Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het...

47
Verkeersboek voor de Pabo. Samengesteld door. Marco Bosch (KPC) m.m.v. Jacques Heuschen (DW) G 6529

Transcript of Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het...

Page 1: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Verkeersboek voor de Pabo.

Samengesteld door. Marco Bosch (KPC) m.m.v. Jacques Heuschen (DW)

G 6529

Page 2: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Verkeersboek voor de PABO Een werkboek voor studenten

Marco Bosch m.m.v. Jacques Heuschen

Uitgegeven door de D.V.V.

Deze uitgave werd samengesteld door Marco Bosch Katholiek Pedagogisch Centrum te 's-Hertogenbosch met me­dewerking van Jacques Heuschen Directie Verkeersveiligheid te 's-Gravenhage.

BIBLIOTHEEK Hoofddirectie Waterstaat

Koningskade 4 Postbus 20906

2500 EX 's-Gravenhage Tel. 070-745 745

C l £ *Z* ^

De tekeningen zijn afkomstig van Bedo Lubbers (tenzij anders vermeld). Voor de druk zorgde drukkerij COMAR te Margraten.

Deze uitgave is te verkrijgen bij: Directie Verkeersveiligheid Bureau Heerlen Postbus 2510 6401 DA Heerlen.

© K.P.C. / D.V.V. September 1985. Niets van deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op andere wijze.

K.P.C. Katholiek Pedagogisch Centrum 's-Hertogenbosch

D.V.V. Directie Verkeersveiligheid Ministerie van Verkeer en Waterstaat 's-Gravenhagen

Page 3: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

INHOUD

Pag. Voorwoord 3 Inleiding 4 Indeling en gebruik 5

Deelgebied 'Verkeer als vakgebied' 7 1. Verkeerswetgeving en regelgeving 9 2. Ontwikkeling van het verkeer en de

verkeers(on)veiligheid 11 3. Verkeers(on)veiligheid 12 4. Verkeer en milieu 15 5. Verkeer en samenleving 16 6. Verkeer en persoonlijke betrokkenheid 18

Deelgebied 'De basisschoolleerling als verkeersdeelnemer' verkeersdeelnemer' 21 7. Verkeersrollen van kinderen 23 8. Kind-zijn in het verkeer 25 9. De verkeersomgeving van school en thuis 27

Deelgebied "Het vak verkeer in het basisonderwijs' 31 10. Over verkeersonderwijs 33 11. De verkeersles 35 12. Ouders en verkeersonderwijs 37 13. Deleermiddelenmarkt 39 14. Het schoolwerkplan 41 15. Het speciaal onderwijs 42

Opzet van een onderzoek 43 Adressenlijst 45 Literatuurlijst 46

2

Page 4: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

VOORWOORD Dit verkeersboek voor de PABO is bedoeld voor docenten en studenten, teneinde praktijk-gericht verkeersonderwijs te kun­nen geven aan basisschoolleerlingen. Verkeersonderwijs op de basisschool staat op dit moment sterk in de belangstelling: op vele plaatsen is men bezig met vernieuwing en verandering. Het is dan ook van groot belang dat aanstaande leraren basison­derwijs van deze nieuwe inzichten gebruik gaan maken en de ideeën uit dit boek in de praktijk gaan toepassen. Om dit praktijk-gerichte karakter vorm te geven zijn wij uitgegaan van de mobiliteit van kinderen binnen ons hedendaags (complexe) verkeerssysteem. Vanuit deze gedachte dient de student middels de nodige zelf-reflexie op het eigen gedrag en onderzoek van allerlei verkeersaspecten te komen tot kind-gericht verkeersonderwijs, waarbinnen die mobiliteit zo'n belangrijke plaats inneemt. Van veler ideeën en suggesties hebben we bij de samenstelling van dit verkeersboek dankbaar gebruik gemaakt. Op het gebied van verkeersonderwijs hebben we niet alleen veel geleerd van andere ontwikkelaars op dit terrein, maar ook van docenten, werkend aan de basis. Zo hebben wij gedurende onze werkzaamheden steeds kunnen rekenen op de steun van de leden van de Verkeersonderwijs Werkgroep Limburg. Hiervoor onze dank. Daarnaast willen we ook een woord van dank uitspreken in de richting van de ontwikkelaars van het Haags Verkeersonderwijs Project voor hun luisterend oor en opbouwende kritiek, en Veilig Verkeer Nederland.

Wij hopen en verwachten dat dit verkeersboek - via diverse toepassingen in de praktijk - zal leiden tot creatief verkeersonder­wijs op de opleidingsscholen voor leraren basisonderwijs en tot verantwoorde keuzes met betrekking tot verkeersonderwijs op de basisschool door de student.

M. Bosch J. Heuschen K.P.C. D.V.V.

3

Page 5: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

INLEIDING Voor je ligt het Verkeersboek voor de PABO. We hopen dat je met behulp van dit boek in korte tijd iets te weten komt over verkeer in het algemeen, over kinderen in het verkeer en over verkeersonderwijs op de basisschool. Hoewel de meeste mensen het belangrijk vinden dat er op school aandacht wordt besteed aan het verkeer, is verkeer toch echt zo'n vak dat er maar een beetje bijhangt. Het zijn vaak makkelijke lesjes. Je laat de kinderen maar wat knippen en plakken en een liedje zingen wil er ook altijd wel in. Als ze wat ouder zijn moeten ze de verkeersregels en de verkeersborden goed kennen. Dat alles sluiten we leuk af met het bekende verkeersexamen in de vijfde of zesde klas. Er is wel eens onderzoek gedaan naar verkeersonderwijs op de basisschool en daaruit bleek dat de leerkrachten zelf grote twijfels hadden aan het effect van hun eigen lessen. Er waren er maar weinigen die geloofden dat dankzij hun verkeerslessen kinderen zich veiliger zouden gedragen in het verkeer. Daarmee komen we aan de vraag naar het belang van verkeerson­derwijs. Veelal wordt dit belang ontleend aan de verkeersveilig­heid. Met andere woorden, met het verkeersonderwijs beogen we het aantal ongevallen terug te dringen. Wij geloven daar wel in. Wij menen dat goed verkeersonderwijs ertoe kan bijdragen dat kinderen zich zo gedragen dat zij niet alleen zichzelf, maar ook anderen niet onnodig in gevaar brengen. Maar tevens menen we dat goed verkeersonderwijs meer is dan dat. Het zou in feite betrekking moeten hebben op de mobiliteit van kinderen. Goed verkeersonderwijs moet zich ten doel stellen de mobiliteit van kinderen te vergroten. Als we dat als uitgangspunt nemen, krijgen we toch een wat andere kijk op de zaak. Van daaruit wordt ook begrijpelijk dat niet alleen verkeersregels en verkeersveilig­heid belangrijk zijn, maar dat je in feite naar het gehele verkeerssysteem op zich moet gaan kijken. Welke mogelijkhe­den en beperkingen hebben mensen om zich van de ene plaats naar de andere te begeven? Welke keuze wordt daarin gemaakt en wat zijn daarvoor de persoonlijke, maar ook de maatschappe­lijke gevolgen ? Met andere woorden, welke grenzen zitten er aan mobiliteit? Ook kun je je afvragen hoe kinderen in dit verkeers­systeem ingevoerd moeten worden. Wat is daarbij de rol van ouders? Welke verkeersrollen vervullen kinderen in de verschil­lende leeftijdsfasen? Moeten we de kinderen proberen aan te passen aan het verkeer, of moet het verkeer zich maar aan de kinderen aanpassen?

Kortom, het vak verkeer is eigenlijk veel boeiender dan hierbo­ven beschreven. We moeten er echter wel wat voor doen om het ook op school boeiend te laten zijn. We moeten zoeken naar dwarsverbanden met bijvoorbeeld wereldoriënterende vakken. We moeten uii het klaslokaal komen, de speelplaats op, de straat op. Verkeersonderwijs is vooral ook gedragsonderwijs. Dat' vraagt een andere aanpak. Op de PABO hebben we maar weinig tijd om toekomstige leerkrachten daarop voor te bereiden. Daarom zal het van de inzet van ieder voor zich afhangen hoe boeiend, maar ook hoe succesvol de verkeerslessen in het basisonderwijs zijn.

N.B. In dit verkeersboek hebben we het steeds over de docent, hij - de student, hij - de leraar, hij. Ter wille van de leesbaarheid gebruiken we steeds de mannelijke vorm, waar we zowel de manelijke als de vrouwelijke vorm bedoelen.

4

Page 6: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

INDELING EN GEBRUIK Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling als ver-keersdeelnemer' en 'Het vak verkeer in het basisonderwijs'. Binnen de deelgebieden komen een aantal thema's aan de orde, die aan de hand van korte leesteksten en taken verder worden uitgediept. Bij dit verkeersboek hoort een reader met, voor praktisch elk thema, te bestuderen literatuur, leder thema start met een omschrijving van de doelstellingen) van dat thema. De taken binnen de thema's worden veelal door tussenteksten met elkaar verbonden. Ze zijn in volgorde van uitvoering gezet, maar deze volgorde hoeft niet per se gevolgd te worden. We hebben er naar gestreefd de taken zo te formuleren dat je je er al snel iets bij kunt voorstellen. Soms staan er bij de taken Tips, welke aangeven hoe je een taak anders aan kunt pakken. Per taak staat aangegeven hoeveel tijd wij denken dat je nodig hebt om de taak goed uit te voeren. Bedenk wel dat zoiets altijd maareen inschatting is. Het is daarom goed mogelijk dat de ene taak veel meer tijd vraagt en de andere veel minder. Het is dan ook slechts bedoeld als een indicatie.

In de opzet van dit verkeersboek ligt het niet in de bedoeling dat je alle taken uitvoert. In de werkwijze die ons voor ogen heeft gestaan dien je eerst het boek globaal door te lezen, zodat je weet wat het te bieden heeft. Vervolgens maak je voor jezelf uit welke taken jouw interesse hebben. Daar de taken het best in groeps­verband uitgevoerd kunnen worden, raden we aan om met medestudenten met gelijke interesse een groep te vormen. Binnen de groep wordt dan een werkplan opgesteld waaruit blijkt welke taken jullie gaan doen, hoeveel tijd dat gaat kosten en wanneer jullie denken met de verschillende onderdelen klaar te zijn. Dit alles is afhankelijk van de tijd die beschikbaar is. Het is heel goed mogelijk dat de docent een aantal taken verplicht stelt; hiermee dienen jullie dan uiteraard rekening te houden. Ook is het mogelijk dat je, los van de taken, een of meerdere stage-opdrachten krijgt. Hieronder volgt als voorbeeld een fragment uit een werkplan.

Wij realiseren ons dat bovenbeschreven werkwijze niet alleenza­ligmakend is. Om die reden zou op jouw PABO besloten kunnen worden een andere werkwijze te volgen.

VOORBEELD

Fragment uit een werkplan. Groep 3: Hans, Monique, Miriam en Ellen. Activiteit

Introductie in de klas

Bestudering van het verkeersboek

Overleg met medestudenten en opstelling van het werkplan

Overleg met docent

Taak 3.1 - bellen gemeente/politie (Hans) - lezen reader + samenvatting

(Monique en Miriam) Taak 3.2 - lezen + samenvatting (Hans en Ellen)

Taak 3.1 afmaken

Taak 3.3 - enquête - enquête verwerken - artikelen schrijven

Overleg docent

Taak 7.1 - lezen + samenvatting

(Miriam en Ellen)

tijd per student

1 uur

2 uur

1 uur

V2 uur

V2 uur

Vi uur

1 uur

1 uur

2 uur 2 uur 1 uur

1 uur

1 uur

plaats

Instituut

Thuis

Instituut

Instituut

Instituut

Instituut

Instituut/thuis

Instituut

Winkelcentrum Instituut Instituut

Instituut

Thuis

af op

16 jan.

23 jan.

23 jan.

30 jan.

30 jan.

6 febr.

6 febr.

13 febr.

20 febr. 22 mrt 29 mrt

5 april

5 april

Page 7: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Uit het dagboek van een student

Na het geven van vier verkeerslessen aan kinderen van 8 jaar moest ik tot mijn grote verdriet vaststellen dat onder een aantal kinderen de roekeloosheid in sterke mate aanwezig was ten aanzien van het bepalen van een houding in verkeerssituaties. Het was niet alleen kinderlijke naïviteit, maar het ontbreken van persoonlijke betrokkenheid bij het verkeer, de duidelijke sporen van de opvoeding waarin de betrokkenheid en besef van veilig­heid waren uitgesloten. Deze kinderen verschenen met crossfietsen op de fietsles en reden (crossten) als zodanig over het kruispunt, opgezet op de speelplaats, geen rekening houdend met de overige „verkeers-deelnemers". In evaluaties heb ik de kinderen op de gevaren in het verkeer gewezen en de verantwoording van henzelf en naar anderen toe. De mentaliteit die nu al bij jonge kinderen heerst, zonder verantwoording aan het verkeer deelnemen, hoe zal dit in de toekomst het uitzicht van de verkeersveiligheid bepalen?

6

Page 8: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Verkeer als vakgebied

Verkeer op de Pabo Themaboek 1

7

Page 9: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

DEELGEBIED 'VERKEER ALS VAKGEBIED' Het eerste deelgebied is 'Verkeer als vakgebied'. De doelstelling daarvan is als volgt omschreven: „De student moet op zijn eigen niveau beschikken over kennis van en inzicht in verkeer als vakgebied". Aan bod komen verkeerswetgeving en regelgeving, waarbij vooralsnog als handboek gebruikt wordt 'Slagen in het verkeer, verkeerscode voor de weggebruiker', dat gezamenlijk is uitgege­ven door de ANWB, CBR en W N . Het vak verkeer stelt meer voor dan de bovengenoemde regelkennis. Verkeer en het denken over verkeer hebben in de loop der tijden een aanzienlijke ontwikkeling doorgemaakt. In thema's als 'Ontwikkeling van het verkeer en de verkeersonvei­ligheid', 'Verkeer en milieu' en 'Verkeer en samenleving' wordt daarom, binnen hetzelfde deelgebied, op deze ontwikkeling nader ingegaan. Het laatste thema, 'Verkeer en persoonlijke betrokkenheid' vraagt aansluitend op de verworven kennis en inzichten ruimte vooreen stuk meningsvorming. Van de studen­ten wordt uitdrukkelijk verwacht dat ze in staat zijn een standpunt in te nemen over de verschillende aspecten van het verkeerssysteem.

8

Page 10: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

1. VERKEERSWETGE-VING EN REGELGEVING

Doelstellingen

1. De student moet kennis hebben van de wetgeving en regelgeving met betrekking tot: - de inrichting van de fiets en de bromfiets; - indeling en aankleding van de weg; - verkeerstekens (op borden en op de weg); - verkeerslichten; - aanwijzingen gegeven door daartoe bevoegde personen; - verkeersgedrag (waaronder de voorrangsregelingen).

2. De student moet deze kennis in eigen woorden paraat hebben en handelingsgericht kunnen formuleren.

3. De student moet in het handboek 'Slagen in het verkeer' de daarin voorkomende letterlijke teksten van verkeerswet-geving en verkeersregelgeving snel kunnen opzoeken en interpreteren.

Een van onze eerste levensbehoefte is, dat wij ons willen verplaatsen. Eigenlijk is ons functioneren voor een groot deel ervan afhankelijk. Ook het functioneren van de maatschappij hangt af van de wijze waarop wij ons verplaatsen, waarbij vaak geldt: hoe sneller, hoe beter. Behalve als voetganger, met de 'benenwagen', kunnen we ons in het verkeer bewegen met vele soorten voertuigen: varië­rend van de fiets tot een supersnelle personenauto. En daar zitten nog allerlei voertuigen tussen: de bromfiets, de motor­fiets, de vrachtauto, de bus enz. Alle weggebruikers samen worden 'verkeer' genoemd. Aangezien het aantal weggebrui­kers erg groot is, zijn er regels nodig om het verkeer in goede banen te leiden. Vandaar dat er verkeersregels zijn; regels die zo gemaakt zijn dat we met zo min mogelijk risico en met een zo groot mogelijke bewegingsvrijheid aan het verkeer kun­nen deelnemen. Althans, dat is de doelstelling.

Uit: Slagen in het Verkeer, Snoek, 1984

Hoe je het ook wendt of keert, als verkeersdeelnemer en zeker als iemand die verkeersonderwijs gaat geven, moet je op de hoogte zijn van de verkeerswetgeving en regelgeving. In deze cursus gaan we er vanuit dat je ook al wel het nodige weet van verkeersregels. Per slot van rekening neem je praktisch iedere dag deel aan het verkeer. En misschien heb je al je rijbewijs, waarvoor je een theorie-examen hebt moeten doen. Desondanks menen we dat het goed is als ieder voor zich nog eens grondig nagaat of die kennis wel voldoende is. Het komt er daarbij niet op aan of je de letterlijke tekst kent uit de Wegenverkeerswet (WVW), het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens (RW) of het Wegenverkeersreglement (WVR). Het gaat ons vooral om praktische kennis, dat wil zeggen, dat je weet hoe je je in het verkeer moet gedragen, dat je in eigen woorden de verkeersregels en de betekenis van verkeersborden kent. Om een voorbeeld te geven: als je weet dat dit bord betekent dat jij moet

stoppen voor het verkeer dat van de andere kant komt, dan vinden we dat al voldoende. Als je later voor je verkeerslessen de letterlijke tekst nodig hebt, dan zoek je die maar op. Bij de bestudering van de stof wordt uitgegaan van het boek "Slagen in het verkeer, verkeerscode voor de weggebruiker", dat uitgegeven is door de ANWB, CBR en WN. Lees dit boek in zijn geheel door en besteed extra aandacht aan die onderdelen die je nog onvoldoende beheerst. Wij vinden het tevens belangrijk dat je de achtergronden van de wetgeving en regelgeving doorziet. Bijvoorbeeld het bord van zojuist kun je bij wegversmallingen tegenkomen. Er kan maar één auto tegelijk door die versmalling. Door er borden bij te zetten voorkom je dat er gevochten moet worden over wie er het eerst door mag. Achter onderdelen als borden en de voorrangsregeling zit een bepaalde systematiek. Die moet je ook kunnen doorzien. Als je die systematiek kent, wordt het ook makkelijker die onderdelen te leren en... te onderwijzen. Want steeds blijft op de achtergrond meespelen hoe je het een en ander kunt vertalen naar de leerlingen van de basisschool. Om je alvast op weg te helpen, hebben we een studiebegeleider gemaakt.

