UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN...

170
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE Academiejaar 2010-2011 Hongerwinter, Jodenvervolging en collaboratie in de spiegel van Nederlandse leerboeken Een onderzoek naar emotionaliteit en subjectiviteit in het Nederlandse geschiedenisonderwijs Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad Master in de geschiedenis Maarten Dejonckheere Academiejaar 2010-2011 Geschiedenis Promotor: professor dr. De Wever

Transcript of UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTE

Academiejaar 2010-2011

Hongerwinter, Jodenvervolging en collaboratie in de

spiegel van Nederlandse leerboeken

Een onderzoek naar emotionaliteit en subjectiviteit in

het Nederlandse geschiedenisonderwijs

Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad

Master in de geschiedenis

Maarten Dejonckheere

Academiejaar 2010-2011

Geschiedenis

Promotor: professor dr. De Wever

Page 2: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

2

Page 3: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

3

Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende, Maarten Dejonckheere afgestudeerd Master in de Geschiedenis aan Universiteit Gent in het academiejaar 2010-2011 en auteur van de scriptie met als titel: “Hongerwinter, Jodenvervolging en collaboratie in de spiegel van Nederlandse leerboeken”. Een onderzoek naar emotionaliteit en subjectiviteit in het Nederlandse geschiedenisonderwijs. verklaart hierbij dat zij/hij geopteerd heeft voor de hierna aangestipte mogelijkheid in verband met de consultatie van haar/zijn scriptie: 0 - de scriptie mag steeds ter beschikking worden gesteld van elke aanvrager; 0 - de scriptie mag enkel ter beschikking worden gesteld met uitdrukkelijke, schriftelijke goedkeuring van de auteur (maximumduur van deze beperking: 10 jaar); 0 - de scriptie mag ter beschikking worden gesteld van een aanvrager na een wachttijd van … . . jaar (maximum 10 jaar); 0 - de scriptie mag nooit ter beschikking worden gesteld van een aanvrager (maximumduur van het verbod: 10 jaar). Elke gebruiker is te allen tijde verplicht om, wanneer van deze scriptie gebruik wordt gemaakt in het kader van wetenschappelijke en andere publicaties, een correcte en volledige bronverwijzing in de tekst op te nemen. Gent, 30/05/2011 ………………………………………( handtekening)

Page 4: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

4

Voorwoord

Ik wil graag een aantal personen van harte bedanken, omdat zij me met raad en daad hebben

bijgestaan bij het maken van deze scriptie. Zonder hun steun, goede raad en informatie was deze

scriptie niet in deze vorm tot stand kunnen komen:

- In de eerste plaats wil ik mijn promotor, prof. dr. Bruno De Wever bedanken, voor de

boeiende en veelzijdige lessen rond de Tweede Wereldoorlog, waardoor ik me heb

vastgebeten in dit onderwerp. Daarnaast waren de vele ontmoetingen en gesprekken van

een grote meerwaarde voor dit onderzoek.

- verschillende Nederlandse personen die met het onderwerp vertrouwd waren, waaronder de

heren Kees Ribbens en Jan Jüngen in het bijzonder, hebben mij in de zoektocht naar

concretisering van de literatuur en de leerboeken door het doolhof van mogelijkheden

geleid; ook hen ben ik erkentelijk voor hun concrete hulp.

- mijn moeder was tot diep in de nacht bereid mijn scriptie na te lezen en de taalkronkels eruit

te halen.

Ten slotte zeg ik iedereen van harte dank om de verleende diensten in het kader van deze scriptie:

vrienden voor het ontlenen van literatuur, het secretariaat van de Erasmus Universiteit Amsterdam,

en zoveel meer personen die ik hier niet allemaal kan vermelden, maar bij deze niet ben vergeten.

Page 5: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

5

Inhoudsopgave

Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Inhoudstafel ............................................................................................................................................ 5 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 8 2. Handboekanalyse ......................................................................................................................... 11

2.1. Analyse van De Baets ............................................................................................................ 11

2.2. Analyseraster ......................................................................................................................... 12

2.2.1. Lectuur van het woord .................................................................................................. 13

2.2.2. Analyse van beelden ...................................................................................................... 14

2.2.3. Bewijsvoering en kwaliteitscontrole ............................................................................. 15

2.3. Pragmatische linguïstiek van Blommaert en Verschueren.................................................... 15

3. Geschiedenis van het Nederlandse schoolsysteem ..................................................................... 17

3.1. 12e eeuw tot 17e eeuw .......................................................................................................... 17

3.2. 17e eeuw tot 1900 ................................................................................................................. 18

3.3. 1901 tot 1968 ........................................................................................................................ 21

3.4. Opbouw van de mammoetwet ............................................................................................. 23

3.5. Na 1970 ................................................................................................................................. 25

4. Onderzoek 1: NSB en collaboratie ............................................................................................... 27

4.1. Wetenschappelijk kader ........................................................................................................ 27

4.1.1. Voor de inval .................................................................................................................. 27

4.1.2. Duitse inval .................................................................................................................... 29

4.1.3. Relatie tussen NSB en Duitsland.................................................................................... 32

4.1.4. Het einde in zicht ........................................................................................................... 33

4.2. Handboekanalyse .................................................................................................................. 34

4.2.1. Verklaringen .................................................................................................................. 34

4.2.1.1. De NSB en de Vijfde Colonne ................................................................................ 34

4.2.1.2. Rol in Jodenvervolging en collaboratie .................................................................. 36

4.2.2. Beschrijvingen ............................................................................................................... 39

4.2.2.1. Politiek NSB ........................................................................................................... 39

4.2.2.2. Figuur Mussert ....................................................................................................... 43

4.2.3. Terminologie .................................................................................................................. 47

4.2.3.1. Collaboratie ........................................................................................................... 47

4.2.4. Leerstofkeuze ................................................................................................................ 51

4.2.4.1. NSB voor WO II ...................................................................................................... 51

4.2.4.2. NSB tijdens WO II .................................................................................................. 52

4.2.4.3. NSB na WO II.......................................................................................................... 54

4.2.5. Beeldmateriaal .............................................................................................................. 58

4.3. Algemene conclusie ............................................................................................................... 68

Page 6: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

6

5. Onderzoek 2: Jodenvervolging ..................................................................................................... 71

5.1. Wetenschappelijk kader ........................................................................................................ 71

5.1.1. Voor de Tweede Wereldoorlog ..................................................................................... 72

5.1.2. Inval van Duitsland ........................................................................................................ 73

5.1.3. Deportatie begint met een ster ..................................................................................... 76

5.1.4. “Alle wegen leiden door Westerbork” .......................................................................... 78

5.2. Handboekanalyse .................................................................................................................. 79

5.2.1. Verklaringen .................................................................................................................. 79

5.2.1.1. De Februaristaking ................................................................................................. 79

5.2.2. Beschrijvingen ............................................................................................................... 82

5.2.2.1. Benaming concentratie- en uitroeiingskampen .................................................... 82

5.2.3. Terminologie .................................................................................................................. 84

5.2.3.1. “Onze” joden ......................................................................................................... 84

5.2.4. Leerstofkeuze ................................................................................................................ 88

5.2.4.1. Het proces van de Jodenvervolging ....................................................................... 88

5.2.5. Beeldmateriaal .............................................................................................................. 93

5.3. Algemene conclusie ............................................................................................................. 100

6. Onderzoek 3: Hongerwinter ....................................................................................................... 103

6.1. Wetenschappelijk kader ...................................................................................................... 103

6.1.1. Voedselpolitiek 1940 – september 1944 ..................................................................... 103

6.1.1.1. Maatregelen vóór de bezetting ........................................................................... 103

6.1.1.2. Het menu in de Tweede Wereldoorlog voor de Hongerwinter .......................... 104

6.1.1.3. De praktijk: de verdeling van het beschikbare voedsel ....................................... 105

6.1.2. Voedselpolitiek tijdens Hongerwinter (09/1944 – 05/1945) ...................................... 107

6.1.2.1. Oorzaken van de Hongerwinter .......................................................................... 107

6.1.2.1.1. Mislukking operatie Market Garden ................................................................ 107

6.1.2.1.2. De spoorwegstaking ......................................................................................... 108

6.1.2.1.3. Strenge winter 1944-1945 ................................................................................ 109

6.1.2.2. Distributie en Centrale Keukens .......................................................................... 110

6.1.2.3. Het menu in de Tweede Wereldoorlog tijdens de Hongerwinter ....................... 111

6.1.2.4. Verloop van de voedselbevoorrading tijdens de Hongerwinter ......................... 112

6.2. Handboekanalyse ................................................................................................................ 114

6.2.1. Verklaringen ................................................................................................................ 114

6.2.1.1. Oorzaken Hongerwinter ...................................................................................... 114

6.2.2. Beschrijvingen ............................................................................................................. 119

6.2.2.1. Menu tijdens de Hongerwinter ........................................................................... 119

6.2.2.2. Hongertochten .................................................................................................... 121

6.2.3. Terminologie ................................................................................................................ 124

6.2.3.1. Hongerwinter....................................................................................................... 124

6.2.4. Leerstofkeuze .............................................................................................................. 127

6.2.4.1. Duits embargo op binnenscheepvaart ................................................................ 127

6.2.4.2. Centrale Keukens ................................................................................................. 128

6.2.4.3. Dodencijfer .......................................................................................................... 129

6.2.5. Beeldmateriaal ............................................................................................................ 133

6.3. Algemene conclusie ............................................................................................................. 139

Page 7: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

7

7. Besluit .......................................................................................................................................... 142

7.1. Besluit .................................................................................................................................. 142

7.2. Verdere onderzoeksvragen ................................................................................................. 145

8. Bronnen ....................................................................................................................................... 146

8.1. Wetenschappelijke literatuur ........................................................................................... 146

8.2. Leerboeken .......................................................................................................................... 148

8.3. Foto’s ................................................................................................................................... 156

9. Bijlagen ........................................................................................................................................ 157

Page 8: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

8

1. Inleiding

Nederland en de Tweede Wereldoorlog: collaboratie, Jodenvervolging, de Hongerwinter. Menig

Nederlander denkt meteen aan de horrorverhalen van sabotage, executies en bloembollen. Deze

thema’s raken de Nederlandse bevolking emotioneel, wanneer men over de periode mei 1940-mei

1945 spreekt.

De collaboratie en de NSB zijn in Nederland na de Tweede Wereldoorlog

niet zo’n uitgesproken maatschappelijk discussiepunt geweest als in België.

Doorheen de Tweede Wereldoorlog was de collaboratie minder zichtbaar in

Nederland en ook na de Tweede Wereldoorlog was er amper verdeeldheid

over de berechting van collaborateurs. Men trok als één volk vooruit, op

naar de naoorlogse periode. Nederland heeft dan ook niet te maken gehad

met een zogeheten Flamenpolitik. Nederland was/is (en zag/ziet vooral

zichzelf als) een land met een tolerantiegeschiedenis. Diverse

bevolkingsgroepen werden doorheen de eeuwen openlijk ontvangen:

beschuldigden van hekserij, wetenschappers, agnosten, joden, … Daarom

ontstaat na de Tweede Wereldoorlog het ongeloof over de ‘kleine groep’

collaborateurs, die samen met de Duitsers jacht maakten op de joodse gemeenschap. Een aantal

figuren na de Tweede Wereldoorlog stonden voor de Nederlanders symbool voor het ‘kwaad’ van

het nationaalsocialisme, zoals Florentine Rost van Tonningen, echtgenote van de NSB’er en

antisemiet Meinoud Rost van Tonningen.

De Jodenvervolging is een ander voorbeeld van een gevoelige

discussie in de Nederlandse historiografie. Meer dan 100 000

Nederlandse joden vonden de dood in concentratie- en

uitroeiingskampen, een dodenpercentage dat dicht aanleunt bij

Oost-Europese landen en ver verwijderd is van West-Europese

gemiddelden. Pas in de jaren ’80 wordt openlijk de vraag gesteld

waarom er zoveel Joden werden vermoord in een land dat zich

profileert als tolerant en toegankelijk. De herinneringscultus rond

de Jodenvervolging is in Nederland ook veel groter dan in België,

met bv. Anne Frank als wereldwijd bekend symbool voor de joodse onderdrukking, met het

monument in Amsterdam ter herinnering aan het voormalig joodse weeshuis, …

De Hongerwinter trof voornamelijk het Westen van Nederland, maar

staat symbool voor het ultieme lijden van de bevolking onder het juk

van de Duitse bezetter. Deze laatste West-Europese hongersnood

maakte tussen de 15 000 en de 20 000 slachtoffers over een periode

van acht maanden (februari 1944 – mei 1945). Van actrice Audrey

Hepburn is bekend dat zij de Hongerwinter op o.a. bloembollen heeft

overleefd. In de Nederlandse historiografie bestond er tot midden jaren

’80 geen grote discussie over de Hongerwinter, tot Trienekens zijn

Het voormalig joodse weeshuis in Amsterdam, aangegeven op het marktplein.

Florentine Rost van Tonningen tijdens de TV-reeks Het Zwarte Schaap in 2000

Kind tijdens de Hongerwinter

Page 9: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

9

ophefmakende werk Tussen ons volk en de honger1 publiceerde. Daarin staat o.a. te lezen dat, indien

de West-Nederlandse bevolking het voedsel eerlijk had verdeeld, er misschien niemand moest

omkomen van de honger. Hierop kwam veel reactie, maar de discussie was geopend.

Deze scriptie is een zoektocht naar de informatie die in de leerboeken van 1946 tot 1996 wordt

meegegeven aan de leerlingen van de hogere graden in Nederland en naar de bewuste en

onbewuste uitingen van een bepaalde overtuiging die hieruit spreekt. Ik heb mijn onderzoek gevoerd

op leerboeken die gebruikt werden in de hogere richtingen (gymnasium, lyceum, atheneum, HBS,

VWO en HAVO), omdat deze leerboeken inhoudelijk ook het meest te bieden hebben. Het is mijn

bedoeling de aanpak van deze drie thema’s uitgebreid te schetsen via een analyse van de leerteksten

en de beelden in de bestaande leerboeken. Vooral de collaboratie en de NSB werden nog nooit

geanalyseerd: “Overzichtelijk inzicht in hoe de ‘foute sector’ is verwoord en verbeeld in het onderwijs

over de Tweede Wereldoorlog, is er evenmin” - Dienke Hondius, 20102

Voor deze handboekanalyse gebruik ik het model van Antoon De Baets3, aangepast aan de vragen en

mogelijkheden die voorhanden zijn over de collaboratie. Naast deze algemene schets behandel ik

ook op secundair, niet-dominant niveau het taalgebruik van de leerboeken. Hiervoor baseer ik mij op

het standaardwerk van Verschueren en Blommaert, Debating Diversity4, waarin ze dieper ingaan op

de pragmatische linguïstiek.

Uiteindelijk toets ik mijn bevindingen ook aan het werk van Dienke Hondius, die in haar boek

Oorlogslessen5 de maatschappelijke evolutie schetst rond vnl. de collaboratie en de Jodenvervolging.

In dit werk tracht ze met succes de lessen in het onderwijs met als thema ‘de Tweede Wereldoorlog’

te kaderen binnen een veranderende maatschappij. Hierbij kijkt ze naar spreekbeurten, uitstappen,

televisieseries en ook leerboeken, zij het op een minimaal niveau. In tegenstelling tot Hondius kijk ik

naar verschillende aspecten van de aangeboden informatie in de leerboeken (verklaringen,

beschrijvingen, terminologie, leerstofkeuze en beeldmateriaal), waarbij ik telkens op bepaalde

gebeurtenissen of evoluties focus.

Ik hoop met dit werk een stap te zetten in de richting van verder onderzoek van de Nederlandse

leerboeken over deze thema’s.

1 TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht

1985, 537 p. 2 HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010,

pg. 26 3 DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de

publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, 3 vol. 4 BLOMMAERT, j. e.a., Debating Diversity. Analysing the discourse of tolerance, Routledge, Londen, 1998, 233

pg. 5 HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010,

383 pg.

Page 10: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

10

Om het eigene van de cultuur te demonstreren wordt cultureel erfgoed geconserveerd, gerestaureerd,

verdonkeremaand, uitgevonden en betwist. - Maria Grever en Kees Ribbens, 20076

6 GREVER, M. e.a., Nationale identiteit en meervoudig verleden, Amsterdam University Press, Amsterdam,

2007, pg. 14

Page 11: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

11

2. Handboekanalyse

Mijn handboekanalyse is geïnspireerd op de analyse van Antoon De Baets7, die in 1988 een analyse

deed over de beeldvorming over niet-westerse culturen. Daarnaast pas ik op secundair niveau de

pragmatische linguïstiek toe van Blommaert en Verschueren8, waardoor ik tracht te achterhalen wat

men op diverse niveaus wil zeggen met een bepaalde tekst, zin of uitspraak.

2.1. Analyse van De Baets

In de scriptie focus ik me op een kwalitatieve aanpak, aangezien de kwantitatieve

onderzoeksmethode niet aangewezen is voor deze scriptie. Johan Galtung vat ze als volgt samen9:

Kwalitatieve analyse Kwantitatieve analyse

Wat wordt gecodeerd?

latente bedoelingen

manifeste inhoud

Theoretische relevantie

hoog

laag

Intro- en intersubjectieve betrouwbaarheid

laag

hoog

De Baets verkiest een samensmelting van de twee: “Vrijwel altijd wordt gepleit voor één of andere

mengvorm die de voordelen van beide combineert en de nadelen van beide tracht uit te sluiten. Of de

mengvorm dan een (versoepeld) kwantitatief dan wel een (verstrengd) kwantitatief accent krijgt,

hangt af van factoren zoals de aard van het bronnenmateriaal en van de probleemstelling.”10 Doordat

ik vooral op zoek ga naar de interne en informatieve evolutie binnen de leerboeken, is hier een

dominant kwalitatief onderzoek aangewezen. Daarnaast focus ik in een aantal hoofdstukken op

kwantitatieve aspecten zoals veel voorkomend beeldmateriaal.

Waarom focus ik in deze scriptie op subjectiviteit en emotionaliteit? Ze zijn beide dimensies van de

opinie van de leerboekauteur. De Baets omschrijft hoe deze aspecten voorkomen in de leerboeken:

“Ze kunnen overal en in gevarieerde vormen opduiken en actief zijn, zowel in de manifeste inhoud van

het boek als meer latent in de wijze waarop iets beschreven of verklaard wordt, of in de wijze waarop

termen en leerstof gekozen en gepresenteerd worden. Context, emotionele ondertoon, verborgen

waardeoordelen, onbewuste gevoelens spelen een grote rol en moeten via analyse geïnterpreteerd

worden. Het is duidelijk dat een kwalitatieve benadering daar het best geschikt voor is.”11

7 DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de

publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, pg. 125-147 8 BLOMMAERT, j. e.a., Debating Diversity. Analysing the discourse of tolerance, Routledge, Londen, 1998, 233

pg. 9 Ibidem, pg. 128-129

10 Ibidem, pg. 129

11 Ibidem, pg. 129

Page 12: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

12

2.2. Analyseraster

Nadat de onderzoekshypothese vastgelegd is, kan men deze inplanten in een breed analyseraster,

waarbij men op verschillende categoriale aspecten van het onderzoek focust. De opgestelde

categorieën moeten volgens De Baets aan enkele voorwaarden voldoen: “ze moeten precies zijn, niet

te breed en niet te eng, elkaar uitsluiten en samen de hypothese exhaustief bestrijken. Ze dienen ook

aangepast te zijn aan de empirische inhoud van het te onderzoeken materiaal. Ze moeten zo

onbevooroordeeld mogelijk geformuleerd zijn.”12 Door deze eisen ontstaat een gestructureerde,

deductieve manier van werken, waardoor de lezer en andere vorsers de normen en oordelen van de

analist beter kunnen evalueren. Ook wordt de kans verkleind dat twee analisten met hetzelfde

onderzoek en dezelfde categorieën tot dezelfde conclusie komen.

Het analyseraster dat ik zal gebruiken bij dit onderzoek ziet er als volgt uit:

1. Verklaringen

1.1. Wordt er bij het zoeken naar verklaringen gezocht naar één of meerdere schuldigen?

1.2. Wordt er bij het zoeken naar verklaringen gezocht naar fouten bij zichzelf?

1.3. Is er een evolutie merkbaar in het zoeken naar verklaringen?

2. Beschrijvingen

2.1. Worden er overdreven vereenvoudigingen gemaakt?

3. Terminologie

3.1. Hoe worden volgende begrippen gedefinieerd: concentratiekampen, collaboratie,

Hongerwinter?

3.2. Is de terminologie waardegeladen in emotionele zin?

3.3. Worden er emotionele gekleurde tweedelingen (goed/slecht, wij/zij, …) gebruikt?

4. Leerstofkeuze

4.1. Gebeurt de selectie van ‘belangrijke’ data, gebeurtenissen en personen op emotionele

basis?

4.2. Welke thema’s worden behandeld en welke niet, en hoe (on)evenwichtig wordt

daardoor de leerstof?

5. Beeldmateriaal

5.1. Verbergt het beeldmateriaal emotionaliteit?

5.2. Welke beelden komen regelmatig terug?

5.3. Is er een evolutie bij de beschrijving van het beeldmateriaal?

5.4. Is er een verschil in gebruikt beeldmateriaal naargelang het thema?

Als tweede stap gaat men met dat raster van categorieën de tekst benaderen. Het omvat het

grootste deel van de probleemstelling, namelijk hoe de beeldvorming over nationaal gebonden

thema’s van de Tweede Wereldoorlog in Nederland tot stand komt.

12

DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, pg. 130-131

Page 13: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

13

De Baets geeft uitleg bij het doel van de eerste vier rubrieken: “Rubriek 1 tot 4 houdt zich bezig met

de uitrafeling van de meeste voorkomende dimensie van de beeldvorming in het proces van

kennisverwerving. Elke rubriek behandelt één fase van de kenniswerving:”13

1) Rubriek 1 tast het emotionele gehalte af van de verklaringen die leerboekauteurs bieden.

2) Rubriek 2 doet hetzelfde voor hun beschrijvingen.

3) Rubriek 3 doet hetzelfde voor hun concepten.

4) Rubriek 4 bekijkt hoe er keuzes in de leerstof worden gemaakt en is met opzet ingelast opdat

in de analyse het totaalbeeld op de leerboeken niet zou verloren gaan.

Met deze rubrieken kunnen we informatie verzamelen over de emotionele waarde die in de leerstof

aanwezig is. Maar daarnaast is het aangeraden om ook beeldmateriaal te bespreken. De

meerwaarde van beeldmateriaal voor het geheugen is dat het toegankelijk en vlot herinnerbaar is.

Daarom is het belangrijk om ook hierop dieper in te gaan en te onderzoeken in welke mate men

emotioneel en subjectief beeldmateriaal gebruikt in de leerboeken.

Toch waarschuwt De Baets voor mogelijke overlappingen in het analyseraster: ”Het is de bedoeling

om de thema’s die in de leerboeken aan bod komen categorie per categorie te bespreken, maar

overlapping zal hier en daar voorkomen. Men kan bijvoorbeeld moeilijk verklaren zonder

beschrijven.”14 Ook zal ik de subvragen niet apart behandelen, maar maken ze onderdeel uit van de

grotere thema’s (verklaringen, beschrijvingen, …).

2.2.1. Lectuur van het woord

Woord: de tekst – we moeten uitmaken welke hoeveelheid tekst we als analyse-eenheid en als

registratie-eenheid beschouwen.

De analyse wordt toegepast op het geheel van teksten gevormd door een leerboek met zijn

eventuele herdrukken. Het is het basispakket leerstof waarover de leerkracht en, na aftrek van

handleidingen, de leerling in principe beschikt. Werkboeken en verdiepingsteksten achteraan een

bepaald hoofdstuk komen weinig of niet aan bod in mijn analyse, aangezien ze niet gekaderd kunnen

worden in de kernleerstof van de leerboeken.

De Baets spreekt over de ‘registratie-eenheid’ waarop het onderzoek wordt toegepast. Hij vat dit als

volgt samen: “Het is erg moeilijk precies te zeggen wat een ‘passage’ is, omdat ze afhangt van de

context waarin ze vervat zit. We omschrijven een passage zoals Gilbert Rist: het tekstfragment,

gaande van één zin tot één alinea, dat min of meer op zichzelf begrijpelijk is, zonder de noodzaak van

een bredere context. De lengte van een passage en het aantal passages in verband met een bepaald

thema hebben vaak niets te maken met het belang dat de auteur aan dat thema hecht: didactische

bekommernis voor herhaling kan zijn eerste zorg zijn.”15

13

DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, pg. 133 14

Ibidem, pg. 134 15

Ibidem, pg. 139-140

Page 14: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

14

Daarnaast zijn er ook nog twee andere mogelijke problemen: de representativiteit en het statuut van

de passages. Aangezien het grote aantal onderzochte leerboeken (118 in totaal, zie grafiek), was het

niet mogelijk om alle relevante passages op te nemen in het onderzoek. Wanneer er een overaanbod

is, worden alleen de meeste representatieve en de meeste opmerkelijke passages geciteerd.

Grafiek 1: aantal geanalyseerde leerboeken per jaar, met een totaal van 118 tussen 1946 en 1996.

Toch blijven er een aantal minpunten aan leerboekanalyse: men blijft afhankelijk van het

uitgangspunt en de eerlijkheid van de analist. De analist zelf staat ook voor problemen: in hoeverre is

een bepaalde zin werkelijk subjectief en emotioneel getint? Volgens De Baets is dit een probleem

waar de wetenschap dagelijks mee te maken heeft: “De mate van subjectiviteit die ligt in de bepaling

of de passage representatief is voor het leerboek of voor wat de auteur denkt, of niet, vormt het

probleem van elke wetenschapper die met bronnen wordt geconfronteerd.”16 Wanneer de analist

uitgaat van een objectieve werkwijze en dit ook weerspiegelt in zijn onderzoek door bronvermelding

en duiding, hoeft de frequent gehoorde bewering dat men alles kan bewijzen, niet waar te zijn.

2.2.2. Analyse van beelden

“Een beeld zegt meer dan duizend woorden” is een gevleugelde uitspraak uit de didactiek.

Beeldmateriaal is heel gevarieerd (foto’s, karikaturen, tekeningen/grafisch materiaal, schematische

beelden, … Vooral van iconografie wordt verondersteld dat ze zeer veel bijdraagt tot beïnvloeding

van de lezer. De Baets oordeelt dat beelden soms een grotere impact hebben dan lesteksten:

“Sommigen beweren zelfs dat ze diepere indrukken nalaat dan woorden, omdat ze minder abstract is

en als zodanig makkelijker tot onze aandacht en ons geheugen doordringt dan een uniform relaas.”17

Wanneer iemand in een leerboek kijkt dat hij vroeger heeft vastgehad tijdens een les, zal hij zich

gemakkelijker de iconografie herinneren dan bepaalde lesteksten.

16

DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, pg. 140 17

Ibidem, pg. 141

0

1

2

3

4

5

6

19

46

19

49

19

52

19

55

19

58

19

61

19

64

19

67

19

70

19

73

19

76

19

79

19

82

19

85

19

88

19

91

19

94

Geanalyseerde leerboeken per jaar

Aantal leerboeken

Page 15: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

15

Om vat te krijgen op het wezen en de betekenis van beelden en om ons te wapenen tegen

kijkvervlakking, ontwikkelden we een klein observatiemiddel voor beeldmateriaal, op basis van een

aantal studies, waarin hier en daar semiotische verworvenheden waren verwerkt:

1) Inhoud van het beeld: totaalbeeld, structuur van het beeld, details (personages, …), het niet-

afgebeelde, het gesuggereerde.

2) Uitleg bij het beeld: titel, bijschrift, opdrachten, beeld zonder uitleg.

2.2.3. Bewijsvoering en kwaliteitscontrole

Onze aanpak leverde nog twee concrete problemen op: de bewijsvoering van beweringen en de

kwaliteitscontrole van leerboekinformatie. Wanneer is een conclusie van een analist ‘bewezen’? Puur

analyseren door het citeren van leerboekuittreksels kunnen onmogelijk tot goed gestaafde

beweringen leiden. Daarom is het ook belangrijk om deze leerboekuittreksels te kaderen binnen een

maatschappelijke context. Hiervoor gebruik ik o.a. het boek van Hondius, Oorlogslessen, aangezien

dit boek zeer diep ingaat op de evolutie van lessen rond het thema ‘de Tweede Wereldoorlog’ en

daarbij redeneert vanuit verschillende invalshoeken, zodat een uitgebreid maatschappijbeeld

ontstaat. Desondanks worden trendafwijkingen binnen de leerboeken nog altijd het best gestaafd

door fragmenten uit de leerboeken zelf. De uittreksels uit de leerboeken geven de basis weer, het

kader waarin dit voorkomt wordt gesterkt door externe factoren zoals maatschappelijke

veranderingen, wetenschappelijke publicaties of externe gebeurtenissen. Daarom lijkt het me

aangewezen een chronologisch verloop weer te geven, waarbij een mogelijke evolutie in het

objectief en kritisch denken kan opgemerkt worden.

Ik heb mijn onderzoek gevoerd op leerboeken die gebruikt werden in de hogere richtingen

(gymnasium, lyceum, atheneum, HBS, VWO en HAVO), omdat in de hogere jaren het inhoudelijk

aanbod in de leerboeken het grootst is en daarin dus ook het meest relevante studiemateriaal te

vinden is.

2.3. Pragmatische linguïstiek van Blommaert en Verschueren

Het boek van Blommaert en Verschueren, Debating Diversity, verschaft ons de nodige inkijk in de

pragmatische linguïstiek, een methode die gebruik maakt van discoursgerichte werkinstrumenten.

Blommaert en Verschueren focussen vooral op het verschil tussen verschillende culturen en de

verwoorde typering daarvan, wat ervoor zorgt dat dit model niet in zijn geheel bruikbaar is voor deze

scriptie. Maar anderzijds geven ze via een aantal werkinstrumenten mee hoe taal meer kan zeggen

dan wat er werkelijk staat. In het kader van deze scriptie, lijkt me deze visie dan wel weer zeer nuttig

en toepasbaar, zij het op secundair niveau: de kwalitatieve handboekanalyse blijft primair.

Verbeke geeft in zijn scriptie de volgende definitie: “Pragmatische linguïstiek als methode kan

gedefinieerd worden als een algemeen en functioneel perspectief op (elk aspect van) de taal,

waarmee wordt bedoeld dat men de taal gaat benaderen, rekening houdende met de volledige

complexiteit van het cognitieve, sociale, en culturele (lees: betekenisvolle) functioneren in het

Page 16: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

16

leven.”18 De bedoeling van deze door Blommaert bedachte werkinstrumenten is het achterhalen van

het algemene referentiekader betreffende een ideologie die als normaal wordt beschouwd. Dat

verklaart volgens Blommaert dat dit referentiekader niet echt zichtbaar is voor de leden van de groep

en bijgevolg ook zelden wordt in vraag gesteld. Geruggensteund door de praktijk van het lesgeven,

kan ik deze stelling onderbouwen.

Blommaert vertrekt vanuit een aantal vooronderstellingen, waaronder de vooronderstelling dat

kennisbeelden en conceptuele gewoonten gereflecteerd worden in het gedrag van taalgebruikers en

hun manieren van communicatie naast retorische gewoontes. Daarbij gaat Blommaert eveneens uit

van het idee dat elke vorm van communicatie in meer of mindere mate een verborgen betekenisvol

systeem verbergt dat de betekenis in zich draagt van wat wordt gezegd. Er zijn drie bruikbare

werkinstrumenten19:

1) Woordpatronen- en strategieën: woorden en structuren zijn niet betekenisvol op hun eigen

manier. Betekenis ontleent zich aan de grammaticale een lexicale keuze die taalgebruikers

maken uit het scala van mogelijke keuzes met betrekking tot onderwerp, materiaal en context.

Bijvoorbeeld, als landbouwdemonstraties in Brussel, onafhankelijk van de schade die wordt

aangericht in de stad, systematisch worden aangeduid als "landbouwdemonstraties", terwijl

"migrantenrellen" consequent gebruikt wordt bij het beschrijven van een groep van

migrantenjongeren die protesteren tegen het politiegeweld in de straten van Brussel en hier en

daar een raam breken, is dit patroon van woordkeuze betekenisvol. Ondanks het feit dat de

twee soorten gebeurtenissen veel gemeenschappelijke kenmerken bevatten (de

ontevredenheid van een sociale groep, het publiek uiten van protest, het gebrek aan respect

voor publiek en privé-eigendom), wordt de eerste duidelijk geplaatst - en bewaard - in een

frame van gewettigde sociale actie, terwijl de tweede een veroordeling in zich draagt, enkel

door het fenomeen op die wijze te benoemen.

2) Presupposities en lokale dragers van impliciete informatie: de types van betrokkenheid en

vooronderstelling van reeds genoemde constructies. Vb.: wanneer een groep van goedbedoelde

sociale wetenschappers een symposium onder de titel "Naar een leefbare multiculturele

gemeente" organiseert, bevat deze schijnbaar onschuldige vorm van meningsuiting interessante

implicaties. De combinatie van het beginwoord "naar" met de expliciete beschrijving van het

eindproduct van het proces, "leefbaar", impliceert een ontkenning van de leefbaarheid van de

multiculturele gemeenten zoals ze nu zijn, of zoals ze zouden blijven, zonder speciale

maatregelen.

3) ‘Globale mening’-constructies: met dit begrip worden de algemeen aanvaarde systemen waarop

bepaalde denkwijzen, vaak argumentaties gestoeld zijn. De manier waarop (expliciete en

impliciete) betekenissen gecombineerd zijn in bijvoorbeeld patronen van argumentatie, is net zo

belangrijk als de betekenis van individuele uitingen of de som daarvan. De vrij algemene of

globale patronen die we opsporen, is wat we zullen aanduiden als een proces van systematische

problematisering, zoals documenten die steevast beginnen met zinnen als "niemand kan

ontkennen dat de aanwezigheid van buitenlanders in ons land problemen veroorzaakt".

18

VERBEKE, E., Beeldvorming van de Arabisch-Islamitische wereld in Vlaamse leerboeken geschiedenis van 1979 tot nu: buffer tegen groeiend islamofobie?, scriptie, 2008, pg. 85 19

BLOMMAERT, j. e.a., Debating Diversity. Analysing the discourse of tolerance, Routledge, Londen, 1998, pg. 33-34

Page 17: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

17

3. Geschiedenis van het Nederlandse schoolsysteem

3.1. 12e eeuw tot 17e eeuw

De geschiedenis van het Nederlandse schoolsysteem begint pas aan het einde van de 12e eeuw,

aangezien in 1179 het derde Lateraans concilie meldt dat er aan alle parochiekerken

onderwijsinstituten verbonden moeten worden.20 Het merendeel van de leerlingen (tussen 7 en 12

jaar) volgt dit onderwijs dan ook met de bedoeling een kerkelijk ambt te vervullen.

leeftijd 12

11 vervolg parochieschool

10

9

8 parochieschool

7

Schema 1: Het Nederlandse schoolsysteem van ongeveer 1200 tot 140021.

Tot de 15e-16e eeuw blijft de school een dominant kerkgerichte instelling. Door de verstedelijking en

het groeiend handelsperspectief in Nederland wordt naast het Latijn ook de nadruk gelegd op de

moedertaal en wiskunde.

Op het einde van de 16e eeuw kan men over een aantal schooltypes spreken22:

- Enerzijds heeft men de dorpsschool, waar kinderen tussen 5 en 10 jaar Latijnse en Dietse les

volgen.

- Anderzijds richten de stadsscholen (Grote Scholen) zich op jongens tussen 10 en 15 jaar.

Deze zogenaamde scholen bereidt de leerlingen tussen acht en tien jaar (onderbouw) voor

op het onderwijs in het Latijn (bovenbouw). Sommige scholen bieden nog twee kopklassen

aan met een nadruk op de filosofische vorming. Dit geldt als een vervanging voor het in

Nederland afwezige academisch onderwijs. Wie wil verder studeren, moet uitwijken naar het

buitenland23.

- Op de Franse school ligt de nadruk op het handelsonderwijs door de toenemende

handelsbetrekkingen. Naast vakken als Latijn en rekenen wordt ook het Frans onderwezen,

aangezien door de Bourgondische veroveringen in de 15e eeuw het Latijn als handelstaal

geleidelijk aan wordt vervangen door het Frans24. De school richt zich op leerlingen van 10

tot 15 jaar, met twee voorbereidingsjaren voor de leeftijd van 8 tot 10 jaar.

20

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 15 21

Ibidem, pg. 20 22

Ibidem, pg. 26 23

Ibidem, pg. 27 24

Ibidem, pg. 29

Page 18: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

18

- Daarnaast is er ook een beroepsgericht onderwijs, georganiseerd door de ambachtelijke en

koopmansmiddenstand in de steden, maar dit beroepsgericht onderwijs vindt in de praktijk

plaats en niet onder een instelling.

leeftijd 17

16 kopklassen Latijnse school

15

14

13 bovenbouw Latijnse school Franse school

12

11

10

9 onderbouw Latijnse school onderbouw Franse school

8

7

6 bijschool kleine-kinderschool

5

Schema 2: Het Nederlandse schoolsysteem van ongeveer 1400 tot 160025.

3.2. 17e eeuw tot 1900

Doorheen de 17e, 18e en 19e eeuw ondergaat het Nederlandse onderwijs een gestage verbreding.

Alle scholen worden voorafgegaan door zogenoemde kleine-kinderscholen, gericht op de leeftijd van

4 en 5 jaar. In deze klassen wordt voornamelijk gezongen en godsdienstige teksten opgezegd. De

zogenaamde voorbereidingsjaren voor de leeftijd van 8 tot 10 jaar groeien uit tot een lagere

schoolperiode voor de leeftijd van 6 tot 10 jaar, waarbij lezen en schrijven de belangrijkste bezigheid

is. In de Latijnse school wordt vanaf 10 jaar diverse vakken onderwezen zoals wiskunde,

aardrijkskunde, geschiedenis en minstens 1 vreemde taal. De Latijnse school vormt zich geleidelijk

aan tot een elitaire instelling en bereidt de leerlingen voor op een academische studie. Onder invloed

van de Reformatie zal de Latijnse school zich geleidelijk ontwikkelen tot een calvinistische instelling.

Door het gebrek aan onderwijsinstellingen voor ambachten en kooplieden (beroepsonderwijs) blijft

de Franse school de enige geïnstitutionaliseerde vorm hiervan. Maar geleidelijk zien we aan de

universiteiten en havensteden opleidingen ontstaan voor o.a. technici en mariniers. Door een

combinatie van diverse factoren (stijgende werkloosheid eind 17e eeuw, weinig jobaansluiting voor

academici, …)26 wordt het onderwijs begin 18e eeuw meer praktisch gericht. Teken- en naaischolen

worden opgericht, de Franse school krijgt een uitbreiding van het onderwijsprogramma: vakken als

aardrijkskunde, natuurkennis en geschiedenis kennen hun ingang in de onderwijsinstelling, waardoor

de Franse school de Latijnse school zal overvleugelen door zijn meer beroepsgericht onderwijs.

25

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 31 26

Ibidem, pg. 47

Page 19: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

19

leeftijd 21

20 hogeschool

19

18

17 hogeschool

16

15 Franse school

14 vakonderwijs

13 Latijnse school

12

11

10 Franse school

9

8 bijschool

bijschool armenschool

7

6

5

bijschool kleine kinderschool

4

Schema 3: Het Nederlandse schoolsysteem van ongeveer 1600 tot ±185027.

Maar door de agrarisch-commerciële samenleving die Nederland in het begin van de 19e eeuw nog

is28, kent het voortgezet en vakonderwijs geen groot succes. Lager onderwijs blijkt voor de meeste

Nederlanders voldoende. In 1825 tellen de 2624 lagere schoolinstituten in Nederland ruim 65% van

de kinderen tussen 6 en 11 jaar29. Dat niet iedereen naar school gaat heeft te maken met diverse

factoren: er is in de 19e eeuw nog geen leerplicht, het voortgezet onderwijs is niet gratis en niet

iedereen is in staat deze prijs te betalen. Ouders stellen zich tevreden met het feit dat hun kind al kan

lezen en schrijven. Het voortgezet onderwijs (algemeen en beroepsgericht) kent geen navolging: de

landbouw- en nijverheidssector gaan er van uit dat vakbekwaamheid enkel kan verkregen worden

door praktijkervaring op de werkvloer. Sommige beroepsgerichte opleidingen kennen toch enige

navolging, zoals de veeartsenijkundige school in Utrecht, die in 1835 32 studenten telt30. Ook het

voortgezet algemeen onderwijs kent maar weinig succes: in 1811 geniet slechts 1% van de kinderen

tussen 12 en 17 jaar van onderwijs in de Latijnse school en 3% van de kinderen tussen 12 en 15 jaar

volgen de Franse school31.

27

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 37 28

Ibidem, pg. 57 29

Ibidem, pg. 61 30

OFFRINGA, C., ’s Rijksveeartsenijschool, veeartsenijkundige hogeschool (1821-1925), Wageningen, 1972 31

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 61

Page 20: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

20

In de tweede helft van de 19e eeuw komen er structurele veranderingen in de vraag naar arbeid.

Eerst nemen ambachten in belang toe (van 23,9% in 1849 naar 31,1% in 1899), later zal ook de

industrie aan belang toenemen. Hierdoor komt het beroepsgericht onderwijs op de voorgrond. In

1863 beveelt de wet op het middelbaar onderwijs een aantal gemeenten om theoretisch -

georiënteerd beroepsonderwijs op te richten.

Het aantal ingeschrevenen in landbouwonderwijs neemt slechts met mondjesmaat toe32. De

landbouw heeft aanvankelijk ook geen behoefte aan geschoolde arbeiders. Maar vanaf 1875 valt er

een duidelijke specialisering op te merken met takken als tuinbouw, bemesting, dierkunde en

zuivelbereiding33. Enkel het handelsonderwijs komt maar niet van de grond. Nog hardnekkiger dan in

de landbouwsector is men er van overtuigd dat kennis enkel kan worden opgedaan in de praktijk en

niet op de schoolbanken34. Door deze moeizame evolutie blijft het beroepsgericht onderwijs van

geringe betekenis.

Ook in het begin van de 20e eeuw is de doorstroom naar het voortgezet onderwijs heel laag (4%)35.

Dodde meldt dat dit te wijten is aan een drietal factoren36:

- De Nederlandse agrarisch-commerciële samenleving heeft geen behoefte aan deze vorm van

onderwijs.

- De financiële drempel van onder anderen het gymnasium en de hogere burgerschool (hbs)

doet leerlingen afhaken.

- Er is protestants-christelijk verzet tegen deze “wereldse dwaasheid van een hooghartig

intellectualisme”37. Hierdoor zullen er vanaf 1901 religieus gerichte scholen opgericht

worden38.

De verschillende scholen van het voortgezet onderwijs hebben een gelijksoortige inhoud. Algemeen

worden vakken als taal, rekenen, aardrijkskunde, geschiedenis en expressie (tekenen en zingen)

gegeven. In het MULO (Meer Uitgebreid Lager Onderwijs) wordt dit uitgebreid door o.m. lessen

Frans, Duits, wiskunde, in de vijfjarige hbs krijgt men ook nog statistiek en kosmografie. Deze

veelzijdigheid aan vakken zorgt voor een ware schoolboekencultuur die vaak instellingsgericht zijn39.

