Verdroging, ook in Vlaanderen?

16
KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN 3 VERDROGING OOK IN VLAANDEREN? Opdracht Niettegenstaande de jaarlijkse neerslaghoeveelheden constant blijven treedt er op verschillende plaatsen in Vlaanderen “verdroging” op, d.i. het onvoldoende aan- gevuld worden van de grondwaterreserves. Niettegen- staande de hoeveelheden opgepompt grondwater voor drinkwaterproductie (ongeveer 2/3) en voor land- bouw en industrie (1/3) de laatste jaren nagenoeg constant blijven, houdt de dalende trend van het grondwaterpeil in een aantal watervoerende lagen niet op. De oorzaken van de verdroging zijn niet alleen het relatief grote verbruik (50 % van het in Vlaanderen geproduceerde drinkwater is grondwater) maar, vreemd genoeg misschien, ook dezelfde oorzaken die aanleiding geven tot een toegenomen overstromings- gevaar: we wonen en leven immers in een dicht bebouwd land. Tussen 1990 en 2000 nam de verharde oppervlakte in Vlaanderen met 24% toe! De toename van de verharde oppervlakte en de snelle afstroming van het regenwater in greppels, riolen en recht- getrokken beken en rivieren vermindert de infiltratie van regenwater. Studies tonen aan dat de mogelijke klimaatverande- ringen t.g.v. de opwarming van de aarde niet zozeer de jaarlijkse neerslaghoeveelheden zullen beïnvloe- den maar de verdeling van de neerslag (en de droog- teperiodes) over de tijd. Gevreesd mag worden dat een toenemende kans op verdroging minstens even ernstig genomen moet worden dan een toenemende frequentie van “overstromingen”. Omdat verdroging niet alleen onze drinkwaterreser- ves bedreigt maar ook schadelijke gevolgen heeft voor de economie, landbouw en natuurontwikkeling moet onderzocht worden Hoe het waterverbruik kan verminderd worden (grijs water?, prijzenpolitiek?) Welke maatregelen nodig zijn om de grondwater- reserves te herstellen Hoe het grondwater op langere termijn duurzaam beheerd kan worden.

description

Niettegenstaande de jaarlijkse neerslaghoeveelheden constant blijven treedt er op verschillende plaatsen in Vlaanderen "verdroging" op, d.i. het onvoldoende aangevuld worden van de grondwaterreserves. Niettegenstaande de hoeveelheden opgepompt grondwater voor drinkwaterproductie (ongeveer 2/3) en voor landbouw en industrie (1/3) de laatste jaren nagenoeg constant blijven, houdt de dalende trend van het grondwaterpeil in een aantal watervoerende lagen niet op.

Transcript of Verdroging, ook in Vlaanderen?

Page 1: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

3

VERDROGING OOK IN VLAANDEREN?

Opdracht

Niettegenstaande de jaarlijkse neerslaghoeveelhedenconstant blijven treedt er op verschillende plaatsen inVlaanderen “verdroging” op, d.i. het onvoldoende aan-gevuld worden van de grondwaterreserves. Niettegen -staande de hoeveelheden opgepompt grondwatervoor drinkwaterproductie (ongeveer 2/3) en voor land-bouw en industrie (1/3) de laatste jaren nagenoegconstant blijven, houdt de dalende trend van hetgrondwaterpeil in een aantal watervoerende lagenniet op.

De oorzaken van de verdroging zijn niet alleen hetrelatief grote verbruik (50 % van het in Vlaanderengeproduceerde drinkwater is grondwater) maar,vreemd genoeg misschien, ook dezelfde oorzaken dieaanleiding geven tot een toegenomen overstromings-gevaar: we wonen en leven immers in een dichtbebouwd land. Tussen 1990 en 2000 nam de verhardeoppervlakte in Vlaanderen met 24% toe! De toenamevan de verharde oppervlakte en de snelle afstromingvan het regenwater in greppels, riolen en recht -

getrokken beken en rivieren vermindert de infiltratievan regenwater.

Studies tonen aan dat de mogelijke klimaatverande-ringen t.g.v. de opwarming van de aarde niet zozeerde jaarlijkse neerslaghoeveelheden zullen beïnvloe-den maar de verdeling van de neerslag (en de droog-teperiodes) over de tijd. Gevreesd mag worden dateen toenemende kans op verdroging minstens evenernstig genomen moet worden dan een toenemendefrequentie van “overstromingen”.

Omdat verdroging niet alleen onze drinkwaterreser-ves bedreigt maar ook schadelijke gevolgen heeftvoor de economie, landbouw en natuurontwikkelingmoet onderzocht worden

• Hoe het waterverbruik kan verminderd worden(grijs water?, prijzenpolitiek?)

• Welke maatregelen nodig zijn om de grondwater -reserves te herstellen

• Hoe het grondwater op langere termijn duurzaambeheerd kan worden.

Page 2: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

4

Opdracht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31. Waterbeschikbaarheid in Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32. Verstoring van de waterhuishouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6

2.1. Verstoring van de waterhuishouding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62.2. Verdroging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72.3. Verdroging en de drinkwaterwinning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82.4. Invloed van klimaatverandering op de drinkwatervoorziening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 82.5. Alternatieve waterbronnen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9

2.5.1. Gebruik van hemelwater en effluent . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92.5.2. Infiltratievoorzieningen voor neerslagafvoer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10

3. De kwetsbaarheid van het grondwater in Vlaanderen: zoeken naar oplossingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113.1. Grondwater in Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113.2. Grondwater doorgrond . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 113.3. De toestand van het grondwater in Vlaanderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133.4. Het diepe grondwater . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143.5. Een maatregelenprogramma voor de toekomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17

3.5.1. De basisprincipes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173.5.2. De draagkracht van het systeem als motor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 173.5.3. Basismaatregelen en aanvullende maatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18

3.5.3.1. Een sturend vergunningen- en heffingenbeleid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183.5.3.2. Een waterbesparende cultuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203.5.3.3. Water als sturende factor in andere beleidsdomeinen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 203.5.3.4. De internationale dimensie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21

4. Besluit en aanbevelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 225. Referenties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24

Page 3: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Inleiding

Water is een multifunctioneel goed: industrie, land-bouw, huishoudens en de natuur maken aanspraakop de watervoorraden. Door de relatief hogebevolkings dichtheid, de intensieve landbouw en dehoge graad van industrialisatie is de druk op de water-voorraden in Vlaanderen groot. Behalve temporele enregionale verschillen in de watervraag is ook de aan-vulling van de watervoorraden streek- en tijdsgebon-den. De grote hoeveelheid verharde oppervlakte enhet intensieve landgebruik in Vlaanderen kunnen eenverminderde aanvulling van de grondwatervoorradenveroorzaken. In de toekomst zullen de neerslagpatro-nen mogelijk wijzigen onder invloed van de klimaat-verandering, wat een effect zal hebben op de aanvul-ling van de watervoorraden.

De beschikbaarheid van water is afhankelijk van degevallen neerslag maar ook van de manier waarop hetgebied reageert op die neerslag: hoeveel water dringter in de grond? Hoeveel verdampt er? Wat is de uit-eindelijke hoeveelheid water die in de rivierenbeschikbaar is? Is het beschikbare water zout of zoet?Is het water van goede kwaliteit? Behalve de beschik-baarheid voor menselijke activiteiten moet ook reke-ning gehouden worden met het ecosysteem dat voorzijn instandhouding water nodig heeft. Droogte enwaterschaarste verminderen de waterbeschikbaar-heid.

Droogte is een natuurlijk fenomeen dat een tijdelijkevermindering van de waterbeschikbaarheid inhoudtbvb. omwille van neerslagtekort.

Waterschaarste is te wijten aan het niet duurzamebeheer van de watervoorraden waardoor op(middel)lange termijn, de vraag de natuurlijke aanvul-ling overschrijdt.

Droogte en waterschaarste hebben een directe invloedop de ecosystemen, de huishoudens en op waterge-voelige economische sectoren. Indirect hebben ze ookeen enorme negatieve impact op de waterkwaliteit, debiodiversiteit, het nutriëntgehalte in de bodem, ...