De studiebegeleider is gemaakt voor een betere hantering van het studieboek: „Slagen in het Verkeer". Om de informatie die daarin aangeboden wordt te kunnen selecteren is een driedeling gemaakt van de aangeboden stof. Deze driedeling ziet er als volgt uit: 1. Het leesgedeelte. 2. Het algemeen studiegedeelte. 3. Het bijzondere studiegedeelte.

Ad 1. Het leesgedeelte

Dit gedeelte heeft -betrekking op algemene informatie over verkeer, verkeersonveiligheid, rij-inzicht, voertuigkennis, e.d. Het leesgedeelte beslaat de volgende pag.: 3 t/m 8 - 10 t/m 21 - 23 t/m 34 - 82 t/m 92 - 95 t/m 99 - 101 t/m 104 - 107 t/m 122 -141 t/m 171 - 191 t/m 198 - 219 t/m 254 - 265 t/m 282.

Ad 2. Het algemeen studiegedeelte

Deze stof heeft op zaken betrekking waar je als aankomend leerkracht meer van moet weten, zoals de tekens op de weg, het geven van signalen, gedrag in het woonerf, e.d. De te bestuderen pag. zijn: 9 - 35 t/m 40 - 70 t/m 82 -100 -105 - 106 - 172 - 187 t/m 190 - 199 t/m 206 - 207 t/m 218.

Page 11: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Ad 3. Het bijzondere studiegedeelte

Bij dit gedeelte gaat de aandacht voornamelijk uit naar de twee hulpmiddelen die je worden aangeboden om de systematiek rondom borden en het systeem van de voorrang te verduidelij­ken. De twee hulpmiddelen, het bordenboek en de kruispuntcompu-ter kunnen apart bestudeerd worden maar ook samen met de betreffende pagina's in het boek. Het bordenboek heeft betrekking op pag. 41 t /m 69. De kruispuntcomputer verduidelijkt de pag. 9 3 - 9 4 - 1 2 2 t /m 140 - 173 t /m 186 en 255 t /m 264. De hulpmiddelen zijn afkomstig van het Haags Verkeersonder-wijs Project, een experimentele basisschoolmethode en zijn bedoeld voor leerlingen uit de midden- en bovenbouw.

Taak 1.1 Lees en/of bestudeer de genoemde pagina's uit 'Slagen in het verkeer', het bordenboek en de kruispuntcomputer. De indeling welke ge­maakt is voor de bestudering is ook bedoeld om het boek later te kunnen gebruiken als naslagwerk. Studietijd: 15 uur.

10

Page 12: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

2. ONTWIKKELING VAN HET VERKEER EN DE VERKEERSONVEI­LIGHEID

Doelstelling De student dient kennis te verwerven van en inzicht te krijgen in de ontwikkeling van het verkeerssysteem en de gevolgen daarvan.

Een discussie onlangs in de Tweede Kamer over de verhoging van de maximum snelheid deed denken denken aan een soortge­lijke discussie op dezelfde plek, alleen wat jaartjes eerder. In 1904 diende de toenmalige minister van Waterstaat de 'Motor- en Rijwielwet' bij de Kamer in. In die wet werd voor „automobielen" de maximum snelheid bepaald op 40 km per uur. Dat moet voor die tijd wel een vreselijke snelheid zijn geweest. In 'Een nieuwe weg naar veiligheid' van Ben Quist staat daar het volgende over:

Veel tijd besteedde de Kamer aan de maximum snelheid. Er waren voorstanders van een snelheidsbeperking maar die 40 km per uur te hoog vonden; anderen vonden dtt te laag en weer anderen verzetten zich tegen elke snelheidsbeperking. De argumenten die gebezigd werden verschilden al heel weinig van de argumenten die men in de volgende driekwart eeuw telkenmale weer tegenkomt als het onderwerp snel­heidsbeperking ter sprake komt. Een amendement ingediend door de afgevaardigden Drucker en Van Nispen tot Sevenaer om de maximum snelheid uit de wet te schrappen kreeg tenslotte de meerderheid van de Kamer mee. Hoe er in die tijd werd gedacht over de „woeste autorijders" waartegen de medeburger beschermd diende te worden, blijkt wel uit de woorden van de afgevaardigde De Savornin Lohman, die het amendement Drucker steunde. Hij vond 40 km per uur nu wel hoog maar over enige jaren, vond hij, is 80 km per uur misschien niets bijzonders meer. Hij voegde daar aan toe: „Ik heb zelden een instrument gezien dat men zo gemakkelijk kan hanteren als een autocar. In zijn grootste vaart kan men hem stoppen door de vier wielen vast te zetten: dan is er wel gevaar voor de menschen die er in zitten, dat zij er uit vliegen, maar dat is hun zaak". De heer Ter Laan, zelf mede-ondertekenaar van een amende­ment dat de maximum snelheid tot 30 km per uur had moeten terugbrengen, reageerde op die toekomstige snel­heid van 80 km per uur met de opmerking, dat het best mogelijk was dat er in de toekomst met dergelijke snelheden zou worden gereden. Hij voegde daar echter enige gedenk­waardige woorden aan toe: „Ik heb daar ook niets tegen, maar dan zal het in de toekomst eveneens noodzakelijk wezen, dat er voor automobielen afzonderlijke wegen zijn".

Uit: Een nieuwe weg naar veiligheid, Quist, 1981

Het lijkt alsof er niets nieuws onder de zon is, want ook nu nog houden we ons bezig met maximum-snelheid en scheiding van verkeerssoorten (veilige fietsroutes, het weren van snelverkeer uit woonwijken, enz.). Het draait daarbij steeds om de verkeers­veiligheid.

Taak 2.1 Lees de inleiding en het hoofdstuk 'Visies op en opvattingen over de oorzaken van de verkeersongevallen' uit 'Een nieuwe weg naar veiligheid' en maak er een korte samenvatting van (1 d 2 kantjes van een schrijfblok). Tip: laat je niet afschrikken door moeilijke woorden, zoek ze op in een woordenboek of vraag ze desnoods aan de docent. Studietijd: 1 uur.

Uit de inleiding valt te lezen dat wegverkeer, met name deze eeuw een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Deze ontwik­keling hangt nauw samen met de komst van de fiets, auto, motor en bromfiets.

Taak 2.2 Ga de geschiedenis van de vervoersmiddelen (wegverkeer) na. Maak daarbij ook gebruik van geschiedenisboekjes en boeken voor wereldo­riëntatie, die op dit moment in het basisonderwijs gebruikt worden. Natuurlijk mag je ook andere bronnen raadplegen. Je kunt jezelf beperken tot één vervoersmiddel, bijvoorbeeld de geschiedenis van de fiets. Naast fiets, auto, motoren bromfiets, zijn ook vrachtverkeer en openbaar vervoer mogelijke onderwerpen. Probeer zelf te bedenken welke de gevolgen zijn voor het verkeer en de verkeersveiligheid. Maak er een kort verslag van, met literatuuropgaven. Tip: mogelijk kun je naar aanleiding van deze taak in het kader van wereldoriëntatie (of verkeersonderwijs) een les over vervoersmid­delen geven op je stageschool. Studietijd: 5 uur.

In het hoofdstuk 'Visies op en opvattingen over de oorzaken van de verkeersongevallen' heb je kunnen lezen over de menselijk falen-theorie en de brokkenmakerstheorie. Het gaat hier om opvattingen over de oorzaken van verkeersongevallen, die voor de Tweede Wereldoorlog ook bij wetenschappers leefden. Te­genwoordig heeft men daar een wat andere kijk op. Of niet?

Taak 2.3 Hoe denkt men tegenwoordig over oorzaken van ongelukken? Ga eens op onderzoek uit. Ga naar willekeurige mensen op straat, of naar politiemensen, gemeenteraadsleden (ook zijbeslissen overeen aantal verkeerszaken), medestudenten. Bereid een interview of een enquête voor.(l) Bespreek de resultaten. Verschillen deopvattingen van demensen uit je onderzoek met die van de wetenschappers? Maak er een verslag van.

Tip: - voordat je vragen gaat maken moet je weten aan wie je de vragen gaat stellen; -ga eerst na welke vragenjeprecies wilt stellen. Je kuntdat doen aande hand van concrete voorbeelden. Je kunt ook een aantal meningen op papier zetten en vragen of men bet er wel of niet mee eens is; - laat de vragenlijst eerst eens door een ander beoordelen, bijvoorbeeld door je docent. Studietijd: 5 uur.

Page 13: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

3. VERKEERSONVEI­LIGHEID

Doelstelling De student dient kennis te krijgen van en inzicht te verwer­ven in het verschijnsel verkeers(on)veiligheid.

Dagelijks staan er in de kranten wel artikelen over verkeersonge­vallen. Bijna iedere volwassene is ook zelf wel eens bij een verkeersongeval betrokken geweest. Dat hoeven dan niet altijd ernstige ongelukken te zijn geweest, ook een kleine aanrijding zonder doden of gewonden kan het nodige ongemak veroorza­ken. Daarnaast kennen we ook nog het verschijnsel „bijna-onge-luk", ofwel ongelukken die ternauwernood voorkomen konden worden. Al met al bekruipt je soms wel eens het gevoel dat je geluk gehad hebt als je veilig van de ene plaats naar de andere hebt kunnen komen.

Taak 3.1 Hoe veilig o/onveilig is het verkeer in Nederland? Ga eens op zoek naar cijfers over verkeersongevallen. Stel je daarbij vragen als: - is er sprake van een toe- of een afname van verkeersslachtoffers? - welke groep verkeersdeelnemers zijn het meest en welke het minst kwetsbaar? - hoe is de situatie in mijn eigen plaats?

Om je alvast wat op weg te helpen hebben we in de reader hoofdstuk 3 uithef 'Nationaalplan verkeersveiligheid' opgenomen. Verder kun je meer actuele informatie halen bij de S WO V en het CBS (zie de adres­senlijst). Waarschijnlijk kan men je op het gemeentekantoor en het politiebureau in je eigen woonplaats ook nog van dienst zijn. Vraag dan naar de ongevallengegevens van de dienst Verkeersongevallen registratie. Verwerk je gegevens in een collage of een voorlichtingsfolder over verkeers(on) veiligheid. Studietijd: 3 uur.

Een ingezonden brief

's Zomers vind ik het heerlijk om met mijn gezin fietstochtjes te maken. We zoeken dan vooral allerlei rustige binnenweg­getjes op. In de loop der jaren hebben we zo al aardig de omgeving verkend. Vooral langs de Maas is de omgeving heel mooi. Toch mijden we de dijk maar liever, omdat we ons hart vasthouden voor de voorbijrazende auto's. Zelf moet ik met mijn auto 's avonds regelmatig over de dijk. Ik rijd dan niet harder dan zo'n 60 km/u, zodat ik tijdig kan reageren op mijn medeweggebruikers. Wat blijkt echter? Laatst hebben we met mijn klas (ik ben onderwijzer) op de dijk de snelheid van auto's gemeten. De meeste auto's rijden niet harder dan 60 km'u. Toch blijf ik me er als fietser niet prettig voelen.

Taak 3.2 Lees in de reader de artikelen „Op trottoirs hebben voetgangers vaak angst voor het verkeer" en „Het probleem van de verkeersonveiligheid". Omschrijf in eigen woorden het verschil tussen objectieveen subjectie­ve verkeersonveiligheid. Studietijd: 1 uur.

Taak 3.3 Je weet nu iets af van subjectieve verkeersveiligheid. De voetgangers­vereniging V.B. V. heeft in haar tijdschrift "Mensen op straat" van oktober 1984 een voetgangersenquête (zie verderop in dit verkeers-boek) opgenomen. Zoek in je eigen plaats éénpunt op waar veel voet­gangers komen, bijvoorbeeld een winkelcentrum en vraag aan hen deze enquête in te vullen. Wat zijn je bevindingen en welke aanbevelingen zou je doen? Schrijf er een artikel voor een krant over. Studietijd: 5 uur.

In Nederland houden een aantal instellingen zich bezig met onderzoek naar verkeer en verkeersveiligheid. Gegevens uit dit soort onderzoek kunnen aanleiding zijn tot concrete maatrege­len.

Taak 3.4 Lees uit de reader de artikelen: - Overheid verwaarloost verkeersveiligheid. - De inleiding op de beknopte algemene informatie over de SWOV. - Dienst Verkeersongevallenregistratie te Heerlen. - De inleiding op de beknopte algemen informatie over het V.S.C. Schrijf vervolgens voor jezelf op wat een leerkracht in het basisonder­wijs heeft aan onderzoek naar de verkeersveiligheid. Bespreek je bevindingen zo mogelijk in een groep met medestudenten. Tijd: 2 uur.

12

Page 14: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

1

VBV-voetgangersenquête

Woonplaats Geslacht: man o vrouw o

Leeftijd: 12-17 jaar o 18-64 jaar o 65 jaar en ouder o

Wanneer U zich, als voetganger, op straat onveilig voelt, waar ervaart U die (verkeerson­veiligheid?

niet weinig matig veel O - op het trottoir/voetpad O - op de weg bij het ontbreken van een trottoir

- op de weg bij het oversteken - op de weg buiten de bebouwde kom

O o o o o

o o o o o

o o o o o

o o o o o

Er kunnen momenten zijn dat U problemen heeft of tegenkomt op het trottoir/voetpad. We noemen er enkele; kunt U aangeven in welke mate zij bij U van toepassing zijn?

niet weinig matig veel

O o 0 o o o o o o o o o

o o o o •

o o o o o o o o

o o o o o o o o o o o o

o o o o o o o o o o o o

te smal trottoir te hoge stoepranden losse tegels of andere oneffenheden uitgestalde winkelwaren zonneschermen of laaghangende takken hinderlijk geplaatste verkeersborden, parkeermeters, bomen e.d. ongerechtigheden zoals vuilnis, hondepoep of glas sneeuw of ijs fietsers op het trottoir/voetpad gestalde fietsen geparkeerde auto's

4

Bent U het afgelopen halfjaar door een van de volgende obstakels op het trottoir gestrui-keld,

nee O O o 0 0 o o o o o o

gevallen

ja O O 0 0 o o o o o o o

of er op harde wijze mee in aanraking gekomen?

- te hoge stoeprand - losse tegels of andere oneffenheden - uitgestalde winkelwaren - zonneschermen of laaghangende takken - hinderlijke verkeersborden, parkeermeters of bomen - ongerechtigheden zoals vuilnis, hondepoep of glas - sneeuw of ijs - fietsers - gestalde fietsen - geparkeerde auto's __

13

Page 15: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

5

Voor bovenvermelde problemen op het trottoir zijn diverse oplossingen mogelijk. We ver­melden er enkele; geeft U daarbij aan of U het ermee eens bent of niet.

trottoir verbreden woonerf maken stoeprand verlagen klachtentelefoon voor gebreken strenge controle op ongerechtigheden strenge controle op fietsers op het trottoir 'fietsenrekken plaatsen anti-parkeerpalen plaatsen

ens O O 0 o o o 0 o

oneens O O o o o 0 o o

6

Wanneer U als voetganger gaat oversteken krijgt U te maken met andere weggebruikers. Door wie voelt U zich als voetganger bedreigd en in welke mate?

niet weinig matig veel O o o o o o

o o o o o o

o 0 o o o 0

0 o o 0 o 0

- tram/bus - vrachtauto - personenauto - motor - bromfiets - fiets

Wanneer zich bij het oversteken problemen voordoen, in welke mate komt dat door de volgende oorzaken?

net O 0

weinig O O

matig O o

vee O 0

- andere weggebruikers rijden te hard - andere weggebruikers houden geen/onvoldoende reke­

ning met overstekende voetgangers O O O O - andere weggebruikers verlenen bij rechts-of linksaf

slaan, geen vrije doorgang aan rechtuitgaande voet­gangers

- te veel verkeer - te grote oversteeklengte - onvoldoende uitzicht - onoverzichtelijke situatie - op zebrapad, geen vrije doorgang verlenen - bij verkeerslichten, door rood licht rijden

O 0 o o o o 0

o o o o o o o

0 0 0 o o o o

0 0 0 0 o 0 o

Bent U het afgelopen jaar bij het oversteken op harde wijze (of dankzij een noodsprong net niet) in aanraking gekomen met andere weggebruikers en wat was daarvan de oorzaak?

te hard rijden geen vrije doorgang verlenen (bij rechts- of linksaf slaan) te veel verkeer te grote oversteeklengte onvoldoende uitzicht onoverzichtelijke situatie op zebrapad, geen vrije doorgang verlenen bij verkeerslichten, door rood licht rijden

nee 0 O o o o o 0 0 0

ja 0 o 0 o o o o 0 o

14

Page 16: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

4. VERKEER EN MILIEU

Doelstellingen De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de effecten van het verkeer op het milieu.

Tot nu toe heeft verkeersonderwijs zich bijna uitsluitend gericht op de verkeersveiligheid. We mogen aannemen dat ook in de toekomst de meeste aandacht daar naar uit blijft gaan. Maar dat neemt niet weg dat we ook oog moeten hebben voor andere problemen die een rechtstreeks gevolg zijn van het verkeer en de verkeersontwikkeling. Een van die problemen is de aantasting van het milieu.