32

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 74 33

Ibidem, pg. 75 34

Ibidem, pg. 76 35

Ibidem, pg. 81 36

Ibidem, pg. 81 37

VAN ESSEN, H.W., onderwijzeressen in Niemandsland, Meppel, 1985 38

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 84 39

Ibidem, pg. 83

Page 21: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

21

3.3. 1901 tot 1968

Vanaf het begin van de 20e eeuw neemt het belang van het beroepsonderwijs voor de industrie toe.

In 1920 bestaan er 88 ambachtsscholen met 11808 leerlingen en 19 middelbaar technische scholen

met 3213 leerlingen. In 1950 zijn er 172 ambachtsscholen met 52995 leerlingen (+474%) en 27

middelbaar technische scholen met 9505 leerlingen (+296%)40.

De industrialisering wordt gesteund door een gerichte ontwikkeling van het Nederlandse

schoolsysteem. De structuur ervan wordt opgedeeld in drie lagen:

- Lager onderwijs: bewaarscholen, instituten voor lager onderwijs en het meer uitgebreid lager

onderwijs (mulo). Opvallend is dat het mulo zich na 1920 zal losmaken van de lagere school

en de maatschappelijke plaats zal innemen van de hbs (zie verder). Deze school richt zich in

eerste instantie op kinderen van de middengroeperingen op zich voor te bereiden op een

degelijke plaats in de samenleving41.

- Middelbaar onderwijs: hbs, mms en lyceum. De hbs (hogere burgerschool) richt zich op

kennisvakken en moderne vreemde talen. De hbs is voornamelijk bedoeld voor jongens, de

meisjes volgen voortgezet onderwijs in de middelbare school voor meisjes (mms) wegens

hun “zachter karakter”. Het doel is om op te groeien tot “verstandige huishoudsters en

teedere moeders”42. Daarnaast concentreert het lyceum zich op de instelling van jonge

leerlingen43, aangezien hun filosofie inhoudt dat de lagere schooldidactiek te abrupt eindigt

bij 12 jaar. Na een opleiding van 2 jaar kan men kiezen voor de hbs, mms, of gymnasium. Ten

slotte is er een splitsing tussen het openbaar en bijzonder (zelfstandig) onderwijs: kinderen

uit de armen- en middenklasse hebben de keuze uit de twee scholen en meestal zullen meer

gegoede kinderen opteren voor het bijzonder onderwijs44.

- Hoger onderwijs: gymnasium, universiteit en hogeschool. Op het gymnasium worden vakken

als Grieks, Latijn en eventueel Hebreeuws aangeboden45. Op de universiteiten (zowel

openbaar en bijzonder) wordt o.a. geneeskunde, natuurkunde en rechtsgeleerdheid

gegeven. Hogescholen bieden meer praktisch gerichte opleidingen aan zoals veearts of

landbouwdeskundige.

Het schoolbezoek stijgt gestaag vanaf de invoering van de leerplicht in 1901. Deze houdt in dat

kinderen vanaf hun 7e levensjaar verplicht school- of huisonderwijs moeten volgen. Dit is verplicht

tot hun 13e. De late invoering van de leerplicht is te wijten aan de liberalistische opvattingen van de

landelijke overheid46. Het staat de ouders vrij hun kinderen al dan niet naar school te sturen. Nog

steeds heerst het idee dat praktijkgerichte takken zoals landbouw en nijverheid niet op school

moeten geleerd worden. Ook de financiële drempel voor vele gezinnen blijft een probleem. Ten

40

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 88-89 41

Ibidem, pg. 95 42

VAN MILLIGEM, G., Opleiding der vrouwelijke jeugd, Rotterdam, 1865 43

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 97 44

Ibidem, pg.35 45

Ibidem, pg. 97 46

Ibidem, pg. 99

Page 22: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

22

slotte heeft een diploma vooral een statusverhogend gevolg, waardoor de meerwaarde van gering

belang is.

Nochtans is in 1900 slechts 2% van de bevolking analfabeet47. In 1900 volgt slechts 7,9% van de 12-

tot 18-jarigen voortgezet onderwijs, terwijl dit in 1930 al 26,5% bedraagt. Aan de universiteit is ook

een stijging op te merken: in 1900 volgen 2936 studenten hoger onderwijs, terwijl dit in 1930 12061

studenten bedraagt (+411%).

leeftijd 23

22 universiteit

21 hogeschool

20

middelbaar beroeps-

19

onderwijs / vakonderwijs

18

uitgebreid

17

nijverheids-

16

onderwijs

15 lyceum gymnasium hbs mms (m)ulo

14 hbs

ambachts- en

13 huishouds-

12 school

11

10

buiten-

9

lagere school

gewoon

8

lagere

7

school

6

5 kleuterschool

4

Schema 4: Het Nederlandse schoolsysteem van ± 1850 tot 196848

47

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 100 48

Ibidem, pg. 65

Page 23: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

23

3.4. Opbouw van de Mammoetwet

Het blijvende beperkt aantal kinderen in het voortgezet en beroepsonderwijs blijft een probleem. De

oplossing wordt gezocht in een herziening van de structuur en inhoud van het Nederlandse

schoolsysteem. In 1903 wordt een staatscommissie aangesteld, de Ineenschakelingscommissie, en

zijn belangrijkste taak bestaat eruit om tussen de verschillende scholen voor voortgezet onderwijs

een duidelijker samenhang komt49. 7 jaar later brengen ze rapport uit en melden ze dat er op het

onderste niveau lager vormend onderwijs en lager vakonderwijs moet zijn. Vervolgens dient er

middelbaar algemeen vormend onderwijs en middelbaar vakonderwijs te komen. Ten slotte moet

het Nederlandse schoolsysteem afgerond worden met voorbereidend hoger onderwijs en hoger

onderwijs50.

Het rapport had in het begin weinig succes. Voor de Tweede Wereldoorlog worden er 9 pogingen

ondernomen om het Nederlandse onderwijs te hervormen via wetsontwerpen. Maar pas na 1945 zal

men eerst plannen maken vooraleer men een wetsvoorstel indient.

- In 1951 wordt via het onderwijsplan-Rutten51 nagegaan in welke mate het onderwijs kan

hervormd worden. Hierbij wordt aandacht besteed aan een opdeling in kleuter- en lagere

school, maar ook aan het voortgezet onderwijs dat zou opgedeeld worden in een opleiding

voor praktische intelligentie en theoretische intelligentie52. Dit plan blijft echter niet meer

dan een theoretisch basisplan.

- Meer resultaat volgt in 1955 met de Tweede Onderwijsnota53, als vervolg op het Plan-Rutten.

Het structuurplan bestaat uit kleuteronderwijs, basisonderwijs, voortgezet onderwijs en

wetenschappelijk onderwijs. De nota stelt dat deze onderwijsvoorzieningen zo goed mogelijk

op elkaar moeten zijn afgestemd54.

Kort samengevat bestaat de Tweede Onderwijsnota uit de volgende aspecten55:

- Het onderwijs wordt opgebouwd uit onderwijsinstituten: voorbereidend wetenschappelijk

onderwijs (vwo), hoger algemeen voortgezet onderwijs (havo), middelbaar algemeen

voortgezet onderwijs (mavo), lager algemeen voortgezet onderwijs (lavo), hoger

beroepsonderwijs (hbo), middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en lager beroepsonderwijs

(lbo).

- Het vwo bereidt leerlingen voor op een universitaire studie en heeft hierdoor een uitgebreid

vakkenpakket. Het wordt opgedeeld in een gymnasium, atheneum en lyceum met elk zijn

specifieke kenmerken.

- Het eerste jaar van het vwo, havo en mavo is een brugjaar tussen het lager en het voortgezet

onderwijs.

49

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 101 50

Ibidem, pg. 102 51

Ibidem, pg. 106 52

Ibidem, pg. 106-107 53

Ibidem, pg. 107 54

Ibidem, pg. 107 55

Ibidem, pg. 108-109

Page 24: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

24

- De variatie van het beroepsonderwijs is groot en vrijwel alle onderwijsinstituten voor hoger,

middelbaar en lager beroepsonderwijs hebben een cursusduur van 4 jaar.

- De splitsing van het voortgezet onderwijs in algemeen voortgezet onderwijs en

beroepsonderwijs heeft tot gevolg dat men 2 brugklassen kent: een brugklas voor het vwo,

havo en mavo en een brugklas voor het lavo en blo. Elke brugklas in een bepaald schooltype

heeft dan ook nog eens zijn eigen oriëntatie naargelang de toekomstige doorstroming van de

leerlingen. Een scholengemeenschap kan in ieder geval gezien worden als een

onderwijsinstituut waarin de overstap van het ene niveau naar het andere niveau

vereenvoudigd is: het voortgezet onderwijs bestaat uit 4 horizontale onderwijscategorieën

(vwo, havo, mavo en lavo) en 3 verticale onderwijsniveaus (lager, middelbaar en hoger

onderwijs).

Zo is er, na een omvangrijk wetsvoorstel, sinds 1963 sprake van wetgeving voor het voortgezet

algemeen onderwijs en het beroepsonderwijs, zodat het hele secundaire onderwijs onder één

onderwijsnet valt. In 1968 treedt deze wet in werking onder de befaamde naam “Mammoetwet”56.

N.L. Dodde vat het Nederlandse onderwijs in 1968 als volgt samen57: “Elke vorm van vakonderricht

dient opgenomen te zijn in een meer brede ontplooiing en ontwikkeling. De nadere uitwerking van

deze inzichten leidt tot een intellectualistische vakkensysteem. *…+ Over het algemeen is het

Nederlandse onderwijs intellectualistisch. De Mammoetwet heeft daarin geen verandering gebracht.”

leeftijd

Schema 5: Het Nederlandse schoolsysteem sinds de Mammoetwet van 196358

56

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 107 57

Ibidem, Pg. 113-114 58

Ibidem, pg. 114

Page 25: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

25

3.5. Na 1970

In de loop van de 20e eeuw vermeerdert binnen het Nederlandse schoolsysteem het aantal

onderwijsinstituten op alle niveaus, vooral onder druk van het stijgende aantal Nederlanders (5

miljoen in 1899, 15 miljoen in 1990)59. Het Nederlandse schoolsysteem kenmerkt zich door een ruime

keuze, zowel naar richting als niveau van voortgezet onderwijs. Maar de gecreëerde brugperiode na

12 jaar die in de Mammoetwet verwerkt zit, is geen groot succes. De brugklassen van mavo, havo en

vwo lossen de verwachtingen niet in en het categorale stelsel, waarbij leerlingen “per categorie”

worden samengezet, is grotendeels blijven bestaan.

Door de sociale en economische veranderingen na Wereldoorlog II worden andere denkbeelden

geformuleerd ontrent de structuur en inhoud van het Nederlandse onderwijs60. In 1975 en 1977

worden twee nota’s gepresenteerd, de Contourennota en de Vervolg-Contourennota, waarin kritiek

wordt geuit op het bestaande schoolsysteem. Zo is er een verband te merken tussen het

schoolinstituut en de sociale status van de leerlingen. Ook is er kritiek op de te leerstofgerichte

inhoud.

De doelstellingen van het vernieuwd schoolsysteem61 zijn o.a.:

- de ontplooiing van de individuele mogelijkheden van de leerlingen,

- de ontwikkeling van kennis en vaardigheden ten behoeve van verdere studie en de

uitoefening van een beroep,

- een splitsing in funderend en niet-funderend onderwijs waarin men tussen de leeftijd van 5

en 16 jaar aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de individuele en sociale aspecten van

leerlingen en na de leeftijd van 16 jaar, waarin men zich richt op de toekomstige

beroepsuitoefening.

-

Zo worden het kleuter-, lager en middenschoolonderwijs funderend en het voortgezet en

beroepsonderwijs niet-funderend genoemd.

Men probeert deze hervormingen verder te zetten onder de noemer geïntegreerd onderwijs62. De

ingewikkelde structuur van het onderwijssysteem wordt vereenvoudigd, en wel als volgt ingedeeld:

- algemeen onderwijs op scholen voor basisonderwijs voor leerlingen van 4 tot 12 jaar;

- voortgezet algemeen onderwijs op scholen voor basisvorming voor leerlingen van 12 tot 15

jaar;

- voortgezet algemeen onderwijs en beroepsoriënterend onderwijs op scholen voor leerlingen

van 15 tot 18 jaar;

- voortgezet algemeen onderwijs een beroepsoriënterend onderwijs op academische

instituten voor studenten van 18 tot 22 jaar.

59

N.L. DODDE, … tot der kinderen selffs proffijt…, ’s-Gravenhage, 1991 60

Ibidem, pg. 120 61

Ibidem, pg. 121 62

Ibidem, pg. 123

Page 26: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

26

Deze structurele vereenvoudiging ontkent overigens het bestaan van niveauverschillen niet, maar de

externe differentiatie van categorale scholen wordt vervangen door een interne differentiatie,

waarbij de verschillende leertempo’s van de leerlingen gerespecteerd worden.

Maar onderwijsbezuinigingen eind jaren ’70 en begin jaren ’80 zorgen ervoor dat het plan voor een

verandering van het gehele onderwijssysteem wordt opzijgeschoven. Ook de reden voor verandering

verschuift: wat aanvankelijk als een onderwijskundige reden verdedigd werd, wordt tegen het einde

van de 20e eeuw als bezuinigingsmotief gebruikt63.

Het voortgezet onderwijs kent sinds 1993 formeel een eerste fase: de basisvorming met een globale

duur van 3-4 jaar. In de tweede fase worden leerlingen meer voorbereid op de arbeidsmarkt en het

hoger onderwijs. In de eerste fase moeten alle leerlingen dezelfde vakken volgen, waarvan de inhoud

is gelijkgetrokken. In het derde en vierde jaar van het vbo moeten ook de buiten de basisvorming

vallende beroepsgerichte vakken worden aangeboden64.

Gemiddeld doen leerlingen drie jaar over basisvorming, maar zij kunnen de kerndoelen ook bereikt

hebben in twee jaar, wat vooral in havo en vwo zal voorkomen. Het behalen van de kerndoelen in

vier jaar is eveneens toegestaan, wat vooral het geval zal zijn in mavo en vbo.

De tweede fase van het voortgezet onderwijs kan in twee groepen gedeeld worden: het secundair

beroepsonderwijs (leerlingwezen (llw) en mavo) en havo-vwo.

63

N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, pg. 126 64

A.M.P. KOERS, Het onderwijs in Nederland, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1995, pg. 34

Page 27: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

27

4. Onderzoek 1: NSB en collaboratie

4.1. Wetenschappelijk kader

4.1.1. Voor de inval

Op maandag 14 december 1931 werd in Utrecht door Anton Mussert en Cornelis van Geelkerken de

Nationaal Socialistische Beweging (NSB) opgericht.65 Ze lieten zich inspireren op de politieke

denkbeelden van Mussolini, die in 1922 in Italië aan de macht kwam.66 Hun ideeën werden

opgetekend en verspreid in het weekblad ‘Volk en Vaderland’ (VoVa), dat in 1942 een toppunt qua

oplages bereikte van 250 000 exemplaren.67 Ondanks het maatschappelijk aanwezig draagvlak kende

de NSB een moeizame start: Mussert, de oprichter en officieuze leider van de partij, was geen

excentrieke persoonlijkheid zoals Hitler en Mussolini dat wel waren, en de ledenwerving kwam maar

zeer traag op gang.68 Alles wees erop dat de partij hetzelfde lot was beschoren als hun kleine

voorgangers: snel verdwijnen en niets betekenen. In 1933 nam de NSB nog geen deel aan de

verkiezingen, maar toen werd duidelijk dat de vele minipartijen met fascistische achtergrond

onleefbaar waren geworden: de grootste fascistische partij werd het VNH met amper 0,81%.69 De

pijnpunten werden duidelijk en daar maakte de NSB gretig gebruik van. Ook doordat de andere

fascistische partijen geen succes kenden, sloten ze zich massaal aan bij de partij van Mussert. De

groei van het NSB is ook onlosmakelijk verbonden met het verkiezingssucces van de NSDAP in

Duitsland van 1933.70

De gestage groei van de NSB was ingezet, maar vertaalde zich nog niet in massale steun van de

bevolking. Zelfs de regering nam het voortouw om de NSB te doen herleiden tot een spiegel van zijn

voorgangers. Gealarmeerd door de ontwikkelingen in Duitsland, nam de overheid reeds in een vroeg

stadium strenge maatregelen tegen het opkomend fascisme in Nederland. Zo mochten ambtenaren

geen lid zijn van de NSB.71 Overal in Europa begon in 1934 het fascisme zich massaal te handhaven:

Italië, Oostenrijk, Hongarije, Polen en Duitsland waren reeds in handen van de fascisten, West-

Europa zou snel volgen.72

Ondertussen bouwde de NSB haar programma uit, waardoor er ook interne keuzes moesten gemaakt

worden: spiegelt men zich ten volle aan nazi-Duitsland of kiest men voor een Nederlandse variant

van het fascisme? Mussert zag in de nabije toekomst het fascisme over heel Europa regeren en

opteerde daarom voor nationale afdelingen, aangezien er volgens hem grote verschillen bestonden

65

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 21 66

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 15 67

Ibidem, p. 17 68

TE SLAA, R. (e.a.), De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging,1931-1935, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009, p. 142 69

Ibidem, p. 243 70

Ibidem, p. 787 71

Ibidem, p. 480 72

Ibidem, p. 483

Page 28: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

28

tussen de nationale varianten. Zo was er het rassenbeginsel: nazi-Duitsland baseerde de eenheid van

het eigen volk op basis van het Arische ras, dus puur biologisch, terwijl het Nederlandse fascisme

iedereen wou verenigen die zich Nederlands voelde (niet-biologisch).73 Al moeten er ook

kanttekeningen gemaakt worden tegen dit meer neutrale beeld van de NSB: ze profileerde zich niet

als antisemitisch, maar zagen wel een ondergeschikte rol voor de joden wegens ‘hun gevoel voor

liberalisme en marxisme’.74 Desondanks mochten joden lid worden van de partij.

In 1935 nam de NSB voor het eerst deel aan de Provinciale Statenverkiezing, vergelijkbaar met de

federale verkiezingen in België. Mussert zelf stelde zich niet verkiesbaar, maar andere bekende

partijgenoten zoals Van Geelkerken stonden wel op de kieslijsten. De NSB werd in één klap de vijfde

grootste partij van Nederland met 7,94%.75,76 Intussen was de partij al uitgegroeid tot een

ledenbestand van meer dan 20 000.77 De grote succesfactoren lagen hem bij het feit dat de

economische crisis van begin jaren’30 ook Nederland niet had gespaard: de werkloosheid steeg en de

uitkeringen gingen fel omlaag. Daarnaast waren er ook spanningen in de kolonies, waardoor het

Nederlandse systeem zowel nationaal als internationaal te wankelen stond. De gewone man heeft

hierop willen reageren door zijn stem te geven aan de NSB. Desondanks waren er geen politieke

aardverschuivingen gebeurd in Nederland na 1935, enkel de focus op het onverwachte succes van

het fascisme was verrassend.

Eind 1935 begon de ommekeer. Tot dan wekte de NSB de indruk een rechtse en nationalistische

partij te zijn die paste binnen het traditionele Nederlandse politieke spectrum. Maar door de

militaire ingrepen van Mussolini en de racistische politiek van Hitler moest de

NSB keuzes gaan maken.78 Ondanks het feit dat Mussert aan de vooravond van

de Duitse inval nog verklaarde dat de NSB niets met het Duits Germanendom te

maken heeft, behelsde de politiek van de NSB een verregaande samenwerking

met het Duitse Rijk.79 De partij lijkt op weg naar een doorbraak in het

Nederlandse partijstelsel, maar na dat onverwachte succes zakte de

populariteit van de partij met meer dan 50% op vier jaar tijd (van 8% in 1935

naar 4,22% in 1937 tot 3,89% in 1939).80,81 De NSB begon na 1935 aan

populariteit te verliezen doordat men radicaliseerde en men zich steeds meer

ging spiegelen aan buitenlandse partijen zoals de NSDAP in Duitsland en het

PNF van Mussolini, maar ook doordat de economische situatie licht verbeterde

73

TE SLAA, R. (e.a.), De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging,1931-1935, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009, p. 571 74

Ibidem, p. 572 75

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 29 76

TE SLAA, R. (e.a.), De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging,1931-1935, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009, p. 657 77

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 27 78

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 23 79

Ibidem, p. 24-25 80

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 29 81

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 23

Verkiezingsaffiche NSB uit 1935

Page 29: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

29

en de Nederlandse bevolking minder geneigd was om op extreem linkse en rechtse partijen te

stemmen. Men ging kledij en gedrag klakkeloos overnemen (zwarte uniformen, hoofd aangesproken

als “leider”), waardoor de NSB zich steeds meer en meer ging vormen tot een vacuüm opererend

clubje en een verregaande identificatie met het Groot-Germaanse ideaal.82

Ook het ledenaantal schommelde sterk door deze negatieve uitslagen:

Grafiek 2: Evolutie van het ledenaantal van NSB tussen 1933 en 1939.83

4.1.2. Duitse inval

De inval van Duitsland in mei 1940 deed de verwachtingen hoog oplopen in de NSB-kringen nadat

men de laatste vijf jaar veel aan populariteit had verloren: men hoopte snel op politieke invloed op

nationaal niveau. Helaas voor hen werd de Oostenrijkse nazi Arthur Seyss-Inquart tot

Rijkscommisaris aangesteld.84 Meer dan de lege titel van “Leider van het Nederlandse Volk” kreeg

Mussert niet. De Duitse aanpak was duidelijk: wij sturen, de Nederlanders besturen.85 Daarbij komt

ook nog dat Mussert een grotere Duitse invloed binnen Nederland moest toestaan (zoals een

rekrutering voor het Oostfront en de oprichting van een Nederlandse Waffen-SS).86 De oprichting

82

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 31 83

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 56-57 84

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 32 85

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 31 86

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 32

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

evolutie aantal leden NSB voor mei 1940

aantal leden

Page 30: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

30

van een ‘Legioen Nederland’ steunde hij volop wegens zijn missie tegen het bolsjewisme, maar ook

bij deze groep moest hij Duitse invloed toelaten.87 Ook binnen de NSB was er verdeeldheid: Mussert

trachtte steeds een Nederlands gezicht te geven aan het nationaalsocialisme, maar de partij

isoleerde zich tijdens de oorlog en werd gaandeweg een spiegelbeeld van de NSDAP.88 Mussert kon

geen kant meer op en zweerde eind 1941 trouw aan Adolf Hitler, wat later het definitieve bewijs was

voor zijn veroordeling onder de beschuldiging “landverraad”.89,90 De samenwerking met nazi-

Duitsland wordt steeds duidelijker en twee dagen na Musserts eed van trouw roept Seyss-Inquart de

NSB uit tot enige toegelaten politieke partij.91 Maar dit zijn slechts borrelnootjes voor Mussert en de

zijnen.

De Nederlandse bevolking zag geen direct onheil in de nieuwe bezetter en velen leken bereid zich

min of meer aan het nieuwe gezag aan te passen. Deze reacties zien we heel snel opduiken in

sectoren als het bedrijfsleven, de media en de ambtenarenwereld.92 Vooral het bedrijfsleven sprong

snel op de Duitse kar: midden 1941 was reeds 70% van de Nederlandse industrie in handen van de

Duitsers.93 Ook de politie liet zeer snel Duitse invloed toe, al moet men hier rekening houden met het

concept ‘de wet handhaven’: de politie houdt toezicht op het naleven van de wetten, maar wanneer

deze wetten worden opgelegd door de bezetter, kan de politie vaak niet meer doen dan

gehoorzamen. Al zijn er ook nuanceverschillen op te merken: in de grote steden konden

politiemensen zich vrijwillig aanmelden om zich aan te sluiten bij razziaploegen.94 Zoals een lid van

het verzet na de oorlog verduidelijkt: “Het waren Nederlanders, onthoud dat goed, het waren altijd

Nederlandse politiemensen die de joden weghaalden. We hebben meer last gehad van die

Nederlanders dan van de Duitsers”.95 Collaborateurs waren er in alle soorten en maten. Er waren

extreme gevallen die zich schuldig maakten aan zware misdaden, folteringen en actieve opsporing

van joden, er waren mensen die heilig geloofden in de juistheid van het nationaalsocialisme, maar er

waren ook meelopers die enkel passief hun steun betuigden aan de collaboratie.96 Wolfswinkel stelt

dan ook de vraag wat men onder ‘collaboratie’ moet verstaan: “Waar liggen de grenzen tussen beide

vormen van ‘samenwerking’ en waar die tussen ideologische collaboratie en landverraad? (…)

Vanwege deze onzekerheid en dubbelzinnigheid blijft het zinvol onderscheid te maken tussen

87

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 25-26 88

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 32 89

Ibidem, p. 34 90

Bron: http://schrijfspecialist.wordpress.com/ 91

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 26 92

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 34 93

Ibidem, p. 34 94

Ibidem, p. 37 95

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 37 96

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 209

Page 31: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

31

ideologische en opportunistische collaboratie (…). Een definitief en alles insluitend oordeel over de

collaboratie kan derhalve nooit geveld worden (…).”97

Het aantal leden van de NSB nam sterk toe: in maart 1940 waren er 28 859 personen aangesloten

van het NSB, in juli 1944 was hun aantal gestegen naar 74 000.98 De nieuwe leden van de NSB die zich

aansloten vlak na de bezetting worden meikevers genoemd, aangezien ze enkel op werkbetrekkingen

uit zouden zijn.99 Het merendeel van de leden beperkte de collaboratie slechts tot mondelinge steun

en een kleine som geld. Maar, zoals Chris van der Heijden het verwoordt, “zoals het merendeel van

het verzet uit verzetjes bestond, maakten de meeste collaborateurs ‘foutjes’. (…) Tezamen leidden ze

tot de collaboratie. Zonder dat fenomeen zou de bezetter het heel wat moeilijker hebben gehad”.100

Grafiek 3: Evolutie van het ledenaantal van NSB tussen maart 1940 en juli 1944.101

De NSB had ook een actieve jeugdvereniging, de Nationale Jeugdstorm of NJS, waar jongeren tussen

8 en 18 jaar konden toetreden. Hun uniformdracht en grote aandacht voor sport zorgde ervoor dat

ze het jeugdige uithangbord werden van de NSB.102 Op hun hoogtepunt bereikte ze een ledenaantal

van 12 000.103 Tijdens de bezetting werd ze actief betrokken bij politieke activiteiten, maar de

Duitsers wilden deze groepering graag opnemen in de Germanische Jugend, dat een neventak was

van de Hitlerjugend. Deze wens heeft de NSB steevast niet willen vervullen, maar vele leden zijn later

toch overgegaan naar de Hitlerjugend.104

97

WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, p. 45 98

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 186 99

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 187 100

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 187 101

Ibidem, p. 186 102

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 29 103

Ibidem, p. 29 104

Ibidem, p. 30

0

10000

20000

30000

40000

50000

60000

70000

80000

90000

100000

maart '40 oktober '41 eind '43 juli '44

aantal leden

aantal leden

Page 32: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

32

4.1.3. Relatie tussen NSB en Duitsland

De relatie tussen het NSB en de bezetter stond nooit op een hoog pitje. Men moet duidelijk stellen

dat de NSB nooit enige politieke macht heeft uitgeoefend gedurende de hele Tweede Wereldoorlog.

Wel werden veel posten van het Nederlandse bestuursapparaat door NSB’ers bezet.105 De Duitsers

verweten dat de NSB niet ver genoeg ging in hun samenwerking, terwijl de Nederlanders meenden

dat de Duitsers ontoelaatbaar hoge eisen stelden.106 Zelf binnen de NSB waren discussies: Mussert

was voor het idee gewonnen dat Nederland als autonoom deel van het Duitse rijk zou kunnen verder

blijven functioneren, anderen waren van mening dat Nederland moest opgaan in het groot Duits rijk.

Mussert trachtte de onafhankelijk van Nederland zoveel mogelijk te behouden, maar desondanks

verloor de NSB terrein in Nederland en verschoof steeds meer naar een protocollaire functie.

Daarentegen werd de rol van de SS groter en groter naarmate de oorlog vorderde. Elke maand

meldden zich duizenden Nederlanders aan bij de Waffen-SS.107 In 1943 waren er een aantal

aanslagen op NSB’ers, waardoor Mussert van de bezetter eiste dat zijn leden

bewapend mochten zijn. Hij kreeg gedeeltelijk zijn zin. Als gevolg hiervan

werd ook de Landwacht opgericht als beschermingsorganisatie van de

NSB.108 De Nederlandse bevolking begon zich gaandeweg te distantiëren van

de NSB, die steeds radicaler te werk ging: de Landwacht ging zich o.a.

bezighouden met razzia’s tegen joden, al blijkt na de oorlog dat meer niet-

NSB’ers joden hebben verklikt dan NSB’ers.109 Dit gaat gepaard met het

opkomende antisemitisme van de partij. Mussert was het niet eens met

deze intrede, maar trad desondanks niet op. In de laatste oorlogsjaren werd

duidelijk dat de NSB politiek volledig was uitgespeeld.110

De NSB heeft een grote bijdrage geleverd aan het ophalen van joden in Amsterdam door de

oprichting van het Politiebataljon Amsterdam. De leden werden geacht om zich naar de zin van de

bezetter te schikken. Ook hebben NSB’ers actief meegeholpen aan het verraden van ondergedoken

joden.111

105

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 26 106

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 209 107

Ibidem, p. 211 108

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 43 109

Ibidem, p. 44 110

Ibidem, p. 60 111

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 195

Mussert ontmoet Hitler

Page 33: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

33

4.1.4. Het einde in zicht

De succesvolle opmars van de geallieerden vanuit Frankrijk verliep in de zomer van ’44 zo

voorspoedig dat het twee emoties opriep in Nederland: enerzijds was er de hoop op het einde van de

oorlog, anderzijds waren de Duitsgezinden argwanend over hun lot. Op 5 september meldde men via

de radio dat de Britse troepen de Nederlandse grens hadden overschreden.112 De euforie als gevolg

hiervan staat bekend als Dolle Dinsdag. Mussert schoot in paniek en liet meteen vrouwen en

kinderen van NSB’ers evacueren. Zo werden er op 1 maand tijd ±65 000 personen geëvacueerd naar

Duitsland.113 Dolle Dinsdag zorgde voor het quasi volledig wegvallen van het maatschappelijk

draagvlak voor de NSB. Maar een paar maanden later volgde de spreekwoordelijke druppel: eind

1944 werd de Landwacht een officieel verlengstuk van de Duitse politie en veiligheidsdiensten die

werd ingezet bij razzia’s en de jacht op onderduikers. Hiermee verspeelde de NSB zijn laatste gram

respijt bij de Nederlandse bevolking.114 De impasse bij de NSB-top was compleet, de evacuatie verliep

zeer langzaam. Mussert bleef op post tot na de Duitse capitulatie waarna hij gevangen werd

genomen. Hij werd eind november 1945 aangeklaagd voor drie strafbare feiten: Nederland onder

vreemde heerschappij brengen, een aanslag tegen de grondwettelijke regeringsvorm en het actief

bevorderen van de Duitse oorlogsvoering. Twee weken later volgde het doodvonnis en werd Mussert

op 20 maart 1946 geëxecuteerd door een vuurpeloton.115

112

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 47 113

Ibidem, p. 48 114

Ibidem, p. 44-45 115

Ibidem, p. 61

Page 34: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

34

4.2. Handboekanalyse

4.2.1. Verklaringen

4.2.1.1. De NSB en de Vijfde Colonne

De snelle nederlaag van de Nederlandse troepen (na vijf dagen van gevechten gaf Nederland zich

over) is zeer opvallend aanwezig in de leerboeken. Deze korte periode krijgt veel aandacht, mede

door de onverwacht snelle overwinning van Duitsland.

De verklaringen hiervoor worden reeds vanaf 1946 bij beide kampen gezocht. Een handboek uit 1946

verwoordt het als volgt: “ ’s Vijands snelle en volslagen succes was voor het grootste deel aan zijn

overmacht in pantsers en vliegtuigen te wijten, maar zowel de gebrekkige leiding onzerzijds als ook

het verraad van de N.S.B., dat o.a. het opblazen van bruggen heeft verhinderd, heeft er het zijne toe

bijgedragen.”116 Net zoals bij de meeste leerboeken wordt de militaire overmacht van de Duitsers als

belangrijkste reden opgegeven, maar men zoekt ook naar oorzaken bij zichzelf. Het Nederlandse

leger was niet voorbereid op zo’n grootschalige militaire actie: de wapens waren ouderwets, de

mobilisatie van soldaten verliep niet vlekkeloos, … Maar anderzijds valt ook op dat men de NSB

openlijk beschuldigt van sabotage bij de Duitse inval. Vooral het verhinderen van het opblazen van

bruggen wordt hen verweten. Tot het jaar 1965 komt dit aspect regelmatig terug in diverse

handboeken. Wat des te meer opvalt, is dat dit vooral terug te vinden is in bepaalde handboeken.

Het handboek van A. Blonk, Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, heb ik vier keer

geraadpleegd (1946, 1952, 1960 en 1964) en telkens wordt dezelfde, onveranderde zin geciteerd.

Andere handboeken vermelden dit feit in de periode 1945-1960 evenwel niet, maar houden het op

de overmacht van de Duitsers en de onmacht van het Nederlandse leger daar tegenover. De

verdeeldheid tussen de leerboeken over dit gegeven bewijst dat er toen reeds discussie bestond over

de waarachtigheid van dit “feit”.

Pas in 1948 vindt men in de handboeken de eerste vermelding van de beruchte Vijfde Colonne: “Het

snelle en volledig slagen van de vijand (…) was in de tweede plaats een gevolg van onze gebrekkige

legerleiding en het uitblijven van belangrijke geallieerde hulp, terwijl vele N.S.B.-ers (…) als vijfde

colonne een verraderlijke rol speelden.”117.

Tot medio jaren ’60 lijkt de rol van de Vijfde Colonne algemeen aangenomen. Pas in 1964 maakt een

leerboek een duidelijk onderscheid tussen feit en fictie: “Verhalen en geruchten over (…) op eigen

soldaten schietende N.S.B.ers deden een chaotische atmosfeer ontstaan.”118. 20 jaar na het einde van

de Tweede Wereldoorlog is nu duidelijk een breuk op te merken in de visie over de Vijfde Colonne.

Hierna komt de vermelding van de aanwezigheid van deze divisie nog maar twee keer aan bod in de

116

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 395 117

PIK, J.W., Beknopte leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, 298 pg., 12e druk

118 BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid,

Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 445

Page 35: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

35

handboeken: - zoals reeds vermeld - in het handboek van Blonk (Leerboek der algemene en

vaderlanders geschiedenis) en Diorama van de moderne tijd: “Het (Nederlandse leger) had bovendien

te kampen met verraad van N.S.B.-ers en achterbakse strijdmethoden als het dragen van Nederlandse

uniformen door Duitse militairen.”119. Na 1965 valt de vermelding van de Vijfde Colonne volledig weg

uit de leerboeken wanneer men spreekt over de inval van de Duitsers in de meidagen van 1940.

Vanwaar deze plotse breuk? Reeds in 1953 schreef de bekende Nederlandse historicus L. De Jong het

boek De Duitse vijfde colonne in de Tweede Wereldoorlog, waarin hij het volgende statement maakt:

“Om te beginnen verdient het feit vermelding dat men in geen van de Duitse documenten die op de

voorbereiding van het offensief betrekking hebben, enige passage kan vinden die in de richting van

een vijfde colonne wijst. (…) Men nam in vrijwel alle overvallen delen van het land (…) aan, dat talrijke

helpers van de vijand vanuit hinderlagen op Nederlandse troepen schoten. Ook hiervoor heeft men

geen enkel bewijs gevonden.”120. De Jong, die vaak werd bekritiseerd omwille van zijn

Neerlandocentrische houding in zijn overzichtswerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede

Wereldoorlog, maakt hierdoor een statement dat kan tellen.

Tussen 1965 en 1982 heerst er een betekenisvolle stilte over de Vijfde Colonne in de leerboeken. Dat

de leerboeken de inzichten van De Jong niet vermelden, draagt bij tot de stigmatisering van de NSB.

Pas in 1982 wordt er terug over gesproken, maar dan binnen een kritisch kader, waarbij aan

bronnenonderzoek wordt gedaan en ook De Jong wordt geciteerd. In dit boek wordt de Vijfde

Colonne ook omschreven als volgt: “Vijfde colonne: aanduiding voor de mensen die geheimen

doorgeven aan de vijand en proberen de orde en rust te verstoren. Tussen september 1939 en mei

1940 en in de vijf oorlogsdagen werd veel over de vijfde colonne gesproken. Dan had men vooral het

oog op N.S.B.-ers, die op grote schaal geheimen aan de Duitsers zouden doorgeven.”121. In een

handboek uit 1986 wordt letterlijk de spot gedreven met deze insinuaties: “(…) die op hun beurt

werden gevolgd door verpletterende mededelingen over een in het geniep opererende “vijfde

colonne” die niet alleen het leger in de rug heette aan te vallen, maar die het tevens zou hebben

gemunt op de burgerij. Men voelde zich overal bespied en bedreigd, de onzekerheid en het

wantrouwen namen hand over hand toe. Achteraf beschouwd lijken al die berichten lachwekkend in

hun overdrijving.”122 Pas in 1994 wordt voor het eerst anders geredeneerd: daar waar men

decennialang opteerde voor de visie dat door de verhalen en mythes van de Vijfde colonne er paniek

en twijfel was onder de Nederlandse troepen, zoekt men nu voor het eerst het ontstaan van deze

mythe in de snelle overrompeling van Nederland: “Dat Nederland al na vijf dagen verslagen was, gaf

velen de overtuiging dat een “vijfde colonne” van N.S.B.-ers de vijand had geholpen.”123

119

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 343 120

DE JONG, L., De Duitse vijfde colonne in de Tweede Wereldoorlog, Van Loghum Slaterus, Arnhem, 1953, pg. 236 121

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, WOlters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 119 122

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 10 123

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 236

Page 36: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

36

Conclusie: Vanaf de naweeën van de Tweede Wereldoorlog tot midden jaren ’60 wordt de mythe

van de Vijfde Colonne intact gehouden. Ondanks het feit dat De Jong reeds in 1953 kenbaar maakte

dat er geen enkel bewijs te vinden was voor deze aantijgingen, dringt pas in 1964 de eerste twijfel

door in de teksten van de leerboeken. Hierna volgt (op een zeer klein aantal uitzonderingen na) een

kenmerkende stilte bij de leerboeken rond dit onderwerp. Pas medio jaren ’80 onderneemt men

pogingen om dit ook in het onderwijs kritisch te bekijken.

4.2.1.2. Rol in Jodenvervolging en collaboratie

De NSB heeft meegewerkt aan de Duitse Jodenvervolging in Nederland, dat staat vast. Maar in welke

mate waren ze een (alles-)bepalende factor? In een ander deel focus ik op de rol van de

Nederlanders in het hele bezettingsproces. Vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog is de NSB

de kop van jut voor vele Nederlanders. Men scheerde de NSB en de Duitse bezetter over één kam.

Dat meldt ook Dienke Hondius: “In de schoolboeken wordt de NSB vereenzelvigd met het kwaad van

de Duitsers.”124.

De NSB wordt aanzien als dé spilfiguur in de Jodenvervolging: “N.S.B. “vrederechters” velden de

partijdigste vonnissen. Uittartende benden, hoofdzakelijk saamgeveegd van de straat, maakten deze

in uniform straffeloos beleid onveilig door gewelddaden tegen andersdenkenden. (…) De N.S.B.-

landwachten speurden “onderduikers” op en leenden de hand bij razzia’s.”125. Er wordt enerzijds

gefocust op de rol die de NSB heeft gespeeld in het ambtenarenwezen (NSB’ers werden aangesteld

als politiecommissaris, burgemeester en hoofd van belangrijke organisaties, zoals de Nederlandsche

Bank), maar vooral hun medewerking bij razzia’s en oproer worden vermeld: “Later traden vele

N.S.B.ers in Duitse krijgsdienst en streden tegen de bondgenoten van hun eigen land, of deden mee

aan het arresteren en mishandelen van landgenoten.”126.

Maar reeds in 1952 wordt er een eerste (zij het kleine) nuance gemaakt bij het belang van de NSB:

“Hierbij (invoering van nationaalsocialistische maatregelen door Seyss-Inquart) werden ze (Duitse

bezetter) geholpen door een deel van de N.S.B.’ers. Al vormden die slechts een schamel hoopje, ze

waren toegewijd aan de dienst van de Duitsers.”127. De jaren ’50 lijken een kantelmoment te zijn in

het objectief denken over o.a. de rol van de NSB, zo meldt een handboek uit 1954: “Misschien zal

later met evenveel objectiviteit over de positieve betekenis van de Duitse bezetting 1940-1945

geschreven worden (…). Vooreerst lijkt het, alsof er geen positieve en slechts negatieve punten over

die Duitse bezetting zijn op te merken.”128. Dit is een citaat dat kan tellen voor een leerboek, zeker zo

vroeg na de Tweede Wereldoorlog. De auteur geeft de indruk dat er evolutie mogelijk is in de visie op

de Duitse bezetting. Dit is het enige citaat dat in de periode 1945-1970 meldt dat nuance mogelijk is

op lange termijn.

124

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2010, pg. 41 125

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 126

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 188 127

ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV, Groningen, 1952, pg. 128 128

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, pg. 572

Page 37: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

37

Maar een echte kentering zit er vooralsnog niet aan te komen. Vooral het leerboek van Blonk,

Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, zal als één van de weinigen vooral focussen op

de rol die de NSB heeft gespeeld in het ambtenarensysteem. De andere leerboeken blijven

voornamelijk focussen op de rellen en razzia’s van de NSB, en dit tot diep in de jaren ‘60: “Zeker

weten wat er met hen (de joodse bevolking) gebeuren ging, deed toen nog niemand, maar men had

reeds een onheilspellende voorproef gekregen door het optreden van de W.A., Musserts vechttroep,

die liefst in grote overmacht Jodenbuurten binnentrok om daar enkele weerloze slachtoffers af te

ranselen. Zij die dit meemaakten, merkten opeens hoe dun het vernis van menselijke beschaving

eigenlijk is.”129

Vanaf 1965 is een interessante kentering vast te stellen. Het verwijt dat de NSB via het

ambtenarenwezen actief heeft meegeholpen aan de Jodenvervolging, verdwijnt grotendeels. De

focus blijft hier ook enkel op kleine activiteiten en op opdrachten door de Duitsers gegeven: “In

februari 1941 brak in Amsterdam een staking uit als protest tegen het vechten met, het mishandelen

en wegvoeren van joden door N.S.B.’ers en Gestapo in de Amsterdamse jodenbuurt.”130. Pas eind

jaren ’70 komt er weer een link met de politieke postjes, maar deze worden dan wel gelinkt aan de

acties die de NSB voerde: “Het ergste daarbij was misschien wel dat de Duitsers bij het doorvoeren

van hun maatregelen de hulp kregen van de N.S.B. van Anton Mussert. (…) Zij waren heel bereidwillig

om de Duitsers te helpen bij de opbouw van hun bestuursapparaat. Zij lieten zich dan ook benoemen

tot burgemeester of politie-functionarissen. In die functie lieten zij joden of onderduikers (mensen die

zich verborgen hielden) opsporen en lieten zij jacht maken op mensen die zich tegen het optreden van

de Duitsers verzetten.”131. Dit wordt wel maar door één leerboek vermeld, de overige leerboeken

blijven het houden bij de razzia’s en gevechten die door de NSB worden gepleegd.

