Duurzaam bouwen in vlaanDeren · 2014. 2. 20. · Duurzaam bouwen in vlaanDeren momentopname in 10...

51
DUURZAAM BOUWEN IN VLAANDEREN Momentopname in 10 projecten

Transcript of Duurzaam bouwen in vlaanDeren · 2014. 2. 20. · Duurzaam bouwen in vlaanDeren momentopname in 10...

  • Duurzaam bouwenin vlaanDerenmomentopname in 10 projecten

    www.lannoo.com

    Duurzaam bouwen in vlaanderen Vlaanderen staat voor een belangrijke uitdaging: hoe willen we in de toekomst samen leven, wonen en werken? De gebou-wen waarin we wonen en werken zijn vaak slecht voorzien op toekomstige veranderingen en dragen weinig bij tot het sociale weefsel of het creëren van levende kernen. De manier waarop we bouwen heeft ook een belangrijke invloed op onze mobiliteit en de alsmaar schaarser wordende ruimte. Bovendien is het systeem van wonen en bouwen te weinig afgestemd op de draagkracht van het milieu.

    Vlaanderen beschikt over een aantal beleidsinstrumenten om een antwoord te bieden op deze nieuwe uitdaging. Maar het engagement van de Vlaamse overheid beperkt zich niet tot het ontwikkelen van dergelijke instrumenten. Ze wil ook het goede voorbeeld geven met haar eigen gebouwen. Dit boek wil aan de hand van tien reportages een staalkaart pre-senteren van vooruitstrevende realisaties die tot stand zijn gekomen door toedoen van de Vlaamse overheid, met de bedoeling inspiratie te bieden en een constructieve discussie te voeden over hoe we vandaag en in de toekomst in Vlaande-ren zullen wonen en bouwen.

    Du

    ur

    za

    am

    bo

    uw

    en

    in v

    laa

    nD

    er

    en

  • Duurzaam bouwenin vlaanDerenmomentopname in 10 projecten

  • Inleiding 4

    Projecten aanbesteed door de vlaamse overheid

    VAC – Leuven 8GI De Zande – Beernem 16VMM – Leuven 24

    Projecten ondersteund door de vlaamse overheid

    Sint-Gerardus – Diepenbeek 32AZ Groeninge – Kortrijk 40’t Groen Kwartier – Antwerpen 48De Vliedberg – Brugge 56Bivakhuis Hoge Duin – Oostduinkerke 64Passiefwoningen – Lanklaar 72

    Pijpelheide – Booischot 81Passiefhuizen – Wachtebeke 82Eco-Lifeproject Venning – Kortrijk 83

    Demonstratieprojecten

    Hoofdkantoor Infrax West –Torhout 84Meos – Maldegem 91Wetenschapspark – Arenberg 92Sint-Vincentius – Antwerpen 93K7 – UZ Gent 94De Basis – Westerlo 95

    inhouD

    Het streven naar een duurzame samenleving krijgt steeds meer aandacht. Wereldwijd groeit de consensus dat duur-zame ontwikkeling essentieel is. Dit is in Vlaanderen niet anders. Sinds 2006 heeft Vlaanderen een Vlaamse Strategie Duurzame Ontwikkeling. Die werd dit jaar geactualiseerd. Sinds 2008 heeft Vlaanderen ook een decreet duurzame ontwikkeling.Wie in Vlaanderen duurzame ontwikkeling zegt, zegt ook duurzaam wonen en bouwen. Het thema bekleedt een pro-minente positie in de Vlaamse Strategie en ook het Vlaams regeerakkoord plaatst duurzaamheid in bouwen, wonen en leven centraal. Dat geldt ook voor het Pact 2020 en in Vlaan-deren in Actie (ViA).Een goed beleid voor duurzaam wonen en bouwen is immers noodzakelijk om de ambitie te realiseren om Vlaanderen te doen evolueren naar een ‘groen en dynamisch stedenge-west’, zoals opgenomen in het plan Vlaanderen in Actie. De evolutie naar een groen en dynamisch stedengewest impliceert namelijk dat in Vlaanderen ook duurzaam wordt gebouwd en gewoond. De Europese Unie heeft hiervoor op het vlak van energieprestatie al duidelijke richtlijnen vast-gelegd: vanaf 2019 mogen overheden alleen nog nieuwe gebouwen in gebruik nemen die aan het concept van ‘bijna energieneutrale gebouwen’ voldoen en in 2021 moeten alle nieuwe gebouwen ‘bijna energieneutrale gebouwen’ zijn. Maar zoals verder in dit boek zal blijken, houdt duurzaam wonen en bouwen veel meer in dan enkel het streven naar een ultieme energieprestatie.

    Om de ambitie van ViA te realiseren, zet het Vlaams beleid duurzaam wonen en bouwen in op drie speerpunten: (1) de transitiearena duurzaam wonen en bouwen (DUWOBO), (2) de uitbouw van vijf provinciale steunpunten voor duur-zaam wonen en bouwen en (3) de ontwikkeling van maatsta-ven als referentiekader voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaanderen.

    De Vlaamse overheid wil uiteraard ook zelf het goede voor-beeld geven via concrete realisaties in haar gebouwen en via gerichte subsidies. Dit boek biedt een staalkaart van een aantal vooruitstrevende projecten die de voorbije jaren tot stand zijn gekomen. Er is daarbij bewust geopteerd om zoveel mogelijk gerealiseerde bouwprojecten, alsook ver-schillende types van projecten aan bod te laten komen, zoals sociale woningbouw, woonzorgcentra, ziekenhuizen, kantoren, scholen en infrastructuur voor sport en toerisme.

    Een boek als dit is altijd een momentopname, maar we wil-len tegelijkertijd van de gelegenheid gebruikmaken om ook een blik op de toekomst te werpen via projecten die momen-teel in de steigers staan.

    Ik hoop dat dit boek zijn doel bereikt: inspiratie bieden en een constructieve discussie voeden over hoe we vandaag en in de toekomst in Vlaanderen wonen en bouwen.

    Kris Peetersminister-president van de vlaamse regering

    vooraF

  • 4

    hoe duurzaam bouwt en woont vlaanderen vandaag en morgen?

    Vlaanderen staat voor een belangrijke uitdaging: hoe willen we in de toekomst samen leven, wonen en werken, en hoe kunnen we omgaan met de alsmaar schaarser wordende ruimte en grondstoffen? Diverse ontwikkelingen en trends hebben ervoor gezorgd dat de samenstelling van onze gezin-nen, onze leefpatronen, ons ruimtegebruik en onze woning-behoefte de afgelopen decennia ingrijpend gewijzigd zijn en wellicht nog zullen wijzigen.

    De manier waarop we wonen en bouwen in Vlaanderen heeft deze maatschappelijke ontwikkelingen nauwelijks kunnen bijbenen. Woningvraag en -aanbod sluiten slecht op elkaar aan, en de kwaliteit van de woningvoorraad laat te wensen over. De gebouwen waarin we wonen en werken zijn vaak slecht voorzien op toekomstige veranderingen en dragen doorgaans weinig bij tot het sociale weefsel. Bovendien is het systeem van wonen en bouwen te weinig afgestemd op de draagkracht van het milieu. Een duurzaam energie-, water- en materiaalgebruik is een basisvereiste om het welzijn van toekomstige generaties niet in het gedrang te brengen.

    Duurzaam wonen en bouwen integreert al deze thema’s. Naast leefmilieuaspecten zoals de energieprestatie, de waterhuishouding en het materiaalgebruik, moeten we rekening houden met sociale elementen: betaalbaarheid, gezondheid, comfort en welzijn, toegankelijkheid en aan-pasbaarheid. Ook waar we wonen en bouwen is van belang: hoe draagt het gebouw bij tot een mooie, groene en leven-dige buurt? Is de locatie gemakkelijk bereikbaar voor zachte weggebruikers en met het openbaar vervoer? Tot slot is ook

    een gezonde en innoverende bouwsector onmisbaar, en moet het opleidingsaanbod worden afgestemd op de soci-ale en ecologische uitdagingen van de toekomst.

    Vlaanderen is vastbesloten om hier werk van te maken. Het toekomstproject Vlaanderen in Actie (ViA) heeft onder meer de ambitie om Vlaanderen tegen 2020 om te vormen tot een ‘groen en dynamisch stedengewest’. In het Pact 2020 vertaalt de Vlaamse regering die ambitie samen met de sociale partners en het georganiseerde middenveld in concrete doelstellingen met betrekking tot het verande-rende klimaat, de waterhuishouding, eco-efficiëntie, ener-gie, armoede, zorg, mobiliteit, gezondheid, werkzaamheid en een solidaire open regio. Sinds 2006 heeft Vlaanderen ook een strategie voor duurzame ontwikkeling (VSDO), die in 2011 werd geactualiseerd. De VSDO werd opgesteld in samenwerking met sociale partners en het middenveld, en vertrekt vanuit een langetermijnvisie op 2050 met duur-zaam wonen en bouwen als een van de speerpunten.

    Al die mooie doelstellingen betekenen natuurlijk niets zonder concrete actie. Daarom koppelen zowel de VSDO als Pact 2020 concrete maatregelen en initiatieven aan de doelstellingen die ze vooropstellen: er worden initiatieven uitgebouwd rond duurzaam en slim wonen, hernieuwbare energie, duurzame materialen, een intelligent elektrici-teitsnet en sociaal warme steden.

    Eind 2004 startte de Vlaamse overheid met het transi-tieproces duurzaam wonen en bouwen, beter bekend als DUWOBO. De opgave was om een fundamentele omscha-keling (transitie) te versnellen naar een dagelijkse praktijk van wonen en bouwen die beantwoordt aan de principes van duurzame ontwikkeling. Voor het eerst werd in Vlaan-deren gebruikgemaakt van het concept van transitiema-nagement. Er stonden twee doelstellingen centraal: (1) een maatschappelijk vernieuwingsnetwerk (transitiearena) in Vlaanderen opzetten en (2) een zogenaamde transitie-agenda ontwikkelen waarin kortetermijnacties worden ingebed in een langetermijnvisie met het vizier op 2030.

    In DUWOBO zijn, naast verschillende overheden, onder meer ook diverse sectorfederaties, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven verte-genwoordigd. Samen bestuderen ze het onder andere hoe stads- en dorpskernen en wijken werken en hoe dit beter zou kunnen, hoe we bouwtechnieken, energie, grondstoffen en materialen verstandiger kunnen inzetten, hoe duurzaam wonen betaalbaar kan blijven, en hoe de bouwketen – die vaak bestaat uit individuele en veelal niet samenwerkende schakels – geoptimaliseerd kan worden. Bovendien ijvert DUWOBO voor opleidingen die al deze zaken in de praktijk kunnen laten brengen. In werkgroepen worden hierover ken-nis en ervaringen uitgewisseld, en partners vinden elkaar om samen dat belangrijke stapje verder te gaan. Binnen het transitieproces is al op verschillende vlakken baanbrekend werk verricht en het oorspronkelijk bescheiden initiatief is uitgegroeid tot een breed netwerk waarbinnen concrete projecten worden opgezet.

    In 2010 werd in elk van de vijf Vlaamse provincies een steun-punt duurzaam wonen en bouwen opgericht, naar het voor-beeld van het bestaande provinciale steunpunt duurzaam wonen en bouwen in Limburg, dat op dit vlak in Vlaanderen een pioniersrol heeft vervuld. Ook de provincie Antwerpen deed in het verleden al grote inspanningen om duurzaam bouwen te promoten via het provinciaal centrum duurzaam wonen en bouwen, Kamp C. In maart 2011 ondertekende minister-president Kris Peeters in naam van de Vlaamse regering een samenwerkingsovereenkomst met de vijf pro-vincies voor blijvende ondersteuning van deze steunpun-ten. Ze spelen een cruciale rol bij het in de praktijk brengen van het beleid en het sensibiliseren voor duurzaam wonen en bouwen, en zijn dé gespreks- en adviespartners in deze materie voor zowel particulieren als gemeenten. Naast het adviseren en informeren van particulieren en het bijstaan van onder andere gemeenten bij duurzame bouwprojecten, organiseren de steunpunten infosessies, workshops en gerichte vormingen voor een brede doelgroep van particu-lieren, lokale overheden, professionelen uit de bouwsector, ngo’s, onderwijsinstellingen enzovoort.

