centra moesten ontmoeting en betrokkenheid van ouders vormgeven. We hebben voorbeelden daarvan uit andere landen gepresenteerd op internationale expert meetings.

Kennis halen doen we trouwens ook door buiten landse werkbezoeken te organiseren of een quick scan te maken en over inspirerende ontwikkelingen.’

ZIEN WE DAT TERUG IN DE PRAKTIJK?‘Het is moeilijk aan te geven wat daarvan de spin­off is. Je kunt niet zeggen dat het huiskamergevoel van een Centrum voor Jeugd en Gezin in Beijnum het directe resultaat is van onze inspanningen. Wel merkten we aan het debat over de Centra voor Jeugd en Gezin dat we voor input zorgden in het Nederlandse denken en beleid. Zo kun je wel zeggen dat de mamma­ en babycafés uit het buitenland geïmporteerde voorbeelden zijn. Die had je in Finland, daar hebben we mensen mee naartoe genomen en erover geschreven. En in een land als Zweden hebben we laten zien hoe je de ontmoetingsfunctie tussen ouders kunt gebruiken om op een laagdrempelige manier voorlichting en ondersteuning te bieden en zo nodig op te schalen via de aanwezige social workers.’

WIE HEEFT HIER IETS AAN?‘Professionals, bestuurders van zorgaanbieders maar ook beleidsmakers van gemeenten en ministeries. Vooruitlopend op de decentralisatie van de jeugdzorg deden we bijvoorbeeld onderzoek naar jeugdzorg in Europa. Daar hebben al die doelgroepen wel wat mee. Bij veel van onze transformatiethema’s laat men zich inspireren door voorbeelden die wij naar voren schoven. Denk aan de inzet van informele hulp en contact­gezinnen waarmee Zweden aan de weg timmerde. Zorgaanbieder Spirit is met ons op werkbezoek geweest in Zweden en heeft dit geïntegreerd in het aanbod. Veel aandacht was er vanuit gemeen­ten voor Denemarken. Daar had een paar jaar eerder een decentralisatie plaatsgevonden en

Wat kunnen we leren van andere landen?

Het Nederlands Jeugd instituut importeert kennis

over beleid en praktijk die relevant is voor de

verdere ontwikkeling van het jeugdbeleid en de

beroepspraktijk in Nederland. Drijvende kracht

hierachter is Caroline Vink.

10 JAAR LEREN VAN ANDERE LANDEN

Tekst Joanka PrakkenFotografie Anne Bouw

‘In Denemarken zijn gemeenten

heel goed in staat de zorg

voor jeugd lokaal te

organiseren’

INTERVIEW

Page 53: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

53Nederlands Jeugdinstituut

stond de transformatie van het jeugd­stelsel nog hoog op de agenda. Net als bij ons lag er de opdracht een systeem in te richten waarbij je aan de voorkant dingen doet die ervoor zorgen dat minder kinderen uit huis geplaatst worden. We hebben Denen hierheen gehaald en zijn met delegaties daarheen gegaan met vertegen woordigers van landelijke en lokale overheden, zorg aanbieders en professionals. Ook de pers had veel belangstelling. De Deense aanpak werd zelfs de inzet van een heftig debat tussen voor­ en tegenstanders van de transitie.’

WAT KUNNEN WE VAN DENEMARKEN LEREN?‘Dat gemeenten heel goed in staat zijn de zorg voor jeugd lokaal te organiseren en dat je daarbij ook winst kunt behalen. Als gemeente sta je dichter bij de burger, die kan veel meer op maat werken en daar­door het aantal doorverwijzingen terug­dringen. De gemeente kan dus prima aan het roer staan maar er blijft wel een vorm van centrale ondersteuning nodig. Om de ambities van de transformatie te realiseren, heb je bovendien tijd nodig.

