VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

82
WILT DUNI-K. 1T XI VAN HET VOORSTEL DE BRATTW? Bijdrage ter beantwoording. DOOR Mr. GROEN VAN PRINSTERER. II. AMSTERDAM, H. HOVEKER. 1867.

Transcript of VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Page 1: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

WILT DUNI-K.1T XI

VAN HET

VOORSTEL DE BRATTW?

Bijdrage ter beantwoording.

DOOR

Mr. GROEN VAN PRINSTERER.

II.

AMSTERDAM,

H. HOVEKER.

1867.

Page 2: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?
Page 3: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

WAT DUNKT U

VAN HET

VOORSTEL DE BRAUW?

Page 4: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?
Page 5: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

WAT DUNKT U

VAN HET

VOORSTEL DE BRAD \V?

Bijdrage ter beantwoording.

D0011,

Mr, GROEN VAN PRINSTERER,

IL

A2ISTERDAM

H. HoVEK.ER.

1867.

Page 6: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?
Page 7: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

1Yat 7t van het voorstel de Branw? \Vat mij van het voorstel dunkt , behoef ik niet te her-

halen. Op de Vergadering te Leeuwarden wend , ook door mij de hoofdstrekking, Regt voor alien, bovenal waar het de vrij-heid van godsdienst en geweten betreft, it met ingenomenheid begroet ; doch wat deze beligchaming van het voortreffelijke denkbeeld aangaat, ben ik telkens bevestigd in de gedachte aan de heeren de Brauw en Mijer reeds in 1865 medegedeeld : n Jammer dat er om wetherziening aldus te verkrijgen geen de minste kans is. 1

Thans hebben wij het Versiag van de Tweede Kamer. Thans doet zich de vraag in gewijzigden vorm voor : Wat dunkt u van de parlementaire behandeling die aan dit voorstel , onder medewerking ook van uwe eigen geestverwanten , ten deel viel ?

Eene vraag , gewigtig, ook om de heropening in September van het parlementaire strijdperk.

/Ian de, Kic:ers, min, 12. 1

Page 8: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Hoedanig is deze behandeling geweest P zie hier het

historisch verhaal. Den 13 Mei werd het Voorstel ter tafel b oi bebraat. Het Reglement der Kamer eischt tweederlei onderzoek. Eerste termijn. Spoedig reeds , en te midden eener schier

onafgebroken discussie over de wet op schutterijen, werd er

66n dag (waarschijnlijk een uur) aan gewijd. Op 7 Junij was er , ten gevolge dezer snelheid van onderzoek , dit

beknopte verslag.

„Naar aanleiding van art. 78 van het Reglement van orde der Kamer, is in de afdeelingen de vraag behaudeld , of het voorstel van den beer de Brauw tot wijziging der wet op het lager onder-wijs al dan niet een onderwerp van nader onderzoek zou uitmaken. Nagenoeg eenparig verklaarde men tegen dat nader onderzoek geen

bedenking te hebben , zonder edger daarom zilch ten gurgle of

ongunste van het voorstel to verklaren. Een enkel lid slechts wilde het voorstel reeds dadelijk ter zijde hebben gelegd, daar het, zijns inziens, noodeloos hartstogien opwekken en toch tot niets wezenlijks leiden zou. In twee afdeelingen daarentegen werd door sommigen erkentelijkheid aan den voorsteller uitgedrukt voor de door hem gegeven aanleiding tot opzettelijke overweging van hier in aanmer-king komende vraagpunten. Nog werd door verscheidene leden op eene zoo spoedig mogelijke behandeling van het voorstel aangedrongen."

Op 11 Junij zou de Kamer beraadslagen. Doch onmiddel-

lijk daarna zou het koloniaal debat beginnen , het debat dat men ongeduldig to gemoet zag. Niemand sprak.

„Aan de orde is het VOORSTEL van den heer de Brauw tot wijziging

der wet van 13 Augustus 1857 (Staalsblad no. 103) en wel over de

vraag of dit wetsontwerp in nadere overweging zal worden genomen. Daar niemand het woord verlangt, wordt onmiddellijk tot de stem-

ming overgegaan , waarvan de uitslag is , dat die vraag in toestem-menden zin met algemeene stemmen wordt beslist."

Aldus liep de eerste termijn af.

Page 9: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Tweede termijn. Nu zou het ernstig onderzoek in de afdeelingen plaats hebben. Alweder te midden der kolo-niale discussie werd e6ne bijeenk6nost , zelfs niet onverdeeld , daaraan besteed. Tilt die spaarzame tijdbesteding verrees het tweede Verslag , gedagteekend op 29 Junij. Dit is van zoodanigen inhoud dat, naar ik acht , bijkans iedereen de intrekking van het voorstel te gemoet ziet.

Alisschien zijt ge verbaasd over dezen ongemeen snelleii en eenvoudigen loop en afloop. Inderdaad hierop behoort te worden gelet , door elk die het ehristelijk-nationaal onderwijs lief heeft niet alleen , maar ook door elk die met weerzin ontwaart dat de constitutionele regeringsvorm in discrediet raakt.

Is welligt menigeen , in goedhartigen eenvoud , voor dit aanvankelijk wegblijven van elke bedenking , en voor die salzwygendkeid in de openbare zitting , en voor het een-stemmig verleende verlof, als voor een treffend en ongedacht lolijk van welwillendheid dankbaar dan zal het waarschu-wend woord van Willem-Lodewijk I ook ditmaal niet onge-past zijn. Het is , om der gevolgen wille , allezins der moeite waard na te gaan of die zoo spoedig mogelyke beltancleling , waarop door verscheidene leden was aangedrongen, niet een merkwaardige behendigheid van parlementaire strategie, ter bestrijding van billijke wenschen , verraadt. Argwaan is verkeerd , ook in argeloosheid kan men te ver gaan.

Het doel en de taktiek der tegenpartij is duidelijk , naar mij voorkomt. Haar verlangen was , zooveel eenigzins doen-

1 „Ick verlies de patientie dat siek onze goede sleelite patriotten, gelijk de kinderen , net popkens later stiller)."

Page 10: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

, de gedachtenwisseling , vooral de openbare diseussie , te ontwijken. Geen ander middel hiervoor dan het escamo-teren der voorschriften van het Reglement.

Het Reglement van orde , in art. 78 , eischt dat in de afdeelingen aanvankelijk worde over wogen of het voorstel at dan niet een onderwerp van reader onderzoek zal uitmaken. Na vraag ik : mag dit wader onderzoek worden toegestaan ,

gelijk geschied is , zonder eenige overweging van het voorstel zelf? zonder dat men zich ten gunste of ongunste verklaart ? Mag de nadere overweging , enkel uit vriendelijkheid of wear-zin , naar willekeur en om redenen van convenientie , worden vrijgelaten of geweigerd ? Immers neen. Immers verlangt het Reglement de preliminaire overweging , om uit to makers of niet reeds in de kern van het voorstel , in de hoofdstrekking , in de hoofdgedachte , een onoverkomelijk bezwaar ligt , zoodat

het onderzoek van de details tijdverspilling zijn zou. Inzonderheid als voorbereiding van nadere overweging ,

is deze aanvankelijke toetsing gewigtig en onmisbaar ; omdat dt1.6.r de gelegenheid zich aanbiedt om , zonder to

worden afgeleid , op de principiele vraagpunten te letten.

Gesteld dat dergelijk onderzoek nu geschied ware, niet

pro fornzei, uiet ter loops , maar met den crust en de naauw-gezetheid waarop de Natie regt heeft , welke zau dan terstond reeds de gang eener doeltreffende bespreking geweest zijn ?

Allereerst zou de bedenking zijn geopperd of het voorstel Diet to veel omvat ? Of het niet , zeer ten onregte, vereenigt

wat reeds in staat van wijzen gebragt is , wat reeds sedert lang had kunnen en moeten worden beslist , met hetgeen ,

buiten eenigen twijfel , eon onderwerp van langdurigeberaad-

slagi2zg zijn zal ? 1 De uitnemende Memorie van toelichting

1 Hierboven , I, 9-13.

Page 11: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

5

(alms bijna ter zijde gelegd) , Lou terstond op het terrein van godsdienst en vrijheid hebben gebragt.

Aldus zou men gekomen' zijn tot de boofdstrekking. Dan zou de eerste vraag geweest zijn : Is Rijkssubsidie ant bijzondere scholen , ook - vier lens niet is Christendom boven geloofsverdeeldheid , vereenigbaar met den eisch en geest van de schoolwet ? De tweeds vraag , belangrijker nog : Is die finan-ciele help vereenigbaar met art. 194 der Grondwet? Maar bij deze twee reeds zoo gewigtige vragen zou het niet zijn gebleven. De gedachtenwisseling zou verder hebben geleid. Eene derde vraag zou gevolgd zijn : Is de schoolwet zelve grondwettig ? 1 en onmiddellijk hierop eene vierde vraag , de gewigtigste van alien : Wat dunkt u van art. 194 ? hoe is het ilaarmee ? ligt daarin niet een staatsregtelijk hakmes , waarmee men elke poging tot degelijke wetherziening mee-doogenloos afsnijdt ? En zoo ja , mat clan ? zijn wij in een verdragelijken toestand, en moet er , ter bescherming van gewetensvrijheid en christelijke volksopvoeding , tegen eene van staatswege uitshitenderwijs bevoorregte ongeloofspro-paganda , niets hoegenaamd worden verrigt ?

Een voorloopig verslag , waarin deze netelige punten ter sprake werden gebragt , zou in het geheele land sensatic hebben. gemaakt.

Begrijpelijk is het dat men daarvoor teruggedeinsd heeft. Doch geen nood ! Dit juist zou worden verhoed. De taak was niet ligt, doch ook ditmaal is de viudingrijkheid

1 Zie het gevoelen van den beer Baud, reeds in 1857, Parlem. Fragment, blz. 19 en van den heer Messchert v. Vollenhove, in 1867, Maandschrjfi, blz. 437. — „De wet is ongrondwettiq in hooge mate" schrijft v. Otterloo t. a. p. blz. 443.

2 „ De wijs waarop van dit artikel iedereen maakt wat hem gevalt wordt een staatsregtelijk sehandaal." ,ddviezen, II, P. 264*.

Page 12: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

(

gebleken van het menschelijk vernuft. Zie Mier het pro-blem. Een voorstel waarmee agitatie bedoeld werd, aan bet ophouden der agitatie dienstbaar te doen zijn. — Aldus ongeveer stel ik mij de gedachtenloop omtrent deze kunst-bewerking voor. Het gevaar ligt niet in het voorstel zelf waarme6 de heer de Brauw ons bedreigt. Reeds voor lang is de onaannemelijkheid door de voorstanders van school-wetherziening erkend. Neen , het gevaar ligt enkel in bet aanhangig zijn en blijven eener questie die eene teedere snaar raakt. Het wordt verdubbeld door den ornslagtigen loop dies bet Reglement voorschrijft. Bovenal te bejammeren is het dat er tweemaal een openbaar debat zijn moot. Doch ecn redmiddel is er. Spoedig , zeer spoedig afdoen. Wanneer men liierop aandringt, wordt , te midden van overvloedigen arbeid , ditmaal letterlijke naleving van het Reglement ondoenlijk. Indien er op wegcijfering van den eersten termijn kans is, indien daarna in de sectiekamers de genadeslag aan het voorstel toegebragt wordt , indien er aldus van een openbaar debat geen spraak meer is , indien cito cito en au pas de course de geheele operatic afloopt , dan zal bet geduchte voorstel winst voor ons zijn , en aan de volksopgewondenheid voor goed een einde worden gemaakt.

Dit plan is met groote bekwaamheid ten uitvoer gelegd. Herinner u slechts wat er geschied is. Het was bier niet

Festina LENTE.

Zonder mogelijkheid van voorbereiding , zonder verade-ming , in een toestand van afgematheid , en met zeer gewig-tige discussieu in het onmiddellijk. vooruitzigt , werden do afdeelingen ter aanvankelijke beoordeeling van het voorstel geroepen. Wat vooruitgezien wat berekend was , gebeurde ; men liep er over heen.

Even zoo in de Kamer. Op 17 Junij zou de strijd begin-

Page 13: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

7

nen ; maar ziet r tevens was aan de orde gesteld een onder-werp , reeds vroeger bliksemafleider van de schoolwether-ziening genoemd ; waarbij , dozer dagen , als loon na den strijd , telkens kabinets-formatie in het verschiet is , het koloniaal debat. Te voorzien was het dat de Kamer, voor alles wat Java en het batig slot niet aanging doof zijn zou. Met algemeene stemmen gal ze , zonder eeni g onderzoek van het voorstel T tot nader onderzoek verlof.

Toen was het doel bereikt. Want nu zou er sleeks eon onderzoek zijn. Ilet zou

afloopen in de afdeelingen , in het binnenvertrek waar de gedachtenwisseling anonym blijft.

Deze summaire executie had plaats. Openbare discussie is naauwelijks meer denkbaar. Om tal van redenen ; maar, ook en vooral , omdat scholen, gelijk ze door ons verlangd wor-den , van Rijks wege to voeden , met art. 194 van de grondwet in strijd is. Weet men niet meer dat , in 1857 niet alleen , maar evenzeer in 1848 , het zooveel doenlijk bestrijden van wat men seetarisch onderwijs noemde, aan de orde van den dab was ? dat, niet enkel art. 3 der schoolwet maar evenzeer de vermaarde of befaamde inlassching a overal van overheids-wege , I/ uit die felle vijandigheid verrees ? la den ijver

vooral van de groote protestantsche partij , die in deze grondwettelijke ubiquiteie voor haar idool (kweekplaats , naar ze dacht , van haar orthodoxie) gouvernementalen in-vloed en financieel overwigt zocht ?

De heer Buijs sprak vroeger van parlementair comedic-spel -in de onderwijs-questie , en onlangs schreef de hoer v. Otterloo:

„Zal er bij de discussie over 't voorstel de Brauw (wat betreft de bestaande onverschilligheid bij de miskenning en krenking van de edclste regten) - van verandering ten gocdc blijken ? We Nveten

Page 14: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

8

het niet, — maar betwijfelen het; — want denken we aan al dc parlementaire gooeheltoeren, waardoor nu reeds jaren achtereen elks

sericuse behandeling van de schoolquaestie is ontweken of afgesne-den, dan kunnen wij de vrees niet onderdrukken, dat het voorstel niet met den ernst, niet met de nauwgezetheid zal worden behan-deld , welke het gewicht der zaak en het belang van alle rich-tingen zoo dringend vorderen."

Ook ditmaal is de comedic meesterlijk gespeeld en dc

parlementaire goocheltoer volkomen gelukt. 1

\Vat is nu hierin het nicest verwonderenswaard Ik nag het niet verzwijgen. Dat onze geestverwanten zich daartegen niet hebben verzet. Ik begrijp het van de groote meeiderheid der Kamer. Ik begrijp het van iedereen die voor de vrijheid van onderwijs Been of weinig hart heeft. INIaar wat ik niet begrijp is dit. Waarom is door onze vrienden deze voor het volksbelang zoo schadelijke klucht-vertooning, in meer dan een bedrijf nog wel , niet gestoord ?

Is deze lijdelijkheid overeenkomstig met de les die de hoer v. Zuijlen hun gaf, dat het onzinnig zijn zou, wanneer de schoolwet-agitatie , nu zij veld wint , gestaakt wierd

Ik weet maar al to wel dat hij onmiddellijk daarna verreisd is. Doch ik weet ook dat iedereen beaemt , althans

1 Ik twijfel of er van soortgelijke behandeling of mishandeling van een voorstel eenig antecedent is. Althans niet in 1853, toen men het financiele voorstel der negen leden , zoowel in de eerste als in de tweede openbare discussie, bestreed (zlcloiezen, II, 545-573); noch ook in 1854, toen, reeds bij de aanvankelijke overweging, mijn voorstel ten gunste van de vrijheid van onderwijs door sommige leden, als een zamenknoopsel van ongeregtigheid, ontijdig, ongrond-wettig, overtollig en schadelijk genoernd word (11dviezen, II, 91).

Aldus was er althans vat voor repliek.

Page 15: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

9

dat niemand betwijfelt de juistheid zijner statistieke opmer-king omtrent de getalsterkte dergenen die met hem eensge-

zind zijn.

„De agitatie zeg ik, wint veld. Er is een tijd geweest dat zich slechts zeer enkele stemmen deden hooren ten voordeele van het bijzonder onderwijs. Later zijn die stemmen met enkele vermeerderd. EN OP DIT 00GENBLIK ZOU IK DURVEN BEWEREN DAT EEN N1ET ON-AANZIENLIJK AANTAL LEDEN IIET MET MIJ EENS ZIJN."

Welnu ! waarom liet men dan de tegenpartij onver-

hinderd in haar Cluidelijk gebleken toeleg voortgaan ? Geen debat is er in de aftleelingen geweest ! doch waarom niet ? van ieder lid hing het of ; antwoord en wederwoord blijft niet achter. Geenerlei discussie in de Kamer ! doch waarom niet? Wel was de Kamer hardhoorig voor al wat tus-schen haar en de koloniale wet lag ; maar het geldt hier eerie question brillante , die de hardnekkigste doofheid overwint. Waarom brak men dan het stilzwijgen niet ? een woord, ea vonk was tot vuurontsteking genoegzaam. Of, zoo het provo-ceren van een debat ondoenlijk of ongeraden gekeurd wierd , waarom niet althans een protest tegen de wegcijfering der waarborgen van het Reglement tegen de krijgslist eencr overhaasting , die zelfs de mogelijkheid van regelmatig en doeltreffend onderzoek uitsloot ? Of , zoo er been tijd noch gelegenheid was voor het uitspreken zelfs eene enkele zinsne6 , waarom niet eene schriftelijke Nota ? waarom niet, op welke wijs dan ook , opgekomen tegen de taktiek der insluimering , die de Natio , ook war ze bij toencming wakker moet worden geschud , in rust wiegt , door het rumoer eener openbare teregtstelling to vermijden , door het doodvonnis in bet geheim eener sectie-beraadslaging to voltrekken ?

Page 16: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

10

Mans kom ik tot de vrucht van zoo rijp beraad , tot het voorloopig Verslag.

Aan dit Verslag voorspel ik eene treurige vermaardheid. Reeds was de kritiek scherp. Reeds werd , op uitnemende

wijs , de aandacht gevestigd op de ongeevenaarde partijdig-heid en oppervlakkigheid die er in doorstraalt.

Hierbij moet het niet blijven. Bit verslag is een ther-mometer van parlementaire veerkracht en ijver, maar helaas ! op het vriespunt. Een kenmerkend opstel , dat nuttig kan zijn , om aan de Natie te doen inzien hoe weinig in den constitutionelen staatsvorm de opteekening van regteu en vrijheden in een grondwet afdoet , wanneer het gestadig toezigt eener belangstellende vaderlandsliefde ontbreekt.

Om niet al te uitvoerig te warden , kies ik slechts enkele gezegden , om daaruit of te leiden hoe vreemd en bijkans onverklaarbaar het is , vooreerst , dat men ze in dit officiele stuk aantreft, maar vooral , dat men weinig of Been tegen-spraak vindt.

Reeds in den nalven en voor het geheele versiag karakte-ristieken aanhef ligt aanleiding tot smartelijken glimlach.