    Om duurzaam bouwen te bevorderen, zijn er uiteraard objectieve criteria nodig om gebouwen te beoordelen. De Vlaamse overheid zet daarom een aantal instrumenten in voor de gebouwen waarvoor zij zelf de opdracht geeft of subsidies verstrekt. Zo is er een handleiding opgesteld met een geïntegreerde waarderingsmethode voor de eigen kantoorgebouwen. Het Gemeenschapsonderwijs ontwik-kelde samen met het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) een duurzaamheidsmeter voor school-gebouwen. En ook de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) hanteren een leidraad waarin de principes van duurzame ontwikkeling worden vertaald naar concrete bouwprojecten.

    De Vlaamse overheid heeft dus heel wat handvatten om duurzaam bouwen in de eigen werking te ondersteunen. Om het ook buiten de overheid een duwtje in de rug te geven, wordt werk gemaakt van een Vlaamse Maatstaf voor duurzaam wonen en bouwen. De Maatstaf wordt hét refe-rentiekader voor duurzaam wonen en bouwen in Vlaande-ren; via dit instrument wordt met andere woorden bepaald wat de Vlaamse overheid verstaat onder duurzaam wonen en bouwen.

    De voorbije jaren spitsten de inspanningen zich toe op de ontwikkeling van een maatstaf voor woningbouw. Hier-mee kwam de Vlaamse overheid tegemoet aan de vraag van de Vlaamse bouwsector (opdrachtgevers, ontwerpers, ontwikkelaars en producenten van bouwcomponenten) naar een uniform instrument om de duurzaamheid van particuliere woningen te meten. Het nieuwe Vlaamse meetinstrument bouwt voort op de ruime ervaring met de bestaande specifieke instrumenten (voor kantoren, scho-len en woningen) op Vlaams en op Europees vlak, en heeft een lang en participatief proces doorlopen, waarbij alle actoren hun bevindingen en ervaringen hebben kunnen inbrengen. Dit is logisch, want zij zullen dit instrument op het terrein toepassen.

    5

    inleiDing

  • 76

    Een boek als dit is uiteraard altijd een momentopname. De regelgeving is voortdurend onderhevig aan wijzigingen en de meest vooruitstrevende technologie is bij wijze van spreken morgen al weer achterhaald. Bovendien is duur-zaam wonen en bouwen meer dan het integreren van hoog-technologische snufjes die de energieprestatie van een gebouw drastisch verbeteren. Duurzaam bouwen gaat, zoals hierboven al werd aangehaald, over veel meer. In dit boek is bewust gekozen om doorheen de reportages alle verschillende aspecten van duurzaam bouwen aan bod te laten komen. Projecten die uitblinken door een sterk par-ticipatieve aanpak, door herbestemming van oude gebou-wen of sites, dubbel gebruik van gebouwen of ruimtelijke of sociale kwaliteiten, verdienen dan ook evenzeer hun plek in dit boek als gebouwen met een uitmuntende ener-gieprestatie.

    innovatie te stimuleren in de overheidsmarkt. Binnen dit project lopen onder meer een aantal pilootprojecten rond scholen- en sociale woningbouw.

    Dit boek wil aan de hand van tien reportages een staalkaart presenteren van vooruitstrevende realisaties die tot stand zijn gekomen door toedoen van de Vlaamse overheid. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen projecten waarbij de Vlaamse overheid de rechtstreekse opdracht-gever was en projecten die tot stand zijn gekomen met financiële ondersteuning van Vlaanderen. In die laatste categorie is nog eens een onderscheid te maken tussen projecten die een substantiële subsidie ontvingen vanuit de kernopdracht van de betrokken overheidsinstantie, en projecten die een beperktere subsidie ontvingen omwille van hun sterk demonstratieve karakter. Deze onderverde-ling is doorheen het boek herkenbaar via de specifieke ach-tergrondkleur: paars voor projecten aanbesteed door de Vlaamse overheid, oranje voor substantieel ondersteunde projecten en groen voor demonstratieprojecten.

    We probeerden in dit boek verder te kijken dan enkel het niveau van het gebouw. Sommige zaken laten zich namelijk een stuk efficiënter aanpakken op buurt- of wijkniveau. Zowel private als publieke spelers leveren vandaag op dat vlak grote inspanningen. Zo maakt de Vlaamse overheid jaarlijks subsi-dies vrij voor duurzame stadsvernieuwingsprojecten.

    haalde bijvoorbeeld al meermaals de pers met creatieve en vooruitstrevende energiebesparende maatregelen. In 2000 al installeerde Zonnige Kempen een miniwarmtekrachtkop-peling in een project in Herenthout. In 2008 volgde in Grob-bendonk – in Vlaamse primeur – een biomassa-installatie voor verwarming. Voor het woonproject Sint-Antoniusplein-tje in Zoerle-Parwijs realiseerde Zonnige Kempen zelfs een Europese primeur met de aanleg van een asfaltcollector, die tijdens de zomermaanden warmte verzamelt om deze in de winter te gebruiken om de woningen te verwarmen en het asfalt ijsvrij te houden. Het beleid van Zonnige Kempen is ook in andere opzichten baanbrekend en origineel. Zo is de maatschappij al lang afgestapt van grootschalige sociale woningbouwprojecten. In plaats daarvan wordt geopteerd voor kleinschalige projecten die bijna op een organische manier verweven zijn met het bestaande woningbestand. Ook op het vlak van scholenbouw, toeristische jeugd-infrastructuur en de bouw van zorginstellingen werden en worden belangrijke inspanningen geleverd, net als op het gebied van stadskernvernieuwing. Toekomstige duurzame bouwprojecten kunnen sinds kort ook een beroep doen op Innovatief Aanbesteden, een nieuw beleidsinstrument om

    De sector is ook vragende partij voor een open structuur die het beheer en de kwaliteitsbewaking van dit soort meet-instrumenten voor duurzaam wonen en bouwen in handen neemt. De Vlaamse overheid ondersteunt in dit kader mee de oprichting van een Local Sustainable Building Council, aansluitend bij de World Green Building Council en andere internationale initiatieven.

    Het engagement van de Vlaamse overheid beperkt zich niet tot het ontwikkelen van dergelijke instrumenten. Ze wil ook het goede voorbeeld geven met haar eigen gebouwen. Zo bouwde de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) in 2003 al een kantoorgebouw volgens duurzame en ecologische principes en in 2007 volgde met het besturingsgebouw voor het Dijle- en Zennebekken in Leuven het eerste passiefge-bouw van de Vlaamse overheid. Daarnaast hebben ook de sociale huisvestingsmaatschappijen (SMH) al bewezen dat zij een voortrekkersrol spelen op het vlak van duurzaam wonen en bouwen. De Kempense SHM Zonnige Kempen

    Asfaltcollector in het wegdek aan de straatzijde van het woonproject Sint-Antoniuspleintje.

    De patiowoningen van het Sint-Antoniuspleintje

    De woningen zijn een halve verdieping boven het plein verheven, waardoor er verhoogde terrassen ontstaan aan de zuidzijde.

  • werken in een viersterrenkantoor

    De Vlaamse overheid kent sinds 2008 een sterrenclassificatie voor de grote kan-toorgebouwen die ze bouwt, renoveert of huurt. Die sterren worden toegewezen op basis van de kwaliteiten van de kantooromgeving. De meest recente aanwinst van de Vlaamse overheid is het Dirk Boutsgebouw, het Vlaams Administratief Centrum in Leuven. De nieuwkomer scoort met vier sterren het hoogst mogelijke ambitieniveau dat de overheid heeft voor zijn patrimonium.

    Het Dirk Boutsgebouw is dan ook een toonbeeld van energievriendelijkheid, bereik-baarheid en toegankelijkheid. Het heeft bijvoorbeeld het busstation van De Lijn en het station van Leuven als directe buren, is volledig rolstoeltoegankelijk en verbruikt nauwelijks primaire energie voor de verwarming en koeling.

    PrO

    jEC

    T KANTOOr

    vaC leuven

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • hetVlaamsAdministratiefCentruminLeuvenscoort4sterren,het hoogste ambitieniveau volgens de handleiding ‘Waarde-ring van kantoorgebouwen’

    • deVlaamseoverheidcentraliseertzijnProvincialeBuitendien-sten volgens het ‘anders werken’-principe Het Dirk Boutsgebouw is de nieuwe thuishaven

    voor de Vlaamse ambtenaren in Vlaams-Brabant.

    Een voorplein vestigt de aandacht op de hoofdingang langs de Diestsestraat.

  • 10 11

    bouwvolume

    Het Dirk Boutsgebouw is een combinatie van een langgerekt sok-kelvolume aan de kant van De Lijn en het station van Leuven, en een slanke toren aan het kruispunt van de Diestsepoort met de Vuurkruisenlaan.

    Het kantoorgebouw strekt zich volledig uit langs de 200 meter lange Diestsepoort. Over die afstand overwint het gebouw een niveauver-schil van 8 m op het terrein. Dat vertaalt zich uitwendig in een extra bovengrondse bouwlaag ter hoogte van het torenvolume.

    De architectuur van het sokkelvolume krijgt dan weer enige dyna-miek door de verspringende bouwhoogte en de markante overkra-ging aan de kopzijde.

    welzijn

    Het kantoorgebouw is opgevat volgens het ‘anders-werken’-prin-cipe. Dat wil onder meer zeggen dat er plaats is voor 80% van de 814 ambtenaren die in het gebouw werken. Per tien werknemers zijn er acht werkplekken, omdat ze in principe nooit allemaal gelijktijdig aanwezig zijn omwille van ziekte, vakantie, een ver-plaatsing, een vergadering of thuiswerk. ‘Anders’ betekent ook een open landschap waar diensten in elkaar overlopen, met afge-sloten team- en concentratiecockpits, laptops, draagbare tele-foons en clean desks. Bij dit werkprincipe bergen de gebruikers hun telefoon, bureaumateriaal, dossiers en persoonlijke spullen na de (dag)taak op of nemen deze mee. Daardoor is een opge-ruimde werkplek beschikbaar voor collega’s.

    Het Dirk Boutsgebouw biedt de ambtenaren een hoog comfort-niveau. Op akoestisch vlak bijvoorbeeld wees een trillingsstudie uit welke maatregelen aangewezen waren om geen lawaaihinder te ondervinden van het spoorverkeer. Zo vangt een keermuur, op enkele meters van de oostgevel, de gronddruk van het spoorweg-talud op. Verder kregen gesloten lokalen zoals de sanitaire cellen, het auditorium, de fietsenberging en archieven een plaats aan de spoorzijde van het gebouw. Geperforeerde plafonds zorgen voor een goed akoestisch niveau in de kantoorruimtes.Een mechanisch ventilatiesysteem waarborgt de luchtkwaliteit in het gebouw door 55 m³ verse lucht per uur in de ruimtes te bren-gen. Dit debiet ligt gevoelig hoger dan de voorschriften in het Alge-meen reglement voor Arbeidsbescherming. In de vergaderzalen gebeurt de ventilatie vraaggestuurd in functie van de aanwezig-heid en bezetting.

    Naast het akoestische is er het visuele comfort. De kantoren zijn zo ingeplant dat de ambtenaren een uitzicht op de omgeving heb-ben. De werkplekken zijn ook dicht bij de raampartijen geplaatst om optimaal van het daglicht te profiteren. De kunstverlichting aan de raamzijde is overigens daglichtgestuurd en garandeert een verlichtingsniveau van 500 lux in de kantoorzones.Verder is het Dirk Boutsgebouw een voorbeeld van openheid. Het gebouw is publiek toegankelijk tijdens de kantooruren. Parallel met de Diestsepoort loopt een binnenstraat door het gebouw en hierlangs liggen publieke functies zoals de Werkwinkel, de VDAB, het auditorium en de foyer.

    De opmerkelijke gebouwlengte werd ingegeven door het Bijzon-der Plan van Aanleg over het bouwterrein. Het BPA drukte ove-rigens een sterke stempel op de architectuur van het Leuvense Vlaams Administratief Centrum. Zo schreef het onder meer voor dat de hoofdingang tot het gebouw aan de Diestsepoort moest liggen om passage in de straat te krijgen. Een klein buitenplein accentueert deze inkomzone en zorgt voor een breekpunt in het gevelbeeld.

