Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties)...

35
Van start

Transcript of Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties)...

Page 1: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Van start

Page 2: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Van start in NT2 SCHOOL • Ga naar www.nt2school.nl.• Maak een account aan. (Als je al een account hebt, log dan in!) • Klik op ‘Lesmateriaal’.• Voer eenmalig onderstaande code in. • Bevestig. • Je kunt nu aan de slag!

Mijn inloggegevens www.nt2school.nl Gebruikersnaam: __________________________________________________________________________________________________

Wachtwoord: ________________________________________________________________________________________________________

Niet vergeten!

Page 3: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Van startMiddenopgeleiden naar NT2-niveau A2

Wim TersteegSandra Duenk

Boom, Amsterdam

Page 4: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

© 2015, Uitgeverij Boom, Amsterdam

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbe-stand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mecha-nisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schrifte-lijke toestemming van de uitgever.Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van de artike-len 16h t/m 16m Auteurswet 1912 jo. Besluit van 27 november 2002, Stb. 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht (postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van artikel 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl).

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permis-sion of the publisher.

Vormgeving en opmaak: Impressie grafische vormgeving (Anja Verhart), GoudaIllustraties: Sjors Vervoort, EindhovenFoto’s: shutterstock.com, Openingsfoto thema 8: Marina Ruempol, Deventer

ISBN 978 90 8953 326 5NUR 110

Page 5: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Inhoud

Voorwoord 10

Taalhulp Grammatica

Thema 1 Kennismaken en begroeten 10

1A Hallo, ik ben Peter. -Kennismaken:naam/land/ woonplaats/taal

-Tegenwoordigetijdenkelvoud-Onderwerpenkelvoud

Thema

1B Hoe gaat het? -Vragenhoehetgaat/ begroeten/bedanken Hetalfabet/spelling

-Tegenwoordigetijdenkelvoudenmeervoud-Onderwerpenkelvoudenmeer-

voud-‘Hebben’en‘zijn’-Zinsbouw:hoofdzin

Thema 2 Persoonsgegevens 45

2A Wat is uw adres? -Getallen,nummers-Adres,postcode,

telefoonnummer

-Bezittelijkvoornaamwoord-Vraagzinnen

2B Wilt u dit formulier invullen?

-Persoonsgegevens-Hoespeljedat? (naamofandereinformatiespel-

len)

-Persoonlijkvoornaamwoord:onderwerp/lijdendvoorwerp/navoorzetsel

-Zinsbouw:normalehoofdzin/hoofdzinmetinversie

Thema 3 Familie en relaties 45

3A Hoeveel broers of zussen heb jij?

-Familierelaties-Dagen/dagdelen/kloktijden/

maanden/seizoenen

-Zelfstandignaamwoordenkel-voudenmeervoud

-Lidwoorden:de/het/een

3B Zullen we iets afspre-ken?

-Eenafspraakmaken-Wensen/uitroepen

-Ontkenning:niet/geen-Hulpwerkwoorden:kunnen,wil-

len,moeten,mogen,zullen

Thema 4 Boodschappen doen, de weg vragen 45

4A Een kilo tomaten, alstublieft.

-Opdemarkt-Indesupermarkt-Dewegvragen/wijzeninde

supermarkt

-Bijvoeglijknaamwoord

Voorwoord 10

Page 6: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Thema 5 Iets afspreken 45

5A Mag ik de menu-kaart?

-Afspreken-Bestellen/betalenineencafé/

restaurant-Maaltijdenengangen

-Zinsbouw:hoofdzin+hoofdzin-Voegwoordenmethoofdzin:en,

of,maar,want,dus-Verwijswoordenvoordingen

5B Kun je een boodschap doorgeven?

-Berichtjesviasocialemedia-Woordenvantijd-Telefoneren

-Zinsbouw:hoofdzin+bijzin-Voegwoordenmetbijzin:omdat,

als,dat

Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 45

6A Van welk perron vertrekt de trein?

-Vervoermiddelen,reizenmetopenbaarvervoer

-Reisinfovragen(traject,spoor,reistijd,prijs)

-Vergelijking:vergrotendetrapenovertreffendetrap

6B Vergeet niet uit te checken?

-Instructiegeven-Tijdwoordenindevoltooidetijd

-Imperatief(instructiegeven)-Introductievoltooidetijd

Thema 7 Wonen 45

7A Hoe ziet jouw droom-huis eruit?

-Soortenwoningen-Kamers/indelingvanhuizen

-Herhalinger/daar=plaats-Introductieer+telwoord

7B Te huur: eengezins-woning

-Inrichting/meubels-Voorzetselsvanplaats

-Voltooidetijd2:•werkwoordenmet‘zijn’•werkwoordenmetvoltooiddeel-

woordzonderge-

Thema 8 Gezondheid 45

8A Hoe voel je je? -Eenafspraakbijdedokter-Soortenmedicijnen

-Scheidbarewerkwoorden-(integenwoordigetijdenvoltooi-

detijd)

8B Twee keer per dag innemen!