„ § 1. In sommige der afdeelingen waren leden, die gaarne erken-den dat zoodanig voorstel hun welkom was, in zoover het aanleiding geven moest tot opzettelijke behandeling van een sedert langen 6,0 aanhangig , gewigtig vraagstuk. Bleek daarbij , dat bet openbaar lager onderwijs bier te lande de aanvallen, waaraan het blootstaat, niet

1 Zie o. a. de Tijd van 23 Julij , en het Christelific Weekblad van 2 Aug. — Het Naandschrifi (waarvan ik met geuoegen dezer dagen de warme aanbeveling in de Herald las) levert reeds, na vlugtige inzage, een treffende wederlegging van een telkens terugkeerend argument ten voordeele van bet openbaar onderwijs; de bcschikbaar-heid der schoollocalcn voor de kerkleeraars. Het belooft ecrlang meer.

Page 17: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

1 1

verdient, en dat ten onregte over regtstreeksche of zijdelingsehe belemmering der vrijheid van onderwijs wordt geklaagd, dan zou men zich mogen vleijen , dat voor good een elude wierd gemccakt aan

eerie agitatie, die van tijd tot tijd wordt verlevendigd en welker gedu-rige opwekking uit meer dan eon oogpunt niet wenschelijk is."

Zie bier een tweede citaat. Het is de zinsnede over de eigenaardigheid van het onderwijs dat wij voorstaan. IJit deze enquae komt aan het licht dat het (gelijk we , zegt men , zelf belijden) geenerlei eigenaardigheid heeft. Dwazen die wij zijn ! Met verbazende moeite en kosten rigten wij scholen op. En waarvoor ? om to verkrijgen juist hetzelfde wat bet openbaar onderwijs geeft.

„Op de tegenwerping, of men Wilde dat aan kinderen van zoo tee-dereu leeftijd, als zij die onze openbare lagere scholen bezoeken, daar onderwijs in de godsdienstleer, , dat is in de hoogste waarheden waartoe het menschelijk begrip kan opklimmen, gegeven wierd, werd door enkele dezer leden geantwoord, dat op de bijzondere scholen die zij voorstonden gee; godsdienstonderwijs gegeven , maar alleen altos vermeden wierd, coat datgene, waarop zij zoo prijs stollen , in he

jezegcliq gemoed kan ondermijnen of verzwakken."

Het crgste is dat dit getuigschrift onzer dwaasheid door onze vrienden afgelegd is. Zij gaven zelf, naar men beweert , het verrassend antwoord. — Onderwijs in de godsdienst , gods-dienstig onderwijs begeert ge ? wel neen ! enkel vermijding van ergernis , meer niet. Neutraliteit; scholen , in godsdienstig-heid of godsdiensteloosheid, aan de openbare gelijk. — Van

wie , of van wien is dergelijke beschrijving afkomstig ? Geen

enkel lid zal de verantwoordelijkheid op zich nemen van deze onzinnige zinsnee. Doch juist daarom make men , zegt iemand , hiervan niet to vcel ophef. Het is een feil der ligtvaardige overhaasting cen onschadelijk quiproquo , an

Page 18: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

1_2

ill het oogvallend misverstand, al to blijkbaar om nadeelig te kunnen zijn. Het zij mij vergund hierop te repliceren Gij bedriegt u ; want bet merkwaardigste liet ik nog onver-meld. Onze tegenpartij , als of ze nets wist van onze denk-beelden en wenschen , als of ze nooit van onze scholen iets gezien of gehoord. had , werpt zich met gretigheid op deze war-taal , ten bewijze (als steunpuiit welligt van Naar conciliante politiek) dat er tusschen de cbristelijk-nationale en de openbare school geenerlei verschil is. Krachtens deze logische gevolg-trekking :

„Naar men beweert, wordt althans op sommige der nieuw opge-

rigte bijzondere scholen dat geven van galsdienst-onderwijs insgelijks

nagelaten, en komt het er diar slechts op aan om alles te vermijden,

wat in het jeugdig gemoed de goede beginselen zou kunnen onder-

mijnen of verzwakken. Dit laatste intusschen is ook voor den open-

baren onderwijzer dure pligt.

Moet men dus niet tot de overtuiging komen, dat het zoo hog

opgevijzeld verschil tusschen de beide soorten van seholen niet ligt

in 't wezen der zaak, waarover men het eeus is, maar in bijzaken,

in vormen van uitdrukking, in klanken misschien?"

Wel zeker moogt en moot ge tot die overtuiging komen, althans indien nieinand ewer weet dat het ons to doen is om

oprigting van scholen , waarin, bij onbelemmerd en doel-treffend gebruik der Heilige Schrift en trouwe voorstelling der volkshistorie , bet onderwijs in nuttige kundigheden aan christelijke opvoeding wordt dienstbaar gemaakt. 1

Omtrent het openbaar onderwijs ontleen ik aan het

1 Reglement der Vereeniging van Chrislelijk-nationaal Sehoolondei .-

tvijs. In 1861. Soortgelijke beschrijving reeds in 1813 (Slukken

betreffende de alloi:ping eener school tc 's Mtge, biz. P) reeds in IS 10

(AI. 0. van Otterloo Over:igl I , hlz. 9:2).

Page 19: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

13

verslag twee stellingen , die het voor axiomata uitgeeft. Vooreerst , de openbare school , voor alien toegankelijk ,

voldoet aan de behoeften van alien. — Ten anderen , er is

reeds vol•omen vrijheid van onderwijs, en twijfelt welligt ieinand aan die volmaaktheid , de verzekering desaangaande kornt , te zijner geruststelling , driemaal in het verslag voor.

noudt mij ten goede dat ik niet verder ga. — Het

Verslag is geen verslag , maar een vinnige pleit-memorie , waariii men de wederzijdsche gevoelens , uiet objec-tief, maar in het licht der subjectieve meening van de ineerderheid , teruggeeft ; elk sofisme , ter doordrijving van de

schoolwet in 1857 gebezigd , eenvoudig herhaalt , als ware het in 1867 evenzeer gangbaar. Als had men , in dit tienjarig tijdvak , omtrent de strekking , "loch van een Christendom boven geloofsverdeeldheid , noch van een nationaliteit op

negatieven grondslag., noch van een zoogenaamde scheiding

van Kerk en Staat , noch van een soortgelijke gewetensvrij-heid , na zooveel leergeld te hebben betaald , het allerminste geleerd. En dergelijk opstel wordt aan de Natie voorgelegd , als het werk eerier Vergadering aan wie de hoogste volksbelan-

gen toevertrouwd zijn! Er is , zegt men , een esprit de corps , een besef van

eenheid , ten gevolge waarvan elk lid eerier Vergadering

in de cer en ,de waardigheid van het ligchaam being stelt. Poch ook bier wederom blijkt dat deze collectieve verantwoor-delijkheid weinig baat. Geen lid der Tweede Kamer , althans been der vijf rapporteurs , zoo hem was opgedragen , alleen

ell voor eigeii rekening , het verslag te stellen , zou een opstel geleverd hebben dat met dit opstel gelijkenis had.

Dit gnat te ver. Ook in de Staten-Generaal heeft men

zich nog onlangs , en tamelijk scherp , beklaagd ova den

Page 20: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

I 4.

toestand onzer journalistiek. Niet ten onregte misschien. Maar het voorbeeld zou meer afdoen dan de censuur. Bij het geven van lessen zoo behartigenswaard , levere de yolks-vertegenwoordiging zelve niet , over een cosmopolitisch vraag-stuk dat , sedert vijftig jaren , op het lot van ons vaderland een onberekenbaren invloed gehad heeft , waarmee Belgi6 verspeeld werd en dat Nederland verdeeld houdt , een officieel opstel waarin men , slag op slag, redeneringen aan-treft die men in een courant of maandschrift met schou-derophalen zou voorbijgaan.

Doch nu doet zich ook hier dezelfde vraag voor als bij de terzijdestelling van het Reglement. Het zonderlinge , het smartelijke, het raadselachtige verschijnsel is dat een zoo onverdragelijke ligtvaardigheid bijkans geen tegenspraak en teregtwijzing ontmoet heeft. Aangenomen zelfs dat hier en daar iets zij weggevallen , dat er deze of gene rectificatie (die evenwel niet gevraagd schijnt) zou kunneii worden gevergd , het vijftal naamteekeningen der Rapporteurs strekt ten overvloedigen waarborg dat men , al is het op par-

tijdigen toon , hoofdzakelijk bijeenvindt wat van we6rskanten to berde gebragt werd , eu dat alzoo de verdediging uiter-mate zwak en in geenen deele aan de felheid en onbillijkheid van den aanval evenredig geweest is. Waren onze vrienden, onze geestverwanten in de Afdeelingen niet tegenwoordig ? Het cijfer der aanwezigen bleef , voor zoo ver ik weet, onbekend. Voor enkelen was de zonderlinge tijdsbepa-ling , daags voor men op koloniaal terrein handgemeen worden zou , een onoverkomelijk beletsel de heer v. Zuylen was or. niet meer , en de voorsteller zelf zal zich vermoedelijk bij het aanhooren der bedenkingen bepaald hebben. Doch de overigen ! waren zij afwezig immers neon. Waren zij onvoor-bereid ? ook dit is , na veeljarige gedachtenwisseling, ondenk-

Page 21: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

baar. Stel de mogelijkheid er van. Stel dat zij afgemat waren door de tallooze adviezen over de niet tot stand gekomen schutterijwet. Stel dat , te midden der bestudering van de onbegrijpelijkheden van het javaansche vraagstuk , ook voor hen deze afleiding der laatste weken en maanden te groot geweest is om plotseling den draad van een gansch andere beschou wing terstond te kunnen opvatten , welnu ? -ook dan was er een uitnemend hulpmiddel bij de hand. Onze vrienden hadden kunnen volstaan met zich het Bijblad van Maart to laten aanreiken en daaruit , ter wederlegging , telkens voor te lezen wat toen , bij de afdeeling onderwiis ,

ook door hen zelven gezegd. is.

Ter staving hiervan wil ik aantoonen hoe ligt het zou gevalien zijn aan dit rijkvoorziene tuighuis wapens to ont-leenen ; hoe men aldus den boventoon had kunnen behou-den ; in plaats van , gelijk nu geschied is , het ,voordeel te verliezen dat men, weinige weken te voren , behaald had.

Het Versla,g vermeldt, als een voorregt van de open-bare school , de toegankelpheid voor alien. Wil men dit woordenspel eener algemeene toegankelijkheid van de school , waartegen een groot gedeelte der Natie gewetensbezwaar heeft , volhouden , dan lees ik uit het advies van den heer van Zuijlen : w ij bewegen ons in een stroom die leidt tot dit noodzakelijke , tot dit fatale resultaat dat de openbare school de moderne seetesehool wordt ? en dan is de vraag niet ongerijmd: bedoelt gij eene toegankelijkheid van de openbare school , als van de gemodernizeerde kerk ? toegan-kelijk , ja, maar met de toegankelijkheid waarvan Pierson ,

in zijn meedoogenloos aan Harden rijten van elk bedeksel der ongeregtigheid gewag maakt , met de toegankelijkheid van een guet - a-pens , waar zielemoord gepleegd wordt.

Page 22: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Volkomen vrijheid van onderwijs is er reeds , zegt ge. Volkomen , ook waar het staatsmonopolie in de wet ligt?

Zoo men het woord mono polie te sterk vindt , dan verwijs ik naar de conclusie van den heer v. Wassenaer Catwijek :

meen voldoende to hebben aangetoond dat het onderwijs van staatswege feitelijk cell mono polie is geworden. " Dan levert ook de heer van Zuylen mij de repliek. Ik zeg

irionopolie , want geen andere naam kan gegeven worden aan een stelsel dat al de middelen die het openbaar gezag ter beschikking stelt , aanwendt ten behoeve van 66ne soort van onderwijs en aan al wat daarbuiten ligt alle pulp

onttrekt. In het Verslag maker wij een mal figuur. Men beweeit

dat wij zelf aanleiding gaven tot het betoog dat het zoo hoog opgevijzelde verschil zich oplost in bijzaken, klan-ken misschien. Ook hiertegen sla ik het Byblad niet vruch-teloos op. Want, dat er in de tegenstelling nog wel iets weer ligt ,kan ik aanwijzen met een fragment uit het voor-treffelijk advies van den heer v. Lijnden v. Sandenburg.

„ De voorstanders van de Christelijke school wenschen een Chris-

tendom dat inderdaad een grondslag uitmaakt van de opvoeding

voor hoofd en hart, als grondslag van elk deugdelijk onderwijs op

hunne school niet te .doen ontbreken, omdat bet Christendom anders

ontaardt in de godsdienst van een Feuerbach, die haar noemt eerie

eenvoudige terugspiegeling van den menschelijken geest en die leidt

tot de uoodzakelijke, maar ontzettende consequentie van een Max

Stirner, die verklaart dat alle godsdienst moet vernietigd worden,

ook met verwerpiug van de liefde tot den naaste, door bet egoisme, dat natuurlijk aan een materieel , bloot neutraal-maatschappelijk

onderwijs genoeg heeft."

IIet ontbreekt aan Als of het tegendeel niet ,

aan hen althans die voor het iced van anderen oor en

Page 23: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

17

hart hebben , overbekend ware , leest men ook nu weder ill het Verslag : I/ Wat men van beschuldigingen omtrent het niet eerbiedigen van godsdienstbegrippen tot nu toe vernomen heeft, mag zeer onbeteekenend worden genoemd. Daar-tegen zij ditmaal enkel het voortreffelijk gezegde van den heer Heijdenrijck ten antwoord : Uwe schoolwet zelve , gelijk ze tegen het christelijk onderwijs , als anti-nationaal , inge-rigt werd , is he feit, het eene groote feit, dat ten spring-bron van tallooze feiten verstrekt dit is het staatsregtelijke corpus &Ilea in zijn geheelen noodlottigen omvang.

„Felten geheel daargelaten , staat het a priori vast, dat nwe wet van 1857, zoo als zij daar ligt, tot langzamen ondergang van het bijzonder onderwijs moet leiden; zoo gij opregt wilt zijn, erkent het. En wat al omstandigheden verhinderen het openbaren van feiten? Geheel de geest, waarin uwe wet werd daargesteld en uitgevoerd, is e'en groot felt, juist omdat het zoo algemeen is, zoo moeijelijk in bijzonderheden aan te wijzen."

Nog meer. In het Verslag beweert men dat het ligten van het woord christelijk uit art. 23 der wet tot niets anders zou kunnen leiden dan om veler gemoederen noodeloos te verontrusten. a — Tot niets anders , zegt ge ? Niet om een voorwendsel to ontnemen aan veelsoortige miskenning van de grondwettige neutraliteit , aan het ontduiken of braveren van de wet ? niet om uit te wisschen wat nooit in de wet geschreven had moeten staan niet om te doen ophouden wat in 1857 door zoo velen , ook die er naderhand in berust hebben , een onzedelijk woordenspel , een onheilig bedrog genoemd werd Neem het Bijbla op en lees de bijdrage van den heer v. Nispen ter constatering van het

1 Zie soortgelijke weak Twee* Parlemenlair Fragment, blz. 175. Herinner u ook het onbewijsbare der inlentie, en wat dies meer zij.

Page 24: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Is

doel waarmee men zich van de illusie desgene die in het epitheton rust zocht , meesterlijk bediend heeft : Dat geteem van Christus en Christendom in 1857 het was om zand in de oogen der bevolking te strooijen eii anders niets. Niet ten onregte maakt de heer Bichon van llsselmonde , uit het velerlei misbruik van het woord , de zeer eenvou-dige gevolgtrekking : leder hecht er de beteekenis aan die hij goed acht. Het ware dus zeer raadzaam , in het belang van eerlijkheid en goede trouw , dat dit woord uit de wet wierd weggenornen.

Aldus beef ik een bloemlezing , terwijl ik menige schoone bloom voorbijga. Aldus is er op ieder punt , in de eigcn woorden van onze vrienden, of van hunne medestanders , een zeer krachtige antikritiek op het Vcrslag beschikbaar.

Ten slotte nog dit e6ne. Ik bedoel de satyrieke wel-komstgroct aan het voorstel , de doyeuse - entree , waarme6 het Verslag begint ; de dankbaarheid , enkel en alleen omdat te dozer gelegenheid misschien voor goed een einde aan de agitatie zal worden gernaakt.

Aan de agitatie. Een woord dat aan mij nict alleen , in onze al to laodiceistische atmosfeer schier verstikkend , ongemeen lief wordt. Aan agitatie voor good een einde te maken begeert

Ook bier is de maartsche woordenwisseling tegenover den laatdunkenden aanhef genoegzaam. 1k verwijs naar het geheele advies van den hoer v. Zuylen , waaruit ik hier enkel het slot , de vermaning tot voortzetting der agitatie, ontleen :

„Is het goed dat, terwijl op iedcr ander gebied de regel geldt, dat thin alleen het openbaar gezag tusschen beide treedt, wanneer particuliere krachten to kort schieten, bier juist de interventie van den Staat strekt, tot zekere hoogte altbans, om die particuliere kraehten to belemmeren en to dooden ? Dat kan en dat mag niet.

Page 25: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

19

En het zal mij verheugen wanneer men daartegen bliffi agiteren het moge dan den peer Godefroi al of niet behagen.

Er is nog eene andere reden om te blijven agiteren. De agitatie wint veld. En in dien stand zou het zeker onzinnig ziju, juist nu het boofd in den school, te leggen."

Eere wien eere toekomt ! De heer v. Zuylen voegt er bij : # Men versta mij wel. 1k behoor niet tot de agitateurs. 1k ga zelfs zoo ver niet dat ik agitatie onvoorwaardelijk pligtbetrachting noem. Neen , dit laat zich begrijpen , maar overigens gnat de nederigheid te ver want naauwelijks zal iemand die tot de agitateurs behoort , bij het lezen van dit wegslepend advies , durven beweren dat hij die aldus van zijne uitnemende redeneersgave gebruik maakt , op dezen in de onderwijsquestie benijdenswaardigen titel min-der aauspraak heeft dan hij zelf. Deze bijdrage ter agi-

tatie , als parlementair afscheid , is zoo krachtig dat ik , na dergelijk citaat , Been ander behoef , of althans mij bepaal bij de overneming van het slot der rede van den heer Bichon , waar deze ter zamenwerking oproept al wat christelijk is

tegen al wat christelijk beet. ij strijden voor de vrijheid van onderwijs, voor de vrijheid van christelijk-nationaal onderwijs , in het wezenlijk belang der nederlandsche jeugd , en wij hopen dien strijd te blijven volhouden met de kern der nederlandsche natie , dat is , met alien , beide protes-tantsche en roomsch-katholijke landgenooten , die met ons tegenover het heerschend ongeloof , het materialisme en

het atheisme , vasthouden aan het apostolisch Christendom , onder de banier des Kruises van onzen Heer en God.

Meer dan genoeo. reeds. Ook buitendien is het overbc-kend dat het thans in de Tweede Kamer aan bekwame tegenstanders der schoolwet niet ontbreekt. Doch alweder, ,

en nu met verdubbeling van kracht en van ernst , doet

Page 26: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

zich tie vraag voor : hoe is het dan verklaarbaar dat de geheele zitting , in het bijzijn dezer keurbende , met een verba et voces praetereaque zoo jammerlijk afliep ?

IIet raadsel is , naar mij voorkomt , allezins oplosbaar ; want, in dozen jarnmerlijken afloop, zie ik juist bet onvermijdelijk gevolg van den politieken toestand waarin wij , door kabinels-fornzatie en kamer-outbinding , geraakt

Een eenigzins uitvoerig bethog zou te ver leiden. Ook voegt het mij niet de gronden op te sporen die de conser-vatieven 2 en de roomseh-katholijken 3 voor hun far niente , in en buiten de Kamer , gehad hebben. Doeh geheel zwijgen snag ik niet ; want de verkiezingen van 1866 hebben in de Tweede Kamer ook verscheidene mijner geestverwanten , mijner vrienden gebragt.