De Europese Kaderrichtlijn Water (2000) en deGrondwaterrichtlijn (2006) reiken een aantal instru-menten aan die moeten bijdragen tot de beschikbaar-heid van voldoende oppervlaktewater en grondwatervan goede kwaliteit en voor een duurzaam en billijkgebruik van water. In Vlaanderen is dat vertaald in hetDecreet Integraal Waterbeleid.

1. Waterbeschikbaarheid in Vlaanderen1

Water is op aarde uitzonderlijk overvloedig aanwezig,maar is als grondstof veeleer schaars. Minder dan 3%

van alle water op aarde is zoet, en slechts ongeveer0.33 % kan gewonnen worden uit ondiep grondwateren oppervlaktewater. Ook al is zoet water op bepaal-de ogenblikken (te) overvloedig aanwezig, toch kanop andere ogenblikken waterschaarste ontstaan.

De gemiddelde waterbeschikbaarheid (per jaar en perinwoner, GWB) is de som van de gemiddelde jaarlijk-se netto neerslag (bruto neerslag – verdamping) ende helft van de jaarlijkse instromende debieten vanbuiten het gebied, gedeeld door het aantal inwoners inhet gebied.

In fig. 1 wordt de GWB getoond van IJzer-, Schelde-en Maasbekken. Er wordt ook aangegeven hoeveelwater afkomstig is van neerslag in het gebied zelf. Deverdeling over de bekkens is ongelijk, met een zeerhoge GWB in het Maasbekken t.o.v. het Schelde- enIJzerbekken, wat voornamelijk het gevolg is van degrote hoeveelheid water afkomstig uit het opwaartsedeel van het stroomgebied van de Maas (en dus nietvan plaatselijke neerslag).

In het IJzerbekken is de gemiddelde waterbeschik-baarheid hoger dan 1000 m³ per inwoner en per jaar,het aandeel van de instroom vanuit Frankrijk is relatiefbeperkt.

In het Scheldebekken is de GWB lager dan 1000 m³per inwoner en per jaar, wat wijst op een “ernstigwatertekort”. Iets minder dan de helft van het beschik-bare water in het Scheldebekken is afkomstig van deplaatselijke neerslag. Een verdrag tussen België enNederland over de waterverdeling in hetScheldebekken bepaalt dat Vlaanderen gemiddeldeen afgesproken debiet voor het kanaal Gent-Terneuzen moet voorzien (20.06.1960). Dit protocolheeft een grote impact op de waterbeschikbaarheid inhet Scheldebekken tijdens droge periodes.

De waterbeschikbaarheid in de Maas neemt sterk aftijdens droge periodes, en wordt zelfs lager dan in hetScheldebekken. Dit is te wijten aan het grote verschiltussen de extreem hoge en lage debieten van deMaas, en aan het verdrag tussen Vlaanderen enNederland, waarin afspraken worden gemaakt overde voeding met Maaswater van verschillende kana-lenstelsels.

De GWB in het Maasbekken (fig. 1) is meer dan hetdubbele van het Europese gemiddelde (3630 m³) enmeer dan zes maal het Vlaams-Brusselse gemiddelde(fig. 2). De GWB in het IJzerbekken (fig. 1) ligt ietsonder het Vlaams-Brusselse gemiddelde dat zelf minder dan de helft is van het Europese gemiddelde

5

1 Deze paragraaf is in grote mate ontleend aan het MIRA-T 2004rapport (2.14).

Page 4: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

(fig. 2). De GWB in Vlaanderen en Brussel (1480 m³)zit boven de grens die gesteld wordt als een “ernstigwatertekort”, maar wordt wel als “zeer weinig” gecate-goriseerd. Bovendien is meer dan 2/3 van de GWBafkomstig van aanvoer vanuit de buurlanden en–regio’s. Vlaanderen is dus afhankelijk van zijn buur-landen voor wat betreft haar waterbeschikbaarheid.

De langjarige jaargemiddelde waterbeschikbaarheidin Vlaanderen (lager dan 1000 m3 per inwoner perjaar) vertoont een lichtjes dalende trend tussen 2000en 2006 (Fig. 3), die veroorzaakt wordt door de toe-nemende bevolkingsdichtheid. Dat betekent datVlaanderen volgens internationale criteria beschouwdmoet worden als een regio met een ernstig water -tekort.

2. Verstoring van de waterhuishouding

In de zomer van 2008 werd Vlaanderen en in het bij-zonder Limburg, meermaals geconfronteerd metwateroverlast. Elders in Vlaanderen wordt gemeld dathet land ‘verdroogt’. Wat is er aan de hand?

2.1. VERSTORING VAN DE WATERHUISHOUDING

Al eeuwenlang wordt de waterhuishouding beïnvloeddoor menselijk ingrijpen. De mens onttrekt immerswater uit de watercyclus voor tal van doeleinden. Datingrijpen heeft geleid tot een algemene en deelsonomkeerbare verstoring van de natuurlijke watersys-temen. Verdroging en overstromingen worden vooreen groot deel veroorzaakt door dezelfde menselijke

6

Figure 1. — Gemiddelde waterbeschikbaarheid (Mira-T, 2004)

Figure 2. — Gemiddelde waterbeschikbaarheid (MIRA-T, 2004)

IN KLEUR ?

IN KLEUR ?

Page 5: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

ingrepen. De toename van de verharde oppervlakte inVlaanderen zorgt door de snellere oppervlakteafstro-ming en de verminderde infiltratie voor hogere debie-ten bij was en dus een toename van het overstro-mingsgevaar. De vermindering van de infiltratie geeftaanleiding tot verdroging.

De beschikbaarheid van voldoende goed water is vangroot belang zowel voor de ecologie als voor verschil-lende sectoren van de maatschappij. Op sommigeplaatsen en tijdstippen kunnen deze behoeften metelkaar in conflict komen. Door een goed waterbeheeren de nodige afspraken kunnen dergelijke belangen-conflicten worden voorkomen of opgelost.

Eenvoudig is dat niet. De natuur is meestal vragendepartij voor hoge grondwaterstanden. Grondwater -afhankelijke terrestrische ecosystemen (bvb. hoog-veen en moerasbos) gedijen immers goed in eenwaterig milieu. Hoge grondwaterstanden zijn danweer nefast voor de landbouwactiviteiten t.g.v. eenslechte lucht- en waterhuishouding, geringe draag-kracht van akkerland, gebrekkige efficiëntie van debemesting, structuurbederf, verhoging van ziekterisi-co’s voor vee op weiland, ... (Water voor Groen, 1984).

Dit geeft aan dat het waterbeheer staat of valt met deruimtelijke functietoekenning. Ruimtelijke ordeningspeelt bijgevolg een cruciale rol in het tot stand komenvan een goede waterhuishouding. Water zou een lei-dende rol moeten spelen in de ruimtelijke ordening enmoet voldoende ruimte krijgen: ruimte om te infiltre-ren, ruimte om te overstromen, om de natuurlijkedynamiek te herstellen, om valleigebieden te creërendie een veiligheidsfunctie combineren met mogelijk-heden voor extensieve landbouw, recreatie, waterwin-ning en natuurontwikkeling. Tijd voor water is ookbelangrijk: water moet de tijd krijgen om te infiltreren,om te blijven staan en zodoende slechts vertraagd

afgevoerd te worden. Regenwater moet opgehoudenworden waar het valt.Het herstel van het gehele oppervlaktewatersysteemin Vlaanderen is nog veraf, al worden de principes vanintegraal waterbeheer meer en meer toegepast en zijner hoopgevende proefprojecten.

2.2. VERDROGING

In Nederland wordt “verdroging” breed gedefinieerdals (4e Nota Waterhuishouding (1998)): “Alle effectendie voor de natuur als ongewenst worden ervaren endie het gevolg zijn van de daling van grondwater -standen, zowel als gevolg van vochttekort als vanmineralisatie en verandering van invloed van kwel enneerslag”.

Zowel menselijke als natuurlijke oorzaken kunnen ver-droging veroorzaken. Voor de vegetatie en de groeivan landbouwgewassen is vooral de dynamiek en dekwaliteit van het ondiepe grondwater en het bodem-water van belang.