Het vraagt ook om investeringen, niet in de laatste plaats op de werkvloer. Daarbij moet je je niet alleen focussen op specialisten maar vooral ook op de ‘voorkant’. Die professionals hebben het eerste contact met het gezin en hun kennis en kunde zijn cruciaal in het verdere verloop van de hulp. Dat is een belangrijke les die we kunnen leren van het Scandinavische systeem en de rol van de social worker daarbinnen.’

HOE REGELEN ANDERE LANDEN ZO MIN MOGELIJK DWANG?‘Dat is één van de mooie inzichten die we kregen tijdens een werkbezoek met zorgbieders aan Denemarken. We zagen dat tachtig tot negentig procent van de hulp daar op vrijwillige basis verstrekt werd. Ook hierin hebben social workers een belangrijke schar­nierfunctie. Zij gaan het gesprek aan met ouders, verplaatsen zich in hun behoeften en proberen van daaruit een gezin te motiveren om hulp te accepteren zodat er geen gedwongen interventie meer nodig is. Dit voorbeeld heeft Nederlandse jeugdzorgaanbieders

er zelfs toe geïnspireerd De Zwerm op te richten, een beweging van de Associatie voor Jeugd die toewerkt naar zorg voor jeugd zonder dwang. Deze voorlopers zien zorg voor jeugd ‘zonder dwang’ als voorwaarde om écht tot een transformatie in de zorg voor jeugd te komen. Overigens leren we niet alleen van Scandinavische landen. Ons denken over outcome­sturing hebben we ontleend aan de Angelsaksische wereld en vertaald naar de Nederlandse situatie. Ook veel in Nederland geïntroduceerde interventies hebben een Angelsaksische oorsprong.’

NOG EEN TIP VOOR DE LEZERS?‘Je moet altijd een vertaalslag maken. Je kunt veel van andere landen leren, maar culturen en systemen verschillen enorm van elkaar. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat je even afstand neemt van de ontwikkelingen waar je zelf middenin zit en je je realiseert dat er over de grens vergelijkbare dingen gebeuren. Door zo’n internationale uitwisseling ga je meer openstaan voor andere oplossingen en mogelijkheden.’ <

INTERVIEW

Page 54: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

54 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

IN DE LIFT

DIE LASTIGE OVERGANG VAN 18- NAAR 18+In de rubriek In de lift vertellen Bas Wijnen en Joanne van der Eijnden van het Nederlands Jeugdinstituut over Aanpak 16­27. Dit project werkt aan ontschotting en samenwerking binnen het sociale domein rondom kwetsbare jongeren tussen de 16 en 27 jaar.

Waarom dit project? Bas Wijnen: ‘We hebben dit project in opdracht van gemeenten opgestart. Zij hadden namelijk veel vragen over die overgang van de Jeugdwet naar de Wmo voor jongeren, als ze 18 worden. Jongeren krijgen dan ineens te maken met allerlei regelingen en instanties die gericht zijn op volwassenen, vaak veeleisender zijn dan ze gewend zijn en een zekere mate van zelfredzaamheid veronderstellen. Kwetsbare jongeren lopen hierdoor een groot risico om tussen wal en schip te raken. Voor gemeenten ligt hier een nieuwe verantwoordelijkheid om hiervoor een integrale aanpak te ontwikkelen.’

Joanne van der Eijnden: ‘Al een half jaar na de transitie in 2015 kwamen bij het Nederlands Jeugdinstituut de eerste vragen binnen over problemen bij de overgang van 18­ naar 18+. We hebben toen een bijeenkomst georganiseerd om in kaart te brengen wat er speelde. Op verzoek van de VNG hebben we een handreiking voor gemeenten gemaakt met praktische handvatten waarmee zij hun integrale beleid en dienstverlening zo kunnen inrichten dat de groep jongeren tussen de 16 en 27 jaar de juiste ondersteuning krijgt bij de voorbereiding op hun toekomst. Maar dat is nog maar het begin. Om dit vraagstuk goed te kunnen oppakken, hebben gemeenten tijd nodig.’