0 ja, zegt men , hunne verstandige houding is de ver-oordeeling van uw onbezonnen gedrag. Tot aan de opkoinst van dit ministerie waren zij met u eensgezind , en sedert niet meer. Op 66n na, doordrijver als gij zelf , lieten zij u alleen staan. Dit heeft eenigen schijn. Daarom 161 ik , aan hun eigen oordeel zoowel als aan dat van anderen , eenige bedenkingen onderwerpen aangaande hun politick overleg in de vorige zitting. Niet om in nuttelooze reeri-

1 Fraaije woorden en niets meer. 2 Zie hun geprononeeerde antipathie tegen de schoolwet in April

1866. Parlementaire Studien en Sehelsen , no. 20, blz. 13. — Hoe was het, sedert het kabinet optrad ? Verba el votes.

3 Het program van de Tijd op 30 Mei 1866 was : „Herziening, om te beginners, van het lager, later van 't middelbaar onderwijs; 1°. om 't vrijc onderwijs gemakkelijk to maken; 2e. om de staats-school geen kweek-school van ongeloof te laten." — Hoe was het, sedert het kabinet optrad ? Verba et voces.

Page 27: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

21

minatien te vervallen , maar, , kon het zijn , vooreerst , om certig meerder licht over de wezenlijke verhouding der par-tijen op parlementair terrein te doen opgaan , ten anderen en vooral, om na te gaan wat mij , naar aanleiding van het Voorstel de Brauw en met het oog op den derden maandag in September , doenlijk err pligtmatig voorkomt.

Lad ons zien wat er in Junij en September 1866 geschied zij ; hoedanig de gedragslijn onzer vrienden then en

daarna geweest is ; welke de gevolgen zijn dozer parlementaire houding; wat deze alliantie met het Kabinet verbiedt ; vooral , wat ze, naar aanleiding van het Voorstel

de Brauw, thans vergunt en voorschrijft.

L W at is er geschied a. De kabinav-formatie. — In welk verband was ze tot de

vceljarige bestrijding van de schoolwet Het vroegere laat ik daar. 1k begin met 1862. Toen word,

tegenover het tweede ministerie Thorbecke , de banier der wetherziening in de Tweede Kamer geplant. Twee jaren was er schijnbaar verloren arbeid. In 1861 vond het beroep bij de

stembus eenigen weerklank. Tegen de desniettemin steeds

onwillige Kamer word in 1865 schoolwet -agitatie op engelsch-parlementairen, ik durf zeggen op echt-nederlandschen trant , aan de orde gesteld. Met het oog op de verkiezingen van 1866. Met het oog op de mogelijkheid van kabinetsformatie ,

van kamer-ontbinding. Bij de stembus zou, na popularizering van het bij uitnemendheid populaire vraagstuk , de Natie

beslissen of zij , van staatswege , uitsluitende bevoorregting

begeert aan scholen waaruit al wat christelijk is, als sec-

tarisck moot worden geweerd. Naarmate Junij 1866 naderbij Imam , had men gnu-

Page 28: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

stiger vooruitzigt. De antichristelijkheid der modernen werd openbaar , de liberale partij was , ook op parlemeiitair terrein , meer dan ooit uiteengeslagen en gediscrediteerd. Antirevolutionairen , conservativen , roomschgezinden ver-cenigden zich , zonder afspraak , in een snort van anti-

schoolwet- coalitie. Alles scheen gereed en , voor het prak-tisch resultaat van dezen ongedachten zamenloop van omstandigheden , was er niets noodig dan dit 6ene ; een miuisterie dat de verderfelijkheid der schoolwet inzag en — want ook dit was een onmisbaar vereischte — le

courage de son opiion had. Schijnbaar toevallig , en eer dan men zou hebben vermoed , was de gelegenheid ter vorming van een nieuw bewind daar. Het Kabinet viel. De kabinetsforinatie werd opgedragen aan de felste bestrij-ders der schoolwet; vooral aan den allerfelsten , aan den staatsman tot wiens verkiezing , in mijne plaats , ik , met het oog inzonderheid ook op de onderwijsquestie , mede-gewerkt heb ; I die , een maand te voren , openlijk verklaard had dat in zijne schatting agitalie met pligtbetrachting gelijk stond , en zich de taak voorschreef om , zooveel moge-lijk , tot de praktische toepassing mijner beginselen mede te werken. Dit , zeide hij , doze praktische toepassing , was zijn doel. Welken weg ter doelbereiking hij insloeg weet men. 1k kies de zachtste uitlegging ; de hoogste pligt scheen hem aanvaarding van het bewind j hij stelde zich voor nog wel iets ten voordeele van het christelijk onderwijs te zullen kunnen verrigten, en .... le courage de son opinion ontbrak.

Ilan de Kiezers. XVIII. 28. Op 23 Aug, 1866 (bij de interpellatie over de kabinetsformatie

in verband met de schoolwetherziening) heeft graaf van Zuylen verklaard, dat bij, zelfs in bet belang van het ehristelijk onderwijs, zijne nieuwe betrekking aauvaard had : „ Indieu ik bier voor a sta

Page 29: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

23

Aan de liberalen werd de olijftak gereikt. De kracht , aitlians de levensvatbaarheid van het Kabinet werd toen gezocht in het

vroeger onopgemerkte en boogstmerkwaardige verschil dat , zeide men , steeds tusschen graaf van Zuylen en mij bestaan

had. Antirevolutionair was hij niet. Het zij verve ! Integen-

deel dit Kabinet was een waarbarg tegen antirevotutionairen

invloed. Als onderpand der opregtheid , gaf men in de kabinetsformatie de leiding van de onderwijsquestie aan den Meer Heemskerk , en in het kabinetsprogram de belofte van de onaantastbaarheid der grondslagen van de schoolwet. 1

''en da cap van 1856. Op meer prozalschen trant ,

ik erken bet daarorn zon volkomen gelijkstelling onbillijk

zijn. Daarom geldt a fortiori:

„Gelooft men dat die episode onzer constitutionele geschiedenis veel hceft bijgedragen om de waardigheid der Regering en haar zedelijken invloed te versterken ? Gelooft men dat zij heeft gestrekt om het vertrouwen der Natie op hare staatslieden en op de vastheid hunner beginselen te verlevendigen, of zou hetgeen toen is gebenrd, niet welligt voedsel liebben gegeven aan eene opvatting die, helaas,

als schuldige, dan sta ik voor u als een sehuldige die gehandeld heeft met voorbedachten rade en na rijp overleg, en die geen berouw gevoelt over hetgeen hij gedaan heeft. Toen ik de mij aangeboden betrekking in dit kabinet aannam , is mijne overtui-ging deze geweest : dal ik in die nieuwe betrekking ook voor de zaak van he Christelijk onderwijs, dal mij eveneens ler harte gaal als den yeachten interpellant, meet vruchtbaar zou kunnen werk-zaam zijn dan wanneer ik bleef wat ik was, lid der Kamer. Die overtuiginj is nog de mi.ine."

1 Zie, in Parlementaire Studien en Schelsen , bijv. P. De christelijk-historische rigting in het Kabinet, blz. 175, vgg. 2 0. Twee bijdragen ter beoordeeling van het Kabinet , blz. 230, vgg.

Mijn aandeel in een eventueel debat , blz. 265 , vgg.

Page 30: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

24

met iederen dag weer algemeen wordt, dat er op politick terrein eigenlijk geene eerlijkheid , geene waarheid is , dat hetgeen bier ge-zegd wordt geen ernst is; dat men strijdt voor one zaak, niet voor de zaak zelve, maar om daarmede een doel te bereiken, en dat dit doel, eenmaal bereikt zijnde, de ware staatswijsheid gebiedt zich van de vooruitgezette beginsels , waar het noodig of nuttig kan zijn, als van een lastig kleed , te ontdoen ? Ik geloof het maar al te zeer."

b. De Kamer-ontbinding.

Over de constitutionele vraag , die eigenlijk de eenige was waar het op aankwam (eene vraag waarvan men zeer to regt zeide dat ze evenmin voor discussie geschikt is als het arithmetisch probleem of tweemaal twee vier levert , eene vraag welke men , in het besef dezer klaarheid , onder een tal van allerlei veelzijdige beschouwingen ontweek en be-groef) over de vraag of niet , onder een schijnbaar ijveren voor het regt van de kroon , het regt der volksvertegen-woordiging aangerand wend , over die vraag acht ik elk woord overtollig. Vrij en onverlet was het beroep tegen de kamer op de kiezers ; maar ongeoorloofd en onverantwoor-delijk was het een geschil tusschen de kamer en het kabinet over de koloniale politick , neen ! over een door alle rigtin-gen in de Kamer afgekeurde gedragslijn tot een strijd over de regten der Kroon te verheffen.

Niemand onzer vrienden in de Tweede Kamer zal ontkennen dat de ontbinding , op het aangegeven motief (afkeuring en berisping eener benoeming maakt inbreuk op het preroga-lief der kroon) , een onverdedigbaar anticonstitutioneel ver-

1 Woorden van den baron van Zuylen in 1864.

2 Mijnenthalve moge elk die nog meent dat de hoofdquestie in-derdaad eenigermate questieus is, zich in de dagbladen en vlug-schriften en boeken ad hoc verdiepen, nuts hij ook het Advies der hoogleeraren en het gescbrift van Mr. J. T. Buijs (beg rent van de Tweede Kamer) inzie.

Page 31: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

25

grijp is. Deze stelling , waarvan het rapport van 27 September uitgaat , neemt de vrijheid van beoordeeling , dat is la raison

d'are der volksvertegenwoordiging , weg ; zij is de slooping

van het constitutioneel staatsregt. Liefst verklaar ik deze kolossale vergissing enkel uit overhaasting. Liefst onder-stel ik dat vooral verlegenheid uit schuldbesef tot een tweede feil geleid heeft ; dat men er alzoo toe gebragt is om eene motie van orde te houden voor een vonnis , een bevel, dat de Kamer aan de Kroon ter executie voorlegt , en om aldus eene parlementaire usantie , waarin men tot dus ver enkel eene verklaring van het subjectief oordeel der Staten-Generaal gezien had , in een antiparlementair wanbedrijf te herschep-pen. Ik erken ook gaarne dat schuldbelijden en terugtred zwaar viel en zwaar valt , dat het met de onderteekening van eigen doodvonnis gelijk stolid ; maar , wat men ook ter vergoelijking aanbrenge , een daad is er gepleegd , een daad van onbedachtzaamheid ik wil het aannemen , maar die, eenmaal gepleegd zijnde , het steunpunt was en bleef van een m. i. onverdedigbaar gedrag ; een daad wier strek-king en gevolgen te gewigtig zijn geweest dan dat men er stilzwijgend in zou mogen berusten , nadat en ondat de toeleg gelukt is.

En nu is de vraag of die gepleegde daad al dan niet hierop neerkomt? tegen de meerderheid der Tweede Kamer is (laat het zijn ten gevolge eener aanvankelijk althans onopzette-lijke dwaling) eene valsche beschuldiging van grondwet-schennis , van aanranding der Kroon , van factievorming tegen Oranje , 1 weken achtereen, ter influencering van de kiezers , van regeringswege , gerigt.

Weinig beteekent bet ddsaveu van een bedrijf, waarbij men groot belang bad en waartegen men zich niet verzet heeft , eer het cog-merk bereikt was.

Page 32: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

Of ik ongelijk had te beweren dat de exploilatie van de vermeende aanranding van het refit der Kroon , is en

blijft van lien die gedwaald hebben , een misvers1and ,

nit hartstogtelijkc overijling, omtrent een hoogsteenvou-dige vraag ; van hen , bij vie de onderstelling van onkunde ongerijmd is , een u7anbeciri jf , met de parlementaire mis-greep van Keuchenius, als de kernel dien men verzwelgt en de mug die men nitzijgt vergelijkbaar; een ontheiliging der Oranje-banier, een onverantwoordelijk spel met do edelste gevoelens van het nederlandsche Volk.

2. Bit is geschied. Hoedanig was uw gedragslijn ? Ondersteuning van het Kabinet. lk beoordeel niet , ik constateer slechts. Ondersteuning,

uit vrees voor erger. Hit overtuiging dat de val van dit ministerie een onheil voor het vaderland zijn zou. In doze gedragslijn hebt ge volhard. Dien ten gevolge hebt gij ge-zwegen , met weerzin voorzeker en , volgens uwe beschouwing , uit pligtbesef , inaar gezwegen , ook na twee feiten die menigeen , naar ik acht , nit onze geschiedenis zou willen nitgewischt zien. Gezwcgen na een reglsom - keerl erger dan in 1856 ! Gczwegen na eene manoeuvre, omtrent wier acrd en strekking de Natie van u vooral inlichting had II10°'Cll

te gemoet zien. Of ik dan alles , ook in worm en toon , goedkeur wat

de eenige nit onze rigting die tegen dergelijke handelingen pal gestaan heeft, Keuchenius sprak en deed ? Dit is de vraag niet. Niet zijne onberispelijkheid , maar de uwe geldt het ; ik Beef u desniettemin antwoord. Menig scherp woord

ontviel hem ; scherp , nu en dan te scherp welligt ; doch

1 Parlementaire StlbCti i c12 Schetsen, 1S7.

Page 33: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

27

Cr zijn daden waartegen elke ktitiek seller') wordt. Scherp was de vorm , maar hij die zich Laraan ergert , zou wells t , onder elken vorm , een angel gevoeld hebben die de con-scieutie raakt. Ook Keuchenius heeft les (Wants de ses

qualitis ; maar de hoedanigheden zelf zijn uitstekend en , vooral in onze tijden van slapheid, onmisbaar. Te mid-den van zoo veler onverstoorbare levenswijsheid, is het good dat deze en gene dwaas en nail' genoeg is om den

regel Fats ce que clogs , advienne que pourra ! zoo ern-stig in praktijk te brengen , dat hij , starend op beg insels , starend op de hoogste belaugen van Vaderland en Kerk , cigen belang voorbijziet. Over de koloniale politick van Keuchenius vermeet ik mij geen oordeel. Bit weet ik : dat hij zich , in India en in Nederland , als evangelic-belijder , ook waar het belijden been voordeel aanbragt of beloofde , gelijk bleef. De nakomelingschap, iudien zij een deugdelijken toetssteen gebruikt , zal de cordaatheid prijzen van den man die alleen tegen de kabinets-formatie, in zijn advies van 23 Augustus 1866 , alleen tegen de kamer-ontbinding , in zijn advies • van 21 Februarij 1867, opkwam.

De beweegredenen uwer ondersteuning waardeer ik ; maar ze geeft , dit mag ik niet ontkennen , aauleiding tot het verwijt : Gij hebt gezwegen , waar men van u een getuigenis voor regt en. waarheid te gemoet zag. Van u , als volksvertegen-woordigers , om te protesteren tegen de ontzenuwing van de grondwettige en nederlandsche vrijheid. Van u , als leden der christelijk-historische rigting. Het zijn onze van het

bewind meester geworden geestverwanten die zich aan dit bedrijf schuldig hebben gemaakt , en daarom werd er, , al zou ook iedereen het stilzwijgen bewaard hebben , van u eene duidelijk uitgesproken afkeuring vereischt , om den blaam van medepligtigheid of conniven1ie te ontgaan.

Gij hebt gezwegen. En laat, , om het gewigt van dc

Page 34: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

zaak , er mogeii bijvoegen wat mij het meest bevreemd heeft; uwe bonding in Februarij. Ik begrijp dat , toen het land in rep en roer was , men omtrent den eigenlijken stand der

questie zich vergist heeft. Maar , wat mij bovenal smartelijk viel , is dat men , drie maanden daarna , de discussie ont-

week ; dat men ze ontried , als een ongepast terugkomen op eene afgedane zaak ; dat men , zoo het heette , weinig vrucht en weinig heil zag in het bespreken en bestrijden van staatsregtelijke theses en antitheses, omdat er in de hoofdzaak been verschil bestaat of bestaan kan , namelijk dat het vrije regt van beoordeeling door de Staten-Generaal over elke regeringsdaad zeer zeker moet en zal blijven gehandhaafd en dat men het spreken in anderen , zelfs in een geloofsgenoot en vriend als Keuchenius , verklaarbaar achtte , enkel omdat ze op zelfverdediging , zeide men , bedacht waren. Als of een edeler beweegreden ondenkbaar scheen. Als of het een dor en dwaas debat gold over eon ontwijfelbare staatsregtelijke stelling zelve en niet een pligt-

matig en ondubbelzinnig afkeuren van een daarmal onver-

eenigbaar bedrijf. Als of niet in de duidelijkheid van het regt der Kamer , een regt zoo ontwijfelbaar dat het , naar men verze-kert , zeer zeker moot en zal blijven. gehandhaafd , ter

pligtbetrachting een drangreden to meer lag. Als of , waar de uitoefening van dit regt, zoo duidelijk , zoo onbetwistbaar, ,

desniettemin van regeringswege, als inbreuk op het prerogatief der kroon , aan de bijeengeroepen kiezers voorgesteld was , de vernieuwde Kamer kon overgaan tot de orde van den dag. Als of, bij het berusten in de tot stand gekomen feiten , bij de

fraaije bus der fails accomplis, ook nog zal moeten worden

gevoegd , dat ze, beveiligd en geheiligd door het succes , aan

regt on zedelijkheid niet meer ter toetse molten worden gebragt !

Geene vijanclige, maar zelfslandige oppositie zou ik

hebben begeerd. Het blij yen op uw eigen standpunt, Eenc

Page 35: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

mar de omstandigheden gewijzigde voortzetting , maar toch voortzetting van uw gedragslijn ofschoon , laat mij beter zeggen , omdat het Kabinet er van afweek. Meer dan ooit , waart gij niet afgeweken van uw eigen grondslag , zou de beteekenis zijn gebleken mijner zoo dikwerf kwalijk begrepen zinspreuk dat in isolenzent onze kracht ligt. Wen-schelijk was dit voor het Kabinet zelf. I Aldus zoudt ge aan vriend en vijand eerbied hebben ingeboezemd. Aldus zoudt ge sterk geweest zijn , en in bondgenootschap tegen het radicalisme , en als ears oppositie die , in bet weerstand bieden , steun geeft. Door voorbeeld en teregtwijzing , niet door op het dwaalspoor mee te gaan , ondersteunt men. Misschien dat ik onwillens overdrijf , doch , naar mijn inzien , lag , reeds in het zwijgen. zelf , het nec plus ultra

der meegaandheid , der gedweeheid. Het was verloochening van uw afzonderlijk bestaan. Het was vereenzelviging met bet Kabinet. Gij werd fractie van de conservatieve rigting. Neen , ook aldus druk ik niet volkomen den • aard der ge-daantewisseling nit, want ik durf naauwelijks zeggen of dit ministerie liberaal of conservatief , of het meer dan zelfbehoudend , auto-conservatief , is. Onze rigting , zooveel van u of hang , verdween en werd opgelost in de ministeriele partij.

De gevolgen van deze gedragslijn Ze laten zich alien te zamen trekkers in dit cane gevolg : van oppositie kon voortaan geen spraak zijn. Mijn raad , waar die gevraagd

werd , is geweest : doe niets om het ministerie te doers vallen doe ook niets waarbij uw eigen levensbeginsel , de raison

I Men steunt niet, men wordt medegcsleept , wanneer men, om aan den vallende de hand te reiken , zijn stawl- en steunpunt verlaat. — Zie Parlementaire Studien en Sehetsen, II, 490 (alwaar een zeer zinstorende feil insloop).