Taak 4.1 Lees uit de reader hoofdstuk I uit het Milieuhandboek 's-Gravenha-ge-Maak er een korte samenvatting van (één kantje van een schrijfblok is al ruim voldoende). Studietijd: 1 uur.

Hoewel het duidelijk is dat verkeer niet de enige schuldige is, moeten we ons toch terdege bewust zijn van de invloed van de verkeersontwikkeling op het milieu. De laatste jaren krijgt deze zaak gelukkig meer en meer aandacht. In de kranten verschijnen regelmatig artikelen hierover. We hebben eens twee maanden lang een aantal kranten erop nageslagen en kwamen tot een tiental artikelen. Zes van deze artikelen hebben we opgenomen in de reader. Hoewel niet volledig, geven ze toch een aardig beeld van de wrijving tussen verkeer en milieu.

Taak 4.2 Lees de zes kranteartikelen uit de reader over verkeer en milieu. Schrijf van ieder artikel in een paar zinnen op wat het probleem is. Studietijd: 1 uur.

Uit de kranteartikelen blijkt dat verkeer op verschillende manie­ren het milieu nadelig beïnvloedt. Het ziet er naar uit dat met de verdergaande ontwikkeling van het verkeer de problemen alleen maar toenemen. Tal van factoren spelen hierin een rol. Te denken valt bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van de economie (meer welvaart, meer auto's), beleid van de overheid (stimuleren of tegengaan van privé autobezit), ontstaan van forenzen-plaatsen (toename van het woon-werkverkeer), belangen van de industrie (verkoop auto's en benzine). Daarbij zijn er ook nog een aantal belangengroepen die zich met dit probleem bezighouden (zie de adressenlijst). Kortom verkeer en milieu is een complex probleemgebied.

Taak 4.3 Benader in je woonplaats een of meerdere garagehouders en bevraag hem (hen) op de effecten van het verkeer op het milieu (interview: zie opzet van een onderzoek). Houd ook een (telefonisch) interview met iemand van de 'Initiatief­groep Wijs op Weg'of van 'Natuur en Milieu' (zie de adressenlijst achter in dit verkeersboek). In hoeverre ver-schillen de standpunten? Maak er een verslag van. Studietijd: 3 uur.

Taak 4.4 Bespreek in een groep de volgende stelling: „De ontwikkeling van het verkeer levert propblemen op voor het milieu, maar deze problemen zullen zeker opgelost worden. Er is dan ook geen reden om het gebruik van gemotoriseerd verkeer af te remmen". Om te voorkomen dat de discussie een vrijblijvende zaak wordt, wordt verwacht dat je de artikelen van taak 4.1 en 4.2 tenminste gelezen hebt. Zo mogelijk zoek je zelf nog literatuur. Wijs één van de leden van de groep aan als gespreksleider en een ander als verslaggever. Uit het te schrijven verslag moeten de uiteindelijke standpunten van de deelnemers blijken. Studietijd: 2 uur.

Page 17: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

5. VERKEER EN SAMENLEVING

Doelstellingen De student dient kennis te verkeer als maatschappelijk

krijgen van verschijnsel

verschillende (belangengroepen daarbij s

en en

inzicht de

pelen. rol

in die

het de

Neede Het Achterhoekse dorp Neede kenden we niet totdat een bewoner uit de Koolmeesstraat ons te hulp riep. Sindsdien weten we de weg met trein en bus daarheen feilloos te vinden. Hieronder een chronologisch overzicht van een intensieve wijze van actiebegeleiding.

23 mei. Telefoontje van een buurtwerker. Wat kunnen wij hem en een bewonersgroep aan hulp bieden. Er worden afspraken gemaakt over het toezenden van informatiemateriaal over de situatie.

25 mei. Een dikke enveloppe met plattegronden en raadsnotulen wordt bezorgd. Stop de Kindermoord stelt een advies op. De situatie komt er in het kort op neer dat door het aanleggen van een winkelerf in de Hoofdstraat het busverkeer door een parallellopende woonstraat moet rijden. Daartoe moet de straat worden verbreed en de bochten verruimd. De bewo­ners vrezen dat hierdoor een stroom van sluipverkeer op gang zal komen. Wij delen die zorg van de bewoners en stellen voor om op een slimme plek in de straat een bussluis aan te brengen.

6 juni. De bezwaren van de bewoners en het advies van Stop de Kindermoord worden in de raad behandeld. Het komt tot een felle discussie tussen de verschillende raadsleden en de wethouder. Zelfs de naam van Stop de Kindermoord blijkt aanleiding tot meningsverschillen te kunnen zijn. Verschillende raadsleden komen met eigen alternatieven voor de busroute die tijdens de discussie weer direct verwor­pen worden. De tekening van Stop de Kindermoord van een bussluis wordt met argusogen bekeken. Uiteindelijk dwingt de raad het College het hele plan nog eens in overweging te nemen en daarbij vooral externe deskundigen te betrekken.

13 juni. In een nieuw advies zet de verkeerskundige van Stop de Kindermoord uiteen waarom het voorstel van B & W niet in overeenstemming is met de gemeentelijke nota „Hoofdwe­genstructuur".

12 september. Er vindt een openbare hoorzitting plaats waarbij iedereen uitgenodigd wordt: de bewoners, Stop de Kindermoord, de busmaatschapppijen, de rijkspolitie, de externe adviseur van de gemeente en de raadsleden. Iedereen kan zijn zegje doen. DHV, de bewoners en Stop de Kindermoord blijken vrijwel op één lijn te komen: de bus (4 x per uur) wel door de Koolmeesstraat, ander verkeer (ook voor de toekomstige winkels in de buurt) niet. De meest duidelijke oplossing is een bussluis ter hoogte van de speelweide bij het buurthuis, maar daar blijkt de wethouder toch nogal huiverig voor.

eind september. De werkzaamheden voor de wegverbreding worden voorbe­reid. Met de bewoners onderzoeken we de mogelijkheden voor een kort geding, maar de kansen op succes lijken

praktisch nihil. De bewoners zijn woedend op de wethouder.

31 november. De raad besluit om de verkeerscirculatie zodanig te regelen dat de bus wel door de Koolmeesstraat gaat, maar overig verkeer geweerd wordt. In eerste instantie wil men dit zien te bereiken met verkeersborden en wegversmallingen. Een bussluis vindt men vooralsnog niet nodig.

In 1984 blijkt de zaak Nèede nog niet te kunnen worden afgesloten. Stop de Kindermoord maakt nog een aantal schetsen voor wegversmallingen in de Koolmeesstraat. Het eind van het liedje is dat er bloembakken op het wegdek worden geplaatst. Niet iedereen is even enthousiast over het eindresultaat. Het snelheidsremmend effect is gering. Over toename van het sluipverkeer valt nog niet veel te zeggen omdat de wijk nog niet voltooid is, en allerlei straten versperd zijn. Vooralsnog lijken de bloembakken op het fysieke resultaat van een politiek compromis: alle fracties wassen hun handen in onschuld.

Uit: Jaarverslag 1983 Pressiegroep Stop de Kindermoord

In Nederland zijn tal van belangengroepen. Het gaat hier om groepen van mensen die een gezamenlijk doel nastreven, een gezamenlijk belang delen. Een aantal belangengroepen houden zich ook met verkeer bezig. Een duidelijk voorbeeld daarvan is de pressiegroep 'Stop de Kindermoord'. Het is een landelijke organisatie die op een aantal manieren opkomt voor de belangen van voetgangers en fietsers, in het bijzonder het kind. Nu is het bovenstaande maar een voorbeeld. Belangengroepen zijn niet per definitie een pressie- of actiegroep, er zijn ook geheel andere organisaties, zoals de ANWB, de vereniging W N of de BOVAG. Daarnaast zijn er belangengroepen, zoals de stichting Natuur en milieu, die op meer dan alleen verkeer betrokken zijn. In dat opzicht zijn ook politieke partijen belangengroepen die zich o.a. ook op verkeer richten. Om alles nog ingewikkelder te maken vormen belangengroepen soms samen een nieuwe groep. Een voorbeeld daarvan is 'Wijs op weg'. De initiatiefgroep 'Wijs op weg' wordt gevormd door personen uit vervoerbedrijven, belangengroepen, milieugroe­pen en politieke partijen. Wat willen al die mensen en hoe denken ze hun doel te bereiken. En hoe zit het met de overheid, mag je die ook zien als belangengroep?

Taak 5.1 Verzamel van vier of vijf belangengroepen die zich met verkeer bezighouden gegevens over doel en werkwijzen (zie de adressenlijst achterin). .V.B. In de reader hebben we alvast van enkele groepen wat informatie bijeengezocht. Het gaat om de ANWB, de ENFB, WN, VBV, 50 is teveel en Stop de kindermoord. Maak een verslag van je bevindingen, waarbij je per organisatie kort aangeeft; het doel, de wijze van organisatie en de activiteiten. Tip: in plaats van een verslag kun je ook denken aan het opzetten van een overzichtstentoonstelling. Dit vraagt echter wel wat meer tijd-Studietijd: 4 uur.

16

Page 18: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 5.2 Lees uit de reader „Wal is... en wat doet de DW?" Vraag bij landelijke politieke partijen het verkiezingsprogramma op. Wat willen politieke partijen met verkeer en in hoeverre besteed de DW daar aandacht aan?Geefje bevindingen kort weer in een verslag. Studietijd: 5 uur.

Taak 5.3 Stel je voor, je woont in een plaats waar nauwelijks voorzieningen zijn voor fietsers. Er gebeuren dan ook veel ongelukken waarbij fietsers betrokken zijn. Met een aantal plaatsgenoten richt je een actiegroep op die daar wat aan wil doen. Maak nu gezamenlijk een actieprogramma. Mogelijk kun je uitgaan van een concrete situatie bij jou in de buurt. Tip: ga voor het opzetten van een actieprogramma te rade bij landelijke organisaties als de WN, de ENFB en „Stop de Kinder­moord". Studietijd: 3 uur.

17

Page 19: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

6. VERKEER EN PERSOONLIJKE BETROKKENHEID

Doelstelling De student moet vanuit opgedane ervaringen en persoonlijke betrokkenheid eigen ideeën en gedachten over verkeer kunnen ontwikkelen en onder woorden kunnen brengen.

Een mening van een opvoeder Niet lang geleden is er bij mij in de buurt een vierbaanssnel­weg aangelegd. Van tijd tot tijd steek ik die over en er wordt van mij verwacht, dat ik mij daarbij aan de verkeersregels houd. In het begin deed ik dat ook trouw. Ik drukte de voetgangers-knop en wachtte - wachtte - wachtte . . . want het snelver­keer is weinig voetgangersvriendelijk zoals u weet. Het begon me al gauw te vervelen. Ik begreep heel goed dat het stoplicht in de piek-uren levensnoodzakelijk was, maar 's middags om een uur of drie ligt dat anders. Links en rechts op kilometers afstand geen kip te zien, en jij laat je sullig door dat rode poppetje tegenhouden. De laatste tijd neem ik de beslissing op eigen verantwoordelijkheid. Maar gisteren stond een moeder met haar kind bij het stoplicht te wachten, dus hield ik me weer trouw aan de voorschriften, indachtig het advies van het ANWB + Ver­bondsorgaan „De Kampioen" van september 1981: „Houdt u bij het fietsen en lopen aan de verkeersregels - kinderen volgen de slechte voorbeelden ook op".

Bij dat woord „slecht" nu plaats ik een vraagteken. Natuurlijk moet men kinderen de verkeersregels leren, en vooral leren gebruiken. Het is zelfs onvermijdelijk geworden, de school hierbij in te schakelen. In korte tijd is de verkeerssituatie uitgegroeid tot een uiterst ingewikkelde aangelegenheid. Verkeersopvoeding vraagt een systematische en vakkundige aanpak, en ook dan kan niet voorkomen worden dat vooral kinderen tot de verkeersslachtoffers behoren.

Over „slecht" gesproken: dit nu noem ik een slechte zaak. Want met de meest ideale onderwijsmethoden is niet te voorkomen dat snelverkeer kinderlevens eist. Het aantal is misschien wat terug te dringen, maar snelverkeer enerzijds en doden en gewonden anderzijds gaan wezenlijk samen. De samenleving accepteert dit noodlotsgegeven. Men geeft prioriteit aan economische motieven, luxe, comfort en amle-re belangen. Om de gevaren tot een minimum te beperken nemen ouders en opvoeders hun toevlucht tot een rigoreus conditionerings­proces. De schouderklopjes voor de kinderen die zich stipt aan de verkeersregels houden en de dreigementen aan het adres van onoplettende, spelende en zogenaamd onoplettende kinderen zijn niet van de lucht. Er zijn Veilig-Verkeer-acties voor de jeugd. Er zijn weten­schappelijk uitgekiende leermiddelen. Er zijn kinderverkeerstuinen die de harde werkelijkheid op verbluffende wijze nabootsen.

Er zijn verkeersexamens voor vijfde-klassers. Als ze de voorschriften opvolgen, worden ze beloond met een heus diploma, zo niet, dan zakken ze. En dit alles helaas terecht, want er zijn kinderlevens mee gemoeid. De geringste onachtzaamheid, de onbeduidendste afwijking kan fatale gevolgen hebben. We kunnen niets door de vingers zien. Toch moet ik bij dit alles telkens weer denken aan de ratten in een Skinner-box, die alleen in leven blijven omdat ze afgericht op de „goede" (= groene, = lustverschaffende) en

de „slechte" (= rode, = pijn-veroorzakende) knopjes. Twintig jaar lang ben ik met mijn auto naar en van mijn werk gereden, meestal in file. Achteraf stel ik met verbazing vast dat ik daar niet één kennis, laat staan een vriend van heb overgehouden. Twintig jaar lang opgetrokken met ongeveer dezelfde groep mensen, en ik heb ze nooit begroet, nooit gesproken, ben nooit geholpen en heb ook nooit kunnen helpen. Daar was de betaalde Wegenwacht voor. Ik heb alleen achterbumpers gezien, iedere poging tot menselijk contact in het snelverkeer is vragen om blikschade of erger. Hooguit herinner ik me uit deze toch niet geringe levensfase enkele opvallend geschil­derde vrachtwagens, zoals de knalgele van Hendrix'Veevoe-ders. Ook zag ik dagelijks de groepen fietsende scholieren. Het één meter brede fietspad was met een ononderbroken witte lijn van de rijweg gescheiden. De scholieren fietsten met tweeën of meer naast elkaar, een op het fietspad, de tweede balancerend op de witte lijn, en de anderen op de rijweg. Hoofdschuddend reed ik er met een wijde boog omheen, en dat deden ook alle andere bestuurders. Een enkeling claxon­neerde nog wel eens, maar dat was boter aan de galg: de scholieren weken geen duimbreed van de weg. Een was er bij die ik persoonlijk kende. Hij woonde bij ons in de straat, zat in 5-atheneum en was in veel opzichten een begaafde jongen. Op een goede dag sprak ik hem er over aan. Dit gesprek is een keerpunt geworden, niet in zijn, maar in mijn opvattin­gen over gedragingen in het verkeer. Zijn gedrag op de weg bleek het resultaat van een riskante, maar weloverwogen keuze. Hij heeft me hoe dan ook het hoofdschudden grondig afgeleerd. „Vandaag of morgen gebeuren er ongelukken", begon ik, „waarom houden jullie je niet aan de regels? Waarom rijd je niet achter elkaar? Dat doen de auto's toch ook?" „Jawel", zei mijn buurjongen, „en de eenden doen dat ook, maar daar zijn het dan ook eenden voor". Voor zo'n antwoord ga ik meteen door de knieën. Er volgde een geanimeerde gedachtenwisseling. Zijn verweer kwam hierop neer. Op school is er weinig gelegenheid tot onderling contact. Tijdens de lessen is de aandacht gericht op de leerstof. Thuis zit je in eentje op je kamer voor een stapel huiswerk. De rijke mogelijkheden tot contact ligfgen in de gezamenlijke fietstochten van en naar school. „En die laten we ons door geen enkele claxon uit het hoofd toeteren, meneer. We zijn vrienden. We wachten elkaar op, helpen elkaar bij pech, en we kletsen honderd uit. Heerlijk T Sindsdien vraag ik me steeds nadrukkelijker af waarom de volwassenen zich zo vlot hebben uitgeleverd aan de willekeur van het snelverkeer. Hoe heeft de auto zich iondci slag of stoot een bijna exclusief voorrangsrecht kunnen tpeeigenen? Waarom erkennen fietsers en voetgangers zo lijdelijk het recht van de sterkste, de machtigste, de snelste, de duurste? Het antwoord is niet moeilijk te geven: de geringste poging tot actief verzet wordt met een dodelijke afloop bedreigd. Er is een ommekeer merkbaar. Bij gevaarlijke knooppunten houdt men protestacties. Natuurvrienden remmen, soms met succes, de aanleg van alsmaar nieuwe snelwegen af. Stadscentra worden afgesloten voor het verkeer. Maar toch houdt men de indruk dat het alles bij elkaar niet veel mer is dan een druppel op een gloeiende plaat. Wie van mening is, dat een totale mentaliteitsverandering menselijk en daarom ook wenselijk is, denkt vanzelf aan de mogelijkheden die in de opvoeding liggen.

Ik ken veel uitstekende methoden voor verkeersonderwijs, maar ik ken er niet een die de vraag naar het recht van de zwakkeren stelt. De nadruk ligt steeds op het inslijpen van geconditioneerde reacties. Daar wil ik niets aan veranderen, zie boven. Iedere soepelheid in dit opzicht kan kinderlevens kosten. Maar wel zou ik aan iedere methode een boekje voor de zesdeklassers willen toevoegen, waarin de vraag wordt gesteld of de voorrang in een mensenleven overwegend door

18

Page 20: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

geld mag worden bepaald. Mogelijk krijgt de auto dan van de komende generatie fietsers en voetgangers iets meer tegengas.