-Bijdeapotheek -Herhalingvoltooidetijd

4B Waar is het winkel-centrum?

-Dewegvragen/wijzenopstraat-Dewegvragen/wijzenineen

winkelcentrum-Kledingenschoenenkopen

-Er/hier/daar:plaats-Herhalingvoornaamwoorden

Taalhulp GrammaticaThema

Lijst onregelmatige werkwoorden 168

Transcripten luisterteksten 168

Page 7: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten7

Voorwoord

Van start is een basismethode Nederlands als tweede taal voor midden-opgeleide volwassenen binnen en buiten Nederland. De opzet is vergelijk-baar met die van De Opmaat, maar de leerstof wordt aangeboden in kleinere stappen en met veel herhaling. De methode is gericht op anderstaligen die een studie (willen) volgen of een beroep (willen) uitoefenen op mbo-niveau. Maar ook voor hoger opgeleiden die in een wat lager tempo willen leren, is de methode heel geschikt. Het eindniveau is A2. Hiermee zet de cursist een eerste stap richting Staatsexamen NT2 programma I (niveau B1).

Van start bestaat uit acht thema’s waar beginnende NT2-leerders regelma-tig mee in aanraking komen. Het gaat om alledaagse situaties zoals kennis-maken, praten over persoonlijke gegevens, informatie vragen, formulieren invullen, boodschappen doen, iets bestellen, gebruikmaken van sociale media, reizen, een afspraak maken, wonen en naar de dokter gaan. Elk thema begint met een of twee dialogen, gevolgd door de belangrijkste zin-nen uit die dialogen. De zinnen kan de cursist beluisteren en naspreken. Bij elke dialoog horen invuloefeningen of keuzeoefeningen woordenschat en korte vragen over de inhoud. Vervolgens breidt de cursist zijn taalken-nis van het thema verder uit met de taalhulp. Ook hierbij kan hij de zinnen beluisteren en naspreken. Naast de woordenschat wordt er grammatica aangeboden door middel van schematische uitleg, voorbeelden en oefe-ningen. De laatste oefening van een thema bestaat uit zinnen afmaken, waarmee de cursist kan controleren of hij de aangeboden woordenschat en grammatica kan toepassen. Elk thema wordt afgesloten met een lijst van de nieuwe woorden die in dat thema aangeboden zijn. Achter in het boek staan de transcripten van de luisteroefeningen en een lijst met de meest voorkomende onregelmatige werkwoorden.

Op www.nt2school.nl is het volgende materiaal te vinden:• de geluidsfragmenten;• de antwoordsleutels van de oefeningen;• materiaal voor de docent;• de docentenhandleiding;• totale woordenlijst (alfabetisch) met Engelse vertaling.

Met Van start kan de cursist op een gestructureerde manier stap voor stap aan zijn taalontwikkeling werken. Bij elk onderdeel wordt gewerkt vanuit de uitleg en gestuurde oefeningen naar meer vrije oefeningen. Op deze manier worden woordenschat en grammaticale structuren op verschillende manieren aangeboden en geoefend. Herhaling speelt hierbij een belangrij-ke rol. Deze stap-voor-stap aanpak vindt de cursist ook terug in de moge-

Page 8: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

81Kennismakenenbegroeten

lijkheid om bij elk thema naar taalaanbod te luisteren (taalcontact), het na te spreken (imitatie) en het vervolgens zelf te gebruiken (vrije productie). Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Wij willen graag onze collega Maud Beersmans bedanken voor haar feed-back bij de ontwikkeling van de methode. Onze dank gaat ook uit naar Paulien Mol, die betrokken is geweest bij de beginfase van het schrijf-proces.

Met het leren van een taal maakt elke taalleerder een nieuwe start. Dit kan spannend en inspirerend zijn. Met deze methode hopen we alle NT2-leerders een gestructureerde en plezierige leeromgeving te bieden, zodat ze hun taalniveau kunnen ontwikkelen en het Nederlands met veel vertrouwen kunnen gebruiken in het dagelijks leven.

Sandra Duenk en Wim Tersteeg

Page 9: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

Thema’s

Page 10: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

10

1 Kennismaken en begroeten

Page 11: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten11

1A Hallo, ik ben Peter.

A Luister naar de dialogen. Lees mee.

Dialoog 1 Welkom op de cursus Nederlands

1 Luisteren en lezen

Docent: Halloallemaal,ikbenPeterJansen.IkkomuitNederland.IkspreekNederlands.Ikbendedocent.Wiebenjij?