Pas in 1992 vinden we de eerste sporen terug van een genuanceerd denken over de NSB, waarbij

voor het eerst melding wordt gemaakt van het feit dat de NSB het niet op alle joden had gemunt:

“Hoewel Mussert Hitlers jacht op de joden als een misdaad zag, deed hij of zijn neus bloedde. Het

enige wat hij wist te bereiken was, dat de joodse ex-N.S.B.-ers niet naar een vernietigingskamp

werden gedeporteerd, maar naar een zogenaamd “licht” concentratiekamp.”132. Ook nu wordt voor

het eerst vermeld dat niet alleen NSB’ers actief meehielpen aan het vervolgen van joden.

Kenmerkend is ook dat hier voor het eerst melding wordt gemaakt van het feit dat ook niet-NSB’ers

meehielpen bij de Jodenvervolging: “Bij de jacht op joden verleenden N.S.B.-ers – maar zij niet alleen

– vaak hand- en spandiensten. Bijzonder berucht werd hierdoor de Landwacht, een soort

hulppolitie.”133. De nuancering dat niet alleen NSB’ers de Duitsers hielpen, wordt reeds vroeger

gemaakt, maar hier vindt men voor het eerst een kleine schuldbekentenis terug voor het actief

deelnemen van Nederlanders aan de Jodenvervolging.

129

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1962, pg. 313 130

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo: deel 5: De Nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1971, pg. 72 131

ADANG, A. e.a., Mensen en machten: examenboek geschiedenis havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1980, pg. 286 132

DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, pg. 151 133

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1994, pg. 239

Page 38: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

38

Conclusie: Tot de jaren ’90 werden enkel de NSB en de Duitse bezetter geassocieerd met de

jodenvervolging in Nederland. Dienke Hondius verklaart dit voor de eerste twee decennia als volgt:

“Lesmateriaal dat niet duidelijk partij kiest tegen nazi-Duitsland, lokt protest uit (…), roept klachten

op.”134 Het is duidelijk dat, zeker in de vroege decennia na de Tweede Wereldoorlog de NSB (en de

collaboratie in het algemeen) de leerboeken hun kant hebben gekozen: tegen de NSB. Pas in de jaren

’90 wordt er genuanceerd gesproken over de rol van de NSB in de jodenvervolgingen.

134

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 83

Page 39: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

39

4.2.2. Beschrijvingen

4.2.2.1. Politiek NSB

De oprichting en politieke ontwikkelingen van de NSB wordt uitgebreid toegelicht in de leerboeken.

De NSB wordt vaak gekaderd binnen de opkomst van extreem rechtse en linkse partijen in de politiek

woelige jaren ’30.

Reeds vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt de NSB vermeld. Opvallend is dat

slechts één handboek de NSB kadert binnen de sfeer van de NSDAP: “Onder leiding van Ir. Mussert

vooral werd een Nationaal Socialistische Beweging, N.S.B., opgericht, die een program opstelde, dat

in sterke mate aan dat der Duitse zusterpartij herinnerde en zich fel tegen de socialisten en

communisten keerde.“135 De andere leerboeken houden het bij de opkomst van nationaal-

socialistische en fascistische bewegingen: “In verband met de totalitaire stromingen in verschillende

landen, vooral in Duitsland en Italië, ontstond ook in Nederland een partij op de grondslag van het

partijbeginsel, de Nationaal-Socialistische Beweging (N.S.B.) onder leiding van lr. Mussert.”136

Twee zaken vallen op: enkel Mussert wordt genoemd als voornaamste partijlid en vele handboeken

spreken ook over “Ir. (ingenieur) Mussert”. Ook wordt er regelmatig gesproken over “’leider”

Mussert”. Mussert wordt officieus aanzien als de leider van de NSB, aangezien de partij het

leidersbeginsel uitdraagt, zoals Hitler bij de NSDAP en Mussolini bij de PNF. Mussert wordt door de

NSB-propaganda ook als leider naar voor geschoven. Doordat “leider’ tussen aanhalingstekens wordt

gezet, wordt getwijfeld aan zijn leiderskwaliteiten. De toon wordt nog meer sarcastisch wanneer hij

van Hitler de titel “Leider van het Nederlandse volk” zal krijgen. De leerboeken aanzien Mussert

duidelijk als de personificatie van de NSB en de mislukte imitatie van Hitler. Ook worden regelmatig

redenen opgesomd waarom de NSB net in het begin van de jaren ’30 opkomt: “In aansluiting van de

totalitaire regimes in verschillende landen, vooral in Italië en Duitsland, en ten gevolge van de zo diep

invretende crisis en werkloosheid ontstond ook in Nederland een partij op de grondslag van het

leiderbeginsel, de Nationaal-Socialistische Beweging onder leiding van Mussert.”137. De voornaamste

redenen die worden genoemd zijn de financiële crisis, de werkloosheid als gevolg hiervan en de

opkomst van fascistische groeperingen in andere Europese landen (met Duitsland en Italië als

voornaamste voorbeelden).

Pas vanaf midden jaren ’50 wordt ook over de politieke evolutie binnen het Nederlandse

democratische verkiezingssysteem van de NSB gesproken: “Het meest profiteerde van het algemeen

gevoel van malaise de Nationaal-Socialistische Beweging van Mussert, wiens Duitse programma

vooral aanhangers kreeg in de kringen van grote en kleine werkgevers, van winkeliers en militairen,

maar ook van wanhopige werklozen. Deze partij kreeg in 1935 bijna 8% van het totaal aantal

uitgebrachte stemmen.”138. Ook wordt er gesproken over het potentiële kiespubliek. Buiten de

vermelding van de “wanhopige werklozen” wordt hier verder wel objectief geschreven.

135

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 68 136

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 174 137

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 395 138

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 351

Page 40: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

40

De link tussen de NSB en de NSDAP blijft wel intact: “Toch bleef de N.S.B. een on-Nederlandse

partijgroepering, die nimmer het Nederlandse volk heeft gegrepen. Een filiaal van het Duits nationaal-

socialisme.”139. Politieke kenmerken van de NSB worden zelden genoemd, vooral het leiderbeginsel is

volgens de leerboeken het belangrijkste aspect van deze partij.

Pas tegen de jaren ’60 worden redenen gezocht én vermeld voor de achteruitgang van de NSB bij de

verkiezingen van 1937. Men zoekt het voornamelijk bij het inzicht van het Nederlandse volk: Het

terugvallen van het aantal stemmen bij de latere kamerverkiezing wijst er echter wel op, dat velen op

de N.S.B. hadden gestemd om grieven te uiten, maar haar toch herkenden als in wezen even

reactionair en gewelddadig als de verwante bewegingen in Italië en Duitsland. (…) Het procent aantal

stemmen uitgebracht op de N.S.B. slonk tot 3,8%, zodat zij met vier zetels van de honderd genoegen

moest nemen, nog één meer trouwens dan de communisten.”140. De vreemd geplaatste vergelijking

met de communisten geeft het gevoel dat ze een vergelijking willen maken tussen extreem rechts en

extreem links, maar waarbij het “meest slechte” toch nog het meeste aantal zetels haalt.

De NSB wordt “gewelddadig” en “barbaars” genoemd. 141 De NSB maakt ook geen gebruik van de

situatie in de jaren ’30, maar ze “profiteert” ervan: “De Nationaal-Socialistische Beweging van

Mussert profiteerde het meest van de malaise.”.142

In 1963 wordt voor het eerst melding gemaakt van de kenmerken van de NSB, maar deze worden

nog steeds gekaderd binnen de sfeer van de Duitse NSDAP: “In de crisisjaren wordt in Nederland naar

Duits model een fascistische organisatie gesticht, de Nationaal-Socialistische Beweging. Naar Duits

model, compleet met leider – Ir. A.A. Mussert - , stoottroep – de W.A. = Weerafdeling -,uniformen en

speciale groet – “Hou zee! met opgeheven rechterarm-, vlag, (roodzwart) en symbool, de wolfsangel.

De geest van deze beweging is anti-liberaal, anti-democratisch, anti-parlementair, anti-marxistisch,

anti-semietisch, kortom Hitleriaans. Resultaat in 1935: 8% van de stemmen bij de verkiezingen!”.

Zonder enige uitzondering wordt vermeld dat de NSB een weerspiegeling is van de NSDAP. Het

uitroepteken op het einde duidt in de sfeer van het citaat ook op verwondering en zelfs schrik.

Ondertussen blijft Mussert als enige NSB’er genoemd worden binnen dit vooroorlogs kader. Enkel

Rost Van Tonningen, hoofd van de Nederlandsche Bank, wordt in de vroege handboeken vermeld,

maar uitsluitend in de passages die handelen over Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Sommige auteurs maken ook het vergelijk tussen Mussert en Hitler: “Pas in de dertiger jaren

verenigden minuscule fascistische groepjes zich in de nationaal socialistische beweging van Ir.

Mussert, in alles een minder geslaagde imitatie van Hitler en zijn beweging. Mussert poogde de rol

van leider te spelen (…).”143 Wel wordt in hetzelfde handboek voor het eerst een objectieve en

meetbare verklaring gezocht voor het tanende succes van de NSB: “Sinds ’36 kwam er een kleine

opleving van de economische situatie; het gevolg was een onmiddellijk zakken van het aantal N.S.B.

139

PIK, J.W. e.a., Beknopt leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1956, pg. 254-255 140

BLONK, A. e.a., Rondgang door de algemene en vaderlandse geschiedenis deel II, Wolters, Groningen, 1960, pg. 266-267 141

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 181-182 142 BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 326 143

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 442-443

Page 41: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

41

stemmen bij de kamerverkiezingen van ’37 tot minder dan 4%.”144. Andere leerboeken gaan nog

verder in de vergelijking Hitler-Mussert: “Wat in Duitsland Hitler was, zou bij ons Mussert zijn.” 145,

“Mussert speelde de aap van Hitler en Mussolini.”146. In 1965 wordt voor het eerst ook een in

Nederland politiek interne verklaring gegeven voor het succes van de NSB: de trage herstelpolitiek

van minister Colijn in de crisisperiode: “Ontevredenheid over het regeerbeleid, de lang aanhoudende

malaise, de verminderde werkloosheid in Duitsland, nadat Hitler in 1933 aan de macht was gekomen;

al deze factoren maakten, dat zij (de NSB, nvdr.) acht procent van de stemmen kreeg.”147.

Pas eind jaren ’60 wordt voor het eerste vermeld dat de NSB een aanvankelijk op fascistisch Italië

geïnspireerde politiek voerde. Maar dit is volgens het handboek slechts van zeer korte duur: “De

N.S.B. was aanvankelijk vooral op het Italiaanse fascisme geïnspireerd, later meer op het Duitse

nationaal-socialisme. (…) Na ca. 1930 werd de N.S.B. in alle opzichten een nabootsing van de Duitse

N.S.D.A.P. De “Leider” der beweging was Mussert (…). (…) Ook in het anti-semitisme volgde de

beweging het Duitse voorbeeld.”148. Vreemd dat men zegt “na ca. 1930”, aangezien de partij pas in

1931 gesticht was… Andere leerboeken houden het nog steeds bij een vergelijking met Hitler en zijn

partij: “Rechts traden talrijke fascistische organisaties op, waarvan de N(ationaal) S(ocialistische)

B(eweging) onder leiding van Anton Mussert de belangrijkste werd, in alles een minder geslaagde van

Hitler en zijn beweging. (…) De NSB bleef een vreemde eend in de bijt der Nederlandse politiek:

ondanks nationalistische leuze een slappe imitatie van het Duitse voorbeeld met uniformen, private

legertjes (…).”149

Het inzicht dat de NSB zich vooreerst op het PNF van Mussolini had geïnspireerd, doet de leerboeken

in twee kampen opsplitsen: zij die melden dat de NSB geheel op de NSDAP was gebaseerd en zij die

melden dat de NSB na een aantal jaren plots afstapte van het fascisme en het nationaal-socialisme

van Hitler verkondigde. Pas vanaf 1970 wordt duidelijk dat de meeste leerboeken hebben gekozen

voor een politieke evolutie van de NSB:“De N.S.B. was een naar het Duitse en Italiaanse voorbeeld

gevormde, extreem rechtse partij. Leider was Mussert. (…) Later, toen de economische situatie minder

slecht werd (en de ontwikkelingen in Duitsland duidelijker), nam het aantal aanhangers af.”150, “Zijn

NSB’ers waren eerst nog geen echte nationaal-socialisten. Zij voelden zich verwant met het fascisme

van Mussolini en waren vooral autoritair en nationalistisch. Pas later ging de NSB zich meer op

Duitsland oriënteren, en toen werden ze ook meer en meer antisemitisch.”151

In de jaren ’70 verdwijnen ook de meeste negatieve commentaren op de persoon van Mussert.

Verder worden er voor het eerst andere NSB’er genoemd: Van Geelkerken, medeoprichter in 1931:

144

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 442-443 145

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 308 146

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 307 147

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 308 148

NIEMEIJER, A.C. e.a., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de havo-top, Thieme-Zutphen, Eindhoven, 1968, pg. 123 149

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 454 150

VAN DAM VAN ISSELT-SCHUURMAN, V., Schets van de twintigste eeuw: moderne wereldgeschiedenis, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1973, 100 pg, pg. 31 151

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1975, pg. 114

Page 42: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

42

“Er zijn er (fascistische stromingen) heel wat geweest, maar slechts één ervan stelde werkelijk iets

voor. Dat was de Nationaal-Socialistische Beweging, de partij die Mussert en Van Geelkerken in 1931

hadden opgericht. Mussert, een bekwaam hoofdingenieur (…). Zijn N.S.B. was in het begin vooral

geënt op de denkbeelden van Mussolini, voor Mussert en heel wat anderen een soort afgod. Dat de

N.S.B. in het begin vooral fascistisch en niet nationaal-socialistisch was, kan blijken uit haar houding

tegenover de joden. Deze mochten aanvankelijk lid zijn (…). Bij de verkiezingen voor de Provinciale

Staten in 1935 haalde de N.S.B. bijna 8 procent. Het gevolg was eerder negatief dan positief voor de

N.S.B. (…). Het resultaat bleek bij de Kamerverkiezingen van 1937, waar de aanhang van de N.S.B.

werd gehalveerd tot 4 procent. Dat kwam ook (naast actie van anti-fascistische groeperingen) omdat

het duidelijker werd wat Hitler in de zin had en tevens omdat de N.S.B. (…) een racistisch en radicaal

karakter kreeg.”152. Voor het eerst wordt duidelijk ontkracht dat de NSB reeds bij haar oprichting op

het Duitse model gebaseerd was. Vanaf het midden van de jaren ’70 kiezen de meeste leerboeken

voor de verschuiving van de NSB van het PNF van Mussolini naar de NSDAP van Hitler.

Daar waar in de eerste dertig jaar na de Tweede Wereldoorlog het tanende succes van de NSB na

1935 vooral wordt verklaard door de inzicht van het Nederlandse volk, komt er vanaf midden jaren

‘70 ook de verklaring van het lichte economische herstel bij. Ook wordt het inzicht van het

Nederlandse volk niet meer vermeld: men opteert voor een objectievere schets: “Een jaar later, bij

de verkiezingen voor de Tweede Kamer, was zijn aanhang echter gehalveerd. Op de eerste plaats was

dit een gevolg van een lichte verbetering in de conjunctuur. (…) Op de tweede plaats was duidelijk

geworden dat Mussert zich volledig achter het nationaal-socialisme van Hitler opstelde en deze

naäpte (…). Heel veel Nederlanders beseften toen al dat Hitler een afschuwelijke ideologie had.”153

Deze toon houden de leerboeken vol tot de jaren ’80, daarna valt op dat Musserts positie binnen de

NSB lager wordt ingeschat dan voorheen. Mussert is niet meer de leider, maar de oprichter. Mussert

is niet meer de na-aper van Hitler: andere leden worden extremistisch (los van Mussert). Wel blijft er

regelmatig gerefereerd worden naar zijn ingenieursverleden: “De grootste werd de Nationaal-

Socialistische Beweging (N.S.B.), die in 1931 door Ir. Anton Mussert en de ambtenaar Van Geelkerken

was gesticht. (…) Geleidelijk werd de beweging echter radicaler en racistisch. Mussert ging Hitler

goedpraten en de N.S.B. werd, vooral onder invloed van de pro-Duitse Rost van Tonningen, anti-

semitisch.”, “Ook al was Mussert zelf niet anti-joods, zijn beweging werd het wel.”154, “(…) de

Nationaal-Socialistische Beweging (N.S.B.). Deze politieke partij was in 1931 opgericht door één van

hen: Mussert. De ander, Blokzijl, werd nadat de Duitsers in 1940 ons land hadden bezet één van de

belangrijkste propagandisten van het fascisme in Nederland.”155

Voor het eerst wordt in de leerboeken rechtstreeks de vraag “hoe fascistisch was de NSB?” gesteld.

Deze eer gaat naar “Sprekend Verleden” van Blom. 156 A.d.h.v. bronnen, citaten en programmapunten

wordt duidelijk gemaakt dat de NSB pas tegen het eind van de jaren ’30 neigde naar de NSDAP, en

dan nog slechts een harde kern aan de top van de NSB. Hierna kiezen de leerboeken voor een

152

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 82 153

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 274-275 154

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 119-121 155

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 12 156

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 50-53

Page 43: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

43

duidelijke visie: Mussert was niet dé hoofdfiguur van de NSB, de NSB is intern verscheurd door het

antisemitisme en andere kopstukken treden op de voorgrond. Zeker vanaf 1990 worden de

leerboeken inhoudelijk veel rationeler en kritischer: “De N.S.B. was tot 1937 niet antisemitisch. Dat

kwam met name doordat Mussert, de leider van de N.S.B., niet anti-joods was. (…) Toen de N.S.B. bij

de verkiezingen van de Tweede Kamer een fikse nederlaag leed, kregen de joden de schuld.

Langzaamaan werd de N.S.B. (…) antisemitisch.”157, “In 1937 verloor de N.S.B. de helft van haar

aanhang bij de Tweede Kamer-verkiezingen. Er bleef een kleine en felle groep over die steeds

extremer en anti-semitischer werd. De leider Anton Mussert werd overvleugeld door extremisten als

Rost van Tonningen en Van Geelkerken.”158, “Mussert had een zelfstandig, nationaal-socialistisch

Nederland onder zijn leiding voor ogen.”159

Conclusie: In de eerste decennia is duidelijk dat Mussert het moet ontgelden: hij staat symbool voor

de politiek van de NSB en is een mislukte imitatie van Hitler. De toon doet vermoeden dat de

leerboeken redeneren vanuit het perspectief dat ze het verloop en einde van de oorlog reeds kennen

en hierop de NSB van vóór de Tweede Wereldoorlog afrekenen. Pas midden jaren ’60 valt een (lichte)

verschuiving te melden in de schets van de vooroorlogse NSB. Naast interne factoren voor het

verkiezingsverlies van 1937 (het antisemitisch karakter van de NSB) wijst men ook op de

economische opflakkering. Pas aan het begin van de jaren ’70 wordt voor het eerst melding gemaakt

van het feit dat de NSB aanvankelijk op het fascisme van Mussolini was gebaseerd. De handboeken

twijfelen: gaan we voor interne evolutie in de NSB of niet? Uiteindelijk zal men vanaf 1975

voornamelijk voor het eerste kiezen. Ook in de jaren ’70 vermindert de negatieve connotatie van

Mussert (zowel als persoon als politiek figuur). Deze evolutie zal in de jaren ’80 duidelijk in de

handboeken naar voor komen: Mussert is niet meer dé personificatie van de partij. Vanaf het midden

van de jaren ’80 opteren de leerboeken voor een kritische visie: bronnenonderzoek komt opzetten

en de vooroorlogse situatie van de NSB wordt ook rationeel en objectief bekeken. Deze evolutie zet

zich door tot in de jaren ’90, waarbij vooral de persoon Mussert wordt aanzien als een minder

belangrijk figuur.

4.2.2.2. Figuur Mussert

Als er één persoon is die vaak wordt genoemd in de leerboeken, dan is het Mussert. Als leider van de

NSB staat hij symbool voor de politiek van de NSB voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het is

dan ook logisch dat geen enkel leerboek vergeet om Mussert te melden, kaderen en te analyseren. In

dit deel focus ik op de figuur Mussert tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Na de Tweede Wereldoorlog moet Mussert het zwaar ontgelden. Vlak voor de inval van Duitsland

werden een aantal extreme figuren (zowel van linkse als van rechtse kant) opgepakt door de

Nederlandse politie. Mussert kon hieraan ontsnappen, en dit melden ook de handboeken: “Mussert,

die reeds in April van de komende invasie op de hoogte was, had bijtijds de benen genomen en dook

157

DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, pg. 151 158

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 148 159

BAKKER, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3: mavo havo vwo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1996, pg. 123-124

Page 44: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

44

eerst weer op, toen hij kon rekenen op de bescherming der Duitse bajonetten.”160 Een keer wordt er

zelfs op een heel cynische manier een korte schets gemaakt van Musserts onderduiking: “Op de

eerste oorlogsdag zijn ze geïnterneerd, de pro-Duitse en dus gevaarlijke N.S.B.ers. Mussert, de leider

van de N.S.B. echter niet. Hij verstopt zich. (…) En als er gevaar dreigt, kruipt hij weg onder een bosje

achter de tuin. (…) De Nederlanders zullen ook nog “plezier” aan deze onnederlandse landgenoten

beleven.”161 Tot diep in de jaren ’60 wordt gefocust op de vlucht van Mussert. Er wordt duidelijk

verwezen naar het laffe karakter van Mussert.

De handboeken focussen tot de jaren ‘50 ook op de tegenstelling tussen de NSB en de overige

Nederlanders. Sarcasme en ironie zijn niet ver weg: “En de “vormingsleider” der N.S.B. juichte, dat,

hoe de oorlog ook zou eindigen, wij onze Joden kwijt zouden zijn!”162, “Lichamelijke en geestelijke

folteringen *…+ waren aan de orde van de dag, terwijl Mussert en zijn volgelingen het niet moede

werden, ons volk te wijzen op de zegeningen die een Duitse overwinning voor de wereld en voor ons

land zou meebrengen.”163 Let ook op de verwoording in dit citaat van “onze joden”: later in deze

scriptie zal duidelijk worden dat de Nederlandse bevolking zich na de Tweede Wereldoorlog

vereenzelvigt met de Nederlandse joden.

Ook de titel “Leider van het Nederlandse volk”, die Mussert van Hitler kreeg tijdens de oorlog, wordt

vermeld in de leerboeken: ”In al deze tegenspoed kon men toch nog wel even lachen, toen de willoze

marionet Mussert officieel “leider van het Nederlandse volk” werd.”164, “(…) de aanstelling van

Mussert tot “leider” van het Nederlandse volk (eind 1942), (…) deed langzamerhand een ondragelijke

spanning ontstaan.”165

Mussert wordt steevast als “leider” vernoemd, waardoor hij nogmaals wordt vereenzelvigd met de

NSB. Regelmatig wordt ook melding gemaakt van de anonieme NSB. De synoniemen voor deze groep

lopen uiteen, maar zijn kenmerkend voor de naoorlogse houding t.o.v. de NSB: “ (…) Mussert, de

leider der N.S.B., met zijn aanhangers, (…) ”166, “Mussert en zijn trawanten (…)”167, “de N.S.B., die zich

onder Mussert een gehoorzame dienaar van de vijand toonde (…).”168

Wel wordt door één leerboek reeds in 1948 gemeld dat de (politieke) macht van de NSB tijdens de

Tweede Wereldoorlog niet groot was: “Officieel heeft Mussert, de leider der N.S.B., met zijn

aanhangers, nooit een functie in de regering bekleed (…).”169 Een paar jaar later wordt dit bevestigd:

160

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 394 161

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 289 162

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 163

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 80 164

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 81 165

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 274 166

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 284 167

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 188 168

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 188 169

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 284

Page 45: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

45

“Nadat in December 1941 de N.S.B. als enige politieke partij was erkend (…), volgde in December

1942 het besluit, dat hij (Mussert) voortaan bij alle belangrijke maatregelen zou worden gehoord.

Verantwoordelijkheid zonder werkelijke invloed!”170 De leerboeken lijken te beseffen dat de NSB op

zich geen al te grote machtsfactor was binnen het Duitse bezettingssysteem, en focussen nu vooral

op de privileges die ze kregen: “Alleen de N.S.B. (…) kreeg allerlei voorrechten.”171

Pas vanaf de jaren ’60 wordt er meer gefocust op de politieke (on)macht van de NSB: “één maatregel

namen de Duitsers echter nooit: hoe Mussert er ook op hoopte, hij en zijn NSB kregen de macht in

Nederland nimmer.”172, “Musserts NSB kreeg door de Duitsers geen officiële bestuurstaak toebedeeld

(…)”173. Een handboek laat zich volledig gaan: “Mussert kreeg een paar jaar later de loze titel “leider

van het Nederlandse volk”. Hetgeen hem ronduit belachelijk maakte, want iedereen wist dat de

N.S.B., hoe slaafs zij ook de Duitse hielen likten, geen enkele werkelijke regeringsmacht hadden.”174

Ondertussen wordt de toon niet gematigder. Er worden twee zaken duidelijk in de leerboeken:

enerzijds melden ze dat Mussert en de NSB geen échte macht hadden, anderzijds wordt gefocust op

de daden en titels van Mussert die geen macht inhouden: “Hitler proclameerde de N.S.B. tot

“wilsdrager” en Mussert tot leider van het Nederlandse volk. Mussert legde een eed van trouw aan de

“Führer” af en hielp ijverig mee vrijwilligers voor het oostfront te werven.”175, "Zelf had hij de eed van

trouw aan Hitler afgelegd (december 1941); het landverraad stond nu wel degelijk vast.” 176 Voor het

eerst wordt wel een nuance gemaakt bij de positie van Mussert, door hem te citeren uit zijn proces

na de Tweede Wereldoorlog: “Tijdens zijn proces na de oorlog zei deze leider van de N.S.B. timide:

“mijn grootste fout is geweest, dat ik niet geloofd heb aan de verkeerde buitensporigheden van het

Duitse nationaal-socialisme. Het is een fout, die veel leed en veel teleurstelling heeft

teweeggebracht.””177

Vanaf eind jaren ’60 wordt meer en meer enkel gefocust op de politieke rol van Mussert. Het

taalgebruik wordt ook gematigder: “Hun leider, Mussert, heeft geen grote rol gespeeld.”178, “De

verwachting, dat Mussert, de leider van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.) aan de regering

zou komen, ging niet in vervulling (..).”179, “ (…) Werkelijke macht kreeg de N.S.B. ook van de Duitsers

niet, alleen voorrechten en baantjes.”180

Midden jaren ’70 plaatst een leerboek een uitgebreide biografie van Mussert181. Na deze publicatie

wordt Mussert niet meer bestempeld als zwakkeling en volgeling van Hitler. Er wordt zelfs verwezen

170 BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952, pg. 405 171

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1952, pg. 417 172

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174 173

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1962, pg. 313 174

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 446 175

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1965, pg. 240 176

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 164 177

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 164 178

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1967, pg. 72 179

DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 131 180

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 193 181

NIEMEIJER, A.C., e.a., Strijd en samenwering: een geschiedenis voor mavo, havo en vwo, deel 4v, Thieme & Co., Zutphen, 1976, pg. 51

Page 46: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

46

naar de persoonlijke visie van Mussert: “Hoewel Mussert regelmatig verklaarde dat Nederland

zelfstandig moest blijven, werd de praktijk dat de N.S.B. zich volledig schikte in de wensen en

opvattingen van de Duitsers.”182

Vanaf 1980 wordt er meer en meer gefocust op het feit dat Mussert zijn persoonlijke visie moest

opbergen ten voordele van de radicale kern binnen de NSB: “Binnen de N.S.B. groeiden spanningen.

Mussert zag zijn “Dietse” ideaal, een zelfstandig Nederland verbonden met Duitsland in een

“Germaanse statenbond”, steeds meer in rook opgaan. (…) Om zich te handhaven moest Mussert

telkens concessies doen. ”183, “Mussert wilde Nederland echter niet laten opgaan in het Duitse rijk,

maar het een plaats geven in een “Germaanse Statenbond”, onder leiding van Duitsland.”184. Ook zijn

titel en eed van trouw worden binnen een neutraler kader geschetst: “In 1941 legde hij in Berlijn de

eed van trouw aan Hitler af.”185, “Hij mocht zich (…) “Leider van het Nederlandse volk” noemen,

zonder dat hij wat in de melk te brokkelen had.”186, “Wel werd hij in 1943 door Hitler erkend als

“Leider van het Nederlanders volk”, dit was echter een titel zonder inhoud (…).”187. In 1984 verschijnt

een veelgeprezen biografie van Mussert, geschreven door auteur Jan Meyers.188 In de biografie

neemt Meyers geen standpunt in, maar beschrijft hij objectief de gebeurtenissen, gebaseerd op

bronnen en getuigenissen van beide kanten. Dit boek is typerend voor de veranderende visie op de

politieke persoon Mussert, waardoor men ook meer nuancering toepast wanneer men over Mussert

spreekt. Deze toon wordt verder gezet in de jaren ’90: “Hoewel Mussert Hitlers jacht op de joden als

een misdaad zag, deed hij of zijn neus bloedde. Het enige wat hij wist te bereiken was, dat de joodse

ex-N.S.B.-ers niet naar een vernietigingskamp werden gedeporteerd, maar naar een zogenaamd

“licht” concentratiekamp.”189

Conclusie: In de eerste decennia na de Tweede wereldoorlog zien de leerboeken Mussert als de kop

van Jut in de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog. De vlucht van Mussert voor de inval van

Duitsland komt frequent aan bod. Ook zijn titel van “Leider van het Nederlandse volk” en zijn eed van

trouw aan Hitler wekken frustratie op. Toch wordt er reeds in 1948 melding gemaakt van de feitelijke

macht van Mussert en de NSB. Men gaat tot diep in de jaren ’70 focussen op de hand- en

spandiensten van de NSB aan de Duitse bezetter. Pas in de jaren ’60 wordt er meer gefocust op de

feitelijke politieke rol van Mussert. Later wordt de toon ook gematigder en wordt in de leerboeken

meer en meer duidelijk dat Mussert niet dé leider van de partij is en al zeker niet bij de

extremistische kern behoort. Ook zijn titel en eed worden genuanceerd aangehaald.

182

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de havo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1978, pg. 92 183

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 15 184

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 220-221 185

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 15 186

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 114-115 187

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 220-221 188

MEYERS, J., Mussert. Een politiek leven, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1984, pg. 331 189

DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, pg. 151

Page 47: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

47

4.2.3. Terminologie

4.2.3.1. Collaboratie

Collaboratie staat synoniem voor medewerking, in de meeste gevallen negatief geconnoteerd als

medewerking voor de vijand tijdens een crisissituatie. Collaboratie heeft zeker door de

gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn dominant negatieve betekenis meegekregen. In

dit deel ga ik op zoek naar de betekenis die in de leerboeken aan collaboratie wordt gegeven: wordt

er voornamelijk op de NSB gezinspeeld, wordt er snel contrast gezocht met het verzet, durft men

ruimer te kijken dan enkel de NSB als ‘collaborerend’ te definiëren?

Vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog lopen de emoties hoog op in de leerboeken. Het

verliezende kamp (de NSB) moet eraan geloven en staat symbool voor de collaboratie: “Het gejuich

bewees, hoezeer deze verdwaasden van alle politiek inzicht gespeend waren en alleen geschikt tot het

verwekken van relletjes onder een vroeger te meegaand bewind, dat voorbij had gezien, dat het

onrecht moest zegevieren, als het recht geen gebruik maakt van zijn macht en dat deze organisatie

koninklijk goedgekeurd had.”190 In hetzelfde deel wordt de NSB in één adem vergeleken met

landsverraders en dissidenten. De toon is zeer negatief en zeer spottend: “Allerlei zwaar betaalde

nietsnutters, ten dele gerecruteerd uit de maar al te bereidwillige N.S.B., verleenden daarbij hun

medewerking, en profiteerden van de gelegenheid, op een veilige vluchtheuvel, ver van het front, een

spaarpot te maken.”191 In de eerste jaren na de oorlog staat collaboratie synoniem voor landverraad,

profijt en een binnenlandse vijand: “Tegen de binnenlandse vijand trad de regering te slap op.”192,

“Alleen de N.S.B., die zich onder Mussert een gehoorzame dienaar van de vijand toonde, (…).”193

Regelmatig wordt in het thema van collaboratie ook de scherpe tegenstelling gemaakt met het

verzet. Tot diep in het tweede deel van de 20e eeuw lijkt het alsof de collaborateurs uit enkelen

bestonden, terwijl het verzet algemeen was: “Vele van deze strijders [goede vaderlanders] hebben

wel hun liefde voor het vaderland met hun leven moeten betalen; wèl een scherpe tegenstelling met

de verscheidene collaborateurs.”194 In één handboek wordt werkelijk een essay gegeven over het

verzet: “Het Nederlandse volk, immuun voor de plompe propaganda der Duitse nazi’s, bleef het

evenzeer tegen de nog sterker verfoeide N.S.B. Wij wisten te goed uit Napoleons tijd en die van

Lodewijk XIV welke gevaren een kleine natie zouden bedreigen, wanneer deze opging in een

“Germaanse gemeenschap” en dan nog wel onder Hitlers leiding en die van zijn arrogante

“Herrenvolk”.195

Collaboratie wordt vaak in één adem genoemd met de NSB: “De pers werd gelijkgeschakeld en alle

politieke partijen, behalve de N.S.B., werden ontbonden. Als paddestoelen verrezen allerlei N.S.B.

190

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397-398 191

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 97 192

BERKELBACH, J.W., Volken en tijden, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 211 193

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 188 194

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 189 195

BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952, pg. 405

Page 48: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

48

mantel-organisaties zoals Winterhulp, Volksdienst, (…).”196. In de jaren’50 wagen sommige

handboeken zich aan een percentage van collaborateurs onder de bevolking: “De sabotage van dit

alles was vrijwel algemeen: slechts 10% van de Nederlanders lieten zich hierdoor vangen.”197 Ook

staat collaboratie volgens de handboeken gelijk met diensten ten voordele van de bezetter, maar

niet met effectieve macht: “Commissarissen als bestuurders der provinciën en burgemeesters van

grote gemeenten werden vervangen door leden der N.S.B. of daarmee sympathiserenden.”198, “De

arbeidsbureaus werden onder N.S.B.-leiders gesteld en dreven 400.000 Nederlandse arbeiders als

slaven naar de Duitse oorlogsindustrie.”199 Collaboratie houdt ook in dat men vecht aan de zijde van

de bezetter: “De N.S.B. (…) hielp ijverig mee vrijwilligers voor het oostfront te werven. Zoveel mogelijk

leidende posities werden aan N.S.B.-ers toevertrouwd.”200

In de jaren ’60 lijkt het cijfer van 10% collaborerende Nederlanders goed ingeburgerd in de

leerboeken: “Het totale aantal onbetrouwbare Nederlanders liep ongeveer tegen de 10%.”201, “(…)

slechts 10% van de Nederlanders lieten zich hierdoor vangen.”202

Wel opvallend is dat de toon t.o.v. de NSB als voornaamste collaborateursorgaan minder hevig is, al

zijn er nog een aantal uitzonderingen: 1964: “iedereen wist dat de N.S.B., hoe slaafs zij ook de Duitse

hielen likten, geen enkele werkelijke regeringsmacht hadden. (…) Wèl waren de N.S.B.-ers de enige

groep op wie de Duitsers konden steunen en dat gaf hen privileges (…). Feitelijke zelfstandige macht

hadden de N.S.B.-ers niet, maar door hun houding hadden zij zich vanaf het begin geïsoleerd van de

meerderheid van het Nederlandse volk, die hen beschouwde als een verachtelijke groep

landverraders.”203 Wel blijft de NSB vrijwel de enige die collaboreert: “Over het algemeen was de

houding der Nederlanders goed. (…) Het waren alleen de N.S.B.-ers, die zich graag leenden tot

hulpdiensten van de bezetter.”204 Nog steeds wordt regelmatig de vergelijking gemaakt met de

‘overgrote groep’ van Nederlanders die in het verzet treden.

De focus blijft ook in de jaren ’60 op de karweitjes die de NSB mag/moet uitvoeren voor de Duitse

bezetter: “De leden mochten hand- en spandiensten verrichten als dat nodig was en het zo

uitkwam.”205, “Later traden vele N.S.B.ers in Duitse krijgsdienst en streden tegen de bondgenoten van

hun eigen land, of deden mee aan het arresteren en mishandelen van landgenoten.”206

Eind jaren ’60 en begin jaren ’70 is de toon weer opvallend harder t.o.v. collaboratie (≈ NSB). De

leden van de NSB zijn landverraders en onbekwaam (“Sterker nog dan tevoren werden de N.S.B.’ers

196

PIK, J.W. e.a., Beknopt leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1956, pg. 273 197

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1956, pg. 375 198

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1957, pg. 243 199

BLONK, A. e.a., Rondgang door de algemene en vaderlandse geschiedenis deel II, Wolters, Groningen, 1960, pg. 309 200

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 277 201

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174 202

BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den Haag, 1962, pg. 334 203

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 446 204

REINSMA, R., Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis na 1815, Amsterdam, 1965, pg. 235-236 205

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 162 206

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1967, pg. 376

Page 49: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

49

als landverraders gekenmerkt. (…) Veel overheidspersonen, o.a. burgemeesters, die erg “goed”

waren, werden ontslagen en door veelal onbekwame N.S.B.’ers vervangen.”207) is slaafs (“De NSB (…)

werkte slaafs met de Duitsers mee.”208), en zijn meelopers (“Vrij spoedig bemerkten de

bezettingsautoriteiten namelijk, dat de Nederlanders, uitgezonderd de N.S.B.-ers en hun meelopers,

niet gesteld waren op de nationaal-socialistische ideeën.”209). In het laatste voorbeeld wordt

nogmaals duidelijk dat de indruk wordt gegeven dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse

bevolking niet heeft gecollaboreerd: Nederland bestaat ook vooral uit ‘echte’ Nederlanders: “Daar

N.S.B.-ers hierin de leiding kregen, weigerden alle “echte” (d.w.z. anti-Duitse) Nederlanders zich

hierbij aan te sluiten.“210

In 1976 vinden we in de leerboek de eerste sporen van nuance t.o.v. het algemene collaboratiebeeld

terug: “Benadrukt dient te worden dat de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking zeker in

het begin van de oorlog, geen algemene verzetshouding aannam. (…) Collaboratie kwam tijdens de

oorlog voor in ons land en dit was helaas geen zaak waar slechts een handjevol Nederlanders bij

betrokken raakte.”211 Vanaf midden jaren ’70 zien we drie kampen: zij die een nuance maken bij het

aantal collaborateurs en daarbij niet alleen de NSB vernoemen (“Ook het aantal collaborateurs [zij

die samenwerkten met de vijand+ was groot.” 212), zij die neutraal blijven in hun omschrijving (“Het

Nederlandse ambtenarenapparaat bleef bestaan, maar op de belangrijke posten werden N.S.B.’ers

aangesteld. (…) Alleen de N.S.B. en enige verwante groepen mochten blijven voortbestaan.“213 ) of zij

die resoluut de kaart trekken van de NSB als voornaamste collaborateur (“De partij raakte nog meer

geïsoleerd van de grote massa der Nederlanders, omdat de NSB’ers landverraders waren.”214).

Vanaf de jaren ’80 zien we dat het genuanceerde beeld van de collaboratie aan terrein wint in de

handboeken. Meer en meer handboeken vermelden dat niet enkel de NSB collaboreerde en dat het

aantal collaborateurs aanzienlijk hoog was: “Dat de Duitsers veel hulp kregen van Nederlandse

autoriteiten (…) was niet het gevolg van een wijdverspreid antisemitisme onder de Nederlandse

ambtenaren. Men moet deze medewerking (…) voornamelijk weer zien in het licht van het (…)

dilemma tussen collaboratie en verzet.” 215 Opvallend is wel dat er, indien er melding wordt gemaakt

van een bredere collaboratie, er verzachtende omstandigheden worden vermeld: “Terwijl sommige

autoriteiten ontslag namen en door N.S.B.-ers werden vervangen, begaven anderen zich, vaak om

erger te voorkomen, op een hellend vlak, door met de bezetter te gaan samenwerken.”216 Vanaf

midden jaren ’80 nemen de meeste handboeken voor waar aan dat ook Nederlanders los van de NSB

collaboreerden met de Duitse bezetter en gebruik maakten van de oorlog in hun voordeel:

“Anderzijds waren er ook Nederlanders die van de oorlog profiteerden (…) of die de zijde van de

Duitsers kozen. Er waren er die de Duitse politie steunden, die joden aangaven en onderduikers en

207

DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 131-132 208

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1968, pg. 72 209

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 144 210

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 146 211

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 151-152 212

DE BEER, A.C., Geschiedenis in onderwerpen: 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 90 213

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1980, pg. 120 214

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de havo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1978, pg. 192 215

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, WOlters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 90-91 216

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 13

Page 50: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

50

verzetsmensen (…). (…) De vraag wie goed en wie fout hebben gehandeld is nog altijd een zeer

levendige kwestie.”217, “De meeste Nederlanders bleken bereid zich aan te passen en met de Duitsers

samen te werken. Zij hoopten zo het leven van vóór de oorlog grotendeels te kunnen voortzetten.“218,

“Slecht een kleine groep Nederlanders was pro-nazi. Maar ook de groep die verzet bood, was erg

klein. (…) Het aantal verzetstrijders groeide, al bleef het nog altijd om kleine groepjes gaan.”219,

“Slechts zeer weinig Nederlanders gingen al aan het begin van de oorlog over tot verzet.”220

Pas in 1994 valt de term die de grote grijze zone tussen verzet en collaboratie weergeeft: “Al snel

groeide een besef dat men de “nieuwe orde” maar beter kon accepteren, daar de bezetter, gezien de

Duitse militaire successen elders, weleens van lange duur kon zijn. Historici spreken hier van

accommodatie, aanpassing aan de nieuwe omstandigheden.”221 In de jaren ’90 zet het schuldbesef

zich verder voort en durft men zelf in de spiegel te kijken: “Van alle volken die in de Tweede

Wereldoorlog onder de Duitse wals werden verpletterd, hebben de Nederlanders de grootste moeite

zich slachtoffer te voelen. Na de oorlog werden er 450 000 Nederlanders geregistreerd die met de

bezetter hadden samengewerkt.”222

Conclusie: Tot diep in de jaren ’70 gebruiken de leerboeken de NSB als synoniem voor de

collaboratie. Collaboratie staat voor landverraad, eigen profijt en slaafsheid. Nergens wordt er een

nuance gemaakt: de NSB is de énige die collaboreert met de Duitse bezetter, de overige

Nederlanders zijn dappere verzetsstrijders.