D. van den Brink In: School nr. 7 - 27 november 1982.

Taak 6.1 Ieder is op zijn manier de afgelopen tijd met verkeer bezig geweest. Formuleer per persoon of per groep een of meerdere stellingen. Deze stelling(en) moet je in je eigen groep of klas verdedigen. Studietijd: 1 uur.

N

« (

Met de voorafgaande subthema's, hebben we vanuit verschillen­de invalshoeken naar verkeer gekeken. Hopelijk is daardoor duidelijk geworden dat verkeer (en ver-keersonderwijs) meer is dan een lange lijst verkeersregels. Het artikel van D. van den Brink onderstreept dat nog eens. In ieder geval betekent dit alles, dat je er als (aanstaande) opvoeder nog niet bent als je steeds het goede voorbeeld geeft door je strikt aan de regels te houden. Erger nog, D. van den Brink stelt het „je houden aan de regels" zelfs ter discussie. Niet omdat je als volwassene geen goed voorbeeld mag zijn voor kinderen, maar omdat hij vraagtekens zet bij het dwingende karakter van die regels. Ieder mens heeft met verkeer te maken. De houding van al die individuen t.o.v. verkeer bepalen min of meer hoe het verkeer georganiseerd is. Indien bijvoorbeeld alle Nederlanders zouden besluiten om zo min mogelijk gebruik te gaan maken van hun privé-auto, zo dat enorme gevolgen hebben. Het zou gevolgen hebben voor het milieu en de verkeersveiligheid, maar ook voor de industrie en daardoor voor de economie.

19

Page 21: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

20

Page 22: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Imkl 1111 PHsl^ü^ De basisschoolleerling als verkeersdeelnemer

Verkeer op de Pabo Themaboek 2

Page 23: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

DE BASISSCHOOL­LEERLING ALS VERKEERSDEEL-NEMER Het tweede deelgebied stelt de basisschoolleerling als verkeers-deelnemer centraal. De student moet zicht krijgen op waar, wanneer en hoe kinderen met verkeer te maken krijgen. Extra aandacht wordt daarbij gevraagd voorde schoolthuisomgeving. De student zal in staat moeten zijn deze te beoordelen op verkeers(on)veiligheid. Zo mogelijk zullen een aantal ontwikke­lingspsychologische voorwaarden verkend worden.

22

Page 24: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

7. VERKEERSROLLEN VAN KINDEREN

Doelstellingen De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de velschillende verkeersrollen van kinderen.

Kenmerkend voor mens en dier is dat ze zich vanaf de geboorte kunnen verplaatsen. Bij pasgeborenen zal dat aanvankelijk wat moeizaam gaan en zeker bij mensen, maar langzaam aan zie je dat de straal waarbinnen ze zich bewegen, groter wordt. Kinderen van een jaar kruipen, soms tot wanhoop van de ouders, door het huis en er zijn er zelfs al heel wat die dan al lopen. Vanaf een jaar of twee, drie spelen ze buiten op straat, voor zover het verkeer dat toelaat. Eerst nog in de eigen straat, maar als ze naar school gaan ook nog een straatje verder, waar een vriendinnetje of een vriendje woont. De kring wordt alsmaar groter.

Taak 7.1 Lees in de reader „Leeftijdskarakteristieken van kinderen van 0-12 jaar en de voorwaarden vooreen kindvriendelijke woonomgeving". Het is een fragment uit een artikel over de betekenis van de woonomgeving voor de spelontwikkeling van kinderen. In eerste instantie gaat het ons om de actieradius van kinderen in de verschillende leeftijdsfasen. Later zullen we terugkomen op het onderwerp 'spelen op straat'. Maak een korte samenvatting van ongeveer een kantje. Studietijd: 1 uur.

De leeftijdskarakteristieken zoals ze door Verwer beschreven zijn, zijn globaal en algemeen. De actieradius van kinderen is niet alleen afhankelijk van de leeftijd, maar ook van factoren als de omgeving, bezorgdheid van ouders en de eigen mogelijkheden van het kind. De actieradius heeft hier alleen betrekking op waar kinderen spelen. Uiteraard zijn kinderen dikwijls veel verder van huis dan 300 a 400 meter. Nemen we alleen al de school, daarvoor moeten kinderen vaak verder dan 400 meter gaan. Maar we kunnen ook denken aan de bibliotheek, clubs, familie en zelfs vakantiebestemmingen. Waar gaan kinderen zoal heen, maar vooral ook hoe gaan ze er heen?

Taak 7.2 Organiseer op je stageschool in een van de klassen een kringgesprek. Laat de kinderen vertellen waar ze zoal heen gaan. Vraag steeds hoe dat gaat, gaan ze mee als passagier met volwassenen of gaan ze al zelf. Met name in de hogere klassen is het aardig om na te gaan waar kinderen op eigen gelegenheid naar toe gaan. In boeverre maken ze gebruik van een fiets, het openbaar vervoer, gaan ze lopend. Zorg na afloop vooreen verwerking in de vorm van een les over de geschiedenis van het vervoer, of een tekening of een opstel of... een verkeersles. N.B. Bereid je kringgesprek goed voor. Bedenk van tevoren welke vragen je wilt gaan stellen, maar ook hoe je ze aan de orde stelt. TIP: Indien medestudenten ook kringgesprekken bonden, probeer dan verschillende jaargroepen te krijgen. Vergelijk na afloop de resultaten. Studietijd: 3 uur.

23

Page 25: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 7.3 Zet een enquête op met als centrale vraag waar kinderen op welke leeftijd zelfstandig naar toe gaan. Neem deze enquête af bij de ouden. Maak hierbij onderscheid timen zelfstandig te met en zelfstandig ergens op de fiets heen gaan. TIP: Laat ouders de enquête alleen voor hun eigen kinderen invullen. Om de enquête gemakkelijk te kunnen verwerken is het verstandig om met 'statements' te werken. Bijvoorbeeld: - mijn kind gaat alleen op de fiets naarde bibliotheek. • ja • soms • nee De geënquêteerde geeft dan aan of hij/zij het er wel of niet mee eens is. Zie ook 'Opzet van een onderzoek' op pag. 54. Studietijd: 6 uur.

Indien je bovenstaande taken gedaan hebt, heb je kunnen constateren dat kinderen op verschillende manieren een „rol spelen" in het verkeer. De ene keer zijn ze voetganger, de andere keer passagier of fietser. In de nu volgende taak krijgen we nog met een vierde verkeersrol te maken: het kind, als speler (op straat).

Taak 7.4 Maak in een kinderrijke buurt een reportage van spelende kinderen op straat. Probeer daarbij zoveel mogelijk verschillende spelsituaties vast te leggen. Je kunt daarbij gebruik, maken van een fototoestel (foto- of diareportage) of video-apparatuur. Hoewel de opdracht in de eerste plaats bedoeld is om je enig zicht te laten krijgen opdespelersrol, zou het jammer zijn alserdaarna niets meer met de reportage zou gebeuren. Maak deze daarom zo dat er later in verkeerslessen of op ouderavonden rond het thema „Spelen op straat" nog gebruik van gemaakt kan worden. Lees in de reader als achtergrondinformatie het tweede fragment uit het artikel van Verwer:„Grondgedachten vooreen kindvriendelijke woonomgeving". Studietijd: 4 uur

Een leerkracht in het basisonderwijs zal zich steeds bewust moeten zijn van de verkeersruiten van zijn leerlingen. Hij zal zich daarbij af moeten vragen welke vaardigheden de verschillende rollen vereisen en in hoeverre zijn leerlingen deze vaardigheden reeds machtig zijn. In de navolgende thema's gaan we daar verder op in.

Anja: „Bij ons is een grasveld naast het huis. En daar staan elke keer auto's op. En daarom kunnen we er geen verstoppen je meer spelen en haast niets meer doen. Want het wordt er heel erg modderig en als het gaat vriezen dan zie je de autosporen nog helemaal. En het gras groeit ook al niet meer en dat is jammer. Kunt u er niets aan doen. Kant u er nou geen wip of schommel neerzetten? Je kunt wel spelen maar dan in de tuin of in de steeg of op de stoep. Je kon er eerst wel stoeprandje doen. Nu kan dat ook al niet meer. Want er staan allemaal auto's aan de kant van de weg. Maar leuke dingen zijn er ook wel. Zoals speeltuinen. Maar die zijn weerzo'n eind weg. Daar moet je zelfs voor fietsen en dat vind ik niet luek. Kunt u er meer speeltuinen neerzetten. Als u het wilt. Dan hoefik niet zo'n eind te fietsen en de drukke weg over te steken".

Edwin: „Onderweg kom ik geen leuke dingen tegen. Wel vervelende dingen, zoals hardrijdendc auto's. Zondag, als de kerk uitgaat, is het heel gevaarlijk op de Hoefslag. Gevaren zoals auto's die je klem zetten, zodat je niet weg kan, bijna overgereden wordt".

Agnes: „. . . als ik naar mijn vriendinnetje ga dan moet ik over de Hoefslag en dat is niet leuk".

ik vind de Bizetlaan leuk, omdat daar weinig auto's komen en dan kun je fijn spelen".

Inge: 'Als je over de Brahmslaan looptdan komjebijeen inham, dat is de Wittenburg, daar zie je niks, vooral niet als automobilist, dat is gevaarlijk".

Camilla: „Auto's rijden je zowat omver bij de Bachlaan en Buizerdlaan".

uit: Kinderen op straat: wat heeft dat te betekenen!?, Verwer 1983

Page 26: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

8. KIND-ZIJN IN HET VERKEER

Doelstelling De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de eisen die de verschillende verkeersrollen aan kinderen stellen en de (on)mogelijkheden van kinderen in ontwikkeling om daaraan te voldoen.

Bij het vorige thema hebben we kunnen constateren dat kinde­ren verschillende verkeersrollen vervullen. Dat hun dat niet altijd even gemakkelijk afgaat, moge blijken uit het volgende.

De aard en omvang van het probleem

De ernst van het probleem van de verkeersonveiligheid van kinderen blijkt uit het feit dat verkeersongevallen de belang­rijkste doodsoorzaken zijn bij kinderen. Daarnaast raakt een groot aantal kinderen gewond in het verkeer, met niet zelden blijvende invaliditeit tot gevolg. De beschikbare ongevallen­statistieken geven daarbij nog een te optimistisch beeld; een groot percentage van de ongevallen waarbij letsel of materiële schade optreedt, blijkt niet te worden geregistreerd. Hoe groot dit percentage precies is, is niet bekend.

uit: Verkeersonveiligheid van kinderen, Güttinger e.a., '83

Met het bovenstaande fragment begint de inleiding van het boekje „Verkeersonveiligheid van kinderen". Aan de hand van ongevallenstatistieken is min of meer een beeld te schetsen van het probleem.

Taak 8.1 Lees in de reader het hoofdstuk „Hoe onveilig is het voor kinderen op straat?" uit „Verkeersonveiligheid van kinderen". In dit artikel wordt aan de hand van statistische gegevens een beeld geschetst van de omvang van het verkeersongevallenprobleem bij kinderen. Maak een korte samenvatting van ongeveer een kantje. Studietijd: 1 uur.

Een wat andere kijk op de zaak treffen we aan bij het onderzoek van het Verkeerskundig Studiecentrum te Groningen.

In Groningen heeft men een verkeersoefenprogramma voor kleuters ontwikkeld, dat door ouders in samenwerking met de kleuterschool kan worden gebruikt. Dit programma is erop gericht het oversteekgedrag van kleuters te verbeteren. Aan de ontwikkeling van dit oversteekprogramma is een lange tijd van onderzoek voorafgegaan. Er werd onder andere onderzoek gedaan naar het gedrag van kinderen in het verkeer, naar oorzaken en plaatsen van ongevallen met kleuters.

Taak 8.2 Lees in de readerde hoofdstukken 'Ongevallen met kleuters, waar en hoe gebeuren ze' en 'Hoe gedragen kinderen zich in het verkeer'. Maak van beide hoofdstukken een samenvatting van ongeveer een kantje. Studietijd: 1 uur.

Lang niet alle kinderen, met name de jongere, zijn voldoende toegerust op hun verkeerstaak. Geconstateerd kan worden dat het verkeerssysteem niet is afgestemd op het ontwikkelingsni­veau van kinderen. Het zal voor ieder duidelijk zijn dat men van kinderen niet dezelfde prestaties kan verwachten als van volwassenen. Volwassenen hebben zowel psychisch als lichamelijk een hele ontwikkeling achter de rug. De psychische ontwikkeling wordt beschreven in de ontwikkelingspsychologie. Een specifiek on­derdeel van de (ontwikkelings-)psychologie is de functieleer. Psychologen die zich met functieleer of functie-ontwikkeling bezig houden, bestuderen het functioneren van het gezichtsver­mogen, het gehoor, het gevoel, menselijke eigenschappen die je tezamen ook wel waarnemingsfuncties zou kunnen noemen. Maar ook het geheugen en de motoriek zijn functies. Het zijn eigenschappen van de mens, die onontbeerlijk zijn voor zijn functioneren als mens. Voordat een kind zelfstandig aan het verkeer kan deelnemen zonder al te grote gevaren te lopen, zal het een aantal ontwikke­lingen doorgemaakt moeten hebben. Bij het oversteken van een straat bijvoorbeeld zal het kind een auto die naderbij komt moeten kunnen zien en horen. Het moet weten van waar het geluid komt, kunnen inschatten hoever de auto weg is, maar ook hoe snel hij dichterbij komt. Op basis van die informatie moet het beslissen wel of niet over te steken. Als we de ontwikkelingspsychologische voorwaarden voor het functioneren van kinderen in het verkeer willen aangeven, dan moeten we eerst nagaan welke taken het kind heeft uit te voeren.

Oversteken bij geparkeerde auto's Dn deel is een uitbreiding van hel eerste deel doordat er nu auto's in de straat staan gepar­keerd Dat komt helaas maar al te vaak voor Kinderen kunnen vanaf de stoeprand en tussen de auto's met zien dat er auto's aankomen Pro­beert u dat zelf maar eens. door op de hurken tussen geparkeerde auto's te gaan zitten Daar­om is dit deel erg belangrijk voor kleuters Om dit deel met uw kind te kunnen oefenen, zoekt u oen rustige straat met veel geparkeerde auto's uit Zoek daarbi) een plek waar ruimschoots twee mensen tussen de auto's door kunnen lopen

Dit gaat uw kind leren

25

Page 27: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 8.3 Stel je voor dat je een robot moet programmeren om van A naar B te lopen (zie tekening), welke opdrachten moet je dan in zijn geheugen opslaan?

/ / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / /

/ ' / / ' -

I ' trottoir

zebra

stop­l icht !

zzzzzzzzuzzzzz

/ / / / / / / / / -77-7

/ / / /

' > / J-c- Z2ZHZL 1

Maak een fictief computerprogramma voor de robot in een gebrui­kersvriendelijke computertaal. Denk hierbij goed na. Als je bijvoor­beeld zomaar een opdracht geeft om over te steken, dan loop je het risico dat de robot verongelukt. Je moet weten dat onze robot de verschillende soorten verkeersdeelne­mers kent. Met ander woorden, als hij een auto ziet, weet hij wat voor een ding het is, maar ook wat dat ding allemaal kan. Tevens kan hij afstand en snelheid schatten. Maar jij moet aangeven welke beslissingen hij moet nemen en welke handelingen hij moet verrich­ten. Studietijd: 2 uur.

Taak 8.4 Lees in de reader de volgende hoofdstukken: - „Functie-ontwikkeling en verkeerseducatie" uit Verkeerseducatie in het basisonderwijs; - „Inleiding" en de „Conclusies" uit Ontwikkelingspsychologische voorwaarden voor het functioneren van kinderen. Maak een korte samenvatting van één d twee kantjes. Studietijd: 2 uur.

Taak 8.5 Lees in de reader 'Fietsonveiligheid: enkele oorzaken'. In dit artikel staan twee fietsproeven beschreven voor manoeuvreren en achter­waartse oriëntatie. Vraag op je stageschool of je bij tien kinderen,

variërend in de leeftijd van vijf lot twaalf jaar, beide proeven mag ajnemen. Schrijf je ervaringen op en probeer daarbij zo concreet mogelijk aan te geven welke moeilijkheden kinderen hadden bij deze proeven. Het gaat in dit geval niet alleen om het aantal gemaakte fouten, zoals in het artikel, maar vooral ook waarom die fouten gemaakt worden. Vermeld ook je conclusies. Vergeet niet je verslag aan de stageschool te geven en zo mogelijk Ie bespreken. Studietijd:.? uur.

Tot nu toe is in dit thema in hoofdzaak de voetgangersrol en in mindere mate de fietsersrol aan bod gekomen. Het kind als verkeersdeelnemer komt echter ook voor in een spelersrol en een passagiersrol. Kunnen we van een voetganger en een fietser zeggen dat hij zich op weg begeeft, bij een spelend kind ligt dat anders. Mogelijk bevindt het kind zich op de weg, maar dat wil nog niet zeggen dat het ook op weg gaat. Met andere woorden, het speelt en heeft daarbij vaak nauwelijks aandacht voor het verkeer. Wat kun je daar nu als opvoeder aan doen?

Taak 8.6 Bespreek in een groep medestudenten de volgende stelling: Het is voor opvoeders een onmogelijke opgave kinderen aan te leren zich tijdens het spel op straat zo te gedragen dat ze zichzelf en anderen niet in gevaar brengen. Opvoeders doen er daarom beter aan hun tijd te besteden aan het tot stand komen van een kindvriendelijke woonom­geving (zie ook het artikel in de reader 'Grondgedachten voor een kindvriendelijke woonomgeving'). Studietijd: 1 uur

Een passagier onderscheidt zich weer van een voetganger en een fietser doordat deze in zekere zin passief aan het verkeer deelneemt. Je kunt hierbij nog een onderscheid maken tussen een passagier als iemand die met een ander meerijdt, achter op een fiets of in de auto en een passagier in het openbaar vervoer. In het eerste geval kan het gedrag van de passagier bekeken worden met het oog op de verkeersveiligheid. In het tweede geval komt de nadruk veel meer te liggen op het vergroten van de mobiliteit.

