Verbindingswoorden

14
Verbindingswoorden Verbinden (delen van) zinnen met elkaar

Transcript of Verbindingswoorden

Page 1: Verbindingswoorden

Verbindingswoorden

Verbinden (delen van) zinnen met elkaar

Page 2: Verbindingswoorden

VerbindingswoordenGebruik

Met een verbindingswoord verbind je twee losse zinnen of zinsdelen (stukken zin) aan elkaar.

- Zij gaat naar huis. Zij is ziek. → Zij is ziek, dus zij gaat naar huis.

She is going home. She is ill. → She is ill, so she is going home.

Wordt gebruikt om een andere betekenis aan de zin te geven; de zinnen kunnen als losse zinnen voorkomen, maar hebben dan niet dezelfde betekenis als in een samengestelde zin. – Je gaat nu weg. Ik bel de politie. → Of je gaat nu weg, of ik bel de politie.

You leave now. I will call the police. → Either you leave now, or I will call the police.

Page 3: Verbindingswoorden

VerbindingswoordenDelen van zinnen met elkaar verbinden

Om de volgende oorzaken aan te geven:

Aaneenschakeling

Een keuze of mogelijkheid

Een tegenstelling

Een tijdsvolgorde

Een reden of verklaring

Een voorwaarde

Een voorbeeld aangeven

Page 4: Verbindingswoorden

Samengestelde zin

Twee zinnen die met elkaar verbonden zijn door een verbindingswoord noem je een samengestelde zin.

Er zijn twee soorten samengestelde zinnen:

twee (of meer) hoofdzinnen: de twee verbonden zinnen zijn allebei belangrijk om de boodschap over te brengen; je kunt er niet één weglaten– I bought a magazine, but I didn't read it.

een hoofdzin en een bijzin (of bijzinnen): de hoofdzin bevat de belangrijkste boodschap, de bijzin(nen) kun je weglaten zonder dat de betekenis van de hoofdzin verandert:– 'Where are Susan and Dave?' 'They went home after they had finished their ice cream.'

→ 'Where are Susan and Dave?' 'They went home.'

Page 5: Verbindingswoorden

Verschillende soorten verbindingswoorden

Nevenschikkend en onderschikkend– Een verbindingswoord gebruikt bij twee hoofdzinnen noem je een

nevenschikkend verbindingswoord.

– Een verbindingswoord gebruikt bij een hoofdzin en bijzin(nen) noem je een onderschikkend verbindingswoord.

Page 6: Verbindingswoorden

Verschillende soorten verbindingswoorden

Voegwoordelijke bijwoorden

Deze woorden 'koppelen' zinnen aan elkaar → de twee losse zinnen blijven bestaan, maar door aan één van de twee zinnen een voegwoordelijk bijwoord toe te voegen wordt het duidelijk dat de twee zinnen bij elkaar horen.

Geven een volgorde van tijd of een voorbeeld aan.– I have a lot to do. First, I will do my homework.

– My dog really likes to swim. For instance, last week he jumped from the boat intothe lake.

Page 7: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

Nevenschikkend Nederlands Voorbeeld

Aaneenschakeling

and en We were tired and hungry.

both ... and ... zowel ... alsThe project he handed in was both creative and well written.

neither ... nor ... noch ... nochNeither Sheldon or Jim like pizza.

Keuze of mogelijkheid

or ofWe can go this way or the other.

either ... or ... of ... of ....We can either eat now orafter the show.

Tegenstelling but maarYou can invite Keith for the party but please don't invite that friend of his

Page 8: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

Nevenschikkend Onderschikkend Nederlands Voorbeeld

Reden of verklaring

so dusMy knee started hurting so I stopped running.

because omdat

We can't go to Mick's party because we're going away that weekend.

since aangezien, omdat

Since we've got a few minutes to wait for the train, let's have a cup of coffee.

Page 9: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

Onderschikkend Nederlands Voorbeeld

Voorwaarde

if alsIf I don't get enough sleep, I will get a headache.

unless tenzijYou can't get a job unlessyou've got experience.

when wanneerYou can make a wish whenyou blow out the candles.

Page 10: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

Onderschikkend Voegwoordelijke bijwoorden Nederlands Voorbeeld

Tijdsvolgorde

after nadatAfter she had finished reading her book, she fell asleep.

as soon as zodraAs soon as I'm home, I will go to bed.

as terwijlAs she walked out the door, she heard the telephone ring.

before voordatBefore he could reach the door, she quickly closed it.

since sindsI have been very busy since I came back from holiday.

until totdatOnce she starts talking she won't stop until you tell her to.

when wanneer, toenYou can remove the tape whenthe paint is dry.

while terwijlWhile she was sleeping, he drew a moustache on her face.

Page 11: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

OnderschikkendVoegwoordelijke bijwoorden

Nederlands Voorbeeld

Tijdsvolgorde

first (of all) ten eerste

He has a lot of things to do. First, he has to clean up his living room.

next vervolgens

In London we first went to the Tower of London. Next, we walked over the London Bridge.

secondly ten tweede

I don't want to go out. First of all, I think it's too cold. Secondly, it is raining.

then toen

First we went to see the crown jewels. Then, we visited the Bloody Tower.

Page 12: Verbindingswoorden

Vorm en betekenis

OnderschikkendVoegwoordelijke bijwoorden

Nederlands Voorbeeld

Voorbeeld

for example bijvoorbeeld

I can play a few instruments. For example, I can play the guitar and the piano.

for instance bijvoorbeeld

I love holiday traditions. For instance, we decorate the Christmas tree together.

Page 13: Verbindingswoorden

Plaats in de zin en interpunctie

Plaats in de zin– Een nevenschikkend voegwoord staat tussen de hoofdzinnen in.

– Een nevenschikkend voegwoord staat vóór de bijzin. De bijzin kan achter of vóór de hoofdzin staan.

– Een voegwoordelijk bijwoord staat aan het begin van de zin.

Page 14: Verbindingswoorden

Plaats in de zin en interpunctie

Komma's

Wanneer je een nevenschikkend voegwoord gebruikt, staat er een komma vóór het voegwoord:

– Jane decided she wanted to go on holiday to France, and David decided he wantedto go to Germany.

Dit hoeft niet wanneer de zin ná het voegwoord heel kort is:– Jane ordered pizza and David ordered sushi.