    Bouwkundig is het Vlaams Administratief Centrum opgetrokken in een betonstructuur aangekleed met gevelpanelen met een natuurstenen afwerking.

    energie

    Een doorgedreven thermische isolatie is het vertrekpunt om de warmtevraag en de koellasten te beperken. Die thermische isolatie zit verwerkt in de gevelpanelen, die daarnaast ook borg staan voor een verbeterde luchtdichtheid – met waardes vergelijkbaar met passiefbouw – en waarin zonwering met screens en passief buiten-schrijnwerk met driedubbele beglazing verwerkt zitten.

    Een ander aandachtspunt om het energieverbruik te beperken is de maximale leidingisolatie.

    De ontwerpers zochten ook naar mogelijkheden om hernieuwbare energie te benutten. Die vonden ze onder meer in een boorgaten-energieopslagveld (BEO): een veld bestaande uit 117 boorputten met een diepte van 45 m. In iedere boorput zit een warmtewis-selaar die in de winter de koelte in de ondergrond opslaat en tij-dens de zomermaanden de warmte buffert en de opgeslagen winterkoelte benut. De realisatie van het BEO-veld werd opge-volgd door Terra Energy (voorheen VITO). Een pv-installatie van 66 kWp vult het aandeel hernieuwbare energie verder aan.

    Dankzij deze maatregelen blijft het verbruik van fossiele brandstof-fen (aardgas) voor de condenserende verwarmingsketels beperkt. Convectoren met thermostatische kranen zorgen voor de versprei-ding van de warmte doorheen het gebouw. Koelbalken boven een verlaagd geperforeerd plafond brengen de nodige koelte, die opge-wekt wordt in compressiekoelmachines.

    hoofdkantoor vlaams administratief Centrum leuven – Dirk boutsgebouw

    Bouwheer Het Dirk Boutsgebouw is een realisatie van de publiek-private samenwerking tussen Participatiemaatschappij Vlaanderen, het Agentschap voor Facilitair Management en de tijdelijke handelsvereniging Kairos-KVHAdres Diestsepoort 6 – 3000 LeuvenFunctie Huisvesting van 814 Vlaamse ambtenaren in Vlaams-BrabantstArt Bouwwerken oktober 2008dAtum ingeBruiknAme december 2010Architect jaspers & Eyers Architects in samenwerking met Bureau Bouwtechniek en Gigantes ArchitectsstudieBureAu VK Engineering in samenwerking met VITO technieken & energie

    studieBureAu stABiliteit Waterman – TCA studieBureAu Akoestiek VenachooFdAAnnemer THV Interbuild – Willemen gevels Belgometal

    IDEN

    TIK

    IT

    De overkraging geeft een aparte dynamiek aan de kopgevel aan de stationzijde.

  • 13

    Tot slot is het administratief centrum ook gebruiksvriendelijk voor mensen met een functiebeperking. Er zijn brede gangen, de liften zijn rolstoeltoegankelijk en de verdiepingsnummers op toetsen zijn voorzien van reliëf en braille. Bij ieder niveauverschil in het gebouw is een rolstoellift voorzien en er is een aangepaste dou-che voor rolstoelgebruikers. Alle publiek toegankelijke gebouwen in Vlaanderen moeten overigens sinds 1 maart 2010 aan bepaalde toegankelijkheidseisen voldoen. Deze staan beschreven in een gewestelijke stedenbouwkundige verordening.

    omgeving

    Weinig kantoorgebouwen scoren beter inzake bereikbaarheid dan het Leuvense Vlaams Administratief Centrum: het heeft het bus-station van De Lijn en het Leuvense treinstation als directe buren. Sterker nog, perron 1 heeft een directe toegang tot het gebouw. Verder beschikt het gebouw over een ruime, beveiligde fietsenstal-ling, uitgerust met douches, kleedlokalen en lockers. Leuk detail: drie lichtkoepels in de beplanting aan de kop van het gebouw aan de stationszijde zorgen voor direct daglicht in de fietsenstalling.

    water

    Zowel bouwheer als gebruiker wilden maximaal de kaart van regen-waterhergebruik trekken. Dat vertaalt zich in een ruime regenwa-terbuffer in de kelder van het gebouw. De bufferende functie van een groendak was hier dan ook niet opportuun.

    De waterbesparing gaat verder dan het optimaal gebruik van regenwater. De toiletten zijn uitgerust met een spaarknop, de douches met een spaarkop. Alle kranen starten en stoppen auto-matisch. Het sanitair warm water voor de douches wordt overi-gens opgewekt door direct gestookte gasboilers. Deze decentrale productie van sanitair warm water is energiezuiniger.

    materialen

    Bij de selectie van de bouw- en kantoormaterialen streefde de overheid naar het gebruik van FSC-gelabeld hout en emissiearme materialen. Ook niet onbelangrijk was de duurzaamheid van de materialen in de tijd. Het Vlaams Administratief Centrum staat immers in een stationsomgeving, wat gezien de uitstoot van die-sellocomotieven en het drukke verkeer een agressieve omgeving is voor materialen. Het natuursteen van de gevels bijvoorbeeld is goed bestand tegen deze negatieve invloeden.

    Ook bij de aankoop van kantoormateriaal is de prijs niet het enige criterium. De leveranciers dienen eveneens aan bepaalde ecologi-sche en ethische normen te beantwoorden. De Vlaamse overheid heeft als doelstelling vooropgesteld om 100% duurzame over-heidsopdrachten te plaatsen tegen 2020.

    geselecteerd volgens de handleiding ‘waardering van kantoorgebouwen’ In het streven naar duurzaamheid wil de Vlaamse overheid het goede voorbeeld geven en zelf kantoorgebouwen gebrui-ken die een toonbeeld zijn op dit vlak. Ze stelde hiertoe de handleiding ‘Waardering van kantoorgebouwen – op weg naar een duurzame huisvesting voor de Vlaamse overheid’ op. Het Agentschap voor Facilitair Management hanteert deze hand-leiding bij de selectie van grote kantoorgebouwen. Ze maakt deel uit van elk bestek voor bouw, renovatie of huur en is door-slaggevend voor de gunning.De handleiding omvat eisen zonder score, eisen met een score en specifieke beschrijvingen. Afhankelijk van deze score kan een gebouw nul tot vier sterren krijgen. Het Dirk Boutsgebouw krijgt op basis van deze handleiding vier sterren, het hoogste ambitieniveau. Aanvankelijk zou het gebouw overigens drie sterren scoren, maar de overheid besliste om een extra inves-tering te doen om tot het hoogste ambitieniveau te komen.

    De Vlaamse overheid centraliseert momenteel zijn provinci-ale buitendiensten, die nu vaak verspreid liggen in de provin-ciehoofdsteden, op één centrale locatie in de buurt van een station. De Limburgse en Antwerpse afdelingen verhuisden respectievelijk in 2004 en 2007 naar hun nieuwe thuisbasis. In Brugge is de verhuis gepland voor eind 2011, in Gent vanaf eind 2013.Samen met deze centralisering richt de Vlaamse overheid

    zogenaamde satellietkantoren in elke provincie in om tele-werk te bevorderen.

    De aan- en afvoer van de ventilator gebeurt via deze constructies.

  • het gebouw

    Oppervlakte bOuwterrein 6375 m²

    tOtale vlOerOppervlakte 23.310,1 m²

    energie

    e-peil 47

    k-peil 19

    besparing tOtaal energieverbruik tOv standaardOntwerp ± 50%

    Hernieuwbare energieBEO-veld

    117 verticale boringen op 45 m dieptePV-installatie

    geïnstalleerd vermogen 66 kWpjaarlijkse opbrengstraming 55 155 kWh

    Warmtepompenkoelvermogen 72% van de totale koude- vraag (bij steady state)verwarmingsvermogen 67% van de totale warmte- vraag (bij steady state)cv en koelmachine vangen piekvragen op

    Langs een binnenstraat liggen publieke functies zoals de VDAB, een auditorium en de foyer.

    teChnisChe FiChe

  • leren leven op het rechte pad

    GI De Zande in Beernem, de enige Vlaamse gesloten instelling voor meisjes, ondergaat momenteel een grondige metamorfose. Geleidelijk aan zullen de bestaande gebouwen, een verbouwde kraamkliniek, plaats ruimen voor een volledig nieuwe campus.Het architectenbureau BUrO II & ArCHI+I werkte begin jaren 2000, na een Open Oproep van de Vlaamse bouwmeester, een masterplan voor de site uit. Dat vertaalt de vernieuwende aanpak van de instelling in een architecturale visie. Kenmerkend daarin is het concept van de trajectwerking: elke jongere start met een opname in een gesloten leefgroep, gaat tijdens een heroriënteringsperiode over naar een halfopen leefgroep om in de eindfase begeleid zelfstandig te wonen, wat ten slotte moet leiden tot re-integratie in de maatschappij.Al deze stappen spelen zich af in verschillende gebouwen. De gebouwen zijn inge-plant langs een binnenstraat doorheen de campus, die als het ware het rechte pad symboliseert.

    Vandaag zijn in deze binnenstraat al de eerste Vlaamse passiefschool, de eerste pas-siefsporthal en de renovatie van een beeldbepalende vlasschuur gerealiseerd. Opmer-kelijk aan die sporthal is dat ze ontworpen is voor dubbel gebruik: overdag door de bewoners van de gesloten instelling, ’s avonds en in het weekend door de inwoners van Beernem.

    PrO

    jEC

    T

    GEMEENSCHAPSINSTELLING

    De zanDe beernem

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • vertalingvandetrajectwerkinginhetmasterplan• eersteVlaamsepassiefschoolenpassiefsporthal• dubbelgebruikdoordegesloteninstelling

    en de Beernemse gemeenschap Het nieuwe volume in de vlasschuur herbergt onder meer kantoorruimte en consultatieruimtes.

    De klaslokalen geven twee aan twee uit op de buitenomgeving.

  • 18 19

    bouwvolume

    Het masterplan voorziet in een achttal gebouwen die verspreid over de site aansluiten op een binnenstraat. Die verdeling van de functies over verschillende gebouwen is een vertaling van de ver-nieuwende aanpak binnen GI De Zande, maar biedt de ontwerpers tegelijkertijd belangrijke voordelen: ze kunnen compact ontwer-pen en ieder gebouw zo optimaal mogelijk oriënteren. Een ander belangrijk uitgangspunt in het ontwerp was het dubbel gebruik van een deel van de gebouwen. Dat betekent heel concreet dat de meisjes uit de gesloten instelling de sporthal overdag gebruiken en dat de Beernemse gemeenschap ze ’s avonds en in het week-end gebruikt. Dankzij dat dubbel gebruik verhoogt het rendement van de gebouwen en worden kosten voor extra gebouwen en de inname van vrije ruimte vermeden. De Vlaamse overheid past het

    Door de daglichtsturing en verlichtingsarmaturen met een laag energieverbruik is nog minder energie nodig. Het verwarmings- en koelingsconcept van de school werd ook in de sportruimtes toege-past, maar zonder grondbuis via een hoogrendementluchtgroep met warmteterugwinning. Een hoogrendementsketel zorgt voor de verwarming en warmwaterproductie voor de kleedkamers en sani-taire ruimtes. Hoogrendementsverlichtingsarmaturen zorgen voor een evenwicht in het energieverbruik en de gevraagde lichtwaarden voor competitiesporten.

    De sporthal werd in een massief concept gerealiseerd. De gevel werd opgetrokken in betonblokken in combinatie met een gevel-steen. Doorgaans zorgt een binnenbepleistering daarbij voor de luchtdichtheid van de wanden. Gezien de hoge mechanische belasting (een pleisterlaag is bijvoorbeeld niet bestand tegen voortdurende balslagen) was die oplossing niet mogelijk. De luchtdichtheid van de wanden werd daarom in de spouw gerea-liseerd. Daartoe werden eerst de binnenwanden opgetrokken en aangekleed met een dubbele isolatielaag. Nadat deze volledig was afgetapet, werd een luchtdichtheidsmeting uitgevoerd en tot slot werd de buitenwand in gevelsteen opgetrokken. De spouwhaken door de isolatielaag werden stuk voor stuk afgekit met een sili-cone om luchtlekken te dichten.

