Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet Teylers ... · PDF fileten uit Teylers...

3
teylers magazijn 7 6 teylers magazijn Voor ons onderwerp is van belang dat Van der Burg na de eerste druk van zijn boekje in contact kwam met de Haarlemse instrumentmaker Willem Martinus Logeman (1821-1894), een man die gedu- rende de jaren 1841-1865 in feite functio- neerde als de amanuensis van Teylers Museum. Dankzij Logeman en de conser- vator van het Natuurkundig Kabinet J.G.S. van Breda, kon Van der Burg in 1847, in het voorwoord bij de tweede druk van zijn Grondbeginselen, melden dat zijn boek vanaf dat moment geïllustreerd zou worden met afbeeldingen van instrumen- ten uit Teylers Museum te Haarlem. Hij wilde dat graag om zijn boek ‘een meer Nederlandsch aanzien’ te geven. Dat is inderdaad gebeurd, zij het niet zo uitge- breid als aanvankelijk in de bedoeling lag. Hoewel er in 1847 van de ‘voornaamste werktuigen’ die zich in het museum bevon- den ‘aftekeningen’ waren gemaakt, zijn deze slechts gedeeltelijk in de tweede druk opgenomen. Een groot deel van de oplage bleek namelijk al te zijn gedrukt. Alleen de laatste twee hoofdstukken konden daar- door nog worden geïllustreerd met instru- menten uit Teylers Museum. Helaas is dat bij de latere uitgaven niet uitgebreid. Want hoewel het titelblad van de derde editie van 1854 vermeldt dat het hier om een ‘geheel omgewerkte druk’ gaat, zijn de overige in 1847 in Teylers Museum gemaakte afbeel- dingen hier niet in opgenomen. Over het hoe en waarom van deze koerswijziging laat Van der Burg zich niet uit. In de laatste editie van 1864 zijn vrijwel alle afbeeldin- gen van instrumenten uit Teylers Museum zelfs weer uit het boek verdwenen. Wanneer we in de uitgave van 1854 de pas- sages nalopen waarin sprake is van instru- menten uit Teylers Museum, dan blijkt het merendeel van deze apparaten vandaag de dag niet meer in het museum aanwezig te zijn. Ze worden dus ook niet behandeld in het boek van Turner. In totaal zijn er in Van der Burg’s Grondbeginselen dertien instrumenten uit Teylers Museum afge- beeld en beschreven, waarvan er slechts vijf voorkomen in het boek van Turner. Daarnaast zijn er nog vier instrumenten afgebeeld die weliswaar geen relatie heb- ben met Teylers Museum, maar die wel door de instrumentmaker van het muse- um, Logeman, zijn gemaakt (zie het over- zicht in de bijlage hierachter). Zo bevat de Hoewel op Turner´s aanpak dus maar weinig valt aan te merken, kent zijn bena- dering toch één belangrijk nadeel. In zijn – naar onderwerp gerangschikte – beschrij- vingen gaat Turner uit van wat er over is, en niet van wat er ooit was. De beschik- bare eigentijdse inventarissen geeft hij slechts als bijlage. Hij heeft deze op geen enkele wijze in zijn systematische over- zichten verwerkt. Vanuit wetenschapshis- torisch oogpunt bezien is dat laatste toch het belangrijkste. Immers, het valt te ver- wachten dat juist de instrumenten die bij onderwijs en onderzoek het meest zijn gebruikt, ook de instrumenten zijn die het meest hebben geleden. Juist bij deze instrumenten is de kans het grootst dat ze verloren zijn gegaan. Kortom, het gebruikersperspectief zegt meer over het functioneren van de instrumenten, dan het perspectief van de hedendaagse con- servator die waakt over de overgeleverde schatten, hoe belangrijk dat laatste op zichzelf ook mag zijn. Door een gelukkig toeval zijn een aantal instrumenten uit de negentiende-eeuwse collectie van Teylers Museum beschreven, en in sommige gevallen zelfs afgebeeld, in een destijds bijzonder populair natuur- kundeboek. Het gaat hier om de Eerste Grondbeginselen der Natuurkunde van de hand van Pieter van der Burg (1808-1889), op dat moment leraar aan de Latijnse School en aan de ambachtsschool in Gorinchem. Dit ‘leesboek voor alle stan- den’ was voor het eerst in 1846 te Gouda uitgegeven, en was volgens de titelpagina vooral bedoeld ‘tot zelfonderrigt voor jonge lieden en tot handleiding voor onderwijzers’. In die jaren was natuur- kunde nog geen officieel schoolvak. Slechts hier en daar werd er op de gym- nasia iets aangedaan. Meestal moest een natuurkundige belangstelling nog in de privé-sfeer worden uitgeleefd, bijvoor- beeld in één van de talrijke natuurkundige gezelschappen die Nederland toen rijk was. uitgave van 1854 een ‘Magneto-electrisch werktuig’ dat Logeman speciaal had ver- vaardigd ten behoeve van de ‘Natuur- kundige Vereniging te Nijmegen’. Van der Burg, die in 1850 benoemd was tot leraar aan het Gymnasium te Nijmegen en daar lid was geworden van de locale vereniging ‘Physica’, had deze grote dynamo persoon- lijk bij de Haarlemse instrumentmaker