Is deze problematiek nieuw?Bas Wijnen: ‘Nee, maar de verantwoordelijkheid voor gemeenten wel. Voorheen was die overgang een probleem van het professionele veld en de zorgaanbieders: gemeenten hadden hier geen rol in. Dat is met de transitie van 2015 dus veranderd. Doordat gemeenten in hun beleid met al die wettelijke regelingen te maken krijgen, is dit bovendien veel zichtbaarder geworden.’

Wat verandert er als een jongere 18 wordt? Joanne van der Eijnden: ‘Als 18­jarige ben je voor de wet volwassen. Dat betekent dat je ineens zelf besluiten moet nemen over onderwerpen als wonen, werk, onderwijs en je zorgverzekering. Dat is voor iedere jongere spannend. Maar als je met zorg te maken hebt, is 18 worden extra spannend. Van de ene op de andere dag val je niet meer onder de Jeugdwet maar onder de Wmo. Vanuit een vrij beschermde omgeving stap je in een wereld waar van je verwacht wordt dat je dingen zelf gaat regelen. Dat lukt niet iedereen: tussen de tien en vijftien procent van de jongeren heeft daarbij ondersteuning nodig.’

En daar zit een kink in de kabel? Joanne van der Eijnden: ‘Inderdaad. Gemeenten zagen jongeren die van de ene op de andere dag de jeugdzorg uitstroomden en hulpverleners die zich geen raad wisten met de situatie.’

Tekst Lucinda van EwijkFotografie Anne Bouw

De Aanpak 16-27 is een samenwerkings-project van het Nederlands Jeugd - instituut, VNG, Movisie en Divosa gericht op de ondersteuning van gemeenten en professionals.

Meer informatie: www.16-27.nl Hier kunt u zich ook abonneren op de nieuwsbrief 16-27 en op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rond-om de door lopende ondersteuning van kwetsbare jongeren.

Page 55: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

55Nederlands Jeugdinstituut

‘In Duitsland en Denemarken wachten ze niet tot jongeren 18 worden’

Page 56: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

56 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

Bas Wijnen: ‘Wat die overgang zo lastig maakt, is dat er veel verschillende wetten zijn die in elkaar haken. Er is in Nederland bijna niemand die de samenhang van die wetten overziet en ze kan vertalen naar een concrete jongere. Er kan echter meer dan we denken. Gemeenten proberen daar nu grip op te krijgen en zoeken naar mogelijkheden om die jongeren de ondersteuning te geven waaraan behoefte is. Dat betekent ook dat je in individuele gevallen moet durven af te wijken van de standaard en daar is lef voor nodig.’

Hoe ondersteunen jullie gemeenten?Bas Wijnen: ‘Wij ondersteunen vooral door kennis te verzamelen, op een rij te zetten wat er allemaal kan en door best practices te delen. Zo hoeven gemeenten en professionals niet zelf het wiel uit te vinden. Ook hebben we onlangs een uitgave gemaakt met voorbeelden van hoe andere Europese landen dit vraagstuk aanpakken.’

Wat zouden we van die landen kunnen leren? Joanne van der Eijnden: ‘Dat we niet moeten wachten tot jongeren 18 worden. In Duitsland en Denemarken werken professionals bijvoorbeeld al veel met integrale toekomstplannen, waarbij ze met jongeren al op 16­ of 17­jarige leeftijd kijken

naar wat er moet gebeuren op de verschillende leefgebieden, zoals wonen, werk, onderwijs en zorg. Ook zetten ze in het buitenland vaak mentoren in die jongeren langdurig ondersteunen.’

Bas Wijnen: ‘Met dat toekomstplan gaan we hier ook aan de slag. Als je wilt sturen op doorlopende ondersteuning en een integrale aanpak, dan zouden alle professionals met zo’n zelfde plan moeten gaan werken. De gemeente kan daarop sturen door daar heel bewust voor te kiezen.’