Carlos: Hallo,ikbenCarlosArroyo.Docent: Waarkomjevandaan,Carlos?Carlos: IkkomuitSpanje.Docent: Enjij?Hoeheetjij?Maria: IkheetMariaSanchez.Docent: CarloskomtuitSpanje.Maria,komjijookuitSpanje?Maria: Nee,ikkomuitMexico.Docent: Enwiebenjij?Fatima: IkbenFatima.Docent: Fatima,welkom.

Fatimaisjevoornaam.Watisjeachternaam?Fatima: MijnachternaamisAchaoudi.Docent: KomjeuitMarokko?Fatima: Ja.Docent: EnnudebuurmanvanFatima.Hoeheetjij?

Waarkomjijvandaan?John: IkheetJohnFraser.IkkomuitAmerika.Docent: Uitwelkeplaatskomje,John?John: UitNewYork.Docent: Enwaarwoonjenu?John: IkwoonnuinAmsterdam.Docent: WelkomallemaalopdecursusNederlands.

Page 12: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

121Kennismakenenbegroeten

Dialoog 2 In de pauze

John: Hoi,jijbentFatima,hè?Leukjeteontmoeten.Fatima: Enjij,eh…JijheetCarlos.John: Nee,ikbenJohn.Fatima: Oh.Sorry.John…uitAmerika.John: Ja,enjijkomtuitMarokko.Fatima: Ja,uitCasablanca.EnjijkomtuitBoston,hè?John: Nee,uitNewYork.Fatima: Sorry!John: Geenprobleem.Wiljekoffie,Fatima?Fatima: Nee,geenkoffie.Ikwilgraagthee.John: Oké.

Page 13: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten13

B Luister naar de zinnen uit de dialogen. Lees mee.

Dialoog 1

Welkom op de cursus Nederlands.Hallo allemaal.Ik ben (Peter Jansen).Ik kom uit (Nederland).Ik spreek (Nederlands).Wie ben jij?Waar kom je vandaan?En jij?Hoe heet jij?Ik heet (Maria).Hij komt uit (Spanje).Kom jij ook uit (Spanje)?Nee, ik kom uit (Mexico).Wat is je achternaam?Mijn achternaam is (Achaoudi).Kom je uit (Marokko)?Ja.Uit welke plaats kom je?Waar woon je nu?Ik woon in (Amsterdam).

Waar of niet waar? Kruis aan.

Dialoog 1 1 De achternaam van Carlos is Sanchez. waar nietwaar2 Carlos komt uit Spanje. waar nietwaar3 Maria komt ook uit Spanje. waar nietwaar4 Fatima komt uit Marokko. waar nietwaar5 John woont nu in New York. waar nietwaar

Dialoog 2 6 Fatima spreekt in de pauze met Carlos. waar nietwaar7 John komt uit Boston. waar nietwaar8 Fatima wil geen koffie. waar nietwaar

Dialoog 2 Hoi.Jij bent (Fatima), hè?Leuk je te ontmoeten.Oh.Sorry.En jij komt uit (Boston), hè?Geen probleem.Wil je koffie?Nee, geen koffie.Ik wil graag thee.Oké.

2 Luisteren en lezen

Page 14: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

141Kennismakenenbegroeten

3 Woorden

Kies het goede woord.

Voorbeeld: Ikwoonin/uitUtrecht.

1 Mijn voornaam/achternaam is Peter.2 Ik kom uit Nederland/Nederlands.3 Welkom/Hallo op de cursus Nederlands.4 Wie/Wat ben je? Ik ben Maria.5 Waar/Wie kom je vandaan?6 Ik kom uit/vandaan Spanje.7 Peter, waar woon/heet je nu? In Utrecht. 8 Hoe/Wie heet jij? Ik heet Maria.9 Hoe/Wie bent u? Ik ben Peter Jansen.

10 Wie/Wat is je achternaam? Mijn achternaam is Jansen.

Vul in. Kies het goede woord.

Kies uit:

Voorbeeld: Hallo allemaal, ___________________________________ op de cursus.

1 Hoi, ___________________________________ je te ontmoeten.2 In welke ___________________________________ woon je? In Amsterdam.3 Ik ben Peter Jansen en ik kom uit ___________________________________ .4 ___________________________________ is je achternaam? Mijn achternaam is Jansen.5 John komt uit Amerika en Susan komt ______________________________ uit Amerika.6 Waar kom je ___________________________________ ? Uit Spanje.7 Jij komt uit Marokko, ___________________________________ ? Ja.8 Wil je ___________________________________ ? Nee, ik wil graag thee.9 Ik woon in Nederland. Ik spreek ___________________________________ .