besteld. De niet door Turner beschreven instru- menten verdienen een nader signalement. Zeer interessant is bijvoorbeeld de ‘voort- brenger’ van een koolzuurgasinstallatie, volgens een ontwerp van twee Gentse fysici, waarmee Van Breda bij Teylers Museum experimenten had gedaan om koolzuurgas vloeibaar te maken. Dat was in 1823 Faraday voor het eerst gelukt. Door deze proef te herhalen, trad Van Breda in de voetsporen van Martinus van Marum die in 1787 in Teylers Museum als een van de eersten ter wereld ammoniakgas vloei- baar had weten te maken. Dat Van Breda zich met dergelijke experimenten had ingelaten, is voor zover ik weet niet eerder gesignaleerd. Bekender zijn de onderzoekingen die Van Breda in 1846 samen met Logeman ver- richtte naar de ‘galvanische lichtboog’. Snelders heeft daar in de biografie van Van Breda uitvoerig verslag over gedaan. Het ging hier om een zeer gedetailleerd en deels microscopisch onderzoek naar wat er aan deeltjes wordt verplaatst wanneer een elektrische vonk overspringt tussen twee koolspitsstaven. Zo’n vonk kan worden opgewekt wanneer tussen de staven een spanning wordt aangebracht met accu’s van voldoende groot vermogen. De beide Haarlemse fysici gebruikten daarvoor een aaneenschakeling van zoge- noemde ‘Grovesche batterijen’, een stroombron bestaande uit zink in verdund zwavelzuur en platina in geconcentreerd salpeterzuur, gescheiden door een poreuze wand. Van Breda presenteerde het Haar- lemse onderzoek aan de felle koolspits- vonkboog met graagte in zijn ‘voorlezin- gen over de natuurkunde’ die als regel met demonstraties werden toegelicht. Van der Burg weet te melden dat bij een van die voordrachten het licht van zo’n boog “zoo verblindend sterk was”, dat “sommigen dergenen welke eene dusdani- ge proef bij Teylers Museum bijwoonden, den volgenden dag nog over gevoeligheid der oogen klaagden”. Dit ondank het feit dat gekleurde glaasjes de ergste felheid hadden getemperd. De grote intensiteit van het geproduceerde licht maakte de vonkboog ook uitermate geschikt voor projectiedoeleinden. Logeman had daar allicht oog voor en maakte daarom speci- aal voor Teylers Museum een ‘electrisch licht microscoop’, in feite een variant op de klassieke zonnemicroscoop. Dit “uit- muntend zamengesteld en allernuttigst werktuig” kon de “fijnste en tederste voor- werpen scherper en duidelijker” op een matglas afbeelden dan “enig ander lichtmi- kroskoop”. Van der Burg schrijft dat Van Breda het werktuig regelmatig bij zijn Haarlemse voorlezingen gebruikte. In zijn boek geeft hij er dan ook een enthousiaste beschrijving van, voorzien van twee gede- tailleerde afbeeldingen. Het is een mooie getuigenis van een onderzoek bij Teylers Museum dat bijna twee jaar besloeg, maar waarvan alle apparatuur is verdwenen. De ruimte in dit magazijn is te beperkt om nog uitvoerig op de overige verdwenen apparaten in te gaan, maar het mag duide- lijk zijn dat Van der Burgs natuurkunde- boekje een ereplaats in Teylers Museum verdient. Tot voor kort ontbrak de uitgave zelfs in de bibliotheek van het Museum, evenals trouwens de leerboekjes die Logeman later zelf zou samenstellen, toen hij na 1860 zelf leraar natuurkunde was geworden. Curieus genoeg noemt Logeman daarin geen enkel instrument uit zijn eigen werkplaats, noch uit het Natuurkundig Kabinet van Teylers Museum. Het kan verkeren. We mogen van der Burg dus dankbaar zijn voor zijn in 1847 genomen initiatief. 1 Dr. Huib J. Zuidervaart is als weten- schappelijk onderzoeker verbonden aan het Huygens Instituut voor Literaire en Wetenschapsgeschiedenis te Den Haag. In 2007 werkte hij enige maanden als gast- medewerker bij Teylers Museum, toen in dienst van de Sectie Algemene Vorming (History and Social Aspects of Science) van de Faculteit Exacte Wetenschappen van de Vrije Universiteit te Amsterdam. E-mail: [email protected]. Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet van Teylers Museum in het midden van de negentiende eeuw Huib J. Zuidervaart 1 De Engelse instrumentenhistoricus Gerald Turner heeft in de vorige eeuw twee voorbeeldige en erudiete studies geproduceerd over het instrumentarium dat in de late achttiende en gehele negentiende eeuw is aangeschaft voor het Natuurkundig Kabinet van Teylers Museum. Daardoor is de kennis over deze instrumentencollec- tie en zijn gebruik spectaculair toegenomen. Door de informatie die viel af te lezen van bewaard gebleven instrumenten te combineren met eigentijdse gegevens uit zowel de archieven van Teylers Stichting als uit de toenmalige wetenschappelijke literatuur, heeft Turner een standaard gezet voor veel van dergelijke catalogi van musea elders in de wereld.