Wat zijn de vervolgstappen? Bas Wijnen: ‘In de volgende fase kijken we hoe gemeenten meer kunnen sturen op integraal werken. Verder besteden we aandacht aan hoe gemeenten en beroepsgroepen de verzamelde kennis implementeren. Onderdeel daarvan zou bijvoorbeeld kunnen zijn: gezamenlijke scholing van professionals jeugd, Wmo, onderwijs en werk & inkomen over wat werkt om de participatie van jongvolwassenen te bevorderen. Waar het ons uiteindelijk om gaat, is dat we samen met gemeenten en professionals zo snel mogelijk in beeld krijgen hoe we de problematiek van deze kwetsbare jongeren kunnen tackelen en daar werk van maken.’ <

‘Gemeenten zagen jongeren van de ene op de andere dag de jeugdzorg uitstromen’

IN DE LIFT

GEMEENTEN EN INVESTEERDERS SLAAN DE HANDEN INEEN

Om kwetsbare jongeren doorlopende ondersteuning te bieden naar volwassenheid, vraagt om creativiteit en lef. Een mooi

voorbeeld daarvan laten de gemeenten Enschede, Hengelo en Eindhoven zien. Om deze jongeren beter, efficiënter én goedkoper te

begeleiden naar participatie en zelfredzaamheid, willen zij een omslag bewerkstelligen in denken en in doen, zowel op het stadhuis

als bij professionals in de uitvoering.

Dat gaat niet vanzelf. Daarom roepen deze gemeenten, met ondersteuning van Deloitte en het Nederlands Jeugdinstituut, de hulp

in van private investeerders. Aan hen de vraag beschikbaar te stellen om innovatieve interventies sneller te ontwikkelen waardoor

deze jongeren beter geholpen kunnen worden. Is de jongere aan het werk, met een eigen woonruimte? Dan betaalt de gemeente de

investeerder terug van het geld dat de gemeente uitspaart aan uitkeringen en ondersteuning. Deze aanpak voor kwetsbare jongeren,

de zogenoemde Social Impact Bond, is nu als pilot uitgewerkt.

Om de impact te vergroten en kostenefficiënt te kunnen werken, zoeken wij gemeenten die in willen stappen. Geïnteresseerd?

Neem dan contact op met Tjalling de Vries (Gemeente Enschede; 06 53 90 46 74; [email protected]) of Björn Vennema (Deloitte;

06 20 06 16 17; [email protected]).

Page 57: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

57Nederlands Jeugdinstituut

WAT NIET WERKT (5)

Tom van Yperen: ‘Vanuit academisch perspectief hechten we nog steeds erg aan gedegenheid, kennis met een stevig theoretisch en empirisch fundament. Dat willen we implementeren. Maar eenrichtingsverkeer werkt niet. De wereld verandert

stormachtig onder invloed van sociale media. We zien een democratisering van de kennis, waarin sommigen ver gaan met de bewering dat wetenschap eigenlijk ook maar een mening is. Het gaat meer dan ooit om de verbinding tussen

wetenschappelijke wijsheid en praktijkervaringen. Academische kennis doet ertoe, maar vooral als we die goed weten te verbinden met de praktijk. De dialoog tussen die twee is onmisbaar.’

Puur academisch Tekst Karsten Pos Illustratie Jasmijn Vogelij

Page 58: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

58 NJij? – nr. 4/5 juni 2017

VERBREED JE HORIZON MET ERASMUS+ JEUGD

Tekst Titia StruivingFotografie Rosa van Ederen

Hier wordt gewerkt aan een cool design voor The Rambler Studio Project.

Hoe kun je kwetsbare jongeren vanuit hun eigen kracht versterken zodat zij zich verder ontwikkelen? Door de jaren heen hebben vele projecten bewezen dat Erasmus+ Jeugd een sterk middel is om jongeren te laten opbloeien.