Page 36: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

3U

dare van onze rigting op den achtergrond raakt , om het te behouden. Waarschijnlijk hebt gij gemeend dat ik op personen en omstandigheden doorgaans te weinig acht geef, dat ik al te uitsluitenderwijs voor schoolwetherziening ijver, en dat ik nu vooral te weinig lette op hetgeen dit ministerie,

eenmaal gevestigd , voor het christelijk onderwijs doer zou. Hoe dit zij , het levensbehoud van het kabinet stond bij u , zoo ik mij niet vergis, op den voorgrond en elke oppositie

werd in uwe schatting afkeurenswaard.

In dit eene gevolg was al het overige zamengevat. Al het overige. De voornaamste gevolgen , eorollaria van dit eene gevolg , waren , naar mij voorkomt :

1. Willens onwillens , hebt gij tot het smoreiz van de

agitatie medegewerkt ; 2. Gij zijt te weinig gedachtig geweest aan de eigenaardige

roeping der eltristelig-historisene rigting ;

3. Gij hebt van de onderwijsquestie weder eene party-

questie gemaakt.

1. Elke oppositie, zeideik, werd in uwe schatting afkeurens-waard. Elke oppositie. Dus ook de mijne. De mijne vooral. Uwe afkeuring van mijn vrijmoedig oordeel werd spoedig openbaar. Door uwe lijdelijkheid. Geenerlei zweem van misnoegen was er in uwe bonding, toen men verbazing en

diepgevoelde smart van u te gernoet zag. Uw zwijgen was

vrijspraak, was een bill d'indemnite , ter zake van het plot-

seling afbreken van al wat ter schoolwetherziening , jareu achtereen , ook door mij verrigt en voorbereid was. Aldus werd , toen ik onverzettelijk bled, niet enkel de gouver-

nementale kracht mijner vrienden in het kabinet , maar evenzeer de parlementaire kracht mijner vrienden in de Kamer,

tegen hetgeen wii tot dus ver gezarnenlijk bedoeld hadden

Page 37: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

31

gekeerd. De populariteit en nationaliteit van onze rigting had graaf van Zuylen , weinige weken eer hij ter kabinets-formatie werd opgeroepen , met veel ingenomenheid uitge-bazuind. Een lastig antecedent ! Even als in 1856, meer nog dan in 1856 , werd er naar een uitvlugt gezocht. Dezelfde vond men als toen ; zij lag voor de hand. Hagchelijk was het te breken met de rigting wier goed regt de minister , zelf kabinetformeerder, , zoo even schitterend in het licht gesteld had. Van daar het voorgeven dat hij niet met de rigting brak. neen , maar enkel met het eigenzinnige hoofd. Ook

had hij onverwinbaren of keen tegen de benaming antirevo-

lutionair. Weinig pertinent ; want er was geen strijd over mijn eigenzinnigheid of over een partij-benaming , maar over het al dan niet getrouw zijn aan de zoo kort te voren uitgesproken eigen overtuiging. Door zich aan het kabinet te assimileren , werden onze vrienden , huns ondanks, bevorderlijk aan het welgelukken van doze kunstgreep. Stilzwijgen , ik her-

zeo.b b het was ef benoerizaam. Want toen , behalve Keuchenius en ik , iedereen zweeg , was het natuurlijk dat zeer velen mijne exceptionele onverzettelijkheid op rekening stelden van ge-kwetste eigenliefde , of althans van een overdrijving die , omdat ze het onbereikbare najaagt , het bereikbare voorbij

ziet. Aldus werden duizenden in den lande gebragt en ver-sterkt in den waan dat het ministerie , uit respectabele manners zamengesteld , een ministerie dat ontwijfelbaar het goede voor had, een onbegrijpelijk , maar onberispelijk mi-nisterie , eigenlijk met mij alleen , en enkel over opportuniteit , politisch begrip , nuance , onbeduidendheden, verschil had. 1

Zoo gij ronduit , wat onverantwoordelijk was , onverantwoor-delijk genoemd halt , de schok der verontwaardiging in het

1 -Zie o. a. den zeer merkwaardigen brief van cell bij mij zeer hooggeachten vriend. Parlenzentaire Studien, if, 486, vg-g.

Page 38: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

32

geheele land zou opgewekt hebben tot verdubbeling van veer-kracht. Maar zou het ministerie bestand zijn tegen die opge-wektheid? Dit was twijfelachtig. In stede van agiteren werd , nit uw staudpunt , ik erken het , apaiseren , amadoteren raadzaam.

Doeltreffend althans is het geweest. Op parlementair terrein zou het blijken of ik medestanders had. Den 23sten Augustus 1866 bleef Keuchenius alleen staan. Buiten de Kamer kon ik welligt nor, jets verrigten , in de Kamer niets hoege-naamd meer. Tk nam mijn ontslag.

Ook buiten de Kamer was mijne kracht gebroken. Weinig zou dit op zich zelf hebben beteekend. Maar weldra Meek,

en uit onze meeste organen in de periodieke drukpers , en uit mijne correspondentie , dat dezelfde onbezorgdheid en dezelfde verslapping als in 1856 bij de meesten onzer geloofs-genooten in het geheele land aan de orde van den dag was. Wat er op gevolgd is , wie als steunpilaren van den troon geroemd , wie als vijanden van het Huis van Oranje ten toon werden gesteld , en of het al dan niet waar zij dat men , onder allerlei sofistisch tintamarre , de goe gemeente

om den tuin en naar de stembus geleid heeft , dit alles laat ik daar. I Want, reeds eer de Kamer in September bijeen kwam , was de agitatie gesust.

1 Waarschijnlijk zal ik zelden of niet in de gelegenheid zijn om over dit tijdsgewricht, het smartelijkste welligt dat ik beleefd heb, ook niet over den verkiezingsstrijd na de kamerontbinding , met eenige uitvoerigheid, mijn oordeel to zeggen. Daarom , onder verwijzing naar de Parlementaire Studien en Seheisen, stel ik op de overne-ming alhier van eene bladzijde uit de Gids van December 1866, waarmee ik hoofdzakelijk instem , hoogen prijs.

„ Aangezien de antirevolutionairen deze keer eene buitengewone kracht ontwikkelden, zoo kan men veilig aannemen dat de oudc schoolwetagitatie, zich mengende in den nieuwen verkiezingsstrijd , hoogst noodlottig is geworden voor dc liberalen. De aanbeveling van den liver Groen van Prinsterer aan zijne kerkelijke en poli-

Page 39: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

33

2. Gij zijt te weinig gedachtig geweest aan de eigenaardige

roeping der christelijk -historische rigting. Inderdaad de houding onzer vrienden kwam met de voor-

treirelijkheid dezer roeping weinig overeen. In mijne geheele

tieke vrienden , om in alle districten eigen candidaten te stellen , heeft — het valt niet te ontkennen — deze keer voortreffelijke resultaten opgeleverd. Wie nog mogt twijfelen aan de politieke kracht van zijne partij, heeft nu althans kunnen zien hoe onge-grond die twijfel is. De antirevolutionairen mogen in weinig dis-tricten de overhand hebben, bijna overal vormen zij eene niet onbelangrijke minderheid, en op vele plaatsen, in Holland voorai , zijn zij inderdaad de beslissende derde partij geworden. Welnu , die beslissende magt heeft zich bij de herstemmingen overal on-meedoogend tegen de liberalen gekeerd en hun de nederlaag toegebragt.

„De houding van den hoer Groen gedurende de jongste beweging is eerst door de conservatieven en later door vele liberalen ernstig afgekeurd, maar beide keeren geheel ten onregte, naar ik meen. Dat het hoofd der antirevolutionairen voor Mr. Keuchenius partij koos, was duidelijk genoeg, niet zoozeer nog omdat het hier de verdediging gold van een voortreffelijken medestander, maar om bet beginsel zelf waarover de strijd liep. De heer Groen — het is nu niet de eerste maal dat ik dit beweer — is altijd zeer naijverig geweest op de regten van het parlement, en de gemotiveerde motion van orde zijn door hem , zoo al niet ingevoerd , dan toch zeker meer to baat genomen dan door iemand anders. Hij kon alzoo niet optreden ter verdediging van de conservatieve partij, zonder met al zijne antecedenten te breken. Maar terwijl dus de hoer Groen in de aanhangige constitutionele kwestie aan de zijde stond van de liberalen, zoo stond hij daar toch niet ter wille van die liberalen, maar ter wille van zijne eigene politieke belangen en beginselen. Bij de herstemmingen nu heeft hij eenvoudig gedaan als bij de eerste stemming, namelijk enkel gelet op de belangen van zijne eigene partij. limners van de liberalen is met betrekking tot schoolwetherziening niet to hopen; — een vierjarige ervaring heeft bet geleerd niets pleitte dus in zijn oog voor de keuze van hunne candidaten. 't Is waar, ook van de conservatieven hebben de antirevolutionairen bijster weinig to wachten, maar toch die conservatievc partij bezit, juist om het onbestemde van hare begin-

3

Page 40: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

34

politische loopbaan heb ik telkens getracht te doen uitkomei dat het Evangelic alleen berekend is out to voldoen aan al wat prijzenswaard is in do aspirolien der eeuw ; dat het alleen

geefl het uitnemende dat de Revolutie belooft ; dat het , (Alder den constitutionelen zoowel als onder den republikeinschen staatsvorm , in de negentiende zoowel als in de zestiende eeuw , tegen willekeur evenzeer als tegen wanorde beschermt. Ook

selen, eene zekere elasticiteit, iets meegaande, dat wel geschikt is om bij hen die Karen steun zoeken, de hoop, al is het ook mar een enkel sprankje, lcvendig te houden. Wie zal zeggen wat er onder zekere bepaalde omstandigheden al niet zou kunnen gebeuren ! Ja, de vroegere illusion van den beer Groen ten aanzien zijner conservatieve bondgenooten zijn bitter teleurgesteld, mar hoe weinig dan ook, er bleef van den vroegeren schat nog zooveel over als noodig was, om de schaal in het voordeel van die oude bond-genooten to doen overhellen. 't Is toch altijd beter zich aan con siroohalin vast te klemmen, dan de hand in de ledige ruimte uit to steken. Breekt editor ook die laatste stroohalm — en als do conservatieven blijven regeren moot het onvermijdelijk daartoc komen — dan zal het vermoedelijk spoedig gebeuren, dat do hoer Groen bij cone latere herstemming, op de vraag van zijne vrienden : wien moeten wij kiezen? eenvoudig antwoordt: „Kiest wien gij wilt of kiest niet, want liberalen en conservatieven, zij zijn mij als politieke partij in volkomen gelijke mate antipathiek."

Dit eene slechts. Even als in 1864, heb ik de keus van conser-vatieven minder aangeraden dan wel, then men er op aandrong, er mij niet tegen verzet. roan bet ontwaken van regtsgevoel onder de liberalen heb ik niet gewanhoopt (zie hierna, , blz. 36). Als Keuchenius beter verwachting van hen dan van de conservatieven koestert, denk ik aan hetgeen ook da Costa mij in 1854 schreef: „Gelijk op politick gebied , alom ook op christelijk , protestantsch, hervormd , kerkelijk, acht ik dat de christeliikhistorische partij , hoc zeer uit haren aart en in bar wezen tegen het liberalisme gericht on ten strijd geroepen, evenwel (het moge paradox schijnen) moor te hopen heeft van de liberalen , dan of van onbeweeglijke of van achterwaarts willende, hoe ook anders welgezinde conservatieven." — Aan dweeperij met het conservatisme, als inconsequente fractie van de liberale partij, heb ik mij nooit , zoo ver ik weet, sehuldig gemaakt.

Page 41: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

;35

de grondwettige souvereiniteit van het Huis van Oranje , dat is, het zelfstandig gezag van de kroon , waarvoor ik , jaren achtereen, tegenover den voortreffelijkste onzer liberale staatslieden in de bres heb gestaan, heeft daarom alleen voor ons waardij , omdat ze, in de zamenvlechting van gezag

en vrijheid, de slotsom onzer volkshistorie mag worden genoemd. Verdediging der vrijheid is bij uitnemendheid , ik zeg niet onze verdienstelijkheid , maar onze tack. Op den titel van staatsman of partijhoofd heb ik geenerlei aanspraak gemaakt maar wel heb ik , onder eene voorwaarde, het getuigenis mij door een allezins bevoegden regter , gegeven , beaemd : Absolutistische neigingen liggen verder van den hoer Groen dan van vele zijner tegenstanders. Hij is in vele opzigten een volksman , in zoo verre als hij met onwan-kelbaar vertrouwen gelooft aan de goede natuur van zijn yolk en zin en genie heeft voor volksleiding. ri Onder eerie voorwaarde , zeide ik , beaem ik gaarne dit vereerend getuig-gschrift , namelijk deze, dat de lof der volksleiding niet aan den persoon worde gebragt , maar aan het beginsel. In een eigen beginsel ligt, al zou iemand alleen staan , de oorsprong en de sterkte eener partij. In een eigen beginsel, dat zich , zoodra het noodig is, is in een leider beligchaamt , die zelf door ite-1 beginsel geleid ?Dora u

In onvoorwaardelijke onderworpenheid aan een beginsel ligt alleen de wezenlijke kracht van elk die het belijdt. Is het dan vreemd , zoo het mij betreurenswaard scheen dat men

in 1866 de gelegenheid om een onwedersprekelijk bewijs to leveren van dezen hoogen adel der christelijk-historische rig-ting ongebruikt liet Is het vreemd , zoo het mij een reden van innige smart geweest is dat er oogluiking was tegenover een misgreep waardoor, in schijnbaren ijver voor het koninklijk gezag de dekmantel eener ministeri6Ie feil en aldus een steunpunt voor de slechtste soort van ministeriOe autocra

Page 42: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

3G

tie gezocht werd ? dat men aan de liberalen bijkans alleen de

eer gaf der verdediging van de constitutionele regten , en dat ,

ten slotte , onze rioting , ofchoon strenge zedemeesteres , den

schijn had ook zelve de vrijheid zeer lief te hebben , o ja !

doch alleen wanneer en in zoo ver ze haar te pas komt ?

3. Nog uit een ander oogpunt viel het gunstig vooruit-

zigt eener wenschelijke schoolwetherziening , door de opkomst

van dit Ministerie en de oogluiking onzer geestverwanten ,

weg. Want, dit was mijne laatste opmerking , gij hebt van

de onderwijsquestie weder eene partijqueslie gemaakt. Onloochenbaar en hoogst merkwaardig was , in het laatste

jaar v66r de kabinetsformatie , vooral ook ten gevolge der

driestheid van de modernen , de wijziging in de beoor-

deeling der schoolwet. De slaperige conservatieven zelfs

werden wakker geschud. De roomschgezinde christenen (vroe-

ger , onzer den thorbeckiaanschen scepter, zal ik zeggen zoo

geduldig of zoo dankbaar) maakten hun verontwaardiging

over de suprematie van een onderwijs, dat llregtstreeks op

het ongeloof afgaat met ondubbelzinnigheid bekend.

1 „ Men heeft ons tot troost in lijden, en als eene speelpop om ons te vermaken, het zoogenaamd vrije onderwijs geschonken. Haar het wordt hoe longer hoe weer een grof boerenbedrog. Men heeft namelijk middelen weten te vinden en breidt die elken dab uit om het vrije onderwijs in de praktijk le dooden." Parletnentaire Studien en Samisen, xvi. 9.

NB. In de Haarlemsehe Courant van 28 Augustus leest men: „Het katholiek hoofdorgaan de Tijd vestigt de aandacht op eene

door den beer Groen van Prinsterer in de Alliantie uitgesproken redo , waaruit blijkt, dat hij Nederland steeds blijft beschouwen als een protestantschen Staat , en het Huis van Oranje als eene dynastie, geroepen om de hauler van het protestantismus te handhaven en te verdedigen. De Tijd noemt dit „ eene manic" en verbaast er zich over dat die nog bestaat. Volgens dat bind, zal intusschen, zoo lang de heer Groen en zijne volgelingen dergelijke gevoelens toegedaan blijven, de eerstgenoemdc nog dikwijls aauleiding hebben om te klagen over

Page 43: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

37

Onder de liberalen ontwrong menig een zich aan vroegeren leiband. In het kamp der vrijzinnigen was een schrander hoogleeraar de eerste welligt, voorzeker de eenige niet, die tegen de eenzijdige exploitatie van het staatsalvermogen oils, met edele verontwaardiging, de hand reikte. 1 De ineest logisehe bestrijder van inconsequente geestverwan-ten Pierson stelde de mystificatie eener school , kweek-plaats voor chricytelige deugden en toegankelijk voor alien , met de onverbiddelijkheid der werkelijkheidsliefde aan do kaak. 2 Uit de gelederen van hen door tinier zamenspan-

de weinige sympathie, die zijne partij bij de katholieken vindt, al is het dan ook, dat deze laatsten de schoolwet niet minder nadruk-kelijk bestrijden dan de bedoelde protestantsche partij."

Bij de uitgaaf mijner toespraak La Nationalia reliyieuse heb ik reeds een enkel woord hierover gezegd. Poch, ook te dezer plaatse, teeken ik protest aan tegen deze gestadige vervalsching van de gevoelens die ik belijd en voorsta. Van een protestantschen staat kan thans slechts in zoo ver spraak zijn , als de zinsprenk Regt voor alien tegen het ultramontanisme protnteert. In onpartijdigheid op elk gebied, ben ik steeds zoo ver gegaan als aan een niet roomschgezinde, zonder eigen geloofsverzaking, vergund is. — Om de exceptionele felheid jegens geloovige protestanten te verstaan, lette men op hetgeen men vroeger wel eens in de Tijd las : Le liberalisine , dans la Neer-lande , est chose assez douce. — Over de ultramontaansche polemiek tegen de schoolwet, somtijds iuderdaad fel, doch ook, waar het pas geeft, met een irenisch tusschenbedrijf, zie hierboven , biz. 20.

,,Geen onpartijdige zal looebeitu.0 dat ae heer Groen herhaaldelijk voor de belangen van waarachtige constitutionele vrijheid is in de bres gesprongen, en zeer velen zullen misschien met mij willen erkennen , dat er, in zijn tegenwoordigen onvermoeiden strijd voor volomen vrijheid van onderwijs , een kern van waarheid ligt, welke, althans tot op zekere hoogte, door zamenzoerking van alle liberale element en behoorde te worden erkend."

2 „Deze schoolwet is in het oog veler liberalen uitnemend zeschikt on/ aan het Nederlandsche yolk die eigenaardige soort van gods-dienstigheid en van godsdienstige verdraagzaamheid to leeren , die zij, IN HUN PRIVid; , allezins wenschelijk achten. De ware liberaliteit zou, naar tniju, gevoelen, anders moeten spreken en handelen ten aanzien van dit punt." Parlententaire Studied en Schelsen, VIII. 13.

Page 44: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

fling de wet tot stand kwain , verhief zich tegen het vroeger idool meer dan eene krachtige stem. Alles scheen er op to wijzen dat de noodzakelijkheid van schoolwether-ziening , voortaan hooger dan gewone politische beschouwin-

,ren en aan elke kabinetsformatie ten voorwaarde gesteld , het steunpunt worden zou eener zamenwerking van allen bij wie de zin voor godsdienst en vrijheid niet uitgedoofd

is , tegen ongeloofs-propaganda en socialistischen dwang. De geheele reeks der Parlementaire Studien was aan de

verwezenlijking dezer gedachte gewijd. Daarom wees ik , vooral sedert September 1865 , telkens op la Iransformalion

des partis : want de verhouding der partijen zal , zeide ik , nu de moder.ne rigting , met afwerping van elken sluijer to voorschijn treedt , noodwendig verandering ondergaan. Daarom uitte ik den wensch dat , in eene doeltreffende schoolwetherziening , de vrucht van gemeen overleg der god-vreezenden en vrijgezinden nit alle rigtingen mogt worden aan-schouwd.' Daarom liet ik de gewijzigde hooding van roomsch-gezinden en conservatieven niet onopgemerkt. Daarom wees ik , tegenover een valsch en afgeleefd liberalisme, op le libe-ralisme nouveau qui refuse l'eglise et Fecole l'etat, een liberalisme , in uitnemender dan tot dus ver gebruikelijken zin , ook door Guizot voorzeker bedoeld , wanneer hij , vooral in zijne laatste geschriften , van ,/ la politique anti-

revolutionaire et LIBf.RALE 1/ gewag maakt. Daarom , eer nog het onheilvolle jaar 1866 (het jaar waarvan wij ons, en niet zonder grond, voor het christelijk onderwijs zooveel goeds beloofd hadden) aanbrak , stelde ik als eerste punt van ons program : De strijd moet beslist worden door nationalen

Parlemodaire 2 -?,

T. a, p. m.

Page 45: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

39

bij do vrijbeid van onderwijs snag niet , tbans minder dan ooit , tot partijquestie warden verlaagd.