Transcript of Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet Teylers ... · PDF fileten uit Teylers...

Page 1: Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet Teylers ... · PDF fileten uit Teylers Museum te Haarlem. Hij ... editie van 1864 zijn vrijwel alle afbeeldin- ... 3. ‘Reuzenbatterij

teylers magazijn 76 teylers magazijn

Voor ons onderwerp is van belang dat Van der Burg na de eerste druk van zijnboekje in contact kwam met de Haarlemseinstrumentmaker Willem MartinusLogeman (1821-1894), een man die gedu-rende de jaren 1841-1865 in feite functio-neerde als de amanuensis van TeylersMuseum. Dankzij Logeman en de conser-vator van het Natuurkundig Kabinet J.G.S. van Breda, kon Van der Burg in1847, in het voorwoord bij de tweede drukvan zijn Grondbeginselen, melden dat zijnboek vanaf dat moment geïllustreerd zouworden met afbeeldingen van instrumen-ten uit Teylers Museum te Haarlem. Hijwilde dat graag om zijn boek ‘een meerNederlandsch aanzien’ te geven. Dat isinderdaad gebeurd, zij het niet zo uitge-breid als aanvankelijk in de bedoeling lag.Hoewel er in 1847 van de ‘voornaamstewerktuigen’ die zich in het museum bevon-den ‘aftekeningen’ waren gemaakt, zijndeze slechts gedeeltelijk in de tweede drukopgenomen. Een groot deel van de oplagebleek namelijk al te zijn gedrukt. Alleen de laatste twee hoofdstukken konden daar-door nog worden geïllustreerd met instru-menten uit Teylers Museum. Helaas is datbij de latere uitgaven niet uitgebreid. Wanthoewel het titelblad van de derde editie van1854 vermeldt dat het hier om een ‘geheelomgewerkte druk’ gaat, zijn de overige in1847 in Teylers Museum gemaakte afbeel-dingen hier niet in opgenomen. Over hethoe en waarom van deze koerswijziginglaat Van der Burg zich niet uit. In de laatsteeditie van 1864 zijn vrijwel alle afbeeldin-gen van instrumenten uit Teylers Museumzelfs weer uit het boek verdwenen.