Page 59: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

59Nederlands Jeugdinstituut

ERASMUS+

Jojanneke de Waal, hoofd Nationaal Agentschap Erasmus+ Jeugd: ‘Er zijn een heleboel projecten op dit gebied ontwikkeld. Erasmus+ Jeugd bevordert dat deze initiatieven beter en nog structureler worden ingezet. We zoeken hierin samenwerking met jongerenwerkers, beleidsmakers en gemeenten.’

Peter Pieters werkt al lang bij Erasmus+ Jeugd. Ooit deed hij zelf als verlegen jongere ervaring op met de internationale uitwisseling. Daar ontvlamde bij hem het heilig vuur. ‘Ik was zelf als jongere niet uit mijn wijk te branden. Mijn eerste baas bracht me ertoe om toch mee te doen aan een uitwisselingsprogramma. Er ging een wereld voor me open! Ik dacht, als ik dit durf, kan ik de hele wereld aan. Nu merk ik tot mijn genoegen dat steeds meer organisaties internationale uitwisseling zien als topmiddel voor niet­formeel leren. En dat ze het steeds meer gestructureerd aanpakken.’

JONGEREN ONTMOETEN VLUCHTELINGENWelk project ligt hem na aan het hart? Peter Pieters vertelt over een project dat jongeren tussen wal en schip uitnodigde om vrijwilligerswerk te doen in het buitenland, als opstap terug naar werk of studie. Dit werd georganiseerd door een samenwerkingsverband van de gemeente Rijswijk, Stichting Welzijn Rijswijk, jongerenorganisaties Don Bosco en Incombinación. ‘In dit kader zijn jongeren uitgezonden naar Griekenland om op vrijwillige basis vluchtelingen­werk te gaan doen. Je kunt je voorstellen dat die ervaring hen een totaal ander perspectief heeft gegeven op hun eigen leven. In Nederland waren ze kansarm en nu opeens stonden ze daar als mensen die het gemaakt hebben. Natuurlijk moest deze ervaring intensief begeleid worden. Maar het effect op hun persoonlijke ontwikkeling was geweldig! Zoiets is een leerschool voor het leven.’

NOG MEER VOORBEELDEN UIT DERTIG JAAR ERVARING • Stichting De Olde Vechte. Stichting De Olde Vechte werkt met jongeren uit

het buitenland die na lange werkloosheid of na verblijf in de justitiële jeugd­inrichting bij verschillende lokale organisaties in Ommen vrijwilligerswerk doen. Resultaat: 88,7 procent van hen genereert daarna een eigen inkomen. Velen melden dat hun zelfvertrouwen is toegenomen. Dit is een voorbeeld van het bevorderen van mobiliteit en hoe jongeren hun vaardigheden en kansen op de arbeidsmarkt verbeteren.

• The Rambler Studio Project. Neue Chance, Streetcornerwork en Stichting Rambler combineren mode en jongerenwerk voor jongeren uit achterstands­posities in Amsterdam en Berlijn. Dit is uitgemond in The Rambler Studio Project. Rambler is een modemerk dat ontwerpen van (zwerf)jongeren uitvoert. Dit is een voorbeeld van strategisch partnerschap.

• De gemeente als gesprekspartner. Een Rotterdamse jongerenwerker organiseerde vier bijeenkomsten met de gemeente en wist 35 jongeren te bewegen om mee te doen. Dit gaf een blij verrast gevoel bij de jongeren. ‘De gemeente luistert naar mij!’ De gemeente zag de jongeren als waardevolle gesprekpartners en hun input is meegenomen in het beleid. Dit is een voorbeeld van het betrekken van jongeren bij beleidsontwikkeling.

Internationale jongerenparticipatie en innovatieve beleidsontwikkeling

SUBSIDIE VANUIT ERASMUS+ JEUGD Er zijn drie speerpunten oftewel Key Actions bij Erasmus+ Jeugd waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.

1. Mobiliteit. Het streven om individuen te helpen om hun persoonlijke competenties, kennis en vaardigheden te verbeteren via internationale projecten. Bijvoorbeeld via jongerenuitwisselingsprogramma’s, internationale vrijwilligersprojecten of trainingen voor jongerenwerkers.