    Pal naast de sporthal werd een centraal controlegebouw opgetrok-ken. Van daaruit wordt ieder nieuw gebouw op energetisch vlak aangestuurd en gemonitord.

    welzijn

    De sporthal voldoet aan de toegankelijkheidsregels zoals vastge-legd in de Vlaamse stedenbouwkundige verordening: het gebouw is rolstoeltoegankelijk, er is een lift voorzien en er zijn sanitaire voor-zieningen voor personen met een functiebeperking. In de andere gebouwen is nog geen lift voorzien. Het nieuw te bouwen adminis-tratieve gebouw zal uitgerust worden met een lift. Dat gebouw zal op de verdieping aansluiten op de vlasschuur.

    De meisjes uit de gesloten en halfopen afdeling komen vanuit hun leefgroep naar de school met telkens één begeleider. Als de twee groepen samen komen in de gang, kan dat mogelijk tot bedrei-gende situaties leiden. Daarom werd de school zonder klassieke

    principe ook toe in de scholenbouw onder de noemer ‘Brede scho-len’. Ook in andere domeinen wil ze het dubbel gebruik stimule-ren. Als het mogelijk is in een gesloten instelling, moet dit principe zeker ook elders toepasbaar zijn.

    Organisatorisch en beveiligingstechnisch vraagt dit wel de nodige aanpassingen: een uitgekiende omgevingsaanleg, gecombineerd met een doordacht beveiligingsconcept zorgen dat de privacy van de meisjes gewaarborgd blijft en ontsnappen niet mogelijk is op momenten dat de gebouwen gebruikt worden door externen. In het totaalplan is de beeldbepalende vlasschuur bewaard, die intussen ook is gerenoveerd. Het gebouw kreeg een deels publieke en een deels centrale invulling. Door de toepassing van het doos-in-doosprincipe behoudt de schuur haar ruimtelijkheid. De recht-hoekige box kan volledig op zichzelf functioneren. Als de glazen wanden worden opengezet, versmelt de box met de schuur. Op de benedenverdieping is een ontmoetingsruimte ondergebracht. Op de bovenverdieping van de box kregen de consultatieruimtes, een dokterskabinet, een verpleegpost en enkele polyvalente lokalen een plaats.

    energie

    Het passiefhuisconcept is een rode draad doorheen de nieuwbouw-projecten van GI De Zande. De Vlaamse overheid had in dit project van bij het begin de ambitie om een voorbeeldfunctie te vervullen. Energiezuinig bouwen vormde daar, naast andere aspecten van duurzaam bouwen, een belangrijk onderdeel van. Dat resulteerde in de eerste Vlaamse passiefschool in 2007, en in de eerste Vlaamse passiefsporthal in 2010.

    De bouw van de passiefschool was voor de architecten en ingenieurs pionierswerk. Ze slaagden er uiteindelijk in een optimaal klimaat-comfort te bereiken door de vele transparante delen te combine-ren met een automatisch regelbare zonwering. De school wordt verwarmd en gekoeld via een mechanische ventilatie met warmte-terugwinning die de verse lucht aanzuigt via een aardwarmtewis-selaar, in casu een 40 m lange grondbuis. Op warme dagen zorgt de nachtkoeling ervoor dat de massa van het gebouw voldoende afkoelt om het klimaatcomfort te verbeteren.

    gemeenschapsinstelling bijzondere jeugdzorg De zande - beernem

    Bouwheer Agentschap jongerenwelzijnprojectopvolging Agentschap voor Facilitair ManagementAdres Sint-Andreaslaan 5 – BeernemFunctie Gesloten jeugdinstellingstArt Bouwwerken Passiefschool: 2004 Passiefsporthal: 2008 renovatie vlasschuur: 2010dAtum ingeBruiknAme Passiefschool: september 2007 Passiefsporthal: december 2010 renovatie vlasschuur: najaar 2011Architect BUrO II & ArCHI+I & interieurontwerp studieBureAu energie CenergiestudieBureAu technieken BUrO II & ArCHI+I & stABiliteit

    lAndschApsArchitect Denis DujardinhooFdAAnnemer Passiefschool: Van Tornhout Passiefsporthal: Strabag – zetel Gent renovatie vlasschuur: Furnibo

    IDEN

    TIK

    IT

    GI De Zande mag prat gaan op de eerste Vlaamse passiefsporthal.

    Een lamellenwand aan de passerelle naar de klaslokalen op de verdieping zorgt voor de nodige zonwering.

  • 21

    gangen geconcipieerd en liggen de klassen twee aan twee gegroe-peerd langs een gaanderij. De klassen zijn toegankelijk via een gla-zen sas. Dat sas maakt enerzijds toezicht van het ene klaslokaal op het andere mogelijk en draagt anderzijds bij tot het energiezui-nige concept.

    De ontwerpers hebben gestreefd naar een maximaal akoestisch comfort. Zo zijn de niet-dragende wanden van de sporthal uitge-voerd in argexbetonblokken en zijn plafonds en bepaalde wanden in de box van de vlasschuur uitgevoerd in geperforeerde gipskar-tonplaten om de nagalmtijd te beperken.

    omgeving

    De sporthal is het gebouw dat een eerste brug slaat tussen de gesloten instelling en de Beernemse gemeenschap. Daarom werd ze ingeplant aan de straatkant (Sint-Andreaslaan). Om een archi-tecturaal geheel te vormen met andere gebouwen op de site en de onmiddellijk omgeving, werden de verhoudingen van de sporthal afgestemd op de vlasschuur ernaast en de bebouwing aan de over-zijde van de Sint-Andreaslaan. Om daarin te slagen kregen de kleed-kamers en sanitaire ruimten een plaats op het kelderniveau. Ook de sportvloer zelf bevindt zich op drie meter onder het maaiveld. De keuze voor het kelderconcept bleek ook financieel voordelig. De toekomstige gebouwen voor de gesloten leefgroepen, die zul-len aansluiten op de sporthal, krijgen een gelijkaardige, gesloten gevel aan de straatzijde. De toekomstige infrastructuur voor de halfopen leefgroepen en het begeleid wonen zullen in een parkomgeving gerealiseerd wor-den. Hoge omheiningen worden zo veel mogelijk vermeden om te verhinderen dat een gevangenisgevoel ontstaat, zowel bij de jon-geren als bij de buurtbewoners.

    Een spitsvondigheid in de omgevingsaanleg is de leidingenkoker in de binnenstraat. Die maakt het mogelijk heel gemakkelijk nieuwe leidingen of bekabeling van het centrale technische gebouw naar andere gebouwen aan te leggen.

    water

    Als het masterplan voltooid is, zal een belangrijk deel van de terrein-oppervlakte bestaan uit groenaanleg. Daardoor is een hoge mate van regenwaterinfiltratie mogelijk. Het regenwater dat op de gebouwen valt, wordt opgevangen voor de toiletspoeling en een dienstkraan. Achter het technische gebouw is een bufferbekken voorzien. Het bufferbekken herbergt bluswater voor de brandweer en vormt tege-lijkertijd een ‘zachte’ barrière tussen de gesloten instelling en de bui-tenomgeving. Door de diepte ervan is het niet mogelijk om vanuit het bufferbekken op het dak van het technische lokaal te klimmen.

    materialen

    In het materiaal dat voor de drie gerealiseerde gebouwen gebruikt werd, is geen constante of uniformiteit terug te vinden. Een bewuste keuze van de ontwerpers: door die materiaalvariatie willen ze een gevangenisgevoel vermijden. De gevarieerde materi-aalkeuze bewijst ook dat passiefgebouwen op verschillende manie-ren gerealiseerd kunnen worden. De sporthal is opgetrokken in een betonskelet, aangekleed met een rode gevelsteen in dunbedmortel; het schoolgebouw in een houtskelet aangekleed met keramische tegels. De gaanderij in gegalvaniseerd staal is losgekoppeld van het gebouw om koudebruggen uit te sluiten.

    Zowel in de school als in de sporthal werd de afwerking uitgevoerd in witte of lichte materialen. Een keuze die in de conceptfase ter discussie stond als niet onderhoudsvriendelijk of onvoldoende vandalismebestendig, maar de praktijk wijst uit dat de meisjes veel respect hebben voor de materialen. Vermeldenswaard is ook de zwevende bamboeparketvloer voor de sporthal, de eerste in Vlaan-deren overigens. Omdat bamboe gewonnen wordt in een productie-bos en een plant elke vijf jaar opnieuw gekapt kan worden zonder te sterven, wordt de ecologische voetafdruk van de zaal beperkt.

    masterplan vertaalt trajectwerking Het masterplan voor GI De Zande vormt de rode draad voor alle bouwprojecten die al gerealiseerd zijn en die de komende tien jaar nog gerealiseerd zullen worden. Het plan legt de hoofdlijnen voor het project vast. Pas bij de definitieve uitwerking van een project worden de architecturale vormgeving en de materialen bepaald. Het masterplan geeft richting aan de werking en leefbaarheid op de site en voor de omwonenden.

    Heel concreet vertaalt het masterplan de trajectwerking van de instelling in een architecturale visie. De meisjes komen binnen in een gesloten afdeling, evolueren naar een halfopen afdeling en ein-digen in een vorm van begeleid wonen. Naargelang het regime in de instelling minder streng wordt, volgt de architectuur. Daar waar de gesloten afdeling een sterk beveiligd gebouw is, speelt het begeleid wonen zich in paviljoenen af. De gesloten afdeling ligt nog achter een metershoge omheining, de paviljoenen voor het begeleid wonen staan in een parkomgeving in de wijk. De paviljoenen voor het half-open regime houden het midden hiertussen.

    De gebouwen liggen langs een binnenstraat, geordend volgens de evolutie in het regime. Zo evolueren de meisjes ook figuurlijk terug naar een open wereld tijdens hun verblijf in De Zande.

    De ontwerpers streefden er altijd naar het gebruik van echte omhei-ning te beperken. Waar mogelijk werden andere maatregelen toe-gepast: zo fungeren de zonwering aan het schoolgebouw, de diepe waterbuffer aan het technisch gebouw of de hulsthagen aan de per-ceelsgrenzen ook als barrière.

    Fonds jongerenwelzijn financiert De middelen voor het eerste project van het masterplan, name-lijk het schoolgebouw, werden voorzien op de begroting van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangele- genheden (VIPA). Sedert het begrotingsjaar 2007 neemt het Fonds jongerenwelzijn de rechten en plichten over van het VIPA voor wat betreft de bouw- en verbouwingswerkzaamheden van de gemeenschapsinstellingen. De kredieten voor de sportzaal, de schuur en volgende projecten worden voorzien op de begroting van het Fonds jongerenwelzijn.

  • 22

    het gebouw

    Oppervlakte bOuwterrein 20.327 m²

    tOtale vlOerOppervlakte 9.434 m²Schoolgebouw 1042 m²Sporthal 2641 m²Schuur 1586 m²

    energie

    k-peilSporthal 6Schuur 33

    isOlatieSchoolgebouw

    dakisolatie 0,104 W/m²Kvloerisolatie 0,132 W/m²Kmuurisolatie 0,113 W/m²Kbeglazing 0,6 W/m²K

    Sporthaldakisolatie 0,09 W/m²Kvloerisolatie 0,1 W/m²Kmuurisolatie 0,12 W/m²Kbeglazing 0,5 W/m²K

    Schuurhellend dak 0,25 W/m²Kplat dak 0,28 W/m²Kvloerisolatie 0,37 W/m²Kmuurisolatie 0,37 W/m²Kbeglazing 1,1 W/m²K

    brug tussen omgeving en instelling Het lijkt contradictorisch: een gesloten instelling die de omgeving vrije toegang biedt. En toch slaat De Zande de brug met de Beernemse gemeenschap. De sporthal en de beneden-verdieping van de vlasschuur zijn zo ingericht dat ze overdag door de instelling gebruikt kunnen worden. Op weekdagen tussen 17 en 23 uur en op zondagen zijn het de sportclubs van Beernem die de accommodatie mogen gebruiken. Sport-clubs die erkend zijn door de plaatselijke sportraad, kunnen gebruikmaken van de sportzaal, op voorwaarde dat ze het integratieproject van De Zande onderschrijven. Dat houdt in dat bijvoorbeeld de plaatselijke yogaclub gebruik kan maken van de danszaal op voorwaarde dat ze bereid zijn meisjes van De Zande te laten meedoen.