De evolutie in de tijd van grondwaterstanden kan eengoede indicator zijn voor verdroging. Hiervoor zijnbetrouwbare en langdurige meetreeksen nodig (dievandaag in Vlaanderen onvoldoende beschikbaarzijn).Bij het vaststellen van verdroging dient er een duide-lijk onderscheid gemaakt te worden tussen verdrogingals gevolg van meteorologische omstandigheden enals gevolg van menselijk ingrijpen.

Er zijn drie mogelijke oorzaken voor verdroging:

• ontwatering en versnelde afwatering (drainage)voor de landbouw;

• grondwateronttrekking voor proceswater (landbouwen industrie), drinkwater en beregening (irrigatie);

7

Figure 3. — Jaarlijkse waterbeschikbaarheid (MIRA-T 2007)

IN KLEUR ?

Page 6: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

• overige oorzaken, zoals de toename van het ver-harde oppervlak, bebossing (die leidt tot toenamevan de verdamping en vermindering van de infiltra-tie) en bemalingen.

Vaak is de juiste toedracht niet eenvoudig te detecte-ren omdat een combinatie van factoren een rol speelt.Het uitzoeken van de oorzaken is een noodzakelijkevoorwaarde om een adequate remediëring te kunnenuitwerken.

2.3. VERDROGING EN DE DRINKWATERWINNING

De drinkwatersector in Vlaanderen kende een sterkeontwikkeling van de vraag na de TweedeWereldoorlog. Heel wat ondiepe waterwinningen wer-den aangelegd.

Ondertussen werden op plaatsen waar verdrogingoptrad al maatregelen genomen:

• afbouw van het opgepompte volume grondwaterzodat een evenwicht bereikt wordt;

• optrekken van het gebruik van oppervlaktewatervoor drinkwaterproductie (vb. gebruik van water uitde Schelde, IJzer, en het krekengebied vanNoordoost Vlaanderen);

• waar mogelijk, ontwikkelen van grondwaterwinnin-gen vanuit dieper gelegen spanningslagen, zonderdat het natuurlijke evenwicht wordt verstoord.

In sommige gevallen is een onomkeerbare, maat-schappelijk aanvaarde, verdroging opgetreden. Zowerd de eerste waterwinning van de stad Leuven(1890) aangelegd in een toenmalig moerassig gebiedin Heverlee, waar de woonomstandigheden voor dearme buurtbewoners erg ongezond waren. Door dewaterwinning is het grondwaterpeil verlaagd en wer-den in de eerste helft van de 20e eeuw honderdenwoningen opgericht in dit “drooggelegd” gebied.Gevolg is dat de waterwinning eeuwig dient door tegaan om de huizen te vrijwaren van waterschade.Daarenboven heeft de aanwezigheid van de water-winning gezorgd voor een groene long van meerderehectaren in een ondertussen volledig verstedelijktgebied.

2.4. INVLOED VAN KLIMAATVERANDERING OP DE DRINKWATER-VOORZIENING

Volgens het KNMI was de zomer van 2003 in Europade warmste in vijfhonderd jaar. Uit gegevens van hetKMI blijkt dat juli 2006 de warmste maand was sindshet begin van de waarnemingen (1833) en augustus2006 de op één na natste. De neerslag vertoont meeren meer extremen.

Een studie van het KMI en de K.U. Leuven geeft aandat tussen nu en 2100 de toename van de neerslag in

de winter tot 16% kan bedragen en dat de neerslag inde zomer echter kan afnemen met 6 tot 20%.Bovendien zal de verdamping toenemen met 5 à 17%.Andere studies (KULeuven, 2007) voor 67 Vlaamsedeelbekkens in het Schelde-stroomgebiedsdistrict wij-zen uit dat de sterke daling in de zomerneerslag en detoename van de verdamping zal leiden tot een dalingvan de laagwaterdebieten in de rivieren. Alle simula-ties voorspellen een daling van de laagste grondwa-terafstromingen naar de rivieren, gemiddeld metongeveer 50%.

Er mag dus verwacht worden dat de klimaatverande-ring, een impact zal hebben op zowel de kwaliteit alsde beschikbaarheid van grond- en oppervlaktewater,en dus op de leveringszekerheid. Bij het beheer vande watervoorraden, de planning en investeringsbeslis-singen zou dus ook rekening gehouden moeten wor-den met de klimaatverandering. De huidige praktijk isvooral gericht op overstromingsgevaar met beperkteaandacht voor waterschaarste en -droogte. Debelangrijkste moeilijkheid bij het rekening houden metde klimaatverandering is de grote onzekerheid metbetrekking tot de toekomstige veranderingen. Bestbouwt men een flexibele strategie uit. Zo kunnen nu alals voorzorg, kosteneffectieve maatregelen genomenworden, terwijl de strategie gaandeweg aangepastkan worden wanneer de wetenschap meer inzichtkrijgt in de problematiek (“adaptive measures” en “noregrets climate strategy”).

Het klimaat heeft niet alleen invloed op de beschik-baarheid van (drink-)water maar ook op de vraag.Door de evolutie naar drogere en warmere zomerszullen de piekverbruiken toenemen in periodes vangrote droogte. Dit heeft in de zomer van 2005 bvb.geleid tot een plaatselijk en tijdelijk tekort aan drink-water in sommige delen van Vlaanderen. Onderzoektoont aan dat de invloed van het klimaat op de water-vraag in Vlaanderen de gemiddelde dagpiek met 40 %kan doen stijgen.

2.5. ALTERNATIEVE WATERBRONNEN

2.5.1. Gebruik van hemelwater en effluent

Als alternatief voor verdroging wordt een doordachtgebruik van hemelwater en hergebruik van gezuiverdafvalwater (effluent) aanbevolen. Sinds 1999 is eenhemelwaterput verplicht bij nieuwbouw en verlenende meeste gemeenten een subsidie voor het plaatsenen gebruiken van een hemelwaterput in bestaandewoningen. Dit opgevangen regenwater moet viagescheiden leidingen, worden gebruikt voor een aan-tal huishoudelijke activiteiten, waarbij de (drinkwa-ter)kwaliteit van het water niet essentieel is. Op diemanier kan in perioden van voldoende neerslag devraag naar drinkwater aanzienlijk worden geredu-ceerd. Deze putten kunnen ook een bescheiden

8

Page 7: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

bijdrage leveren tot de vermindering van wateroverlastdoordat ze tijdelijk riolen en/of beken kunnen ontlas-ten.

Ook een aantal industriële processen vereisen nietaltijd hoogkwalitatief (drink- of grond)water. De nodigevolumes zijn meestal te groot om door opgevangenregenwater te worden geleverd. Een mogelijk alterna-tief is het gebruik van gezuiverd afvalwater (RWZIeffluent). De belangrijkste toepassing ervan is hetgebruik als koelwater (ca.1.000.000 m³ per jaar),maar ook verscheidene andere toepassingen zijnmogelijk of worden onderzocht (landbouw, besproei-ing van golfterreinen, proceswater voor verschillendeindustrieën, ...). Daar waar voor koelwater het effluentonmiddellijk kan worden gebruikt, is het voor demeeste andere toepassingen een verdere nazuiveringvereist.

De meest verregaande vorm van hergebruik van efflu-ent is de directe aanrijking van grondwaterlagen met(sterk) nagezuiverd effluent. Op basis van effluent vande RWZI Wulpen (Aquafin) wordt in het productiecen-trum Torreele (IWVA) per jaar ca. 2.000.000 m³ infil-tratiewater geproduceerd dat in het duingebiedDoornpanne wordt geïnfiltreerd en in de nabije omge-ving opnieuw wordt opgepompt als drinkwater. Dit her-gebruik vertegenwoordigt ca. 40% van de lokaledrinkwaterbehoefte. Men moet er wel op letten dat dekwaliteit van het ontvangende grondwaterlichaam erniet op achteruit gaat.