Taak 8.7 Kies een van beide passagiersrollen. Stel je nu voor dat je opdracht hebt gekregen hierover op de stageschool een les te geven in de vijfde respectievelijk de achtste klas (de derde en zesde klas van de vroegere lagere school). Welke zaken zou je dan aan de orde stellen? Ga daarbij na welke vaardigheden kinderen moeten kunnen beheersen. Schrijf ze op en bespreek ze zo mogelijk mei medestudenten. Studietijd: 1 uur

4>irf r s->Jl /

ty

w^-

26

Page 28: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

9. DE VERKEERSOMGE-VING VAN SCHOOL EN THUIS

Doelstelling De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de problemen die het verkeerssysteem oproept voor basis­schoolleerlingen. De student dient vaardigheden op te doen in het analyseren van (verkeers)situaties waarin kinderen opgroeien en van daaruit consequenties hieraan te verbinden.

Centraal in dit deel van het Verkeersboek voor de PABO staat de vraag in hoeverre het kind in zijn ontwikkeling en het verkeerssysteem op elkaar zijn afgestemd. Aanvankelijk hebben we ons daarbij gericht op de verschillende verkeersrollen en bekeken in hoeverre kinderen daar qua ontwikkeling in pasten. In dit thema richten we ons meer op het verkeerssysteem. Vaak wordt hiervan gezegd dat dat allesbehalve kindvriendelijk is en dat daar nog wel het nodige aan kan veranderen. Met name op weg naar school en in de eigen buurt hebben kinderen met verkeer te maken. Vandaar dat we het verkeerssys­teem bekijken vanuit de verkeersomgeving van school en thuis.

Schoolverkeer moet veiliger

Verkeersveiligheid Kinderen moeten naar school. Dat betekent, dat ze twee keer per dag, veel kinderen zelfs vier keer, door het verkeer moeten. Aan het verkeer deelnemen is een riskante bezigheid. Statistisch gezien raakt é:n op de vier Nederlanders tijdens zijn of haar leven meer of minder ernstig gewond bij een verkeersongeval. Zo'n gebeurtenis wordt vaak een „ongeluk" genoemd, maar eigenlijk kan er van geluk worden gesproken als het iemand niet over­komt. Kinderen worden in het begin van hun schooltijd vaak door ouderen naar school gebracht en weer gehaald, maar dat blijft niet hun gehele schoolperiode zo. De meeste ouders houden het na de eerste klas wel voor gezien. Daardoor nemen kinderen al zelfstandig aan het verkeer deel terwijl ze daar eigenlijk nog niet voor toegerust zijn. Gelukkig overleven de meesten dat zonder noemenswaardige brokken. Maar er zijn er ook duizenden die er levenslang de sporen van zullen blijven dragen. En een paar honderd per jaar overleven het helemaal niet. Nederland heeft het hoogste percentage verkeersslachtoffers jonger dan 15 jaar van heel Europa. Ons schoolverkeer moet dus veiliger.

Uit: Schoolverkeer moet veiliger, Werkgroep 2000,1983.

Taak 9.1 Observeer het verkeer in de buurt van je stageschool bij het uitgaan van de school. Zorg daarvoor dat je een paar minuten voordat de school uitgaat ergens een goed plekje hebt gevonden. Te denken valt aan de overkant van een straat die ze over moeten steken of een wat druk kruispunt in de directe omgeving van de school. Maak bij je observaties notities van gevaarlijke situaties en gevaarlijk gedrag. Let daarbij niet alleen op gevaarlijk gedrag van kinderen maar evenzeer op dat van volwassenen. Beperk je niet tot één observatie, maar ga bijvoorbeeld een paar dagen achtereen zowel 's morgens als 's middags. Lever bij je verslag ook een situatieschets in. Tip: Houd je notities bij het observeren zelf beperkt en werk ze later uit. Indien je met meer mensen deze observaties gaat doen, is het aardig om op verschillende plaatsen te gaan staan, zodat je later kunt vergelijken. Misschien ben je in staat om er video-, foto- of diaopnamen van te maken. Deze zou je eventueel later in je verkeerslessen kunnen gebruiken. Studietijd: 5 uur.

Stelling: „Een lagere snelheid van het gemotoriseerde verkeer is een wezenlijke bijdrage tot de verkeersveiligheid en de leefbaar­heid in woongebieden", uit: Snelheidsbeperking, Tilanus, 1983.

Veel verkeersonveiligheid schuilt in (te) hoge snelheden van verkeersdeelnemers en met name gemotoriseerde verkeersdeel-nemers. Vooral in rechte straten zonder obstakels hebben automobilisten, motorrijders en bromfietsers de neiging om te hard te rijden.

27

Page 29: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 92 Meet in een lange rechte straal waardeen obstakels voor het verkeer zijn, de snelheid van auto's, motoren en bromfietsen. Meet daarvoor een afstand van 300 m (je kunt wel een kleinere afstand kiezen, maar bedenk wel hoe kleiner de afstand, hoe minder exact de tijdmeting ivordl). Stel aan de hand van onderstaande tabel de snelheid (km/u) vast. Doe hiervan verslag. Studietijd 2 uur.

Taak 9.3 Lees uit de reader 'Snelheidsbeperking' van P.J. Tilanus en 'Inrich­ting van stedelijke gebieden in verband met verkeersveiligheid voor kinderen' van H. de Heij. Maak van beide artikelen een korte samenvatting van ongeveer één kantje. Studietijd: 1 uur.

Snelheid meten

gemeten door (naam)

in (straat)

in de omgeving van (plek)

van to t . (tijd)

op (datum)

Streep hieronder eerst aan over welke afstand je gemeten hebt. Zoek daaronder het aantal seconden op dat je hebt gemeten. Trek een streep naar rechts en je vindt de snelheid. In de kolom ernaast kun je streepjes zetten (turven) voor alle weggebruikers met dezelfde snelheid. Zet ernaast of het een auto, motor of bromfiets betreft.

Afstand in meters 5 10 25 50 75 100 150 200

gemeten tijd in sekonden 18,00 36,00 90,00 180.0 270,0 360.0 540,0 720,0 9,00 18,00 45,00 90.00 135,0 180,0 270,0 360,0 6.00 12.00 30.00 60,00 90.00 120.0 180,0 240,0 4.50 9,00 22.50 45,00 67,50 90.00 135,0 180.0 3.60 7.20 18.00 36.00 54,00 72,00 108,0 144,0 3.00 6.00 15.00 30,00 45,00 60,00 90.00 120,0 2,57 5,14 12.90 25,70 38,60 51,40 77,10 102.9 2.2S 4.50 11.30 22,50 33.80 45,00 67,50 90,00 2,00 4,00 10,00 20,00 30.00 40,00 60,00 80,00 1,80 3,60 9,00 18,00 27,00 36,00 54,00 72,00

1,44 2,88 7,20 14,40 21.60 28,80 43,20 57,60 1.20 2,40 6,00 12.00 18.00 24,00 36,00 48.00 1,03 2,06 5,14 10,30 IS,40 20,60 30.90 41,10 0,90 1,80 4,50 9,00 13,50 18,00 27,00 36,00 0,80 1,60 4,00 8,00 12,00 16,00 24,00 32,00 0,72 1,44 3,60 7,20 10,80 14,40 21,60 28.80 0,65 1,31 3.27 6,55 9,82 13,10 19,60 26,20 0.60 1,20 3,00 6,00 9,00 12,00 18,00 24,00 0,55 1,11 2.77 5,54 8,31 11,10 16.60 22,20 0.51 1.03 2,57 5,14 7,71 10,30 15,40 20,60 0,48 0,96 2.40 4,80 7,20 9,60 14,40 20,00 0,45 0,90 2.25 4,50 6.75 9,00 13,50 18,00 0.42 0.85 2,12 4,24 6,35 8.47 12.70 16,90 0,40 0,80 2,00 4,00 6,00 8,00 12,00 16,00 0,38 0,76 1.89 3,79 5,68 7,58 11,40 15,20 0,36 0,72 1,80 3,60 5,40 7,20 10,80 14,40 0,34 0,69 1,71 3,43 5,14 6,86 10,30 13,70 0,33 0,65 1,64 3,27 4,91 6,55 9,82 13,10 0,31 0.63 1.57 3.13 4,70 6,26 9,39 12,50 0.30 0,60 1,50 3,00 4.50 6,00 9,00 12,00 0.28 0.55 1.38 2,77 4,15 5,54 8,31 11,10 0.26 0,51 1.29 2,57 3,86 5,14 7,71 10,30 0,24 0.48 1,20 2,40 3,60 4,80 7,20 9,60 0,23 0,45 1,13 2.25 3.38 4,50 6,75 9.00 0,21 0.42 1,06 2,12 3,18 4,24 6.35 8,47 0.20 0,40 1,00 2,00 3,00 4,00 6,00 8,00 0,19 0,38 0,95 1,89 2,84 3,79 5.68 7.58 0,18 0,36 0.90 1,30 2,70 3.60 5,40 7,20 0,17 0.34 0.86 1,71 2,57 3.43 5,14 6,86 0,16 0,33 0,82 1,64 2.45 3.27 4,91 6.55-0,16 0.31 0.78 1.57 2,35 3,13 4,70 6,26 0.15 0,30 0,75 1,50 2,25 3,00 4,50. 6,00 0,14 0,29 0,72 1,44 2,16 2,88 4.32 5,76

I 0.14 0,28 0.69 1.28 2,08 2,77 4,15 5,54

Snelheden

meter / sekonde

0.28 0,56 0,83 1.11 1,39 1,67 1.94 2.22 2,50 2.78

3.47 4,17 4,86 5.56 6,25 6,94 7,64 8,33 9,03 9,72

10.42 11,11 11,81 12,50 13,19 13,39 14,58 15.28 15.97 16,67 18,06 19,44 20,83 22,22 23.51 25,00 25,39 27.78 29,17 30,56 31.94 31,33 34,72 36,11

kilometer/ uur

1 2 3 4 S 6 7 8 9

10 12,5

15 17,5

20 22.5

25 27.5

30 32,5

35 37.5

40 42.5

45

Weggebruiker

47,5 1 50

52,5 55

57.5 60 65 70 75 80 85 90 95

100 105 110 115 120 125 130

28

uit: Schoolverkeer moet veiliger

Page 30: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Aandacht voor een verkeersonveilige schoolomgeving betekent dat we door een bepaalde bril naar die schoolomgeving moeten kijken. We laten ons daarbij leiden door vragen als: - welke route volgen kinderen van huis naar school en vice versa? - hoe zit het met de verkeersintensiteit? - zijn er speciale voorzieningen voor voetgangers en fietsers? - met welke snelheid wordt er in de omgeving gereden? - zijn er onoverzichtelijke situaties in de omgeving? - welke soorten verkeersdeelnemers tref je aan? Zo zijn er nog wel een aantal vragen te bedenken.

Taak 9.4 Ga naar je stageschool en maak een plattegrond van de omgeving van de school. (Mogelijk is bij de gemeente een dergelijke plattegrond te krijgen.) Bespreek in een van de klassen de routes die kinderen van buis naar school volgen. Teken deze routes op je eigen plattegrond in. Ga daarna zelf de omgeving nog eens bekijken om op je plattegrond verkeersonveilige situaties aan te kunnen geven. Bedenk zelf mogelijke oplossingen voor knelpunten die je tegen bent gekomen. Tip: Het is natuurlijk goed mogelijk dat je met de kinderen van de klas een kringgesprek houdt, niet alleen over welke weg ze naar school kiezen, maar ook over hoe veilig of hoe onveilig die weg is. En wie weet hebben kinderen al mogelijke oplossingen bij de hand voor knelpunten die zich voordoen. Nog een stap verder is een gesprek met de ouders hierover. Studietijd: 3 uur.

In Nederland zijn een aantal groepen van mensen die zich specifiek met de school-thuis route of de school-thuis omgeving bezig houden. Meest in het oog springend zijn 'Planwinkel Delft', de 'Werkgroep 2000' en de pressiegroep 'Stop de kinder­moord'.

Taak 95 Schrijf vorengenoemde groepen aan en vraag om informatie en zo mogelijk naar materiaal dat zij ontwikkeld hebben. Maak een overzicht van dit materiaal en indien mogelijk een beschrijving. Het is goed mogelijk dat je docent dit materiaal zelf in zijn/haar bezit heeft. In dat geval hoef je de groepen niet aan te schrijven, maar kun je het ter inzage vragen. Studietijd: 3 uur.

Stelling: „Het treffen van snelheidsbeperkende maatregelen is in hoofdzaak een taak van de gemeente, waarbij de bewoners van een wijk zelf het beste kunnen aangeven waar zij dergelijke snelheidsremmers nodig vinden".

In de reader staan een aantal artikelen waarin mogelijkheden aangereikt worden om verkeerssituaties minder onveilig te maken. Een van de mogelijkheden die niet genoemd is zijn de verkeersbrigadiers. Verkeersbrigadiers zijn er al vele jaren. Er is sinds 1980 zelfs een „Stichting Verkeersbrigade", die een landelijke binding tussen alle verkeersbrigadiers tot stand wil brengen en hun belangen wil behartigen bij andere organisaties en de overheid. De status van verkeersbrigadiers is onlangs bij de wet geregeld.

Taak 9.6 Rond de schooltijden helpen verkeersbrigadiers kinderen bij het oversteken. Echter een uur na schooltijd steken diezelfde kinderen op diezelfde plek over, zonder de hulp van verkeersbrigadiers. Bespreek in een groep medestudenten de volgende stelling: Verkeersbrigadiers zorgen voor een stuk schijnveiligheid, omdat kinderen die met behulp van verkeersbrigadiers oversteken daarmee niet zelf leren oversteken. De oversteekplaats lijkt voor kinderen veilig, maar zonder de verkeersbrigade is ze dat zeker niet. Studietijd: 1 uur.

Uit: Snelheidsbeperking, Tilanus, 1983.

29

Page 31: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

30

Page 32: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

\

\

\

\

\

\

N ___

\ \ \ \ \

\ ^ \ \

\

\ \

S \ \

W S

\ \

\ \ \

\ \ \

^w^S

\

\

Het vak Verkeer in het Basisonderwijs

El

31

Page 33: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

HET VAK VERKEER IN HET BASISONDERWIJS „Het vak verkeer in het basisonderwijs" is het derde deelgebied. Van de studenten wordt verwacht dat zij rond een zelfgekozen onderwerp een lessencyclus opzetten. Aan de hand van een reeks taken over doelen, beginsituatie, werkvormen, media, evaluatie en uitvoering wordt aldus toegewerkt naar een vakdidactiek. Maar niet alleen moeten studenten zich bekwamen in het geven van verkeerslessen, in hun latere beroepsuitoefening krijgen ze ook te maken met schoolwerkplanontwikkeling en met ouders in de school. Ze worden dan in staat geacht kritisch met 'de methode' om te kunnen gaan. Daarom wordt binnen dit deelgebied tevens hieraan aandacht besteed. Tot slot is een onderdeel gewijd aan het speciaal onderwijs.

bij: las 1 op de «toep waar daan da kindaran hal goaf

ki|k eerst naar tekening 1 waar doen de kinderen het goed' Kijk dan naaf tekening 2 en 3 in tekening 2 ol in tekening l^

kleur de goede tekening cooe leeslesjes 12'*82

32

Page 34: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

10. OVER VERKEERSONDER­WIJS

Doelstellingen De student dient kennis te krijgen van en inzicht in recente ontwikkelingen in het verkeersonderwijs.

Dit deel van het Verkeersboek voor de PABO willen we starten met een inventarisatie van de stand van zaken. We beginnen dicht bij huis.

Taak 10.1 Inventariseer op je stageschool wat eraan verkeersonderwijs gedaan wordt. Let daarbij op de volgende punten: - Welke methode wordt gebruikt? Is de methode oorspronkelijk of bewerkt? Uit welk jaar is de methode? - Welke hulpmiddelen worden er gebruikt? Welke veel en welke weinig? - Welke didactische werkvormen worden gehanteerd? Welke veel en welke weinig? - Hoeveel tijd wordt er aan verkeersonderwijs besteed? - Waar worden de lessen gegeven? - Worden er regelmatig ouders ingeschakeld? - Worden er ook mensen van buitenaf (verkeerspolitie, mensen van V.V.N, enz.) bij de lessen betrokken? - Is er sprake van integratie met andere vakken? - Welke zaken vallen je nog meer op? Maak hiervan een verslag en bespreek dit met je docent. Misschien ten overvloede, maar laat dit verslag ook op je stageschool lezen en bespreek het zo mogelijk met een van de leerkrachten. Studietijd: 3 uur.

In 'Wat krijgen ze op de basisschool?', een publikatie van het S.L.O. (Stichting voor Leerplan Ontwikkeling) wordt in een korte schets de situatie van het verkeersonderwijs in Nederland beschreven. Deze ziet er niet bepaald rooskleurig uit. Daarin staat: „Kenmerkend voor verkeersonderwijs zijn: - regelgerichtheid; - verbale kennisoverdracht, vaak gesteld in juridische termen; - weinig oog voor de eigen school/thuisomgeving; - afhankelijkheid van het verkeersexamen; - relatief weinig tijd beschikbaar (veel uitval van lessen); - weinig doeltreffend".

Hopelijk gaat het er op je stageschool wat anders aan toe. In Groningen Bij het Verkeerskundig Studiecentrum heeft men een onderzoek gedaan onder scholen in heel Nederland. Ook daar waren de resultaten niet bijster opwekkend. Zij doen daarom de volgende aanbevelingen.