    In ruil voor het gebruik van de sportaccommodatie zorgt het gemeentebestuur van Beernem voor het onderhoud van de sporthal. Op die manier bespaart De Zande op de exploitatiekos-ten en krijgt zo indirect een return op de hogere investering in het passiefgebouw.

    Om het dubbele gebruik praktisch mogelijk te maken, werd een beveiligingssysteem met toegangsbadges geïnstal-

    leerd.

    teChnisChe FiChe

    De sporthal kreeg een 12 m hoge klimmuur, de enige in de ruime regio.

    Een overzicht op een van de pleinen met links de passiefschool en rechts de vlasschuur.

  • Passieve pionier

    Begin 2008 nam de afdeling Operationeel Waterbeheer van de Vlaamse Milieumaat-schappij een nieuw centraal besturingsgebouw in gebruik. De nieuwbouw ligt in de schaduw van het Leuvense UZ Gasthuisberg, de brandweer en de E314-autosnelweg. Vanuit dit controlecentrum worden de waterstanden van het Dijle- en Zennebekken bewaakt en beheerd. De ingenieurs en hydrologen van de VMM hebben er zicht op alle data van de twee rivieren: peilen, debieten, klepstanden… en kunnen er stuwen en sluizen van op afstand bedienen. Bij hoogwaterstanden en overstromingsgevaar kan het controlegebouw ook fungeren als crisiscentrum. Vandaar de ligging nabij de brandweer en het universitaire ziekenhuis.

    Het gebouw is niet alleen bijzonder als sluitstuk in de inspanning van de Vlaamse overheid om Leuven van wateroverlast te vrijwaren. Het is meteen ook het eerste pas-siefkantoor dat de Vlaamse overheid realiseerde.

    PrO

    jEC

    T KANTOOr

    vmmleuven

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • hetcentraalbesturingsgebouwvoorhetDijlebekkenisheteer-ste passiefgebouw van de Vlaamse overheid

    • inenrondhetgebouwwordtopdemeestduurzamemaniermetwater omgesprongen

    De pv-panelen fungeren tegelijk als zonwering.

    Een groendak buffert regenwater en verhoogt de levensduur van het dak.

  • 26 27

    bouwvolume

    Het besturingsgebouw is uiterst compact, de vorm is strak zonder uitsprongen. Die compactheid is een van de beginselen voor een energiezuinig gebouw. De houten verschijning nestelt zich onop-vallend tegen het groene talud van de E314-autosnelweg.

    Het gebouw is bijna volledig zuidgeoriënteerd, waardoor het lang-gerekte, grote bandraam op de verdieping maximaal kan profite-ren van zonnewinsten in de winter en de tussenseizoenen.

    energie

    De grootste aandacht in het ontwerp ging naar het passiefconcept van het gebouw. Naast compactheid en een doordachte oriëntatie betekent dit vooral het energieverbruik beperken en de energie die toch nodig is, zo veel mogelijk uit hernieuwbare bronnen halen. In dit controlegebouw wordt dit bereikt door een doorgedreven iso-latie – 28 cm glaswol in de wanden en 19 cm resolschuim in het dak. Het gebouw scoort overigens uitmuntend op het vlak van lucht-

    apparaten. Zo gebruikt het personeel bijvoorbeeld een koelkast met AAA-label.

    welzijn

    Hoewel het besturingsgebouw pal naast de E314-autosnelweg en vlakbij een bedieningsweg voor het UZ Gasthuisberg ligt, is er bin-nen nauwelijks iets hoorbaar van het voorbijrazende verkeer. De gebruikte bouwmaterialen dragen daar sterk toe bij. De binnen-structuur in kalkzandsteen, het zwaarst beschikbare bouwblok, zorgt voor een goede akoestische demping van buitengeluiden door de hoge massa. Akoestische voorzetwanden in geperforeerde houtfineer panelen verbeteren deze prestaties nog in de vergader-ruimtes en de controleruimte.

    Bij de indeling van het gebouw is ernaar gestreefd de kantoorfunc-ties zoveel mogelijk bij het grote bandraam onder te brengen. De binnenwanden zijn grotendeels in glas gerealiseerd, waardoor het daglicht tot in de centrale vide kan doordringen. Dakkoepels bren-gen via lichttunnels nog extra daglicht in het gebouw.

    Het gebouw is volledig toegankelijk voor mensen met een fysieke beperking. Hoewel het maar één verdieping boven het gelijk-vloerse niveau telt, zijn er een aangepaste lift en sanitair voorzien.

    omgeving

    Het besturingsgebouw voor het Dijle- en Zennebekken ligt, ondanks zijn locatie tussen de Leuvense brandweer, de Gast-huisbergsite en de E314, in een heel groene omgeving. Die loopt naadloos over in de terreinaanleg. Daarin vallen een houtwal, een boomgaard met inheemse fruitbomen, een wadi en een rietveld op. Het terrein is afgesloten met een begroeide omheining.Het uitgangspunt voor de inplanting van het besturingsgebouw was de centrale ligging in het Dijle- en Zennebekken en de nabij-heid van de brandweer en de E314, aangezien het centrum ook fungeert als crisiscentrum bij hoge waterstanden en overstro-mingsgevaar. Het besturingsgebouw kreeg een eigen bushalte van De Lijn, eentje die het weliswaar deelt met een van de par-kings van Gasthuisberg. Het gebouw heeft tot slot ook een kleine fietsenstalling.

    dichtheid (0,49n50), wat ongewenste energieverliezen tot een minimum beperkt. Die luchtdichtheid wordt gerealiseerd door het minutieus afplakken van naden en overgangen van muren, deuren, vloeren en plafond. Kabels en buizen lopen door een holle vloer. Zo blijft het aantal doorboringen van de binnenschil voor het plaatsen van leidingen, stopcontacten… beperkt.

    Een mechanisch systeem dat warmte en vocht uit de afgevoerde lucht recupereert, zorgt voor een optimale luchtkwaliteit. Tegelij-kertijd zorgt deze installatie voor de verspreiding van de warmte in het gebouw. Die haalt ze enerzijds uit het serverlokaal en ander-zijds bij een water-waterwarmtepomp die in de zomer ook voor de koeling van het gebouw zorgt via het adiabatische principe. Bij deze vorm van koeling wordt water verdampt. De verdampings-energie wordt vervolgens onttrokken aan de lucht waardoor de temperatuur daalt.

    De benodigde elektrische energie produceert de VMM voor een deel zelf. Hiervoor zijn fotovoltaïsche zonnepanelen geplaatst boven een bandraam aan de zuidzijde van het gebouw. Ze voor-zien heel het gebouw – met uitzondering van de server – van elek-triciteit, en doen tijdens de zomermaanden dienst als zonwering. Deze zonwering krijgt wel aanvulling van automatische screens.

    Het elektriciteitsverbruik wordt sterk in de hand gehouden door de keuze voor daglichtsturing en aanwezigheidsdetectie voor de kantoorverlichting en de aanschaf van energiezuinige elektrische

    besturingsgebouw vmm

    Bouwheer Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer – AalstAdres Terbankstraat 22 – 3000 LeuvenFunctie Besturingsgebouw voor het Dijle- en Zennebekken. Hier worden alle data (peilen, debieten, klepstanden…) voor beide rivieren gecentraliseerd en beheerd.stArt Bouwwerken maart 2007dAtum ingeBruiknAme maart 2008Architect evr-Architecten – GentstudieBureAu 3E – Brussel i.s.m. Christian Ebinger technieken & energie

    studieBureAu stABiliteit Fraeye & Partners – GenthooFdAAnnemer Batech (Vanhout) – Geel

    IDEN

    TIK

    IT

    Lichtkoepels brengen daglicht tot in de kern van het gebouw.

    In de terreinaanleg springen een boomgaard, wadi en rietveld in het oog.

  • 29

    water

    Helemaal in lijn met de taak van de VMM besteedden de ontwer-pers in het concept maximaal aandacht aan het zuinig en correcte watergebruik. Dit resulteert in een breed scala aan technieken, die bovendien ook zichtbaar zijn.

    Zo wordt regenwater in eerste instantie maximaal gebruikt voor de toiletspoeling en de schoonmaak. De intelligente urinoirs ver-bruiken zelfs geen water. Het overtollige regenwater wordt gebuf-ferd op het groendak met sedumplanten en infiltreert op het terrein. Dat gebeurt ofwel via waterdoorlatende verhardingen, zoals de grasmatten op de oprit, en staalslakken, een afvalpro-duct uit staalovens, dat vaak gebruikt wordt voor doorlatende ver-hardingen, op de rest van het terrein, ofwel via de wadi. Dit is een infiltratievoorziening in de vorm van een niveauverschil of kleine greppel in het terrein waarin het hemelwater zich verzamelt.

    De hydrologen en ingenieurs in het besturingsgebouw gebruiken leidingwater enkel om te douchen, de handen te wassen en koffie te zetten. Het vuile water gaat naar een septische put en vervol-gens naar een rietveld. De ondergrond van het rietveld is opge-bouwd uit verschillende lagen waarin micro-organismen zitten die het afvalwater zuiveren. Het gezuiverde water infiltreert ook in de ondergrond via de wadi. Dankzij al deze toepassingen heeft het besturingsgebouw geen aansluiting op het rioleringsnet nodig.

    materialen

    Het gebouw is opgetrokken in een massieve dragende structuur in kalkzandsteen, met daarrond een houtskeletmantel die de iso-latie, de wind- en waterdichting en de gevelafwerking draagt. Die gevelafwerking bestaat uit thermisch verduurzaamd hout. Dank-zij deze behandeling krijgt het hout een langere levensduur zon-der daarbij milieubelastende producten te moeten gebruiken.Intern kozen de ontwerpers een steenachtig materiaal voor de dragende wanden en de binnenafwerking. Dit om verschillende redenen: de aanwezigheid van technische en sanitaire functies, de draagkracht van de vloeren en de grotere garantie op thermisch en akoestisch comfort.

    Voor de selectie van de bouwmaterialen werkte het ontwerpteam met de NIBE-milieuclassificatie. Deze ranglijst van het Neder-lands Instituut voor Bouwbiologie en Ecologie schikt producten op basis van onder meer hun milieubelasting en levensduur. Hier-bij wordt rekening gehouden met de volledige levenscyclus van het product, van ontginning tot recyclage.

    Het was overigens de eerste keer dat in België de combinatie van een houtstructuur met verlijmde kalkzandstenen werd toege-past. In Duitsland wordt deze bouwmethode frequent toegepast bij passiefgebouwen.Het gebruik van kalkzandsteen heeft nog een bijkomend voordeel: het materiaal geeft het gebouw, samen met het betonwelfsel, de nodige inertie. Daardoor verbetert het thermisch comfort aan-zienlijk.

    vmm geeft het goede voorbeeld De Vlaamse Milieumaatschappij is een verzelfstandigd agent-schap van de Vlaamse overheid. Ondanks het feit dat de afdeling Operationeel Waterbeheer in Leuven een niet-publiek toegankelijk controlecentrum bouwde, wilde de Vlaamse Milieumaatschappij de gelegenheid wel te baat nemen om haar voorbeeldfunctie uit te spelen. Dat vertaalt zich in het eerste en voorlopig enige passiefkantoor van de Vlaamse overheid.

    Het is een goede leerschool voor de overheid want volgens de nieuwe EU-richtlijn zullen alle nieuwe openbare en kantoor-gebouwen vanaf 2019 bijna-energieneutraal gebouwd moeten worden.

    De VMM bouwde in 2003 in Aalst al een kantoorgebouw volgens duurzame en ecologische principes. Dat gebouw werd in 2005

    bekroond met de Prijs Bouwheer van de Vlaamse regering (in de categorie geïntegreerde opdracht) en met de Belgian Buil-

    ding Award voor Architectuur.

    De gevel kreeg een afwerking in thermisch verduurzaamd hout.