2.5.2. Infiltratievoorzieningen voor neerslagafvoer

De snel toegenomen verstedelijking in Vlaanderen, ende daaraan gekoppelde toename van de verhardeoppervlakte, heeft voor gevolg dat een steeds kleinerpercentage van de gevallen neerslag ter plaatse wordtgehouden of infiltreert in de bodem. Volgens hetNationaal Instituut voor de Statistiek nam de verhardeoppervlakte in Vlaanderen tussen 1990 en 2000 toemet 24 %! Dit veroorzaakt een versnelde afvoer naarhet waterlopensysteem en mogelijk wateroverlastafwaarts. In het ruimtelijke beleid wordt meer en meeraandacht besteed aan deze problematiek (o.a. doorde “watertoets”). Zo wordt bij (ver)nieuwbouw van gro-tere gebouwen gestreefd naar een maximale opvangvan regenwater in infiltratiebekkens of open grachtenen vijvers, zodat de grondwatertafel kan worden aan-gevuld. Wat niet kan infiltreren wordt vertraagd naarhet oppervlaktewater afgevoerd, zodat het geen aan-leiding kan geven tot wateroverlast.

Bij het opleggen en uitvoeren van dergelijke maatre-gelen moet men er zich van bewust zijn dat onge-wenste neveneffecten kunnen ontstaan. Door het sys-tematisch ophouden van een aanzienlijke hoeveelheidhemelwater zou het bvb. kunnen dat een aantal klei-nere waterlopen niet meer voldoende debiet krijgen

om een goede morfologische structuur en stabieleaquatische ecosystemen in stand te houden.

Problematisch is echter dat in Vlaanderen de debietenafkomstig van de terreinen van particulieren en bedrij-ven niet onder controle zijn. Teneinde de versneld af tevoeren debieten te beperken zou het heffingenbeleidkunnen bijgestuurd worden, zodat particulieren enbedrijven (zoals in Duitsland) belast worden volgenshet aantal m² verhard oppervlak (incl. dakoppervlak)waarvan het water afstroomt naar de riolering. Deoverheid moet een voorbeeldfunctie vervullen en bijwegenwerken of de bouw van openbare gebouwenzoveel mogelijk de infiltratie van hemelwater bevorde-ren.

3. De kwetsbaarheid van het grondwater inVlaanderen: zoeken naar oplossingen

3.1. GRONDWATER IN VLAANDEREN

Grondwater is één van de belangrijkste, zoniet débelangrijkste zoetwaterreserve in Vlaanderen.Grondwater wordt door de verschillende gebruikersvaak gezien als een lokaal beschikbare en goedkopewaterbron van goede kwaliteit, maar is er wel genoeggrondwater voor elke gebruiker en zo ja, waar inVlaanderen, en is de kwaliteit wel altijd voldoende omvoor elke toepassing gebruikt te worden?

Op basis van de regionale grondwaterstroming kunnen verschillende aquifers afgebakend worden diesamen als één geheel beschouwd worden: dit zijn degrondwatersystemen. Naast enkele pragmatischegrenzen zoals gewest- en landsgrenzen, is de indelingvan de grondwatersystemen gebaseerd op de fysische kenmerken van de grondwaterreservoirs. Desystemen worden begrensd door duidelijke barrièresvoor de grondwaterstroming zoals dikke kleilagen(“aquitards”), geologische begrenzingen, grondwater-scheiding, sterk drainerende rivieren, verzilting -grenzen enz. Het Vlaamse Gewest kent zes grond -watersystemen, die op verschillende dieptes boven ennaast elkaar voorkomen (fig. 4).

In het westen vindt men van ondiep naar diep, hetKust- en Poldersysteem (KPS), het Centraal VlaamsSysteem (CVS) en het Sokkelsysteem (SS). In hetoosten vindt men van ondiep naar diep, hetMaassysteem (MS), het Centraal Kempisch Systeem(CKS) en het Brulandkrijtsysteem. Vijf van degenoemde grondwatersystemen behoren tot hetstroomgebiedsdistrict van de Schelde. Alleen het vol-ledige Maassysteem, een klein oostelijk deel van hetBrulandkrijtsysteem en het noordelijk deel van hetCentraal Kempisch Systeem behoren tot het stroom-gebiedsdistrict van de Maas.

9

Page 8: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

De zes grondwatersystemen zijn verder opgedeeld inverschillende grondwaterlichamen. Op basis van specifieke karakteristieken zijn in het totaal 42 grond-waterlichamen afgebakend, waarvan er 10 behorentot het stroomgebiedsdistrict van de Maas en 32 tothet stroomgebiedsdistrict van de Schelde.

3.2. GRONDWATER DOORGROND

De Vlaamse overheid heeft de laatste jaren sterkgeïnvesteerd in het doorgronden van de grondwater-problematiek. Eén van de basiselementen van de ken-nisopbouw is het primaire grondwatermeetnet en hetfreatische grondwatermeetnet, beiden beheerd doorde VMM. Voor aanvullende informatie, vooral overdrinkwaterwingebieden en grondwaterafhankelijketerrestrische ecosystemen kunnen ook anderebestaande meetnetten worden ingeschakeld.

Om per grondwaterlichaam de grondwaterreserve ende kwantiteitsevolutie te bepalen wordt gebruikgemaakt van het primaire grondwatermeetnet datbestaat uit ongeveer 450 meetputten, zoveel mogelijkgelegen zijn buiten de antropogene invloedssfeer.Sinds de jaren tachtig worden in het primaire meetnetmaandelijks grondwaterpeilen gemeten. Het primairemeetnet wordt ook ingeschakeld voor kwaliteits -metingen.

Complementair aan het primaire meetnet werd in2003 gestart met de uitbouw van een freatisch grond-watermeetnet. Het bestaat uit meer dan 2100 “multi-levelputten” (meetpunten op verschillende dieptes) enwordt sinds 2004 twee tot vier keer per jaar bemon-sterd.

Het uitgebreide grondwatermonitoringprogrammalevert dus de basisdata voor het bepalen van dekwantitatieve en kwalitatieve toestand van de grond-waterlichamen in Vlaanderen. Op basis hiervan kaneen langetermijnvisie voor het grondwaterbeleid en-beheer ontwikkeld worden.

Grondwatermonitoring staat niet op zichzelf. Sinds2000 wordt door de VMM, gewerkt aan de uitbouwvan een grondwatermodelleringsplatform. Met hetzogenaamde Vlaams Grondwatermodel kan inzichtverkregen worden in de verschillende grondwater -systemen en kunnen “what if ?” vragen beantwoordworden.

3.3. DE TOESTAND VAN HET GRONDWATER IN VLAANDEREN

Grondwateronttrekkingen in freatische watervoerendelagen kunnen lokaal de grondwaterstand sterk verlagen. In gespannen watervoerende lagen leidt hetovermatig onttrekken van grondwater tot druk -verlaging of zelfs drukverlies. Grote zones met sterkverlaagde druk als gevolg van overbemaling wordenaangeduid als depressietrechters. Overmatig onttrek-ken van grondwater kan ook kwaliteitsveranderingentot gevolg hebben.

De Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn(2006) leggen specifieke doelstellingen op die moetengehaald worden tegen 2015. Naast de kwalitatievedoelstellingen, zoals het voorkomen of beperken vande inbreng van verontreinigende stoffen in het grond-water en het voorkomen van een achteruitgang vande toestand van alle grondwaterlichamen, wordt alskwantitatieve doelstelling een evenwicht tussen

10

Figure 4. — De afbakening van grondwatersystemen in Vlaanderen

IN KLEUR ?

Page 9: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

onttrekking en aanvulling van grondwater opgelegd.Een concrete uitwerking van deze doelstelling bete-kent:

• Wijzigingen in het grondwatersysteem mogen geensignificante negatieve effecten hebben op de actu-ele of beoogde natuurtypes van de grondwateraf-hankelijke terrestrische ecosystemen in bijzonderbeschermde gebieden;

• De winningen mogen geen zoutwaterintrusie ver-oorzaken;

• De gespannen lagen moeten hun spanningskarak-ter behouden zodat de laag niet geoxideerd wordt;

• Er mogen geen regionale verlaagde grondwater-peilen (“depressietrechter”) voorkomen die grond-waterkwaliteitsveranderingen veroorzaken;

• Er mogen geen aanhoudende peildalingen voorko-men (rekening houdende met klimatologischevariaties);

• De baseflow moet voldoende groot blijven zodatwaterlopen in stand gehouden worden;

• Een verlaging van de baseflow mag niet leiden tothet niet behalen van de milieukwaliteitsnormenvoor het ontvangende oppervlaktewater.