Weinig heeft bet gebaat. Indien mijne weemoedige be-schrijving van bet tijdelijk te niet gaan van de christelijk-historische rigting s in de conservatieve , in de ministeride partij , niet ten eenemale onjuist was , dan is , wat ik minder dan ooit begeerlijk achtte , meer dan ooit geschied. Van bet verheven standpunt dat ze scheen te zullen bereiken , is de vraag der schoolwetherziening weder in bet slijk der meest alledaagsche overleggingen omtrent vermeestering of behoud van portefeuilles geraakt. Partijquestie niet alleen , partijquestie in den slechtsten zin. Viet als geloofsbelijdenis met de rigting vereenzelvigd , maar als bruikbaar wapen van oppositie , dat men , naar mate de vrienden nit of in het bewind zijn , opneemt of ter zij stelt.

Welk zal het lot der onderwijsquestie zijn in de vol-gende zitting Zal men, zoo ver achterwaarts gedreven, nu althans 6ene schrede vooruitgaan Of zal , ook ditmaal , de parlementaire jaarkring aanvangen en afloopen, zonder dat er iets hoegenaamd verrigt worde door hen aan wie het vraagstuk der schoolwetherziening den weg tot de landsver-petering en tot het hoog bewind gebaand heeft zal er gee-

1 Dankbaar ben ik , in den gegeven toestand, dat mijne vrien-den, leden der chrislelijk-historische rigting, op een na, van de benaming antirevolutionair , evenwel , naar ik hoop , slechts tijdelijk, afstand hebben gedaan. — In den normalen toestand acht ik dat de benamingen onafscheidelijk zijn. Ilet is op ehristelijk -historischen grondslag dat men de Revolutie, onder elken vorm en in al haar vertakkingen bestrijdt. „Le principe antirevolutionaire n'est autre que le principe chretien, le principe de in reforme, it n'est autre que in foi au Dieu vivant." Le parti anlirevolagionaire, p. 75. — Vergelijk ook Parleinentaire Studien, II, 180 , vgg.

Page 46: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

40

nerlei zamenwerking onder hen zijn , ter leniging van het onberekenbaar nadeel , in het afgeloopen jaar , door daad of lijdelijkheid , aan het christelijk volksbelang berokkend P

Eerstdaags komen de Staten-Generaal bijeen. Ik moet mij bekorten. Immers nu eerst zijn wij genaderd aan het praktisch gedeelte mijner beschouwing. Naar aanleiding van het voorstel de Brauw , zouden wij onderzoeken

wat het bondgenootschap met het Kabinet aan onze vrienden verbiedt

wat het hun vergunt en voorschrijft. 1 Gelukkig is hier uitvoerigheid overtollig. De zaak is

hoogsteenvoudig. Als bondgenooten van het Ministerie zou het onheusch zijn to vragen wat strijdt tegen het program waarin zij berust hebben , maar des te meer mogen en moe-ten zij althans datgene aanraden en eischen wat daarmal overeenstemt.

Medestanders van deze Regering moeten , dit begrijp ik , althans zij kunnen welstaanshalve , niet opkomen tegen het beginsel eener wet op wier onaantastbaarheid de kabinets-formatie gegrond werd. wij zijn met dergelijke oppositie ook niet gebaat. Waarom niet P omdat ze ter doelbereiking de magt niet heeft. Dit wist bet schrandere lid wel, die , in zijne overigens zeer gepaste vermaning om den strijd eindelijk te brengen op praktisch gebied, naar het parte-

mentair initiatief wees , en dat nog wel voor maatregelen die van de Regeriyzg niet zijn te verwackten. Aldus werd

1 Hierboven, blz. 21.

„ Ik twijfel geen oogenblik aan het karakter der bedoelingeu waardoor de tegenstanders der wet gelcid worden. Ik geloof gaarne, dat die bedoelingeu zijn eerlijk, dat zij bet product zijn van goede trouw. Maar toch ma g ik vragen mogen die tegenstan-dcrs als goede staatsburgers den strijd voortzetten zonder zelven de maatregelen te nemen om aan dien st rijd pen einde te maken,

Page 47: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

41

door den Beer Qodefroi in Maart 11. een strik gespannen waarin de beer de Brauw , met welgemeenden ijver, viel.

Immers de totale kracht van het bondgenootschap is niet zeer groot. De aaneensluiting van het Kabinet met alien die het ondersteunen , is thans , zelfs om het allerminste ten voordeele van het christelijk onderwijs te verkrijgen , Haan-welijks genoegzaam. Elk voorstel , tegen of zonder het Kabinet , moet thans , niet nutteloos , slechts maar scha-delijk voor ons zijn.

Het bewijs ligt voor de hand. Het voorstel de Brauw , een allezins prijzenwaardig bewijs van goeden wil, was schadelijk op zich zelf reeds , omdat het onvervulbare verwachtingen opwekte. Dubbel schadelijk , omdat het aldus nutteloos oponthoud gat Doch het wordt nu schadelijker nog , omdat het, ook bij de intrede van het nieuwe tijdperk, cen reden of een uitnemend voorwendsel aan het ministerie levert om in de lijdelijkheid , of, zoo men de sierlijker uit-drukking wil behouden , in het belangstellend gadeslaan des vorigen jaars to volharden.

Ten ware het ministerie eene onderhandsche mededeeling van den voorsteller heeft ontvangen , is de paragraaf der troonrede van 1866 nu minstens evenzeer bruikbaar. In Haar geheelen omvithg , dat, , oak met de re,geling van het hooger onderwijs , als bliksem-afleider.

„Met voortdurende en levendige belangstelling wordt het onder-wijs, zoo openbaar als bijzonder, door Mij GADEGESLAGEN. Een voor-

wanneer zij de zekerheid hebben, die zij nu reeds sedert tien jaren moeten hebben, dal die maalregelen van de Regeriny niet le ver-machlee zijn? Ik zeg onbewimpeld: neon ! De pligt van de bestrij-ders der schoolwet, hier gezeten, is nu eindelijk dien strijd op dit onpraktisch terrein te doen ophouden en dien over te brengen op het praktisch gebied : gij liebt het refit van initiatief, maakt daarvan gebruik."

Page 48: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

42,

stel van wet tot regcling van het Hooger onderwijs zal 15, zoo 11; vertrouw, in den loop dezer zitting worden aangeboden."

Wat mij wenschelijk toescbijnt heb ik , zoo ver dit then voegzaam was , vroeger reeds aangeduid. Het komt thans hierop near. Aandrang bij den heer de Brauw, , ter intrek-king van het voorstel ; aandrang bij het Ministerie , om van het regerings-initiatief gebruik to makers binnen de perked van zijn eigen program.

Verder kunt gij Diet gaan. Uwenthalve zal het ministerie niets hoegenaamd doen. De Regering is u niet dankbaar; want zij beschouwt u als eene fractie der ministeriae partij , die bij levensbehoud van dit kabinet, om veelsoortig motief , eigenbelang heeft. Ze vreest u ook niet ; want zij rekent op de onvoorwaardelijkheid van uw bijval of oogluiking.

Minder ver moogt gij niet gaan. Minder ver behoeft gij niet to gaan. Want het kabinet waarop gij , ik erken het,

in u zelven , door eigen invloed , been vat hebt , is des-niettemin gebonden aan zijn eigen program ; is gebonden

aan de belofte die het , bij zijn optreden , aan de volksver-tegenwoordiging , ten aanhoore van de Natie , afgelegd heeft. Gebonden aan de eerlijke naleving , zoowel als aan de onaan-

tastbaarheid van de grondslagen der schoolwet. In Junij 1866 hield de collectieve verklaring door bet

kabinet in de Staten-Generaal , geenerlei belofte van wet-

herziening in. Ik prijs dit ; want de beer Heemskerk ,

gelijk straks blijken zal, had de schoolquestie nog niet tot een onderwerp van opzettel ij ke bestudering gemaakt. Maar we molten vertrouwen dat hij nu en door eigen ouderzoek en door zijne ambtgenooten van Zuylen en Schimmelpen-ninck , zal ingelicht zijn omtrent betgeen , na eenigzins aan-dachtige kennisneining , aangaande bet onregt dat ons ge-schiedt vriend en vijand weet. ii:etbjke 7dalevii/g ! Zoo

Page 49: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

43

deze belofte niet op een ijdele voorspiegeling uitloopt zoo ze niet gelijk is aan de popkens waarmee kinderen , en som-tijds ook volwassen lieden , gepaaid worden , dan mogen wij van een ministerie dat, door zijn opkomst, het voor-uitzigt eener degelijke wetherziening , en gewekt en ver-nield heeft , dat vervolgens een j aar lang de gevolgen gade-sloeg van dit bedrijf, nu althans eene poging te gemoet zien ter wegneming van de leemten en dubbelzinnigheden , waarvan , sedert tien jaren , voor een deloyalen uWeg , voor

een uitleg tegen de bedoeling van den wetgever, , ergerlijk misbruik gemaakt is.

Gedeeltelijke intrekking van het voorstel de Brauw. Gedeeltelijke handhaving in meer afdoenden vorm.

Rijkssubsidie aan christelijke scholen zou dan vervallen. Wijziging van art. 24 en 33 , in deze zitting , het onder-werp worden van het regerings-initiatief. Met het oog mar de Memorie van toelichting van den heer de Brauw, voege men er (ook tot schrik van wederpartijders) art. 23 bij.

Sedert 1 Junij 1866, is degelijke schoolwetherziening voor langen tijd ondenkbaar. Des te meer zou het onbeproefd laten van hetgeen denkbaar en doenlijk is, onverantwoordelijk zijn.

Het drieledig voorstel, in 1862 reeds door mij ter sprake gebragt , is algemeen door onze geestverwanten beaemd. Eerlijke naleving van de wet werd aldus telkens meer het program van onze rigting. Het voorstel vond reeds in 1863 in de bijeenkomst van christelijke onderwijzers te Utrecht bijkans eenparigen bijval. In de vergaderingen van christe-lijk-nationaal schoolonderwijs is het gepopularizeerd. Bij de verkiezingen in 1864 werd het , niet te vergeefs , als shibboleth gesteld. Vooral eater vond het weerklank uit eigen ervaring. Het christelijkgezinde yolk kent nu de kracht

die men , voor zijdelingschen gewetensdwan{,,, , nit de met of

Page 50: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

zonder opzet onjuiste of gebrekkige redactie van de wet ontleent. Weest verzekerd dat duizenden in den lande , voor wie het Evangelic nog beteekenis en waardij heeft , deze poging om slinksche praktijke2z , waardoor het schier ondrage-lijke juk der wet nog verzwaard wordt , te doen ophouden waardeert. Dat zij , te dezen opzigte, meer dan de meesten onzer volksvertegenwoordigers , met den wezenlijken toestand bekend zijn. Zij weten welke belemmeringen aan het oprigten van scholen de mogelijkheid der vereeniging van kerkelijke bedie-ning met het openbaar onderwijzersambt, krachtens art. 24 , ten platten lande vooral, in den weg legt. Zij weten wat

kosteloos onderwijs der gemeenteschool , ten gevolge van bet zoo misbruikte woordeke kan , in art. 33 , beteekent. Zij weten welk soort van christendom hovel' geloofsverdeeld-heid , onder de christelijke vlag van art. 23 , aan het gedoopte kind toebedeeld wordt.

De discussion in de Tweede Kamer leveren zelden bewijs dat men met het uitnemendste door deskundigen over het onderwijs gesehreven , bekend is. Daarom geef ik een paar citaten uit het hoofdorgaan van onze rigting op school-gebied , ten blijke dat men , ook nu , dat men vooral nu , de drieledige rectificatie in de wet , vijf jaren lang onop-houdelijk door mij verzocht , als het hoogste wat onder dit ministerie mogelijk schijnt , maar tevens als bet mini-mum van ons hoed refit, te gemo3t ziet.

In het eerste citaat is spraak van de Staten-Generaal, die liefst de zaak maar blauw, blauw laten

„ Voor de zaak van 't lager onderwijs zal de tegenwoordige

zitting. der Staten-Generaal , hoogstvvaarsehijnlijk van weinig of Been

beteekenis zijn. Provisioned zal 't daarmede wel blijven zoo als 't is.

De regering, — 't lijdt Been twijfel meer, zal op dat aambeeld niet slaan; zij is de zaak der schoolwetherziening, door recut en

billijkheid gebodeu, door zoo velen in deli lande gewenseht, gaiisch

Page 51: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

45

niet genegen. 't Liefst zou zij die zaak mar blanw, blauw laten,

en daarom de Staten-Generaal, — die zij niet wel altijd vacantie

kan geven, — met zooveel ander werk overladen, dat zelfs aan de

leden, die eenig voorstel dienaangaande in den zin mochten hebben,

daardoor als van zelve het stilzwijgen wordt opgelegd. Veeziekte,

hooger onderwijs en koloniale zaken, des nbodig ook volkswape-

ning, 't zijn alle zoovele afleiders, die de gedachten van yolk

en vertegenwoordiging op iets adders moeten vestigen, die het

beiden vooreerst ondoenlijk moeten maken, orn maatregelen voor

te bereiden en uit te lokken, waardoor beter dan door de wet van

1857 aan de eischen eener christeliike schoolopleiding wordt voldaan.

Geven we daarom reeds alle hoop op betere dingen op ? Neen, in

't geheel niet. Nog altijd vertrouwen we dat het drieledzg voorstel

van den Beer Groen...., ook onder allerlei werk en qjleiding, ter

tafel cal komen."

Het tweede citaat is insgelijks meer opregt dan. beleefd. Het betreft het veeljarig en 11 hardnekkig nietsdoen van de Tweede Kamer voor het christelijk onderwijs.

„Kan een onderwijs dat alle historisch en dogmatisch Christendom

van zijne bemoeijingen uitsluit, — ja, kan het voldoend en dus ook

bruikbaar heeten, voldoend en bruikbaar voor alle belastingschuldigen

uit wier beurs het betaald wordt, voldoend en bruikbaar ook voor

den Christen, die door Gods genade nog altijd vasthoudt aan de

Evangeliewaarheid; die daarom niets zoo ergerlijks en krenkends

kept dan eene opleiding tot christelijke deugden in strijd met die

Evangeliewaarheid, afgesneden vau Naar wortel, 't christelijk geloof?"

„Zij, die gewetenshalve christelijk onderwijs moeten begeeren,

worden daarom en daarom alleen dubbel belast."...

„Iraarlijk,'t tnoest zoo niet zijn; — en wat men er ook &igen zegge,

't getutqt geenszins voor 't rechtsgevoel van onze vroegerc en legenwoor-

di:9e welgevers, dat het zoo en niet alders is , dat he zoo bligt en,

zoo als 't zich bij hun hardnekkig nietsdoen laat aanzien, nog Lang kan

blijven. En wat de zaak nog erger en ergerlijker maakt? De minder-

Maandschrife voor christen opvoeding in school en huis, blz, 277.

Page 52: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

held, die een zoo aanzienlijk deel draagt van de kosten van 't lager

onderwijs , alleen voor de meerderheid bruikbaar , telt ja , in haar kring vermogenden en gegoeden, 'mar veel meer nog, die het niet zijn, zoodat, zal men de zaak bij haar naam noemen , in Nederland, en ook in Nederland alleen, de vrome handwerksman, of in 't alge-meen de godvruchtige kleine burger, die geen hooger plicht kent dan om zijn kind eene christelijke opvoeding en ecn daarmede overeenstemmend onderwijs te geven , daarvoor op schatting wordt

gesteld en genoodzaakt is eerst zijn eigen meester te betalen, en dan dikwijls boven zijne krachten in de belastingen te dragen , opdat de zoon van zijn meergegoeden stad- of dorpgenoot voor zeer weinig geld of geheel voor niet kunne schoolgaan.

„ Was er geen andere, geen betere, geen meer redelijke, en wat alles zegt, geen meer rechtvaardige practijk deukbaar?

„Niet alleen denkbaar , ook uitvoerbaar ; mits Regeering en

Volksvertegenwoordiging het willen , het ernstig willen. Er zijn

er , die beweren dat de wil er is ; die op voor hen voldoende

gronden vermeenen dat en Regeering en Tweede Kamer naar af-

doening, naar 't einde van de schoolquaestie verlangen; de school-

zaak, is 't woord, moet aan den kant. Komt er daarom slechts

een eeuigzins aannemelijk en practicabel voorstel ter tafel, 't heft,

zegt men, veel kans van slagen. Wat hiervan zij laat ik aan

zijne plants, ik wil er het beste van hopen, al verwacht ik er juist

:diet veel van. De eisch tot yetrouwe naleviny der we isa art. 23,

24 en 33 blijve noytans op den vooryrond ; zonder deze is er

niets le verwachlen of tot stand to brengen."

Inderdaad, ten aanzien van dit voorstel, van dit program der christelijk-historische rigting , is het dringend vermaan van den heer Godefroi slechts herhaling van wat ik zelf onophoude-lijk , edoch te vergeefs , aan mijne vrienden gezegd heb. 1VIaak , ten langen leste, van uw parlementair initiatief gebruik.

„ Wanneer gij werkelijk steun vindt voor uwe bezwaren in de

regtvaardigheid uwer zaak , welnu , schroomt niet langer dc

1 T. a. p. blz. 309.

Page 53: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

47

Vertegenwoordiging van het yolk daarover uitspraak te laten doen. Tot nu toe, niettegenstaande telkens aangekondigde voornemens, dat gebruik zou worden gemaakt van het regt van initiatief, is men telkens er voor teruggedeinsd. Tot an toe zijn er redevoeringen geheuden, studien, schetsen geschreven; eene taak gemakkelijker zeker, dan het formuleren van een wetsvoorstel. Maar het geldt hier te gewigtige belangen, dan dat de strijd op die wijze mag worden voortgezet."

Evenwel de heer Godefroi vergeet dat aan het schrijven

van studien en schetsen het formuleren van een voorstel voorafging. Dat het dwingen althans tot discussie , ofschoon men ze twee jaren achtereen halstarrig ontweek , mij wel eenigerrnate gelukt is. Waarom ik zelf het voorstel toen niet in beraadslaging bragt en waarom ik later de Kamer verliet , heb ik dikwerf genoeg opengelegd.

De behandeling van het overvloedig toegelichte voorstel in de Kamer liet ik aan anderen over. Waarom ? omdat ik mij ten taak gesteld had de herziening van art. 194 der Grondwet voor to bereiden. 1k meen aldus buiten de Kamer moor voor de onderwijsquestie to hebben gedaan dan mij in de Kamer doenlijk ware geweest. Ook hebben mijne berekeningen voor de veldtogt van 1866 , 2 als ik op de teekenen der tijdcn in de maand Mei zie , niet gefaald. Tcgenover hetgeen wij in Junij beleefd hebben valt elke kansrekening weg. Hoe dit zij , ik heb , van September 1864 af, geene gelegenheid laten voorbijgaan om , naarmate

1 Zie, omtrent het eerste, mijn afzonderlijk uitgegeven advies van 28 September 1864, Het Lager onderwijs en art. 194 der Grondwet, pag. 7, vgg. Omtrent het laatste , Awl de Kiezers , xvm (Ben aanstaande veldtogt).