4 Woorden

hè – koffie – leuk – Nederland – Nederlands – ook – plaats – vandaan – wat – welkom

welkom

Page 15: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten15

Kennismaken

A Luister en lees mee.B Luister, lees mee en zeg na.C Luister nog een keer en zeg na. Kijk niet in het boek.

1 Hallo, wie ben jij?2 Mijn naam is Maria.3 Wat is je achternaam?4 Mijn achternaam is Gonzalez.5 Waar kom je vandaan?

Taalhulp

5 Taalhulp Luisteren en lezen

Wie ben je?

vraag antwoord

Hallo,wiebenje?Hoi,hoeheetje?Watisjenaam?Watisjevoornaam?Watisjeachternaam?

Hallo,ikbenPeterJansen.IkheetPeterJansen.MijnnaamisPeterJansen.Peter.Jansen.

Waar kom je vandaan?

vraag antwoord

Waarkomjevandaan?Uitwelklandkomje?

IkkomuitNederland.UitTurkije.

Waar woon je?

vraag antwoord

Waarwoonje?Inwelkeplaatswoonje?

IkwooninUtrecht.InAmsterdam.

Welke taal spreek je?

vraag antwoord

Welketaalspreekje?SpreekjeNederlands?BegrijpjeNederlands?

IkspreekNederlandsenEngels.Nee,ikspreekgeenNederlands.Ja,eenbeetje.

Page 16: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

161Kennismakenenbegroeten

7 Taalhulp Schrijven

6 Ik kom uit Spanje.7 Waar woon je nu?8 Ik woon in Nederland, in Amsterdam.9 Welke taal spreek je?

10 Ik spreek Spaans en Engels.11 Begrijp je Nederlands?12 Ja, een beetje.13 Leuk je te ontmoeten.14 Welkom op de cursus.

Luister naar de informatie en vul in.

A Geef antwoord.

1 Hoe heet je? ________________________________________________________________

2 Uit welk land kom je? ________________________________________________________________

3 Waar woon je nu? ________________________________________________________________

4 Welke taal spreek je? ________________________________________________________________

6 Luisteren

land woonplaats taalnaam

CarlaPeters

GlenSmith

PierreLegrand

BulentCetin

MariaRomero

Page 17: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten17

B Doe nu oefening A met twee andere cursisten. Vul in.

Werk in tweetallen. Cursist A en cursist B krijgen informatie van de docent. De informatie is niet compleet. Vraag de informatie aan je medecursist en vul in.

Tegenwoordige tijd: nu

Grammatica

onderwerp persoonsvorm rest

IkJe/JijUHijZe/Zij

komkomtkomtkomtkomt

uitNederland.uitAmerika.uitMarokko.uitSpanje.uitTurkije.

IkJe/JijUHijZe/Zij

spreekspreektspreektspreektspreekt

Nederlands.ookNederlands.geenNederlands.Spaans.Engels.

IkJe/JijUHijZe/Zij

woonwoontwoontwoontwoont

inUtrecht.inNederland.inAmsterdam.inAmerika.inDenHaag.

IkJe/JijUHijZe/Zij

benbentbentisis

Peter.Fatima.dedocent.JohnFraser.MariaSanchez.

8 Taalhulp Spreken en schrijven

Vraag1naam

Vraag2land

Vraag3woonplaats

Cursist1

Cursist2

Vraag4taal

Page 18: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

181Kennismakenenbegroeten

Kies het goede woord.

Voorbeeld: Peterkom/komtuitNederland.

1 Ik woon/woont in Nederland.2 Maria woon/woont in Amsterdam.3 Carlos kom/komt uit Spanje.4 Waar kom/komt u vandaan?5 Jij ben/bent John.6 Peter bent/is de docent.7 Ik spreek/spreekt geen Nederlands.8 Zij spreek/spreekt Spaans.9 Ik ben/bent Johan Smid.

10 Mijn voornaam ben/is Johan.

Vul in. Kies het goede woord.

Kies uit:

Voorbeeld: Ik ___________________________________nuinAmsterdam.

1 Peter Jansen ___________________________________ de docent.2 Ik ___________________________________ uit Amerika.3 Hoe ___________________________________ jij? Johan.4 Wie ___________________________________ u? Ik ben Peter Jansen.5 Ik ___________________________________ geen Nederlands.6 In welke plaats ___________________________________ u, meneer Jansen?7 John komt uit Amerika. Hij ___________________________________ Engels.8 Uit welk land ___________________________________ Carlos? Uit Spanje.

Kijk naar de foto’s. Vul in.