Wanneer we in de uitgave van 1854 de pas-sages nalopen waarin sprake is van instru-menten uit Teylers Museum, dan blijkt hetmerendeel van deze apparaten vandaag de dag niet meer in het museum aanwezigte zijn. Ze worden dus ook niet behandeldin het boek van Turner. In totaal zijn er inVan der Burg’s Grondbeginselen dertieninstrumenten uit Teylers Museum afge-beeld en beschreven, waarvan er slechtsvijf voorkomen in het boek van Turner.Daarnaast zijn er nog vier instrumentenafgebeeld die weliswaar geen relatie heb-ben met Teylers Museum, maar die weldoor de instrumentmaker van het muse-um, Logeman, zijn gemaakt (zie het over-zicht in de bijlage hierachter). Zo bevat de

Hoewel op Turner´s aanpak dus maar weinig valt aan te merken, kent zijn bena-dering toch één belangrijk nadeel. In zijn– naar onderwerp gerangschikte – beschrij-vingen gaat Turner uit van wat er over is,en niet van wat er ooit was. De beschik-bare eigentijdse inventarissen geeft hijslechts als bijlage. Hij heeft deze op geenenkele wijze in zijn systematische over-zichten verwerkt. Vanuit wetenschapshis-torisch oogpunt bezien is dat laatste tochhet belangrijkste. Immers, het valt te ver-wachten dat juist de instrumenten die bijonderwijs en onderzoek het meest zijngebruikt, ook de instrumenten zijn die het meest hebben geleden. Juist bij deze

instrumenten is de kans het grootst dat ze verloren zijn gegaan. Kortom, hetgebruikersperspectief zegt meer over hetfunctioneren van de instrumenten, dan het perspectief van de hedendaagse con-servator die waakt over de overgeleverdeschatten, hoe belangrijk dat laatste opzichzelf ook mag zijn. Door een gelukkig toeval zijn een aantalinstrumenten uit de negentiende-eeuwsecollectie van Teylers Museum beschreven,en in sommige gevallen zelfs afgebeeld, in een destijds bijzonder populair natuur-kundeboek. Het gaat hier om de EersteGrondbeginselen der Natuurkunde van dehand van Pieter van der Burg (1808-1889),

op dat moment leraar aan de LatijnseSchool en aan de ambachtsschool inGorinchem. Dit ‘leesboek voor alle stan-den’ was voor het eerst in 1846 te Goudauitgegeven, en was volgens de titelpaginavooral bedoeld ‘tot zelfonderrigt voorjonge lieden en tot handleiding vooronderwijzers’. In die jaren was natuur-kunde nog geen officieel schoolvak.Slechts hier en daar werd er op de gym-nasia iets aangedaan. Meestal moest eennatuurkundige belangstelling nog in deprivé-sfeer worden uitgeleefd, bijvoor-beeld in één van de talrijke natuurkundigegezelschappen die Nederland toen rijkwas.