2. Strategische partnerschappen. Het institutioneel samenwerken, om te komen tot innovatieve aanpakken. Bijvoorbeeld via kennisuitwisseling tussen professionals uit verschillende landen.

3. Beleidsontwikkeling. Het anticiperen op de Europa 2020-doelstellingen. Bijvoorbeeld om als beleidsmaker in dialoog te komen en te blijven met jongeren of het uitwisselen van kennis tussen beleidsmakers en jongeren. Dit kan op lokaal, nationaal of internationaal niveau.

Aanvragen?De eerste stap is makkelijk: vraag, voordat je een formele aanvraag indient, advies aan. Schrijf kort op wat je wilt bereiken, met wie, hoe je dit structureel gaat maken en bel of mail naar Erasmus+ Jeugd. Het gaat om de kwaliteit van het idee. Het team van Erasmus+ kijkt dan graag mee of idee geschikt is voor een subsidieaanvraag.

Voor Erasmus+ Jeugd is er door de Europese Commissie van 2014 tot 2020 een bedrag van 15 miljard euro beschikbaar gesteld. Projecten die worden gefinancierd vanuit het programma Erasmus+ Jeugd worden uiteraard gecontroleerd op kwaliteit van de uitvoering.

Meer informatieNationaal Agentschap Erasmus+ Jeugd(030) 230 63 44 | [email protected]

Page 60: VERMAATSCHAPPELIJKING IN DE JEUGDSECTOR: HOE VER … · ook de kritiek op het NIZW.’ INTERNET ‘Je moet je realiseren dat we in die tijd net een computer hadden. Voor kennis ging

Hilde Kalthoff Landelijk coördinator Stapprogramma’s, Nederlands Jeugd instituut

30 jaar Opstap Opstap is een tweejarig gezinsgericht stimuleringsprogramma voor kinderen van 4 tot 6 jaar met laagopgeleide ouders. Ruim 100.000 gezinnen deden de afgelopen 30 jaar hieraan mee.

ONDERTUSSEN OP WHATSAPP

Hilde Al 30 jaar Opstap! Generaties ouders hebben geleerd hun kind te stimuleren en ondersteunen.

En Apeldoorn is het oudste Opstap-project. Wat is jullie geheim?

Hilde Wat vind je de kracht van Opstap?

Hilde Hoe verklaar jij het succes?

Hilde Wat hebben gezinnen aan onze thuisprogramma’s?

Hilde Wat kan het Nederlands Jeugdinstituut verbeteren aan Opstap?

Hilde Nog meer wensen?

Hilde Onderzoek van de Universiteit Utrecht toont aan dat Opstap-kinderen minder doubleren in het basisonderwijs. Evalueren jullie Opstap?

Khadija De interesse van ouders en kinderen! Opstap sluit aan bij de behoefte van deelnemers. Ze vertrouwen onze medewerkers. Het succes zit ook in de steun van instanties. We zorgen voor maatwerk.

Khadija Dat het hele gezin wordt geholpen. Dus niet alleen het kind.

Khadija We brengen organisaties samen: alle organisaties die belangrijk zijn voor de ontwikkeling van deze kinderen. Samen zorgen we voor betere onderwijskansen van kinderen.

Khadija Dit zie ik: ouders krijgen meer zelfvertrouwen. Ze breiden hun netwerk uit. Ze integreren beter. Kinderen doen het beter op school. En later op hun werk.

Khadija De integratie van de boeken en games van Bereslim. En meer afbeeldingen en filmpjes om te gebruiken.

Khadija Meer instructiefilms over de interactie tussen ouder en kind. Dat is vooral handig voor laaggeletterde ouders!

Khadija Wij vragen altijd wat ouders ervan vinden. Opstap scoort hoger dan andere activiteiten: 73% van de ouders geeft het een 10; 14% een 9 en 13% een 8. Daar zijn we erg trots op!

Khadija Ben Azzouz Coördinator Opstap