Kies uit:

9 Grammatica

10 Grammatica

bent – heet – is – kom – komt – spreek – spreekt – woon – woont

woon

11 Kijken en invullen

Naam: Barack Obama – Monroe – Lionel Messi – Napoleon – Maxima – Willem AlexanderLand: Nederland – Argentinië – Spanje – Amerika – FrankrijkTaal: Engels – Nederlands – Spaans – Frans

Page 19: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten19

foto 1 foto 2 foto 3

foto 4 foto 5 foto 6

Wieisdit? Uitwellandkomthij/zij?

Inwelklandwoonthij/zij?

Foto1

Foto2

Welketaalspreekthij/zij?

Foto3

Foto4

Foto5

Foto6

Page 20: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

201Kennismakenenbegroeten

A Kies een persoon uit oefening 11. Geef informatie over die persoon:

Dit is ___________________________________________________________________________________________________ . Hij / Zij komt uit _______________________________ en woont in ________________________________ . Hij / Zij spreekt ____________________________________________________________________________________ .

B Zoek een foto van een andere bekende persoon. Geef informatie over de persoon:

Dit is ___________________________________________________________________________________________________ . Hij / Zij komt uit _______________________________ en woont in ________________________________ . Hij / Zij spreekt ____________________________________________________________________________________ .

12 Spreken

Page 21: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten21

1B Hoe gaat het?

A Luister naar de dialogen. Lees mee.

Dialoog 1 Op straat

Mark: Hoi,Anne!Anne: Ha,Mark!Hoegaathet?Mark: Metmijgoed.Enmetjou?Anne: Prima.Ikbenvandaagvrij.Mark: O,leuk.Nou,eenfijnedag.Dag!Anne: Dankje.Jijook.Doei!

13 Luisteren en lezen

Page 22: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

221Kennismakenenbegroeten

Dialoog 2 In de bus

Ellen: Hallo,Marie.Marie: Hoi,Ellen.Hoeishet?Ellen: Goed.Enmetjou?Marie: Hetgaatwel.Ikbenverkouden.Ellen: Datisvervelend.Nou,sterkte!Marie: Dankjewel.Doeg!

Page 23: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten23

Dialoog 3 Op het werk

Hans: Goedemorgen,Frank.Frank: Goedemorgen,Hans.Allesgoed?Hans: Ja,prima.Magikjeietsvragen?Frank: Ja,natuurlijk.Hans: Ikhebeenprobleemmetmijncomputer.Kunjemehelpen?Frank: Ja,hoor.Ikkomzo.Oké?Hans: Fijn.Dankje.Frank: Totzo.

Page 24: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

241Kennismakenenbegroeten

B Luister nog eens naar de belangrijke zinnen uit de dialogen. Lees mee.

Beantwoord de vragen.

Dialoog 1 1 Mark is vrij vandaag. waar nietwaar 2 Het gaat goed met Anne. waar nietwaar

Dialoog 2 3 Marie is verkouden. waar nietwaar 4 Ellen is ook verkouden. waar nietwaar

Dialoog 2 5 Frank wil Hans niet helpen. waar nietwaar 6 Hans heeft een probleem met het Nederlands. waar nietwaar

Vul in. Kies het goede woord.

Kies uit:

Voorbeeld: Het ___________________________________ wel.

1 Ik ben ___________________________________ vrij.2 Nou, een ___________________________________ dag.3 Hoe is ___________________________________ ?4 Ik ben ___________________________________ .

14 Luisteren en lezen

15 Woorden

fijne – goed – helpen – het – probleem – vandaag – verkouden – vervelend – vragen – zo – gaat

gaat

Dialoog 1

Ha, (Mark)!Hoe gaat het?Met mij goed.En met jou?Prima!O, leuk!Nou, een fijne dag!Dag!Dank je.Jij ook.Doei!

Dialoog 2

Hoe is het?Het gaat wel.Ik ben verkouden.Dat is vervelend.Nou, sterkte!Dank je wel.Dag!

Dialoog 3

Goedemorgen, (Frank).Alles goed? Ja, prima.Mag ik je iets vragen?Ja, natuurlijk.Kun je me helpen?Ja, hoor.Ik kom zo.Fijn. Dank je.Tot zo.

Page 25: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten25

5 Dat is ___________________________________ .6 Alles ___________________________________ ?7 Mag ik je iets ___________________________________ ?8 Ik heb een ___________________________________ met mijn computer.9 Kun je me ___________________________________ ?

10 Ik kom ___________________________________ .

Kies het goede woord.

1 Anne: Ha Mark, hoe ___________________________________ het?

a gaat b moet c mag

2 Mark: Met mij gaat het goed. En met ___________________________________ ?

a jij b me c jou

3 Marie: Ik ben verkouden. Ellen: Dat is ___________________________________ .

a prima b vervelend c leuk

4 Hans: Mag ik je iets ___________________________________ ?

a hebben b helpen c vragen

5 Kun je me ____________ ?

a hebben b helpen c vragen

16 Woorden

Page 26: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

261Kennismakenenbegroeten

Begroeten

A Luister en lees mee.B Luister, lees mee en zeg na.C Luister nog een keer en zeg na. Kijk niet in het boek.