Aanbevelingen Gezien o.a. het feit dat de leerkrachten noch van betere methoden noch van méér tijd voor het verkeersonderwijs veel heil verwachten, zou gesteld kunnen worden dat het verkeersonderwijs op een andere wijze zal moeten geschie­den, wil er een verhoging van de effectiviteit van dit onderwijs gerealiseerd worden bij het nastreven van „veilig verkeersge­drag". Het gebruiken van de bestaande methoden heeft tot gevolg dat het verkeersonderwijs dermate theoretisch wordt bena­derd dat een toepassing in de praktijk door de leerlingen nauwelijks verwacht mag worden.

Doelstellingen Er moet in de eerste plaats intensief aandacht worden besteed aan het formuleren van de gewenste doelstellingen en de opbouw van de concrete leerdoelen. De hiervoor noodzakelijke gegevens zullen op basis van onderzoek moeten worden verzameld. Met name zullen gegevens moeten worden verzameld over de functie-ontwik­keling en de psychologische ontwikkeling van het kind alsmede over voor het verkeersonderwijs geschikte onder­wijsleerprocessen. Per leeftijdsgroep moeten de onderwijsdoelstellingen gefor­muleerd worden met de daarbij horende evaluatiemogelijk­heden en -criteria. Op basis hiervan zullen ook de specifieke didactische vaardig­heden duidelijk worden, waaraan op de opleidingsinstituten voor leerkrachten en kleuterleidsters aandacht moet worden besteed.

Verkeersonderwijs gericht op de omgeving van het kind Eén aspect van de aansluiting van het onderwijs bij de belevingswereld van het kind is ook dat uitgegaan wordt van zijn eigen omgeving. Waar het kind bovendien dagelijks geconfronteerd wordt met het verkeer in de omgeving van eigen school en huis, is het voor wat het verkeersonderwijs betreft nog belangrijker dat dit op deze omgeving wordt gericht, en dus dat datgene wordt geleerd dat het meest veilig gedrag waarborgt. Er zal dus meer nadruk op dit aspect moeten worden gelegd dan tot nu toe het geval is.

Oefeningen in de werkelijke situatie De meeste leerkrachten zijn van mening dat er meer op straat moet worden geoefend. Ook uit onderzoekingen en experimenten blijkt de grotere effectiviteit van het oefenen van verkeersgedrag in de werke­lijke situatie. Vooral voor de jongere leeftijdsgroepen waarbij het aanleren van een bepaald gedrag een centrale plaats dient in te nemen zal dit in de werkelijke verkeerssituatie dienen te gebeuren.

Ouderparticipatie De rol die de ouders hebben in de (verkeers)opvoeding en de verantwoordelijkheid in deze, maakt het noodzakelijk dat deze betrokken worden bij het verkeersonderwijs dat hun kinderen op school krijgen. Het lage percentage scholen dat aangeeft dat zij de ouders betrekken bij het verkeersonderwijs

33

Page 35: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

laat (wat deze betrokkenheid betreft) te wensen over. Een mogelijkheid om zowel de ouders te betrekken als het oefenen op straat te bevordren, is; de ouders om assistentie vragen bij deze oefeningen. Zoals uit de enquête is gebleken, zijn de leerkrachten wel bereid met de leerlingen op straat te oefenen maar stellen zij daarbij begrijpelijkerwijs wel assistentie als voorwaarde. Ver­der zullen er andere mogelijkheden moeten worden uitge­werkt om de relatie ouders-school m.b.t. het verkeersonder-wijs te optimaliseren

uit: Verkeersonderwijs op scholen, A.M.P. Welvaart

Her en der zijn er gelukkig toch enkele positieve ontwikkelingen gaande. Met name de Directie Verkeersveiligheid (D.V.V.), een onderdeel van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (niet te verwarren met de Raad voor de Verkeersveiligheid), maakt zich sterk voor de verbetering van het verkeersonderwijs. Niet alleen volgt het de ontwikkelingen, maar geeft het ook de nodige impulsen daaraan.

Taak 10.2 In de reeks 'Berichten over Verkeersveiligheid' uitgegeven door D.V.V. is een themanummer gewijd aan verkeersonderw'ijs. Het beperkt zich niet tot het basisonderwijs, maar geeft een overzicht van de stand van zaken in het gehele onderwijsveld. Dit themanummer is integraal in de reader opgenomen. Lees dit nummer en maak er een korte samenvatting van. Studietijd: 1 uur.

Taak 10.3 Ter afsluiting van dit subthema en als inleiding o[> het vervolg hebben we in de reader het hoofdstuk over verkeer uit de S.L.O. publikatie, 'Wat krijgen ze op de basisschool?'opgenomen. Bestudeer dit hoofdstuk aandachtig en maak er aantekeningen bij. In het navolgende zullen we er regelmatig naar terug verwijzen. Studietijd: 2 uur.

BERICHTEN OVER VERKEERSVEILIGHEID

>*rt blad is een uitgave van de Directie Verkeersveiligheid februari 1985 nr. 16

''Rersonderwijs *"W

Inhoud themanummer Min of meer regelmatig presenteert de "directie Verkeersveiligheid van het

'-terie van Verkeer en Waterstaat •ve uitgave in de reeks

•«*r Verkeersveiligheid'. '<*lt één onderwerp

-*e themanummer ^ h op het

rkeers-

binnenkort beschikbaar zijn voor alle scholen. Na een meer algemene inleiding wordt de informatie in dit themanummer gesplitst naar basisonderwijs-voortgezet onderwijs-speciaalonderwijs-opleiding leerkrachten. Verschillende kadertjes in de tekst geven specifieke informatie over verschillende aspecten. Indien u wilt reageren op de inhoud van dit themanummer dan kan dat natuurlijk. Uw schriftelijke reactie kunt U sturen naar: directie Verkeersveiligheid

~=>lweg 3 " 's-Gravenhage

';nkerbovenhoek wel

->n kan ook: -̂ en naar

34

Page 36: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

11. DE VERKEERSLES

Doelstelling De student dient vaardigheden op te doen in het voorberei­den en uitvoeren van verkeersonderwijs.

We gaan er bij deze cursus vanuit dat ieder tenminste een verkeersles (liefst buiten) op zijn stageschool geeft. Daarom willen we in het navolgende daar nader op ingaan. Achtereenvolgens komen aan de orde het lesdoel, de beginsitua­tie, werkvormen en media, de uitvoering en de evaluatie.

Het lesdoel De algemene doelstelling van verkeersonderwijs op de basis­school, zoals je die bij de vorige taak bent tegen gekomen, luidt: 'Het verkeersonderwijs is erop gericht dat het kind kennis, inzicht, vaardigheden en houdingen verwerft teneinde zijn taken als verkeersdeelnemer uit te kunnen voeren'. Iedere verkeersles die gegeven wordt zou aan dit algemene doel gerelateerd moeten zijn. We beseffen dat zoiets makkelijker gezegd dan gedaan is, maar gelukkig wordt deze algemene doelstelling in de S.L.O. publikatie nog toegelicht. Deze toelichting kan je aardig op weg helpen bij de formulering van concrete lesdoelen.

Taak 11.1 Bepaal voor de klas waar je stage loopt een thema, waaromheen je vierd vijf verkeerslessen zou kunnen geven. Tenminste een van die lessen moet een buitenles zijn. Formuleer vervolgens voor de bedoelde lessenreeks de concrete lesdoelen. Maak daarbij gebruik van de in je stageschool in gebruik zijnde verkeersmethode. Bespreek daarna deze lesdoelen in een groep met drie of vier medestudenten, of met je docent. Let er daarbij op dat: - verkeersonderwijs systematisch moet zijn; - verkeersonderwijs handelingsgericht moet zijn; - verkeersonderwijs relevant moet zijn; - verkeersonderwijs praktisch toepasbaar moet zijn. Studietijd: 2 uur.

De beginsituatie Zeer waarschijnlijk zul je al wel geleerd hebben dat je. met je lessen steeds moet uitgaan van de beginsituatie. Misschien heb je daarbij ook geleerd dat de beginsituatie door tal van factoren wordt bepaald. Om er een paar te noemen, de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de motivatie van de leerling, de grootte van de klas, de plaats van de school (dorp of grote stad), de in gebruik zijnde methode, het tijdstip waarop de les wordt gegeven en de sfeer in de klas. De voorgaande opsomming is totaal willekeurig gekozen, in feite zijn er nog veel meer factoren te

bedenken. Het is dan ook ondoenlijk om je van al die factoren bewust te zijn. Daar ze echter niet altijd even relevant zijn, is dit ook niet nodig. Je zult je dan wel steeds weer opnieuw af moeten vragen welke factoren van belang zijn en welke rol ze vermoede­lijk spelen. Ten aanzien van verkeersonderwijs in het algemeen zijn er zo een aantal aan te duiden.

Taak 11.2 Maak een lijst van factoren, die in bet algemeen van belang zijn voor het vaststellen van de beginsituatie bij verkeersonderwijs. Ga vervolgens na welke van deze factoren relevant zijn voor de lessenreeks uit de vorige taak. Een aantal van die factoren zijn makkelijk vast te stellen, bijvoorbeeld de verkeersomgeving van de school. Voor andere factoren, zoals bijvoorbeeld motivatie, ligt dat wat moeilijker. Toch willen we datje ten behoeve van de lessenreeks de beginsituatie vastlegt. Overleg daarom eerst met een groepje medestudenten, of met je docent hoe je dat aan wilt pakken. Studietijd: 2 uur.

Werkvormen In de aanbevelingen van het Groningse onderzoek werd gesteld „dat het verkeersonderwijs op een andere wijze zal moeten geschieden". Van een eenzijdige theoretische benadering wordt weinig heil verwacht. Een dergelijke benadering draagt ook het gevaar van saaie lessen in zich, terwijl we ergens anders juist al tegenkwamen dat kinderen met plezier aan het verkeersonder­wijs moeten kunnen werken. Verkeersonderwijs dat enkel en alleen uit klassikale lessen bestaat is geestdodend. Daarom zal de leerkracht steeds afwisse­ling moeten brengen in de te hanteren werkvormen. Wij menen dat het vak verkeer een vak bij uitstek is, dat geschikt is om er iets levendigs van te maken. Verkeer is voor kinderen een concrete werkelijkheid, waar ze dagelijks mee te maken hebben, waar ze steeds weer opnieuw allerlei ervaringen in op doen. Om zich optimaal te kunnen bewegen in die werkelijkheid en om er greep op te krijgen, moet het kind er niet alleen kennis van hebben, maar moet het tevens beschikken over bepaalde houdingen en vaardigheden. Goed verkeersonderwijs zal qua inhoud en vormgeving aan moeten sluiten bij de ervaringen van kinderen. Tegelijkertijd zullen inhoud en vormgeving afgestemd moeten zijn op de toekomstige verkeers-'taken' van deze kinde­ren.

Taak 11.3 Maak een lijst met werkvormen die je in verkeerslessen kunt hanteren. Bespreek deze lijst met medestudenten of je docent. Kies ten behoeve van de lessenreeks uit taak 11.1. die werkvormen, die je het meest geschikt lijken. Studietijd: 1 uur.

Media Het lijkt verstandig eerst een omschrijving te geven van wat wij onder een medium of media verstaan. Media zijn niet alleen de audiovisuele media, maar ook leerboeken, een fiets, een verfdoos enz. Een medium is dus een hulpmiddel, dat een leerkracht gebruikt en/of leerlingen laat gebruiken om in een onderwijs-leersituatie onderwijsdoelstellingen te bereiken. Een aantal van die media worden bij alle of practisch alle vakken gebruikt. Maar natuurlijk zijn er ook een aantal, die meer specifiek zijn voor het vak verkeersonderwijs. Hoe dan ook steeds zal de leerkracht zich af moeten vragen met behulp van welke media het (les-)doel het best bereikt kan worden. Daarbij kunnen het krijtje, het bord en het materiaal van de methode zeer gedienstig zijn, maar als het daarbij blijft is men wel zeer eenzijdig in het gebruik van media.

Taak 11.4 Stel, in navolging van de vorige taak, een lijst van media op. Zo'n lijst zou wel eens schier ontuitputtelijk kunnen zijn als je ieder medium specificeert (bord, krijt, potlood, handleiding, leerlingen-

35

Page 37: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

boek, step, driewieler, fiets enz. enz.). Beperk je daarom tot die media, die voor je lessenreeks van belang kunnen zijn. Ook voor deze taak geldt, dat je de lijst met medestudenten moet bespreken, of met je docent. Tevens moet je vaststellen welke media voor de lessenreeks gehanteerd kunnen worden. Studietijd: ] uur.

Evaluatie Ais we iets gedaan hebben, willen we meestal ook graag weten hoe goed of hoe slecht we het gedaan hebben. Als we het slecht gedaan hebben willen we weten waaraan dat ligt, in de hoop van onze fouten te kunnen leren. Als we het goed gedaan hebben, willen we dat ook weten. Niet alleen om een aai over onze bol te krijgen, maar ook om te weten dat we op de goede weg zitten en we zo door kunnen gaan. Daarin schuilt het belang van evaluatie.

Taak 11.5 Stel ten behoeve van de lessenreeks een evaluatieplan op. Uit dit evaluatieplan moet blijken hoe je nagaat wat de leerlingen geleerd hebben. Ook hoe je het verloop van de lessen evalueert. Op welk(e) tijdstip(pen) je evalueert. Hoe je verslag doet van de evaluatie (aan wie en in welke vorm?). Raadpleeg zonodig je pedagogiekdocent. En zoals inmiddels gebruikelijk bespreek dit plan met een aantal medestudenten of met je docent verkeer. Studietijd: 1 uur.

De uitvoering In het begin hebben we gezegd dat we graag hebben dat je een buitenles gaat geven. Een dergelijke les vraagt echter een gedegen voorbereiding. In buitenlessen kom je namelijk voor andere problemen te staan dan bij lessen in de gewone klassesitu­atie.

Misschien heb je in je pedagogieklessen al geleerd dat er onderscheid gemaakt kan worden tussen productevaluatie en procesevaluatie. In het geval van onze lessenreeks gaat het nu productevaluatie om de vraag, wat hebben de leerlingen geleerd. Bij procesevaluatie gaat het om de vraag, hoe zijn mijn lessen verlopen. Om antwoord op beide vragen te krijgen moet je dus evalueren. Het beste is dat je, voordat je de lessen gegeven hebt, al voor je zelf weet hoe je gaat evalueren. Zeker als je meerdere lessen geeft kan het een aantal problemen achteraf voorkomen. Het dwingt je bijvoorbeeld om je doelstellingen goed te formule­ren, omdat ze anders moeilijke te evalueren zijn. Ook zou je achteraf wel eens tot de conclusie kunnen komen dat het goed was geweest als je van bepaalde zaken aantekeningen had bijgehouden. Er valt nog meer over evaluatie en evaluatievormen te vertellen, maar het lijkt ons hier niet de juiste plaats om dat te doen.

Taak 11.6 Bereid de buitenles voor uit de lessenreeks (inhoud, lesverloop, tijdsplanning e.d.) en vergelijk deze met een gewone les in de klas. Welke verschillen doen zich voor? Waar moet je in een buitenles extra aandacht aan besteden? Bespreek de lesvoorbereiding met je docent. Indien je de les ook daadwerkelijk gaat geven, moet je de lesvoorbereiding zeker ook bespreken met de klasseleerkracht. Wordt erom deeen of andere reden geen buitenles gegeven, bereiddan tevens een van de andere lessen uit de lessenreeks voor en geef deze op je stageschool. Maak er een verslag van. Tip: Als je bovenstaande taken in groepsverband hebt uitgevoerd, kun je de lessen van de lessenreeks over de groepsleden verdelen. Studietijd: 2 of 3 uur (de studietijd heeft alleen betrekking op de lesvoorbereiding).

Page 38: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

12. OUDERS EN VERKEERSONDER-WIJS

Doelstellingen De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de relatie ouders en verkeersonderwijs. De student dient vaardigheden op te doen in het omgaan met ouders.

Stelling: De ouderparticipatie heeft ten doel bij te dragen tot het zodanig verbreden en verdiepen van de verkeerseducatie, dat het de kinderen optimale ontwikkelingskansen biedt om zich als volwaardige verkeersdeelnemer te kunnen gedragen.

Voor een jaar of tien, twintig terug was de school nog uitsluitend het domein van leerkrachten en leerlingen. Tegenwoordig echter zien we, dat praktisch iedere school zijn poorten voor de ouders heeft geopend. Ouderparticipatie is inmiddels een algemeen geaccepteerd ver­schijnsel in het Nederlandse onderwijs. Ouders worden inge­schakeld bij het leesonderwijs, het maken van de schoolkrant, het beheer van een documentatiecentrum en tal van andere zaken. Al doende wordt er naar gestreefd de afstand tussen school en thuis te verkleinen en zo mogelijk de opvang op school en de opvoeding thuis meer op elkaar af te stemmen. Dat dit lang niet altijd even soepel verloopt, dat veel ouders niet staan te trappelen om daadwerkelijk te participeren, is een gegeven dat je zeker in de praktijk tegen zult komen. Ook voor wat betreft de verkeersopvoeding zouden we een beroep op de ouders willen doen. Zij hebben, veel meer dan de school, de mogelijkheden om met de eigen kinderen vaardighe­den in het verkeer in te oefenen.

uit: Ouderparticipatie, Chr. Jonker

SCHOOL OUDERS BEGIN VAN HÉT PROGRAMMA: DE OÜDERAVWD "~'~*""

OVERSTEKEN iN RÜSTKSE STRATEN r ALLE KLEUTERS

hfV^^

OVERSTEKEN BIJ GEPARKEERDE AUTO'S «ALLE KLEUTERS ptaienboek 6 t/m 12

speaiwerkbiaden 4 en 6

Doekje ' nitr de muziek '

liimpje 'jarig

^ a c i t e i grono

OVERSTEKEN 8U K&ÜiSIN&ËN - OÜSSTE KLEUTERS oefenboekje

beiomngtposiei

OUDERS DOORGAAN /-*"'«; •

' gionrj

37

Page 39: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 12.1 Het Verkeerskundig Studiecentrum en de Vereniging Veilig Verkeer Nederland hebben een verkeersoefenprogramma voor kleuters ont­wikkeld. In het boekje 'De kleuter in het verkeer' worden de achtergronden van dit programma belicht. Aangegeven wordt o.a. waarom de ouders hierbij onmisbaar zijn. Lees in de reader de hoofdstukken „Verkeersopvoeding door ouders' en 'Samenwerking tussen ouders en kleuterleidster'. Maak er een korte samenvatting van. Studietijd: 1 uur.