In 1976 vinden we in de leerboeken de eerste sporen van nuance terug. Daar waar reeds in de jaren

’60 de toon t.o.v. de NSB al gematigder was, wordt nu voor het eerst gemeld dat niet enkel de NSB

collaboreerde met de Duitsers. Pas in de jaren ’80 wint het genuanceerde beeld het van de overige

visies, die blijven focussen op de NSB als voornaamste collaborerend orgaan. In de jaren ’90 wordt

voor het eerst de grijze zone tussen collaboratie en verzet bij naam genoemd: ‘accommodatie’. De

leerboeken durven nu ook kritisch te zijn tegenover de verzetsbeweging, al lijkt dit een proces van

lange adem te zijn (geweest).

De gedachte ‘veel waren goed en weinig waren slecht’ wordt genuanceerd eind jaren ’80 en men

gaat het verzet ook kritischer bekijken. Vanuit de wetenschap is er ook kritiek op deze evolutie: men

moet bekritiseren, maar niet minimaliseren. De historica spreekt in dit geval van “nivelleren: in de

letterlijke en symbolische betekenis van het verkleinen van verschillen”.223

217

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1986, pg. 159-160 218

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 80 219

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 82 220

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 59 221

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 236 222

BAKKER, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3: mavo havo vwo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1996, pg. 129 223

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 24

Page 51: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

51

4.2.4. Leerstofkeuze

Voor ik aan deze scriptie begon, dacht ik dat de NSB een voetnoot zou zijn in de geschiedenis van

Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Uit vorige stukken blijkt dit zeker niet het geval te zijn!

Het is dan ook belangrijk even stil te staan in welke mate de NSB aan bod komt en vooral: welke

thema’s er worden besproken.

In dit hoofdstuk bespreek ik de mate waarin de NSB aan bod komt in de leerboeken a.d.h.v. de

volgende thema’s:

- NSB voor WO II: verkiezingen 1935 en 1937

- NSB tijdens WO II: rol 5e colonne, ontbinding politieke partijen, titels Mussert, Dolle Dinsdag,

politieke rol NSB

- NSB na WO II: zuiveringen

De thema’s die reeds aan bod zijn gekomen (rol 5e colonne, politieke rol NSB en titels Mussert) zal ik

niet uitvoerig bespreken. Ik focus in dit deel veelal op thema’s die wel/niet aan bod komen en

wanneer ze voor het eerst opduiken.

4.2.4.1. NSB voor WO II

De verkiezingen van 1935 en 1937, waar de NSB respectievelijk 7,94% en 4,22% van het aantal

stemmen haalde, komt in het eerste decennium niet aan bod in de leerboeken. Pas in 1954 komt de

eerste melding van de verkiezingsoverwinning: “Deze partij kreeg in 1935 bijna 8% van het totaal

aantal uitgebrachte stemmen.”224 Het leerboek Wereld In Wording is tussen 1954 en 1959 het enige

leerboek waarin de verkiezingsoverwinning aan bod komt.

Pas in 1960 wordt voor het eerst de volledige vooroorlogse politieke evolutie van de NSB geschetst:

“In 1935 haalde deze “beweging” onder haar leider Mussert bij de verkiezingen der Provinciale Staten

8% der stemmen. (…) Bij de Kamerverkiezing in 1937 slonk die 8% dan ook tot 3,8%.”225 Hierna zijn er

nog een aantal leerboeken die de verkiezingsevolutie van de NSB weergeven, maar pas vanaf 1967

nemen de meeste handboeken deze informatie over. De verkiezingsuitslagen van 1935 en 1937

blijven in alle leerboeken rond de juiste cijfers, al kiest een meerderheid voor de handboeken voor

een afronding naar boven bij de verkiezingsoverwinning van 1935 (7,94% wordt 8%) en voor een

afronding naar beneden bij de verkiezingsnederlaag van 1937 (4,22% wordt 4%).

224

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 351 225

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 181-182

Page 52: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

52

4.2.4.2. NSB tijdens WO II

Zoals reeds aangetoond, is de vermelding van de vermeende 5e colonne tot midden jaren ’60

algemeen aanvaard bij de leerboeken. Tot de jaren ’80 is er dan een stilte rond de 5e colonne, om

daarna in de leerboeken terug te keren, maar dan binnen een kritisch kader met o.a.

bronnenonderzoek.

De politieke macht van de NSB wordt regelmatig samen vermeld met de ontbinding van de overige

politieke partijen, zeker in de beginjaren: “Met de geestelijke en politieke vrijheid was het afgelopen;

slechts de N.S.B. werd geduld (…).”226 Deze tegenstelling, die tot diep in de jaren ’60 frequent

terugkeert, geeft de indruk dat de NSB politiek zeer veel macht heeft. Dit wordt ook duidelijk in de

leerboeken: “Toen moesten de politieke partijen zich eveneens ontbinden. (…) De vakverenigingen

gingen dezelfde weg. Daarvoor kwamen in de plaats corporatieve N.S.B.-organisaties naar beroepen

en vakken (…).”227 ,“N.S.B. “vrederechters” velden de partijdigste vonnissen, uittartende benden,

hoofdzakelijk saamgeveegd van de straat, maakten deze in uniform straffeloos onveilig door

gewelddaden tegen andersdenkenden. De arbeidsbureau’s werden door N.S.B.-leiders gesteld en

dreven 400.000 Nederlandse arbeiders als slaven naar de Duitse oorlogsindustrie. De N.S.B.-

landwachten speurden “onderduikers” op en leenden de hand bij de razzia’s.”228. Dit citaat staat bol

van de emotionaliteit en subjectief taalgebruik: wanneer men bv. spreekt van ‘saamgeveegd van de

straat’, bestempelt het leerboek de NSB zo als schorem van de laagste soort. De vergelijking met de

tocht van arbeiders naar Duitsland ‘als slaven’ heeft duidelijk een negatieve connotatie.

Opmerkelijk is ook dat, tijdens de Tweede Wereldoorlog, Rost Van Tonningen als hoofd van de

Nederlandsche Bank veel emoties losweekt. Vooral in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, maar

regelmatig tot in de jaren 60’, wordt hem financiële collaboratie verweten: “De Nederlandsche Bank,

weldra onder de verrader Rost van Tonningen gesteld, werkte met kracht mede aan de ontwrichting

van ons geldverkeer, o.m. door het bijdrukken van milliarden aan geldpapier en het toepassen van

allerlei trucs, die het grootmoedige Duitsland in staat stelden te “betalen” voor wat het van ons volk

“kocht”.”229, “De Nederlandsche Bank, onder leiding gesteld van de N.S.B.-er Rost Van Tonningen, was

het gewillige werktuig.”230 Na het midden van de jaren ’60 laten de leerboeken hem links liggen.

Maar, zoals reeds aangetoond bij de figuur Mussert, is vanaf midden jaren ’60 meer nuance zichtbaar

in de leerboeken inzake de politieke macht van de NSB. Men ziet in dat de effectieve macht meer bij

de Duitse bezetter te zoeken is, terwijl de NSB fungeert als hulpstuk bij de politieke van de Duitsers:

“één maatregel namen de Duitsers echter nooit: hoe Mussert er ook op hoopte, hij en zijn NSB kregen

de macht in Nederland nimmer. Wel gebruikten de bezetters hun diensten en die van andere

Duitsgezinden.”231 Hierna wordt steeds meer en meer melding gemaakt van de gematigd politieke

machtfactor van de NSB. Deze trend houdt aan tot in de jaren ’90.

226

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 305 227

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 374-375 228

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1960, pg. 408 229

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 79 230

BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952, pg. 403 231

FONTAINE, P., Van oermens tot werelburger: vierde deel A, Malmberg ’s-Hertogenbosch, 1965, pg. 174

Page 53: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

53

Zeer opvallend is de steeds terugkerende vermelding van Dolle Dinsdag232. Een overgrote

meerderheid van de leerboeken vermeld dit typische stukje nationale geschiedschrijving in zijn

leerstof. Wat des te meer opvalt is het leedvermaak van de auteurs t.o.v. de NSB: “Toen begin

September 1944 de gealliëerden in één aanloop bijna geheel België onder de voet liepen, *…+ ging er

een blijde golf door het land. Doch vele N.S.B.-leden, waaronder die dagelijks zich hadden bereid

verklaard, voor hun idealen te sterven, namen de benen of begonnen de passie te preken. (...) De

N.S.B. had in Nederland afgedaan.”233, “In de avond van 4 September (1944) (…) vluchtten duizenden

N.S.B.-ers naar het Oosten. Het bleek alles niet meer dan een moderne saga.”234. Sommige

handboeken laten het niet na om zelfs bij deze gebeurtenis de zwakheid van de NSB te benadrukken:

“Vele Duitse troepen vertrokken reeds uit ons land, gevolgd door de N.S.B.ers.”235 Desondanks zijn er

ook auteurs die kiezen voor neutraler taalgebruik: “Op “dolle dinsdag” (5 september 1944) ontstond

er paniek onder de Duitse bezetters en de N.S.B.-ers.”236 Wanneer men kiest voor een emotioneel

gekleurde visie op Dolle Dinsdag, is het kenmerkend dat men voornamelijk spreekt over de NSB,

terwijl men bij de neutrale visie ook de Duitsers vermeld.

Vanaf de jaren ’70 wordt de vermelding van Dolle Dinsdag neutraler: “(…) op “dolle dinsdag” (5

september 1944) namen de NSB’ers de vlucht (…).”237,“In september 1944 vluchtten N.S.B.-ers in

paniek richting Duitsland toen het gerucht ging dat de geallieerden Breda al bereikt hadden.”238. In de

jaren ’80 zet de evolutie zich door: “Dolle Dinsdag: Uit angst voor deze bevrijding vluchtten toen veel

N.S.B.-ers naar het oosten in de hoop op die manier aan de vijand te kunnen ontkomen. Toen het loos

alarm bleek te zijn kwamen de meesten terug.”239. Desondanks zijn er hier en daar nog een aantal

uitzonderingen die hun emoties niet kunnen wegsteken: “Duizenden N.S.B.-ers, die zich vaak

luidruchtig hadden bereid verklaard voor hun idealen te sterven, vluchtten naar Westerbork, het

beruchte voormalige Jodenkamp, en nog verder. De N.S.B. had in Nederland afgedaan.”240 Let hier

vooral op het feit dat deze zinsnede bijna letterlijk is overgenomen uit een leerboek uit 1946, dat ik

hiervoor reeds geciteerd heb: “Doch vele N.S.B.-leden, waaronder die dagelijks zich hadden bereid

verklaard, voor hun idealen te sterven, namen de benen of begonnen de passie te preken. (...) De

N.S.B. had in Nederland afgedaan.”241 40 jaar tussen de beide uitgaven, maar er zijn weinig

nuanceverschillen te merken…

232 De succesvolle opmars van de geallieerden vanuit Frankrijk verliep in de zomer van ’44 zo voorspoedig dat

het twee emoties opriep in Nederland: enerzijds was er de hoop op het einde van de oorlog, anderzijds waren de Duitsgezinden argwanend over hun lot. Op 5 september meldde men via de radio dat de Britse troepen de Nederlandse grens hadden overschreden.232 De euforie als gevolg hiervan staat bekend als Dolle Dinsdag. 233

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 400-401 234

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 376 235

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 326 236

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 281 237

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, pg. 239 238

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 153 239

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 116 240

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 135 241

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 400-401

Page 54: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

54

De titels van Mussert worden jarenlang spottend in zijn nadeel gebruikt. Dit valt reeds op te merken

in mijn vorig stuk over de figuur Mussert. Pas decennia na het einde van de Tweede Wereldoorlog

wordt zijn titel van “Leider van het Nederlandse volk” en zijn eed van trouw aan Hitler in een

genuanceerder kader geschetst.

4.2.4.3. NSB na WO II

In dit stukje focus ik op de naweeën van de Tweede Wereldoorlog. Nederland bekomt van 5 jaar

bezetting en zint op wraak. Twee aspecten komen hiervan aan bod: de zogenaamde “Bijltjesdag” en

de Bijzondere Rechtspleging242 door de Nederlandse overheid.

De term ‘Bijltjesdag’ werd gebruikt tijdens de bezetting van Nederland in de Tweede Wereldoorlog

als benaming van de volksrepresaille op collaborateurs. Na afloop van de oorlog wilde een deel van

de bevolking van Nederland wraak nemen op de Nederlandse collaborateurs. Zo werden direct na de

bevrijding vrouwen en meisjes van wie men wist (of het vermoeden had) dat zij relaties hadden

aangeknoopt met Duitse militairen, het hoofd kaalgeschoren. Ook werden NSB’ers, vermeende

landverraders en verklikkers in elkaar geslagen of opgesloten. in totaal ging het om circa 300.000

mensen. Bijltjesdag is, zoals de Nederlandse bevolking had gehoopt tegen het einde van de Tweede

Wereldoorlog, niet effectief voorgekomen. De Nederlandse overheid nam het heft in handen om

tienduizenden collaborateurs te berechten. De Nederlandse bevolking heeft effectief wraak

genomen op diverse collaborateurs, maar heeft het recht uit handen moeten geven.

Bijltjesdag wordt door alle leerboeken verzwegen tot de jaren ’80. Slechts 1 handboek maakt hier

vanaf 1954 melding van doorheen zijn diverse uitgaven: Wereld in Wording. Maar de informatie

wordt ten onrechte genuanceerd: “Gelukkig was er zoveel zelfbeheersing dat de “Bijltjesdag”, de lang

verlangde volkswraak op collaborateurs en Duitse beulen, niet doorging.”243 Deze zin keert

ongewijzigd terug tot 1978. Pas midden jaren ‘80 Bijltjesdag ook aan bod in andere leerboeken, maar

dan enkel onder de vorm van foto’s. Slechts één handboek schrijft over deze acties, maar blijft steken

bij stereotiepe beelden: “Tot een “Bijltjesdag”, dat is een uitbarsting van volkswoede tegen N.S.B.-ers

en handlangers van de Duitsers, is het gelukkig niet gekomen.” 244

De Bijzondere Rechtspleging komt nóg later in de leerboeken aan bod. Pas in 1960 komt dit een

eerste keer aan bod: “Na de bevrijding trad nu het ministerie-Schemerhorn op, dat allereerst orde op

de zaken kreeg te stellen, waaronder de liquidatie van het Militair Gezag. N.S.B.’ers,

oorlogsmisdadigers en collaborateurs moesten worden opgespoord en berecht. Enkelen, onder wie

Mussert, werden gefusilleerd.”245

242

De Bijzondere Rechtspleging was de rechtspleging die na de bevrijding van Zuidelijk Nederland tot doel had al diegenen te berechten die zich gedurende de Tweede Wereldoorlog schuldig hadden gemaakt aan de overtreding van bepaalde wetsbesluiten. 243

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 378 244

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 172 245

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 202

Page 55: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

55

Tot de jaren ’90 twijfelen de leerboeken of ze ook de Bijzondere Rechtspleging zouden vermelden.

Ruim de helft van de handboeken vermeldt de Bijzondere Rechtspleging. De andere maken er geen

melding van.

Na de eerste vermelding in 1960 volgen een aantal leerboeken dit voorbeeld. De toon is vaak positief

t.o.v. van de Nederlandse overheid: “Het was een reuzetaak, maar ze is redelijk goed volbracht: de

(…) arrestatie en berechting van oorlogsmisdadigers en landverrraders, (…).”246 Anderzijds is men ook

teleurgesteld dat er slechts weinigen ter dood werden veroordeeld: “Bij de bevrijding was een groot

aantal N.S.B.-ers en collaborateurs gearresteerd. Hun berechting behoorde de regering in goede

banen te leiden. Over het algemeen is men daarbij zeer gematigd opgetreden. Slechts enkelen kregen

de doodstraf, o.a. Mussert.” 247

Eén handboek vermeldt dat er enkel NSB-leden zijn veroordeeld: “Eén partij was verdwenen: de

N.S.B.. De kopstukken werden berecht en gefusilleerd; de andere leden werden voor speciaal

opgerichte Tribunalen gebracht en “gezuiverd.”248 Het handboek maakt hier een vreemd

onderscheid: het lijkt alsof de kopstukken een speciale berechting kregen. De emotionele term

‘gezuiverd’ staat synoniem voor ‘veroordeeld’. Maar de meerderheid van de handboeken meldt dat

niet enkel de NSB en haar aanhangers veroordeeld werden: “Verder moesten aanhangers van het

Nationaal-Socialisme, oorlogsmisdadigers en collaborateurs opgespoord en berecht worden. Mussert

werd tot de doodstraf veroordeeld en gefusilleerd.”249

Tegen de jaren ’70 wordt bij de berechting niet meer dominant naar de NSB verwezen. Men heeft

het voornamelijk over oorlogsmisdadigers en collaborateurs: “Oorlogsmisdadigers en collaborateurs

werden berecht, Mussert en enkele andere N.S.B.’ers kregen de kogel.”250, “Een van de eerste

problemen vormde ook de berechting van oorlogsmisdadigers en collaborateurs. O.a. Mussert en

Blokzijl werden ter dood veroordeeld. Het aantal doodvonnissen en zware straffen was echter niet

heel groot, gezien het aantal “gevallen” (ca. 90 000).”251 Ook het aantal berechte personen wordt

regelmatig vermeld: “Een eerste probleem was de berechting van de collaborateurs, waarvan er ca.

90 000 in kampen waren opgesloten. Er werden enkele doodsvonnissen voltrokken, o.a. aan Mussert

en Blokzijl.”252

Ook in de jaren ’80 wordt de Bijzondere Rechtspleging niet meteen opgenomen in de leerboeken. In

een leerboek uit 1985 wordt dieper ingegaan op het leven van Mussert en wordt ook voor het eerst

zijn officiële veroordeling vermeld: “Na de bevrijding werd Mussert ter dood veroordeeld wegens

landverraad, hoogverraad en hulpverlening aan de vijand. In 1946 werd dit vonnis met de kogel

246

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 178 247

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 350 248

REINSMA, R., Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis na 1815, Amsterdam, 1965, pg. 238 249

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 346 250

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo: deel 5: De Nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1971, pg. 78 251

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 197 252

NIEMEIJER, A.C., e.a., Strijd en samenwering: een geschiedenis voor mavo, havo en vwo, deel 4v, Thieme & Co., Zutphen, 1976, pg. 109

Page 56: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

56

voltrokken.”253 Ook vinden we hier voor het eerst een duidelijke nuance gemaakt bij het verloop van

de Bijzondere Rechtspleging: “De berechting van de mensen die met de Duitsers hadden

samengewerkt, bleek een te moeilijke opgave. Men vond algemeen dat samenwerking met de

bezetter niet ongestraft mocht blijven. De problematiek van collaboratie bleek echter te ingewikkeld

om in regels te kunnen vatten. Ook de grote aantallen betrokkenen maakte het beoogde doel

onbereikbaar: in de zomer van 1945 waren ongeveer 100 000 mensen (soms ten onrechte) gevangen

gezet.”254

Pas in de jaren ’90 lijkt de Bijzondere Rechtspleging vaste leerstof te zijn: “De oorlogsmisdadigers

moesten worden gestraft. (…) De leidende personen werden spoedig berecht. (…) Mussert, de leider

van de N.S.B., en Rauter werden in Nederland veroordeeld en geëxecuteerd.”255 In 1996 maakt een

leerboek een nuchtere analyse van de Bijzondere Rechtspleging in de jaren na de Tweede

Wereldoorlog: “De nieuw opgerichte Binnenlandse Strijdkrachten kregen de taak de “foute”

Nederlanders te arresteren. (…) geschatte aantallen liggen tussen 120 000 en 175 000. (..) Uiteindelijk

werden ongeveer 60 000 mensen veroordeeld. (…) De historicus Groen schrijft hierover: “De zuivering

mislukte grotendeels. (…) Men was tegen de N.S.B., pro-Nederlands en verklaarde het verzet voor

gek. (…) Alle Nederlanders die zo goed en zo kwaad als het ging de maatschappij draaiende hielden,

hadden min of meer vuile handen gemaakt.””256

Conclusie: Aangezien ik in mijn scriptie geen kwantitatief-analytisch onderzoek voer, is het moeilijk in

te schatten in welke mate de diverse (belangrijke) onderwerpen aan bod komen i.v.m. andere

thema’s. Wel kan ik de waarde van de stukken kaderen binnen het algemene beeld van de NSB in de

leerboeken.

Het weglaten van de verkiezingsuitslagen van de NSB voor 1940 kan erop wijzen dat men de partij wil

voorstellen als een kleine, onbelangrijke partij. Pas vanaf de jaren ’60 nemen de meeste handboeken

de verkiezingscijfers over. Het afronden van de cijfers in de cijfers van de verkiezingsuitslag, lijkt me

meer te kaderen in een vereenvoudigde weergave van de stemmen dan een bevooroordeelde keuze

om de NSB in een negatief daglicht te stellen.

De samen vermelde feiten van de ontbonden politieke partijen en de machtsfactor van de NSB duidt

op een tegenstelling: men wil de indruk geven dat de NSB alle macht naar zich toetrekt doordat het

de enig toegestane partij is. Pas later wordt hier duidelijk genuanceerd in het beeld van de politieke

macht van de NSB. Tot diep in de jaren ’70 wordt de NSB regelmatig in één adem genoemd met de

Duitse bezetter: daar waar de Duitsers een actie ondernemen, heeft de NSB ook zijn inbreng: de

razzia’s van de joden, de financiële collaboratie, …

Dolle Dinsdag komt quasi in alle leerboeken aan bod. Daar waar ze in het begin nog de spot drijven

met de vlucht van de NSB’ers, wordt de toon gematigder in de jaren ’70. Toch blijven veel leerboeken

253

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 122 254

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 84-85 255

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 172 256

VAN RIESSEN, M. e.a., Sporen: geschiedenis voor vwo 4, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1996, pg. 131

Page 57: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

57

opteren voor een emotioneel gekleurde versie van de feiten in plaats van een neutrale beschrijving

te geven.

De titel van Mussert en zijn eed van trouw krijgen grote aandacht in de eerste 20 jaar na de Tweede

Wereldoorlog en worden ook vaak geïllustreerd door de tegenstelling dat hij, ondanks de titel van

“Leider van het Nederlandse volk”, geen échte leider is (zowel van de Nederlandse bevolking als qua

capaciteiten).

De feiten na de Tweede Wereldoorlog, Bijltjesdag en de Bijzondere Rechtspleging, zijn duidelijk

gevoelig en komen maar met mondjesmaat aan bod. Bijltjesdag wordt slechts in twee leerboeken

geciteerd (foto’s niet meegerekend), en de Bijzondere Rechtspleging vindt pas vanaf de jaren ‘60 zijn

ingang in de leerboeken, om dan slechts door de helft effectief vermeld te worden. De toon

verandert over de decennia heen van “Streng én rechtvaardig” naar “een gemiste kans” tot “een

volslagen mislukt proces”. Eefting spreekt in zijn boek De Bijzondere Rechtspleging 1944-1952 een

harde conclusie over de informatie die wordt meegegeven over deze periode: “Men wil in ons land in

het algemeen niet graag herinnerd worden aan de tijd waarin de Bijzondere Rechtspleging veel leed

en schade toebracht aan politieke delinquenten en collaborateurs. Het eigen falen wordt

doodgezwegen en de ‘foute’ Nederlanders zijn nog steeds landverraders. Dat is onjuist en leidt op

termijn tot geschiedvervalsing.”257

257

EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, p. 386

Page 58: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

58

4.2.5. Beeldmateriaal

In dit deel zal ik eerst focussen op de chronologische evolutie van het beeldmateriaal. Hierna zal ik

ook dieper ingaan op de frequentie van bepaalde beelden. De diverse foto’s zijn in groter formaat als

bijlage toegevoegd. Ik kan niet alle foto’s bespreken in deze scriptie, maar voor de lezer die extra

geboeid is door beeldmateriaal, heb ik de meeste voorkomende en opmerkelijkste beelden

toegevoegd.

Van 1946 tot 1953 vind ik in de leerboeken geen enkele foto over de NSB terug. Dat dit te wijten is

aan de periode waarin ze verschijnen is geen argument, aangezien er reeds in 1946 afbeeldingen

terug te vinden zijn van diverse wetten, en in 1948 vind ik de allereerste foto terug

(voedseldroppings 1945).

Opvallend bij het gebruik van beeldmateriaal tijdens deze periode is dat er ofwel tekeningen worden

gebruikt van een aantal gebeurtenissen (Hongerwinter), ofwel karikaturen (Duitse bezetter), ofwel

zeer neutrale foto’s in een positieve context (Slag bij Arnhem 1944, voedseldroppings 1945). Het lijkt

erop alsof de auteurs de leerlingen niet te veel willen choqueren en overvallen met gevoelige foto’s

rond gevoelige thema’s.

Pas in 1954 brengt Wereld in Wording als eerste foto’s en

tekeningen aan over de NSB. De tekening van de hand van

Jordaan, een bekend tekenaar van verzetstekeningen tijdens de

Tweede Wereldoorlog, schetst de politieke situatie in Nederland

na de verkiezingen van 1935. Het leerboek focust wel uitsluitend

op de NSB: “Hoe de tekenaar Jordaan de entrée van de N.S.B. in de

Nederlandse politieke winkelstraat zag.”258 is het onderschrift,

terwijl ook minister Colijn, de S.D.A.P. en diverse andere partijen

op de prent zichtbaar zijn. Deze tekening komt in dit stuk nog een

aantal keer aan bod.

De foto op een andere pagina illustreert de naoorlogse visie op de rol van de NSB duidelijk. Hitler

begroet een kind, Mussert doet op een andere foto hetzelfde. Het onderschrift luidt: “ Zo heer… zo

knecht!”259 Mussert wordt duidelijk afgebeeld als het hulpje, als na-aper van Hitlers gedachtegoed.

258

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 351 259

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 372-373

Mussert als agent (vooraan i.h. midden)

Hitler Mussert

Page 59: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

59

Tot 1960 is Wereld in Wording het enige leerboek dat foto’s en

tekeningen over de NSB opneemt in de leerstof. Pas in 1960

volgen andere leerboeken het voorbeeld van Wereld in Wording.

Twee leerboeken gebruiken dezelfde cartoon én hetzelfde

onderschrift. We zien Seyss-Inquart als koning met kroon en

scepter, en Mussert als slippendrager. De betekenis is

ondubbelzinnig. Mussert steunt de Duitse bezetter, maar is slechts

het kneusje van Seyss-Inquart. Hij kijkt nipt boven de slip uit om

toch maar in beeld te komen. Het onderschrift luidt: “Z.M. ‘Zes-en-

een-kwart’ en zijn lakei.”260. De naam van Seyss-Inquart wordt omgezet in een woordspeling en

Mussert is slechts een slaaf van de Duitse bezetter. De benaming ‘Zes-en-een-kwart’ voor Seiss-

Inquart was een staande uitdrukking, die veel gebruikt werd tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

Ook Wereld in Wording geeft zijn reeds gebruikte tekeningen weer, maar nu luidt het onderschrift bij

de vergelijkende foto tussen Hitler en Mussert een beetje anders: “Zo heer… zo knecht…”261 Het

agressieve uitroepteken heeft plaatsgemaakt voor een zuchtend beletselteken. In 1963 wordt de

tekening over de politieke straat (die reeds in Wereld in Wording te vinden was) voor het eerst

gekaderd binnen zijn context en wordt er niet enkel gefocust op de NSB. Bij de tekening staat: “In de

politieke straat van Nederland, 1937. Bij het N.S.B. sigarenmagazijn ‘hangt’ Mussert ‘uit als Anton I.

Colijn staat voor zijn wisselkantoor ‘de gave gulden’. De S.D.A.P. zetelt in de timmerwinkel ‘Het Plan’

(van de Arbeid). Ook Rooms-Katholieken, liberalen, vrijzinnig-democraten en communisten hebben

hier hun ‘zaak’.”262 Nu wordt duidelijk dat de tekening niet focust op de NSB, maar de algemene

politieke gang van zaken tracht weer te geven. Later zal ook een ander leerboek duiding geven bij de

tekening: “Goed voorbeeld doet goed volgen (…). Als propagandastunt opende de N.S.B. in de

Kalverstraat te Amsterdam een sigarenwinkel. De tekenaar doet het voorkomen alsof de andere

partijen dit voorbeeld volgen en ook een zaak opzetten”263

In de jaren ’60 vinden we nog een cartoon terug van Mussert,

die weer wordt gekaderd in zijn relatie met de Duitse

bezetter. De tekening toont Mussert die bij Hitler komt

vragen of hij nog taken moet verrichten. Op de ezel zien we

de NSB-leuze “Hou Zee!” en zelfs de ezel heeft dezelfde

haarsnit als Mussert. De armtierige uitstraling van Mussert

geeft indruk dat de NSB “arm” is aan steun. Ook het leerboek

verduidelijkt de prent met een bijschrift: “Een karikatuur op

de knechtenrol die de N.S.B. speelde.”264 Het onderschrift

luidt: “Boodschappen vandaag, meneer?”265 Tenslotte even melden dat Wereld in Wording in 1967

het beletselteken bij de foto tussen Hitler en Mussert heeft vervangen door een punt. Het begin van

neutrale duiding bij de tekening?

260

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 195 261

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 333 262

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 228 263

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 308 264

BLONK, A., Hoofdwegen der geschiedenis II, nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1965, pg. 353

Seyss-Inquart (l.) en Mussert (r.)

Mussert en Hitler

Page 60: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

60

Voor de periode vóór 1970 merken we op dat karikaturen en tekeningen domineren wanneer het

over de NSB gaat. Mussert wordt duidelijk in een negatieve rol geplaatst, al ondernemen een aantal

leerboeken moedige pogingen om een tekening neutraal te kaderen. Tot 1970 publiceert slechts 1

leerboek een foto van Mussert, die dan nog in een vergelijkende context met Hitler wordt geplaatst.

Voor 1970 maken minder dan 25% van de geconsulteerde leerboeken gebruik van beeldmateriaal.

Pas in 1971 vinden we de eerste ‘neutrale’ foto terug.

Speurtocht door de eeuwen toont een foto van Mussert in het

gezelschap van de Duitse politiechef Rauter, maar kan het niet

laten om Musserts titel te citeren in het onderschrift:

“Mussert, die in 1942 door de Führer tot ‘leider van het

Nederlandse volk’ benoemd werd, met politiechef Rauter.”266

Pas in 1972 geeft Wereld in Wording meer uitleg bij de tekening van de Nederlandse politieke

winkelstraat. Het originele onderschrift blijft, maar er wordt meer duiding gegeven: “Hoe de tekenaar

Jordaan de entrée van de N.S.B. in de Nederlandse politieke winkelstraat zag. De man in politie-

uniform is Mussert. Colijn staat te kijken naar ‘de Gave Gulden’. De twee met de balk die uit de

timmerwinkel komen zijn Alberda en Vorrink van de S.D.A.P.”267

De eerste échte neutrale foto (dus ook met een neutraal onderschrift

vinden we terug in 1973 in het leerboek Geschiedenis in thema en taak.

Er wordt een veelvuldig gebruikt portret van Mussert afgebeeld met het

onderschrift: “Mussert, leider van de N.S.B.”268

265

BLONK, A., Hoofdwegen der geschiedenis II, nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1965, pg. 353 266

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, pg. 235 267

BEEMSTERBOER, S.J., Wereld in wording: 4 havo/vwo, Van Goor Zonen, Den Haag, 1972, pg. 133 268

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 130

Mussert (l.) en Rauter (mid.)

Veelgebruikt portret van Mussert

Page 61: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

61

Desondanks zijn er nog verschillende handboeken die de

politieke rol van Mussert belachelijk maken door hem heel

subtiel te kleineren. Op een foto uit 1973 in het leerboek

Onze Eeuw zit Mussert naast Seyss-Inquart. Maar het

onderschrift luidt: “Mussert mag naast Seyss-Inquart

zitten.”269 Het werkwoord ‘mogen’ toont aan dat het

volgens het leerboek een privilege is voor Mussert op aan

de zijde van de Duitse bezetter te zitten, als een soort

beloning voor goed gedrag.

Maar authentieke foto’s van Mussert zijn een

absolute minderheid in de leerboeken. De

voorkeur wordt gegeven aan (vooral) cartoons en

(in mindere mate) tekeningen. Een mooi

voorbeeld vinden we terug in Kleio. De Duitser

vooraan in de rij wordt gevolgd door verraad,

terreur en dood (die allemaal in dezelfde pas

lopen). Mussert bengelt achteraan de rij. Hij

wordt veel kleiner afgebeeld dan de overige

figuren. Weer wordt Mussert afgeschilderd als

een kleine meeloper van de Duitse bezetter. Het

onderschrift luidt: “De nieuwe (h)orde

marcheert.”270 Pas in 1979 zal het onderschrift ook

Mussert vermelden in het onderschrift.

Het leerboek Kleio gebruikt nog meer tekeningen om de oorlogse

situatie weer te geven. Deze tekening geeft in de eerste plaats weer

dat de Nederlandse bevolking niet happig is op aanbiedingen van de

NSB, die vertegenwoordigd is als het kleine autootje onder de grote

mantel van ‘Duitsche bescherming’. Dat meldt ook het onderschrift:

“Geen liefhebbers. De grote meerderheid van het Nederlandse volk

wees ook tijdens de Duitse bezetting de N.S.B. af.”271

269

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 189 270

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 100 271

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 101

Seyss-Inquart (l.) en Mussert (mid.)

v.l.r.r.: Mussert, 'dood', 'terreur', verraad', en Duitse soldaat

NSB-taxi onder Duitse bescherming. Het Nederlandse volk wendt de blik af.

Page 62: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

62

Vanaf 1975 verschijnen er meer foto’s van de NSB in de leerboeken, maar

Mussert neemt het voortouw wat het aantal afbeeldingen betreft (zowel

in karikaturen als in foto’s). Een leerboek neemt een foto op waarop

Mussert centraal tussen Seyss-Inquart en Himmler staat afgebeeld. Het

blijft ook opvallen dat de onderschriften niet neutraal blijven wat

informatie weergeven betreft, zoals bij deze foto: “’Kopstukken’ op de

voorgrond.”272

Kleio plaatst een meer neutraal, maar nog steeds licht sarcastisch onderschrift bij de reeds

besproken karikatuur van Seyss-Inquart en Mussert als koning en lakei: “Seyss Inquart: ‘ Het is mijn

wil, hierbij het tot dusver geldende recht in werking te laten en de onafhankelijkheid van de

rechtspraak te handhaven’ Rechts: Mussert”273

Eind de jaren ’70 wordt er wel meer en meer kritisch omgegaan

met het beeldmateriaal. A.d.h.v. vragen komt de leerling zelf op

het antwoord, zonder dat hij in een subjectieve mening wordt

geduwd. Onderstaande karikatuur bewijst dit. We zien Mussert,

die na de verkiezingen van 1937 ziet dat zijn partij veel stemmen

verloren heeft. Popeye reikt hem spinazie aan als laatste

reddingsmiddel. Op de achtergrond zien we een half portret,

maar de snor verraadt dat het hier om Hitler gaat. Bij de foto

worden een aantal vragen gesteld: “Waarom zou deze spotprent

op de N.S.B. [uit Vrijheid, Arbeid en Brood] in 1938 gemaakt zijn?

Waar wijst de foto op de achterwand op?”274

Tussen 1970 en 1979 vinden foto’s meer en meer hun weg naar

de leerboeken, al blijven foto’s van Mussert eerder zeldzaam.

Wellicht ligt die kwestie op dat moment nog steeds gevoelig. Men

verkiest nog steeds cartoons. Ook al tonen een aantal leerboeken

de wil om de leerlingen kritisch te laten nadenken over de

afbeeldingen, toch blijft de meerderheid van de leerboeken

subtiel subjectief.

In deze periode maken meer dan 50% van de leerboeken gebruik van beeldmateriaal, een

verdubbeling t.o.v. de leerboeken vóór 1970.

272

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 148 273

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de havo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1978, pg. 91 274

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 280

v.l.r.r.: Seyss-Inquart, Mussert en Himmler

Mussert na de verkiezingen van 1937. Op de achtergrond is het portret van Hitler zichtbaar.

Page 63: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

63

Ook na 1980 wordt er steeds meer gebruik gemaakt van foto’s

ten koste van karikaturen. Ook de werkvorm van kritische

vragen bij beeldmateriaal zet zijn opmars voort in de

leerboeken. Een voorbeeld is de volgende foto, waarop we een

promotiecampagne van de NSB zien in de vooroorlogse

verkiezingen. Bij de foto staat: “Waarom zou Mussert deze

keuze hebben willen opdringen?”275

Na 1980 is Mussert ook niet meer de enige persoon die in het

kader van de NSB wordt afgebeeld. Daar waar voor 1980 Mussert

op bijna alle beeldmateriaal over de NSB aanwezig was, worden

er nu ook beelden gebruikt waarop Mussert niet te zien is, zoals

de Landwacht en deze veelgebruikte tekening van de WA276. Later

is er wel een onderschrift aan toegevoegd: “Zo zag de WA

zichzelf: bespot, gehoond, bedreigd maar stoer marcherend als

pioniers van de nieuwe tijd (tekening uit 1943).”277 Deze foto is

interessant, aangezien deze de eerste foto is waarvan men kijkt

vanuit het kamp van de NSB en een beeld geeft van hoe de NSB

zichzelf zag.

Ook de kritische analyse op het beeldmateriaal neemt toe. Nu wordt er bij de foto van Seyss-Inquart

en Mussert als koning en lakei het volgende onderschrift bijgezet: “Seyss-Inquart met Mussert als

slippendrager.”278 Men omschrijft wat de prent weergeeft, niet meer wat ze volgens de auteur wilt

zeggen.

275

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 62 276

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 141 277

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 15 278

MULDER, L. e.a., Beeld van de twintigste eeuw: wereldgeschiedenis van 1917 tot heden, Van Walraven, Apeldoorn, pg. 177

Verkiezingspropaganda van de NSB

Tekening die een beeld geeft binnen de NSB

Page 64: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

64

Wanneer Mussert alleen wordt afgebeeld, wordt nu ook meer voor een foto gekozen dan voor een

karikatuur. Alleen tonen de meeste foto’s Mussert wanneer hij de Hitlergroet brengt.279,280,281,282.

Toch blijven karikaturen van

Mussert regelmatig terugkomen,

zoals dit mooi voorbeeld in

Historisch Perspectief283, waar geen

uitleg bij de prent staat. Mussert

wordt zoals steeds consequent

afgebeeld als trouwe volgeling van

de Hitler. Net zoals een hond

luistert hij zonder er bij na te denken. In 1988 staat volgend onderschrift bij de foto: “Mussert, het

hondje dat graag de bevelen van zijn grote baas, Hitler, uitvoert.”284 Dit is een persiflage op het logo

van de muziekfirma His Master’s Voice285. De plaat van Hitlers retoriek wordt afgedraaid en Mussert

gehoorzaamt als een trouwe hond.

279

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 118 280

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 120 281

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 13 282

DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, pg. 150 283

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek I 1900-1945, De Vuurbaak,

Groningen, 1984, pg. 166 284

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 65 285

Bron: http://www.allposters.be/-sp/His-Master-s-Voice-Posters_i2788315_.htm

logo muzieklabel His Master's Voice Mussert als gehoorzame hond

Page 65: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

65

Wanneer Mussert in groep wordt afgebeeld, zijn er verschillende

voorbeelden: op weg naar een NSB-bijeenkomst286, op inspectie

bij de WA287, maar opvallend: ook in gevangenschap288. Een

leerboek dat een hoofdstuk spreekt over de figuur Mussert binnen

de NSB, toont een unieke foto van Mussert tijdens het

gevangenschap bij zijn proces. Ook het onderschrift is neutraal,

ondanks het feit dat de gelegenheid zich voordoet om zich

negatief te uiten: “De NSB-top gevangen. In het midden A.

Mussert.”289

Tegen het einde van de jaren ’80 en het begin van de jaren ’90 is het beeldmateriaal

heel divers. Allerlei thema’s inzake de NSB komen aan bod: verkiezingsposters,

venters van het partijblad, reclame voor en foto’s van de Nationale Jeugdstorm, … Er

is slechts één constante: er wordt maar van één persoon cartoons gemaakt: Anton

Mussert, zoals dit voorbeeld dat Mussert afbeeldt als “speelgoedmannetje” 290:

In een vorig stuk heb ik reeds behandeld hoe de

Vijfde Colonne wordt verwoord in de

leerboeken. In 1986 vinden we in Historisch

Perspectief een prachtig voorbeeld terug van

een tekening over de Vijfde Colonne. Wel

worden er, in de geest van de jaren ’80 en ’90,

kritische vragen gesteld aan de leerlingen over

de tekening: “Wat wordt bedoeld met het

begrip “De Vijfde Colonne”? In welke oorlog is

deze term voor het eerst gebruikt? Wat wilde de

tekenaar met de afbeelding uitdrukken?”291

286

BOIVIN, B. e.a., Route 3: materiaal voor geschiedenis, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 68 287 DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985,

pg. 121 288

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 122 289

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 122 290

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 12 291

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 10

Mussert als gevangene tijdens de Bijzondere Rechtspleging

Mussert als opwindpop

De Vijfde Colonne. Op de arm uit het raam staat de NSB-driehoek.

Page 66: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

66

Tenslotte wil ik graag nog één opmerkelijke evolutie weergeven. In een

vorig stuk hebben we reeds gezien dat de zogenaamde Bijltjesdag

amper wordt vermeld in de leerboeken en dat merken we ook aan het

aantal foto’s dat aan dit thema gewijd wordt. De allereerste foto van de

volksrepressie vinden we pas terug in 1986 in het leerboek Sprekend

Verleden. Het onderschrift zegt: “(…) bij de foto stond: ‘De beul (van het

concentratiekamp te Amersfoort) … op sokken, op weg naar een der

gevangenissen te Utrecht.’ Op het bord staat: Landverrader van de

Nationale Schooiers Bond.”292 Een neutrale omschrijving van de foto,

zonder dat er een mening van de auteur bijstaat. De benaming

‘Nationale Schooiers Bond’ staat synoniem voor de ‘Nationaal-

Socialistische Beweging’.

Bij een andere foto rond Bijltjesdag worden er

zeer kritische vragen gesteld aan de leerlingen:

“De ex-illegalen namen het recht soms in eigen

hand. Wat vind je van het aan de kaak stellen van

deze NSB-er en zijn vrouw? Welke bezwaren zijn

er in het algemeen verbonden aan het in eigen

hand nemen van het recht?”293 Op het bord staat

trouwens geschreven: “De NSB propaganda

trachtte ons wijs te maken dat ZIJ alleen het

goede voorstond. ZIE HIER een prachtig

voorbeeld daarvan. Achtergehouden

levensmiddelen in oorlogstijd laten verrotten,

terwijl het NED. volk verhongerde.”

In de jaren ’80 en ’90 wordt de fotokeuze meer divers en wordt er ook vaker kritisch omgegaan met

het beeldmateriaal. Bijna 90% van de leerboeken tussen 1980 en 1996 maakt gebruik van foto’s rond

het thema NSB.