1 Hoi, Anne.2 Hoe gaat het?3 Met mij goed.4 En met jou?5 Het gaat wel.6 Ik ben verkouden.7 Dat is vervelend.8 Goedemorgen, Frank.9 Alles goed?

10 Ja, prima.11 Kun je me helpen?12 Ja hoor. 13 Bedankt.14 Ik kom zo.15 Oké. Tot zo.

Taalhulp

Hoe gaat het?

vraag antwoord

Hoegaathet?Enmetjou?Hoeishet?Enmetjou?Allesgoed?

Metmijgoed.Prima.Goed.Hetgaatwel.Ja,prima.

17 Taalhulp Luisteren en lezen

begroeten

Hoi!Doeg!Goedemorgen!Totzo.

Hallo!Dag!Goedenavond!Totdan.

Ha!Doei!Goedemiddag!Totstraks.

Hi!

Totmorgen.

bedanken

Dankje. Dankjewel. Bedankt.

Page 27: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten27

Geef antwoord.

Zoek de juiste plaatjes bij de dialogen. Lees daarna de dialogen in tweetallen.

Plaatje A hoort bij dialoog _______________

Plaatje B hoort bij dialoog _______________

Plaatje C hoort bij dialoog _______________

Plaatje D hoort bij dialoog _______________

18 Taalhulp Vraag en antwoord

vraag antwoord

Hoeishet?Allesgoed?Hoegaathet?Magikjeietsvragen?Kunjemehelpen?

_____________________________________________________________

_____________________________________________________________

_____________________________________________________________

_____________________________________________________________

_____________________________________________________________

A B

C D

19 Taalhulp Spreken

Page 28: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

281Kennismakenenbegroeten

Dialoog 1 Aan de telefoon

Marie: HoiAlbert!Albert: Ha,Marie!Hoegaathet?Marie: Metmijgoed.Enmetjou?Albert: Nou,hetgaatnietzogoed.Ikbenverkouden.Marie: Watvervelend.Gajenaardedokter?Albert: Ja,ikgavanmiddag.Marie: Nou,sterkte!Albert: Dankjewel.Totgauw!

Dialoog 2 Op straat

Bas: Hé,Peter!Peter: HoiBas!Hoegaathet?Bas: Metmijgaathetsupergoed.Ikhebdeloterijgewonnen!

100.000euro!!!Peter: Osuper,gefeliciteerd!Bas: Dankje,gajemeenaareencafé?Ikbetaal!Peter: Leuk,goedidee!

Dialoog 3 In de bus

Judith: HoiMarjolein,hoegaathet?Marjolein: Hoi!Prima,enmetjou?Judith: Heelgoed.Ikhebzaterdageenafspraakje!Marjolein: Oh,watleuk!Metwie?Judith: MetMenno,vandesportschool.Marjolein: Leuk,veelplezier!Judith: Dankje!

Dialoog 4 Op het werk

Carolien: HoiSimone.Simone: Hé,goeiemorgen!Hoegaathet?Carolien: Goed,ikhebeenvraagje.Ikhebtweeconcertkaartjesvoor

MarcoBorsato.Hetzijndelaatstekaartjes!Gajemee?Simone: Watleuk!Ikgagraagmee.Wanneerishetconcert?Carolien: Optweeoktober.Simone: Oké,hetstaatinmijnagenda!Carolien: Leuk!

Page 29: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten29

Onderwerp: ‘wie’ of ‘wat’ (subject)

Tegenwoordige tijd: nu

Let op: u helpt (enkelvoud) en u helpt (meervoud). De vorm van het werkwoord is hetzelfde

Grammatica

onderwerp: wie of wat voorbeeldzinnen

ikje/jijuhijze/zijhet

Ikbenvandaagvrij.Kunjemehelpen?Hoeheetu?Hijheefteenprobleem.Zeisverkouden.Hetgaatwel.

enkelvoud (singularis: 1 persoon)

we/wijjullieze/zij

Wezijnvrijvandaag.Julliehebbeneenprobleem.Zekomenzo.

meervoud (pluralis: 2 of meer personen)

onderwerp persoonsvorm voorbeeld: helpen voorbeeld: vragen

ikje/jijuhijze/zijhet

stam stam + tstam + tstam + tstam + tstam + t

ik helpje/jij helptu helpthij helptze/zij helpthet helpt

ik vraagje/jij vraagtu vraagthij vraagtze/zij vraagthet vraagt

het hele werkwoord (de infinitief ): helpen vragen kennen

de stam van het werkwoord: help vraag ken

enkelvoud (singularis)

meervoud (pluralis)

we/wijjullieze/zij

hele werkwoordhele werkwoordhele werkwoord

we/wij helpenjullie helpenze/zij helpen

we/wij vragenjullie vragenze/zij vragen

voorbeeld: kennen

ik kenje/jij kentu kenthij kentze/zij kenthet kent

we/wij kennenjullie kennenze/zij kennen

Page 30: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

301Kennismakenenbegroeten

Let op de spelling:

Vul de goede vorm van het werkwoord in.