Stelling: Hoewel alle ouders betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen, zou het wenselijk zijn, dat die ouders zich bezig zouden houden met een gerichte verkeersopvoeding.

uit: Ouderparticipatie

Taak 12.2 Ondervraag (interview of enquête) ouders over hun bijdrage aan de verkeersopvoeding van hun eigen kinderen. Maak hiervan een verslag. (Zie hiervoor de uitvoering van deze taak 'Opzet van een onderzoek'in Themaboek 1.) Probeer tevens aan te geven hoe de school ouders hierbij van dienst kunnen zijn. Studietijd: 4 uur.

Gestreeft moet worden naar het bereiken in inschakelen van een zo groot mogelijke groep ouders en hen op een zo adequaat mogelijke wijze confronteren met de problematiek. Hoewel alle ouders betrokken zouden moeten zijn bij de verkeersopvoeding van hun kinderen, is de inschakeling van al die ouders bij praktisch verkeersonderwijs bijna onmoge­lijk.

uit: Ouderparticipatie Chr. Jonker

Niet alleen thuis maar ook op school willen we ouders betrekken bij de verkeersopvoeding. Ouders kunnen assisteren bij verkeer-slessen, materiaal maken voor het verkeersonderwijs, maar ook meedenken over de verkeersveiligheid rond de school, zonodig mee actie voeren om de schoolomgeving verkeersveiliger te maken. Van belang daarbij is dat er goede en duidelijke afspraken gemaakt worden, zodat het voor ieder duidelijk is wat er van hem of haar verwacht wordt.

Taak 12.3 Een leraar heeft voor een praktijkles verkeer hulp nodig. Hij heeft daarvoor aan de ouders van zijn klas een brief gestuurd, waarin hij vraagt welke ouders bereid zijn tijdens die bewuste praktijkles groepjes kinderen te begeleiden. Deze ouders worden uitgenodigd voor een voorbespreking op een woensdagmiddag, waarbij ook de wijka­gent aanwezig zal zijn. Zet een rollenspel op over het betrekken van ouders bij het verkeerson­derwijs. Spreek met elkaar af wie de leerkracht is, wie de wijkagent en wie de ouder. Ter nadere informatie, op de school wordt nog niet zo heel veel aan ouderparticipatie gedaan. Er is een oudercommissie, die maande­lijks bijeenkomt en betrokken is bij de voorbereiding van het sinterklaasfeest, Kerstmis, carnaval en de schoolkrant. Beleidsaan-gelegenheden komen alleen in de medezeggenschaps-raad aan de orde. Met uitzondering van de kleutergroepen komen er nauwelijks of geen ouders in de klas. De leraar die nu ouders vraagt bij zijn verkeerslcs, heeft hier nog geen ervaring mee; daarom is er eerst uitgebreid in het team over gesproken. Hij is er zelf een warm voorstander van en beschouwt dit ah een soort test-case. Maak naar aanleiding van het rollenspel een verslag. Probeer daarin aan te geven welke problemen zich voorgedaan hebben, welke oplossingen daarvoor zijn aangedragen en in hoeverre je het daar al dan niet mee eens bent. Kortom, schrijf op wat je van het rollenspel geleerd hebt. Studietijd: 4 uur.

38

Page 40: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

13. DE LEERMIDDELEN­MARKT

Doelstellingen De student dient kennis te krijgen van het gebruik van leermiddelen voor verkeersonderwijs. De student dient vaardigheden op te doen in het beoordelen van leermiddelen voor het verkeersonderwijs.

In Nederland zijn voor het vak verkeer talloze leermiddelen te koop, variërend van eenvoudige stempels tot komplete onder­wijsleerpakketten (methoden). Betwijfeld mag worden of er iemand te vinden is die de hele markt kan overzien, laat staan dat je dit van de doorsnee leerkracht mag verwachten. Het lijkt dan bok haast ondoenlijk om uit al die beschikbare leermiddelen een verantwoorde keuze te maken. Toch willen we in onze lessen gebruik maken van leermiddelen en zullen we wel een keuze moeten maken. In het navolgende willen we dieper ingaan op het kiezen en beoordelen van een methode. Zaken die hiervan van belang zijn kunnen ook voor het kiezen van andere leermiddelen van belang zijn.

Het beoordelen en kiezen van een methode. Hoewel de „methode" (of de leergang) ook gerekend moet worden tot de leermiddelen, neemt ze wel een heel bijzondere plaats in. Ze verdeelt de leerinhoud over de opeenvolgende jaren en tevens biedt ze handreikingen om de leerdoelen concreet vorm te geven. In de praktijk blijkt vaak het gehele onderwijs opgehangen te worden aan de ooit eens aangeschafte methode. Indien deze aanschaf wel doordacht heeft plaatsgevonden, hoeft

vs//y//////////ss/ss/s'///McrJW//^^

dat geen bezwaar te zijn. Zeker niet als deze methode kritisch gehanteerd wordt.

Bij het beoordelen van een methode komen persoonlijke voor­keuren om de hoek kijken. De ene leerkracht wil graat uitge­werkte lessen, terwijl de ander daar in het geheel niet mee uit de voeten kan. De ene leerkracht wil zoveel mogelijk zelf vertellen, zelf doen met de leerlingen, terwijl de ander graag veel leesstof, verhaaltjes wil hebben. De een legt hier de nadruk op, de ander daar.

Taak 13.1 Lees in de reader 'Het verkeersonderwijs op de school' en 'Het verkeersonderwijs in de klas'. Deze twee paragraven komen uit bet Groningse onderzoek en geven een globaal beeld van ivelke methoden men in Nederland gebruikt en hoe men ze beoordeelt. Maak er een korte samenvatting van. Studietijd: 1 uur.

Bij het beoordelen van methoden spelen niet alleen persoonlijke voorkeuren een rol, per slot sta je meestal niet alleen aan een school. Als er op een school een verkeersmethode moet komen, zal het team tot overeenstemming moeten komen. Gezamenlijk moeten er criteria opgesteld worden, waaraan de nieuwe metho­de moet voldoen. Het is daarbij een goede zaak dat je op de hoogte bent van de ontwikkelingen die zich binnen het verkeers­onderwijs en de verkeersopvoeding voordoen.

In de paragraaf 'Het verkeersonderwijs in de klas' in de reader, wordt een aantal criteria genoemd. Er zijn er natuurlijk veel meer te bedenken. Zo zijn er criteria, die direct ontleend zijn aan de algemene doelstellingen van het verkeersonderwijs. zoals ze geformuleerd zijn (of te herformuleren) in het schoolwerkplan. Dit zijn wel heel belangrijke criteria. Maar een (vaak doorslagge­vend) criterium kan ook zijn het beschikbare budget.

KRUISPUNT

39

Page 41: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Taak 13.2 Stel zelf een lijst met criteria op, aan de hand waarvan je een methode milt beoordelen. We beseffen dat dit allesbehalve een eenvoudige taak is, want dit veronderstelt datje al een uitgesproken mening hebt over verkeerson-derwijsen verkeersopvoeding. Om het je wat gemakkelijker te maken adviseren we je om dit in een groep van medestudenten te doen. Je kunt dan als volgt te werk gaan: - lees nog eens de SLO-publicatie van taak 3.7..3; - probeer nu zelf enige criteria te formuleren; - vraag aan leerkrachten van de stageschool welke criteria zij van belang achten; - bekijk of de eerder geformuleerde criteria bijgesteld en/of aangevuld moeten worden. Studietijd: 4 uur.

Taak 13.3 Beoordeel een verkeersmethode aan de hand van de door jezelf opgestelde lijst met criteria. Maar er een verslag van. Studietijd: 2 uur.

Taak 13.4 In het themanummer van 'Berichten over verkeersveiligheid' wordt verslag gedaan van lesmateriaal voor het basisonderwijs. Indien dit materiaal op je opleiding aanwezig is kun je deze taak doen. Bestudeer dan dit materiaal en bekijk in hoeverre het aan jouw criteria voldoet. Studietijd: 4 uur.

Zijn de criteria eenmaal geformuleerd, dan zal de school meerdere methoden willen vergelijken. Om na te gaan welke methoden er op de markt zijn, zou je de verschillende uitgeverij­en aan kunnen schrijven. Een andere mogelijkheid is informatie hierover in te winnen bij Veilig Verkeer Nederland of bij de schoolbegeleidingsdienst. Het best is een methode te beoorde­len aan de hand van een presentexemplaar. Uitgeverijen zijn tegenwoordig niet meer zo vrijgevig, maar je kunt misschien terecht bij de bibliotheek van de schoolbegeleidingsdienst, waar ze vaak presentexemplaren van verschillende methoden hebben.

Het is goed mogelijk dat je bij het beoordelen van methoden er achter komt dat een aantal criteria niet relevant zijn, terwijl aan andere, wel relevante criteria, niet is gedacht. Laat je er dan vooral niet van weerhouden de criteria bij te stellen. Voordat de school tot een definitieve keuze overgaat zou het goed zijn als eerst een aantal lessen met de nieuwe methode worden uitgepro­beerd.

Andere leermiddelen. Tenslotte nog iets over de aanschaf van andere leermiddelen. Heel in het algemeen kan gesteld worden dat een leermiddel een middel is en geen doel. Met andere woorden, we moeten eerst weten welk doel we willen bereiken alvorens we ons over de middelen buigen. In de praktijk wil het nog wel eens voorkomen dat leerkrachten iets tegenkomen, waarvan ze denken dat dat wel aardig is om te gebruiken. Indien je dan niet heel concreet voor ogen hebt wat je er mee wilt gaan doen, kun je de aanschaf maar beter achterwege laten.

Taak 13.5 (Indien je taak 10.1 gedaan hebt, kun je deze taak overslaan.) Inventariseer op de school waar je stage loopt welke leermiddelen voor verkeersonderivijs in aanmerking komen. Welke daarvan worden daadwerkelijk gebruikt en hoe frequent (bij ieder les, bij veel lessen, af en toe eens, alleen in bepaalde klassen enz.). Maar er een kort verslag van. Studietijd: 2 uur.

40

Page 42: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

14. HET SCHOOLWERKPLAN

Doelstelling De student dient kennis te krijgen van en inzicht in de inhoud van een deelschoolwerkplan verkeer. De student dient vaardigheden op te doen in het opstellen van het deelschoolwerkplan verkeer.

Van scholen wordt verwacht dat ze werken volgens een bepaald plan. Met de inwerking treding van de Wet op het basisonderwijs heet dat het schoolwerkplan. Zo is het althans geregeld in artikel 11 van die wet:

Wet op het basisonderwijs

Schoolwerkplan Art. 11.1. Het onderwijs wordt gegeven volgens een school­werkplan dat een overzicht geeft van de organisatie en de inhoud van het onderwijs. Daarbij wordt er van uitgegaan dat de leerlingen in beginsel binnen een tijdvak van 8 aaneenslui­tende jaren de school kunnen doorlopen.

Inhoud 2. Het schoolwerkplan vermeldt ten minste: a. de leer- en ontwikkelingsdoelen van de school; b. de leerstofkeuze, de omvang van de leerstof en de ordening daarvan; c. de didactische werkvormen, de onderwijsleerpakketten met inbegrip van het ontwikkelingsmateriaal; d. de voorzieningen voor leerlingen die belemmeringen ondervinden in het leer- en ontwikkelingsproces en de betrekkingen die bestaan met scholen voor speciaal onder­wijs, scholen voor voortgezet speciaal onderwijs od scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs; e. de schoolorganisatie, waaronder begrepen de indelingen in groepen en andere regelingen met het oog op de inrichting van het onderwijsleerproces; f. de wijze waarop wordt nagegaan of en in hoeverre door de organisatie en de inhoud van het onderwijsleerproces de gewenste resultaten worden bereikt; g. de wijze waarop de voortgang van de leerlingen wordt beoordeeld en daarover wordt gerapporteerd; h. de wijze waarop het contact met de ouders wordt onder­houden; i. de wijze waarop faciliteiten worden gebruikt die het Rijk beschikbaar stelt voor bepaalde doeleinden of groepen leer­lingen; j . een geschillenregeling in geval van verschil van opvatting over de inrichting van het schoolwerkplan als bedoeld in artikel 13.

3. Indien de school betrekkingen onderhoudt met een instelling uit de onderwijsverzorging, een of meer opleidings­instituten voor onderwijzend personeel, scholen voor aan­sluitend voortgezet onderwijs, opvoedingsinstellingen voor de nog niet schoolgaande jeugd of andere welzijnsinstellin-gen, wordt daarvan in het schoolwerkplan melding gemaakt.

Activiteitenplan uren per week/perdag 4. Het schoolwerkplan wordt uitgewerkt in een activiteiten­plan waarin de activiteiten van de leerlingen voor een bepaald tijdvak en de taken van het onderwijzend personeel worden opgenomen. Het activiteitenplan wordt zodanig ingericht dat de leerlingen in de eerste 4 schooljaren per week, verdeeld over 5 of 6 dagen ten minste 22 en in de overige schooljaren ten minste 25 uren onderwijs ontvangen. Per dag ontvangen de leerlingen ten minste 2,5 en ten hoogste 5,5 uur onderwijs, waarbij een evenwichtige verdeling van activiteiten in acht

wordt genomen.

Schooltijden 5. Het activiteitenplan geeft tevens aan de schooltijden, vakanties en andere vrije dagen. Voor afwijking van het daarover in het activiteitenplan bepaalde is toestemming van de inspecteur vereist. 6. Een schooldag dient voor alle leerlingen op hetzelfde tijdstip aan te vangen en te eindigen.

Omdat in een voorgaand artikel van die wet bepaald is dat er aandacht besteed moet worden aan 'sociale redzaamheid, waar­onder gedrag in het verkeer' zal een gedeelte van het schoolwerk­plan aan moeten geven hoe de school dat wil doen. We spreken dan van het deelschoolwerkplan verkeer.

Taak 14.1 Lees nog eens paragraaf 7.5 'Verkeer en schoolwerkplan' uit de SLO-publikatie van taak 10.3 en lees ook 'Deelschoolwerkplan Verkeer' uit de reader. Probeer nu in eigen woorden te omschrijven wat er in een deelschoolwerkplan verkeer moet staan. (Let wel, het is niet de bedoeling dat je nu een deelschoolwerkplan gaat schrijven.) Studietijd: 2 uur.

Taak 14.2 Vraag op je stageschool of je bet deelschoolwerkplan verkeer van die school mag inzien. Lees het door en geef er je mening over (wat zijn er de goede kanten aan, wat zou je zelf anders doen, welke aanvullingen zou je maken). Maakereen kort verslag van. Bespreek dit met een van de leraren van je stageschool. Welke zijn uiteindelijk je conclusies? Studietijd: 2 uur.

Praten en oordelen over een schoolwerkplan is makkelijker dan het schrijven ervan. Problemen bij het schrijven zijn vaak terug te voeren op het feit dat men niet helder voor ogen heeft wat men nu eigenlijk wil. Uiteraard moet er ook binnen het team overeenstemming zijn over de invulling van het vak. Een te volgen werkwijze zou daarom kunnen zijn, eerst puntsgewijs de onderdelen van het deelschoolwerkplan in de teamvergadering aan de orde brengen. Van deze vergaderingen wordt uitvoerig verslag gedaan. De verslagen van deze vergaderingen moeten dan zo zijn opgesteld, dat ze al in grote lijnen aangeven welke kant men op wil. De onderdelen moeten vervolgens verder uitgewerkt worden en teruggekoppeld naar het team. Tenslotte moet, na goedkeuring van het team, de definitieve versie opgesteld worden.

Taak 14.3 Met een groepje medestudenten doe je alsof jullie het team van een basisschool zijn. In de teamvergadering is het punt deelschoolwerk­plan verkeer aan de orde. Jullie moeten je buigen over de omschrij­ving van het vak verkeer, of de uitgangspunten en doelstellingen. Een van jullie is voorzitter en een ander verzorgt de verslaggeving. Na afloop (liefst binnen een week) krijgt ieder een verslag van de vergadering en gaat vervolgens aan de hand hiervan een concepttekst schrijven voor het deelschoolwerkplan verkeer. Deze conceptteksten moeten onderling uitgewisseld worden om tenslotte in een nieuwe bijeenkomst met elkaar vergeleken te worden. Laat ook iemand van deze bijeenkomst verslag doen. Studietijd: 4 uur. TIP: Spreek van tevoren met elkaar af wie welke functie binnen de school vervult, (directeur, leerkracht onderbouw enz.). Spreek ook af hoe lang de vergadering duurt.

Page 43: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

15. HET SPECIAAL ONDERWIJS

Doelstelling De student dient kennis te krijgen van en inzicht in het verkeersonderwijs in het speciaal onderwijs. De student dient vaardigheden op te doen in de didactiek van het verkeersonderwijs in het speciaal onderwijs.