Zoals reeds vermeld, heb ik achteraan de meest frequente en opmerkelijke beelden toegevoegd als

bijlage. Bij de beelden heb ik vermeld waar ze in mijn bronnen voorkomen. Zo valt op dat de

karikatuur van de Nederlandse politieke winkelstraat veruit de meest gebruikte foto is. Cartoons van

Mussert in een denigrerende positie (slippendrager, boodschapper, hond, volgeling) horen ook bij de

favorieten van de leerboeken. Het is duidelijk dat de handboeken het meest fan zijn van karikaturen

van de NSB (en dan vooral van Mussert). Over foto’s is er veel meer twijfel. Elk handboek gebruikt

zijn eigen foto van Mussert, waardoor er veel soorten foto’s zijn (alleen, samen met andere NSB’ers,

met Duitse bezetters) en deze foto’s niet vaak terugkomen.

292

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 85 293

BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1994, pg. 127

NSB'ers tentoon gesteld tijdens de repressie

Een collaborateur tijdens de repressie

Page 67: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

67

Conclusie: Van 1946 tot 1953 vind ik geen enkele foto over de NSB terug. Het lijkt erop alsof de

auteurs de leerlingen vlak na de Tweede Wereldoorlog niet te veel willen choqueren en overvallen

met gevoelige foto’s rond heikele thema’s. De eerste afbeeldingen van de NSB zijn cartoons van

Mussert, waarop Mussert wordt afgebeeld als het zwakke hulpje van de Duitse bezetter. Voor de

periode vóór 1970 merken we op dat karikaturen en tekeningen domineren wanneer het over de

NSB gaat. Pas in 1971 vinden we de eerste ‘neutrale’ foto terug. Desondanks zijn er nog verschillende

handboeken die de politieke rol van Mussert in het belachelijke trekken door hem heel subtiel te

kleineren. Maar authentieke foto’s van Mussert zijn een absolute minderheid in de leerboeken tot

1975. Pas nadien vinden foto’s meer en meer hun weg naar de leerboeken, maar foto’s van Mussert

blijven schaars.

Eind de jaren ’70 wordt er wel kritischer omgegaan met het beeldmateriaal. A.d.h.v. kritische vragen

en een meer neutraal onderschrift bij de foto’s tracht men de leerlingen zelf een mening te laten

formuleren. Na 1980 is Mussert niet meer de enige persoon die in het kader van de NSB wordt

afgebeeld, er worden er ook andere facetten van de NSB belicht. Tegen het einde van de jaren ’80 en

het begin van de jaren ’90 is het beeldmateriaal heel divers. Er is slechts één constante: er wordt

maar van één persoon cartoons getoond: Anton Mussert. Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 vinden

ook gevoelige thema’s (Vijfde Colonne en Bijltjesdag) hun ingang bij de leerboeken.

Tenslotte wil ik even opmerken dat, in tegenstelling tot de teksten in de leerboeken, het

beeldmateriaal veel langer subjectief blijft. Er zit een vertraging van ongeveer 10 jaar op het

beeldmateriaal. Dit valt te verklaren aangezien beelden meer emoties opwekken en ook meer tot het

collectieve geheugen horen. Zeker de eerste decennia is b.v. het beeld van Mussert non-stop

negatief, terwijl in de leerboekteksten al nuances worden gemaakt bij de persoon van Mussert en de

macht van de NSB.

Page 68: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

68

4.3. Algemene conclusie

Het Nederland van kort na de Tweede Wereldoorlog wil zich herpakken na een periode van

collaboratie, verzet en repressie. Ook de Bijzondere Rechtspleging is een actueel thema: “De meeste

politieke delinquenten worden in 1947-1948 weer vrijgelaten. In steden als Haarlem en Amsterdam

zijn relatief veel ex-politieke delinquenten, en gaat het in die jaren om grote groepen die worden

vrijgelaten (…).”294 Desondanks komt de repressie niet aan bod in de leerboeken die tijdens deze

periode verschijnen.

Het is duidelijk dat Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog op zoek gaat naar een identiteit. Die

vinden ze in de tegenstelling ‘wij (Nederlanders) = goed zij (Duitsers en NSB) = slecht’: “Het anti-

Duitse vijandbeeld leeft eind jaren veertig sterk. (…) In de gehele naoorlogse periode blijft het anti-

Duitse en het niet-Duitse een belangrijk element in de Nederlandse identiteit. Wat of wie ‘we’ ook

zijn, in elk geval geen Duitsers.”295 Dit komt ook sterk naar voor in de leerboeken: Mussert staat

symbool voor de ‘lachwekkende’ NSB, de Duitse bezetter wordt vereenzelvigd met het kwade, de

mythe van de 5e colonne is vaste waarde in een aantal leerboeken, … Het onderzoek van André

Beening uit 2001 bevestigt dit: “Het nationaalsocialisme komt volgens hem vaak langs in de lesstof,

meestal met een ‘sterke emotionele betrokkenheid’ en in de schoolboeken constateert hij veel ‘moreel

geladen’ en afkeurende terminologie.”296 Toch zijn er geen foto’s over de NSB (of de Duitse bezetter

in het algemeen) te vinden in de leerboeken. Pas midden jaren ’50 vinden ze hun weg naar de

leerstof. Na de Tweede Wereldoorlog worden de funderingen gelegd voor het negatieve beeld over

de NSB: “Het Nederlandse nationalisme, dat tot 1940 veel met het Duitse gemeenschappelijk had,

werd niet op een vergelijkbare manier (zoals in Duitsland na WO II, nvdr.) bekritiseerd of aan de orde

gesteld. De NSB en de SS waren fout, Duitsers waren fout (…).”297

In de jaren ’50 wordt de mening van de leerboeken over de NSB bevestigd: “In de eerste periode na

de bevrijding zijn de lessen over de oorlog patriottisch: scholieren leren het verzet als voorbeeld en

overwinnaar te beschouwen, (…) en Duitsers en collaborateurs als ‘fout’ uit te sluiten.”298 Nu de

zoektocht naar een identiteit na de Tweede Wereldoorlog afgerond wordt, gaat men verder op het

eerdere elan: de NSB is één van de oorzaken van de massale razzia’s, de politiek van de NSB vóór de

Tweede Wereldoorlog is een mislukte imitatie van de NSDAP, Mussert is een na-aper van Hitler en de

eerste foto’s in de leerboeken bevestigen deze positie van Mussert t.o.v. Hitler. Op de funderingen

van einde jaren ’40 wordt nu stevig verder gebouwd. Het leermateriaal is ook eenzijdig en mijdt

afwijkende normen en visies: “Lesmateriaal dat niet duidelijk partij kiest tegen nazi-Duitsland, lokt

protest uit.”299

In de jaren ’60 gaan de leerboeken een iets meer objectieve kant uit, maar desondanks blijven de

eenzijdige verhalen onveranderd. Slechts een minderheid van de leerboeken gaat over tot een licht

genuanceerde versie van sommige feiten. Zo wordt voor het eerst aan de mythe van de Vijfde

294

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 61 295

Ibidem, pg. 62-63 296

Ibidem, pg. 40 297

Ibidem, pg. 53 298

Ibidem, pg. 285 299

Ibidem, pg. 83

Page 69: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

69

Colonne getwijfeld (waarna ze voor twintig jaar uit de leerboeken verdwijnt), de

verkiezingsnederlaag van de NSB in 1937 wordt nu ook door externe oorzaken verklaard en er wordt

ook meer gefocust op de politieke rol van Mussert tijdens de bezetting.

Desondanks blijft het om kleine verschuivingen gaan, die het algemeen opgehangen beeld van de

NSB amper konden bijsturen in de richting van de objectiviteit. De leerboeken gebruiken de NSB als

synoniem voor de collaboratie. Collaboratie staat voor landverraad, eigen profijt en slaafsheid.

Nergens wordt er een nuance gemaakt: de NSB is de énige die collaboreert met de Duitse bezetter,

de overige Nederlanders zijn dappere verzetsstrijders. “Door het nadrukkelijk als ‘fout’ bestempelen

van de minderheid van NSB’ers en andere collaborateurs, en het nadrukkelijk uitvergroten van het

verzet, geven de schoolboekenschrijvers de lerende lezers de mogelijkheid zich te identificeren met die

grote meerderheid van ‘goede’ Nederlanders.”300 Men waagt zich ook aan een percentage ‘foute’

Nederlanders: “De sabotage van dit alles was vrijwel algemeen: slechts 10% van de Nederlanders

lieten zich hierdoor vangen.”301 Deze kortzichtige redenering leidt tot de verkeerde conclusie dat

daarmee 90% van de Nederlanders juist was, een beeld dat tot diep in de jaren ’70 onveranderd

blijft.

Dit beeld wordt dan ook nog eens bevestigd door de 21-delige TV-

reeks De Bezetting van Loe De Jong. In een uitzending over de NSB

worden geen NSB’ers aan het woord gelaten. De Jong antwoordt

hierop: “Ik had die getuigen niet nodig. Van hetgeen de NSB gewild

heeft, kan ik U in ruime mate een beeld geven dat bestaat uit

authentiek filmmateriaal, dat de beweging zelf heeft laten

vervaardigen.”302 De documentaire, die midden jaren ’60 te zien

was op de Nederlandse televisie, toont een subjectief beeld van de

NSB: “Het einde van de aflevering waarin het over de NSB gaat, is

een afsluitend woord waarin de doodstraf voor Mussert als terecht

werd beoordeeld, en daarna wordt in het slotbeeld het boek over de

NSB letterlijk gesloten.”303

Hondius stelt vast dat het beeld van de NSB tijdens de jaren 70’ vastgeroest zit: “Het beeld over de

NSB in schoolboeken lijkt na de jaren zestig en zeventig, waarin het goed-foutschema domineert, niet

meer te veranderen.”304 Als voorbeeld citeert ze een leerboek uit 1970, een citaat dat ik ook gebruik

in deze scriptie: “Daar N.S.B.-ers hierin de leiding kregen, weigerden alle “echte” (d.w.z. anti-Duitse)

Nederlanders zich hierbij aan te sluiten.“305 Dit moet toch genuanceerd worden: in de jaren ’70 zien

we een duidelijke evolutie naar een kritisch onderwijs, al is de weg nog lang: in het begin van de

jaren ’70 wordt voor het eerst melding gemaakt van het feit dat de NSB aanvankelijk op het fascisme

van Mussolini was gebaseerd. In de jaren ’70 vermindert de negatieve connotatie van Mussert (zowel

300

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 122 301

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1956, pg. 375 302

VOS, C., Televisie en bezetting. Een onderzoek naar de documentaire verbeelding van de Tweede Wereldoorlog in Nederland. Verloren, Hilversum, 1995, pg 97-98 303

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 106-107 304

Ibidem, 2010, pg. 125 305

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 146

Fragment uit aflevering 5 “Mussert en de Duitsers” van De Bezetting, waarin presentator De Jong voorleest uit het doodvonnis van Mussert.

Page 70: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

70

als persoon als politiek figuur). Er wordt voor het eerste vermeld dat niet enkel de NSB collaboreerde

met de Duitsers en dat het aantal collaborateurs niet moet onderschat worden. Daarnaast blijft de

NSB wel symbool voor de collaboratie. Eind de jaren ’70 wordt er meer en meer kritisch omgegaan

met het beeldmateriaal d.m.v. kritische vragen en een meer neutraal onderschrift bij de foto’s. Ook

duiken in de jaren ‘70 de eerste ‘neutrale’ foto ’s op, daar waar er tussen 1946 en 1969 enkel

cartoons over de NSB werden opgenomen in de leerboeken.

Deze evolutie zet zich door in de jaren ’80, wanneer de leerlingen voor het eerst effectief kritisch

moeten leren denken bij bepaalde thema’s. Zo duikt de mythe van de Vijfde Colonne terug op, maar

nu wordt deze gekaderd binnen een bronnenonderzoek. De vooroorlogse politiek van de NSB wordt

ook objectiever en rationeler weergegeven, waarbij de meeste leerboeken wijzen op de relatie

tussen Mussert en Mussolini i.p.v. Hitler. Vooral Mussert wordt in deze periode neutraler besproken:

“(…) ook de ‘daders’ verdienen expliciet aandacht in het onderwijs. In de kernpunten is aandacht voor

allerlei aspecten, en ook voor een moreel doel, waarbij eerdergenoemde pedagoge Lea Dasberg

wordt aangehaald: ‘Onderwijs het kwaad dus niet,’ maar leer kinderen ‘het goede en het kwade te

onderscheiden’.”306 De opdeling ‘goed-slecht’ wordt in de leerboeken ook genuanceerd: in de jaren

’90 wordt voor het eerst de grijze zone tussen collaboratie en verzet bij naam genoemd:

‘accommodatie’. Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 vinden ook gevoelige thema’s (Vijfde Colonne en

Bijltjesdag) hun ingang in de leerboeken. Toch blijven een aantal thema’s sterk gekleurd: de rol van

de NSB bij de Jodenvervolging wordt tot in de jaren ’90 belicht, waarbij slechts weinig leerboeken

vermelden dat de NSB niet de enige was die hielp bij de razzia’s en deportaties.

Er vallen dus 3 grote golven op over de informatie in de leerboeken over de NSB: van 1946 tot 1960

is de tweedeling ‘wij (Nederland) = goed zij ‘(Duitsers en NSB) = slecht’ algemeen in de

leerboeken. Tussen 1960 en 1975 zien we pogingen van leerboeken om een objectiever beeld weer

te geven, maar dit beperkt zich slechts tot voetnoten in de leerstof. Tussen 1975 en begin jaren ’80 is

er een duidelijke overgangsperiode, waarin de leerboeken de leerstof objectiever benaderen en ook

de onderschriften van foto’s neutraler worden, al komt er wel kritiek op de keuze van het

beeldmateriaal: “Veel foto’s zijn destijds gemaakt voor propagandadoeleinden. Dat betekent dat we

een nazi meestal zien zoals nazi’s dat wensten: als de overwinnaar, groot, sterk, imposant, van

onderaf opgenomen, streng maar ook als ontspannen kindervriend.”307 Pas vanaf midden jaren ’80

zien we een evolutie naar een kritisch beeld over de NSB en de collaboratie in het algemeen, waarbij

men voluit met de vinger durft wijzen naar het eigen volk.

306

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 192 307

Ibidem, pg. 262

Mussert wordt gegroet door de NSB-aanhang.

Page 71: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

71

5. Onderzoek 2: Jodenvervolging

5.1. Wetenschappelijk kader

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is bijna 75% van de Nederlandse joodse bevolking (102 000 van de

140 000) omgekomen ten gevolge van de nazipolitiek en zijn navolging hiervan in Nederland.308 In

tegenstelling tot andere West-Europese landen (Belgie: 42%, Frankrijk: 36%, Italië: 17%) schaart

Nederland zich hiermee in het rijtje van streng antisemitische landen die we vooral in het voormalige

Oostblok vinden (Polen: 89%, Hongarije: 82%, Joegoslavië: 77%).309

Hoe komt het dat in Nederland, in tegenstelling tot de buurlanden, de Endlösung zich zo hevig heeft

kunnen voltrekken, dat zelfs Adolf Eichmann, verantwoordelijk voor de logistiek rond de Holocaust,

lovend was over de (mede)werking van Nederland: “In den Niederlanden war das eine Pracht!”.310

Er worden zes algemene oorzaken vermeld:311

1. Het in Nederland uitstekend functionerende registratiesysteem, waarbij de joden werden

geregistreerd met een vetgedrukte “J” naast hun naam;

2. De concentratie van joden in de steden, voornamelijk in Amsterdam;

3. De kopgeldpremies; 312

4. De geografische ligging tussen Duitsland en het bezette België;

5. Het gebrek aan morele en mentale weerbaarheid bij de overgrote meerderheid van de

bevolking;

6. De integratie van de Nederlandse joden in het Nederlandse systeem, waardoor ze zich, in

tegenstelling tot andere groepen joden, wel inlieten met de nationale autoriteiten en

wetten.

De vervolging van de joodse bevolking voltrok zich op alle niveaus: vanuit de politiek (NSB), politie,

verklikkers, premiejagers, … Vooral deze laatste oorzaak drong pas decennia na de Tweede

Wereldoorlog door bij de Nederlandse bevolking.

De overlevingskansen van de joodse bevolking in Nederland hing samen met een aantal factoren:

1) Naarmate de joden ouder waren, stegen hun overlevingskansen;

2) Joden met een andere nationaliteit dan de Duitse of Nederlandse hadden grotere

overlevingskansen;

De woonplaats had een dubbele betekenis: joden die in de stad woonden (zoals in Amsterdam)

konden gemakkelijker in de anonimiteit ontsnappen, in tegenstelling tot de joden buiten de steden.

Anderzijds was de concentratie van de joodse bevolking in de steden een belangrijke factor voor de

308

VAN DER ZEE, S., Vogelvrij: de jacht op de Joodse onderduiker, De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, pg. 9 309

Ibidem, pg. 9 310

Ibidem, pg. 10 311

Ibidem, pg. 10 312

Kopgeldpremies: In het bezettingsjaar 1943 schuimde een groep van ruim vijftig Nederlanders in Duitse politiedienst stad en land af op zoek naar joden die waren ondergedoken. Per gearresteerde jood (‘per kop’ kregen ze van de Duitse bezetter een geldsom.

Page 72: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

72

bezetter om de joden consequent samen te troepen en te exporteren, terwijl dit moeilijker lag buiten

de steden.313

De anti-joodse politiek werd door de Duitse bezetter stapsgewijs toegepast in de Nederlandse

politiek: eerst isoleerde de vijand de joden door hen te beroven van burgerrechten en goederen. Hij

dwong hen te leven in een tot in de finesses gesegregeerde gemeenschap. De afzondering vond nog

plaats op Nederlandse bodem, maar de misdaad werd uiteindelijk bezegeld door deportatie naar de

concentratie- en uitroeiingskampen.

5.1.1. Voor de Tweede Wereldoorlog

Begin jaren ‘30 leefden en werkten er joden in ±40% van de Nederlandse steden en dorpen, waarvan

een meerderheid geassimileerd of geïntegreerd was.314 Nadat de Nationalsozialistische Deutsche

Arbeiterpartei of NSDAP in 1933 aan de macht kwam en Hitler als rijkskanselier werd aangesteld,

vluchtten vele joden weg uit Duitsland. Nederland liet deze vluchtelingen eerst vlot toe op zijn

grondgebied, maar in 1934 werd een eerste reeks maatregelen afgekondigd om de

vluchtelingenstroom in goede banen te kunnen leiden: politieoptreden, grensbewaking, uitwijzingen,

…315 Vanaf 1935 werd asiel aanvragen voor niet-Nederlanders een stuk moeilijker doordat ze

moesten bewijzen dat ze, indien ze werden teruggestuurd naar hun land van herkomst, in

levensgevaar verkeerden.

De redenen hiervoor waren dat er, naast de massale vluchtelingenstroom uit Duitsland, nog andere

problemen waren in Nederland: de economische crisis in het Interbellum had ook in Nederland hard

toegeslagen, met inflatie en werkloosheid tot gevolg. Ook de opkomst van de Nederlandse

antisemitische partij, het NSB, zorgde ervoor dat de Nederlandse regering de Jodenhaat niet in de

hand wilde werken door alsmaar meer joden tot Nederland toe te laten, zodat ze strenger ging

oordelen bij asielaanvragen. 316 Na een eerste vluchtelingengolf in 1933 daalde de toestroom, om

vanaf 1938 (met de Anschluss en Kristallnacht als primaire triggers) weer te stijgen.317

De Nederlandse bevolking reageerde in eerste instantie afwijzend op de vluchtelingen. Men vond dat

ze zich niet aanpasten en de landstaal niet spraken.318 Overal in Nederland vonden er wel

gewelddadigheden plaats tegen joden, maar dit waren particuliere uitspattingen, geen tekenen van

antisemitisch geweld.319 Later in de jaren ’30 werd het protest in Nederland tegen de nazipolitiek en

de joodse slachtoffer luider. Korte, maar krachtige protestacties werden zichtbaar in het straatbeeld

en ook de politiek werd aangeschreven. Het protest vond vooral zijn weg via intellectuele

313

CROES, M., “Gif laten wij niet voortbestaan”. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945, Aksant, Amsterdam, 2006, pg. 532 314

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 278 315

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 297 316

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg 79 317

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 296 318

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg. 79 319

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 213

Page 73: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

73

groeperingen die op frequente basis pamfletten en brochures lieten drukken waarop hun

wantrouwen en vrees voor het antisemitisme duidelijk naar voor komt. Maar al bij al bleef het bij

kleine manifestaties, veelal georganiseerd door joodse belangengroepen. Men was van oordeel dat

‘het wel mee zal vallen’. 320 Ook de reactie van de Nederlandse overheid bleef uit. Van Der Zee

spreekt over de politieke rol als volgt: “Veel kon men ook niet doen met een regering die eigenlijk

naar niemand luisterde als het over dit probleem ging (…). De Nederlandse regering heeft zich tijdens

de jaren dertig noch financieel, noch menselijk gesproken, veel aan de vluchtelingen van joodse

afkomst gelegen laten liggen.”321

5.1.2. Inval van Duitsland

Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen, zeven dagen later werden de wapens

neergelegd. Al snel had koningin Wilhelmina en een select deel van haar kabinet Nederland ontvlucht

naar Engeland. Het ongeloof bij de achtergebleven regering en de bevolking is groot:

opperbevelhebber Winkelman vond het ‘schandelijk’. 322 De vlucht van kroon en kabinet heeft de

staatsrechterlijke basis voor het Duitse civiele bestuur geschapen.323 De Duitse bezetter bracht

aanvankelijk vooral staatsrechtelijke veranderingen op nationaal niveau: de naar Londen gevluchte

regering maakte plaats voor een technocratisch ingestelde secretaris-generaal die van de bezetter

grote verordenende bevoegdheden kreeg.324 ‘Reichskommissar’

Seiβ-Inquart, die een niet miskenbare antisemitische politiek

voerde in de eerste twee jaar van de bezetting, kreeg de officieuze

leiding over het Nederlandse gebied. Nadat Duitsland heel

Nederland veroverde, werd het voor de joodse bevolking duidelijk

dat ze ook in Nederland niet veilig meer waren voor de

nazipolitiek. Een aantal joden en antifascisten beseften welke

gevaren ze liepen en trachtten overzee te vluchten. Enkele

honderden joden zijn hierin geslaagd. Anderen zagen meer heil in

een zelfmoord(poging).325

In de maanden na de invasie waren er sporadische voorbeelden van anti-joods vandalisme, maar dit

werd slechts uitgevoerd door een marginale groep van antisemieten. 326 Ook werden bepaalde

joodse werknemers ontslagen zonder dat de Duitse bezetter daar expliciet om vroeg. Deze

preventieve acties bereidden het klimaat voor dat de Judenaktion zou vergemakkelijken. 327 Maar de

320

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg. 81 321

Ibidem, pg. 87-88 322

Ibidem, pg. 147 323

Ibidem, pg. 153 324

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 154 325

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 316 326

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 289 327

Ibidem, pg. 290

Geëmigreerde Duitse joden worden in Amsterdam opgepakt

Page 74: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

74

bezetter besefte dat plotse, strenge restricties een averechts effect zouden kennen en het

wantrouwen van de onwetende bevolking alleen maar zou versterken.328

Na enkele weken doken de eerste “Joden niet gewenscht”-bordjes op, vonden er preventieve

ontslagen van joden plaats en in juni 1940 werden anti-joodse wetten afgekondigd. De wetten

vonden in eerste instantie plaats op het administratieve vlak: de eerste wet hield in dat joden

werden uitgesloten van werk op gemeentelijk niveau en de vrijwillige luchtbeschermingsdienst. 329

Op slechts vijf maanden tijd waren alle joodse ambtenaren ontslagen, werden zij als ‘jood’

geregistreerd en zo van het gewone leven geïsoleerd. De zogenaamde Ariërsverklaring, het

administratief vastleggen van wie joods ambtenaar was, is de onmiskenbare opstap geweest naar het

isoleren van het jodendom in Nederland. 330 Iedereen werden gedwongen een verklaring te

ondertekenen waarin ze moesten opgeven of zijzelf al dan niet joodse ouders en grootouders

hadden. Hetzelfde gold voor de echtgenoten van joden.331 De joden werden ingedeeld in categorieën

en kregen daarbij ook nog een kenteken: “vol joods” (3 of 4 joodse grootouder hebbende) werd

geclassificeerd met een “J”, “halfjoden” (2 joodse grootouders) met “G1” en “kwartjoden” met

“G2”.332 Een paar maanden later werden ruim 25 000 joden ontslagen die in overheidsdiensten

werkten.333 Het was voor de bezetter belangrijk om te weten wie ‘vol-joods’ was. Vele anti-joodse

maatregelen waren enkel van toepassing op de ‘vol-joden’, joden met minstens 3 joodse

grootouders.334

Na het bestuursapparaat werd ook de economische sector aangepakt: alle joden moesten vanaf

oktober 1940 hun economische eigendommen laten registeren. Zo werden lijsten opgesteld van alle

ondernemingen in joods bezit of met een belangrijke aandelenpakket in handen van joden.335 Toen in

de herfst van 1940 besloten werd alle Nederlanders van 15 jaar of ouders een persoonsbewijs te

bezorgen, kon men van de gelegenheid gebruik maken om het ‘percentage joodsheid’ op het

document te vermelden. Door deze administratieve registratie van joden in Nederland kwam men in

de zomer van 1941 tot het besluit dat er in Nederland 140 522 joden woonden, samen met 14 549

halfjoden en 5719 kwartjoden.336, 337 Na de registratie volgde de systematische isolatie: er werden

aparte scholen opgericht voor joodse kinderen, men mocht geen gebruik meer maken van openbare

plaatsen als het zwembad, parken, musea of concertzalen. De verwijdering van joodse studenten uit

middelbare scholen en universiteiten na de zomervakantie van 1941 kwam hard aan.338 Ook werden

ze geweigerd in openbare verzorgingsinstellingen. Het verwijderen van de joden uit het openbare

leven of de Entjudung werd nu heel zichtbaar. 339 In autustus 1941 werden alle joden verplicht om

328

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 316 329

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg. 167 330

Ibidem, pg. 158 331

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 290 332

CROES, M., “Gif laten wij niet voortbestaan”. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945, Aksant, Amsterdam, 2006, pg. 32 333

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 318 334

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 178 335

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 291 336

Ibidem, pg. 294 337

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 320 338

Ibidem, pg. 323 339

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 300

Page 75: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

75

hun banktegoeden over te maken naar de Amsterdamse bank Lippmann-Rosenthal & Co.340 Ook

werden alle percelen in het bezit van joden onteigend.341 Zo werden de joden in het twintigste-

eeuwse Nederland in een situatie gedwongen die vaak is vergeleken met de ghetto’s uit vroegere

tijden.342

Om al deze anti-joodse maatregelen vlotter te laten verlopen, werd de Joodse raad opgericht, een

organisatie die in handen werd gezien van de Duitsers. Overal in het bezette Europa onderhielden de

Duitsers het contact met joodse gemeenschappen via instanties die ze zelf in het leven hadden laten

roepen. Om de joden te kunnen onderwerpen versterkten de vervolgers de interne organisatie van

het lokale en nationale joodse leven, waarin de Joodse Raad het bindend element en tevens enig

doorgeefluik voor Duitse maatregelen was. In dit mengsel van isolatie en zelfbestuur bestond de

individuele jood niet meer voor de Duitse autoriteiten.343

Nederlands verzet tegen de antisemitische politiek bleef ondanks alle maatregelen op een laag pitje.

Er waren bv. joodse knokploegen gevormd ter bescherming tegen de stormtroepen van het NSB.

Soms waren er ook spontane, collectieve acties: de Februaristaking van eind februari 1941 is hier het

bekendste voorbeeld van. Honderden joodse jongemannen werden brutaal opgepakt en op transport

gezet naar concentratiekampen in Oost-Europa. Als reactie hierop werd het werk neergelegd in

Amsterdam (en later ook in andere steden). Op de tweede dag van de staking greep de Duitse

bezetter hardhandig in met arrestaties, deportaties en executies.344 Aangezien deze reactie kaderde

binnen een algemeen verzet tegen de Duitse bezetter, kan men niet zeggen dat men eenzijdig

protesteerde tegen de antisemitische politiek die werd gevoerd.345 Er werd ook geprotesteerd tegen

de Duitse aanwezigheid in het algemeen en tegen de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. De

acties zijn daarom te algemeen en indien deze het effectief tegen het antisemitisme opnemen, zijn ze

van zulke ongeorganiseerde en individuele aard dat men niet van een collectief bewustzijn kan

spreken. Pas tegen 1943 vonden georganiseerde acties plaats, vooral binnen het kader van het

verzet. 346 Van der Zee stelt als volgt: “Het Nederlandse volk als geheel valt niet veel te verwijten. Men

kon niet alleen vanwege de zware straffen en represaillemaatregelen van de Duitsers zo weinig doen,

maar ook omdat de eigen leiders hadden verboden om verzet te plegen.”347

340

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 324 341

Ibidem, pg. 324 342

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 324 343

Ibidem, pg. 321 344

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 156 345

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg. 172-173 346

Ibidem, pg. 174 347

Ibidem, pg. 247

Page 76: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

76

5.1.3. Deportatie begint met een ster

De sociale gevolgen van de toenemende anti-joodse maatregelen kon niet uitblijven: vanaf 3 mei

1942 mocht geen enkele jood nog in de publieke sfeer komen zonder het dragen van de gele

Jodenster. De meeste joden ondergingen deze nieuwe maatregel met gelatenheid en

onverschilligheid.348 Vele joden zagen het als een symbool van hun afkomst dat ze niet

verloochenden. Er vonden ludieke protestacties plaats, zoals in Deventer, waarbij studenten door de

stad trokken met op hun kleren de opschriften “hervormd” of “katholiek” gedrukt.349 De segregatie

bereikte nu zijn hoogtepunt en maakte plaats voor een nieuw hoofdstuk, de deportatie. De

verwijdering begon effectief met de oprichting van de werkkampen die zogenaamd moesten dienen

om de hoge werkloosheid van de joden in de grote steden te verminderen. De maatregel werd op

weinig enthousiasme onthaald bij de werkloze joodse bevolking. 350 Desondanks werden de joden

door de Joodse Raad aangespoord zich toch maar te laten registeren voor deze werkkampen,

aangezien de vrees voor deportatie naar “echte” strafkampen in Duitsland (zoals Mauthausen) groot

was bij gebrek aan interesse. Door deze oproep meldden ongeveer 7500 mannen zich aan voor deze

werkkampen. Maanden later werden deze mannen getransporteerd naar het Nederlandse

transitkamp Westerbork om van daaruit te worden vervoerd naar de Poolse uitroeiingkampen.351

De vrijheidsbeweging van joden werd nog meer ingeperkt: ze mochten

geen fietsen, auto’s of openbaar vervoer gebruiken, mochten niet

telefoneren en de avondklok werd verlengd van 18u tot 6u.352 Wie een

overtreding van deze of de voorgaande wetten beging, werd zwaar

gestraft en vaak op transport naar Mauthausen gezet.353 Al snel na de

bezetting ontstond het idee om werkkampen op te richten in Nederland,

die uiteindelijk bedoeld waren om de deportatie naar Oost-Europa te

vergemakkelijken. In combinatie met de anti-joodse maatregelen en

wetgevingen zorgde dit ervoor dat de voorbereidingen voor de transporten naar de

uitroeiingskampen voltooid waren.354 Op 20 juni 1942 werd begonnen met de gestructureerde

deportatie van joden uit Nederland, waarbij Westerbork als transitkamp diende (zie punt 5.1.4). De

bezetter voerde ook een psychologische oorlog: men werd gaandeweg niet meer verwittigd per brief

dat men gedeporteerd werd, men moest wachten tot men thuis langskwam om je rechtstreeks mee

te nemen. Zo werd protest in de kiem gesmoord.355 Toen de joden werden opgeroepen voor

deportatie, kwam er geen massaal protest van de niet-joodse bevolking. Wel vonden er individuele

acties van ambtenaren plaats.356

348

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 303-304 349

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 328 350

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 306 351

Ibidem, pg. 306 352

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 331 353

Ibidem, pg. 331 354

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 160 355

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 333 356

Ibidem, pg. 334

Joden werden geweerd uit private en publieke ruimtes

Page 77: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

77

De joodse bevolking zat tussen twee vuren: wie zich niet vrijwillig voor deporatie naar de

werkkampen aanmeldde, zou door de politie en de Gestapo worden gearresteerd en rechtstreeks

naar Duitse concentratie- en strafkampen worden afgevoerd. De enige oplossing bestond erin om op

de lijst van Joodse raad te geraken, waarop men vrijgesteld was van deporatie. Zo waren er in april

1943 meer dan 15 000 joden in het bezit van een vrijstelling.357 Helaas bestond deze lijst

voornamelijk uit de joodse elite (academici, medewerkers van de Joodse Raad, gegoede burgers),

waardoor de modale jood machteloos stond. Naast deze geprivilegieerde lijsten waren er ook

industrietakken die (voor een bepaalde tijd) beschermd werden, zoals de diamant- en kledingssector,

maar deze lijsten werden gaandeweg over de gehele lijn opgeheven.358 In mei 1943 kreeg de Joodse

Raad de onthutsende opdracht om mensen aan te duiden van die we bescherming kon vervallen.

Andere maatregelen om deportatie te vermijden waren gedwongen sterilisatie (voornamelijk voor

kinderloze mannen en vrouwen uit gemengde huwelijken) en vrijstellingen voor gedoopte joden voor

de inval van 9 mei 1940.359 Maar dit waren slechts tijdelijke oplossingen, waardoor men in praktijk

twee échte oplossingen had: vluchten of onderduiken. Een paar duizend joden zijn er succesvol in

geslaagd om te vluchten naar Engeland, Spanje of Zwitserland. Maar vele joden hadden geen geld of

connecties genoeg om deze lange en risicovolle reis te ondernemen en kozen ervoor om onder te

duiken in Nederland.

Voor een succesvol verloop van onderduiken (zowel van individuen (zoals kinderen) als van hele

gezinnen) is een goed gestructureerd systeem nodig. Ongeveer 25000 personen waren

ondergedoken tussen 1942 en het einde van de bezetting, 9 000 van hen werden toch door de

Nederlandse of Duitse politie gevat.360, 361 Afhankelijk van de omstandigheden werden huishoudelijke

diensten of medewerking op boerderijen of andere bedrijven gevraagd. Tienduizenden niet-joodse

Nederlanders hebben de ondergedoken joodse bevolking geholpen door ze onderdak,

voedselbonnen en vervalste paspoorten aan te bieden. Deze acties zijn niet los te denken van het

antifascistische verzet, die zorgde voor het vervalsen van paspoorten en officiële documenten. Bij

deze groeperingen waren ook joden actief, maar in tegenstelling tot Frankrijk en België waren er in

Nederland geen zuiver joodse verzetsgroepen.362 Ondanks deze was er ook een minderheid die

profiteerde van de penibele situatie van de joden: bij gebrek aan geld of goederen of door

intimidatie hebben zij ondergedoken joden aan de Duitse overheid overgeleverd. Desondanks deze

pogingen werden tussen 15 juli 1942 en 17 september 1944 meer dan 100 000 joden gedeporteerd,

waarvan er slechts 5 200 de kampen zouden overleven. Net zoals alle joden zich lieten registeren, zo

liet de overgrote meerderheid zich wegvoeren.363 De vraag die men moet stellen is: “waarom

zoveel?”. Van der Heijden noemt gezagsgetrouwheid een belangrijke factor: Nederland kende een

burgerlijke cultuur die gekenmerkt werd door tevredenheid en waarin gehoorzaamheid voor zich

sprak.364

357

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 217 358

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 308 359

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 309 360

Ibidem, pg. 310 361

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 338 362

ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, pg. 311-312 363

VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, p. 225 364

Ibidem, p. 233

Page 78: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

78

5.1.4. “Alle wegen leiden door Westerbork”

Tot juli 1942 werd het isolement van de Nederlandse joden verstevigd. Vanaf dan vonden de

deportaties plaats. Net zoals Breendonk in België, was Westerbork een transit- en werkkamp. Het

aantal joden in Westerbork steeg sterk vanaf het begin van de deportaties: van 22 Duitse joden op 9

oktober 1939 tot 14000 joden op 3 oktober 1942. Door deze explosie was er nood aan een tweede

transitkamp, dat werd gebouwd in Vught. Het kampleven zelf was vol psychische en fysieke

ontberingen. Ook de constante dreiging van transport naar Oost-Europa was allesbepalend.365 De

Duitsers stelden in de transitkampen een joods zelfbestuur op om ook de laatste fase van de

deportaties zo vlot mogelijk te laten verlopen.366

Eerst werd de joodse bevolking schriftelijk opgeroepen voor transport. Maar aangezien hier zeer

weinig mensen gehoor aan gaven, ging de bezetter snel over op razzia’s en het huis-aan-huis ophalen

van joden a.d.h.v. naam- en adreslijsten. De ophaalacties werden eerst gevoerd door de

gemeentepolitie, maar al gauw werden speciale eenheden onder Duits bevel opgeroepen om deze

klus te klaren. Eenheden zoals Politiebataljon Amsterdam en Vrijwillige Hulppolitie bestonden uit

NSB’ers en andere sterk Duitsgezinde elementen.367

De eerste trein die deel uitmaakte van het deportatieplan reed binnen in Westerdonk op 15 juli 1942

en had bijna 1000 mensen aan boord.368 Dezelfde dag vertrok een trein met iets meer dan 1000

inzittenden van Westerbork naar Auschwitz. Tegen september 1943 zouden reeds 93 000 joden uit

Nederland naar vernietigingskampen getransporteerd worden.369 In het totaal hebben meer dan

100000 mensen kortere of langere tijd in Westerbork gebleven. Vanaf januari 1944 nam het

transport naar het werkkamp af en in september 1944 vond het laatste transport plaats, met Anne

Frank en familie als betreurde reizigers, aangezien midden september een algemene

spoorwegstaking werd gehouden in Nederland (zie stuk Hongerwinter). 370 In de lente van 1945

werden een duizendtal joden bevrijd door de geallieerden.

Westerbork is voor velen het onmiddellijke voorportaal van de dood geweest. 103 treinen zijn eruit

vertrokken, waarvan 67 naar Auschwitz-Birkenau (60000 personen kwamen aan) en 19 naar Sobibor

(+34000 personen kwamen aan, 20 overleefden).371 Door de strenge straffen op ontsnapping – als

iemand erin slaagde te vluchten, werden anderen ter compensatie op transport naar Oost-Europa

gezet – zijn er maar weinig mensen uit Westerbork gevlucht. 372 Van de 101 000 individuen die ooit in

het kamp hebben gezeten, zijn slechts een 200-tal succesvol kunnen ontsnappen (0,20%).373

365

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 341 366

Ibidem, pg. 342 367

VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, p. 160 368

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 333 369

Ibidem, pg. 333 370

VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, pg. 233 371

BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, pg. 344 372

Ibidem, 254 373

Ibidem, pg. 342

Page 79: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

79

5.2. Handboekanalyse

5.2.1. Verklaringen

5.2.1.1. De Februaristaking

In het hoofdstuk over de NSB behandelde ik reeds hun rol in de Jodenvervolging. Om niet in

herhaling te vallen leg ik de focus in het hoofdstuk van de Jodenvervolging op de betekenis van de

Februaristaking, die in de Nederlandse nationale geschiedschrijving een grote waarde heeft inzake

het verzet tegen de Duitse bezetting.

Vooreerst heb ik opgemerkt dat omzeggens alle leerboeken de Februaristaking citeren binnen de

leerstof. Dit feit alleen bewijst dat de Februaristaking van grote waarde is voor de Nederlandse

bevolking. Veel evolutie is er niet te merken in de leerboeken over de Februaristaking. Er zijn af en

toe een paar verschillen, maar een aantal kenmerken keren zeer vaak terug:

a) De Februaristaking wordt vaak gekaderd binnen het thema ‘jodenvervolging’ in de

leerboeken, niet als apart concept (bijvoorbeeld binnen het thema ‘verzet’.

b) De Februaristaking wordt vaak verklaard als gevolg van de eerste maatregelen tegen de

joodse bevolking.

c) Amsterdam wordt altijd als kern van de actie beschreven.

d) Geen enkel leerboek vermeldt enig andere concrete oorzaken voor de Februaristaking. Soms

wordt er veralgemeend (verzet tegen de bezetting, …), maar de maatregelen tegen de joden

zijn volgens alle leerboeken dé oorzaak.

In de beginjaren wordt de Februaristaking omschreven als een moedige daad van de Nederlandse

bevolking: “De staking van februari 1941 (…) als waardig protest tegen de Jodenmaatregelen (…).”374,

“Reeds in Februari 1941 koos de Amsterdamse bevolking de kant van de aldus vervolgden en wel met

een staking, die allerwege diepe indruk maakte en naar enkele andere plaatsen oversloeg.”375, ” (…)

Krachtig durfden enkelen protesteren tegen de maatregelen tegen de Joden (…), de Amsterdamse

arbeiders, die in Februari 1941 in staking gingen.”376 Maar vaak wordt er ook vermeld dat de bezetter

deze protestactie hardhandig neersloeg: “Op brute wijze maakten de Duitsers een eind aan deze

sympathiebetuigingen voor de Joden.”377

374

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 375

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 80 376

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285-286 377

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 305

Page 80: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

80

De Februaristaking wordt ook omschreven als eerste grote georganiseerde actie tegen de bezetter:

“De eerste golf van spontaan verzet op grote schaal kwam naar aanleiding van de Jodenvervolging in

Amsterdam. In Februari 1941 ging men daar tot een staking over.”378, “Enkele malen nam het verzet

een ernstig massaal karakter aan. Zo bv. bij de Februari-staking in 1941, toen de afkeer van de Duitse

maatregelen tegen de Joden plotseling aan het licht kwam.”379 Sommige leerboeken zien de

stakingsactie als een lichtpuntje in donkere tijden: “Toen is er gelukkig ook iets hartsverwarmend

gebeurd: op de terreur in de Jodenwijk volgt de Februaristaking!!”380 Tot midden jaren ’60 wordt ook

nergens vermeld wie de ‘organisator’ is van de actie. Pas in 1967 vinden we hiervan de eerste sporen

terug in de leerboeken: “Op initiatief van communistische groepen brak toen in Amsterdam een

staking uit (…).“381

De meeste leerboeken geven de razzia in Amsterdam op als de directe oorzaak van de

Februaristaking. Hier wordt af en toe melding van gemaakt: “In februari 1941 brak in Amsterdam een

staking uit als protest tegen het vechten met, het mishandelen en wegvoeren van joden door

N.S.B.’ers en Gestapo in de Amsterdamse jodenbuurt.”382 Sommige leerboeken melden dat dit pas de

eerste keer was dat men te weten kwam wat er met de joden gebeurde: “Enkele malen nam het

verzet een ernstig massaal karakter aan. Zo bv. bij de Februari-staking in 1941, toen de afkeer van de

Duitse maatregelen tegen de Joden plotseling aan het licht kwam.”383 Vreemd genoeg maken

sommige leerboeken melding van de niet-joodse achtergrond van de stakers: “De mishandeling van

Joden door N.S.B.-ers leidde in februari 1941 tot moedige proteststakingen van niet-joodse

landgenoten (…).”384,“Als protest tegen de Duitse terreur in Amsterdam brak in februari 1941 een

staking uit. Het was een hoofdzakelijk Amsterdamse staking, van niet-joden, die diep begaan waren

met het lot van hun joodse landgenoten.”385 Een aantal leerboeken beseffen ook dat de

Februaristaking niet veel heeft uitgehaald: “De Februaristaking (…) baatte de Joden niet.”386

Pas eind 1979 wordt voor het eerst vermeld dat de jodenmaatregelen niet de enige oorzaak waren,

maar wel de trigger in het hele concept: “De Jodenvervolging, die ook geleidelijk aan werd

verscherpt, heeft de impuls gegeven aan het verzet. In februari 1941 al kwam het uit protest tot een

staking in Amsterdam.”387 In de jaren ’80 en 90 worden de feiten verder genuanceerder en gekaderd

binnen een groter geheel, waarbij men een onderscheid maakt tussen relatie ‘razzia Amsterdam-

Februaristaking’ en de relatie ‘jodenvervolging-verzet’: “Het bruine optreden (…) tegen de joden in

Amsterdam (was) de aanleiding tot de Februaristaking.”388, “Amsterdams antwoord was de

378

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 379

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 446-447 380

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 381

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 163 382

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1967, pg. 72 383

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 457-458 384

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 146 385

MICHELS, W. e.a., De Stroom Der Historie: deel 3, Dekker & Van De Vegt, Nijmegen, 1970, pg. 134-137 386

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 149 387

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1979, pg. 101 388

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 91

Page 81: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

81

Februaristaking.”389, “Verzet tegen de Duitsers kwam vooral op gang na de Februaristaking in 1941 in

Amsterdam, een protest tegen razzia’s op joden en hun wegvoering.”390, “Het nieuws van de razzia’s

maakte diepe indruk op de Amsterdammers. (…) De staking brak uit op 25 februari en kreeg in

Amsterdam en omgeving massale steun.”391

Conclusie: De Februaristaking krijgt in de Nederlandse geschiedschrijving rond de Tweede

Wereldoorlog een belangrijke waarde rond het verzet tegen de Duitse bezetter. De stakingsactie

wordt decennialang gebruikt als voorbeeld van een groter geheel: het was de eerste keer dat men

massaal protesteerde tegen de Duitsers (ondanks het feit dat de staking niet veel heel uitgehaald, in

tegenstelling tot de spoorwegstaking van september 1944). Voor de leerboeken is het gemakkelijk

om a.d.h.v. concrete voorbeelden een abstracter geheel te schetsen.