  • 30

    het gebouw

    Oppervlakte bOuwterrein 1500 m²

    tOtale vlOerOppervlakte 708 m²

    kOstprijs (excl. btw en erelonen) 1.250.000 euro

    energie

    k-peil 15

    gemiddelde u-waarde Ugem= 0,198 W/m²K

    raming brutO primair energieverbruik 316,5 kWh/m²/jaar

    isOlatieDakisolatie 19 cm resolschuimVloerisolatie 16 cm resolschuimMuurisolatie 28 cm glaswolBeglazing 0,6 W/m²K

    Hernieuwbare energiePv-panelen

    geïnstalleerd vermogen 4,32 kWpopbrengst 370 kWh/a

    Warmtepompverwarmingsvermogen 8,3 kW

    Het regenwater dat op het niet-begroeide dakdeel neerslaat, wordt opgevangen voor hergebruik.

    teChnisChe FiChe

  • het traditionele schoolbeeld doorbroken

    Langs de drukke gewestweg die Diepenbeek met Kortessem verbindt, liggen de terreinen van Sint-Gerardus verscholen in het groen. De vzw biedt er zorg en onderwijs aan zo’n 160 kinderen met een motorische beperking (type 4). Sinds 2007 verloopt het onderwijs in een verrassend en vernieuwend architectuurconcept. De kleuterafdeling en de lagere en secundaire school liggen onder één groot gebogen dak. Onder dat opmerkelijke dak baden klas- en praktijkruimtes in het daglicht. Het concept voor deze indeling is volle-dig geschoeid op de leest van de gebruikers, maar is tegelijkertijd voldoende flexibel om probleemloos mee te evolueren met veranderende onderwijsbehoeften. Het ingenieuze concept kwam mee tot stand op basis van de uitgebreide inbreng van de gebruikers en het personeel.

    Het 5500 m² grote gebouw werd nagenoeg volledig in een houtstructuur opgetrokken. Die materiaalkeuze garandeerde een snelle bouwmethode.

    PrO

    jEC

    T SCHOOLGEBOUW

    sint-gerarDus DiePenbeek

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • uitgesprokenaandachtvoorgebruikersparticipatie• flexibelconceptmaaktschoolgebouweenvoudigaanpasbaar

    Gangen zijn de grote afwezigen in het gebouwconcept.

  • 34 35

    bouwvolume

    De vzw Sint-Gerardusscholen startte in 1963 aanvankelijk als internaat voor kinderen met een motorische beperking. Later werd hier een kleuterafdeling, een lagere school en een school voor bijzonder secundair onderwijs aan toegevoegd. Door de gril-lige groei bestond de accommodatie van Sint-Gerardus uit een onoverzichtelijk geheel van prefabgebouwen met een wirwar van lokalen en veel te smalle gangen. Gaandeweg bleek dat de infrastructuur niet meer voldeed aan de onderwijsbehoeften, waardoor het bestuur besliste om schoon schip te maken en een nieuwbouw te realiseren.

    De ambitie was om de bebouwde oppervlakte van 7000 m² te vervangen door een meer compacte nieuwbouw op maat. Com-pactheid was overigens een van de sleutels naar een economisch bouwconcept. Het gebouw moest tegelijkertijd voldoende flexi-bel zijn. Het verleden had namelijk aangetoond dat onderwijs-behoeften voortdurend evolueren. Het flexibel ontwerp zorgt ervoor dat de beschikbare ruimten in de toekomst relatief een-voudig aangepast kunnen worden, zonder te moeten raken aan de basisstructuur van het gebouw. En last but not least moest de architectuur van het schoolgebouw geborgenheid bieden. De

    ook akoestische voordelen. Uit een dauwpuntstudie van studie-bureau Daidalos bleek dat een totaal isolatiepakket van 5 cm aan de binnenzijde het maximaal haalbare was.

    De ventilatie gebeurt via een mechanisch systeem met warmte-terugwinning, waarbij 90% van de warmte uit de afgevoerde lucht gerecupereerd wordt om toe te voegen aan de verse lucht.

    De keuze voor vloerverwarming zorgt enerzijds voor comfort en anderzijds voor een lager energieverbruik, aangezien verwarmd kan worden op een lage temperatuur.

    Het verbruik van het nieuwe schoolgebouw ligt overigens een derde lager dan in de vroegere situatie. Het team van Sint-Gerar-dus probeert nu nog het elektrisch verbruik te verlagen. De aanzet hiertoe is de integratie van een meetsysteem om de grootverbrui-kers op te sporen. Een andere actie die al loopt, is de plaatsing van bijkomende sturingen voor de verlichting. Op die manier kan gerichter en dus zuiniger verlicht worden.

    Omwille van de dakopbouw (warm zinken dak) kozen de ontwer-pers een bitumineus dampscherm. Een voordeel van deze optie is dat het dak wel meteen goed scoort inzake luchtdichtheid. Het kwam er dan enkel nog op aan de luchtdichtheid van het schrijn-werk aan te pakken om tot een goed eindresultaat te komen.

    welzijn

    In het ontwerp ging bijzondere zorg naar de akoestiek, en wel op twee vlakken: de spraakverstaanbaarheid in de klaslokalen en het vermijden van nagalm op de binnenspeelplaats. Een bijko-mende uitdaging was de gebogen dakvorm, die een ongewenste reflectie van de geluidsgolven teweegbrengt. Uit de akoestische studie door Daidalos kwam het bekleden van het volledige pla-fond met houtwolmagnesiet als gepast antwoord naar boven. De toepassing van het massa-veer-massaprincipe in de schei-dingswanden, waarbij de zachte isolatielaag tussen de twee harde materialen de geluidstrillingen afzwakt, vermijdt over-drachtsgeluid tussen de lokalen. De wanden zijn gemaakt van een combinatie van OSB en gipskarton, tussen de twee wanden zit dan nog eens 6 cm minerale wol verwerkt. In de klaslokalen zelf waren geen bijkomende akoestische maatregelen nodig,

    school is immers een tweede thuis voor de kinderen. Ze verblijven er bijna twaalf uur per dag.

    De ontwerpers leefden, voorafgaand aan het ontwerpproces, enkele dagen mee in de school met de kinderen en het personeel. Op die manier hadden de toekomstige gebruikers van het nieuwe schoolgebouw een uitgebreide inbreng in het ontwerp. Het is namelijk mede door deze ervaring dat het ontwerpteam besloot om tabula rasa te maken met het beeld van de klassieke school met gangen, en op zoek te gaan naar een heel andere typologie. Zo brachten ze het volledige bouwprogramma onder één lang-gerekt, gebogen dak. Onder dit dak bevindt zich centraal het administratieve gebouw met ondersteunende functies, zoals de grootkeuken, de sporthal en een therapeutisch bad. Links van het centrale gedeelte liggen de kleuterafdeling en de lagere school, rechts ervan de secundaire school. De drie delen in het gebouw zijn van elkaar gescheiden door uitsnijdingen waarin de speel-plaatsen hun plek kregen. Alle ruimten hebben dezelfde basis-structuur, wat ze multifunctioneel maakt en het schoolgebouw een gelaagde flexibiliteit geeft. Sint-Gerardus doet het vandaag met 1500 m² minder dan vroeger, maar kan door een intelligente planning toch meer functies in het gebouw onderbrengen, hoofdzakelijk door gangen in hun zuivere betekenis te vervangen door multifunctionele doorgangszones. Omwille van de terreineigenschappen werd het gebouw in de lengterichting noord-zuidgeoriënteerd. Dat betekent dat de klaslokalen allemaal oost- of westgeoriënteerd zijn. De noorde-lijke kopgevel werd vrij gesloten gehouden. De zuidelijke kop- gevel bestaat uit grote raampartijen die voorzien zijn van een luifel en zonwerend glas. Ook de bomen rondom het gebouw en een grote dakoversteek houden de hete zomerzon weg uit de klaslokalen.

    energie

    Alle energetische maatregelen zijn gefocust op de allesbepalende dakvorm. Het dakvolume kreeg aan de buitenzijde een isolatie-pakket van 12 cm minerale wol, aan de binnenzijde aangevuld met een combinatie van 2,5 cm minerale wol en 2,5 cm houtwolmag-nesiet. Deze binnenbekleding biedt niet alleen thermische, maar

    schoolgebouw sint-gerardus Diepenbeek

    Bouwheer vzw Sint-GerardusscholenAdres Nieuwstraat 68 – DiepenbeekFunctie Onderwijs- en zorggebouwstArt Bouwwerken augustus 2005dAtum ingeBruiknAme 8 januari 2007Architect Holistic Architecture 50|5studieBureAu Vanparijs – Maes VMI (HVAC + sanitair) – technieken & energie Toussaint (elektriciteit)studieBureAu stABiliteit Horst-BetracstudieBureAu Akoestiek Daidalos - PeutzhooFdAAnnemer TV Gebroeders janssen - Meekers

    IDEN

    TIK

    IT

    Zeven dakkapellen vangen rijkelijk daglicht in het gebogen dak.

    De dakvorm kreeg twee grote insnijdingen: hier zijn de speelplaatsen ondergebracht.

    De personeelsrefter nestelt zich langs de verbinding tussen de lagere en middelbare school.

  • 37

    aangezien klaslokalen sowieso al voldoende zijn aangekleed en ingevuld met zachte, absorberende materialen.

    De toegankelijkheid was een van de uitgangspunten in het ont-werp. Iedere hoek van het schoolgebouw moest vlot rolstoeltoe-gankelijk zijn. De belangrijkste ingreep op dat vlak is de organisatie van het 5500 m² grote bouwprogramma op de benedenverdieping. Een andere oplossing is gangen weglaten ten voordele van ruimere polyvalente ruimtes. Verder werden de 180 cm brede, dubbele deu-ren naar de klassen in een 1/3-2/3 verhouding opgedeeld. Zo vol-staat het enkel de brede deur te openen om comfortabel met een rolstoel door de deuropening te kunnen.

    omgeving

    Het schoolgebouw, dat in een groene omgeving is opgetrokken, heeft op het terrein twee bushaltes. De site ligt bovendien op loop-afstand van het station in Diepenbeek centrum. Bij de omvorming van het kruispunt met de gewestweg tot een rotonde, werden voetgangers- en fietstunnels aangelegd waardoor de leerlingen en bezoekers van Sint-Gerardus op een veilige manier de gewestweg kunnen kruisen om naar het centrum van Diepenbeek te gaan.

    water

    De architecten kozen ervoor het gebogen dak niet van dakgoten te voorzien. Een opmerkelijke keuze, maar met een grondige moti-vatie. Het schoolgebouw ligt immers in een groene omgeving en aangezien er geen dakgoten zijn, hoeven die ook niet van blade-ren ontdaan en onderhouden te worden. Het regenwater slaat nu neer op een keienbed waarin een drainage verwerkt zit. Van hier-uit infiltreert het regenwater deels in de ondergrond en wordt het deels opgevangen in verschillende regenwatertanks, samen goed voor 45.000 liter.Bij het ontwerp van de nieuwbouw was het streefdoel overigens om de verharding rond het gebouw minimaal te houden. Vroeger was nagenoeg de volledige buitenomgeving verhard, nu enkel nog de zone voor het gebouw met de parkings voor personeel en bezoekers en de busstelplaatsen. Zo integreert het gebouw zich niet alleen beter in de groene omgeving, maar wordt ook de directe infiltratie van het regenwater bevorderd.

    materialen

    Het schoolgebouw is nagenoeg volledig in hout opgetrokken. Niet de oorspronkelijke keuze, want aanvankelijk vertrok het ontwerp van een staalstructuur. Uiteindelijk kozen bouwheer en ontwer-pers toch voor een houtskelet. De structuur is, met uitzondering van één gevel die is opgetrokken uit betonnen kolommen om voor voldoende windstijfheid te zorgen, volledig opgetrokken uit hou-ten kolommen en houten gelamelleerde spanten. De binnenstruc-turen zijn opgebouwd uit gipskarton, hout en glas. De houtconstructie stond ook borg voor een snelle en droge con-structiemethode. Het sloopmateriaal van de oude schoolgebouwen werd hergebruikt voor de fundering van de wegen op de site.

    sint-gerardus geeft voorzet voor oppervlaktenormen Voor leerlingen van type 4 (rolstoelgebruikers)bestaan geen specifieke oppervlaktenormen, omdat deze doelgroep bijzondere ruimtelijke behoeften heeft. Bovendien beschikt de school ook over een dienstencentrum voor ergo- en kinesitherapie, dat geïntegreerd werd tussen de klaslokalen. Uit de gedetailleerde voorstudies bleek al snel dat de voor-geschreven oppervlaktenormen in het besluit van de Vlaamse regering betreffende de fysische en finan-ciële normen voor schoolgebouwen niet voldeden aan de behoeften van Sint-Gerardus. Het ontwerp-team werkte bijgevolg een gemotiveerd dossier uit dat de bevoegde commissie kon overtuigen om voor bepaalde functies extra ruimte te realiseren.

    naar een inspirerende leefomgeving - instrument voor duurzame scholenbouw GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en AGIOn hebben de handen in elkaar geslagen voor de ontwikkeling van een Instrument voor duurzame scholenbouw. evr-Architecten werkte het instrument uit, dat een leidraad wil zijn voor het ontwerpen van duurzame en open scholen. Het instrument bestaat uit drie delen: een visie op het bouwen van slimme scholen, een duurzaamheidsmeter en concrete werk-documenten ter ondersteuning van het project (pro-jectdossier, programma van eisen). Vanuit die visie neemt de applicatie tien thema’s in beschouwing: geïntegreerd projectproces, inplanting, mobiliteit, natuurlijk milieu, water, grondstoffen en afval, ener-gie, gezondheid, leefbaarheid en toegankelijkheid, samenleving en economie, en innovatie. De duur-zaamheid van het project wordt in alle fases geme-ten: van de evaluatie van de bestaande toestand en het voorontwerp tot de voorlopige oplevering van het bouwproject. Hiervoor dient de duurzaamheids-meter, het invulblad waarop de duurzaamheidscore per aspect kan bijgehouden worden tijdens de ver-schillende ontwerp- en bouwfases. Dit invulblad is

    ook in digitale vorm (cd-rom) beschikbaar om het gebruiksgemak te verhogen.