In het kader van de opmaak van de stroomgebieds-beheersplannen is een toestandsbepaling van degrondwaterlichamen uitgevoerd. Voor het luik kwanti-teit werden beslissingsschema’s uitgewerkt. Zo is voorde test “waterbalans” nagegaan of er een regionaledepressietrechter gelegen is in het grondwater -lichaam en/of werd een evaluatie gemaakt van destijghoogtereeksen in de verschillende grondwater -lichamen over een lange termijn (10 jaar).

Voor het luik kwaliteit werden de grondwaterlichamenvoor verschillende chemische parameters getoetstaan de respectievelijke milieukwaliteitsnormen of,

indien relevant, aan de achtergrondniveaus.Pesticiden werden enkel in de freatische grondwater-lichamen gemeten.

In tabellen 1 en 2 is de toestand van de grondwaterli-chamen weergegeven voor zowel kwantiteit als kwali-teit. De kleurcode is groen voor een goede toestanden rood voor een ontoereikende toestand. Voor deeindbeoordeling van beide luiken afzonderlijk werdhet ‘one out - all out’ principe toegepast. Dit betekentdat van zodra een grondwaterlichaam voor één para-meter of test een slechte beoordeling (rood) krijgt, deeindtoestand voor dit grondwaterlichaam eveneensontoereikend is.

In het stroomgebiedsdistrict van de Maas bevinden 9van de 10 grondwaterlichamen zich in een goedekwantitatieve toestand en 4 in een goede kwalitatievetoestand. In het stroomgebiedsdistrict van de Scheldezijn er dit resp. 19 en 7 van de 32.

3.4. HET DIEPE GRONDWATER

In Vlaanderen wordt heel wat grondwater opgepomptuit diepe, half gesloten grondwaterlagen. Daar waardit het voordeel biedt dat de freatische watertafel erniet direct door daalt, veroorzaakt het wel een verla-ging van het grondwaterpeil of de (piëzometrische)stijghoogte in de diepe laag waaruit water onttrokkenwordt. Die verlaging heeft niet alleen directe gevolgenvoor de winningmogelijkheden (krachtiger, diepergeplaatste pompen), maar beïnvloedt ook het hydro-dynamisch functioneren van het systeem: het onttrok-ken grondwater vermindert de natuurlijke afvoer uit delaag, zodat stroomafwaarts gelegen bronnen enoppervlaktewateren of wetlands kunnen verdrogen.Bovendien kan de exploitatie zo ingrijpend zijn voor delaag dat de waterpeilen voortdurend blijven dalen,

11

Tabel 1. — Toestandsbeoordeling voor de grondwaterlichamen in het SGD Maas

KWANTITEIT KWALITEIT

Grondwater lichaam water-balans

resul-taat

NO3 pesti-ciden

As Ni Cd Zn Pb K NH4 PO4 F SO4 Cl EC resul-taat

BLKS_0160_GWL_1m

BLKS_0400_GWL_1m

BLKS_0400_GWL_2m

BLKS_1100_GWL_1m

BLKS_1100_GWL_2m

CKS_0200_GWL_2

CKS_0220_GWL_1

MS_0100_GWL_1

MS_0200_GWL_1

MS_0200_GWL_2

Page 10: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

zonder dat een nieuwe evenwichtstoestand wordtbereikt. Het is duidelijk dat dit geen duurzame toe-stand is.

De Sokkel Aquifer en de Ledo-Paniseliaan Aquifervormen in Vlaanderen twee sprekende voorbeeldenvan deze problematiek.

Fig. 5 stelt een digitaal terreinmodel van West- enOost-Vlaanderen voor, waarboven de stijghoogte -lijnen van de Sokkel Aquifer zijn weergegeven, eneronder een driedimensionale voorstelling van ditstijghoogte-oppervlak. Duidelijk blijkt een belangrijkedepressietrechter onder zuidelijk West-Vlaanderen,met dieptepunt ter hoogte van Waregem (peilen

12

Tabel 2. — Toestandsbeoordeling voor de grondwaterlichamen in het SGD Schelde

KWANTITEIT KWALITEIT

Grondwaterlichaam water-balans

resul-taat

NO3 pesti-ciden

As Ni Cd Zn Pb K NH4 PO4 F SO4 Cl EC resul-taat

BLKS_0160_GWL_1s

BLKS_0400_GWL_1s

BLKS_0400_GWL_2s

BLKS_0600_GWL_1

BLKS_0600_GWL_2

BLKS_0600_GWL_3

BLKS_1000_GWL_1s

BLKS_1000_GWL_2s

BLKS_1100_GWL_1s

BLKS_1100_GWL_2s

CKS_0200_GWL_1

CKS_0250_GWL_1

CVS_0100_GWL_1

CVS_0160_GWL_1

CVS_0400_GWL_1

CVS_0600_GWL_1

CVS_0600_GWL_2

CVS_0800_GWL_1

CVS_0800_GWL_2

CVS_0800_GWL_3

KPS_0120_GWL_1

KPS_0120_GWL_2

KPS_0160_GWL_1

KPS_0160_GWL_2

KPS_0160_GWL_3

SS_1000_GWL_1

SS_1000_GWL_2

SS_1300_GWL_1

SS_1300_GWL_2

SS_1300_GWL_3

SS_1300_GWL_4

SS_1300_GWL_5

Legende: “De naamgeving van een grondwaterlichaam is opgebouwd uit de afkorting van het grondwatersysteem(Brulandkrijtsysteem = BLKS; Centraal Kempisch Systeem = CKS; Maassysteem = MS; Centraal VlaamsSysteem = CVS; Kust- en Poldersysteem = KPS; Sokkelsysteem = SS), de HCOV-code (overeenstemmend metde belangrijkste watervoerende laag), de afkorting voor grondwaterlichaam (GWL) en een volgnummer (met eventueel ‘s’ voor Scheldedistrict en’m’ voor Maasdistrict).”

Page 11: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

ca. -180 m TAW, wat overeenkomt met een peildalingvan meer dan 200 m t.o.v. de natuurlijke situatie), eneen kleinere, meer oostelijke depressietrechter rondAalst. Deze dramatische toestand noopt de overheidtot het nemen van maatregelen. Hoewel de opge-pompte debieten sinds 1990 bevroren zijn, blijkt zichregionaal ook na 2000 nog steeds een verdere peil-daling door te zetten. Het systeem is duidelijk uit zijnevenwicht gebracht.

Uit wetenschappelijk onderzoek (UGent, 2003) isgebleken dat, in de zone van de depressietrechter, degewonnen debieten moeten teruggebracht worden tot25 % van de vergunde debieten anno 2000, om eenzeker peilherstel te realiseren en, ook op langere ter-mijn (50 jaar), althans in het centrum van de depres-sietrechter, geen verdere daling van de peilen te latenoptreden. Locaal treedt wel peilherstel op als gevolgvan het stilleggen van winningen.

Verder vertoont ook het peil in de bovenliggendeLandeniaan Aquifer een ernstige verlaging, die ver-oorzaakt is door het toevloeien van hetLandeniaanwater naar de depressietrechter in deSokkel, naast de rechtstreekse winning uit deLandeniaan Aquifer zelf (vnl. geconcentreerd in hetnoordwesten, streek van Ieper).

De sterke peildaling in deze diepe aquifers leidt tot hetonttrekken van water uit de berging in de bovenlig-gende aquitards (in de eerste plaats de ruim 100 mdikke kleiïge Ieperiaan-aquitard), wat leidt tot eenzekere compactie van deze enigszins samendrukbarelagen. Dit resulteert in een inklinking die zich doorzettot aan het oppervlak, en een (beperkte) subsidentieheeft veroorzaakt, die het sterkst is in het centrum vande depressietrechter (ruim 10 cm in Waregem).

Ook in de Ledo-Paniseliaan Aquifer in Oost-Vlaanderen is de stijghoogte ernstig verlaagd in deGentse Kanaalzone, en vooral in het Waasland, alsgevolg van een belangrijke exploitatie uit die laag inde streek van Sint-Niklaas.