De Februaristaking lijkt ook een spontane actie te zijn van alle Nederlanders, maar pas in de jaren ’60

wordt er duidelijk melding gemaakt wie ze organiseerde en wie er allemaal meedeed.

Tenslotte is het ook opvallen dat de leerboeken geen enkele andere concrete oorzaak voor de

Februaristaking vermelden, zoals de gedwongen tewerkstelling in Duitsland. De razzia in Amsterdam

deed de emmer niet op zichzelf vollopen, maar was wel de spreekwoordelijke druppel. Pas in de

jaren ’80 gaan de leerboeken de Februaristaking (korte termijn) kunnen scheiden van het verzet

(halflange termijn).

389

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 15-17 390

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 221-222 391

BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1994, pg. 127

Page 82: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

82

5.2.2. Beschrijvingen

5.2.2.1. Benaming concentratie- en uitroeiingskampen

Sinds 1946 worden veel synoniemen gebruikt voor de concentratie- en uitroeiingkampen. Het lijkt

alsof de leerboeken opbieden naar het gruwelijkste woord: “(…) de abbatoirs in Duitsland en Polen

(…).”392, “(…) de martelkampen en gaskamers van Polen.”393, “(…)de vernietigingskampen in Polen

(…)”394. Sommige leerboeken blijven wel neutraal: “(…) de gaskamers van Auschwitz, Mauthausen en

andere kampen.”395, “Ten slotte werden zij bij groepen gelijk naar concentratiekampen gevoerd

(…).”396 Anderen vermelden deze kampen zelfs niet, of zeggen het met cijfers: “(…) in Nederlandse

kampen bijeengebracht en voor tweederde vermoord na velerlei kwellingen te hebben doorstaan.”397,

“Van de 110 000 weggevoerde Nederlandse Joden kwamen er slechts 5 000 terug.” 398. Tot begin

jaren ’60 is het een mix van neutrale, emotionele of geen vermelding.

Reeds ingezet midden jaren ’50, worden de gebruikte termen ook in de jaren ’60 hier meer en meer

neutraler: “(…) de gaskamers van Auschwitz.”399, “(…) de vernietigingskampen in Polen (…).”400,”(…)

de uitroeiingskampen in Auschwitz en Sobibor (Polen).”401 Sommige leerboeken lijken de vermelding

van de kampen nog te gevoelig vinden en mijden ze in hun teksten, waarin ze enkel spreken van

deportatie: “(…) tenslotte naar het oosten gedeporteerd.”402, “(…) het wegvoeren naar Duitsland

(…).”403 “(…) naar Polen werden getransporteerd.”404.

Een aantal uitzonderingen gebruiken nog steeds emotioneel gekleurde termen: “(…) in één van de

“Vernichtungslager” (…).”405 Maar over het algemeen wordt het ofwel niet vermeld ofwel neutraal

vermeld. Ook de Nederlandse concentratiekampen komen aan bod: “(...) Berucht waren de

concentratiekampen Vught en Amersfoort, het zgn. werkkamp Emica bij Ommen en het

doorgangskamp Westerbork voor de deportatie der joden.”406

392

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 393

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 80 394

BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952, pg. 404 395

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 305 396

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 186 397

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285-286 398

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 399

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 196 400

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1960, pg. 408 401

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 173 402

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 278 403

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1963, pg. 376 404

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 256-257 405

BLONK, A., Hoofdwegen der geschiedenis II, nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1965, pg. 351 406

VAN DER STRATE, G.E., Van primitief naar modern, Noorduijn en zoon NV, Gorinchem, 1968, pg. 225

Page 83: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

83

In de jaren 70’ wordt steeds meer en meer melding gemaakt van de concentratiekampen: “ (…)

Hitler’s vernietigingskampen (…).”407, “ (…) gaskamers van Auschwitz.”408, “ (…) concentratiekampen

en gaskamers.”409, “ (…) via het doorgangskamp Westerbork naar de kampen in Polen (…).”410,“ (…)

concentratie- of vernietigingskampen (…).”411 Dit gebeurt ook meer en meer neutraal.

Sommige leerboeken blijven opteren voor een emotionele term: “ (…) Westerbork in Drenthe, een

“Durchgangslager” (…).”412. Maar net zoals in de jaren ’60 zijn dit uitzonderingen. De trend blijft

hetzelfde: men gaat kiezen voor een neutrale omschrijving van de kampen en de leerboeken die de

kampen niet vermelden, zijn in de minderheid.

Ook in de jaren ’80 en ’90 blijft deze trend behouden: zo goed als alle leerboeken maken nu melding

van de concentratie- en uitroeiingskampen, op enkele uitzonderingen na: “(…) de hel van Auschwitz

of Sobibor.”413, “(…) een van de “Vernichtungslager” (…).”414 Men gebruikt enkel de termen

concentratiekamp, vernietingskamp of men vermeldt enkel de namen van de kampen: “(…)

gedeporteerd naar Auschwitz en Sobibor.”415

Pas in 1982 vinden we in een leerboek de eerste échte omschrijving terug van de term

‘concentratiekamp’: “Strafkamp waarin de Duitsers hun tegenstanders opsloten. In deze kampen

zaten politieke gevangen, krijgsgevangenen en leden van in Duitse ogen minderwaardige rassen,

zoals Joden en zigeuners. Vooral voor de laatste groepen werd het concentratiekamp gebruikt als

middel tot vernietiging. In Nederland waren Westerbork, Vught en Amersfoort de bekendste

kampen.”416 In dit citaat worden twee verschillende begrippen samengevoegd. Wanneer men

spreekt over vernietiging, heeft men het in principe over ‘vernietigingskampen’ die een heel eigen

karakter hadden strikt genomen geen concentratiekampen waren.

Conclusie: Sinds 1946 worden veel synoniemen gebruikt voor de concentratie- en uitroeiingkampen,

waarbij emoties niet ver weg zijn. Tot begin jaren ’60 is het een mix van neutrale, emotionele of geen

vermelding, daarna wordt de omschrijving meer neutraal. Een aantal uitzonderingen gebruiken nog

steeds emotioneel gekleurde termen. In de jaren 70’ komt de vermelding van de

concentratiekampen vaker voor. De trend blijft hetzelfde: men gaat kiezen voor een neutrale

omschrijving van de kampen. Slechts een minderheid van de leerboeken vermeldt de kampen niet.

Tegen het einde van de jaren ’80 worden de kampen in elke leerboek vermeld.

407

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 147 408

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970, pg. 198-199 409

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo: deel 5: De Nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1971, pg. 72 410

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, pg. 237-238 411

VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters Noordhoff, Groningen, 1974, pg. 193 412

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 72 413

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 133 414

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 133 415

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 15-17 416

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 116

Page 84: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

84

5.2.3. Terminologie

5.2.3.1. “Onze” joden

Toen ik de leerboeken las, kwam ik tot de constatering dat de leerboeken veel gebruik maken van de

‘wij zij’-stelling. Bij de ‘zij’-groep horen de Duitse bezetter en de collaborateurs (o.a. de NSB), in de

‘wij’-groep de grote meerderheid van de Nederlandse bevolking en … de joodse gemeenschap in

Nederland. Het viel me op hoe men de joodse gemeenschap betrekt bij de ‘goede’ Nederlanders.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog gaan veel leerboeken over tot het feit de joodse

gemeenschap bij de Nederlandse bevolking te trekken: “Het (de terreur) eerst tegen onze Joodse

landgenoten (…).”417, “ (…) het uitroeien van onze Joodse landgenoten.”418, “(…) Het werd

langzamerhand duidelijk dat het ging om de totale vernietiging van alle Joodse medeburgers..”419.

Soms gebruiken de leerboeken niet de combinatie “onze joodse landgenoten”, maar geven ze wel

aan dat iedereen emotioneel betrokken was bij de vervolgingen:“Van dit medelijden was ieder

vervuld met het lot der joden.”420, “Al deze maatregelen zouden misschien nog te verdragen zijn

geweest, als de vijand zich niet aan één mensonterend misdrijf had schuldig gemaakt: het uitroeien

van onze Joodse landgenoten.” 421 Er zijn ook leerboeken die gewoonweg spreken van de joodse

gemeenschap, zonder ze bij de Nederlandse bevolking te betrekken: “(…) met als epiloog de

wegvoering van 100.000 Joden naar de martelkampen en gaskamers van Polen.”422.

Pas in de jaren ’50 komt het meer neutrale ‘Nederlandse Joden’ in de leerboeken: “Van de 110 000

weggevoerde Nederlandse Joden kwamen er slechts 5 000 terug.”423 Soms laat men de joden gewoon

weg: “ (…) waar meer dan 100.000 Nederlanders met voorbedachten rade meest na een onmenselijke

verhongering werden vermoord.”424 Maar de meerderheid van de leerboeken heeft het over ofwel

‘onze joodse landgenoten’ of ‘Nederlandse joden’.

In de jaren ’60 kiezen meer leerboeken voor een neutrale vermelding: “Het ergerlijkse was de

medogenloze vervolging der joden, die als vijanden van het Duitse volk buiten de wet heetten te

staan.”425, “De joodse Nederlanders voelden de verzwaring van de Duitse druk bijzonder sterk.” 426, “Al

in 1940 worden de Joodse Nederlanders uit de openbare ambten gezet.” 427. Maar ondanks het feit

dat men nu kiest voor een meer neutrale benaming, laten de leerboeken nog steeds merken hoezeer

417

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 418

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 305 419

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 420

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 186 421

BERKELBACH, J.W., Volken en tijden, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 213 422

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 80 423

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 424

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 417 425

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 278 426

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 173 427

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292

Page 85: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

85

ze emotioneel betrokken waren. Zoals reeds vermeld, wordt vooral de Februaristaking gebruikt als

voorbeeld van betrokkenheid: “Toen is er gelukkig ook iets hartsverwarmend gebeurd: op de terreur

in de Jodenwijk volgt de Februaristaking!!”428.

Soms wordt er niet verwezen naar de betrokkenheid van de Nederlanders t.o.v. de joodse

gemeenschap, maar verwezen naar de vermijding van de Nederlanders t.o.v. de Duitse politiek:

“Vooral dit geweld, de Jood nog in de 20e eeuw aangedaan, zal ten eeuwigen dage een schandvlek

blijven op het Duitse volk, dat prat ging op zijn Kultur.”429 Maar een aantal leerboeken doen pogingen

om de Nederlandse bevolking niet te betrekken bij de Jodenvervolging en het louter te hebben over

de chronologische gebeurtenissen: “De joodse Nederlanders voelden de verzwaring van de Duitse

druk bijzonder sterk.”430, “Nog in 1940 werden scherpe maatregelen tegen de Joden genomen.” 431

Toch blijft er vaak verwezen worden naar de relatie tussen Nederlanders en Nederlandse joden: “(…)

Het werd langzamerhand duidelijk dat het ging om de totale vernietiging van alle Joodse

medeburgers.”432, “(…) Het werd langzamerhand duidelijk dat het ging om de totale vernietiging van

alle Joodse medeburgers.”433, “Al eerder had het optreden van de bezetter tegen de joden vele

Nederlanders de ogen geopend.”434

De leerboeken blijven ook in de jaren ’70 twijfelen: sommigen gaan voor een neutrale benaming

(“(…) afschuwelijk waren de gevolgen van de Duitse bezetting voor de joodse bevolkingsgroep in

Nederland.”435), anderen blijven vasthouden aan de onderlinge relatie (“De Jodenvervolging, die ook

geleidelijk aan werd verscherpt, heeft de impuls gegeven aan het verzet.”436). Al blijven de herdrukte

versies van reeds bestaande leerboeken inzetten op de onderlinge relatie, toch lijkt het erop dat de

meerderheid van de (vooral nieuwe) leerboeken heeft gekozen voor de neutrale benaming: “(…)

afschuwelijk waren de gevolgen van de Duitse bezetting voor de joodse bevolkingsgroep in

Nederland.”437, “Sterke onderdrukking ondervond het Joodse deel van de bevolking.”438, “De acties

tegen de Nederlandse joden waren een onderdeel van Hitlers politiek van de “Endlösung der

Judenfrage.”439.

In de jaren ’80 wordt meer en meer duidelijk dat de leerboeken de Jodenvervolging niet

weerspiegelen op de houding en mening van de Nederlanders: “Ook jegens de Joden in ons land

gedroegen de Duitsers zich aanvankelijk heel correct.”440, “De Jodenvervolging nam steeds scherpere

428

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 429

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1964, pg. 408 430

FONTAINE, P., Van oermens tot werelburger: vierde deel A, Malmberg ’s-Hertogenbosch, 1965, pg. 173 431

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1966, pg. 260-261 432

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den Haag, 1967, pg. 292 433

BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den Haag, 1968, pg. 292 434

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 146 435

VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1972, pg. 146 436

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 101 437

VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1972, pg. 146 438

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 72 439

DE BEER, A.C., Geschiedenis in onderwerpen: 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 90-91 440

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 91

Page 86: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

86

vormen aan. (…) de joden probeerden vaak onder te duiken of te ontsnappen.”441. Sommige

handboeken durven voor het eerst melding te maken van het feit dat de Nederlandse bevolking in

het begin niet al te hevig reageerde op de Jodenvervolging: “De belangrijkste maatregelen richtten

zich vooral tegen de Joden. Stap voor stap werd een begin gemaakt met hun isolering. (…) Tegen al

deze maatregelen werd weinig verzet geboden.”442

Deze laatste stap is typerend vanaf het midden van de jaren ’80. Men durft ook redenen te geven

waarom er in principe zo weinig verzet werd gepleegd: “Toch valt, als men achteraf op deze periode

terugkijkt, op hoe weinig de bezetter eigenlijk in de weg werd gelegd.”443, waarna men een aantal

voorbeeld geeft van het ‘verzet’: een deel van de bevolking was vatbaar voor antisemitisme, in het

begin van de oorlog waren de meeste Nederlanders meer bezig met zich aan de nieuwe situatie aan

te passen dan te waken over de rechten van de andere bevolkingsgroepen, de meeste Nederlanders

gingen over tot meewerking ‘om erger te voorkomen, …444 Hier vinden we voor het eerst

onverbloemd terug dat de Nederlandse bevolking toch niet zo medelevend was als de oudere

leerboeken willen doen uitschijnen. Ook in de jaren ’90 zet deze trend zich door: “(…) Naar

verhouding zijn er uit Nederland meer joden gedeporteerd dan uit andere bezette landen. Hoe kan

dat?”445, waarna er ook een rits aan oorzaken wordt vermeld: de verzuiling zorgde voor verdeling, de

bureaucratie bleef actief en efficiënt, … met een harde conclusie op het einde van de argumentatie:

“Nederland is tekortgeschoten in het beschermen van zijn joodse ingezetenen.”446

Ook kiezen de meeste leerboeken sinds midden jaren ’80 voor neutrale benamingen: “De eerste

maatregelen tegen de Joden lieten ook niet lang op zich wachten.”447 “Evenals in Duitsland werden de

Joden stap voor stap geïsoleerd.”448, “Toen de Duitse bezetter begon woonden er in Nederland zo’n

140 000 joden, de meesten in Amsterdam.”449, “In de eerste maanden van de bezetting werden de in

Nederland wonende Joden in het algemeen met rust gelaten.”450

441

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1986, pg. 158-159 442

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 81-82 443

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 59 444

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 59 445

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1994, pg. 238-239 446

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1994, pg. 238-239 447

KIKKERT, J.G., Kleio: korte algemene geschiedenis 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1987, pg. 180 448

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 59 449

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 238-239 450

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 165

Page 87: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

87

Conclusie: In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt in veel leerboeken de joodse

bevolking als een deel van de Nederlandse bevolking beschouwd. Nederland identificeert zich met de

joodse slachtoffers van de vervolging.

Pas in de jaren ’50 worden de leerboeken neutraler in hun taalgebruik, al blijft men de Nederlandse

joden als echte Nederlanders beschouwen wat heel vaak af te leiden valt uit de gebruikte

terminologie. In de jaren ’60 kiezen meer leerboeken voor een neutrale vermelding. Soms wordt er

niet verwezen naar de betrokkenheid van de Nederlanders met de joodse gemeenschap, maar

verwijst men naar de afwijzing van de Duitse politiek. in de jaren ’70 blijft de twijfel aanwezig: kiezen

voor neutrale terminologie of voor een emotionele betrokkenheid? In de jaren ’80 wordt meer en

meer duidelijk dat de leerboeken de Jodenvervolging niet langer subjectief weergeven, nl. conform

de houding en mening van de Nederlanders vlak na de oorlog. Sommige leerboeken maken voor het

eerst melding van het feit dat de Nederlandse bevolking in het begin niet al te hevig reageerde op de

Jodenvervolging, een visie die typerend is vanaf midden jaren ’80 en die zich doorzet in de jaren ’90.

Page 88: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

88

5.2.4. Leerstofkeuze

5.2.4.1. Het proces van de Jodenvervolging

In dit deel onderzoek ik een aantal feiten die een causaal verband hebben met de Jodenvervolging.

Deze feiten lopen over een periode van vier jaar, te beginnen bij de Ariërsverklaring, om te eindigen

met de deportaties naar de kampen in Duitsland en Polen. Ik zal specifiek onderzoeken welke

aandacht er in de leerboeken besteed wordt aan de Ariërsverklaring, de verwijdering uit publieke

ruimtes, de Jodenster, het getto in Amsterdam, de deportaties en de finale cijfers van de

Jodenvervolging.

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt er niet al te diep ingegaan op het proces van de

Jodenvervolging. Men houdt het bij een korte melding van ‘maatregelen’ tegen de joden: “Van

lieverlede werden de maatregelen tegen deze bevolkingsgroep uitgevaardigd, strenger en wreder.”451

Naast de melding dat de joden hebben geleden onder de Duitse onderdrukking, focussen de meeste

leerboeken liever op één bepaald aspect: de concentratiekampen (“Het (de terreur) eerst tegen onze

Joodse landgenoten, die beroofd, mishandeld en naar de abbatoirs in Duitsland en Polen werden

gesleept.”452), het dragen van de jodenster (“Ze werden gedwongen een gele ster te dragen (...)”453)

of (opmerkelijk) het dodental (“(…) met als epiloog de wegvoering van 100.000 Joden naar de

martelkampen en gaskamers van Polen.”454). Over de cijfers valt op dat men reeds in het begin een

juiste schatting maakt van het aantal doden. Dat men reeds twee jaar na de Tweede Wereldoorlog al

cijfers vermeldt, heeft me verrast en bewijst dat men toen reeds juiste gegevens ter beschikking had.

Slechts één leerboek gaat over tot een (zij het kort en zeer algemeen) overzicht van de feiten: “Het

allerwreedst en het minst gerechtvaardigd waren de maatregelen tegen de Joden, die eerst uit alle

openbare functies werden verdreven, vervolgens vernederd door het dragen van een ster, tenslotte

gearresteerd, in Nederlandse kampen bijeengebracht en voor tweederde vermoord na velerlei

kwellingen te hebben doorstaan.”455

Gedetailleerde informatie wordt nog niet gegeven en men laat ook een aantal gebeurtenissen weg

uit de lesteksten. Misschien ligt de materie nog te gevoelig?

In de jaren ’50 komen we meer feiten en gebeurtenissen tegen: hun publieke uitsluiting wordt

gemeld: “(…) in 1941 moesten zij zich melden en werd hun het bezoek van parken, hotels en het

gebruik van trein en tram verboden.”456 Maar in de meeste gevallen blijft men vasthouden aan een

kort overzicht: “Eerst werden allerlei maatregelen tegen de Joden genomen: talloze wreedheden met

451

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 305 452

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 397 453

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 186 454

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 80 455

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285-286 456

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 273

Page 89: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

89

tenslotte het wegvoeren naar Duitsland, waar meer dan 100.000 Nederlanders met voorbedachten

rade meest na een onmenselijke verhongering werden vermoord.”457, “Het eerst tegen onze Joodse

landgenoten, die beroofd, mishandeld en naar de vernietigingskampen in Polen werden gesleept.

Vooral dit geweld, de Jood nog in de 20e eeuw aangedaan, zal ten eeuwigen dage een schandvlek

blijven op het Duitse volk.”458

Een aantal leerboeken wagen zich aan een uitgebreider overzicht, waarbij chronologisch wordt

weergegeven wat de gebeurtenissen waren, al is het emotioneel taalgebruik niet ver weg: “In ons

land ging het van stap tot stap. In 1940 werd verboden, personen van Joodsen bloede te benoemen of

in betrekking te bevorderen. In 1941 moesten Joden-kinderen van gemengde scholen worden

verwijderd en werden tal van openbare gelegenheden “voor Joden verboden”. In 1942 werden alle

Joden verplicht tot het dragen van een zespuntige gele ster, waarop met zwarte letters JOOD stond.

Daarna begonnen de razzia’s, waarbij gezinnen uit elkaar werden gescheurd. Treinladingen Joden

werden naar het kamp Westerbork vervoerd, waarna ze naar de moordkampen in Duitsland werden

gebracht, om daar hun leven in gaskamers te eindigen. Spelende kleine kinderen, jongens en meisjes

in de bloei van hun leven, niemand werd gespaard.”459 Als men zich focust op het lot van de joodse

kinderen, doet men dit wellicht om de leerlingen zich beter te laten identificeren met de

slachtoffers.

Ook wordt voor het eerst gesproken over de ondergedoken joden: “Van de 30.000 ondergedoken

Joden werden er velen gegrepen.” 460 Het blijft opvallend dat zo vroeg reeds de helft van de

leerboeken de cijfers van het aantal omgekomen joden vermeldt: “Deze ±105.000 vermoorde Joden

vormden ongeveer de helft van het totale verlies aan mensenlevens ten gevolge van de oorlog.”461,

“Nederland verloor in die vijf jaren ongeveer 200.000 burgers, van wie bijna de helft Joden.”462,

“Meer dan 100.000 leden van deze bevolkingsgroep zijn als slachtoffer gevallen.”463

Tot eind jaren ’50 wordt de Ariërsverklaring wel vermeld, maar zonder de naam “Ariërsverklaring” te

gebruiken. Ook het Amsterdamse getto is nog niet aan bod gekomen in de leerboeken . In de eerste

leerboeken na de Tweede Wereldoorlog blijft een meerderheid hiervan opteren voor een

voorzichtig, veralgemeend overzicht van de feiten.

In de jaren ’60 blijft een meerderheid van de leerboeken slechts één of een aantal thema’s

vernoemen: de concentratiekampen (“Het eerst tegen onze Joodse landgenoten, die beroofd,

mishandeld en naar de vernietigingskampen in Polen werden gesleept.”464), de Jodenster en mijding

uit publieke plaatsen (“Een gele “jodenster” werd op hun kleren genaaid. Zij werden uit beroep en

bedrijf uitgesloten, vervolgens in kampen (Westerbork) opgesloten en tenslotte naar het oosten

gedeporteerd.”465) en de cijfers (“(…) de vervolging van de Joden: de talloze wreedheden met

457

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 417 458

BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952, pg. 404 459

ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV, Groningen, 1952, pg. 129-130 460

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 461

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 375 462

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, pg. 572 463

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 196 464

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1960, pg. 408 465

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 278

Page 90: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

90

tenslotte het wegvoeren naar Duitsland, waar meer dan 100.000 met voorbedachten rade na een

onmenselijke verhongering werden vermoord.”466).

Wel wordt er nu voor het eerst melding gemaakt van het Amsterdamse getto: “ (…) de Duitsers

brachten hen vervolgens bijeen in de Amsterdamse jodenbuurt, die één groot “getto” werd.”467 Ook

de Ariërsverklaring wordt voor het eerst bij naam vernoemd: “De bezetter eist namelijk van iedereen

(…) dat ze de zg. Ariërsverklaring zullen ondertekenen.”468, “(…) In oktober moesten alle ambtenaren

de Ariërsverklaring afnemen.”469

Toch zien we dat, in vergelijking met de periode 1946-1960, er steeds meer leerboeken overgaan tot

het weergeven van de feiten in chronologische volgorde: “Al in 1940 worden de Joodse Nederlanders

uit de openbare ambten gezet. Veel Nederlandse hebben toen een zware schuld op zich geladen. De

bezetter eist namelijk van iedereen (…) dat ze de zg. Ariërsverklaring zullen ondertekenen. (…) Bijna

90% ondertekent! En geeft daarmee de vijand de kans de Joden te registeren. Later worden de Joden

geweerd uit parken, restaurants en bioscopen: “juden nicht erwunscht”. Nog weer later mogen ze niet

meer in de openbare vervoersmiddelen: de bus, de tram, de trein. Ze worden ook uit hun zaken en

bedrijven gezet. In 1942 wordt van de Joden geëist, dat ze op hun kleding een gele ster zullen dragen,

de davidsster. En de nazikranten schrijven onverbloemd: “Jode, verrecke!”.470 Ook vermelden meer en

meer leerboeken de cijfers van overleden en ondergedoken joden: “Van de 110 000 weggevoerde

Nederlandse Joden kwamen er slechts 5 000 terug. Van de 30.000 ondergedoken Joden werden er

velen gegrepen.” 471, “Van het totaal tijdens de oorlog omgekomen Nederlanders – 200 000 – bestaat

meer dan de helft uit Nederlandse joden.”472, “Ruim 100 000 van de 140 000 Nederlandse joden zijn

van deze wrede vervolging slachtoffer geworden.”473

Tussen 1960 en 1970 zijn de concentratiekampen, de dodencijfers en de davidster nadrukkelijk

aanwezig in de leerboeken. De Ariërsverklaring en de verwijdering uit de publieke ruimte worden

minder vaak vermeld . Het getto wordt amper vermeld.

In de jaren ’70 nemen meer en meer leerboeken het groter chronologisch overzicht over in hun

lesteksten, waarbij wordt gefocust op diverse gebeurtenissen tijdens de Jodenvervolging: “Een apart

hoofdstuk in de geschiedenis van de bezettingstijd is de vervolging en de verdelging van het

Nederlandse jodendom. (…) Zij werden uit overheidsdiensten ontslagen en kwamen niet meer voor

een openbare ambt in aanmerking. Dit was het begin. (…) Het begon met de Ariërsverklaring (…). Een

tweede maatregel was de verplichte registratie van alle ondernemingen en van alle personen, die

daarbij betrokken waren. (…) Nog talrijke andere maatregelen volgden. (…) Er werden werkkampen

opgericht waarheen joodse werklozen zich moesten begeven. Het leven in de kampen was hard en

onmenselijk (…). In 1942 kregen de Duitse maatregelen een hoogtepunt. (…) alle joden werden

gebrandmerkt met de Jodenster. (…) Nu de “paria’s” waren getekend konden zij worden

466

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1963, pg. 376 467

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 173 468

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 469

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 163 470

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 471

BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den Haag, 1962, pg. 334-335 472

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 446-447 473

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 346

Page 91: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

91

gedeporteerd. Dit gebeurde in 15 maanden, van begin juli ’42 tot eind september ’43. (…) De

spoorwegen, de politie, allen die bij het transport betrokken waren, hadden, bewust of onbewust, hun

aandeel in de vernietiging van het Jodendom. (…) Van verzet was geen sprake (…). Van de 140 000

Joden (Nederlanders en vreemdelingen) waren er ruim 100 000 vernietigd.”474

Nogmaals lijken in de leerboeken twee groepen te bestaan: zij die uitgebreid focussen op de feiten

(zoals hierboven), of zij die het houden bij een korte melding: “Laf was de vervolging van de joden,

die eerst verplicht werden een davidsster te dragen. Toen ze allemaal ingeschreven stonden, werden

ze naar Polen gedreven en stierven ze in Auschwitz de gasdood.”475

De concentratiekampen komen nog steeds het meest aan bod, gevolgd door het aantal cijfers. De

vermelding van het verplicht dragen van de davidster verdwijnt als de leerboeken gaan

veralgemenen. Zeker tegen het einde van de jaren ’70 wordt er veel meer aandacht besteed aan het

gehele proces.

In de jaren ’80 komen steeds meer leerboeken met een uitgebreid chronologisch overzicht van de

verslechterende situatie van de Nederlandse joden: “De Joodse gruwelen begonnen met een

schijnbaar onschuldige maatregel: alle ambtenaren moesten een verklaring ondertekenen dat ze van

Arische afkomst waren. Wie deze Ariërsverklaring niet tekende, kreeg ontslag uit overheidsdienst.

Bijna alle ambtenaren (99%) tekenden (…). Ingevoerd werd ook het persoonsbewijs, waarover elke

Nederlander diende te beschikken. De Joden kregen er een J op gestempeld… (…) Zij moesten de

Jodenster gaan dragen, ze werden beperkt in hun bewegingsvrijheid, ze werden samengebracht in het

Antwerpse getto. En vandaar zijn ze weggevoerd in de jaren ’42 en ’43, eerst naar het

doorgangskamp Westerbork, daarna naar de hel van Auschwitz of Sobibor. Van de 140 000 joden in

Nederland hebben de Duitsers er 104 000 gedood…”476 Slechts een klein aantal leerboeken kiest voor

een korte vermelding van de Jodenvervolging: “De eerste slachtoffers waren de Joden, die beroofd en

mishandeld naar Duitsland en Polen gesleept werden. Bijna al deze gedeporteerden vonden daar in

een van de “Vernichtungslager” de dood.”477

De grote meerderheid van de leerboeken vermeldt het dodencijfer, die meestal op het einde van het

overzicht worden vermeld. Ook opvallend is dat er meer en meer wordt gefocust op het fenomeen

van ondergedoken joden: “Ca. 20 000 joden slaagden erin onder te duiken.”478, “(…) de joden

probeerden vaak onder te duiken of te ontsnappen.”479, “Slechts ongeveer 20 000 slaagden erin door

onder te duiken of te vluchten via Zwitserland en Spanje aan de vervolgers te ontkomen.”480

Vanaf 1987 en in de jaren ’90 kiezen alle leerboeken zonder uitzondering voor een uitgebreid

overzicht van de feiten, waarbij melding wordt gemaakt van het isoleren van de joden (“Evenals in

474

MICHELS, W. e.a., De Stroom Der Historie: deel 3, Dekker & Van De Vegt, Nijmegen, 1970, pg. 134-137 475

ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld: deel 3 HM-IV, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970, pg. 164-165 476

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 133 477

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 133 478

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 15-17 479

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1986, pg. 158-159 480

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 81-82

Page 92: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

92

Duitsland werden de Joden stap voor stap geïsoleerd.”481), de Ariërsverklaring (“Alle ambtenaren

moesten een verklaring ondertekenen dat ze van Arische afkomst waren. Wie deze Ariërsverklaring

niet tekende, kreeg ontslag uit overheidsdienst. Bijna alle ambtenaren (99%) tekenden (…).”482), de

Jodenster (“Op het voor iedere Nederlander verplichte persoonsbewijs werd bij de joden een J

gestempeld. Op straat moesten ze een duidelijk herkenbare J op hun kleren dragen.” 483), het getto

(“(…) ze werden beperkt in hun bewegingsvrijheid, ze werden samengebracht in het Amsterdamse

getto.”484), de deportaties en concentratiekampen (“De volgende maatregel was dat de meeste joden

naar het kamp Westerbork werden gebracht. Vanuit dit kamp werden ze naar de

vernietigingskampen Auschwitz en Sobibor in Polen gedeporteerd.”485) en de dodencijfers (“Ongeveer

105 000 Nederlandse joden stierven. (…) Zo’n 25 000 joden doken onder; van hen overleefde

tweederde de oorlog.” 486

Conclusie: De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt er niet al te diep ingegaan op het

proces van de Jodenvervolging. Men houdt het bij een korte melding van ‘maatregelen’ tegen de

joden. Over de cijfers valt op dat men reeds in het begin een juiste schatting maakt van het aantal

doden. Maar gedetailleerde informatie wordt nog niet gegeven en men laat ook een aantal

gebeurtenissen weg uit de lesteksten.

In de jaren ’50 komen we meer feiten en gebeurtenissen tegen, maar in de meeste gevallen blijft

men vasthouden aan een kort overzicht. Ook wordt voor het eerst gesproken over de ondergedoken

joden. Toch blijft een meerderheid opteren voor een voorzichtig, veralgemeend overzicht van de

feiten.

In de jaren ’60 wordt voor het eerst melding gemaakt van het Amsterdamse getto en gaan er steeds

meer leerboeken over tot het weergeven van de feiten in chronologische volgorde.

In de jaren ’70 nemen meer en meer leerboeken het groter chronologisch overzicht over in hun

lesteksten, waarbij wordt gefocust op diverse gebeurtenissen tijdens de Jodenvervolging, ook al

blijven er twee types van teksten in de leerboeken bestaan. maar zeker tegen het einde van de jaren

’70 wordt er veel meer aandacht besteed aan het gehele proces.

In de jaren ’80 geven de meeste leerboeken een groot chronologisch overzicht terwijl een

minderheid het houdt op een kleine melding. De grote meerderheid van de leerboeken vermeldt het

dodencijfer, die meestal op het einde van het overzicht worden vermeld. Vanaf 1987 en in de jaren

’90 kiezen alle leerboeken zonder uitzondering voor een uitgebreid overzicht van de feiten, waarbij

melding wordt gemaakt van de in het begin van dit hoofdstuk vermelde gebeurtenissen.

481

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 59 482

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 115 483

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 221-222 484

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 115 485

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden deel 3, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1991, pg. 74-75 486

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 238-239

Page 93: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

93

5.2.5. Beeldmateriaal

Net zoals bij het beeldmateriaal van de NSB, zal ik in een afzonderlijke bijlage de meest frequent

voorkomende en meest opmerkelijke foto’s in groter formaat toevoegen.

Tussen 1946 en 1956 gebruikt geen enkel leerboek een

foto rond de Jodenvervolging. De eerste foto omtrent de

Jodenvervolging duikt zelfs vier jaar later op dan de

eerste foto van NSB. Op deze foto is een razzia in

Amsterdam te zien. Het onderschrift bevat, zoals

aangetoond in de vorige delen, veel emotionele kleur:

“De Duitsers na een razzia in Amsterdam op Joodse

medeburgers. Hoe diep rampzalig het lot was van deze

mensen blijkt wel uit het feit, dat van den 110 000

weggevoerde Nederlandse joden slechts 5000

terugkeerden.”487

Dit is tussen 1946 en 1959 de enige foto die ik heb kunnen terugvinden, wat neerkomt op een

gebruikscijfer van 1 leerboek op de 25 (4%).

Vanaf de jaren ’60 zien we een ware explosie aan beeldmateriaal in de leerboeken. Het duurt dus

meer dan 15 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog vooraleer meer leerboeken kiezen voor

het gebruik van foto’s rond het thema Jodenvervolging.

De gebruikte beelden zijn heel divers en tonen het hele proces van

isolatie naar deportatie. Zo toont deze foto een soldaat die joodse

burgers naar de treinen loodst. Enkel het onderschrift is nog emotioneel

getint: “Het wegvoeren van Joden uit Amsterdam. Ouderdom noch jeugd

werd gespaard.”488

Het leerboek Wereld in Wording toont een foto van ondergedoken

Nederlandse joden, waarbij het onderschrift wel objectiever te noemen

is dan de voorgaande voorbeelden: “Zo leefden in de laatste jaren van

de oorlog talloze Nederlanders “ondergedoken” om niet in de handen

van de nazi’s te vallen.”489 Deze foto is veruit de meest gebruikte foto

over ondergedoken joden. Pas eind jaren ’80 duiken er nieuwe foto’s

op.

487

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1957, pg. 243 488

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 279 489

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 338

Razzia in Amsterdam

Wegvoeren van joden

Ondergedoken joden

Page 94: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

94

Ook razzia’s komen aan bod in de leerboeken. De onderschriften zijn

veelal neutraal: “Razzia. Een Duitse patrouille trekt tijdens de Tweede

Wereldoorlog door de Lairessestraat in Amsterdam.”490 Deze foto zal ook

het meest frequent terugkeren in de leerboeken wanneer men

fotomateriaal gebruikt over de razzia’s, al is rond dit aspect wel meer

variatie in beeldmateriaal dan over de ondergedoken joden.

In de leerboeken wordt vaak de relatie gelegd tussen de

Jodenvervolging en de Februaristaking, zeker voor de eerste

decennia na het einde van de oorlog. De leerboeken zetten dit

kracht bij door heel frequent foto’s in te voegen van het

standbeeld in Amsterdam ter ere van de Februaristaking. Niet

alle foto’s zijn hetzelfde, maar beelden wel steeds ‘de

Dokwerker’, van de hand van Marius Andriessen, af. De

verschillende onderschriften melden niet dat de Februaristaking

is begonnen door de Jodenvervolging, maar duiden wel op de

relatie tussen beide: “’De dokwerker’, sculptuur van Marius

Andriessen, geplaatst op het Jonas Daniël Meyerplein in

Amsterdam als herinnering aan de Februaristaking van 1941.

Links de synagoge van de Portugees-Israëlietische gemeente.”491

Sommige leerboeken leggen wel meteen de relatie tussen beide: “Gedenkteken van de grote

Februaristaking in 1941 tegen de deportatie van onze joodse landgenoten op het Jonas Daniël

Meyerplein. Op de achtergrond de Portugese synagoge.”492 Foto’s van het beeld zullen steeds

terugkeren, tot in de jaren ’90.

Een minderheid van de foto’s toont actief de

joodse bevolking tijdens de vervolging.

Foto’s waarop te zien is hoe joden worden

behandeld door de bezetter of waarop ze op

deportatie gezet worden, zijn er amper. Toch

zijn er een aantal leerboeken die ook hiervan

foto’s tonen. Het onderschrift klinkt als een

dodenmars: “Vogelvrij: zo torsende het restje

van hun have en goed betraden de joodse

medeburgers het Duitse

verzamelcentrum.”493

490

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 172 491

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 492

VAN DER STRATE, G.E., Van primitief naar modern, Noorduijn en zoon NV, Gorinchem, 1968, pg. 224 493

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 256

Razzia in Amsterdam

'de Dokwerker'

Joden op weg voor deportatie

Page 95: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

95

Slechts twee handboeken in de jaren ’60 tonen een foto van een concentratie- of uitroeiingskamp in

hun leerboek. Auschwitz (het beeld van het voorportaal van het kamp is momenteel deel van het

collectieve geheugen geworden) is het kamp dat wordt afgebeeld, zowel van buiten het kamp

(ingang gezien wanneer men aankomt, met de bekende spoorlijn naar het kamp) als binnen

(barakken). Opvallend is ook dat, wanneer

een leerboek een foto laat zien die duidelijk

wijst op het actief vervolgen van de joden

(deportaties, razzia’s en kampfoto’s) er heel

vaak in het onderschrift wordt meegegeven

hoeveel doden er effectief vielen: “Waarheen

zij gingen. Auschwitz, waar twee miljoen

joodse mannen, vrouwen en kinderen een

vreselijke dood vonden. Van de 110 000

weggevoerde Nederlandse joden keerden

slechts 5000 terug.”494, “Barak in Auschwitz,

waar twee miljoen joden stierven. Van de 110

000 weggevoerde Nederlandse Joden keerden

maar 5 000 terug.”495

Midden jaren ’60 gaan de leerboeken ook foto’s tonen van het isoleringproces

van de joden. Foto’s met de woorden “Voor Joden Verboden” en “Joodse Wijk”

geven aan dat er bepaalde stappen zijn vooraleer men is overgegaan tot

massale deportatie.

In de jaren ’60 worden veel meer foto’s gebruikt inzake de Jodenvervolging. Het type foto is zeer

divers, al blijven de meeste leerboeken kiezen voor foto’s die niet meteen de gruwelen tonen: foto’s

van deportaties zijn beperkt en ook de concentratiekampen worden amper in beeld gebracht. Tussen

1960 en 1969 gebruiken net geen 50% van de leerboeken fotomateriaal over de Jodenvervolging.

In de jaren ’70 gebruiken steeds meer leerboeken fotomateriaal tussen hun lesteksten. Conform met

de evolutie in de lesteksten, gaan meer leerboeken ook meer dan één foto over de Jodenvervolging

in hun leerboeken plaatsen. Het zwaartepunt van de thema’s van de foto’s verschuift naar de

deportaties en de razzia’s, terwijl ook andere thema’s aandacht blijven krijgen.

494

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 257 495

REINSMA, R., Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis na 1815, Amsterdam, 1965, pg. 236

Het bekende beeld van Auschwitz

"Tijdens markt voor Joden verboden"

Page 96: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

96

Er verschijnen vanaf nu ook verschillende nieuwe foto’s, vooral

rond deportaties en isolatie van de joden. Deze foto toont dat

de wijken waar de joden verplicht moesten gaan wonen,

duidelijk gesignaleerd werden. Ook het onderschrift geeft een

neutrale beschrijving van de feiten, een evolutie die zich

duidelijk vanaf de jaren ’70 inzet: “Joodse wijken werden

aangeduid met een bord.”496

Maar sommige ondertitels evolueren ook in negatieve zin. De razziafoto die ik reeds beschreven heb

(met de twee Duitse soldaten) wordt door veel leerboeken overgenomen, maar één leerboek

gebruikt emotioneel gekleurde taal om de foto te beschrijven: “Razzia. Duitsers op mensenjacht in

een Nederlandse stad.”497, terwijl de andere leerboeken (die dezelfde foto gebruiken) veel neutralere

onderschriften geven: “Een Duitse patrouille door de verlaten straten.”498, “Razzia in 1944.”499

Zoals ik reeds had vermeld, gaan meer

leerboeken over tot het plaatsen van foto’s

rond de deportaties. Zo wordt in 1973 de

eerste foto van het Nederlandse

transitkamp Westerbork getoond.