Voorbeeld: (spreken) ik ___________________________________ wij___________________________________

enkelvoud meervoud1 (wonen) jij ___________________________________ jullie ___________________________________ 2 (liggen) ik ___________________________________ wij ___________________________________ 3 (helpen) hij ___________________________________ zij ___________________________________ 4 (stoppen) jij ___________________________________ jullie ___________________________________ 5 (kennen) ik ___________________________________ wij ___________________________________ 6 (lopen) zij ___________________________________ zij ___________________________________ 7 (vragen) ik ___________________________________ wij ___________________________________ 8 (spreken) jij ___________________________________ jullie ___________________________________ 9 (vragen) u ___________________________________ u ___________________________________

10 (kennen) u ___________________________________ u ___________________________________

klinkers: a – e – i – o – u – y

medeklinkers: b – c – d – f – g – h – j – k – l – m – n – p – q – r – s – t – v – w – x – z

enkelvoud: dubbele klinker + 1 medeklinker ( + -t)

meervoud (= hele werkwoord):1 klinker + 1 medeklinker + -en

woon woontspreek spreektloop loopt

wonensprekenlopen

ken kentlig ligtstop stopt

kennenliggenstoppen

enkelvoud: 1 klinker + 1 medeklinker ( + -t)

meervoud (= hele werkwoord):1 klinker + dubbele medeklinker + -en

20 Grammatica

spreek spreken

Page 31: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten31

Hebben en zijn

Vul de goede vorm van hebben of zijn in.

Voorbeeld: (hebben) ik ___________________________________ wij ___________________________________

enkelvoud meervoud1 (zijn) jij ___________________________________ jullie ___________________________________ 2 (zijn) ik ___________________________________ wij ___________________________________ 3 (hebben) hij ___________________________________ zij ___________________________________ 4 (zijn) zij ___________________________________ zij ___________________________________ 5 (hebben) jij ___________________________________ jullie ___________________________________ 6 (hebben) u ___________________________________ u ___________________________________ 7 (zijn) u ___________________________________ u ___________________________________

hebben zijn

ikje/jijuhijze/zijhet

we/wijjullieze/zij

hebhebthebt/heeftheeftheeftheefthebbenhebbenhebben

benbentbentisisis

zijnzijnzijn

onderwerp persoonsvorm persoonsvorm

Grammatica

heb hebben

21 Grammatica

Page 32: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

321Kennismakenenbegroeten

Vul in. Wat is de goede persoonsvorm?

Kies uit:

Voorbeeld: Hoe_____________________________het? Prima.Ik__________________________________vandaagvrij.

1 Hoe is het? Het _____________________________ wel.2 Ik _____________________________ verkouden.3 Dat _____________________________ vervelend.4 _____________________________ ik je iets vragen?5 Ik _____________________________ een probleem met mijn computer.6 _____________________________ je me helpen?7 Ik _____________________________ zo.8 Peter _____________________________ in Nederland.9 _____________________________ jullie Nederlands?

10 Carlos _____________________________ uit Spanje.

Zinsbouw

Maak zinnen. Begin met het onderstreepte woord.

Voorbeeld: inUtrecht/Wij/wonen/._____________________________________________________________________________________________________________

1 een probleem / Ik / heb / . _________________________________________________________________________________________________________

2 vervelend / is / Dat / . _________________________________________________________________________________________________________

ben (2x) – gaat (2x) – heb – is – kom – komt – kun – mag – spreken – woont

gaatben

1 = onderwerp + 2 = persoonsvorm + 3 = rest

IkIkDatIkZij

kombenishebspreken

uitSpanje.verkouden.vervelend.eenprobleem.Nederlands.

22 Grammatica

Grammatica

23 Grammatica

Wij wonen in Utrecht.

Page 33: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten33

3 Engels / Wij / spreken / ._________________________________________________________________________________________________________

4 verkouden / Ik / ben / . _________________________________________________________________________________________________________

5 uit Amerika / komt / John / ._________________________________________________________________________________________________________

Luister naar de letters van het alfabet. Lees mee.Luister nog een keer. Lees mee en zeg na.