uitgave van 1854 een ‘Magneto-electrischwerktuig’ dat Logeman speciaal had ver-vaardigd ten behoeve van de ‘Natuur-kundige Vereniging te Nijmegen’. Van derBurg, die in 1850 benoemd was tot leraaraan het Gymnasium te Nijmegen en daarlid was geworden van de locale vereniging‘Physica’, had deze grote dynamo persoon-lijk bij de Haarlemse instrumentmakerbesteld. De niet door Turner beschreven instru-menten verdienen een nader signalement.Zeer interessant is bijvoorbeeld de ‘voort-brenger’ van een koolzuurgasinstallatie,volgens een ontwerp van twee Gentse fysici, waarmee Van Breda bij TeylersMuseum experimenten had gedaan omkoolzuurgas vloeibaar te maken. Dat wasin 1823 Faraday voor het eerst gelukt. Doordeze proef te herhalen, trad Van Breda inde voetsporen van Martinus van Marumdie in 1787 in Teylers Museum als een vande eersten ter wereld ammoniakgas vloei-baar had weten te maken. Dat Van Bredazich met dergelijke experimenten had ingelaten, is voor zover ik weet niet eerdergesignaleerd.Bekender zijn de onderzoekingen die VanBreda in 1846 samen met Logeman ver-richtte naar de ‘galvanische lichtboog’.Snelders heeft daar in de biografie van Van Breda uitvoerig verslag over gedaan.Het ging hier om een zeer gedetailleerd en deels microscopisch onderzoek naarwat er aan deeltjes wordt verplaatst wanneer een elektrische vonk overspringttussen twee koolspitsstaven. Zo’n vonkkan worden opgewekt wanneer tussen destaven een spanning wordt aangebrachtmet accu’s van voldoende groot vermogen.De beide Haarlemse fysici gebruiktendaarvoor een aaneenschakeling van zoge-noemde ‘Grovesche batterijen’, eenstroombron bestaande uit zink in verdundzwavelzuur en platina in geconcentreerdsalpeterzuur, gescheiden door een poreuzewand. Van Breda presenteerde het Haar-lemse onderzoek aan de felle koolspits-vonkboog met graagte in zijn ‘voorlezin-gen over de natuurkunde’ die als regel met demonstraties werden toegelicht. Van der Burg weet te melden dat bij eenvan die voordrachten het licht van zo’nboog “zoo verblindend sterk was”, dat“sommigen dergenen welke eene dusdani-ge proef bij Teylers Museum bijwoonden,den volgenden dag nog over gevoeligheid

der oogen klaagden”. Dit ondank het feitdat gekleurde glaasjes de ergste felheidhadden getemperd. De grote intensiteitvan het geproduceerde licht maakte devonkboog ook uitermate geschikt voorprojectiedoeleinden. Logeman had daarallicht oog voor en maakte daarom speci-aal voor Teylers Museum een ‘electrischlicht microscoop’, in feite een variant opde klassieke zonnemicroscoop. Dit “uit-muntend zamengesteld en allernuttigstwerktuig” kon de “fijnste en tederste voor-werpen scherper en duidelijker” op eenmatglas afbeelden dan “enig ander lichtmi-kroskoop”. Van der Burg schrijft dat VanBreda het werktuig regelmatig bij zijnHaarlemse voorlezingen gebruikte. In zijnboek geeft hij er dan ook een enthousiastebeschrijving van, voorzien van twee gede-tailleerde afbeeldingen. Het is een mooiegetuigenis van een onderzoek bij TeylersMuseum dat bijna twee jaar besloeg, maarwaarvan alle apparatuur is verdwenen. De ruimte in dit magazijn is te beperkt om nog uitvoerig op de overige verdwenenapparaten in te gaan, maar het mag duide-lijk zijn dat Van der Burgs natuurkunde-boekje een ereplaats in Teylers Museumverdient. Tot voor kort ontbrak de uitgavezelfs in de bibliotheek van het Museum,evenals trouwens de leerboekjes dieLogeman later zelf zou samenstellen, toen hij na 1860 zelf leraar natuurkundewas geworden. Curieus genoeg noemtLogeman daarin geen enkel instrument uit zijn eigen werkplaats, noch uit hetNatuurkundig Kabinet van TeylersMuseum. Het kan verkeren. We mogenvan der Burg dus dankbaar zijn voor zijnin 1847 genomen initiatief.

1 Dr. Huib J. Zuidervaart is als weten-schappelijk onderzoeker verbonden aanhet Huygens Instituut voor Literaire enWetenschapsgeschiedenis te Den Haag. In 2007 werkte hij enige maanden als gast-medewerker bij Teylers Museum, toen indienst van de Sectie Algemene Vorming(History and Social Aspects of Science)van de Faculteit Exacte Wetenschappenvan de Vrije Universiteit te Amsterdam. E-mail: [email protected].

Verloren instrumentenuit het Natuurkundigkabinet van TeylersMuseum in het middenvan de negentiende eeuw

Huib J. Zuidervaart1

De Engelse instrumentenhistoricus Gerald Turner heeft in de vorige eeuw tweevoorbeeldige en erudiete studies geproduceerd over het instrumentarium dat in delate achttiende en gehele negentiende eeuw is aangeschaft voor het NatuurkundigKabinet van Teylers Museum. Daardoor is de kennis over deze instrumentencollec-tie en zijn gebruik spectaculair toegenomen. Door de informatie die viel af te lezenvan bewaard gebleven instrumenten te combineren met eigentijdse gegevens uitzowel de archieven van Teylers Stichting als uit de toenmalige wetenschappelijke literatuur, heeft Turner een standaard gezet voor veel van dergelijke catalogi vanmusea elders in de wereld.