Desondanks zijn de onderschriften bij de

foto’s zeer emotioneel: door de termen

transit- en vernietigingskamp te gebruiken wordt duidelijk verwezen naar de Duitsers als schuldige:

“Pas aangekomen joden in het ‘Vernichtungslager’ Auschwitz. Een s.s. officier bepaalt wie voor de

‘Arbeitseinsatz’ is bestemd en wie naar de gaskamers zullen worden gezonden.”500, “Het kamp

Westerbork in Drenthe, het Durchgangslager voor de meeste Joden.”501

Andere foto’s rond de deportatie zijn dan wel neutraal in

hun onderschrift, zoals bij deze foto over de deportatie van

Nederlandse joden: “Deportatie van Joodse landgenoten.”502

496

ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld: deel 3 HM-IV, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970, pg. 164 497

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971,pg. 238 498

BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den Haag, 1969, pg. 198 499

NIEMEIJER, A.C., e.a., Strijd en samenwering: een geschiedenis voor mavo, havo en vwo, deel 4v, Thieme & Co., Zutphen, 1976, pg. 107 500

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 69 501

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 72 502

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 191

Joodse wijk

Keuring na aankomst Transitkamp Westerbork

Joden wachten op deportatie

Page 97: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

97

Andere thema’s zoals de Februaristaking, het onderduiken en de isolatie van de joden komen ook

aan bod. In het totaal gebruikt bijna 60% van de leerboeken foto’s over de Jodenvervolging tussen de

lesteksten.

De evolutie is duidelijk: meer boeken besluiten om foto’s op te nemen in hun leerboeken, en ook

gaan ze meer en meer taboethema’s tonen. De deportatie van Nederlandse joden blijft een gevoelig

thema, zoals sommige ondertitels laten uitschijnen. Ook tonen de leerboeken in eenzelfde editie

meerdere foto’s van de Jodenvervolging.

In de jaren ’80 kiezen de meeste leerboeken voor een foto rond de razzia’s, deportaties en kampen.

Hieronder volgt een kort overzicht van een aantal (nieuwe) foto’s die opduiken in de leerboeken. Ook

hebben de leerboeken gekozen voor neutrale onderschriften in de onderschriften. De foto’s staan in

Kleio503 (linksboven), Kijk op de Tijd504 (linksonder), Geschiedeniswerkplaats505 (rechtsboven) en

Vragen aan de Geschiedenis506 (rechtsonder).

503

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1980, pg. 126 504

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 159 505

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 116 506

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 221

Page 98: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

98

In de jaren ’80 verschijnen ook de eerste foto’s

van na de Jodenvervolging. Dit zijn foto’s van de

kampen met lijken en uitgemergelde lichamen.

Het onderschrift bij het dodentransport luidt:

“Mannelijke en vrouwelijke S.S.-ers worden

gedwongen hun slachtoffers naar massagraven

te dragen.”507

Tenslotte wordt in de jaren ’80 ook meer gefocust op de persoon Anne Frank, die in een aantal

leerboeken aan bod komt in een werkstuk rond de Jodenvervolging. Een foto508 van Anne Frank en

het befaamde Achterhuis zetten het

werkstuk kracht bij. Daarnaast duiken

ook een paar nieuwe foto’s op van

onderduikers, nadat de foto van de

oude man en het kind de enige

gebruikte foto was in de leerboeken.

Het onderschrift is zoals bij alle

leerboeken neutraal: “Bij een boer

ondergedoken.”509

Ook in de jaren ’90 zet deze evolutie zich door, al kiest men nu zeer

divers en lijkt een voorkeur voor een bepaald aspect niet op de

voorgrond te treden. Zowel de Februaristaking (die van 1946 tot

1996 regelmatig aan bod komt), als de isolatie, razzia’s, deportatie

en kampen worden getoond. Tussen 1980 en 1996 tonen meer dan

50% van alle leerboeken foto’s van de Jodenvervolging, wat in eerste

zich opmerkelijk lijkt, maar ook eenvoudig te verklaren is: vanaf de

jaren ’80 komen er meer themaboeken aan, waarin een bepaald

thema uitgebreid wordt besproken en zo de Tweede Wereldoorlog

wordt geschetst. Men kiest voornamelijk voor de NSB als thema,

waardoor de Jodenvervolging aan belang moet inboeten wat het

aantal foto’s betreft.

507

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 163 508

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 14 509

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 222

Joodse Holocaust-slachtoffers

Anne Frank en het Achterhuis

Ondergedoken joden

Page 99: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

99

Conclusie: Pas eind jaren ’50 duikt de eerste foto rond de Jodenvervolging op in de leerboeken, om

vanaf de jaren ’60 zijn weg te vinden in de leerstof. De beelden zijn divers qua thema

(Februaristaking, isolatie, deportatie), maar men verkiest voornamelijk om niet al te gevoelige foto’s

af te beelden. In de jaren ’70 gebruiken steeds meer leerboeken fotomateriaal tussen hun lesteksten.

Conform met de evolutie in de lesteksten, gaan verschillende leerboeken meer dan één foto over de

Jodenvervolging in hun leerboeken opnemen. Het zwaartepunt van de thema’s van de foto’s

verschuift naar de deportaties en de razzia’s. In de jaren ’80 kiezen de meeste leerboeken voor een

foto rond de razzia’s, deportaties en kampen. In deze periode verdwijnen ook de meeste emotioneel

gekleurde onderschriften, om tegen het begin van de jaren ’90 volledig te verdwijnen. Pas in de jaren

’80 zien we de eerste foto’s van na de Jodenvervolging (lijken en magere lichamen).

Tot slot wil ik melden dat op geen enkele foto die aanwezig is in de leerboeken inzake de

Jodenvervolging, er melding wordt gemaakt van NSB’ers. Men heeft het over drie groepen: de

slachtoffers (joden), de daders (Duitsers) en de autochtone bevolking (‘goede’ Nederlanders).

Ondanks het feit dat de NSB in de lesteksten vaak wordt gelinkt aan knokpartijen in de Joodse buurt

en ook actief heeft meegeholpen met razzia’s en klopjachten, worden ze niet vertoond op foto. Als

men de foto’s moet geloven, heeft enkel de Duitser schuld aan de Jodenvervolging. Het vijandsbeeld

ten opzichte van Duitsland was dan ook groot. Pas in de jaren ’80 komt er enige nuance in dat beeld:

“Het lijkt erop (…) dat de Nederlandse identiteit zich nu minder dan pakweg twintig jaar geleden

(1990, nvdr.) als anti-Duits formuleert. Daarbij hielp (…) het verdwijnen van de DDR en de

ontwikkeling in de beeldvorming van Duitsland als een groot democratisch land dat nadrukkelijk

afstand neemt van zijn dictatoriale verleden, zowel van het nazisme als van het communisme. De

herinnering aan de Tweede Wereldoorlog kwam door deze ontwikkeling in een verder verleden te

liggen.”510

510

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 33

Page 100: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

100

5.3. Algemene conclusie

De Jodenvervolging is een heikel thema dat maar met mondjesmaat aan bod komt in de eerste jaren

na de Tweede Wereldoorlog. Men houdt het bij een korte melding van ‘maatregelen’ tegen de joden,

gedetailleerde informatie wordt nog niet gegeven. De concentratiekampen zijn één van de aspecten

die heel kort en heel emotioneel worden belicht. Opvallend is dat de leerboeken de joodse

gemeenschap betrekken bij de Nederlandse bevolking. Ze gaan niet zover dat ze de joodse

gemeenschap vereenzelvigen met het ‘wij = goed’-kamp, maar men beschouwt de Joodse

gemeenschap als jammerlijke slachtoffers van de bezetting: “Voor minderheden, zoals de joden die

geen claim kunnen leggen op de nationale verzetsactiviteiten, is geen gehoor. Ze moeten het zelf

maar uitzoeken. In de publieke sfeer wordt van de joden vooral dankbaarheid verwacht.”511 Foto’s

vinden we helemaal niet terug in de leerboeken. Wat wél opvalt is dat, indien de leerboeken een

cijfer van omgekomen Nederlandse joden weergeven, dit dicht aanleunt bij de realiteit. Dit is een

constante in de leerboeken.

In de jaren ’50 zien we geen grote veranderingen: de leerboeken blijven de Nederlandse joden

betrekken bij de Nederlandse bevolking, de Jodenvervolging blijft beknopt weergegeven.

Desondanks worden er iets meer gebeurtenissen in het proces van de Jodenvervolging vermeld. Ook

de eerste foto’s over de Jodenvervolging duiken eind jaren ’50 op. De meeste aandacht gaat naar

militaire acties en politieke acties: “In de populaire geschiedschrijving zijn er eigenlijk maar twee

grote verhalen over de Tweede Wereldoorlog: de verhalen over strijdhandelingen, en het verhaal over

de genocide op de joden en andere bevolkingsgroepen. Van het eerste is ruim documentair materiaal

voorhanden, van het tweede bijna niets: eigenlijk alleen de films die de geallieerden in 1945 bij de

bevrijding van de concentratiekampen hebben opgenomen.”512

In de jaren ’60 zien we een eerste poging tot een objectievere benadering van de Jodenvervolging, al

is dit beperkt. Het zijn vooral de voetnoten in de Tweede Wereldoorlog die een beetje genuanceerd

worden. Zo wordt duidelijk dat de Februaristaking niet spontaan ontstond, maar georganiseerd werd

(wat de feitelijke bedoeling van de Februaristaking niet verandert volgens de leerboeken) en er

wordt meer gesproken over ‘concentratiekampen’. Wel wordt er tegen het einde van de jaren ’60

duidelijk meer aandacht besteed door de leerboeken aan de Jodenvervolging, wat volgens Hondius

kadert binnen de toenmalige sfeer van herinnering en actuele gebeurtenissen: “Er komt van

verschillende kanten behoefte om uiting te geven aan een diepere erkenning van de gruwelijke feiten

van de Jodenvervolging. Soms krijgt dat de trekken van een soort boetedoening, of een semireligieuze

handeling. (…) Veel van die interesse wordt gewekt door actuele incidenten en evenementen die iets

te maken hebben met de herinnering aan de oorlog. Het begint al gelijk met de arrestatie van

Eichmann, in Argentinië in 1960, en zijn berechting in Israël het jaar daarna. (…) In de serie De

Bezetting komen ooggetuigen veelvuldig aan het woord.”513 Toch wordt er structureel niet diep

511

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 63 512

VOS, C., Werkelijk gebeurd! De historische speelfilm als achteruitkijkspiegel van de samenleving’. In: BILLIET, B. e.a., Het verleden in het heden. Geschiedenis, historisch onderzoek en de plaats van de historicus in de maatschappij van vandaag, Academia Press, Gent, 2002, pg. 115-116 513

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 104-106

Page 101: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

101

ingegaan op de Jodenvervolging, tot ergernis van de jongeren: “Amsterdamse scholieren en

studenten reageren op verzoek van Het Parool in 1963 op de uitzending van De Bezetting over

gevangenissen en concentratiekampen. De leerlingen vertellen dat ze daarover tot dan toe op school

weinig hadden gehoord.”514

De relatie van de joodse gemeenschap tot de Nederlandse bevolking neemt in sommige leerboeken

een interessante wending: soms wordt er niet verwezen naar de betrokkenheid van de Nederlanders

t.o.v. de joodse gemeenschap, maar verwezen naar de vermijding van de Nederlanders t.o.v. de

Duitse politiek. Het beeldmateriaal in de leerboeken is divers qua thema (Februaristaking, isoleren,

deportatie), maar men verkiest voornamelijk om niet al te gevoelige foto’s af te beelden.

In de jaren ’70 wordt pas echt duidelijk dat de stijgende aandacht voor de Jodenvervolging ook

gevolgen heeft voor de weergave van de feiten: “Ten aanzien van joden valt enerzijds op dat de

jodenvervolging algemeen als een van de belangrijkste aspecten van de Tweede Wereldoorlog wordt

gezien en in het onderwijs een belangrijke plaats inneemt.”515 Een meerderheid van de leerboeken

gaat voor een meer objectieve omschrijving, zoals bij de vermelding van de concentratiekampen, en

ook de joodse gemeenschap wordt meer een bevolkingsgroep op zich. In de loop van de jaren ’70

wordt steeds meer informatie gegeven over het proces van de Jodenvervolging, waardoor een

breder en correcter beeld ontstaat. De groeiende interesse van de leerboeken in de Jodenvervolging

heeft ook zijn gevolgen voor het gebruik van beeldmateriaal: veel leerboeken tonen meer dan één

foto van de Jodenvervolging, waarbij het zwaartepunt van de thema’s van de foto’s verschuift naar

de deportaties en de razzia’s. Foto’s van graatmagere vluchtelingen en lijken vinden we nog niet

terug: “Ido Abram (…) heeft vanaf eind jaren zeventig gepleit voor onderwijs over de Jodenvervolging

waarin zeer terughoudend wordt omgegaan met gruwelijke beelden van wreedheden.”516

De aandacht voor de Jodenvervolging neemt nog toe in de jaren ’80: “Ten dele kan dit worden

verklaard uit het bewustzijn dat er lieden waren die de historische werkelijkheid van de

Jodenvervolging ontkenden en probeerden te ontkrachten. (…) Een andere reden zoek ik in de

doelstelling van de gastsprekers, wat zij met hun optreden de jeugd immuun wilden maken, en zelfs

een ‘vaccin’ wilden zijn voor de jeugd. (…) Vanuit die doelstelling, en die zelfopvatting, was het

begrijpelijk dat men streefde naar een soort standaardverhaal, dat zo goed mogelijk moest zijn.”517

Men gaat steeds meer opteren voor een uitgebreid stuk over de Jodenvervolging, met aandacht voor

het proces van de deporaties en ook voor het feit dat de Nederlandse bevolking toch niet zo massaal

reageerde op de Jodenvervolging. In de jaren ’80 wordt meer en meer duidelijk dat de leerboeken de

Jodenvervolging niet weerspiegelen op de houding en mening van de Nederlanders die de Tweede

Wereldoorlog hebben meegemaakt. Deze gedachtegang kadert ook binnen de discussie die in de

jaren ’80 en vooral door Hans Blom op de voorgrond trad: niet de vraag hoeveel joden er zijn

gedeporteerd is belangrijk, maar hoe dit mogelijk was: “De vraag naar de verklaring van het hoge

percentage joodse slachtoffers uit Nederland, opgeroepen door de Amsterdamse hoogleraar Hans

Blom in een invloedrijk artikel uit 1987, inspireert eveneens nieuw onderzoek naar wat wordt

genoemd ‘De Nederlandse Paradox’, de situatie van een land met een traditie en reputatie van

514

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 103 515

Ibidem, pg. 34 516

Ibidem, pg. 149 517

Ibidem, pg. 167

Page 102: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

102

tolerantie en toch zo’n hoog percentage joodse slachtoffers.”518 De focus van de leerboeken is nu

procesgericht: de joden werden stapsgewijs vervolgd om uiteindelijk te worden gedeporteerd en

geëxecuteerd. Dit procesgericht denken weerspiegelt zich ook in het beeldmateriaal, waar de meeste

leerboeken kiezen voor foto’s rond razzia’s, deportaties en kampen. Ook verschijnen de eerste foto’s

van de gevolgen van de Jodenvervolging (lijken en magere lichamen), dit in tegenstelling tot wat

Hondius beweert: “In zekere zin was dat in de jaren vijftig, (…) ook de verwachting van het tonen van

gruwelijke foto’s uit de concentratiekampen. Het zien daarvan zou de leerlingen en het bredere

publiek zodanig schokken dat ze voorgoed gewaarschuwd zouden zijn. Hiervan zijn de musea, de

scholen, de leerboekenschrijvers en de herinneringscentra in de jaren tachtig terug teruggekomen.”519

Eind jaren ’80 en begin jaren ’90 blijft de aandacht voor de Jodenvervolging lichtjes toenemen en

wordt zo één van de (zoniet hét belangrijkste) onderwerp in de leerboeken. De leerboeken gaan

verder met de nuancering van de ‘brave’ en ‘goede’ Nederlander: “In de jaren negentig valt op dat er

veel meer aandacht wordt besteed aan de geschiedenis van de Jodenvervolging. Dit verhoudt zich

moeilijk met het blijven uitvergroten van het verzet: er is immers weinig verzet geweest tegen de

Jodenvervolging, en wat er aan verzet was, was achteraf gezien weinig effectief.”520 Ook gaat men

alle gebeurtenissen veel nationaal kaderen en de schuld bij zichzelf leggen: “(…) het duurt nog tot in

de tweede helft van de jaren tachtig totdat de reflectie over de Jodenvervolging overal in Europa (…)

directer en nationaler wordt.”521 Toch is er ook kritiek te horen: het beeldmateriaal is op zich

subjectief, aangezien de beelden meestal zijn geschoten als propagandamateriaal: “Joden worden

altijd afgebeeld als stakkerige tragische mensen met davidssterren, meestal in lompen, ongewassen,

armoedig, en uitgemergeld. Joodse kinderen komen nauwelijks in beeld. Leden van andere

minderheidsgroepen komen we nooit tegen.”522

In tegenstelling tot de NSB en collaboratie, zien we bij de

Jodenvervolging twee duidelijke golven met een zeer korte

overgangsperiode. Van 1945 tot 1970 komt de Jodenvervolging

slechts op laag niveau in de leerboeken aan bod: weinig concrete

gebeurtenissen, medelijden voor de joodse gemeenschap en

opwaardering van eigen protest zijn kenmerken. Over deze

periode zijn slechts kleine verschillen te merken tussen 1945 en

1970. Begin jaren ’70 wordt er plots meer aandacht besteed aan

de Jodenvervolging. Door actuele gebeurtenissen in de jaren ’60

en de onwetendheid van de Nederlandse jongeren over de Jodenvervolging wordt er actie

ondernomen: de leerboeken gaan massaal grote aandacht besteden aan de Jodenvervolging, waarbij

men opteert om het proces van de Jodenvervolging weer te geven en men een poging doet tot het

creëren van een algemeen, correct beeld. Deze evolutie zet zich versterkt door in de jaren ’80 en ’90,

waarbij slechts één opmerkelijk verschil is waar te nemen: de kijk op het eigen verzet tegen de

Jodenvervolging wordt nu ook kritischer.

518

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, pg. 21 519

Ibidem, pg. 239 520

Ibidem, pg. 125 521

Ibidem, pg. 146 522

VAN PRAAG, T., ‘Tijd voor kwaliteit’. De Tweede Wereldoorlog in de schoolboeken’. In: Kleio, no. 7, 2003, pg. 27

Het kamp Westerbork

Page 103: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

103

6. Onderzoek 3: Hongerwinter

6.1. Wetenschappelijk kader

6.1.1. Voedselpolitiek 1940 – september 1944

6.1.1.1. Maatregelen vóór de bezetting

Reeds vóór de bezetting van Duitsland op 10 mei 1940 bedenkt men

maatregelen om landbouw en veeteelt in dienst te stellen van de eigen

voedselvoorziening. Om deze organisatie in goede banen te leiden, wordt

Stephanus Louwe Louwes in 1934 aangesteld als regeringscommissaris voor de

akkerbouw en veehouderij. Zijn grootste opdracht is om problemen rond de

voedselvoorziening zoals in de Eerste Wereldoorlog te vermijden. Toen vond er

geen voorbereiding op de oorlog plaats, waardoor de voedselbevoorrading

faliekant verkeerd liep: de prijzen rezen de pan uit, het bedrijfsleven lag plat en

de kosten van de maatregelen lag veel te hoog. Louwes vreest dat een nieuwe

oorlog, met een veel groter bevolkingsaantal (een stijging van 6,5 naar 8,5

miljoen tussen 1919 en 1940)523, nog rampzaliger zou verlopen. De oorlogsdreiging van Nazi-

Duitsland zorgt ervoor dat Louwes een groot voedselbevoorradingplan opstelt. In 1939 wordt het

Rijksbureau voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd opgericht.524 In mei 1940 zijn alle mogelijke

opslagplaatsen volgeladen met voorraden. “Wij hadden, kortom, op 15 mei 1940 (…), gedurende de

vijf bezettingsjaren zes oogsten ter beschikking gehad”, zegt Louwes.525 Daarnaast kan men ook nog

rekenen op de eigen productie.

De hele nationale agrarische productie wordt in functie van de voedselvoorziening gesteld. Men

verzamelt gegevens van het consumptiepatroon per hoofd van de bevolking.526 Zo komt men tot de

conclusie dat men agrarische dieren in aantal moet terugdringen (kippen met 90%, varkens met 75%,

runderen met 20%)527, waardoor het vrijgekomen grasland gescheurd528 moet worden, dit ten

voordele van calorierijke landbouwgewassen zoals aardappelen. Het scheuren van het grasland is

volgens Louwes, een belangrijke factor geweest: “In het algemeen heeft de scheurmaatregel toch dit

523

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 11. 524

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 7, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 132 525

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 609 526

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht

1985, p. 30 527

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 611. 528

Het omzetten van permanent grasland naar akkerland ten voordele van de productie van gewassen.

Stephanus Louwes

Page 104: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

104

resultaat gehad, dat wij meer hebben kunnen produceren, met name aardappelen, die het

volksvoedsel bij uitnemendheid zijn geweest in de laatste oorlogsjaren.”529

De verschillende producten zullen tijdens de oorlog stap voor stap op de bon komen te staan, een

systeem waarbij de bevolking met bonnen een gelijke verdeling van voedsel kan krijgen. In 1938

wordt het hele distributiesysteem getest in Nederland, want het volk moet inzien dat de

oorlogsdreiging heel reëel is. Na de test is de overheid tevreden over het systeem en past het aan

waar het verbeterd kan worden.

6.1.1.2. Het menu in de Tweede Wereldoorlog voor de Hongerwinter

Dankzij de scheuring van het grasland zijn er grote voorraden graan en aardappelen beschikbaar.

Trienekens: “Voor beide producten was het landbouwareaal sinds de bezetting in mei 1940 fors

uitgebreid: in de periode 1940-1943 was de graanteelt vermeerderd met 88000 ha ofwel met 16%, en

de oppervlakte aardappelen met 81000 ha, een toename van 62%.”530

Nederland staat ook bekend als groot exporteur van zuivel en groenten. Zelfs nadat de rundveestapel

met 20% was afgenomen531, blijft er een grote hoeveelheid aan zuivel over. Men schakelt over van

margarine naar duurdere boter. Via voedselbonnen wordt de bevolking gedwongen om meer boter

dan margarine te consumeren.532

Groenten zijn ook massaal aanwezig. Er zijn wel perioden van schaarste, doordat de teelt erg

seizoensgebonden is. Trienekens meldt: “de productiecapaciteit in de tuinbouwsector was vóór de

oorlog al veel groter dan voor de binnenlandse consumptie nodig was. Desondanks werd deze nog

eens met 22000 ha ofwel 44% uitgebreid, mede door de vele varkens- en kippenhouders die na het

verplicht slachten van hun veestapel overstapten naar de groenteteelt.”533

Exotische producten zoals koffie, thee en cacao zijn wel in geringe mate aanwezig. Deze worden,

door de uitvoer naar Duitsland, later vervangen door surrogaatproducten, die de smaak van het

authentieke product niet kunnen evenaren.

In 1940 wordt het Voorlichtingsbureau voor de Voeding van de Voedingsraad opgericht. Deze heeft

als taak om het Nederlandse volk duidelijk te maken hoe het zich aan de nieuwe situatie kan

aanpassen: er worden menu’s opgesteld en verspreid door de overheid via folders en kookboekjes. In

529

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 619 530

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 18 531

Ibidem, p. 20 532

TRIENEKENS (G.). “Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van L. de Jong, getoetst op het terrein van de voedselvoorziening” in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 105 (1990) afl. 2, p. 240 533

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 22

Page 105: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

105

boekjes met titels als onze voeding in distributietijd en oorlogskookboek534 wordt men aanbevolen

om onder andere de groenten van het seizoen te kopen, aardappelen met schil te koken en

eenpansgerechten te maken.

Maar de Nederlandse bevolking klaagt: de overgang van wit naar grof brood, van margarine naar

vette boter en het gemis van de saus over de aardappelen is voor velen een grote stap. Dit heeft voor

een groot deel bijgedragen aan de mythe van de “vijf jaar durende ellende” tijdens de Tweede

Wereldoorlog. Trienekens verklaart waarom de bevolking klaagt: “vetrijk voedsel scheidt een

hormoon af dat werkt op het verzadigingscentrum in de hersenen: er is dus een rechtstreekse relatie

tussen vet als substantie in het voedsel en een verzadigings-/bevredigingsgevoel. Gebrek aan vet in

een peulvruchtenmaaltijd en ook bijvoorbeeld in kool zou je dan als ernstig “kaal” en niet

verzadigend, (dus?) niet lekker kunnen beschouwen.”535

6.1.1.3. De praktijk: de verdeling van het beschikbare voedsel

Hoe werkt het systeem van de distributiebonnen? Trienekens legt het uit als volgt: “Eerst moet men

naar het distributiekantoor om op vertoon van de distributiestamkaart van de leden van het

huishouden de bonkaarten op te halen. Vervolgens moest men de krant bijhouden om te zien welke

nummers worden aangewezen. Daarna bekijkt men hoe de bons het best te besteden om uiteindelijk

naar de winkel te gaan.”536 Bons zijn maar een bepaalde tijd geldig om te vermijden dat deze worden

opgespaard en doorverkocht. Producten komen pas geleidelijk aan op de bon. Men begint met suiker

en peulvruchten, later werden ook andere producten toegevoegd aan de distributie.537 Ondanks het

ingewikkelde systeem en de gegeven omstandigheden werkt het systeem goed. Het systeem neemt

ook niet weg dat er nog altijd de mogelijkheid is om voedsel aan te kopen. Maar hoe later in de

oorlog, hoe hoger de prijzen voor consumptiegoederen worden, zeker in vergelijking met het loon.

Voedselproducenten dienen hun goederen in te leveren, want de prijzen bij illegale verkoop zijn

altijd hoger dan bij officiële levering.538 Er wordt zwaar opgetreden tegen misbruik, waardoor men

kan zeggen dat er 75-80% van de werkelijke opbrengst ingeleverd wordt.539 De rest valt ten prooi aan

clandestiene handelaars.

Wie krijgt nu wat? De regel dat iedereen een gelijke portie kreeg, wordt door alle auteurs weerlegd.

Zo ligt het rantsoen voor de landbouwers op 750g vlees per week, en voor de normale verbruiker op

300g. Leeftijdsgroepen tussen 4-14 jaar en 15-20 jaar krijgen meer dan normaal, waardoor grotere

gezinnen in een gunstige positie worden geplaatst.540 Personen die zware tot zeer zware arbeid

534

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 26 535

Ibidem, p. 15 536

Ibidem, p. 65 537

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 622 538

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 54 539

Ibidem, p. 56 540

Ibidem, p. 59

Page 106: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

106

moeten verrichten krijgen ook grotere voorraden brood, vlees en aardappelen.541 Zo worden

mijnwerkers, die belangrijk zijn voor de militaire industrie, beloond met een behoorlijke portie extra

eten. Zo kan een mijnwerker op een rantsoen van 4300 Kcal per dag rekenen, heeft hij voorrang bij

de slager en mag hij zelf een varken houden.542 Daarnaast zijn er ook personen die opzettelijk minder

krijgen. Dit past vooral in het kraam van de Duitse politiek. Hier is men, dankzij de Nederlandse

overheid en het verzet van Louwes, nooit volledig in geslaagd.

Men kan aan extra eten geraken dankzij de Centrale Keukens. Op hun hoogtepunt zijn er 1 400

Centrale Keukens.543 Louwes zegt over dit initiatief het volgende: “Ik heb toen, wat mij het eenige

middel leek om in geval van nood ten minste de armsten te voeden, in den zomer van 1940 het

initiatief genomen tot het instituut van de Centrale Keukens. Dit instituut heeft in het verhoop van

den oorlog zijn waarde bewezen.”544 Tegen afgifte van een aantal aardappelbonnen krijgt men een

maaltijdsoep geserveerd (1l voor arbeiders die werken ten voordele van de Duitsers, 0,75l voor de

rest), bestaande uit onder andere 83% aardappelen, 1,6% boter en minder dan 1% vlees.545 Met een

waarde van 800 Kcal betekent het toch snel een stijging van 30% op het aantal dagelijkse calorieën.

De Duitse bezetter is achterdochtig en zien in de Keukens vormen van communisme. Uiteindelijk

laten ze 100 000 porties per dag toe, verdeeld over de verschillende gemeenten. Bedoeling is om

hiermee 12,5% van de minderbeelden te voeden.546 Maar de Centrale Keukens kennen in het begin

geen groot succes. In 1942 hebben deze Centrale Keukens een productiecapaciteit van 2 000 000

porties per dag547, maar eind 1943 maken in heel Nederland slechts 550 000 personen er dagelijks

gebruik van, en onder die 550 000 personen telt men slechts 125 000 burgers, de rest gaat naar de

bedrijven. Dit is deels te wijten aan het feit dat men zich moest laten registreren voor deelname,

waardoor men een stempel krijgt van “arm” te zijn. Daarnaast blijken de meeste mensen in staat om

op andere manieren aan voedsel te geraken.548 Wanneer tijdens de Hongerwinter het voedsel echt

schaars wordt, blijken er geen principiële bezwaren te bestaan en loopt het storm bij de keukens.549

Ondanks het feit dat sommige producten zoals vis en groenten vrij van bons zijn, vullen sommigen

hun voedselpakket aan met producten die te koop zijn bij clandestiene handelaars. Veel

voorkomende producten op de zwarte markt zijn eieren, melk en vlees. Als motief gebruiken vele

slachters en handelaars dat het “anders toch maar naar de Duitsers gaat.”550 Zoals hierboven reeds

vermeld, komt ongeveer 25% van het totale beschikbare voedsel niet via de officiële kanalen in

omloop. Voor het begin van de Hongerwinter zijn de prijzen van deze producten nog niet erg hoog

541

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 208 542

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 60 543

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 638 544

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 210 545

Ibidem, p. 213 546

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 211 547

Ibidem, p. 164 548

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 68 549

Ibidem, p. 69 550

Ibidem, p. 62

Page 107: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

107

(met uitzondering van de schaarse producten zoals vlees, vis, vet en olie)551, waardoor veel mensen

de clandestiene handel gebruiken ter aanvulling van hun dagelijks voedsel. Maar de vraag op de

zwarte markt wordt steeds groter, terwijl het aanbod daalt, wat de prijzen doorheen de bezetting de

hoogte injaagt.552

Het clandestien slachten gebeurt vaak ondeskundig, maar het wordt pas echt gevaarlijk wanneer de

slachting gebeurt in een onaangepaste ruimte. Trienekens geeft een voorbeeld van een feest in

Nijmegen in 1943, waarbij 9 mensen sterven wegens het eten van ham besmet met botulisme.553 De

Nederlandse overheid treedt streng op tegen de clandestiene slachters en handelaars door het

verbaliseren van overtredingen en het invoeren van aparte bonnen voor de stad en platteland voor

producten als melk en aardappelen.554 Ook wordt door middel van flyers en affiches de bevolking

gewaarschuwd van het gevaar van clandestiene handel.

Trienekens geeft de volgende conclusie mee vóór de Hongerwinter inzake de beschikbare

hoeveelheid voedsel: “De waarschuwing luidde niet: er is ondervoeding, maar: ‘er komt

ondervoeding.’”555

6.1.2. Voedselpolitiek tijdens Hongerwinter (09/1944 – 05/1945)

6.1.2.1. Oorzaken van de Hongerwinter

6.1.2.1.1. Mislukking operatie Market Garden556

Wanneer België begin september 1944 bevrijd is, wil de Britse veldmaarschalk Montgomery

Nederland bevrijden uit Duitse handen. Hiervoor maakt hij gebruik van een luchtoffensief, operatie

Market en een grondoffensief vanuit België, operatie Garden. De tactiek is dat Nederland in het

zuiden bevrijd wordt door de vliegtuigen en droppings en dat vanuit België de troepen tot het

IJsselmeer moeten doordringen om van daaruit naar het Ruhrgebied te trekken, waar de basis van de

Duitse militaire industrie ligt.

De Nederlanders zijn door het dolle heen, wanneer een radiobericht vertelt dat weldra Nederland zal

bevrijd worden nadat België uit de klauwen van het naziregime is bevrijd. Deze 5e september gaat de

551

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 69 552

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 214 553

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 34 554

Ibidem, p. 71 555

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 393 556

VERWEY, G., Geschiedenis van Nederland, Elsevier, Antwerpen, 1976, p. 912

Page 108: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

108

geschiedenis in als Dolle Dinsdag.557 Nadat de geallieerden het zuiden van Nederland hebben bevrijd

en in Arnhem aankomen, blijkt de Duitse tegenstand toch heviger dan verwacht. Op de John

Frostbrug worden de geallieerden tegengehouden en moeten zich noodgedwongen

terugtrekken.558Arnhem blijkt een brug te ver te zijn. Hierdoor zal Noord- en West-Nederland

moeten wachten op de bevrijding op 5 mei 1945.

6.1.2.1.2. De spoorwegstaking559

Om operatie Market Garden te steunen, besluit de Nederlandse regering vanuit Londen op te roepen

tot een spoorwegstaking. De achterliggende reden voor de staking is de afbreuk die aan de Duitse

oorlogsvoering zou worden gedaan door desorganisatie in de verbindingslijnen560. Men zet alle hoop

op de militaire operatie, want men is overtuigd dat het einde van de oorlog slechts een paar weken

op zich zou laten wachten.561 Aangezien Louwes geen gehoor geeft aan de Duitsers die hem

verzoeken de spoorwegstaking ongedaan te maken, neemt de Duitse bezetter wraak en verbiedt het

binnenscheepvaartverkeer. West-Nederland, met zijn verschillende grootsteden en hoge

bevolkingsdichtheid, is aangewezen op bevoorrading uit het agrarische oosten en noorden van

Nederland. Maar door de spoorwegstaking en het Duitse embargo op de binnenscheepvaart loopt

die bevoorrading mis. Dit zorgt niet meteen voor grote voedselproblemen, aangezien er nog grote

voorraden aanwezig zijn. Zes weken na de afkondiging van het embargo heffen de Duitsers het

verbod op de scheepvaart op. Maar de heropgestarte bevoorrading komt moeilijk op gang door de

militaire dreiging aan het IJsselmeer en het nijpende brandstoftekort562. Ook de dichtgevroren

rivieren563 maken het transport zeer moeilijk. De Jong formuleert het embargo als volgt: “Dat

embargo was misschien bedoeld als middel om de spoorwegstaking te doen afbreken (…). Een

vreemde straf! Zij trof namelijk niet de bevolking in haar geheel, maar uitsluitend het gedeelte dat in

de grote en kleine steden van de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht woonde.”564

557

VAN DER ZEE, H., De Hongerwinter: van Dolle Dinsdag tot Bevrijding, Becht H.J.W., 1979, 261 p 558

KOSSMANN, E., Winkler Prins: Geschiedenis van de Nederlanden 1780-1970, Elsevier, Amsterdam, 1977, p. 285 559

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 73-76 560

PREVENIER, W., Algemene geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, V12: Nieuwste Tijd, 1977-1983, p. 79 561

VAN HOUTTE, J., Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel XII, Standaard Boekhandel, Antwerpen 1958, p. 401 562

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p.75 563

Zie punt 8.1.2.1.3. 564

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 153

Page 109: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

109

6.1.2.1.3. Strenge winter 1944-1945

november december januari februari maart

Grafiek 1: temperatuursverloop winter 1944/1945 te De Bilt (bij Utrecht)565

De winter van 1944-1945 is algemeen bekeken een normale winter, met een gemiddelde

temperatuur van 2,3°. December 1944 is met een gemiddelde temperatuur van 2,5° een iets te

koude maand. Het is voornamelijk de maand januari die er voor zorgt dat de winter van 1945 vaak als

‘streng’ of ‘bar’ wordt getypeerd. Met een gemiddelde temperatuur van –1,6° is januari 1945 zeer

koud. Op de lijst van koudste januari’s sinds 1901 staat deze maand op de achtste plaats566. Er zijn in

januari 1945 maar liefst 26 etmalen waarin het vriest en 10 etmalen waarin de temperatuur ook

overdag niet boven het vriespunt komt567. Van 20 tot en met 26 januari vriest het elke nacht op -12°.

Door deze lage temperaturen vriezen ook de binnenrivieren dicht, waardoor watertransport

onmogelijk wordt. Bovendien valt er in januari tijdens 14 etmalen sneeuw en is er soms sprake van

een krachtige oostelijke wind. Februari 1945 is echter juist extreem zacht met een gemiddelde

temperatuur van 6,0°. In feite heeft de zeer zachte februari ervoor gezorgd dat de felle kou in januari

in de weerstatistieken grotendeels wordt gemaskeerd. Er is maar weinig zon, er valt anderhalf maal

zoveel regen dan normaal en het stormt ook nog eens regelmatig.568 Lou De Jong concludeert dan

ook terecht dat het van oktober 1944 tot maart 1945 ‘hoogst onaangenaam’ weer was. Oktober,

november en begin december waren somber, kil en nat. Vervolgens brak een periode van vijf weken

met pittig winterweer aan en vervolgens was februari opnieuw somber en nat.569

565

http://members.chello.nl/m.schavemaker1/Achtergrond/De%20winter%20van%201944.doc 566

BUISMAN, J., Weer of geen weer. Meteorologie voor natuurvrienden, Baarn, 1978, p. 204 567

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 173 568

http://www.knmi.be/ 569

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 173

Page 110: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

110

6.1.2.2. Distributie en Centrale Keukens

Tussen september en december 1944 dalen de officiële rantsoenen voortdurend: het

distributiesysteem komt op de helling te staan en de bevoorrading wordt bemoeilijkt door de

spoorwegstaking en het Duitse embargo op het scheepvaartverkeer. De activiteiten van de Centrale

Keukens worden gericht op de burgerbevolking en vooral op de schoolgaande jeugd.570 Waar tot juli

1944 over heel Nederland 556 000 personen gebruik maken van de Centrale Keukenvoeding, stijgt

dit aantal spectaculair in de winter van 1944-1945 met een hoogtepunt van 1 254 000 personen in

West-Nederland alleen!571 Trienekens meldt dat, ondanks de lage kwaliteit en smaak van het

voedsel, de bevolking er alles voor over heeft om te kunnen overleven en dat de Centrale Keukens

een belangrijke rol spelen tijdens de Hongerwinter572: “De kwaliteit en de smaak van dit voedsel ging

hard achteruit, maar het bleef zeer aantrekkelijk om voor een aardappelbon en 20 cent een halve liter

voedsel te kunnen kopen. (…) Voor het overleven van de armere bevolking zijn de keukens van zeer

grote betekenis geweest.”573 Men kan vanaf het voorjaar 1944, als het moet, 10 000 000 porties per

dag bereiden.574

Tijdens de Hongerwinter neemt de clandestiene handel de overhand op het gecontroleerde voedsel.

Waar het in het begin van de Tweede Wereldoorlog slechts 20-25% van het voedsel via clandestiene

wegen in omloop komt, maakt dit voedsel tegen september 1944 50% of meer uit van het totaal

beschikbare voedsel.575 Het probleem ligt bij de boeren, die maar 20% inleveren, aangezien op de

zwarte markt veel meer te verdienen valt. Deze zwarte markt maakt tijdens de Hongerwinter enorme

winsten. Indien men de prijzen voor de producten op de zwarte markt niet kan betalen, gaat men

over tot ruilhandel.576 De stijgende prijzen van het voedsel op de zwarte markt en het kleinere

aanbod van voedsel via officiële wegen zorgen ervoor dat de mensen op zoek gaan naar voedsel

buiten de steden in West-Nederland. De zogenaamde hongertochten brengen de Nederlandse

bevolking naar het platteland, op zoek naar voedsel577.

In deze hongertochten spelen vrouwen en kinderen de hoofdrol. Mannen zijn bang om ontdekt te

worden door de Duitsers, die ze dan zouden inzetten in de Duitse militaire industrie of in hun

verdedigingslinies. Ook Stein meldt dat een groot verlies van mannen niet lag aan de honger, maar

aan de Duitse deportaties naar de fabrieken. Schattingen berekenen dat er tussen de 300 000 en 400

570

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 211 571

Ibidem, p. 212 572

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 168 573

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 82 574

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 214 575

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 83 576

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 218 577

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 88

Page 111: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

111

000 mannen tijdens de oorlog gedeporteerd werden, waarvan ongeveer 20 000 zullen sterven578. In

deze cijfers zijn geen gevangenen en joden meegerekend.

6.1.2.3. Het menu in de Tweede Wereldoorlog tijdens de Hongerwinter

Het eten in de Centrale Keukens is, hoewel van minderwaardige kwaliteit, toch een essentiële

aanvulling op het dagelijks menu van West-Nederland. Trienekens geeft een kijk op de situatie: “Als

degene die het bij de gaarkeuken (…) ging afhalen, met het pannetje thuiskwam, moest het direct

opgegeten worden, omdat het dan nog warm was en ergens naar smaakte.”579

Naast het eten in de Keukens is er ook nog het bonnensysteem. Maar meer dan een paar sneden

brood, aardappelen en suikerbieten is er weinig te verkrijgen. Vooral suikerbieten behoren tot het

hoofdvoedsel tijdens de Hongerwinter, met een gemiddelde consumptie van 250g per persoon per

dag. Na de bevrijding wordt er een “grafmonumentje” opgericht ter ere van de suikerbiet, met het

volgende opschrift580:

Hier rust ons suikerbietje

Verrek Verrot Verteer

Rust zacht, Maar keer niet weer.

In West-Nederland is gelukkig wel een grote hoeveelheid groente en melk aanwezig.581 Door de lage

uitvoer naar Duitsland zijn ook groenten als kool, wortels en uien in grote hoeveelheden aanwezig.

Het probleem is dat deze weinig calorieën bevatten en geen gevoel van verzadiging leveren.582

Doordat er minder vlees beschikbaar is, gaan de mensen op zoek naar alternatieven: gestroopte

konijnen, gestolen schapen, zelfs het slachten van eigen huisdieren583: “Moeder zei dat het hond was.