  • 38

    het gebouw

    Oppervlakte bOuwterrein 40.500 m²

    tOtale vlOerOppervlakte 5500 m²

    kOstprijs (excl. btw en erelonen) 7.035.000 euro

    beperkingen bouwterrein

    De hoge grondwaterstand: infiltratie van het regenwater was niet vanzelfsprekend.

    Aansluiting van de nieuwbouw op de bestaande gebouwen.

    energie

    e-peil niet van toepassing ten tijde van de realisatie (ca. 85)

    k-peil 30

    verbruik vOlgens epC 247,06 kWh/m² (100% = 305,56 kWh/m²)

    isOlatieDakisolatie 12 cm minerale wol bovendaks + combiplaten 5 cm onderdaks (2,5 cm minerale wol en 2,5 cm houtwolmagnesiet)Vloerisolatie 6 cm isolerende polystyreen uitvulling en 10 cm XPS-platenMuurisolatie 14 cm minerale wol bij houtskeletbouw en 12 cm minerale wol eldersBeglazing 1,1 W/m²K

    vlaanderen bouwt passiefscholen De Vlaamse overheid heeft momenteel een pilootproject ‘Pas-siefscholen’ lopen. Verspreid over alle provincies en onderwijs-netten zijn een twintigtal kandidaat-scholen geselecteerd.

    Aangezien passiefscholen zo gebouwd zijn dat ze (bijna) geen verwarming of koeling nodig hebben, kan de energie-factuur structureel dalen, waardoor het schoolbestuur zijn werkingsmiddelen optimaal kan benutten voor de inhoude-lijke werking.

    Scholen vervullen als publieke gebouwen een belangrijke voorbeeldfunctie in het energiezuinig handelen en duurzaam omspringen met natuurlijke energiebronnen. De passiefscho-len zullen dan ook een belangrijke katalysator zijn in het transi-tieproces naar het langetermijnenergiebeleid. Tegen eind 2020 moeten alle nieuwe gebouwen bijna-energieneutraal zijn.

    Zo dragen ze bij aan de ontwikkeling van een grotere groep van professionelen met de nodige kennis, en een grotere afzetmarkt van materialen. Door energiezuinig bouwen in de praktijk te ervaren, kunnen ze ook inspirerend werken voor toekomstige bouwheren (jonge gezinnen), en last but not least leren kinderen van jongs af aan omgaan met het begrip energiezuinig bouwen.

    Voor deze pilootfunctie voorziet de Vlaamse overheid een extra subsidie bovenop de standaardsubsidie voor bouwprojecten. De extra subsidie komt overeen met 20% op de financiële norm van de standaardsubsidie.

    De projecten staan volop in de startblokken. De meerder-heid is gestart met ontwerpen en enkelen hebben hun ‘eerste steen’ gelegd.

    AGIOn vervult naast de subsidiëring van de passiefscholen ook een informatieve en ondersteunende rol in de realisatie van de

    projecten. Het verloop van de projecten kan opgevolgd wor-den op www.ecobouwers.be.

    subsidies gekoppeld aan e-peil AGIOn subsidieert, afhankelijk van het type onderwijs, 60% of 70% van de totale kostprijs van een bouwproject. De lagere school in Sint Gerardus werd voor 70% gesubsidieerd, de secun-daire school voor 60%. Daarnaast staat de overheid ook borg voor de lening die de vzw Sint-Gerardusscholen afsloot om haar deel van het project te bekostigen. Scholen die op het vlak van energieprestatie beter scoren dan de wettelijke norm voor schoolgebouwen (E100), komen in aanmerking voor extra financiering. Concreet betekent dit dat scholen die een E-peil 70 realiseren, kunnen rekenen op een sub-sidieverhoging van € 21/m². AGIOn subsidieert dit surplus voor 100%. Vanaf 2014 wordt een verstrenging van de wettelijke norm voorzien naar E60.

    Gebouwen zoals werkplaatsen, sporthallen, enz. die een andere bestemming hebben dan een loutere klasfunctie, vallen onder

    de standaardsubsidie, aangezien daar met de huidige EPB-berekeningen geen E-peil aangetoond kan worden.

    teChnisChe FiChe

  • atypisch ziekenhuis

    Het Kortrijkse fusieziekenhuis AZ Groeninge, dat vroeger in vier aparte gebouwen was ondergebracht, verhuist in drie fases van het Kortrijkse stadscentrum naar een nieuw gebouw in de President Kennedylaan. In 2010 werd een eerste fase – goed voor 381 bedden – in gebruik genomen. Het nieuwe complex is in alle opzichten aty-pisch in vergelijking met een traditioneel ziekenhuis: de look-and-feel, zowel bin-nen als buiten, doet op geen enkele manier aan een ziekenhuis denken. De flexibele gebouwstructuur laat toe eenvoudig in te spelen op de snel veranderende zieken-huisbehoeften en het complex werkt uiterst energiebewust.

    Een ander belangrijk uitgangspunt voor de ontwerpers was een maximaal patiën-tencomfort. De patiëntenkamers hebben een sterk huiselijke sfeer, met eiken lamel-lenparket op de vloer, en genieten dankzij 3,60 meter hoge raampartijen van een maximale lichtinval. De ramen kijken uit op een groene omgeving of binnentuin.

    PrO

    jEC

    T ZIEKENHUIS

    az groeninge kortrijk

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • flexibelconcept• atypischeziekenhuisarchitectuur•maximaleaandachtvooreigentijdspatiëntencomfort

    De nieuwbouw van AZ Groeninge doet uiterlijk niet aan een ziekenhuis denken.

    De twee niveaus hoge inkomhal is zo compact mogelijk gehouden.

  • 42 43

    bouwvolume

    De sterkte van het concept voor de campus Kennedylaan van AZ Groeninge is de grote flexibiliteit. Iedere vleugel is standaard opgebouwd. De 22 m brede vloerplaten in nagespannen beton dra-gen alleen op de gevelelementen en een dubbele kolommenrij in de centrale zone. Dat casco vormt de dragende structuur die werd ingevuld met wanden in gipsvezelplaten. De 90 cm brede raampar-tijen vormen de modulaire basis voor die indeling. Daarbij werden de comfortzones, zoals patiëntenkamers en consultatieruimtes, aan de buitenzijde ingericht. Bergruimtes, liften en andere onder-steunende functies kregen een plaats in de middenzone.

    Ook de technieken zijn flexibel in dit patroon geïntegreerd. Bijna alle technische uitrustingen lopen naar de lokalen via de wand en niet via een vals plafond. Daardoor krijgen de ruimtes een vrije hoogte van 3,6 m. In het plafond zitten om de 1,80 m voorzie-ningen voor leidingen van branddetectoren en kanalen voor de luchtbehandeling. De leidingen en kanalen zijn in de betonnen vloerplaat ingewerkt en sluiten via het verlaagd plafond in de gangen aan op de hoofdleidingen. Dankzij de identieke opbouw van de verschillende vleugels kan op iedere plek gelijk welke func-tie worden ingericht.

    waarden. De bouwheer heeft dan ook beslist om in de tweede bouwfase pv-panelen te plaatsen op het parkeergebouw.

    Om de elektriciteitsfactuur te drukken wordt het volledige zie-kenhuis gestuurd door een gebouwbeheersysteem. De verlichting in de centrale zones werkt op basis van bewegingsmelding en een nachtregime voor bepaalde zones waar ’s nachts minder verlichting nodig is. In de comfortzones langs de buitengevels wordt de sterkte van de kunstverlichting geregeld op basis van daglichtsturing. Ingenieus zijn ook de lichtkokers, verspreid in de centrale zones. De lichtschachten lopen verticaal door het gebouw en brengen via glaspartijen toch nog daglicht in de gangen. ’s Nachts zorgt gekleurde tl-verlichting, afgestemd op de zone, voor een licht-accent in de gangen.

    welzijn

    Het patiëntencomfort was een van de belangrijkste uitgangspunten in het ontwerp, en dat merk je in heel het gebouw. De kamers kregen een uitgesproken huiselijke sfeer met onder meer eiken lamellen-parket. Transporten door de gangen worden zo veel mogelijk ver-meden op de afdelingen. De goederen worden op kelderniveau naar de juiste zone in het ziekenhuis gebracht en pas dan via de lift naar boven gestuurd.

    De meeste kamers zijn eenpersoonskamers, allemaal uitgerust met een douche. De kamers baden dankzij de hoge ramen in het daglicht en bieden een mooi uitzicht op een groene omgeving of op een van de vijf binnentuinen. Het ziekenhuis ligt pal naast het Groen Lint en het Kennedybos.

    In de tweepersoonskamers heeft iedere patiënt een eigen sani-taire cel. De bedden staan ook tegenover in plaats van naast elkaar, waardoor beide patiënten naast het raam liggen. Verder beschikt elke patiënt over een eigen tv-toestel en zijn alle kamers voorzien van luchtbehandeling. Vernieuwend is dat de afdelingen met een lokale, gedecentraliseerde keuken werken. Maaltijdhos-tesses nemen de volledige maaltijdcyclus voor hun rekening. In de loop van de voormiddag kiest de patiënt uit een ruim assorti-ment warme maaltijden. Voor de broodmaaltijden ’s ochtends en ’s avonds komt de hostess langs met een buffetwagen.

    Het grondplan van AZ Groeninge zal bij voltooiing een verzame-ling van vier circulair gesloten vleugels rond een centraal blok vormen. Vandaag zijn een deel van het centrale blok en twee vleugels gedeeltelijk gerealiseerd. In het centrale middenblok bevinden zich de toegangszone, het operatiekwartier, de ont-waakruimte, het laboratorium en het verloskwartier. Dankzij de centrale ligging zijn die ruimtes vlot bereikbaar. De verschillende diensten krijgen vervolgens hun plaats in de vleugels. Op het gelijkvloerse niveau bevinden zich de consultatieruimtes. De bij-horende verpleegafdelingen bevinden zich op de twee bovenlig-gende verdiepingen. De indeling van de afdelingen is dus zowel horizontaal als verticaal op elkaar afgestemd.

    energie

    Het energieconcept vloeit voort uit een studie van de total cost of ownership (TCO) van verschillende technieken. De energiezuinige oplossingen die een realistische terugverdientijd scoorden, werden gecombineerd tot een totaalconcept.

    Het vertrekpunt is een doorgedreven thermische en akoestische isolatie van de gebouwschil. De gevelelementen, met schuine plaat-sing van de betonstroken, zorgen voor een goede zonbalans in het ziekenhuis.