Naast de hydrodynamische problemen die resulterenuit de overmatige exploitatie van diepere aquifers,kunnen ook kwaliteitsproblemen optreden. Dit is alduidelijk vastgesteld voor de Sokkel (UGent, 1994).De overbemaling veroorzaakt de aantrekking van zou-ter water dat zich dieper in de laag bevindt naar depompputten, zodat, in de depressietrechter een stij-ging van het zoutgehalte van het opgepompte waterkan worden vastgesteld. Verder wordt via sommigepompputten lucht in de laag aangezogen, omdat hetwaterpeil onder het dak van de laag is gedaald, wateen oxidatie van het gesteente veroorzaakt; dit uit zicho.m. in een stijging van het sulfaatgehalte en van hetgehalte aan sporenelementen (As, Cd, Cr, Cu, Hg,Ni), door oxidatie van de sulfidenmineralen.

3.5. EEN MAATREGELENPROGRAMMA VOOR DE TOEKOMST

3.5.1. De basisprincipes

Duurzaam watergebruik is noodzakelijk omdatverschil lende grondwaterlichamen zich in een ontoereikende toestand bevinden. Een duurzaamwatergebruik betekent in de eerste plaats minderwater gebruiken en, vooral, minder water verspillen. InVlaanderen gaat door lekken en verliezen 10 à 15%van het geproduceerde water verloren. Minder watergebruiken alleen is echter niet voldoende. Vaak is hetnoodzakelijk om alternatieven voor grondwater te zoeken. In eerste instantie kan gekeken worden naar

13

Figure 5. — Topografie, lijnen van gelijke stijghoogte en stijghoogte-oppervlak in de Sokkel Aquifer in West- enOost-Vlaanderen (gezien vanuit het zuiden).

IN KLEUR ?

Page 12: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

hergebruik van water. Indien dit niet of beperkt moge-lijk is, is het gebruik van hemelwater of oppervlakte-water een mogelijkheid..

3.5.2. De draagkracht van het systeem als motor

De Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn stu-ren het grondwaterbeleid naar een duurzaam even-wicht tussen de aanvulling en de onttrekking vangrondwater. Het beleid is erop gericht zones die in eengoede kwantitatieve toestand zijn zo te houden enprobleemzones te ontlasten. Dit betekent dat hetbeleid grondwaterlichaamspecifiek is en afhankelijk isvan de natuurlijke randvoorwaarden van de watervoe-rende lagen enerzijds, en de (antropogene) druk opdeze lagen anderzijds.

De milieukwantiteitsdoelstellingen voor grondwaterworden in de praktijk in eerste instantie nagestreefdvia het standstill-principe, waarbij een verdere dalingvan het grondwaterpeil en van de kwaliteitsdegradatieten gevolge van winningen wordt vermeden. Pergrondwaterlichaam kan bepaald worden hoeveelgrondwater effectief beschikbaar is voor gebruik. Ditgebeurt door gebruik te maken van regionale en loka-le modellen (het Vlaams Grondwater Model) gevoedmet de data van het grondwatermonitoringprogram-ma, waarmee verschillende scenario’s kunnen wor-den gesimuleerd. Uiteraard kunnen de scenario’s ookrekening houden met de verwachte gevolgen vanmogelijke klimaatsverandering.

Voor watervoerende lagen in ontoereikende kwantita-tieve toestand worden op basis van de contingenten-bepaling de noodzakelijke afbouw van de grondwater-winningen bepaald (herstelprogramma’s). Aangezien,zeker voor zulke grondwaterlichamen de te verdelencontingenten beperkt zijn, zullen keuzes moetengemaakt worden. Hierbij kan men rekening houdenmet het type grondwater dat kan of mag aangewendworden voor een bepaalde toepassing. Het is evidentdat water bestemd voor menselijke consumptie eenandere finaliteit heeft dan water dat gebruikt wordt alskoelwater. De kwaliteit van het ruwe water speelt duseen determinerende rol in de mogelijke toepassingvan dat water. Op basis van de combinatie van dekwantitatieve en kwalitatieve toestand van de grond-waterlichamen zullen dus prioritaire sectoren en prio-ritaire toepassingen (met definiëring van “hoogwaar-dig” en “laagwaardig” gebruik van water) gedefinieerden opgelijst moeten worden zodat een duurzame ver-deling van de contingenten mogelijk wordt zonder dedraagkracht van het systeem te overschrijden.

3.5.3. Basismaatregelen en aanvullende maatrege-len

Voor grondwaterlichamen die zowel kwalitatief alskwantitatief aangeduid zijn als “ontoereikend” kan degoede toestand niet gehaald worden tegen 2015.

Zelfs zeer drastische maatregelen om de bestaandeantropogene invloed op het grondwatersysteem volle-dig weg te nemen zouden geen oplossingen biedenop korte termijn door de traagheid van de grondwa-terstroming en de trage reactiesnelheden van geo-chemische processen in de ondergrond (en dus detrage herstelritmes). Niettemin moet er nu gestart wor-den met concrete maatregelen om aan te tonen dat ereen positieve evolutie is in de toestand. Indien nugestart wordt met concrete maatregelen, vooral viahet vergunningen- en heffingenbeleid, kan voor 2015wel voor een trendbreuk gezorgd worden om op langetermijn het evenwichtspeil te bereiken in alle grond-waterlichamen.

In het maatregelenprogramma van een stroomge-biedsbeheersplan wordt onderscheid gemaakt tussende ‘basismaatregelen’ en zgn. ‘aanvullende maatrege-len’. De basismaatregelen zijn alle maatregelen in uit-voering van Europese richtlijnen en/of maatregelendie in een officieel goedgekeurd beleidsdocument zijnopgenomen. Samen vormen ze het basisscenario2015, dat het moet mogelijk maken een inschatting temaken van het risico op het niet bereiken van degoede toestand in 2015. Aanvullende maatregelenzijn de extra maatregelen die bijdragen tot het halenvan de milieudoelstellingen tegen 2015. Op basis vaneen kosteneffectiviteitsanalyse wordt dan gekozenwelke aanvullende maatregelen preferentieel wordenuitgevoerd.

3.5.3.1. Een sturend vergunningen- en heffingen -beleid

Een strikt toegepast vergunningensysteem bepaalt devergunde hoeveelheden water die uit een grondwater-lichaam onttrokken mogen worden, rekening houdendmet de vastgelegde contingenten. Het huidige sys-teem, dat rekening houdt met de actuele toestand vande grondwaterlichamen, zal verder moeten verfijndworden: strenger waar nodig, soepeler waar mogelijk.Dit is een actie die slechts op middellange termijnvruchten afwerpt. Het is immers in de praktijk onmo-gelijk om de huidige vergunninghouders op korte ter-mijn voor voldongen feiten te stellen.

In combinatie met dit vergunningsbeleid moet een stu-rend prijzenbeleid gevoerd worden. De prijs van water,onafhankelijk van de herkomst ervan, is immers hetinstrument om de gebruikers op korte termijn tot duur-zaam watergebruik aan te zetten. Daarenboven is heteen instrument om de werkelijke kost – zowel de eco-nomische als de milieukost – door te rekenen aan degebruiker (het kostenterugwinprincipe zoals opgelegdin de Kaderrichtlijn Water).

Grondwaterwinningen in grondwaterlichamen inontoereikende kwantitatieve toestand waarvan de ver-gunbare hoeveelheid (koppeling van gedifferentieerdegrondwaterheffing en contingentbepaling) grondwater

14

Page 13: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

overschreden is, kunnen hogere heffingen opgelegdkrijgen en andersom.

De grootte van de grondwaterheffing, de drinkwater-prijs en de captatievergoeding voor oppervlaktewaterbepalen de keuze van het watergebruik. Hoe groterhet prijsverschil tussen water geleverd door drinkwa-terbedrijven en de grondwaterheffing, hoe mindermen geneigd is om over te stappen op leidingwater.Men moet wel opletten dat er geen substitutieoptreedt: de keuze van de gebruiker voor leidingwaterin plaats van grondwater is niet altijd een winst voorhet grondwaterlichaam. 50% van het geproduceerdeleidingwater is immers afkomstig uit grondwater.Indien het leidingwater ook afkomstig is uit (hetzelfde)grondwaterlichaam is de netto daling van het grond-watergebruik nihil. Daarom werd in West-Vlaandereneen proceswaterproject gesubsidieerd waarbij een35-tal industriële bedrijven overschakelen van deeigen winning van diep grondwater op de levering vanproceswater door het drinkwaterbedrijf, geproduceerduit oppervlaktewater.