2 „In de zitting van 1866/67 zou welligt de herziening van art. 194 met vrucht ter tafel worden gebragt." Aan de Kiezers, XVIII , 7.

Page 54: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

4S

de publieke opmie gunstiger ge,itemd werd , bij mijne vrienden aan te dringen om in de Kamer te doen wat nu doenlijk geworden was; om het in staat van wijzen gebragtc Voorstel nu ook ter tafel te brengen ; om , hierdoor vooral , in de Kamer te ondersteunen wat buiten de Kamer beproefd

werd. 1 Altijd te vergeefs. Wel vroeg men met ernst , althans met aandrang , aan Thorbecke wat hij niet doen zou en niet doen kon , omdat het met zijne overbekende begiuselen in strijd was. Wel werd er eenmaal , 't was eenmaal slechts ! eene stemming over bet kosteloos onderwijs uitgelokt, inciden1eel

evenwel en die aldus de beteekenis van het votum twijfelachtig liet ; doch daar bleef het ook bij. Aldus gaf men maar al te veel grond aan bet vermoeden van den hoogleeraar Buys , dat zich vrij wat comediespel verried , onder zooveel ijver voor hetgeen onmogelijk , onder zooveel ijverloosheid voor hetgeen sedert lang voorbereid was.

De aandrang bij het ministerie moet geschieden , op grond , niet van mijn voorstel , dat zij verre ! enkel op grond van het program waarop de beer Heemskerk zelf de toe-stemming zijner ambgenooten verkreeg.

In het welbegrepen belang vooral ook van het Kabinet. In 1861 schreef mij een bevoegd beoordeelaar , die niet tot onze rigting behoort : uwe partij is zonder twijfel eene magtige partij. Zij is liet nog ; zij is het, wat in en buiten de

Kamer haar getalsterkte betreft , althans niet minder clan tom.

In haar magtigen bij stand , dien zij met eene welligt te ver ge-dreven goedhartigheid verleent, ligt de levensvoorwaarde van dit ministerie. Zij kon , en zij kan zelfs nu nog, de moge-lijkheid niet aannemen dat eene Regering , door en uit onze

1 Part, Studien en Sehetsen, v, 2. 11, vg.g. viii , 18, enz. enz. T. a. p. xiv. 8.

3 Zie flan de Kiezers, xvi en xvii. Dankbaar viaar onvoldaan.

Page 55: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

49

medestanders gevormd , op het oogenblik der meest gunstige kans, voor een reeds half verslagen tegenpartij vreesachtig , aan kabinetsformatie , hoe dan ook , de schoolwetherziening prijs gaf, veel minder nog dat ze , evenzeer als elke vorige Regering, op den duur, doof voor haar klagten zijn zou. Het bewijs van welgezindheid zal komen , zegt ze. Maar, , zoo het niet kornt , zoo de portie van het bedrijf in 1866 gepleegd to meer in het oog valt , naarmate men in ter-zijdestelling van de regtmatige wenschen van een niet geheel onaanzienlijk gedeelte der Natie, zonder de minste to gemoetkoming, volhardt , dan zou de kracht kunnen ontvallen waarin dit Kabinet zijn eenigen betrouwbaren steun heeft.

Mijnenthalve mogen de heeren van Zuylen en Schimmel-penninck nagaan in hoe ver , volgens het constitutionele staatsregt en in de schatting van hun geweten , hun eigen ver-anwoordelijkheid in de handhaving of terzijdestelling van het kabinetsprogram , in de eerlijke naleving van de wet, is betrokken. Voor hetgeen door mij bedoeld wordt , is dit tamelijk onverschillig. Want ik zie, zeide ik reeds , geen onheil in de dictatuur van den heer Heemskerk ; mits hij , eenigzins meer dan tot dus ver , met de geschiedenis onzer veeljarige debatten en met den aard der godsdienstbezwaren bekend zij.

Immers , een voorstander van het aangenomen systeem , wil hij onaantastbaarheid van de grondslagen der schoolwet.

Scheiding van Kerk en &aat. Dus (art. 24) geen rijks-subsidie aan de christelijke school , maar evenmin aan de openbare school kerkelijk geld.

Vrijheid van onderwijs (zoo beweert men). — Dus (art. 33) geen financiele dommekracht , waardoor concurrentie gesmoord wordt.

Neutraliteit. Dus (art. 23) geen bedriegelijke qualifi-

4

Page 56: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

50

catie , die den , in beginsel ongenoegzamen , in de praktijk verderfelijken card van het openbaar onderwijs verbergt.

Jammer slechts dat de minister voor de wijziging van art. 23 , de gewigtigste , de pligtmatigste , terugdeinst.

Veel zou hij welligt voor ons willen doen ; maar wijzi-ging van art. 23, wegneming van het woord christelijke, dat nooit ! Hij wil niet eenigen smet op het openbaar onderwijs werpen.

Zijn eerste verklaring in de Staten-Generaal , op 7 junij 1866 , heeft dit op den voorgrond gesteld :

„ De oplossing van het vraagstuk door de neutrale school acht doze Regering onaantastbaar. Iedere poging die zou strekken om op de openbare school , zoo als die bij ons is gevestigd , eenigen smet to werpen , zou door deze Regering ten sterkste bestreden worden. "

Op 23 Augustus 1866 heeft de minister de reden van zijn weerzin nader opengelegd.

„ Gedurende jaren was in deze Kamer door het hoofd der anti-revolutionaire partij er op aangedrongen dat het woord ehrislelijk

uit art. 23 der wet zou worden geligt en overigens die wet in stand gehouden. Ik vraag : welke andere bedoeling kan dit hebben dan om den smet van onehristelijkheid op de openbare school to werpen ? "

Welke andere bedoeling Op deze vraag gaf ik bon.derd-werf, reeds eer ze door den minister gedaan werd , het antwoord. Omdat ik , in het belang van alle partij en , neutraliteit wil ; omdat ik niet , onder het masker eener christekke benaming , een antichrigelijk onderwijs wil.

Ook op parlementair terrein is daarover onophoudelijk

Page 57: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

51

gedialogizeerd. Daarom juist heb ik mij veroorloofd de opmerking dat de minister met den aard en stand der veeljarige gedachtenwisseling onbekend is.

Uit een aantal kies ik een viertal der antwoorden die ik bedoel.

a. Het, toen reeds , jaren lang door mij gezegde heb ik , in 1856, in een saillante uitdrukking geresumeerd. Aan een lid der Tweede Kamer , wien de titulatuur godsclienste-loos een op het openbaar onderwijs geworpen smet scheen , deed ik opmerken : Het woord waaraan het geachte lid zich ergert , is, vergelijkenderwijs , een eeretitel, een com-pliment. a

Evenzoo : beter geen zielevoedsel dan vergif. Evenzoo : n de neutraliteit van den staat moet niet straks ,

onder bedriegelijken titel, vijandschap zijn.11

b. Zes jaren later , in 1862, vermaande Thorbecke mij : ijver voor uwe bijzondere scholen , maar niet om het

openbaar onderwijs te bederven. a 1k verzocht een meer billijk oordeel. 1k wees op de ongerijmdheid van het ver-wijt. Gij dwingt ons, zeide ik, door uwe in ooze schatting heillooze wet, het openbaar onderwijs te gebruiken. Daarom

wenschen wij dat het , ook ten onzen gerieve , althans zoo voortreffelijk zij , als de jammerlijke eigenaardigheid der algemeene school vergunt.

„Wij verlangen het bederf van het openbaar onderwijs niet. wij wenschen enkel dat niet van overheidswege , door finantiele over-magt , het gebruik der vrijheid van onderwijs onmogelijk worde gemaakt. Ook wij hebben er belang bij dat het openbaar onderwijs , in zijne soort , zoo coed mogelijk zij. Op de meeste plaatsen reeds

flu bijzondere scholen te stichten, is ondenkbaar. Ook wij zijn

Page 58: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

52

genoodzaakt gebruik to maken van de openbare school en verlangen dat ze goed , dat ze inderdaad , naar den eisch der billijkheid en der wet , neutraal zij."

c. Een derde beantwoording ontleen ik aan een merk-waardig en niet onaardig incident. Wie , die het bijwoonde ,

zal ooit het parlementaire standje van 1865 vergeten Toen dezelfde begaafde leider der liberalen , wrevelig welligt jegens zijn voormaligen vriend en ambtgenoot in het kabinet van 1853 , naijverig voorzeker op de coneiliante ehrieelijklieid die hij zelf in de schoolwet gebragt heeft , schijnbaar althans , verstoord en ontsteld was. Waarom P omdat de heer J. P. P. van Zuylen van Nyevelt de godaieneeloo8heid van het openbaar onderwijs ter sprake gebragt had. Verbaasd en als zijner verontwaardiging niet langer meester, , riep hij uit : wanneer onze overheidsscholen god8dienstloos zijn , dan mogen zij verdwijnen , dan ware het beter dat zij er niet waren. Het aangerande lid , door deze gramstorigheid onvervaard , antwoordde zeer laconiek dat er geen reden was voor dergelijk een toorn-vertooning ; want dat hij op het open-

baar onderwijs geen de minste smet wierp. In den zin van neutraliteit alleen kan ik dat woord gocisdien81loos hebben gebezigd ; en dit is in mijne schatting geen verwijt , maar een lofspraak.

Dit inderdaad komieck , maar tevens leerrijk tafereel liet ik zelf niet onopgemerkt voorbijgaan. Ik deed het gewigt der gevaarlijke woordspeling uitkomen. Ik wees waarheen we door de thorbeckiaansche niet-godsdienstelooze school worden geleid.

„Dit opvatten van een sedert lang geijkten kunstterm in hate-lijken zin, dit docn klinken en weerklinken van een uitdrukking die met neutrtzlited synoniem is en de hoofdgedachte van de wet teruggeeft , dit verwarren van godsdienstelooshcid met ,qoddeloosheid,

Page 59: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

53

is het gevolg der gemoedsaandoening van het oogenblik niet. Geen vlaag van hartstogtelijkheid , maar veeleer, in deze staatsregtelijke polemiek, een welberekend overleg. Een soort van krijgskundig tinlamarre, en waartoe ? om, onder dit schrikverwekken, de operatie to doen gelukken; om de neutraliteit te doen wegvallen; om het christendom boven geloofsverdeeldheid, ook van Israliet en Christen, ook van evangelisch en modern, binnen, te leiden , als vergund , ja zelfs als voorgeschreven door de wet.

Dergelijk een wet-interpretatie behoort te worden gestuit."

d. Daarbij heb. ik. het niet gelaten. Om het gewigt. der zaak , heb ik , in eene meer opzettelijke bewerking der onderwijsquestie, in mijne Studien ter Sehoolwetherziening , allereerst de vraag behandeld waarop het geschil tusschen Thorbecke en van Zuylen , tusschen neutraal en zoogenaamd christelijk , uitloopt : mag een erger dan godsdienelooze school opgelegd worden aan het yolk ? Daar leest men o. a.

„Laat ze verdwijnen ! riep Thorbecke nit. Ouze repliek is: „ Vooral niet; behoud ze!- "

Hierin juist ligt de veroordeeling uwer schoolwet, dat ze niet slechts gebiedt, maar begeerliik tnaahl wat, op zich zelf, verwer-pelijk gekeurd wordt. Om het verband met uw stelsel ligt er uit-nemende lofspraak in het meest scherpe verwijt. De jammerlijke godsdienstloosheid, waaraan het steunpunt ter opvoeding ontbreekt, is voor de nederlandsche staatsschool sedert 1857 het nee plus ultra , het toppunt der eigenaardige voortreffelijkheid, dat, zoaveel doenlijk, moet worden bereikt.

Gij discredileert, zegt men, het openbaar onderwijs. Integendeel, ik accrediteer het. Het discrediet , vergelijkenderwijs met eene chris-telijk-nationale school, ligt in Uwe wet. Het crediet, tegenover de staatsreligie van den huitligen dag, ligt in eerlijke neutraliteit. Het zwijgen over al wat de godsdienst betreft , het vasthouden aan het-geen vroeger telkens door Thorbecke herhaald werd , „hier is geen spraak van opvoeding , maar van onderwijs," dit is het middel waar-door men thans , vergelijkenderwijs met quasi•christelijkheid , de

Page 60: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

54

staatssehool in goeden reuk brengt. — Godsdienstloos , is zij slechts ongenoegzaatn ; met een valsche godsdienst , wordt zij ten eenemale onbruikbaar. Naarmate , door alle nevelachtige redeneringen en prak-tijken been , het licht begint op te gaan over de strekking van bet openbaar onderwijs en den aard der intellectuele beweging waar-van men met ophef gewag maakt , zal de betrekkelijke waardij dezer negatieve voortreffelijkheid worden gevoeld. Ouders, wien het ziele-welzijn der kinderen aan het hart gnat, voor wie de heiligheid der doopbelofte geen ijdel spel is; ouders die niet wonen in de nabijheid eener christelijk-nationale school, of ter betaling van schoolgeld buiten staat zijn , vragen godsdienstloosheid, als een weldaad , en eischen godsdienstloosheid, als een regt."

Veel lezens van een met werkzaamheden meer welligt dare iemand overladen minister te vergen, zou ongerijmd zijn. 1k vlei mij zelfs niet dat hij deze weinige bladzijden zal kunnen. inzien. Daarenboven is het gebleken dat hij mijne bedoelingen eenigermate mistrouwt. Laat mij , ook om die verdachtheid slechts dit eene verlangen dat deze of gene hem , als op een vijfde antwoord , attent make op de door mij ter zelfder plaatse aangehaalde regels van den hier te lande , gelijk overal , zoo te regt vermaarden Ernest Naville. Deze maakt van de godsdiensteloosheid der openbare school to Geneve met eere gewag.

„Le droit de tons c'est, quand a ce qui nous occupe, d'avoir un egal acces aux etablissement d'instruction entretenus par l'tat. Il faut done que nul n'y rencontre des influences qui soient hostiles a ses convictions. Voila done , ces etablissenzents prives de tout carac-tere religieux , el cela par la force des doses, qui est Bien plus qu'un lezle de loi. Remarquez memo qu'il nous est en quelque sorte impose, non seulement de subir ce resultat; mais de l'accepter coypu desi-rable. En effet, tout effort pour introduire dans les etudes publiques une tendance religieuse determinee provoquerait inevitablement des luttes funestes et servirait d'aliment aux passions confessionnelles. Nous aurons done des etablissements publics qui, en les supposant

Page 61: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

55

les meilleurs possilles, se presentent comme neutres sous le rapport religieux."

Nog heb ik gezegd dat de minister van aard en gewigt der godsdienstbezwaren niet het regte begrip heeft.

Een treffend bewijs gaf onlangs de algemeen bekende zaak in Friesland te Oosterlittens. Zie hier waarom de minister, hoewel , ook volgens hem , het gedrag van den onderwijzer afkeurenswaard is , zich evenwel van bestraffing onthield.

zou er welligt op hebben aangedrongen den onderwijzer met schorsing te straffen , zoo niet eenige twijfel bij mij gerezen ware, of men het eene aanranding van de godsdienstige denkwijze van anderen kan noemen , wanneer men juist het leerstuk van de persoonlijkheid des duivels betwist. Ik twijfelde, of dat leerstuk een bepaald gods-

diensti ► leerstuk kan genoemd warden. Het geldt een verschil van opinie op philosophisch en historisch gebied ; maar de vraag is, of het tot het godsdienstig geloof behoort? Ik meende in twijfel pro reo

to moeten beslissen en ik heb daarom geene bestraffing van den onderwijzer geeischt."

Bij nader indenken zal de minister zelf erkennen dat , uit het standpunt van ouders die christenen zijn, met dit ver-schil van opinie op historisch gebied hun godsdienstig geloof staat of valt. Bij zondaarsbehoefte is een Zaligmaker onmis-baar. Welnu ! als er geen persoonlijke duivel is , valt de gansche leer der H. Schrift , omtrent zonde, verlossing en dankbaarheid, omtrent een pergoonlijken Zaligmaker weg.

Door deze en dergelijke betweterij van onderwijzers die op de moderne wijsheid trotsch zijn , is er , en moet er , uit den aard der zaak, zijn eene gedurige schennis van eene voor alle rigtingen , under welken vorm dan ook, aan

1 Parletnentaire Studien en Sehetsen, n. 464.

Page 62: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

56

geopenbaarde waarheid gehecht , wenschelijke neutraliteit. Ook de minister, ik twijfel er niet aan , wil dat ze zoo-veel doenlijk , worde gehandhaafd. Laat hij dan niet langer terugdeinzen voor de wegneming van een steunpunt voor hetgeen reeds v. der Brugghen in 1861 oneerlijke wetver-draaijing genoemd heeft. Niet langer zich verschansen achter de onderstelling van mijn boosaardigen toeleg. Met schermen met eene thans , naar ik mij vlei , duidelijk gebleken ver-gissing , die ook de heer van Zuylen , eer hij naar Parijs vertrok , hem aldus , in Maart 11. , onder het oog gebragt heeft.

„De Regering, hebben wij vernomen, zal er nimmer toe overgaan om art. 23 te veranderen en het woord christen:* uit de wet to ligten. „ Men mag — zegt de Minister — geene verandering voor-staan , die eene vlek zou werpen op de wet." Ik zie dat niet in. Integendeel, ik geloof dat iedereen, die de wet leest en de hoofd-beginselen der wet kent, van gevoelen zou zijn dat door de sup-pressie van dat woord de wet meer tot haar waar beginsel terug zaude keeren.

„ Maar de vraag is, of dat woord geen aanleiding kan geven tot misverstand; of onder den dekmantel van dat woord geene hande-lingen in de school kunnen plaats hebben , die lijnregt in strijd zijn met het beginsel van de wet. Dit is , dunkt mij , door den Minister te weinig overwogen, althans van dat punt vind ik in zijne rede geen melding gemaakt. Wanneer dat gevaar bestond, geloof ik dat men Bever zou moeten gevaar loopen om, zoo als de Minister het noemt, eene smet werpen op de wet , dan eene bepaling te handhaven, die op den duur tot zoodanig betreurens-waardig misverstand aanleiding zou kunnen geven."

Door het woord in de wet te laten , niet door het er uit to ligten, kleeft aan het artikel een smet van opzette-lijke dubbelzinnigheid en , opdat ik niets meer zeggen , van laakbare taktiek.

Page 63: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

57

Drie liefst afzonderlijke ontwerpen van wet zou ik ver-langen. Ter wijziging van art. 23 , 24 , 33.

Eenige bestudering zal het gewigt van elke dezer drie wijzigingen doen zien. 1

Doch , zoo er gekozen moet worden , geef ik aan de wijziging van art. 23 verreweg de voorkeur.

Waarom ? Mij dunkt hierop behoeft naauwelijks antwoord. Want

de ontwikkeling van het ongeloof heeft aard en strekking van het woord christelijk, te dezer plaatse , in het voile licht gesteld.

Als een bedriegelijke leus , waarmee in 1857 het yolks-geweten in slaap gewiegd werd als een onheilig woorden-spel , waardoor de schoolwet tot stand kwam.

Als het gereede voorwendsel ter gestadige bravering en ontduiking ; zoodat terwijl al wat christelijk is , meet wor-den geweerd , aan al wat christelijk heel, de weg gebaand wordt.