„Niet alle kinderen gaan naar de basisschool" zo luidt de titel van twee opeenvolgende boeken over kinderen in het speciaal onderwijs. In beide boeken staat beschreven welke kinderen dat zijn en welke problemen zij hebben met het volgen van het reguliere onderwijs. In de meeste gevallen is het duidelijk dat deze problemen zich ook voordoen bij het volgen van verkeers­onderwijs. Beide boeken omvatten dertien hoofdstukken en in ieder hoofdstuk wordt een bepaald type leerling beschreven. Ieder type leerling brengt zijn eigen specifieke problemen met zich mee, of, zoals ze het in het speciaal onderwijs noemen, heeft zijn eigen hulpvraag. Daarom valt er ook moeilijk een lijn te trekken. Zo zal onderwijs aan blinde kinderen heel anders zijn ingericht, dan hulp aan zeer moeilijk lerende kinderen. Dit betekent dat ook bij het verkeersonderwijs rekening gehouden moet worden met de hulpvraag van de leerling. Anders geformu­leerd, bij het verkeersonderwijs zal uitgegaan moeten worden van de mogelijkheden en onmogelijkheden van iedere leerling. In feite gaat dit ook op voor kinderen in het reguliere onderwijs.

Velen zullen zich met een dergelijk uitgangspunt kunnen verenigen. Maar zolang dit in de praktijk nog geen handen en voeten heeft gekregen kunnen we er nog weinig mee. Helaas moeten we constateren dat we, voor wat betreft verkeer in het speciaal onderwijs, niet veel verder zijn dan de vaststelling van dit uitgangspunt. Verkeer in het speciaal onderwijs is een nog nauwelijks ontgonnen gebied. In hoofdzaak maken scholen gebruik van methoden bestemd voor het basisonderwijs, of van zelf ontwikkeld materiaal. Er is sinds kort wel een onderwijsleer­pakket voor zmlk, mik, en lomscholen, en ook een lespakket voor mytylscholen, maar je zou het bijna een druppel op een gloeiende plaat willen noemen. Evengoed lijkt het een voorbode te zijn van gunstige ontwikkelingen. Het pakket, 'Stap voor stap', bedoeld voor zmlk, mik en

lom-onderwijs wordt uitgegeven door Veilig Verkeer Nederland en is gericht op veilig voetgangersgedrag. Inmiddels wordt aan een soortgelijk pakket gewerkt gericht op veilig fietsgedrag. In 1984 hebben twee studenten van de universiteit van Utrecht 'Stap voor stap' nader onder de loupe genomen. In het onder­zoeksverslag wordt het pakket uitvoerig beschreven en worden conclusies en aanbevelingen gedaan.

Taak 15.1 Lees in de reader hoofdstuk 1 'Stap voor stap' en paragraaf 2.2 'Eindconclusies en aanbevelingen' uit het onderzoeksverslag 'Evalu­atie van Stap voor stap'. Geef in eigen woorden een beschrijving van bet onderwijsleerpakket. Probeer tevens een aantal algemene richtlijnen te formuleren voor verkeersdidactiek in zmlk-, mik- en lomonderwijs. Studietijd: 2 uur.

Voetgangersgedrag is slechts een onderdeel van de totale leerin­houd. In het basisonderwijs wordt dit deel in de aanvangsgroe-pen behandeld. In hogere groepen komen verder onder andere fietsen, borden en voorrangsregels aan de orde.

Taak 15.2 Stel je voor dat je stage loopt in de hoogste groep van een lom-school. De leerkracht van die groep wil graag de voorrangsregels behande­len, maar weet niet hoe hij dit zal aanpakken. Hij vraagt aan jou of je hem hiermee wilt helpen. Hoe zou jij zoiets aanpakken? Zet een voorstel op papier, waaruit duidelijk blijkt hoeveel lessen je nodig denkt te hebben, hoe de leerstof over de lessen is verdeeld, hoe de didactische aanpak is, welke hulpmiddelen je nodig hebt, enz. enz. Maak zonodig gebruik van de kruispuntcomputcr uit de reader behorend bij themaboek 1. Studietijd: 2 uur.

Taak 15.3 Bespreek in een groep de volgende stelling: „Ook leerlingen in het speciaal onderwijs moeten zover opgeleid worden dat ze in staat zijn het verkeersexamen, zoals dat in het regulier onderwijs wordt afgenomen, kunnen afleggen". Doe hiervan verslag. Studietijd: 1 uur.

I TMfMAl M STOf» IS ITUK

Cannaii t»i on mam* 11**1 n*i *an-d« I I M P I I moeivn omdat t» no»p QtbioM*aia •» m • <nxw

H U i:, otDtaosung IJSI ar iopnm{jffi tmtn au « Kilt nüwi*ii tlODpfU »n u>t*i,k*n «MiOal i i «*n O* ilotf) tt kunn*n gun D>< IMIIII »*n KMI M M twnaKKKl wOfdvn wannMi laiWWotiiiM tt> y M I o~' >oo«lMt oe^Mfléliikia i«ui» Bit dif inanu kuni'u oabfuik nu**» *«n

«•na pi Ml 6 Wfflina*1MM ?t (••"inptftDUd 22 O* to'linoanniMcn 23 »n ?*

"4/VO/.

r «

SIDING '««OU,,

"»»•»

.... ""-•

> M wtnoanng *uni u «inopiMi i n t i H «iingcn MtprrtMn

< «an kiat»ik**i 01 gio*p|oaw>ii paMuun pp t nolgtnot mar»a>*n Door Mn wrnoirdij vtinaa'li* it i*'talk»n

*a«rin <M «wnanian aan O* H M koman at op

Dooi M waiiinptn * • aiamanian op o* plaat t#

mr}*" MlpioMn rand ftaiiopin

' " > • » . , "•'•*«, Il/I,

""»».«, " • * » . *

42

Page 44: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

OPZET VAN EEN ONDERZOEK Als je op onderzoek uitgaat wil je wat te weten komen. Je zit met een bepaalde vraag waar je een antwoord op wilt. Soms kan het zoeken naar dat antwoord vreselijk veel tijd kosten. En dan wil het ook nog wel eens voorkomen dat je niet precies het antwoord krijgt op de vraag waar je mee zit. Om je op weg te helpen bij het opzetten van een onderzoek, staan hieronder een aantal richtlij­nen waar je wellicht je voordeel mee kunt doen.

1. Een goede vraag is het halve antwoord. In eerste instantie lijken onderzoeksvragen duidelijk, maar blijken ze vaak achteraf toch te algemeen, te vaag te zijn. Onderzoeksvragen moeten zo duidelijk en zo concreet mogelijk gesteld zijn. Voorbeeld: Je wilt iets te weten komen over het verkeersonder-wijs op de basisschool. Je gaat er eens rustig voor zitten en denkt na over wat je nu te weten wilt komen. Na enige tijd heb je voor jezelf de onderzoeksvraag als volgt geformuleerd: Hoe krijgen kinderen op de basisschool verkeersonderwijs? Zo op het eerste gezicht een duidelijke vraag, maar . . . Gaat het nu om de aanpak van de leerkracht, om de verkeersdidactiek, of misschien om de leerinhoud, of allebei? Wil je een opsomming hebben van alle werkvormen of slechts een beschrijving van de meest voorko­mende? In de vraag wordt gesproken over kinderen, maar welke kinderen bedoelen we? Gaat het om alle kinderen van de basisschool of om de kinderen in de bovenbouw? Zijn dat kinderen van één school of alle basisschoolleerlingen uit een bepaalde streek? Op deze manier kunnen we nog wel even doorgaan. Het lijkt misschien wat overdreven, maar hoe preciezer de vraag, hoe eenvoudiger het wordt om een antwoord te krijgen.

2. Weet bij wie je het antwoord gaat halen. Je moet van te voren bepalen bij wie je het antwoord op je vraag gaat halen. Ga je ook bij kinderen vragen wat ze er van vinden of ga je alleen naar de leerkracht? Het hangt er maar vanaf wat je vraag precies is. Je moet je hierbij wel realiseren dat als je naar slechts één school gaat, bijvoorbeeld je stageschool, je nog niets weet van andere scholen. Dit lijkt misschien een overbodige opmerking, maar het wil nog wel eens voorkomen dat onderzoekers naar een paar scholen zijn geweest of naar veel scholen van één bepaalde soort (bijvoorbeeld allemaal scholen in kleine dorpen). Ze ontdekken dan dat er in de verkeerslessen heel weinig aandacht aan de tram besteedt wordt, om vervolgens te beweren dat er op Nederlandse scholen in verkeerslessen weinig aandacht aan de tram wordt besteed. Natuurlijk mogen ze zo'n uitspraak niet doen, omdat ze niet weten hoe de situatie op scholen in grote steden is. Indien je wilt weten hoe het met het verkeersonderwijs op de scholen in je eigen streek staat, dan moet je naar al die scholen toe. Als je daar geen tijd voor hebt, dan moet je een steekproef trekken. Je onderzoekt dan niet de hele groep, maar een gedeelte daarvan. Maar dat is een verhaal apart, waarvoor we hier te weinig ruimte hebben. Misschien dat je docent daar wat meer over kan vertellen. Als we even doorgaan met het hierboven genoemde voorbeeld, kun je je voorstellen dat je ook naar andere mensen gaat. Te denken valt aan hoofden van scholen, schrijvers van verkeersme-thoden of de docent van je opleiding.

3. Maak een vragenlijst of een observatieschema. Er zijn tal van manieren om onderzoek te doen. We beperken ons hier tot de enquête, het interview en de observatie. Je weet inmiddels bij wie je je antwoord op je onderzoeksvraag gaat halen, maar je weet nog niet hoe je dat gaat doen. Heel in

het algemeen kun je stellen dat bij onderzoek van gedrag observatie de voorkeur geniet. Wil je iets meer weten over meningen, motieven, houdingen en gevoelens maar ook gedrag wat niet direct waarneembaar is, dan ligt een enquête of een interview meer voor de hand. Kijken we naar de onderzoeksvraag uit ons voorbeeld, dan zou je kunnen zeggen dat je onderzoek naar gedrag doet. Toch lijkt het hier verstandig gegevens te verzamelen via een enquête of een interview, daar je anders veel te veel tijd kwijt bent. Het gedrag is niet direct waarneembaar. Het voordeel van een interview is, dat je op onduidelijke antwoorden door kunt vragen. Bij een enquête is dat een stuk moeilijker, maar het voordeel daarbij is, dat je veel meer mensen kunt bereiken. In beide gevallen moet je een vragenlijst maken. Je kunt dan kiezen uit een lijst met open of gesloten vragen. Bij open vragen kan de antwoordgever alle kanten op. Een voorbeeld van een open vraag is: Welke leerstof behandelt u dit jaar voor verkeer? Bij gesloten vragen kan slechts uit een beperkt aantal antwoord­mogelijkheden gekozen worden. Een voorbeeld van een geslo­ten vraag is: Behandelt u dit jaar de voorrangsregels? Het antwoord kan slechts ja of nee zijn. Een ander voorbeeld van een gesloten vraag: Wilt u aankruisen welke onderwerpen u dit jaar behandelt:

• de fiets • de voetganger • de auto • de voorrangsregels • de verbodsborden • de gebodsborden

Hoewel het maken van gesloten vragen meer tijd kost dan het maken van open vragen (je hebt er ook meer van nodig) kan het achteraf toch tijd sparen, omdat ze veel makkelijker te verwerken zijn. Open vragen echter geven meer informatie. Een vuistregel kan hier zijn dat als je veel mensen gaat interviewen of enquête­ren (zeg meer dan 30) is het verstandiger om met gesloten vragen te werken. Heb je weinig mensen, dan lijken open vragen meer geschikt. Als je gaat observeren maak dan een observatieschema. Hierin komt te staan waar je precies op gaat letten. Een voorbeeld; je wilt het oversteekgedrag van kinderen observeren.

43

Page 45: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

kijkt naar kijkt links, kijkt alleen kijkt alleen links en rechts • kijkt naar links naar rechts rechts, links anders niet

kind 1

kind 2

enz.

4. Maak een verslag van je bevindingen. Als je je onderzoek goed hebt voorbereid en uitgevoerd, is de verslaggeving nog maar een peuleschilletje. Je moet er voor zorgen dat je precies beschrijft wat je gedaan hebt. Het volgende komt er dan in te staan: - je onderzoeksvraag (-vragen); - bij wie je het antwoord hebt gehaald; - hoe je dat gedaan hebt (enquête, interview, observatie), welke vragen je gesteld hebt of welk observatieschema je gebruikt hebt; - de antwoorden die je gekregen hebt; - de conclusies die je eruit getrokken hebt? Bedenk daarbi dat je niet altijd per se een schriftelijk verslag hoeft te maken. Er zijn nog legio andere mogelijkheden, bijvoorbeeld met video, dia's en tekeningen of combinaties daarvan.

44

Page 46: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

ADRESSENLIJST • ANWB

Postbus 93200 2509 BA DEN HAAG Tel. 070-264426

• BOVAG Postbus 441 2280 AK RIJSWIJK Tel. 070-90722

• Directie Verkeersveiligheid ( D W ) Kanaalweg 3 2584 CC DEN HAAG Tel. 070-514271

• Echte Nederlandse Fietsersbond (ENFB) Postbus 2150 3440 DD WOERDEN Tel. 03480-16250

• Stichting Verkeersbrigadiers p / a W N Utrechtseweg 79 Postbus 287 1200 AG HILVERSUM Tel. 035-11441

• Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) Postbus 170 2260 AW LEIDSCHENDAM Tel. 070-209323

• Stichting Vervoersvoorlichting voor het Onderwijs (SVO) Amsterdamseweg 55 1182 GP AMSTELVEEN Tel. 020-493134

• Stop de Kindermoord (SdK) Keizersgracht 116-2 1105 CV AMSTERDAM Tel. 020-259251

• Vereniging Bescherming Voetgangers (VBV) Bezuidenhoutseweg 121 2594 AW DEN HAAG Tel. 070-471501

• Verkeerskundig Studiecentrum (VSO Rijksstraatweg 76 9752 AH HAREN Tel. 050-117580

• Haags Verkeersonderwijs Projekt (HVP) Javastraat 24 2585 AN DEN HAAG Tel. 070-122516 (Vanaf 1-1-1986: Straatwerkprojectgroep V.V.N.)

• Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Drenthe Westenbrink 1 9405 BJ ASSEN Tel. 05920-55544

• Stichting Natuur en Milieu (SNM) Donkerstraat 17 3511 CB UTRECHT Tel. 030-331328

• Stichting Planwinkel Lange Geer 44 2611 PW DELFT Tel. 015-120447

• Veilig Verkeer Nederland (WN) Postbus 287 1200 AG HILVERSUM Tel. 035-11441

• Werkgroep 2000 Hooglandseweg 15

" 3818 AP AMERSFOORT Tel. 033-724224

• Wijs op Weg p/a Postbus 2000 3800 AA AMERSFOORT Tel. 033-724224

Politieke partijen

CDA Dr. Kuyperstraat 4 2514 BA DEN HAAG 070-924461

W D Koninginnegracht 57 2514 AE DEN HAAG 070-614121

PvdA Nic. Witsenkade 30 1017 ZT AMSTERDAM

SGP Postbus 62 4260 AB WIJK EN AALBURG Tel. 04164-1666

PSP Postbus 700 1000 AS AMSTERDAM Tel. 020-267374

CPN Postbus 20165 1000 TD AMSTERDAM Tel. 020-239704

GPV Postbus 439 3800 AK AMERSFOORT Tel. 033-13546

D'66 Bezuidenhoutseweg 195 2594 AJ DEN HAAG Tel. 070-858303/832468

• Regionaal Orgaan Verkeersveiligheid Friesland Gedempte Keizersgracht 38 8911 KL LEEUWARDEN Tel. 058-925935

PPR Singel 277 1012 NG AMSTERDAM Tel. 020-227342

45

Page 47: Verkeersboek voor de Pabo.publicaties.minienm.nl/download-bijlage/18145/c6529.pdf · Het Verkeersboek voor de PABO kent drie deelgebieden, te weten: 'Verkeer als vakgebied', 'De basisschoolleerling

Literatuurlijst De citaten in dit verkeersboek zijn afkomstig uit de vol­gende literatuur:

Snoek, B. v.d., Slagen in het verkeer, Verkeerscode voor de weggebruiker. Uitgegeven door de A.N. W.B., het C.B.R. en de V.V.N., Rijswijk, 1984,

Quist, B., Een nieuwe weg naar veiligheid, Een studie over de veiligheid in het verkeer. Uitgegeven door de Sectie Veiligheidskunde, Vakgroep Wetenschap, Tech­nologie en Samenleving, onder afdeling der Wijsbegeerte en der Maatschappijwetenschappen, T.H. Delft, Delft, 1981.

Jaarverslag 1983. Pressiegroep Stop de Kindermoord, Amsterdag, z.j.

Verwer, DJ.R.B.M., Kinderen op straat: wat heeft dat te betekenen?, in Verkeersonveiligheid van kinderen, Güttinger, V.A., e.a. (red.). Uitgegeven door Spruyt, van Mantgem en de Does B.V., Leiden, 1983.

Verkeersonveiligheid van kinderen. Güttinger, V. A., e.a. (red.), idem.

Tilanus, P.J., Snelheidsbeperking, in Verkeersonveiligheid van kinderen, Güttinger, V.A., e.a. (red.), idem.

Schoolverkeer moet veiliger, Groot, K. en H. Brandse (red.). Uitgegeven door de Werkgroep 2000IVIB, Amers­foort, 1983.

Welvaart, A.M.P., Verkeersonderwijs op scholen. Uitgegeven door het Verkeerskundig Studiecentrum, Rijks­universiteit Groningen, Haren, 1980.

Jonker, Chr., Ouderparticipatie, Een poging om kaders aan te geven bij de invoering van ouderparticipatie bij de verkeerseducatie in de basisschool. Uitgegeven door het Haags Verkeersonderwijs Project, 's-Gravenhage, 1980.

46