De uiteindelijke doelstelling van dit sturende vergun-nings- en heffingsbeleid is een goede kwantitatievetoestand van alle grondwaterlichamen, waar de vraaghet aanbod niet overstijgt en waarbij in principe eenverhoogde grondwaterheffing op termijn overbodigwordt. Het is echter alleen mogelijk als het geldt vooralle grondwaterwinningen en indien voldoende aan-dacht wordt besteed aan controle en handhaving.

De drinkwaterbedrijven betalen heffingen aan deVlaamse overheid per m³ water die onttrokken wordtaan de watercyclus (ca. 12 miljoen euro per jaar). Ookbedrijven die meer dan 500 m3 grondwater gebruikenop jaarbasis, of oppervlaktewater capteren, betalenheffingen. De overheid moet er dan ook voor wakendat in het kader van het integrale waterbeleid, vol-doende middelen beschikbaar worden gesteld omzowel de kwaliteit als de kwantiteit van de zoetwater-voorraden voor de toekomst veilig te stellen.

3.5.3.2. Een waterbesparende cultuur

Duurzaam omgaan met water betekent dat water nietwordt verspild, dat water van een hoogwaardige kwa-liteit alleen wordt gebruikt als het noodzakelijk is endat gekozen wordt voor de bron die de benodigdekwaliteit kan aanleveren met een zo klein mogelijkemilieuafdruk (energie, hulpstoffen, reststoffen...).

Duurzaam waterverbruik is een proces van mentali-teitsverandering (veranderd gebruikspatroon) enzowel de verantwoordelijkheid van de bevolking, deindustrie, de landbouw als van de watermaatschappij-en. Het blijvend aansporen tot rationeel watergebruikis uitermate belangrijk. Bovendien is het ook eenmanier om de mensen op de hoogte te brengen vande nieuwe technologische mogelijkheden (en de

eventuele subsidies die te verkrijgen zijn) bij over-schakeling naar, of het gebruik van alternatieve water-bronnen, zonder de volksgezondheid in gevaar tebrengen. Een sectorgerichte evaluatie van de mogelijkhedenom alternatieve waterbronnen in de verschillende pro-cesonderdelen te gebruiken is een belangrijke stap.Sectorspecifieke water audits kunnen hierbij helpen,in het bijzonder indien de water audit zou deel uitma-ken van de vergunningsprocedure in gebieden waarhet risico bestaat dat de doelstellingen van deKaderrichtlijn Water niet gehaald zullen worden.Bijkomend moet ook onderzocht worden welke finan-ciële stimulansen kunnen ingevoerd worden voor hetoverschakelen op alternatieve waterbronnen. Debestaande VLIF-subsidieregeling (Vlaams landbouw-investeringsfonds) kan in deze optiek herbekekenworden en bijvoorbeeld de overstap van diep grond-water naar ondiep grondwater aanmoedigen. Bij nieuwbouw, herbouw of verbouwing voor woningenof bedrijfsgebouwen kan het watergebruik ook geopti-maliseerd worden door een evaluatie- en controlesys-teem van de waterstromen gericht op duurzaamwatergebruik (naar analogie van de energie-audit).

3.5.3.3. Water als sturende factor in andere beleids-domeinen

Duurzaam watergebruik is niet alleen belangrijk voorhet milieu. Watergebruik heeft immers impact op allegeledingen van het beleid, zowel sectoraal, ruimtelijkals socio-economisch.

Het ruimtelijke beleid is één van de belangrijkste rand-voorwaarden om waterschaarste en droogte te voor-komen en om duurzaam watergebruik aan te sturen.Eén van de belangrijkste voorbeelden hiervan is hetlocatiespecifiek onderzoek naar de mogelijkhedenvoor de omschakeling naar oppervlaktewater als alter-natief voor de productie van drinkwater en/of anderwater, voornamelijk op die plaatsen waar er geenmogelijkheid is in de toekomst om duurzaam gebruikte (blijven) maken van grondwater als ruwwaterbron.Deze omschakeling ligt ruimtelijk soms moeilijk omdatoppervlaktewaterwinningen veel ruimte in het land-schap innemen.

De zoektocht naar alternatieven voor grondwater kanfinancieel ondersteund worden. Momenteel bestaat alde mogelijkheid voor drinkwaterbedrijven om subsi-dies te verkrijgen voor de bouw van grijswatercircuitsten behoeve van de industrie op voorwaarde datgrondwaterwinningen in watervoerende lagen meteen ontoereikende kwantitatieve toestand afgebouwdworden. Een uitbreiding van deze subsidieregelingnaar landbouwbedrijven zou een herstel van sommigegrondwaterlichamen versnellen.

Daarnaast wenst bijvoorbeeld de drinkwatersectoreveneens zekerheid om zowel grondwaterwinningen

15

Page 14: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

als oppervlaktewaterwinningen blijvend te kunnenexploiteren. Los van de mogelijkheden van het water-systeem, is de drinkwatersector vragende partij voorde opname van winningen en drinkwaterinfrastructuur(bvb. hoofdtransportleidingen) in het RuimtelijkStructuurplan Vlaanderen.

Het ruimtelijke beleid heeft niet alleen een impact opde vraag naar water. Ook het aanbod van water kangestuurd worden via een degelijk ruimtelijk beleid.Sommige (voornamelijk freatische) grondwaterlicha-men kampen met een verminderde aanvoer van wateromdat de voedingszones onder druk staan door eentoenemende verharding van de oppervlakte. Het inte-grale waterbeleid, en dus ook het ruimtelijke beleidmoet een verhoogde infiltratie nastreven.

Het instrument “Watertoets” (decreet IntegraalWaterbeleid) hanteert het infiltreren van hemelwaterals één van de basisprincipes. De aanvulling vangrondwater door infiltratie wordt toegejuicht, maartegelijkertijd moet de kwaliteit van het grondwaterbeschermd worden.

3.5.3.4. De internationale dimensie

Grondwaterstroming stopt niet aan de grenzen. Ditbetekent dat kwalitatieve en kwantitatieve grondwater-problemen niet altijd door het Vlaamse beleid alleenkunnen worden opgelost. Beter communiceren metaangrenzende landen en gewesten om de grensover-schrijdende problemen grondiger te onderzoeken envervolgens aan te pakken is een noodzaak. Dit kanleiden tot bilaterale of trilaterale overeenkomsten metde buurlanden of -gewesten om elke partij te verzeke-ren van een minimale hoeveelheid grondwater meteen minimale kwaliteit.

Zo is sinds enkele jaren het herstel begonnen van hetsokkelsysteem en de Carboonkalklaag als gevolg vaneen intergewestelijk akkoord van 1998 tussenVlaanderen en Wallonië.

4. Besluit en Aanbevelingen

De Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn leggen concrete doelstellingen op. Uit de toestand -bepaling van het grondwater in Vlaanderen blijkt datde goede kwantitatieve toestand van het grondwaterin een aantal grondwaterlichamen niet bereikt is. Doorde natuurlijke beperkingen van de grondwater -systemen kan ook niet verwacht dat die goede toestand in 2015 zal bereikt worden.

Om op een duurzame manier grondwater te blijvenwinnen zijn op korte termijn maatregelen nodig omeen evenwicht te bereiken tussen de onttrekking ende aanvulling.

Door contingentering, d.w.z. de verdeling van hetbeschikbare water afhankelijk van de behoeften,gekoppeld aan een aangepast vergunningenbeleid enin combinatie met een sturend prijsbeleid (heffingen,subsidies, prijszetting) moeten stappen gezet wordenom grondwaterlichamen in ontoereikende kwantitatie-ve toestand te verbeteren en, waar dit evenwichtbestaat, het te behouden. Daarnaast moet het ruimte-lijke beleid de aanvulling van het grondwater onder-steunen.

Concrete aanbevelingen

Sensibilisering en motivering van de publieke opinie:

– Water is een belangrijke, schaarse grondstof, ookin Vlaanderen. We moeten er op een duurzame wijzemee omgaan.

– Sensibiliseren van de publieke opinie voor eenwaterbesparende cultuur is heel belangrijk. Net zoalsvoor energiebesparing, moeten campagnes gevoerdworden om de burgers te motiveren om zorgzaam omte gaan met water

Beleidsmaatregelen:

– In alle beleidsdomeinen en in het bijzonder op hetgebied van ruimtelijke ordening, moeten de principesvan het Integraal Waterbeheer consequent toegepastworden.