Als een ontfutseling van het Evangelic , die thans , op elk terrein , in school , in kerk, in zamenleving , het kenmerk is der hedendaagsche ongeloofstaktiek. 2

1 Voor het kosteloos onderwijs verwijs ik naar de Bijlage in het eerste deel der Berigten van de Vereeniging voor Christelijk-nationaal schoolonderwijs , blz. 380 vgg. (V olksgeweten en gemeentekas.) — Over art. 24 dit slechts. „ Oneindig meer nog dan door de opheffing van kosteloos onderwijs en wat des meer zij, wordt de bijzondere school gebaat door het definitief verbod dat voortaan geene kerkelijke bedie-ningen met het openbaar onderwijzersambt mogen verbonden worden. Niets zal de uitbreiding der christelijke school ten platten lande meer bevorderen, niets haar blijvend bestaan beter verzekeren, niets haar zoo goed in staat stellen om die grootste moeijelijkheid , waarmede zij te kampen heeft, 't voortdurend onderhoud, te boven te komen." Naandschqt, VI. 281.

2 Het hoofdorgaan der rigting die op ontduiken en braveren bedacht is, de Trekker, schrijft (9 Aug.) over „ de beruchte en ons ergerende

Page 64: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

58

Daarom zeide ik aan Thorbecle over het Christendom

zonder het krzeig.

„Ik wil gaarne aannemen dat de minister zelf niet inziet waar zijn beweren dezer uitstekende ehristelijkheid van bet openbaar onder-

wijs op uitioopt. Het geldt bier de meest algemeene vraag voor School, Kerk en

Staat. • De vraag of aan den Staat vijandigheid jegens de Kerk vergund is. De vraag of , onder veel ophef over seheiding van Kerk en Staat, de

Kerk, reeds uit eigen werkkring, nit de volksopvoeding, verdrongen, in dezen haar wederregtelijk ontnomen werkkring van staatswege mag worden bestookt.

De vraag of de staatsinstellingeu aan het bestrijden der geopen-baarde waarheid, die men sektarisch en daarom antinationaal noemt dienstbaar moeten, althans dienstbaar mogen worden gemaakt.

De vraag of de vooruitgang der eeuw ten doel heeft het van lieverlede wegsmelten van alle godsdienstverscheidenheden in de alge-meenheid eener staatsreligie, van overheidswege begunstigd."

De jongste geschiedenis van Nederland levert, in de kerk zoowel als in de school , overvloedig bewijs van hetgeen voor geruimen tijd gezegd en ook in 1862 herhaald wad :

„Men meent den Staat to neutralizeren ; men geeft den Staat aan

gansch niel neutrale invloeden prijs. ells in den Staat bet christelijk

beginsel niet meer den boventoon heeft, zal het antichristelijk beginsel ,

in den staatsvorm genesteld, tegen al wat aan eene christelijke Natie nog heilig en dierbaar is, worden gekeerd."

revisie van art. 23" vergelijkenderwijs met art. 24 en 33: „ Wanneer men art. 23 der wet in den zin van de voorstanders van christelijk (!) schoolonderwijs had willen wijzigen, dan hadden we geroepen, in de taal van de voorstanders der christelijk historische rigting : „ gordt uwe lendenen en bereidt u ten strijde : staat op als een man ter verdediging van de dierbaarstc bclangcn van ons yolk."

Page 65: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

59

Doch de tegenwerping van een billijk ongeduld verneem ik. Het baat niet, zegt men , dat ge ons verhaalt wat wij van het ministerie of van de Staten-Generaal , wel verwachten , wel verlangen , maar nimmer zullen verkrijgen , zoolang het der meerderheid aan regtsgevoel , der minderheid aan veerkracht ontbreekt. Neen, zeg ons liever wat door ons zelven tegen die volharding in het niets-doen te doen valt.

Een algemeen petitionnement tegen de verderfelijke strek-king der wet van 1857 ? Reeds gaf ik hierop het antwoord. Wat ik u vooral zou aanraden , is te doen wat gij , naar mij toeschijnt , nog veel te weinig gedaan hebt , en wat niet aan anderen behoeft te worden gevraagd.

Aan het petitie-regt hecht ik , nu althans, minder dan aan het kiesregt.

Lad de onderwijsquestie voor de verkiezingen van 1868 , meer dan ooit uw shibboleth zijn. Meer dan oait. Want , van hetgeen aan een waarlijk doeltreffende uitoefening van het kiesregt moet voorafgaan , van de in 1864 door mij

verlangde bestudering en popularizering , is ook thans nog, houd mij deze vrijmoedigheid ten goede, zeer weinig IIet vorige jaar heeft maar al te zeer getoond dat de kiezer moet bekend wezen met de grondtrekken van het vader-landsche staatsregt , van den huidigen dag , en dat , zonder gestadige kennisneming van de parlementaire toestanden , het kiezerspersoneel (volgens de onderstelling der grondwet , de kern der natie) in eene kudde ontaardt, verleidbaar naar een gegeven wachtwoord. 3

Van deze bestudering zal , dunkt mij , een program uwer

1 Hierboven , I, biz. 22— 29. 2 Voor die bestudering heeft men in het Itictandschrifi (door lezing

en herlezing ook der vroegcre jaargangen) een onwaardeerbaren Bids. 3 /Ian de Kiezers, x. 21.

Page 66: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

60

kiesvereenigingen bet gevolg zijn. Als grondslag voor die wederzijdsche cordaatheid welke met verboden rugge-spraak niets gemeen heeft , maar wel het onmisbaar tegen-wigt levert aan geheime intrigues en laaghartige treken , en aldus aan velerlei misbruik en bij de stembus en in de Kamer , paal en perk stelt.

En welk program ? de uitkomst van uw eigen overden-king. Liefst indien het door u goedgekeurd wordt, het mijne. — In 1864 was het ons drieledig voorstel. Thans zou ik er bijvoegen de heropening van 194 der Grondwet. Ook het Voorstel de Brauw geeft een bewijs te meer van hetgeen ik mij , reeds in 1857 , veroorloofd heb te zeggen , dat dit artikel , dat de ellendige zinsnede die er , op aan-drang der groote protestantsche partij , in gebragt werd , een staatsregtelijk schandaal is , waarop elke poging tot degelijke

schoolwetherziening afstuit.

Den 15den November , vier dagen eer de nieuwe Kamer bijeen kwam , schreef ik : Op het staken , of althans op het voortaan slechts zelden uitgeven dezer Studien en Sehet-

8en ben ik bedacht. Ik herinner dit, omdat ik cam quo

niet verlang dat een onverwacht zwijgen als het onverdacht besluit van plotselinge wankelmoedigheid worde beschouwd.0

Sedert heb ik over onzen politischen toestand het stil-zwijgen bewaard. Thans evenwel , bij de heropening van het parlementaire strijdperk , lijdelijk aan te zien wat er bier te lande van de vrijheid van onderwijs niet slechts, maar van het

geheele constitutionele staatsregt gemaakt wordt , zou ik, in verband tot mijne veeljarige deelneming aan den strijd voor de vrijheid van christelijke pligtbetrachting , onver-

Page 67: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

61

antwoordelijk hebben gekeurd. Al ben ik nooit naijverig geweest op den titel van leader eener antirevolutionaire partij , voor de taak daaraan verbonden zal ik niet terug-deinzen , waar het den goeden naam geldt eener rigting , van wier invloed alleen ik eene betere toekomst voor Neder-land te gemoet zie. Dan zou mijn gedrag niet beantwoor-den aan de liefde en het vertrouwen mij , sedert zoo lang , en nog onlangs , door zoovelen op onvergetelijke wijze betoond. Dan zou ik vergeten dat, in het bereikt hebben van een leeftij d , waarin men weet dat het einde der baan niet ver af is, een spoorslag te meer ligt ter verdubbeling van onbeschroomdheid en ijver. Dan zou ik , onder cen gestadig afkeuren van ijverloosheid , voorwaar het verwijt van laodiceisme zelf in dubbele mate hebben verdiend.

Indien ik mij , ook voortaan, van doorgaande politische beschouwing liefst onthoud , het is niet uit verdrietelijkheid. Niet omdat ik , vooral ook sedert Junij 1866, weinig bijval ontmoet heb. Dan zou ik de verklaring moeten vergeten , in mijn hart zoowel als in mijn geheugen geprent : II Al stond ik alleen , vooral indien ik alleen stond, zou ik mij , persoonlijk althans , niet beklagenswaard achten ; omdat ik , bovenal in den strijd tegen de wet op het lager onderwijs , overtuigd ben dat ik de banier ophoud voor geloof en gewetensvrijheid van het nederlandsche yolk." De reden waarom ik , na sedert dertig jaren gepolemizeerd te hebben , thans het polemizeren liefst aan anderen overlaat, is zeer eenvoudig. Het is , omdat telkens , over en wear, nagenoeg hetzelfde gezegd wordt. Het is , omdat de discussie Been schrede vooruitkomt , en op een Sisy-phus-arbeid uitloopt. In 1867 als in 1837 , moet men, van meet af aan , bewijzen dat , waar de Israeliet en de rationalist met den Christen gelijk regt heeft, de school niet christelijk, zijn kan ; dat zij , op dies voet , toeganke-

Page 68: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

62

lijk voor alien , voor den christen ontoegankelijk wordt ;

dat de autonomie der plaatselijke besturen in de sfeer der algemeene beginselen wegvalt , dat voorrang en uitbreiding van een openbaar onderwijs , waaraan de godsdienst vreemd behoort te zijn , op bederf der volksopvoeding en wegcijfering der vrijheid van onderwijs uitloopt , en dat het bittere spotternij is van volkome2z vrijheid te gewagen , onder het juk eener wet, die het uitstekendste middel ter evangelic-bestrijding aan de hand geeft. Met de zwijgenstaktiek maakt deze spreektrant een schoon geheel uit. Voor mij

ligt er althans dit aangename in deze eigenaardigheid onzer nederlandsche discuteririg , dat mijne geschriften voor zoover ze bijval bebben ontmoet, ook nu , zonder dat ik zelf telkens weer het zoo menigwerf gezegde herzeg , bruikbaar zijn voor verderen strijd.

Ditmaal, een billijk beoordeelaar zal het gevoelen, was het spreken , waar men niet verlangt te kwetsen , een hag-

chelijke taak. Men houde mij ten goede indien mij sours eenig woord ontviel , dat den schijn van laatdunkenheid heeft , of , zoo men acht , gebrek aan zachtmoedige wijsheid verraadt.

Van voller harte herhaal ik : het voegt en het vleit mij niet den zedemeester te spelen , en ik verootmoedig mij bij de gedachte hoedanig een leven zou behooren te zijn overeen-

komstig de beginselen die ik voorsta.

Of ik van mijne vrijmoedigheid veel invloed te gemoet zie ? Neen ; want illusien heb ik , door velerlei teleurstelling ,

verleerd. Of ik aan de zege van regt en waarheid ver-twijfel ? Neen ; want vertwijfeling is ondenkbaar voor wie

hooger dan op menschelijke berekening ziet. Schoolwet-agitatie .1 In 1862 , na vijfjarig afwezen, heb

ik in de Tweede Kamer deze vaan , in den naam van gods-dienst en vrijheid , weder ontrold. Als cervolle roeping heb

Page 69: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

63

ik , wat mij door velen als waubedrijf toegerekend werd ,

aan vaard. Wat ik over toestand en toekomst dezer agitatie nog

zou willen m.ededeelen , trek ik thans te zamen in de be-antwoording dezer drie vragen :

Ts ze antinationaal Wint ze veld? Is het, om den crust der tijdsomstandigheden, wensche-

lijk dat daaraan voor goed een einde ?porde gemaakt ?

1. De liefde der Natie sedert 1806 voor de gemengde

school was de grond waarop de schoolwet , volgens de Itegering in 1856 , met de actualiteit overeenkwam.

Was dit toen zoo ? is het thans zoo ? Het komt er op aan wat men door Nettie verstaat. Is

de Natie eenzelvig met den constitutionelen staatsvorm , en is het aan deze gecentraliseerde , aan deze gecon-centreerde Natie , aan deze Natie in het klein , gelijk ze in de parlementaire staatsiekleedij zich vertoont , is het aan de volksvertegenwoordiging dat het volksgevoelen gevraagd wordt , dan is het pleit verloren, dan is bet onloochenbaar

dat de eindstemming van 1857 (voor elk die niet achter de schermen de geheimen van het zonderling tooneel zag) het beweren der tegenpartij luisterrijk gestaafd heeft. Of zoo men , waar hart en geweten aan het voord is , het gevoelen der Natie enkel afmeet naar hetgeen men geleerd en hooggeleerd, wetenschappelijk en beschaafd noemt , zoo men aan de Natie enkel in den wetenschappelijken ader de poll voelt , ook dan , en dan vooral , zijn we genoodzaakt , waar de verkleefdheid der Natie aan de gemengde school

geroemd wordt , te belijden dat deze dingen onwederspre-

kelijk zijn. Ja , het is zoo , dat in Nederland al wat men

de sommiteiten noemt in Staat , in Kerk , in wetenschap

Page 70: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

ken vooral ook zij die met Demetrius van de kunst zijn , niet to vergeten) , in het loflied op de Diana der Efezeren , niet omtrent twee uren , maar meer dan dertig jaren een-stemmig geweest zijn. 1Viaar , indien het woord Natie nog een anderen , een uitgebreider en , in de schatting van den Christen , hoogeren zin heeft, indien het niet vele wijzen na den vleesche , niet vele magtigen , niet vele edelen ook in de negentiende eeuw geldt, indien ook hier te lande , in zaken van Kerk en School , het acht geven , ik zeg niet op de Imp des Yolks , maar op den in alle rangen en standen verspreide volkskern te pas komt ; indien , bij het opmaken van dit volksgevoelen , ook de daglooner wiens godsvrucht in woord en wandel openbaar is, stemregt bezit, zou het dan moeijelijk zijn te betoogen dat , al wat ten bewijze der liefde van de Natie voor de gemengde school te berde gebragt wordt , haar onbedwingbaren wetlrzin in een des to helderder licht stelt? Of beteekent het weinig misschien dat, ondanks deze eensgezindheid en zamen-spanning van al wat , naar wereldsche berekening , crediet heeft , men desniettemin in bet smoren van de volksstem , in het verdooven van het volksgeweten , niet geslaagd is ? dat de gemengde school in het overgebleven geloofsleven van elke gezindte weerstand ontmoet heeft ? dat halstarrige en onverdraagzame doordrijving , nadat ze het Itijk uiteen had gescheurd , velen , om vrije Kerk en School, uit het Vaderland verjaagd heeft ? dat , door het meest verregaande misbruik in het weigeren van autorisatie , ten langen leste, in de vermenigvuldiging der bijzondcre scholen , de zege-praal der volharding niet belet werd ? Deze Natie , deze tegen de gemengde school worstelende Natie , zal een uit het petitionnement van 1856 gesproten Bewind dan waar-

schijnlijk niet bedoeld hebben bij de verklaring niet te zullen afw'ijken van het beginsel der gemengde school waar-

Page 71: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

65

aan sedert 1806 de Natie gehecht Bovendien vraag

ik : Aan de gemengde school gehecht , maar aan welke ? aan die welke de wetgever in 1806 gewild heeft , of awn die welke in 1857 tot stand kwam zonder Bijbel , zonder leerbegrip , zonder Volkshistorie , en waar , onder de onaf-

wijsbare censuur van Israeliet en dageraadsman , elke sprank van christelijke waarheid moet worden uitgedreven , elke vonk van christelijk leven moet worden gebluscht ? Zoo de Natie •deze gemengde school zoo lief heeft , waarom dan is

de inlassching van het woord ehristelijk ter doordrijving van de wet onmisbaar gekeurd ? waarom was men zoo ij verig in het influisteren en ook wel in het uitbazuinen dat alles blijven zou gelijk het was ? waarom dan, zoo de Natie dat beminnelijk voorwerp zoo naar verdiensten waardeert , waarom dan gaat men , bij de invoering der wet , met eene , vooral ook om haar willekeur , zoo verwonderlijke behoedzaamheid en oogluiking , te werk ? Neen , ik betwijfel , ik ontken dat de Natie deze school lief heeft. Zouden we , indien dit mogelijk ware , indien dit mogelijk wierd , niet moeten wanhopen aan het nederlandsche Volk ? Heeft ze dergelijke school lief de Natie , dan is het haar ontgaan dat , meer welligt dan van eenig ander yolk , haar nationaliteit van het Evangelic de vrucht is ; dan heeft ze vergeten dat ze aan het Evangelic te danken heeft haar oorsprong , haar invloed , haar bestendigheid , haar luister. Ze moge dan voortaan , volgens den cosmopolitischen regel, zich naar evenredigheid van zielen- en bundergetal laten gelden , maar

dan verdient ze, in den naam van het voorgeslacht , vooral in den naam van Hem wien zij , in dit land zijner wel-

daden en zijner wonderen verloochent, dan verdient ze nit de rei der Christelijke Natien te worden geschrapt.

Aldus mogt ik in 1861 wijzen op den nationalen weerzin tegen de haar in 1857 opgedrongen schoolwet. Hoe veel to

5

Page 72: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

6G

meer in 1867 ! Ondankbaar zou het wezen , indien ik niet erkende dat onze Vereeniging voor christelijk- nationaal schoolonderwijs bijval ontmoet heeft, dat zich , in meer dan een gewest , vooral ook onder de volksklasse , ijver ter oprigting van scholen openbaart ; dat een onzer staats-lieden , van wien ik liefst herinner wat prijzenswaard is, gelijk had : 11 De Natie wil positief christelijk onderwijs; in alles wat voor het groote publiek bevattelijk is, is de christelijk-historische rigting , niet bij uitsluiting , maar toch bij uitnemendbeid. nationaal , en met nadruk nationaal in tegenstelling tot de moderne rigting. I

De toenemende weerzin der Natie is blijkbaar. De agi-tatie vindt weerklank , niet in de driften der bevolking , niet in eene voorbijgaande opgewondenheid, maar in de zelf be-wustheid , in de eonscientie , in het ehristelijk geweten yaw het nederlandselte Yolk. In zoo ver is het waar dat deze agitatie veld wint.

2. Doch met deze agitatie, zonder meer , zijn we niet ge-baat. Er moet eene beweging der gemoederen zijn , waardoor wij , meer regtstreeks , mar schoolwet -herzienifig worden geleid.

Zonder verandering van de wet , zal er geen vrijheid van onderwijs zijn voor he Volk. Zoolang de tegenpartij het staatsalvermogen (het Brennus-zwaard tegen de overwonne-lingen) in de schaal legt , geldt in 't algemeen wat ik van onze Vereeniging gezegd heb. Zij heeft haar zeer nuttige werking , door subsidie , door impulsie , en vooral omdat zij den standaard der gewetensvrijheid in Nederland ophoudt. Maar meent gij dat we dwaas genoeg zijn om ons to ver-beelden dat dit of dergelijk streven , voor de algemeene behoefte, eenige beteekenis heeft dat daarin tegen een staats-

Parlementaire S/aduil , X1, 5, vg,-g.

Page 73: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

67

alinagt , met de schatkist van gemeente, provincie en land ondersteund , een geduchte concurrent ligt ? Wij weten het , even goed als ooze wederpartij , dat onder de voortdurende werking der wet van 1857 , individuele ijver en opoffering zich slechts in uitzonderingen openbaart, dat in den regel de staatsschool triomfeert en dat christelijke veerkracht op den duur in de meeste plaatsen zal worden gesmoord.