24 Luisteren en spreken

HOOFDLETTERS

A B C D E F G H I J K L M

N O P Q R S T U V W X Y Z

kleine letters

a b c d e f g h i j k l m

n o p q r s t u v w x y z

Page 34: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

341Kennismakenenbegroeten

Woordenlijst Thema 1

achternaam (de), achternamen _________________________________

allemaal _________________________________

alles _________________________________

Amerika _________________________________

antwoord (het), antwoorden _________________________________

Argentinië _________________________________

beantwoorden _________________________________

bedankt _________________________________

begroeten _________________________________

bekende _________________________________

ben (zijn) _________________________________

bent (zijn) _________________________________

bus (de), bussen _________________________________

buurman (de) _________________________________

computer (de), computers _________________________________

cursus (de), cursussen _________________________________

dag (de), dagen _________________________________

dan _________________________________

dank (danken) _________________________________

dat _________________________________

de _________________________________

dialoog (de), dialogen _________________________________

dit _________________________________

docent (de), docenten _________________________________

doeg _________________________________

doei _________________________________

en _________________________________

Engels _________________________________

fijn _________________________________

foto (de), foto’s _________________________________

gaat (gaan) _________________________________

geef (geven) _________________________________

geen _________________________________

goed, goede _________________________________

goedemiddag _________________________________

goedemorgen _________________________________

goedenavond _________________________________

graag _________________________________

ha _________________________________

hallo _________________________________

hè _________________________________

heb (hebben) _________________________________

heet (heten) _________________________________

helpen _________________________________

het _________________________________

hij _________________________________

hoe? _________________________________

hoi _________________________________

hoor (Ja, hoor.) _________________________________

iets _________________________________

ik _________________________________

in _________________________________

informatie (de) _________________________________

is (zijn) _________________________________

ja _________________________________

je (Wie ben je?) _________________________________

je … (Wat is je naam?) _________________________________

je (Mag ik je iets vragen?) _________________________________

jij _________________________________

jou _________________________________

jullie _________________________________

kennen _________________________________

kennismaken _________________________________

kies (kiezen) _________________________________

kijk (kijken) _________________________________

koffie (de) _________________________________

kom (komen) _________________________________

komt (komen) _________________________________

kun (kunnen) _________________________________

land (het), landen _________________________________

leuk _________________________________

lees (lezen) _________________________________

lees mee (meelezen) _________________________________

luister (luisteren) _________________________________

mag (mogen) _________________________________

Marokko _________________________________

me _________________________________

met _________________________________

Mexico _________________________________

mij _________________________________

mijn ... _________________________________

naam (de), namen _________________________________

naar (in: luister naar ...) _________________________________

natuurlijk _________________________________

Page 35: Van start - NT2 · Verder heeft elk thema ondersteunend beeldmateriaal (foto’s, illustraties) voor het verduidelijken van uitleg en voor het uitlokken van taalproductie bij oefeningen.

1Kennismakenenbegroeten35

Nederland _________________________________

Nederlands (het) _________________________________

nee _________________________________

nou _________________________________

nu _________________________________

oh _________________________________

oefening (de), oefeningen _________________________________

oké _________________________________

ontmoeten _________________________________

ook _________________________________

op (op straat) _________________________________

pauze (de), pauzes _________________________________

persoon (de), personen _________________________________

plaats (de), plaatsen _________________________________

prima _________________________________

probleem (het), problemen _________________________________

schrijven _________________________________

sorry _________________________________

Spaans _________________________________

Spanje _________________________________

spreek (spreken) _________________________________

spreekt (spreken) _________________________________

spreken _________________________________

sterkte _________________________________

straat (de), straten _________________________________

straks (in: tot straks) _________________________________

te _________________________________

thee (de) _________________________________

tot _________________________________

Turkije _________________________________

u _________________________________

uit _________________________________

van _________________________________

vandaag _________________________________

vandaan _________________________________

verkouden _________________________________

vervelend _________________________________

voornaam (de) _________________________________

vraag (de), vragen _________________________________

vragen _________________________________

vrij _________________________________

vul in (invullen) _________________________________

waar? _________________________________

wat? _________________________________

we _________________________________

wel _________________________________

welk? _________________________________

welke? _________________________________

welkom _________________________________

werk (het) _________________________________

wie? _________________________________

wij _________________________________

wil (willen) _________________________________

woon (wonen) _________________________________

woont (wonen) _________________________________

woord (het), woorden _________________________________

ze (Waar komen ze vandaan?) _________________________________

ze (Waar komt ze vandaan?) _________________________________

zij (Hoe heet zij?) _________________________________

zij (Hoe heten zij?) _________________________________

zijn (Wij zijn in Nederland). _________________________________

zo _________________________________