– Innovatieve initiatieven die tot doel hebben water-besparende technologieën te ontwikkelen of om hethergebruik van water ingang te doen vinden moetenworden aangemoedigd.

– Regenwater moet zo veel mogelijk lokaal geïnfil-treerd worden, waarbij moet vermeden worden dat ditleidt tot een vermindering van de kwalitatieve toestandvan het grondwater. Het in hemelwaterputten opge-vangen regenwater moet gebruikt worden, zonder devolksgezondheid in het gedrang te brengen.

– Er moet werk gemaakt worden van een geïnte-greerd prijzenbeleid voor alle types water, zodat aande principes van de kaderrichtlijn water voldaan wordt(kostenterugwinning en aansporen tot een duurzaamwaterbeleid).

– De overheid moet in het kader van het integralewaterbeleid, voldoende middelen beschikbaar stellenom zowel de kwaliteit als de kwantiteit van de zoet -watervoorraden voor de toekomst veilig te stellen.

16

Page 15: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Nood aan onderzoek:

– Er is nood aan doorgedreven onderzoek van deevolutie van de grondwaterpeilen met het oog op eenjuiste beschrijving van de kwantitatieve toestand vanhet grondwater in Vlaanderen. Hierbij is het belangrijkom een onderscheid te maken tussen de invloed vanmeteorologische/klimatologische veranderingen envan de evolutie van de grondwaterexploitatie ander-zijds. Het samenspel van beide factoren is in de eerste plaats van belang voor de ondiepe lagen.

– Er is nood aan een diepgaande studie van de beïnvloeding van de grondwaterkwaliteit in deVlaamse aquifers door (over)exploitatie.

– Er is dringend behoefte aan onderzoek om beter deinteractie te begrijpen tussen oppervlaktewater en hetondiepe grondwater, mede in het licht van mogelijkeklimaatveranderingen. Ook de invloed van mogelijkeklimaatveranderingen op de grondwaterreserves inVlaanderen dient nader te worden onderzocht.

– De onzekerheid met betrekking tot de effecten vanmogelijke klimaatveranderingen op de laagwater -debieten van de rivieren in Vlaanderen en de invloedop toekomstige waterbeschikbaarheid en waterkwali-teit is groot. Daarom moet de evolutie van het klimaaten de hydrologische effecten ervan, nauwgezet opgevolgd worden, en moet bij nieuwe waterbeheer-singprojecten rekening gehouden worden gehoudenmet de mogelijkheid om preventieve maatregelen tenemen.

5. Referenties

Anon. “EU Water Framework Directive”, 2000/60/EG,2000.

Anon. “Water and Urban Development Paradigms:Towards an integration of engineering, design andmanagement approaches”, Int. Conf. Leuven, 15-19 September 2008.

Boukhris O., Baguis P., Willems P., Roulin E., 2007.“Climate change impact on hydrological extremesalong rivers and urban drainage systems – II. Study ofclimate change scenarios”, studie uitgevoerd doorK.U.Leuven – Afdeling Hydraulica en KMI voorFederaal Wetenschapsbeleid, Interim report May2007, 92 p.

Degans H., J. Lermytte, D. D’Hont, E. DeBie,K.Martens, S. Michielsen, J. D’Hooghe, H.Wustenberghs, W. Huybrechts, 2007. “Waterhuis -houding, Watervoorraden onder druk”, MIRA 2007.

Vaes G. en Berlamont J., 2000. “Is er een trend in100 jaar neerslag te Ukkel”, Water,@Wel 5/2, juni2000, WWW.WEL.BE (7p).

Van Camp, M. & Walraevens, K. (2003). Grond -watermodellering voor Landeniaan, Krijt en Sokkel:Modelleren van een aantal scenario’s. 73 p. + figuren+ platen + bijlagen + 15 p. niet-technische samen -vatting. Universiteit Gent – Laboratorium voorToegepaste Geologie en Hydrogeologie. Studie uitge-voerd in opdracht van AMINAL, afdeling water.

Van Camp, M. & Walraevens, K. (2008). Recoveryscenarios for deep over-exploited aquifers with limitedrecharge: methodology and application to an aquiferin Belgium. Environmental Geology (DOI10.1007/s00254-008-1248-6).

Walraevens, K., Lebbe, L., De Ceukelaire, M., VanHoutte, E., De Breuck, W. & Marras, F. (1994).Influence on groundwater quality of the PaleozoicBrabant Massif in Belgium due to overexploitation.International Association of Hydrological Sciences,IAHS Publi cation 220, 461-470.

Willems P., Boukhris O., Berlamont J., Blanckaert J.,Van Eerdenbrugh K., Viaene P., 2007a. “Impact vanklimaatverandering op hydrologische extremen langsVlaamse rivieren - testcase Dender”, WATER, nr. 25,55-60.

Willems P., O. Boukhris, J. Berlamont, K. VanEerdenbrugh, P. Viaene, J. Blanckaert, 2007b. “Impactvan klimaatverandering op Vlaamse rivieren”, HetIngenieursblad, 29 januari 2007, 28-33.

17

Leden van de Werkgroep

Stan BEERNAERT (Ex-VMM, erelid CAWET/KTW)Jan BELLON (PIDPA)Jean BERLAMONT (K.U.Leuven), voorzitterDidier D’HONT (VMM)Luc KEUSTERMANS (VMW)Paul THOMAS (VMM)Johan VAN ASSEL (AQUAFIN)Kristine WALRAEVENS (U. Gent)

Page 16: Verdroging, ook in Vlaanderen?

KTW TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Samenvatting

Zowel de huishoudens als de industrie, de landbouwen de natuur maken aanspraak op de water -voorraden. Vooral door de grote bevolkingsdichtheid isde gemiddelde waterbeschikbaarheid in Vlaanderengering, in die mate dat er in bepaalde periodes water-schaarste optreedt. De verwachte klimaatveranderin-gen zullen dit nog verergeren. Naast het bevorderenvan een waterbesparende cultuur moet het her -gebruik van water en het gebruik van regenwater aangemoedigd worden. Door contingentering en eenaangepast vergunningsbeleid, in combinatie met eensturend prijsbeleid kunnen grondwaterlichamen die inontoereikende toestand verkeren verbeterd wordenen kan het evenwicht behouden worden, daar waarhet bestaat. Het ruimtelijke beleid moet de aanvullingvan het grondwater ondersteunen o.a. door het bevorderen van infiltratie.

Executive Summary

Industry, agriculture and households as well as naturelay claims to the fresh water supplies. Mainly becauseof the high population density in Flanders the meanwater availability per capita is low, to the extent thatduring certain periods water scarcity occurs. Theeffects of climate change are expected to worsen thesituation. Apart from promoting a water saving attitu-de, the re-use of water and the use of precipitationhave to be encouraged. By establishing quotas for

groundwater abstraction, introducing an adjusted concession granting policy and a steering water price-policy, groundwater bodies being at poor quantitativestatus may be improved, whilst those who are at goodstatus may stay in equilibrium. Urban and space plan-ning should support the groundwater recharge,among other things by aiming at increased infiltration.

Résumé

Les ressources en eau sont sollicitées aussi bien parl’industrie et l’agriculture que par les ménages. EnFlandre, la disponibilité moyenne en eau est faible, enparticulier à cause de la densité de la population, à cepoint que pendant certaines périodes il y a pénuried’eau. Les changements climatiques annoncés neferont qu’aggraver cette situation. Non seulement ilfaudra inciter la population à adopter une attitude deconsommation modérée, il faudra aussi encourager larécupération des eaux usées et l’utilisation des eauxde pluie. Grâce a l’application des quotas pour l’ex-traction des eaux souterraines et une politiqueadaptée en matière de remise des autorisations, liéesà une politique des prix incitative, on pourra d’une partremédier à l’insuffisance de certaines masses d’eausouterraines et d’autre part conserver les équilibresexistants. La réalimentation des ressources en eauxsouterraines doit être soutenue par une politiqued’aménagement du territoire, entre autres en encou-rageant les infiltrations.

18