    Voor de koeling opteerde de bouwheer voor twee verschillende systemen. In het middenblok met de kritieke diensten levert een elektromechanische koelgroep de koelte. In de patiëntenvleugels zorgt een grond-luchtwarmtewisselaar voor passieve koeling. Dat ondergrondse kanalennet kan de temperatuur van de aange-voerde lucht met circa 8 °C verlagen bij een buitentemperatuur van 30 °C. In de winter zorgt het systeem voor een voorverwar-ming van de ventilatielucht. Een warmtewisselaar op de lucht-groepen zorgt er overigens voor dat de warmte uit de afgevoerde lucht wordt gerecupereerd tijdens de koude maanden. Condenserende gasketels zorgen voor aanvullende warmte, zodat er altijd een aangename temperatuur heerst.

    Uit de TCO-studie begin jaren 2000 bleek dat pv-panelen en wind-energie op dat ogenblik economisch niet aangewezen waren. Die visie is intussen herzien in functie van gewijzigde randvoor-

    az groeninge

    Bouwheer AZ Groeninge vzwAdres Kennedylaan 4 – 8500 KortrijkFunctie ZiekenhuisstArt Bouwwerken 2005dAtum ingeBruiknAme 1 april 2010Architect TV Baumschlager & Eberle – Osar Architects – AntwerpenstudieBureAu Ingenium – Brugge technieken & energie

    studieBureAu stABiliteit Van Aelst – Antwerpen studieBureAu omgeving Topokor – Kortrijk

    IDEN

    TIK

    IT

    De wanden van de middenkernen zijn bekleed met houtfineer.

    De ontwerpers kozen bewust voor een laagbouw om het zicht op de groene omgeving te vrijwaren.

    Het lamellenparket draagt bij aan de huiselijke uitstraling van de patiëntenkamers.

  • 45

    Voor de tweede bouwfase, die in de loop van 2012 zal aanvangen, heeft de bouwheer beslist om flexkamers in te voeren. Dat zijn ruim bemeten eenpersoonskamers die op piekmomenten omge-vormd kunnen worden tot tweepersoonskamers. Zo wordt ver-meden dat patiënten op de gang moeten liggen of doorverwezen moeten worden.

    Een publiek gebouw zoals een ziekenhuis moet uiteraard vlot toe-gankelijk zijn. De omgeving rond de gebouwen is volledig helling-vrij en er werd een ruime gehandicaptenparking voorzien dicht bij de hoofdingang. Binnen in het gebouw zijn er geen drempels en alle gangen werden ruim bemeten.

    omgeving

    Kenmerkend voor AZ Groeninge is de lage bouwhoogte. Die werd onder meer ingegeven door het streven naar de atypische zieken-huislook, maar tegelijkertijd wilden de ontwerpers het gebouw afstemmen op zijn omgeving: de kantorenzone enerzijds en de bossen anderzijds.

    Voor een goede bereikbaarheid kreeg het zogenaamde ‘Ei van Kortrijk’, dat de aansluiting vormt tussen de stad en de omlig-gende snelwegen, een bypass die het verkeer voor AZ Groeninge direct naar het ziekenhuis leidt. Verder is er openbaar busvervoer naar het stadscentrum en het station. De President Kennedylaan wordt in de nabije toekomst nog heraangelegd tot een boulevard met gescheiden rijwegen, vrijliggende fietspaden en een aparte busstrook. Tijdens die werken wordt er een bushalte voorzien ter hoogte van het plein voor het ziekenhuis. Hier bevindt zich van-daag al een ruime fietsenstalling.

    Bij de aanleg van de omgeving wordt ook aandacht besteed aan de integratie van kunst: de pergola bij de ingang is een ontwerp van de Amerikaanse conceptuele artiest Dan Graham, de binnentuin van het centraal middenblok werd ontworpen door de Duitse kun-stenaar Bernd Lohaus en de goudgele kapel en stille ruimte zijn van de hand van de Brusselse kunstenaar richard Venlet.

    water

    Het volledige ziekenhuis is voorzien van groendaken. Het regen-water van het groendak vloeit naar een bufferbekken waar het bluswater wordt gestockeerd. Wanneer dat bekken zijn limiet bereikt, loopt het over in een naburige waterloop.

    Om water te besparen, maakt AZ Groeninge gebruik van water-besparende douchekoppen en besparingsknoppen op de toiletten.

    materialen

    Huiselijkheid en onderhoudsvriendelijkheid stonden centraal bij de keuze van de materialen. Dat resulteerde bijvoorbeeld in vloeren van blauwe hardsteen uit Henegouwen voor de hoofdcir-culatiezones, en houten wandbekledingen in andere delen. Om dezelfde reden opteerde de bouwheer ervoor te investeren in kopse eiken parket. Die inlandse houtsoort is onderhoudsvrien-delijk en draagt sterk bij tot het huiselijke gevoel in de patiën-tenkamers.

    viPa wikt en weegt duurzaamheid Als een bouwheer aanspraak wil maken op een investerings-subsidie van het VIPA (Vlaamse Infrastructuurfonds voor Per-soonsgebonden Aangelegenheden), moet het bouwproject aan enkele minimumeisen en voorwaarden voor duurzaam-heid voldoen. Die minimumeisen rond gebruikerscomfort, energiebeheersing, duurzaam materiaal- en grondstoffen-gebruik, geïntegreerde benadering en gebouwbeheer maken deel uit van de bouwtechnische voorwaarden en worden per sector afzonderlijk vastgesteld; zo is de gezondheidszorg opgedeeld in zeven sectoren.Elk nieuwbouwproject moet voldoen aan een minimumaantal van de duurzaamheidscriteria. Dat minimumaantal is opge-bouwd uit een vast aantal verplichte criteria en een aanvul-lend aantal vrije criteria. De verplichte criteria verzekeren het basiscomfort dat gerealiseerd moet worden. Samen vormen ze een samenhangend pakket van maatregelen dat per sector een specifieke invulling aan de eisen geeft. De vrije criteria vor-men een pakket maatregelen dat algemeen aanvaard wordt als een meerwaarde voor het comfort, het energieverbruik en de duurzaamheid van het project. Met die vrije criteria wil het VIPA een aantal opties met betrekking tot duurzaamheid onder de aandacht van de bouwheer en de ontwerper brengen.

    klaar voor de tweede bouwstap In 2012 begint AZ Groeninge met de bouwwerken voor de tweede bouwstap. Daarin wordt het centrale middenblok vol-tooid, wordt een van de bestaande vleugels circulair dichtge-bouwd en worden twee volledig nieuwe vleugels gerealiseerd.Dat tweede deelproject zou eind 2016 in gebruik genomen wor-den. De bouwheer praat bewust over een tweede bouwstap omdat het een bundeling is van verschillende fases. Aanvanke-lijk vroeg VIPA om een sterkere fasering van het bouwproject. Maar omdat bleek dat een gefaseerde bouw niet werkbaar is voor een nieuwbouwziekenhuis, zijn de verschillende fases uit-eindelijk samengevoegd in één grote nieuwe bouwstap gevolgd door een kleine bouwstap in de jaren 2020. Los van die bouw-stappen zal AZ Groeninge nog een parkeergebouw voor 2500 wagens, een CLT-gebouw (catering, logistiek en techniek), een

    eigen congrescentrum (Villa Het Notenhof) en een zorghoeve (Hoeve De Witten jan) bouwen.

  • het gebouw

    Oppervlakte bOuwterrein ± 15 ha

    tOtale vlOerOppervlakteFase 1 37.846 m²Fase 2 86.298 m²Totale nieuwbouw 124.144 m²

    kOstprijs ziekenHuis (excl. parkeergebouw, btw en erelonen) Fase 1 120 miljoen euroFase 2 260 miljoen euro

    energie

    e-peil niet van toepassing voor ziekenhuizen

    k-peil niet berekend voor fase 1

    isOlatieDakisolatie Groendaken: resolplaten, dikte 90 mm Goten: polyisocyanuraatschuim, dikte 70 mm Steeldeck technische verdieping: resolplaten, dikte 90 mmVloerisolatie Boven volle grond, kelderniveau: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 100/150 mm Boven volle grond en kelders, begane grond: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 130 mm Boven verwarmde ruimten en elders: isolerende mortel (EPS-korrels), dikte 30/50 mmMuurisolatie Opleg vloerplaten op kelderwanden: cellulair glas, dikte 50 mm Opleg vloerplaten op gevelelementen: polyisocyanuraatschuim, 50 mm Gordijnkasten en gevelplinten: halfharde rotswolplaten, dikte 60 mmBeglazing 1,1 W/m²K

    Alle daken van AZ Groeninge zijn afgewerkt als groendak.

    De 3,60 m hoge ramen zorgen voor een rijke lichtinval. Door de schuine delen van de gevels wordt oververhitting tegengehouden.

    teChnisChe FiChe

  • nieuwe zuurstof voor ’t stad

    In Antwerpen groeit vandaag een nieuwe, groene buurt. Op de 7,7 ha grote site van het voormalige Militair Hospitaal, in de buurt van het station van Berchem, moet tegen 2015 een nieuw stadsdeel verrijzen. Net zoals de Zoo en het Stadspark wordt ’t Groen Kwartier een belangrijke open ruimte in de stad. De historische site wordt tot een duurzame wijk geboetseerd. De karaktervolle oude gebouwen worden verzoend met moderne nieuwbouw, om plaats te bieden aan meer dan 400 woningen, appartementen en lofts. Dankzij de evenwichtige mix van woon-typologieën moet ’t Groen Kwartier een thuis worden voor zowel senioren als jonge starters, voor alleenstaanden, tweeverdieners en gezinnen met kinderen. Ze zullen wonen in een unieke oase midden in de stad, waar koning auto plaats ruimt voor de zachte weggebruiker. Winkeltjes, kantoren, ateliers en horeca maken de bruisende, levende buurt verder af. De hospitaalsite wordt tijdens het bouw- en restauratieproces omgevormd van een gesloten enclave tot een open stadsdeel. Via voetgangers- en fietsdoorsteken moe-ten ook de omwonenden hun weg vinden om hier te verpozen, wandelen en spelen. De buurt speelt trouwens een belangrijke rol bij de metamorfose van het hospitaal-domein. Ze was vragende partij voor de herbestemming van de site, en werd van in het begin actief bij het project betrokken.

    PrO

    jEC

    T STADSVErNIEUWING

    ’t groen kwartier antwerPen

    vernieuwenD in Dit ProjeCt

    • geslotenhistorischesitewordtautovrijegroenelong• bredesocialemixenvariatieinfuncties• projectontwikkelinginoverlegmetbuurtbewoners

    Een zicht op de restauratiewerken van de centraal gelegen paviljoenen

    Het 7,7 ha grote terrein van het Militair Hospitaal wordt een open, groen stadsdeel.

  • 50 51

    Participatie

    Uniek in het concept van ’t Groen Kwartier is dat het in samen-spraak met de buurtbewoners tot stand kwam. Sterker nog, het waren enkele buurtorganisaties en buurtbewoners van onder meer de wijk Haringrode die de werkgroep MHA+ opzetten met als doel de herbestemming van het Militair Hospitaal onder de aan-dacht van de beleidmakers te houden. Het Antwerpse stadsbe-stuur kocht het domein aan en schreef een ontwerpwedstrijd uit. Het zette ook een officieel communicatietraject op – uitgevoerd door het Stedelijk Wijkoverleg – waarin de buurtbewoners op ver-schillende manieren geïnformeerd werden over de gang van zaken in de herontwikkeling van het Militair Hospitaal.

    De nieuwbouwvolumes – waaronder de parkappartementen, de Arsenaalwoningen, de Arsenaalappartementen en de sociale woningen – nemen weinig terrein in beslag. In het concept werd veel aandacht besteed aan ruimte, lichtinval en een aangename relatie met de groene omgeving.

    Het energiebeleid op de site loopt over verschillende sporen gezien de mix van nieuwbouw en bestaande gebouwen. Voor de restaura-tie van de paviljoenen gelden andere regels inzake energiepresta-ties dan voor de nieuwbouw. Voor de zuidelijk gerichte woningen kunnen extra inspanningen gedaan worden om oververhitting te vermijden door het gebruik van zon