Van wege de schoolwet-agitatie vooral , heet ik , zelfs bij leden van de Tweede Kamer , in vlugschriften en in boeken , een antirevolutionaire demagoog , een dweeper, voor wien alle middelen goed ziju. Dat ik dergelijken mij tamelijk onver-schilligen smaad niet verdiend heb , blijkt uit de beschrijving die ik , in woord en daad, van agitatie in staatsregtelijken , in parlementairen zin gaf.

„ Agitatie in den staatsregtelijken zin, gestadige belangstelling der Natie in de publieke , in de rationale zaak , verlang ik.

zigitalie; dat is, het tegenovergestelde eener ontzenuwende voort-dommeling , eener volksgedweeheid, die den grondwettigen regerings-vorm tot een even belagchelijk als verderfelijk poppenspel verlaagt.

Agitatie, in een constitutionelen regeringsvorm onmisbaar. Volksagitatie. Dat ik aan ooze bedachtzame staatslui hiermee

siddering aanjaag , zou begrijpelijker zijn , indien ik de uitdrukking niet , door woord en daad , jaren achtereen toegelicht had.

De bedachtzaam-constitutionele natuur dezer agitatie laat zich zamen-vatten in dit gene : gebruik van he kiesregt, na bestudering en popu-

larizering der vraagstukken die aan de orde van den dag zijn, en met gestadige kennisneming van hetgeen in de volksvertegenwoordiging plaats heeft."

Let er op; want het verschil tusschen de volksagitatie welke veld wint, en de parlementaire agitatie , naar wier al dan niet veldwinnen thans , met het oog op schoolwetherziening , onderzoek gedaan wordt , is zeer groot. De agitatie onder de

bevolking is blijkbaar in het aandoenlijke van een wedijver

Page 74: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

waarbij op den duur voor verreweg de meesten , de gift der rijken , zoowel als het penningske van weduwe of arbeids-man of daglooner , te kort schiet. Weet ge waarop eigenlijk het verschil neerkomt ? De volksagitatie , onder den druk van de wet , is aan het spartelen van den gevangen man tegen den kerkermuur niet ongelijk ; maar de staatsregtelijke

agitatie is die , waardoor men , ten gevolge van een degelijke wetherziening , waarop de Natie regt heeft, weder in de vrije lucht raakt.

De constitutionele staatsvorm , zoolang het aan nationale bezieling ontbreekt , is , onder vrijzinnige praktijk en prak-tijken , bij uitnemendheid ter smoring van de nationale aspi-ration en ter ontneming van de nationale regten geschikt.

Vooral op nederlandschen bodem was er , tusschen le pays legal en de natie, doorgaans meer strijd dan verband.

Is te dezen opzigte verbetering zigtbaar ? Tweemaal , in 1855 en 1866, werd , ten gevolge der

ontwaking van het volksgeweten , een begin van staatsreg-telijke agitatie , in het ernstig streven uaar schoolwet-herziening, geopenbaard.

De teleurstelling was grievend. En op zich zelf reeds , en om twee redenen buitendien. V66reerst was het, als of de regerende tegenpartij nog feller in onverbiddelijkheid werd , naarmate de strijd tusschen de wet en het volks-geweten meer aan het licht kwam. Ten anderen , werd , door een jammerlijk overleg onzer eigen geestverwanten , het doel onzer tegenpartij dens , voor hen zelven onbereikbaar ,

bereikt. Nooit heb ik , onder het bestrijden van het dwaalbegrip waaruit de schoolwet verrees , de bedoeling of het karakter van mijn verdienstelijken, voorbeeldigen vriend

v. d. Brugghen miskend. Ook graaf van Zuylen hard vallen wil ik niet. Integendeel heb ik mij , in dit geschrift (evenzeer als in menig vertrouwelijk gesprek) , openlijk verklaard

Page 75: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

69

tegen de felheid van dezen en gene , die in Junij 1866 zelf het vredeliedeke meezong , en thans de verantwoordelijk-heid op den kabinetformeerder afschuift. Verder mag ik niet

gaan. Ook in een polemisch opstel , heeft vergevensgezindheid , hoe ver ze ook ga , in de wet die den historieschrijver opge-legd is , in het eerbiedigen van de waarheid ,. haar grens. Indien men zelfs de. meest onbctwistbare waarheid , uit per-soonlijke consideration , moet verzwijgen , dan is het Diet mogelijk onzen eigenlijken toestand te schetsen. De eerste voorwaarde ter wederoprigting is de kennis van den acrd erg de diepte van onzen val. Zoo het ons om het welzijm van het vaderland te doen is , dan mogen wij niet verbloemen dat ten voile vervuld is wat , onmiddellijk na het kabinets-program , in een triomflied en in een noodkreet , door vergelijking van 1866 met 1856, geprofeteerd werd.

1 HET TRIUMFLIED. - „ 1k acht op dit oogenblik eene zoogenaamde conservatieve regering in het eigenlijk belang van de liberals partij, omdht zij aan deze partij uitstekende diensten kan en zal bewijzen. Het smoren van de schoolwet -agitatie, welke vooral in het laatste jaar een grooten omvang had verkregen. Eva consercatief anti- revolutionair Kabinet /melt in 1856 de schoohcet gemaakt ; dat nu tien jaren later een Kabinet van gelijken stempel , een kabinet waarin eenige hoofden van de anti-schoolwet-coalitie zitting hebben, de verklaring komen afleggen , dat de grondslagen waarop vroeger die schoolwet werd gebouwd, onaantastbaar z 1n. Wat kunnen wij meer verlangen?"

De NOODKREET. „ Wat was in 1856 het geval ? De politiek van verzoening , de conciliante politick, zegt men, kwam er op neer, dat het ministerie, verschrikt door 't veldgeschrei in 't vijandelijk kamp aangeheven, Of niet regt wetende, Of niet durvende zeggen wat het wilde, kort na zijne optreding voor de tegenpartij zwichtte, zich door deze in haar spoor liet drijven, daar verder ging dan zij zelve had durven gaan, en zoo den vriend, tot wiens bescherming '1 was opge-treden , aan handen en voeten gebonden aan den gemeenschappelijken vijand prijs gaf. 't Schijnt dat velen ook nu zoo iets verwachten." Parlementairc Studien, II, 231, vgg.

Page 76: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

70

De verzekering dat de agitatie veld wint , liet de heer

J. J. P. van Zuylen ons , als afscheidsgroet , achter. Veld wint ! waarom ? Omdat , voegde hij er bij , ik op dit oogenblik

zou durven beweren dat een niet onaanzienlijk aantal ledeii het met mij eens zijn. 11 Is de gevolgtrekking juist ? Zou niet , om hetgeen we desniettemin zagen en zien en te gemoet zien , deze getalsterkte een bewijs zijn veeleer van achteruitgang ? Een bewijs dat , evenmin als het yolk achter de kiezers , het kiezersvolk jets ten behoeve eerier doeltreffende agitatie vermag , en dat er, sedert de neer-laag van 1866 , van het vuur der agitatie naauwelijks een enkele vonk overig bleef. Mij althans bevreemdt het niet dat , als weerslag op de verzekering : de agitatie wint

veld ! in den aanhef van het Verslag de blijde verwachting geuit werd : het voorstel de Brauw is de laatste stuiptrek-king eener agitatie , waaraan nu voor goed een einde zal wordei gemaakt.

3. Zoo komen wij tot de laatste vraag : Zou dit welligt

om den ernst der omstandigheden goed zijn ? Nu er , meer dan ooit , behoefte is aan eensgezindiCeid ,

nu men op volkswapening bedacht is ; nu (volgens mijn eigen meening , zegt men) overmoed en overmagt ons met een aan in/ijving niet ongelijk bondgenootschap bedreigt !

a. Eensgezindheid verlangt ge. Welk eene ? eensgezindheid , ter volharding in een conscientiedwang , waarmee gij juist niet het allerslechtste deel der bevolking verdrukt of verdrijft ?

Is het deze eensgezindheid , waarvoor een uitblusschen van elke tegenkanting aan de schoolwet verlangd wordt , dan heb ik daarvan , met ieder weldenkenden landgenoot , een afkeer.

Dan is en blijft de herhaling niet overtollig van wat ik , maar te vergeefs, in 1863, bij liet vaderlandsch herdenken

Page 77: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

71

aan de verdrukking door de Franschen , den jubelenden Nederlanders onder het oog bragt.

„ Verdrukking door den vreemdeling, we hebben het geleerd , is cen volksramp. Verdrukking door den landgenoot, vooral wanneer ze op godsdienst-vervolging uitloopt, is erger; in zoo ver zij het bewijs 'evert dat eene Natie, wier 'ulster met gewetensvrijheid in verband stond, ontaard is, en dat ze , niet voor politieke weder-geboorte, maar voor ketgeen aux 1813 voorafging , andermaal rijp wordt."

b. Van volkewapening spreekt ge. Niet ten onregte. Als lid der Tweede Kamer , ben ik steeds een verklaarde vijand geweest der bezuinigings-politiek , die de kosten voor leger en vloot

bijkans voor geldverspilling hield. Ook thans (de niet-des-kundigen hebben in onze dagen het hoogste woord) durf ik het vermoeden uiten dat het een weldaad , fyziek en moreel , voor het yolk zijn zou , wanneer aan de eerste der burger-pligten (uit de historie in de grondwet overgebragt) door alle ingezetenen van het Rijk , in een organisatie soortgelijk aan die der pruissische landweer , voldaan wierd.

Mijn steunpunt ligt ook bier in onze geschiedenis , die geen onverschilligheid omtrent 's lands verdediging gedoogt, maar die ook leert dat er, , tusschen volkswapening en volksgeloof , verband is.

„ In volksgeloof alleen ligt nalionale kracht. Dit blijkt in de yolks-historie, ook van onzen leeftijd.

Wat heeft ons, toen de ontwikkeling der liberalistische theorien de Natie in ellende of gevaren gebragt had, wat heeft Nederland en Oranje in 1813, in 1815, in 1830, in 1848, gered of behoed?

Geen staatsvorm of vrijzinnige wijsheid, maar de volksgeest, de vrijheidszin, de historische betrekking eener dankbare liefde voor

Oranje, de trouw van de volkskern die, aan het „ vreest God, eert den Koning" gedachtig, in 1813 zich om de oud-vaderlandsche banier geschaard heeft, in 1815 en 1830 aan de vorstelijke wapenkreet gehoor gaf, en in 1818 voor oproerkreten doof bled.

Page 78: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

72

Toen. was er nationale kraal!

ER BUNNEN DAGEN KOMEN WAARIN ER AAN DIE KRACIIT OP NIEUW

BEIIOEFTE 5011 WORDEN GEVOELD. Doof ze niet uit. Hebben de open-bare instellingen het ehristelijk-nationaal karakter niet meer, laat daarnevens, niet een sehijn van vrijheid! neen, inderdaad VRIMEID ,

ter ontwikkeling van GODSDIENSTZIN, bestaan."

Het nederlandsche yolk zal des to beter zijn gewapend , naarmate het meer christelijk opgevoed is. Het is een tref-fend woord van den generaal von Moltke : het zijn de pruissische schoolmeesters die de overwinniug hebben behaald." Zou bet zijn , omdat hunne kweekelingen in de volksbe-schaving, in het lezen , schrijven en rekenen , aan hunne tegenstanders vooruit waren ? zou het niet welligt ook zijn , omdat ze met de volkshistorie van eene christelijke natie , en met de melk der Heilige Schriften , die kunnen wijs maken tot zaligheid , en aldus onbevreesd voor den dood , ook op het slagveld , van kindsbeen of werden gevoed ?

c. Over het laatste en teedere punt dat ik aangeroerd heb , nog een enkel woord. Zelf, zegt men , wees ik op het gevaar van annexatie , als of ik aan het oostelijk frontier het vijandelijk leger reeds zag.

Dit ontken ik. Duidelijk en herhaaldelijk heb ik het tegendeel gezegd. Van een staatsman , in zijne voortvarend-

1 „ M. de Bismarck est sans doute trop clairvoyant pour ne pas consolider, par une moderation opportune, !'edifice encore inacheve, oeuvre etonnante de sa perspicacite hardie." La Prusse el les Pays-Bas, p. 25. — „Mon ecrit, it est vrai, tend a demontrer que desormais le plus fort et le plus audacieux est libre d'annexer ce qui , a son point de cue, est ou devient l'objet de ses convoitises. Mais je ne suis pas de ces peureux, de ces effares, qui s'imagi-nent qu'en Prusse ceux qui out le pouvoir en main ,voudraient im-mediatement proceder a cc temoiznage intempestif de tendresse ger-manique." — VEinpire prussienne el ?Apocalypse, p. 49.

Page 79: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

73

heid zelve , zoo berekenend en behoedzaam , was dergelijke dwaasheid ondenkbaar. Voorzeker zou ik , in Februarij 11. , niet raadzaam gekeurd hebben de fransche regering te polsen wat ze , als Nederland door Pruissen overrompeld wierd , doen zou. Dit heb ik gezegd. Als eene Mogendheid , die tot dus ver, eenigermate althans , op christelijk-historischen grondslag een steunpunt tegen napoleontische en revolu-tionaire politiek scheen , hetzelfde heillooze spoor wedijverend inslaat ; als, onder haar vlag , de verloochening van regtsbe-ginselen en tractaten triumfeert ; als Europa dit lijdelijk aan-ziet als zelfs menig Christen , wiens verontwaardiging over tot stand gekomen feiten in 1859 grenzenloos was , daaren-tegen in 1866 , door het gejubel over vaderlandschen roem verleid of bedwelmd , de knie buigt voor den afgod , dan is het vergund zich , en ook anderen , of te vragen : of voortaan , te midden der beschaving , het merk eener onbe-dwongen zelfzucht terugkeert , die geen anderen regel kent dan overmagt en geweld ? Dan neemt eene staatkunde van zoo wederregtelijken eenvoud elken waarborg van het lot der volken, van de toekomst der kleinere Staten althans , ten eenemale weg. Aanzijn of ondergang wordt dan eene vraag van luim , van convenientie , van opportuniteit. Hierop (niet op wat ik niet gezegd heb) zie ik als i1047

van mijne vrienden te Berlijn antwoord te gemoet. Voor eene meer of min verwijderde toekomst dus , is het

gevaar , ook voor Nederland , en niet enkel uit eene wind-streek , zeer groot.

En evenwel (laat ons dit vooral in het oog houden , waar men in het staken der 8choolwet-agitatie een eisch van dezen hoogernstigen tijd ziet) het grootste gevaar ligt in ons zelf. Wanneer , door overmaat van eigen schuld , bet nederlandsche yolk en het nederlandsche stamhuis den bond-genoot verliest , met wien de grondlegger onzer onafhan-

Page 80: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

74

kelijkheid onvervaard bleef, ook toen hij alleen stond , en die zijne laatste bede met de schatrijkheid van een almagtigen weldoener in onze schitterende volkshistorie vervuld heeft.

Annexatie is de geduchtste ramp niet. Zelfs in de diepste vernedering , zelfs in het ingelijfd zijn , kan een zegen lig-

n-e en de voorbereiding eener betere toekomst. Over Jena en nationale vernedering onder de hand des Heeren , liep voor het diep vervallen Pruissen de weg naar ongekenden voor-spoed. Onder de fransche overheersching , voor den neder-landschen volksgeest niet onvruchtbaar , zong de dichter-profeet : // Holland groeit weer ! Holland bloeit weer ! Hol-lands imam is weer hersteld ! Holland uit zijn stof verre-zen Zal op nieuw ons Holland wezen ; Stervend heb ik 't u gemeld. En weldra verscheen , onder een eendragtig geworden bevolking , de nazaat uit het Huis van Oranje , na achttienjarig wee , aan het scheveninger strand.

Fen halve eeuw verliep. Verre van mij te willen mis-kennen het vele en velerlei goede dat ook thans nog ten onzent gezien wordt. Veel is er ook welligt , dat ons oog niet ziet. Misschien zelfs is , wat van Corinthe in de Heilige Schrift gezegd wordt , ook van Nederland waar dat de Heer er veel yolks heeft ; we molten althans niet vergeten dat, in ongedachten zegen op geloofsherleving en pligtbetrachting , ook onder de hagehelijkste omstandig-heden, het kort begrip der geschiedenis van ons land ligt. Desniettemin is het ontegenzeggelijk dat , van 1813 tot en met 1867 , wij , in Staat en perk , van lieverlede en

telkens meer , in het spoor van een verloochening , van een bestrijding van het Evangelie zijn geraakt , thans zoo verre-gaande , dat men ze , voor weinige jaren nog , onmogelijk zou hcbben gekeurd. -Dezer dagen , op de Evangelische

te Amsterdam , heb ik de trekker ter kenschet-sin , van dezen deerniswaardigen toestand ontleend , enkel

Page 81: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

75

aan hetgeen onloochenbaar en overbekend is. 1 Daar evenwel heb ik gemeend mij to moeten onthouden van de vraag die ik thans , ook onder eigen schuldbesef, aan mijne vrienden en broeders voorleg : Hebben wij , versierd met den titel van christelijk-historische rigting, niet hierdoor juist boven anderen deel aan de algemeene schuld ? is het onjuist

wat , nu en dan (in den vorm misschien op min vocgzame wijs), over der Christenen eigen lijdelijkheid , laauwheid, lafhcid , over het bijkans volslagen geniis aan staatsbur-gerzin , waarme6 men de toekomst van het yaderland, in

al wat de openbare instellingen betreft , aan het ongeloof overlaat en prijs geeft , als over een van de ergste teekenen der tijden gezegd werd ? Zou de verantwoordelijkheid niet dubbel groot zijn , met de verdubbeling van den ernst der tijden en met een terugblik op de vroegere lotgevallen van ons zoo zeer bevoorregte yolk ?

1 „Je n'ai, ni la mission, ni le desir, de vous devoiler les plaies de mon pays. Je ne ferai meme allusion qu'A ce que vous savez tous. Mais, an nom de ces ancetres A qui ce petit angle de terre etait si inexprimablement cher, je vous dirai; Freres et Soeurs, quand vous serez retournes dans votre pays, priez, priez pour la Hollande, priez pour que son Eglise, cette Eglise, autrefois si illustre, secoue le joug de cette unite factice et impie , ou le blas-pheme tolere l'Evaugile, A condition que l'Evangile tolere le blas-pheme. Priez, priez pour la Hollande, priez pour que l'energie renaissante des croyances evangeliques la delivre d'une loi qui oblige tant de parents chretiens a envoyer lours enfants a des ecoles d'oit l'on doit bannir la Bible, oil notre histoire est defiguree, oit Pen-seignement chretien est considers comme sectaire, A des ecoles dont la morale independanle devient necessairement le caractere normal. Priez , priez pour la Hollande, priez pour que le Seigneur lui fasse sentir le devoir et lui donne la force de resister a cette preponderance de l'impiete soi-disant moderne, qui, comme l'a si Bien montre M. Ernest Naville, en ayant la pretention et la ruse de se dire chretienne et nalionale , tend a s'assimiler l'Eglise, l'Lcole et l'}aat."

Page 82: VAN HET VOORSTEL DE BRATTW?

7G

Ook van de Nation geldt : a Aan wien veel gegeven is , van lien zal veel worden geeischt. Neen, de ergste yolks-ramp is het niet , wanneer onder de strenge tuchtroe van den vreemdeling, door de verdrukking zelve , een rationale wedergeboorte voorbereid wordt. Dit is het ergste (en mode, door Gods ontferming , Nederland er voor behoed worden !)

wanneer eene Natie, die , in de wereldgeschiedenis , een toon-beeld der zegeningen Gods op de belijdenis van het Evangelie geweest is , door eigen ontzenuwing verbastert wanneer ze,

in de ondankbaarheid van haar afval, een nationalen ziele-moord pleegt , en , eer ze het doodvonnis ondergaat , het levensregt verbeurt.

's Hage, 12 September 1867.