Page 2: Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet Teylers ... · PDF fileten uit Teylers Museum te Haarlem. Hij ... editie van 1864 zijn vrijwel alle afbeeldin- ... 3. ‘Reuzenbatterij

teylers magazijn teylers magazijn 98

Wanneer een instrument niet doorTurner is beschreven, wordt verwezennaar de Catalogus der NatuurkundigeWerktuigen in het Museum van TeylersStichting, die in juli 1859 door J.G.S. vanBreda is opgesteld. (Teylers StichtingArchief Nr. 197-199, afgedrukt inEngelse vertaling bij Turner (1996).Aankoopbedragen zijn ontleend aan delijst Van der Willigen (1867), opgeno-men in De Bruyn (1979).

1.Koolzuurgasgenerator of ‘Voortbrenger’,volgens Van Breda naar Joseph Mareska en François Donny te Gent. Bestemd voorde bereiding van vloeibaar koolzuurgas.Fig. 137a. (pag. 254-256). Niet in Turner;niet in Van Breda.

2.Grote Electriseermachine doorCuthbertson (1784), naar Van Marum. Fig. 352 (pag. 592). Inv. nr. 508. Afgebeeld bij Turner als nr. 281.

3.‘Reuzenbatterij van 60 elementen’ naarGrove en Smee (Niet afgebeeld; pag. 677).Niet in Turner. Catalogus Van Breda(1859), kast L.

4.Grote electromagneet naar Faraday voor het aantonen van diamagnetisme(1845), gesigneerd: ‘W.M. LogemanHaarlem 1846’. Fig. 343 & 453 (pag. 572 & 726). Inv. nr. 663. Afgebeeld bij Turner als nr. 650.

5.Electrische koolspits-lichtmicroscoop. Fig. 446 (inwendige) en Fig. 447 (uitwen-dige; pag. 717-720). Niet genoemd doorTurner of Van Breda, maar Van der Burg is zeer stellig in zijn toeschrijving: “De heer Logeman vervaardigde voorTeylers Museum zulk een werktuig”. Het werd door Van Breda gebruikt bij zijn natuurkundige voordrachten.

6.Apparaat voor de demonstratie van elek-troforese (destijds ook kataphoresegenoemd), waarbij colloïdale deeltjes ineen vloeistof onder invloed van een elek-trisch veld migreren: positief geladen deel-tjes gaan naar de kathode, negatieve naarde anode. Fig. 447 (pag. 722). Inv. nr. 626.Afgebeeld bij Turner als nr. 752.

7.Ring van Elias voor het magnetiseren van metalen staven (1844). Fig. 455 (pag. 729). Inv. nr. 661. Afgebeeld bijTurner als nr. 657.

Instrumenten uit het Natuurkundig Kabinet van Teylers Museum, genoemd en afgebeeld in P. van der Burg,Eerste Grondbeginselen derNatuurkunde (1854)

1

8.Toestel voor de voortbrenging van elek-tromagnetisch geluid door Logeman, naar Van Breda en Rive. Aangekocht in 1846 voor fl. 12,50. Fig. 459 (pag. 737). Niet in Turner. Catalogus Van Breda(1859), kast L.

5

8

Page 3: Verloren instrumenten uit het Natuurkundig kabinet Teylers ... · PDF fileten uit Teylers Museum te Haarlem. Hij ... editie van 1864 zijn vrijwel alle afbeeldin- ... 3. ‘Reuzenbatterij

12.Commutator of stroom-omkeerder vanElias. Fig. 464 (pag. 744-745). Inv. nr. 593.Afgebeeld bij Turner nr. 700.

13.Apparaat voor de proeven van Peltier en Lenz voor het aantonen van warmte-ontwikkeling bij elektrische stromen,onder meer met behulp van een Antimoon-Bismuth soldeerverbinding. ‘Fig. 522 (pag. 799: “door den heer Logeman in dienvorm aan den schrijver geleverd”.). Nietvermeldt in Turner, maar blijkens deCatalogus Van Breda (1859), wel geleverdaan Teylers Museum: “Twee apparatenvoor de proef van Peltier en Lenz over deproductie en het handhaven van warmteals gevolg van de electrische stroom”.

teylers magazijn 1110 teylers magazijn

Overige onbeschreven instrumentengemaakt door W.M. Logeman teHaarlem (Voor zover bekend niet geleverd aanTeylers Museum)

14.Demonstratie balans. Fig. 58b, 58c (detail)& 58d (detail). Pag. 120-121.

15.‘Logemansche Voltameter’. Fig. 440 (pag. 711-712). Dit instrument voor deopvang van door electrolyse van watergevormd knalgas werd gebruikt om hetvermogen van een batterij te bepalen, door de per tijdseenheid geproduceerdehoeveelheid knalgas (een mengsel vanwaterstof en zuurstof) te bepalen.

16.Telegraaf van Logeman, volgens het doorhem in 1846 verworven patent. Fig. 465(pag. 746-748).

17.‘Magneto-electrisch werktuig’ (= grotedynamo) omstreeks 1854 door Logemangemaakt voor de ‘NatuurkundigeVereniging ‘Physica’ te Nijmegen’. Fig. 510(pag. 789-790).

LiteratuurA.S.H. Breure & J.G. de Bruijn, Leven en werken

van J.G.S. van Breda (1788-1867),Haarlem/Groningen, 1979

J.G. de Bruijn, ‘Van Breda’s instrumentarium’, in:Breure & De Bruijn (1979), 131-145

P. van der Burg, Eerste Grondbeginselen derNatuurkunde, strekkende tot leesboek voor allestanden hoofdzakelijk tot zelfonderrigt voor jongelieden, en tot handleiding voor onderwijzers,Gouda, 1846. [vii + 646 pp. Met 73 houtsne-den.]; Tweede, druk, Gouda, 1847; Derde,geheel omgewerkte druk, Gouda, G.B. vanGoor. 1854. [808 pagina´s, ‘met 600 tusschenden tekst geplaatste houtsnee-figuren’]; Vierdedruk, Gouda, G.B. van Goor, 1861. [iv, 936 pagina’s, met 270 houtsneden.); 4e druk, ‘goedkoope uitgave’, Amsterdam, Funke, [zonder jaartal]

O.H. Dijkstra, ‘Willem Martinus Logeman’, in Jaarboek Haerlem 1974, 138-159

W.M. Logeman (bewerker), NatuurkundigSchoolboekje, bewerkt naar aanleiding van en tengebruike bij Crüger’s Grondbeginselen derNatuurkunde [...] Met [...] in den tekst gedruktehoutsnée-figuren, drie stukjes, Sneek (VanDruten & Bleker), 1857-1863

W.M. Logeman, Natuurkundige Stellingen. Eenhandboekje ten gebruike bij het onderwijs in dePhysica aan Hoogere Burgerscholen, drie delen,Haarlem (Erven F. Bohn), 1866-1868

H.A.M. Snelders, ‘De bijdragen van J.G.S. vanBreda tot de natuurkunde’, in: Breure & DeBruijn (1979), 91-130

H.A.M. Snelders, ‘De natuurwetenschappen in de lokale wetenschappelijke genootschappenuit de eerste helft van de negentiende eeuw’, in:De negentiende eeuw, 7 (1983), 102-122

Gerard L’E. Turner, ‘Descriptive Catalogue of Van Marum’s Scientific Instruments in Teyler’sMuseum’, in: Van Marum’s scientific instrumentsin Teyler’s Museum, Vol. IV of: Martinus vanMarum. Life and Work, Leyden, 1973

Gerard L’E. Turner, The Practice of Science in theNineteenth Century: Teaching and ResearchApparatus in Teyler’s Museum, Haarlem, 1996

Pieter van der Burg, de schrijver van de Eerste Grondbeginselender Natuurkunde, was afkomstig uit Vlaardingen, waar hij wasgeboren als zoon van een schoenmaker. Door de steun van eenlocale mecenas, de natuurkundige liefhebber Abraham van Lindenvan den Heuvell, werd hij in staat gesteld om de school te bezoekenvan het locale departement van de Maatschappij tot Nut van hetAlgemeen. Daar raakte de 14-jarige Pieter gefascineerd door hetNatuurkundig Schoolboek van Johannes Buijs, een eenvoudigfysica-leerboek uit 1798 (heruitgegeven in 1809), waarin denatuurkundige beginselen in een samenspraak tussen een leraar en twee van zijn leerlingen aan de orde werden gesteld. Het was eenvan de vele leerboekjes uitgegeven door de Maatschappij tot Nutvan het Algemeen. Na zijn opleiding tot onderwijzer verdiepte Vander Burg zijn natuurkundige belangstelling, hetgeen in 1842 leiddetot zijn eerste boekje, met als titel Belangrijke onderwerpen uit de Natuur- en Werktuigkunde, ten behoeve van scholenuitgegeven. Met zijn Grondbeginselen uit de jaren 1844-1846beoogde hij meer. Hij wilde namelijk ‘een waardig opvolger’ schrij-ven van het Natuurkundig Schoolboek, het zelfde boek dat hemin zijn jeugd zo had gegrepen. Daarin slaagde hij voortreffelijk. Na een eerste oplage van 1600 exemplaren in 1846, was een jaarlater al een tweede editie van de Grondbeginselen nodig. In 1854kon een derde, ‘geheel omgewerkte druk’ aan de drukpers wordenovergegeven, gevolgd door een vierde in 1864, en een ongewijzigde

herdruk in goedkope uitvoering, omstreeks 1875. Blijkens het voor-woord van de derde druk waren er rond het midden van de eeuw al ‘eenige duizenden exemplaren’ door Nederland en de overzeesegebiedsdelen verspreid. Enige honderden exemplaren waren ooknaar Pella verscheept, een bekende door tal van Nederlandersbevolkte nederzetting in de Verenigde Staten. Na 1854 werd eendeel van het boek zelfs in het Japans vertaald. (In die uitgave werdde schrijver aangeduid als ‘Fuan Der Berugu’. Deze vertaling doorTanaka Kôki staat bekend als de ‘Yen-si ki-ki zyuts’) .Voor zijn populariserende werkzaamheden werd Van der Burg in1865 bekroond door de Maatschappij tot Nut van het Algemeen,omdat zijn uitgaven “tot de beste leerboeken behoorden, die in delaatste 25 jaren waren verschenen.”. In een gedenkschrift gepubli-ceerd kort na zijn dood in 1889 werd Pieter van der Burg dan ook“De Vader der populaire natuurkunde in Nederland”genoemd.

Zie de ‘Korte levensbeschrijving van de onderwijzer en weten-schapper Pieter van der Burg’, op de websitewww.xs4all.nl/~remery/Schoolmeesters/smpietervdburg.html. Hier is ook een digitale versie te vinden (helaas zonder bron-vermelding) van de necrologie uit 1889 door B. Ter Haar, Bz:‘Pieter van der Burg, een man uit het volk, een man voor het volk.Een korte beschrijving van leven en werk, aangevuld met diversewetenswaardigheden’.

Pieter van der Burg (1808-1889)

9.Zelfwerkende stroomverbreker of ‘rheoto-me’ door Logeman. Nodig bij de ‘proef-nemingen aangaande het electrisch geluid’.Aangekocht in 1846 voor fl. 34,80. Fig. 460 (pag. 738). Niet in Turner.

10.Apparaat voor proef van Guillemin doorLogeman. Hiermee kan worden aange-toond dat de veerkracht van ijzer doormagnetiseren tijdelijk wordt verhoogd. Fig. 462 (pag. 740). Niet in Turner.Catalogus Van Breda (1859), kast L.

11.Apparaat voor de elektromagnetischedraaiing van het polarisatievlak van licht in vloeistoffen, naar Faraday, “voor Teylersstichting door Logeman vervaardigd”. Fig. 463 (pag. 741-742). Niet genoemd inTurner, noch bij Van Breda. 9

10

11

13