Maakt niks uit! Dat kwam op tafel! Dat was een feest! We hebben heel langzaam gegeten.”584

Trienekens omschrijft deze originele zoektocht naar voedsel als volgt: “Men leefde van wat men

toevallig had weten te bemachtigen. (…) Het meest vervelende was dat men eeuwig en altijd

hetzelfde eten kreeg en dan ook nog zonder dat het een verzadigd gevoel opleverde. (…) Maar ze

hadden geen keuze.”585

578

STEIN, Z., Famine and human development; the Dutch hunger winter of 1944-1945, Oxford University Press, 1975, p.43-44 579

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 87 580

Ibidem, p. 94 581

TRIENEKENS (G.). “Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van L. de Jong, getoetst op het terrein van de voedselvoorziening” in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 105 (1990) afl. 2, p. 241 582

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 88 583

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 90 584

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 191 585

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 90 en 94

Page 112: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

112

Om het voedsel te bereiden is er ook brandstof nodig. Bekend zijn de beelden van kale bomen in de

straatbeelden en het weghalen van de houten latten op de treinsporen. Het hout wordt dan tot

dunne lagen gesneden, zodat het kort maar fel brandt.586 Ook worden er wonderkacheltjes gemaakt,

noodkacheltjes bestaande uit een rooster in een blik met gaatjes, geplaatst in een groter blik.

6.1.2.4. Verloop van de voedselbevoorrading tijdens de Hongerwinter

Op 16 oktober 1944 wordt het embargo op de binnenscheepvaart grotendeels opgeheven en op 8

november officieel nietig verklaard. Tot dan heeft men kunnen overleven dankzij het

distributiesysteem en de beschikbare voorraden in West-Nederland. De bevoorrading komt stilaan

terug op gang, maar op 23 december begint het te vriezen en wordt het scheepvaartverkeer quasi

onmogelijk door de dichtgevroren rivieren, dat pas midden februari terug op gang komt.587 Ook

wordt het transport moeilijk door de voortdurende treinstaking.

Doorheen de late herfst van 1944 slinken de voorraden en daalt ook het verbruik: het broodverbruik

daalt met bijna 50%, boter en vetten zelfs met 66%. Producten zoals vlees, kaas en stroop blijven op

hetzelfde verbruiksniveau.588 Uit een enquête van het Rode kruis blijkt dat 67,6% van de gezinnen

minstens 1x per dag een warme maaltijd kan nuttigen, tegenover 14,7% waar geen enkele warme

maaltijd wordt gegeten.589 Ondanks het feit dat vis vrij te verkrijgen is (naast groenten), is deze

voedselbron begin 1945 van praktisch geen betekenis meer.590

De rantsoenen dalen begin januari 1945 soms tot 500 Kcal per dag voor normale gebruikers591 (wat

ongeveer gelijk staat aan twee sneden grof brood, 400g gekookte aardappelen en een stuk

suikerbiet)592, en plaatselijk zelfs tot dieptepunten als 340 Kcal.593 Inmiddels is de internationale

hulpverlening op gang gekomen. Het Rode Kruis zorgt voor verschillende ladingen, bestaande uit

voedsel, geneesmiddelen en kleding, uit Zwitserland, Roemenië en Portugal. Deze levensmiddelen

worden gratis uitgedeeld over 4,4 miljoen inwoners.594 Hierdoor kunnen de rantsoenen in maart en

april 1945 traag worden opgevoerd.

Toch dreigt er groter gevaar. De voedselhulp daalt van ruim 13 200 ton eind december naar 5 700

ton midden februari.595 In april 1945 wordt Oost-Nederland bevrijd, maar de voedselsituatie in West-

586

Ibidem, p. 93 587

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 377 588

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 160 589

KRUIJER, G., Hongertochten: Amsterdam tijdens de Hongerwinter, J.A. Boom, Meppel, 1951, p. 24 590

Ibidem, p. 25 591

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 377 592

http://www.zuivelzitalsgegoten.be/html/zuivel_test_weethoeveel.php 593

KRUIJER, G., Hongertochten: Amsterdam tijdens de Hongerwinter, J.A. Boom, Meppel, 1951, p. 27 594

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 379 595

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 179

Page 113: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

113

Nederland heeft hieronder zwaar te lijden: op 21 april 1945 komt het verkeer tussen Oost- en West-

Nederland volledig plat te liggen, waardoor de distributie volledig instort. Louwes schrijft over deze

periode het volgende: “(…) zou de bezetting een maand langer hebben geduurd, dan zou het aantal

gevallen van hongersterfte een veelvoud van het toch reeds zo hoge aantal hebben bedragen.”596

Zover komt het gelukkig niet. Wanneer begin april het bezette West-

Nederland dreigt afgesloten te worden van Duitsland, zijn de Duitsers

bereid te onderhandelen. Op 29 april 1945 beginnen de Engelsen met

airdroppings. Dit “manna uit de hemel”, zoals Van der Zee het

omschrijft, zorgt voor vreugde en enthousiasme.597 De voedseldroppings

worden, voor het eerst sinds Dolle Dinsdag, als tekens van de nakende

bevrijding gezien.598 Ook staan er vrachtwagens ten oosten van Utrecht

klaar voor transport naar West-Nederland.599 De geallieerden

ondernemen actie door voedselvoorraden en voedingsdeskundigen naar

West-Nederland te sturen.600 Deze groots opgezette hulpverlening, ook

wel aangeduid als “Operatie Manna”, heeft een nog grotere ramp kunnen voorkomen.601 Het is ook

opvallend dat, ondanks de ellende van de laatste maanden, men vasthoudt aan de bestaande

organisaties, zoals de Rotterdamse overheden die de gedropte goederen ophalen, tellen,

herverdelen en distribueren.602

Trienekens besluit als volgt: “Kijken we naar de beelden van de bevrijding, dan zien we juichende,

vitale mensen op straat. Deze beelden maken ook duidelijk dat als er eerlijk verdeeld was,

waarschijnlijk niemand – ondanks de enorme schaarste – van honger had moeten sterven. In een

noodsituatie blijkt dat de meeste mensen geen heiligen zijn.”603

596

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 642 597

VAN DER ZEE, H., De Hongerwinter: van Dolle Dinsdag tot Bevrijding, Becht H.J.W., 1979, p. 206 598

VAN HOUTTE, J., Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel XII, Standaard Boekhandel, Antwerpen 1958, p. 405 599

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 642 600

STEIN, Z., Famine and human development; the Dutch hunger winter of 1944-1945, Oxford University Press, 1975, p. 45 601

TRIENEKENS (G.). “De voedselvoorziening in de jaren 1940-1945”, in: Spiegel Historiael 22 nr. 2, 1987, p. 83 602

KRUIJER, G., Hongertochten: Amsterdam tijdens de Hongerwinter, J.A. Boom, Meppel, 1951, p. 50 603

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 101

De West-Nederlanders schrijven in tulpenvelden "many thanks" voor de Engelse voedseldroppings

Page 114: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

114

6.2. Handboekanalyse

6.2.1. Verklaringen

6.2.1.1. Oorzaken Hongerwinter

In de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog wordt er over het algemeen maar naar één oorzaak

met de vinger gewezen: de Duitse bezetter: “De rantsoeneringen betekende honger voor wie de

prijzen in de zwarte handel niet kon betalen. (…) Extraatjes werden alleen verstrekt aan Duitsers en

aan de familiën van de enkele duizenden landverraders, die zich hadden laten ronselen voor de Duitse

krijgsdienst.”604, “Er werd op grote schaal gevorderd, geroofd en gestolen. (…) Alles konden de

Duitsers gebruiken. Alles roofden en stalen zij.”605, “Voedsel werd op grote schaal door de Duitsers

geroofd, fruit en groente, hier altijd overvloedig aanwezig, waren nauwelijks meer te krijgen.”606.

Soms worden de Duitsers als een van de oorzaken genoemd: “Bij dit alles kwam nog de honger en

het gebrek aan het meest nodige, deels doordat Europa geblokkeerd was, deels doordat alle

productie oorlogsproductie was, deels doordat de Duitsers weghaalden wat zij nodig hadden om zelf

geen gebrek te lijden.”607

Ook zijn er handboeken die geen échte verklaringen geven, maar wel subtiel verwijzen naar een

tegenstelling in de voedselverdeling: “ (…) terwijl de Nederlandse kinderen aan alles gebrek leden,

brachten de Duitsers honderden kilo’s boter en suiker naar de banketbakkers (…).”608. Een ander

leerboek citeert dan weer Seyss-Inquart, waaruit blijkt dat de Duitsers zich niet meer bemoeien met

de voedselbevoorrading in West-Nederland, en dus zo de indruk wordt gegeven dat zij een

belangrijke hand hebben in de hongersnood: “”De voedselpositie van het Nederlandse volk

interesseert ons niet meer,” verklaarde Seyss-Inquart, nadat op 18 September het spoorwegpersoneel

op bevel van de regering in Londen, als één man het werk neerlegde. Prompt volgde op deze

bedreiging de uitvoering.”609 Andere leerboeken geven geen oorzaak en geven simpelweg een

beschrijving van de hongersnood, maar wijzen wel op de harde winter als voornaamste oorzaak: “De

moeilijkste winter, die het Nederlanse volk ooit doorgemaakt heeft, kwam.”610, “De winter van

1944/45 is de ergste, die Nederland ooit gekend heeft.”611.

604

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 396 605

PIK, J.W., Beknopte leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 274-275 606

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 186 607

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285 608

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 82 609

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 610

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 401-403 611

BERKELBACH, J.W., Volken en tijden, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 215

Page 115: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

115

Over de spoorwegstaking en het verbod op de binnenscheepvaart wordt niet gesproken, behalve in

één leerboek (Geschiedenis voor de HBSA) uit 1950. Daarin wordt voor het eerst de spoorwegstaking

vermeld en meteen gewezen op het negatieve gevolg van deze actie: “Een algehele spoorwegstaking

had tot doel troepen- en goederenverplaatsingen door de Duitsers onmogelijk te maken, maar had

stagnatie van de voedseltoevoer tengevolge.”612 Opvallend is wel dat er niet met de vinger wordt

gewezen naar de actie op zich, aangezien deze goede intenties had (en ook op korte termijn succes

had).

In de jaren ’50 opteren de meeste leerboeken voor een beschrijving en niet voor een verklaring van

de Hongerwinter. Een minderheid doet een poging, maar hervalt in kortzichtigheid: “De Duitsers

verboden alle voedseltoevoer naar het Westen (…).”613 In dit citaat wordt gewezen op een

represaillemaatregel van de Duitsers op de niet-vermelde spoorwegstaking, wel een belangrijk

aspect dat hier in het verhaal wordt weggelaten. Zo geeft men de indruk dat de Duitsers zonder

reden acties ondernamen.

In de jaren ’60 gaat men meer en meer kiezen voor een bredere context binnen het kader van de

Hongerwinter doordat men meer aandacht gaat besteden aan de oorzaken hiervan. De Duitse

bezetter blijft evenwel de enige schuldige: “De Duitsers legden de hand op alle vervoersmiddelen en

beletten de aanvoer van levensmiddelen naar het Westen.”614, “De Duitsers verboden alle

voedseltoevoer naar het Westen (…).”615, “De vijand vorderde alles wat hij maar krijgen kon. Kleren,

fietsen, arbeidskrachten eiste hij op.”616

Anderzijds wordt de spoorwegstaking meer betrokken bij het geven van verklaringen: “Op de dag

van de luchtlanding, 17 September 1944, riep minister-president Gerbrandy door de radio de

spoorwegen op tot staking, waaraan prompt gevolg werd gegeven. De woedende Duitsers namen

toen alle andere transportmiddelen in beslag.”617, “Op de dag van de luchtlandingen was het

spoorwegpersoneel volgens bevel van de regering te Londen in staking gegaan. Als represailleregel

legde de bezetter de toevoer van levensmiddelen te water uit het oosten van het land stil.”618

Enkel het leerboek Geschiedenis voor de HBSA blijft de Duitsers niet als schuldigen aanduiden. Het

focust op het idee dat het een samenloop van omstandigheden was, dat het gevolg – de

voedselschaarste - niet de bedoeling was van de oorzaak – de spoorwegstaking -: “Een algehele

spoorwegstaking had tot doel troepen- en goederenverplaatsingen door de Duitsers onmogelijk te

maken, maar had stagnatie van de voedseltoevoer tengevolge.”619

Sommige leerboeken zoeken de oorzaken voor de voedselschaarste nog vroeger in de tijd en zien

verbanden tussen de Hongerwinter en de Slag bij Arnhem: “Ter ondersteuning van de aanval op

Arnhem waren de Nederlandse spoorwegen in staking gegaan. De Duitsers legden nu beslag op alle

612

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 275 613

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1956, pg. 377 614

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 199 615

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1962, pg. 376-377 616

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 334 617

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174-177 618

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 346-348 619

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1966, pg. 264

Page 116: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

116

transportmiddelen.”620, “Voor verschillende streken kwamen echter nog zeer moeilijke maanden,

vooral na de nederlaag bij Arnhem.”621

Op het einde van de jaren ’60 geeft één leerboek een combinatie van oorzaken, zonder naar de

Duitse bezetter te refereren: “De spoorwegstaking van september 1944 en de mislukte

luchtlandingen bij Arnhem werden gevolgd door een verschrikkelijke Hongerwinter in het westen van

ons land.”622 Maar toch worden in de meeste leerboeken nog steeds de Duitsers als voornaamste (en

enige) oorzaak vermeld: “In het noorden heerste nu onverhuld de Duitse terreur en de honger, vooral

in het westen des lands.”623, “Voedsel werd op grote schaal door de Duitsers geroofd (…).”624

In de jaren ’70 focust men meer op de spoorwegstaking. Ongeveer de helft van de leerboeken zal dit

als (on)rechtstreekse oorzaak aanduiden in hun lesteksten: “Sinds dolle dinsdag staakten de

spoorwegen en zij hielden dit vol tot het einde van de bezetting.”625, “Onderwijl was in september het

spoorwegpersoneel in staking gegaan, om de bezetter de strijd moeilijk te maken. Dit heeft in de

Hongerwinter, die nu aanbrak, de ellende verergerd.”626, “Bijzonder ernstig werd de situatie in de

laatste Oorlogswinter, toen door de staking van het spoorwegpersoneel Westelijk Nederland vrijwel

geheel van voedsel bleef verstoken.”627, “Door de staking van de Nederlandse spoorwegen werd de

bevoorrading van het dichtbevolkte westen onmogelijk.”628

De Duitsers blijven evenwel de grote boeman voor de meeste leerboeken. Één leerboek focust als

verklaring zo goed als alleen op de Duitsers als oorzaak voor de hongerellende: “De Duitsers maakten

nu in het zicht van de nederlaag meedogenloos jacht op mensen en voorraden. (…) Dat kwam mede

door de spoorwegstaking die in september door de regering in Londen was uitgeroepen. (…) De

Duitsers ondervonden er echter minder schade van dan de bevolking. Want de bezetter slaagde erin

om met eigen personeel toch het treintransport door te laten gaan, terwijl ze als wraakoefening de

voedseltoevoer bemoeilijkten of verhinderden.”629

De jaren ’80 biedt een groter gamma aan leerboeken die objectiever en genuanceerder verklaringen

zoeken (en geven) voor de Hongerwinter, al blijft het voor de leerboeken duidelijk dat de Duitse

bezetter de belangrijkste oorzaak is, of al dan niet de finale stap heeft gezet die de Hongerwinter

heeft ingeleid: “Om het Duitse militaire vervoer in de war te sturen, vroeg de Nederlandse regering

vanuit Londen of het personeel van de spoorwegen het werk wilde stilleggen. Deze oproep had

succes, maar uit wraak legden de Duitsers de aanvoer van voedsel en brandstof stil.”630, “Het nijpende

voedselgebrek, de strenge winter en het ontbreken van brandstoffen en transportmiddelen vormden

620

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 281 621

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1967, pg. 377 622

VAN DER STRATE, G.E., Van primitief naar modern, Noorduijn en zoon NV, Gorinchem, 1968,pg. 225 623

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 459 624

DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 133 625

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 150 626

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970, pg. 201 627

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 73 628

DE BEER, A.C., Geschiedenis in onderwerpen: 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 91 629

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 154 630

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 162-163

Page 117: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

117

de achtergrond van de Hongerwinter van 1944/45 (…). Als wraakneming voor de spoorwegstaking

belemmerden de Duitsers de voedseltransporten.”631, “Uit wraak voor de spoorwegstaking legden de

Duitsers de aanvoer van voedsel en brandstof naar de grote steden lam.”632, “Vooral in de grote

steden in het westen van het land heerste hongersnood. Daar woonden de meeste mensen en was

mede het gevolg van de spoorwegstaking en de strenge winter het minste voedsel.”633

Toch maakt een niet gering aantal leerboeken dezelfde keuzes als voorheen: de Duitsers worden

verweten de oorzaak te zijn voor de Hongerwinter, zonder de nadruk te leggen op externe factoren

of niet-Duits gerelateerde oorzaken: “Het gebrek aan voedsel in de steden werd steeds groter, daar

de Duitsers alle aanvoer naar het Westen tegenhielden (…).”634, “Het weinige dat er was, werd door

de Duitsers in beslag genomen. (…).”635 Een minderheid van de leerboeken legt de schuld vooral bij

de Nederlandse bevolking , vooral in het feit dat de spoorwegstaking meer negatieve dan positieve

gevolgen had: “Deze situatie werd verergerd door een in september 1944 begonnen spoorwegstaking.

De regering in Londen had hiertoe opgeroepen in de hoop zo de aanvoerlijnen van de Duitsers te

ontregelen. De staking bleek echter minstens even nadelig voor de bevolking: er werden ook geen

voedsel en brandstof meer aangevoerd.”636 ,“De aanvoer van voedsel stokte bijna volledig. Dat kwam

door de spoorwegstaking, waartoe de Nederlandse regering vanuit Londen had opgeroepen.”637

In de jaren ’90 tenslotte verkiezen de leerboeken een aanpak die objectief en rationeel de feiten

schetst: “Vooral in de grote steden in het westen van het land, waar de meeste mensen woonden,

heerste hongersnood. Als gevolg van de spoorwegstaking en de strenge winter was hier het minste

voedsel.”638, ““De spoorwegstaking in september 1944, waartoe de Nederlandse regering had

opgeroepen ter ondersteuning van de bevrijders, had alleen nog maar nadelig effect. De Duitsers, die

niet in staat waren de staking te breken, weigerden daarop elk transport van voedsel naar het

hongerende westen.”639, “Vanuit Engeland had de Nederlandse regering via Radio-Oranje opgeroepen

tot een spoorwegstaking. (…) Helaas kreeg de bevolking in het niet-bevrijde Nederland boven de grote

rivieren met de nadelen daarvan te maken. In de winter van 1944/45 konden geen

voedseltransporten per trein plaatsvinden om de steeds grotere voedselschaarste te verlichten.”640

631

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 21 632

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 93 633

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 84 634

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 135-136 635

KIKKERT, J.G., Kleio: korte algemene geschiedenis 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1987, pg. 182-183 636

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, pg. 65 637

KIKKERT, J.G., Kleio: korte algemene geschiedenis 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1987, pg. 182-183 638

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden deel 3, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1991, pg. 77 639

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 241 640

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 170

Page 118: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

118

Conclusie: Van 1945 tot eind jaren ’80 wordt de Duitse bezetter aangeduid als belangrijkste (en soms

als enige) schuldige voor het plaats vinden van de Hongerwinter. Vooral in de eerste jaren na de

Tweede Wereldoorlog wordt hierop gefocust. Op één uitzondering na, wordt nergens melding

gemaakt van de spoorwegstaking. In de jaren ’50 mijdt men verklaringen in de leerboeken. De

pogingen die toch worden ondernomen, zijn kortzichtig, eenzijdig en onvolledig.

Vanaf de jaren ’60 wordt de spoorwegstaking meer betrokken bij de verklaring voor de

Hongerwinter, al wordt deze nog niet als directe oorzaak aangeduid: men blijft focussen op het

Duitse embargo op de binnenscheepvaart, waardoor men dus de schuld in de schoenen van de

bezetter kon schuiven.

Pas in de jaren ’70 zien we bij meer leerboeken dat de spoorwegstaking ook als oorzaak wordt

vermeld, maar desondanks blijven de Duitsers de belangrijkste spilfiguur in de voedselproblematiek.

Deze gedachtegang zet zich ook verder in de jaren ’80.

Pas in de jaren ’90 zullen de leerboeken kiezen voor een objectieve en rationele beschrijving van de

feiten en voor een breder kader, nl. interne en externe oorzaken .

Page 119: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

119

6.2.2. Beschrijvingen

6.2.2.1. Menu tijdens de Hongerwinter

De eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog spreekt een minderheid van de leerboeken over het

menu tijdens de Hongerwinter. Wanneer men dit wel vermeldt, neemt men vooral brood als

voorbeeld. De hoeveelheid brood dat deel van het menu uitmaakte verschilt nogal per leerboek:

“Het broodrantsoen daalde tot 500 gram per week.”641, “De rantsoenen werden verminderd tot 8 en

tot 4 ons brood per week (…).”642, “(…) het broodrantsoen liep terug van 1800 tot 600, soms zelfs tot

400 gram (…).”643. Hieruit blijkt dat sommige leerboeken duidelijk veralgemenen en geen evolutie

van het menu weergeven.

Soms wordt ook gewezen op voedsel dat niet meer verkrijgbaar is: “(…) fruit en groente, hier altijd

overvloedig aanwezig, waren nauwelijks meer te krijgen.”644. In 1948 wordt ook voor het eerst

melding gemaakt van de giften door het Rode Kruis: “Het Rode Kruis zorgde enige keren voor brood

en boter, welke gaven zeer dankbaar werden aanvaard.”645

Voor 1950 wordt reeds geciteerd dat bloembollen en suikerbieten deel uitmaken van het menu

tijdens de Hongerwinter: “Wie suikerbieten of bloembollen kon bemachtigen, prees zich gelukkig.”646,

“Suikerbieten en bloembollen waren tenslotte een veelbegeerde voeding.”647 Hierna zal dit in de

meeste leerboeken aan bod komen.

Vanaf 1950 treedt de vermelding van suikerbieten en bloembollen op de voorgrond als symbool voor

het Hongerwintermenu: “Zelfs suikerbieten werden gerantsoeneerd en bloembollen vonden gretig

aftrek als surrogaat-aardappelen.”648, “Suikerbieten en tulpenbollen werden in West-Nederland

weldra aangeprezen om hun hoge voedingswaarde!”649 Maar toch blijft een (kleine) minderheid van

de leerboeken aandacht besteden aan het menu. Zo worden ook de Centrale Keukens bij de leerstof

betrokken: “Het dagrantsoen van de centrale keukens werd in het algemeen teruggebracht van ¾ op

½ liter soep, het broodrantsoen tot op 500 gram per week.”650 De leerboeken geven de indruk dat de

mensen in West-Nederland niets anders aten dan suikerbieten, bloembollen (en in mindere mate

brood en in nog mindere mate soep van de Centrale Keukens).

641

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 82 642

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 643

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 275 644

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 186 645

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 646

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 647

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 190 648

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377 649

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1957, pg. 248-249 650

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377

Page 120: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

120

In de jaren ’60 besteden de leerboeken meer aandacht aan het menu tijdens de Hongerwinter. Er

wordt nog steeds gefocust op de suikerbieten en bloembollen, maar meer leerboeken tonen aan dat

het menu uitgebreider is dan wordt gedacht: “Tenslotte werd per week slechts 400 gram brood en 1

kg aardappelen verstrekt.”651, “ (…) met de week daalden de rantsoenen, in de eerste week van mei

1945 werd per persoon slechts een half ons kaas en één brood verstrekt.”652, “Hongerrantsoen: twee

sneetjes brood, twee aardappelen per dag, aan te vullen met … bloembollen en suikerbieten.”653 Maar

toch blijven de suikerbieten en bloembollen dominant aanwezig: “(…) in de grote steden gebruikte de

bevolking tulpen en suikerbieten als voedingsmiddel.”654, “In West-Nederland werd (…) bloembollen

en suikerbieten gegeten (…).”655

In de jaren ’70 is er weinig evolutie te merken inzake het menu. Ongeveer de helft van de leerboeken

die spreken over het menu tijdens de Hongerwinter, geven het beeld weer van een uitgebreider

menu: “In de centrale keukens werd per dag tenslotte 1 liter soep verstrekt; het broodrantsoen

daalde tot 10 sneetjes per week.”656, de andere helft blijft focussen op de bloembollen en

suikerbieten: “Het werd de winter van de bloembollen en de suikerbieten (…).”657 Zelfs brandnetels

doen hun intrede: “In veel gevallen moest men daarom tevreden zijn met voedsel gemaakt van

suikerbieten, bloembollen en brandnetels.”658

In de jaren ’80 en ’90 vallen de meeste leerboeken terug op het stereotiepe beeld van het

Hongerwintermenu, al duiken er hier en daar nieuwe elementen op: “De mensen aten bloembollen

en suikerbieten.”659, “Het waren de lange donkere maanden van (…) de koolsoep en het suikerbieten-

en bloembollenmenu (…).”660 Deze evolutie valt waarschijnlijk te verklaren doordat men in de

leerboeken van de jaren ’80 en ’90 beduidend minder aandacht besteedt aan de Hongerwinter dan in

de jaren ’70. Hierdoor moeten de leerboeken waarschijnlijk hun lesteksten inperken en dus overgaan

tot veralgemening en kunnen ze daarom bepaalde aspecten niet uit diepen.

651

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 281 652

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174-177 653

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 300-301 654

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 448 655

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 167 656

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 194 657

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 154 658

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 292-293 659

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 162-163 660

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 21

Page 121: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

121

Conclusie: In de jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt over het Hongerwintermenu vooral

gefocust op de hoeveelheid brood beschikbaar is. In de jaren ’50 zullen in de samenstelling van het

menu suikerbieten en bloembollen meer op de voorgrond treden en naar de mening van de

leerboeken de belangrijkste (en volgens sommigen zelfs de enige) bestanddelen van het menu

uitmaken.

In de jaren ’60 besteden de leerboeken meer aandacht aan het menu tijdens de Hongerwinter. Meer

leerboeken tonen aan dat het menu uitgebreider is dan werd gedacht.

In de jaren ’70 is er weinig evolutie te merken inzake het menu. In de jaren ’80 en ’90 vallen de

meeste leerboeken terug op het stereotiepe beeld van het Hongerwintermenu. Deze evolutie valt

waarschijnlijk te verklaren doordat men in de leerboeken van de jaren ’80 en ’90 beduidend minder

aandacht besteedt aan de Hongerwinter dan in de jaren ’70.

6.2.2.2. Hongertochten

In de jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog maken de hongertochten deel uit van de vaste

leerstof in de leerboeken. Wanneer deze worden vermeld in de leerboeken, worden deze tochten

gedramatiseerd qua taalgebruik: “Om niet te sterven moesten zij, die nog fietsen of lopen konden,

met de laatste krachten er op uit. Lange trieste kolonnes trokken langs de wegen de polders in, de

Veluwe op en weldra nog verder.”661, “Honger en ellende dreven de mensen met fietsen en

handkarren naar het platteland, in de hoop daar iets te kunnen bemachtigen. Van Amsterdam en

Rotterdam uit zwierven de hongerige stedelingen over de Veluwe en door Friesland (…).”662

Het beeld dat wordt opgehangen van de hongertochten getuigt van een strijd tegen de dood.

Desondanks melden een aantal leerboeken dat de bevolking zich, ondanks de ellende, sterk houdt:

“Maar de Nederlanders klaagden niet.”663, “5 Mei 1945 was geheel Nederland bevrijd, juist op tijd om

de uitgeteerde, toch meestal optimistisch gebleven bevolking te redden.“664. Deze veralgemeningen

komen weliswaar in een minderheid van de leerboeken terug. De dramatisering van de

hongertochten zet zich ook in de jaren ’50 verder: “Duizenden mensen stierven van uitputting in de

huizen, op hun werk, op de straten, op hongertochten waar ze voor het gezin nog enig voedsel

hoopten te krijgen.”665, “grote stoeten stedelingen trokken op het platteland heen en weer om aan

eten te komen voor hun familie thuis.“666. De toon is evenwel in een deel van de leerboeken

objectiever en meer gekaderd. De leerboeken gaan dieper in op het feit dat enkel vrouwen en

kinderen aan de hongertochten deelnemen: “Velen gingen op “hongertocht” uit, vaak vooral

vrouwen, daar het voor mannen gevaarlijk was.”667 “De Duitsers verboden alle voedseltoevoer naar

661

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 401-403 662

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 307 663

PIK, J.W., Beknopte leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 274-275 664

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, pg. 571-572 665

ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV, Groningen, 1952, pg. 131-132 666

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, pg. 571-572 667

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 419

Page 122: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

122

het Westen, zodat de bevolking op hongertocht naar het Oosten moest uittrekken, meest vrouwen en

kinderen (…).”668 In de jaren ’60 wordt de lijn van objectivering doorgetrokken naar andere

leerboeken: “De Duitsers verboden alle voedseltoevoer naar het Westen, zodat de bevolking op

hongertocht naar het Oosten moest uittrekken, meest vrouwen en kinderen (…).”669, “Duizenden

trokken naar het platteland om voedsel te kopen (de”hongertochten”).”670, “Hongertocht: zie ze

zwerven vanuit de grote steden van het westen, de duizenden, meest vrouwen en meisjes, (…).”671,

“De verstrekte hoeveelheden voedsel werden kleiner en het hongerende Westen van ons land trok er

op uit om voedsel te halen. Het voedselproducerend gedeelte van ons vaderland werd overspoeld

door stedelingen en zoveel mogelijk werden zij, behoudens enige ongunstige uitzonderingen,

geholpen.”672. Over deze laatste zin wordt gesproken over ‘enige ongunstige uitzonderingen’. Een

ander leerboek geeft hier een concreet voorbeeld over: “Er is ook een boer geweest, die in deze barre

nood op de kop tikt 2 orgels, 3 piano’s en 7 radiotoestellen. Een Néderlandse boer!!”673

Een meerderheid van de leerboeken opteert voor een meer rationele beschrijving van de

hongertochten. Hier nog een aantal voorbeelden: “De Hongertochten uit de steden, tot naar

Groningen en Friesland toe, spreken boekdelen.”674, “Vrouwen hielden hongertochten om ver van hun

woonplaats op het platteland nog enig voedsel te bemachtigen.”675

In de jaren ’70 wordt het aandeel van de leerboeken dat objectief de hongertochten omschrijft,

groot: “Vrouwen en kinderen hielden hongertochten tot ver buiten hun woonplaatsen, in de hoop op

het platteland nog iets eetbaars te bemachtigen.”676, “Velen trokken (…) naar het oosten om te

proberen wat voedsel te krijgen.”677, “Het werd de winter van (…) de lange tochten te voet of op de

fiets met houten banden om ergens nog een portie eten te bemachtigen.”678

In de jaren ’80 en ‘90 wordt in de leerboeken minder aandacht besteed aan de Hongerwinter,

waardoor men bepaalde aspecten gaat veralgemenen. Men gaat meer focussen op de collaboratie

en de Jodenvervolging. Maar over de hongertochten gaat men, in tegenstelling tot de samenstelling

van het menu, niet over tot vereenvoudigde weergaven. Men wordt hier en daar zelfs kritischer:

“Toch moesten zij, die nog fietsen of lopen konden, met hun laatste krachten erop uit om voedsel te

kopen op het platteland, waar vaak woekerprijzen moesten worden betaald.”679 Men durft hier het

beeld van de ‘helpende boer’ te doorprikken.

668

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377 669

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 376-377 670

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174-177 671

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 300-301 672

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 334 673

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 300-301 674

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 167 675

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1967, pg. 73 676

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo en havo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1972, pg. 100 677

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 194 678

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 154 679

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 135-136

Page 123: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

123

Conclusie: In de jaren na de Tweede Wereldoorlog worden de hongertochten gedramatiseerd en

zelfs lyrisch verwoord. In de jaren ’50 gaat de dramatisering van de hongertochten verder, maar

meer leerboeken gaan over tot een objectievere schets van deze gebeurtenis.

In de jaren ’60 wordt de lijn van objectivering over de hongertochten doorgetrokken naar andere

leerboeken en is er soms zelfs een licht kritische noot op te merken over de landbouwers in de

Hongerwinter. In de jaren ’70 is er weinig evolutie te merken inzake het menu.

In de jaren ’70 wordt het aandeel van de leerboeken dat objectief de hongertochten omschrijft,

groot. Maar net zoals bij de samenstelling van het Hongerwintermenu wordt in de jaren ’80 en ‘90 in

de leerboeken minder aandacht besteed aan de Hongerwinter, waardoor men bepaalde aspecten

gaat veralgemenen. Maar over de hongertochten gaat men, in tegenstelling tot de samenstelling van

het menu, niet over tot een vereenvoudigde beschrijving. Men wordt hier en daar zelfs kritischer.

Page 124: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

124

6.2.3. Terminologie

6.2.3.1. Hongerwinter

In dit deel onderzoek ik de synoniemen die worden gegeven voor de Hongerwinter, zonder dieper in

te gaan op bepaalde gebeurtenissen. Hierbij let ik op bijvoeglijke naamwoorden die symbool staan

voor de Hongerwinter.

De Hongerwinter staat in de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog symbool voor de

onderdrukking van het eigen volk. De adjectieven zijn dan ook divers en heel uiteenlopend: “De

moeilijkste winter, die het Nederlandse volk ooit doorgemaakt heeft (…)”680, “Een vreselijke winter

(…).”681 “De winter van 1944/45 is de ergste, die Nederland ooit gekend heeft.”682, “In de winter van

1944-45 werd dit bepaald moordend.”683, “Nederland benoorden de grote rivieren zou nog een bange

winter van Duitse verdrukking moeten doorstaan.”684 “De winter van 1944/’45 was vooral voor de

“hongerprovincies” in West-Nederland wel heel dreigend (…).”685

Sommige leerboeken focussen visueel op het aspect ‘honger lijden’. Dit wordt cursief aangeduid in

de leerboeken, waardoor de focus op het lijden wordt benadrukt: “In ’t Westen werd het een bange

tijd, waarin werkelijk honger werd geleden.”686

In de jaren ’50 gaan de synoniemen en adjectieven voor de Hongerwinter verder: “In die tijd (februari

1944-mei 1945) ging een andere, niet minder geduchte vijand heersen: de honger.”687“(…) de

vreselijke Hongerwinter.”688, “(…) de verschrikkelijke Hongerwinter (…).“689.

Ook in de jaren ’60 verzacht de toon evenmin: “De wanhopigste winter uit onze geschiedenis.”690, “De

moeilijke winter van 1944 op 1945 (…).”691, “(…) een winter van felle onderdrukking en bittere ellende,

680

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 401-403 681

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 82 682

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 307 683

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285 684

PIK, J.W., Beknopte leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 274-275 685

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 275 686

RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 419 687

ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV, Groningen, 1952, pg. 131-132 688

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377 689

MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, pg. 571-572 690

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 300-301 691

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 334

Page 125: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

125

door honger en kou veroorzaakt (…).”692, “(…) de barre Hongerwinter (…).”693, “De afschuwelijke

Hongerwinter (…).”694

In de jaren ’70 valt op dat er meer objectief wordt gesproken over de Hongerwinter, zonder dat

bepaalde bijvoeglijke voornaamwoorden een gekleurde indruk geven: “De afgesloten provincies

Utrecht, Noord- en Zuid Holland maakten een hongerwinter door (…).”695, Vóór het zover was maakte

speciaal de bevolking van West-Nederland nog een harde beproeving door: de Hongerwinter.”696, “Dit

heeft in de Hongerwinter, die nu aanbrak, de ellende verergerd.”697, “De herfst van 1944 was nat en

koud en de Hongerwinter brak aan.”698, “Het gevolg was de Hongerwinter van 1944-1945.”699, “In het

westen van ons land begon nu de zwaarste tijd van de Duitse bezetting, de Hongerwinter.”700,

“Bijzonder ernstig werd de situatie in de laatste Oorlogswinter(…).”701, “(…) een harde beproeving (…):

de Hongerwinter.”702, “De laatste oorlogswinter werd daar een Hongerwinter.”703, “Vóór het zover

was maakte speciaal de bevolking van West-Nederland nog een harde beproeving door: die onder de

Hongerwinter bekend staat.”704

Ook gaat één bepaald leerboek, Kleio, op zoek naar een juistere definitie van Hongerwinter: het

leerboek gaat op zoek naar de effectieve slachtoffers zonder te veralgemenen, het maakt een

onderscheid tussen de personen die honger lijden en de personen die eraan sterven: “Een gering

aantal gelukkigen misschien uitgezonderd, had iedere bewoner van de grote steden in het westen van

Nederland een voortdurend gevecht met de honger te voeren. (…) De slachtoffers van de honger

vielen vooral onder de mensen “zonder relaties” en onder degenen die door ouderdom, ziekte of

lichamelijke gebreken er niet op uit konden trekken om hun geluk te beproeven op het platteland of

voor wie het een absolute onmogelijkheid was om in de zwarte handel te kopen.”705

Toch zijn er nog een aantal leerboeken die een gekleurde terminologie gebruiken. Een aantal uit de

jaren ’60 hebben een ongewijzigde herdruk in de jaren ’70, maar er duiken ook nieuwe synoniemen

op: “(…) de afschuwelijke Hongerwinter.”706, “Voor Nederland boven de rivieren kwam er toen nog

een lange, barre winter, een hongersnood.”707

692

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 346-348 693

VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, pg. 167 694

VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1967, pg. 73 695

ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld: deel 3 HM-IV, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970, pg. 168 696

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, pg. 150 697

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970, pg. 201 698

MICHELS, W. e.a., De Stroom Der Historie: deel 3, Dekker & Van De Vegt, Nijmegen, 1970, pg. 141 699

VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, pg. 147 700

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo en havo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1972, pg. 100 701

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 73 702

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 5v: vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1974, pg. 173 703

NIEMEIJER, A.C., e.a., Strijd en samenwering: een geschiedenis voor mavo, havo en vwo, deel 4v, Thieme & Co., Zutphen, 1976, pg. 107 704

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 292-293 705

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 102 706

OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1975, pg. 239 707

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 154

Page 126: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

126

In de jaren ’80 zet de objectivering zich verder door: een meerderheid van de leerboeken gebruikt

niet- of minder gekleurde termen om de Hongerwinter te omschrijven: “Vóór het zover was maakte

speciaal de bevolking van West-Nederland nog een harde beproeving door: die onder de

Hongerwinter bekend staat.”708, “In het westen van ons land begon nu de zwaarste tijd van de Duitse

bezetting, de Hongerwinter.”709, “Het gevolg was de Hongerwinter van 1944-1945.”710, “In de winter

van 1944-1945 werd er honger geleden (…).”711. Er duikt ook een eerste definitie op in de leerboeken:

“Hongerwinter: Aanduiding voor de periode van eind 1944 tot de lente van 1945, waarin vooral in het

westen van Nederland honger werd geleden.”712 Deze omschrijving is een algemene, maar objectieve

en rationele weergave van de werkelijkheid.

Wanneer men toch opteert voor bijvoeglijke naamwoorden, zijn deze genuanceerd en passen de

meesten binnen het kader van de realiteit: “(…) een harde Hongerwinter (…).”713.

In de jaren ’90 zet deze gedachtegang in de leerboeken zich verder door. Men verkiest nuance en

objectiviteit boven kleur en veralgemening: “Vooral in de grote steden in het westen van het land,

waar de meeste mensen woonden, heerste hongersnood.”714, “het westen van Nederland moest toen

nog de beruchte Hongerwinter doormaken (…).”715, “In deze Hongerwinter leed de bevolking van

Noordwest-Nederland enorm.”716, “In de strenge winter van ’44-’45 ontstond in het bijzonder in de

grote steden gebrek aan voedsel en brandstof.”717

Conclusie: Van 1946 tot 1969 wordt er door de grote meerderheid van de leerboeken gebruik

gemaakt van bijvoeglijke naamwoorden en synoniemen die duiden op een emotioneel gekleurde en

veralgemeende visie op de Hongerwinter.

Pas in de jaren ’70 ontstaat er een plotse en hevige breuk: men verkiest nu meer objectieve

omschrijvingen en verwoordingen en men gaat in één bepaald leerboek zelfs op zoek naar een

definitie van de Hongerwinter. Deze visie zet zich door in de jaren ’80 en ’90, waarbij ook de eerste

échte definities van de Hongerwinter opduiken. Wanneer men toch nog opteert voor bijvoeglijke

naamwoorden, kiest men deze in die mate dat ze nog steeds in het brede kader van de realiteit

passen.

708

ADANG, A. e.a., Mensen en machten: examenboek geschiedenis havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1980, pg. 292-293 709

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1980, 121-122 710

VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters Noordhoff, Groningen, 1980, pg. 198 711

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 162-163 712

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 117 713

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 223 714

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden deel 3, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1991, pg. 77 715

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 241 716

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 170 717

BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1994, pg. 128

Page 127: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

127

6.2.4. Leerstofkeuze

6.2.4.1. Duits embargo op binnenscheepvaart

In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog wordt niet specifiek gesproken over het Duits

embargo op de binnenscheepvaart, maar de Duitsers krijgen wel de schuld in de schoenen geschoven

van het voedseltekort: “Als wilde dieren bleven de bezetters woeden.”718, “ (…) anderen zagen zich

hun voorraad ontnomen door de Duitsers.”719, “(…) deels doordat de Duitsers weghaalden wat zij

nodig hadden om zelf geen gebrek te lijden.”720.

Pas in 1954 wordt voor het eerst verwezen naar het Duitse embargo, maar dit wordt anders

verwoord: “De Duitsers verboden alle voedseltoevoer naar het Westen (…).”721 De Duitse bezetter

heeft nooit rechtstreeks de voedseltoevoer naar het Westen tegengehouden. Het Duitse embargo zal

hier zeker een oorzaak van zijn, maar andere (lees: interne) factoren worden buiten beschouwing

gelaten, waardoor het vijandbeeld wordt aangescherpt. Dit beeld wordt duidelijk in een ander

leerboek: “Nederland benoorden de grote rivieren zou nog een bange winter van Duitse verdrukking

moeten doorstaan. (…) Er werd op grote schaal gevorderd, geroofd en gestolen. (…) Alles konden de

Duitsers gebruiken.”722

In de jaren ’60 zijn de leerboeken verdeeld: het ene kiest voor een (meer) objectieve weergave van

de feiten (“De Duitsers legden nu beslag op alle transportmiddelen.”723, “Als represailleregel legde de

bezetter de toevoer van levensmiddelen te water uit het oosten van het land stil.”724), terwijl het

andere een sterk gekleurde visie over de Duitse bezetter weergeeft(“In het noorden heerste nu

onverhuld de Duitse terreur en de honger, vooral in het westen des lands.”725, “De vijand vorderde

alles wat hij maar krijgen kon. Kleren, fietsen, arbeidskrachten eiste hij op.”726, “Voedsel werd op

grote schaal door de Duitsers geroofd (…).”727)

In de jaren ’70 zijn er meer leerboeken die opteren voor een meer objectieve weergave: “De Duitsers

legden de hand op alle vervoersmiddelen en beletten de aanvoer van levensmiddelen naar het

Westen.”728, “Als represaille legden nu de Duitsers de binnenscheepvaart aan banden, die voor de

718

DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff, Leiden, 1947, pg. 82 719

BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle, 1947, pg. 307 720

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 285 721

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377 722

PIK, J.W. e.a., Beknopt leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1956, pg. 274-275 723

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 281 724

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 346-348 725

BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, pg. 448 726

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 334 727

DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 133 728

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970, pg. 201

Page 128: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

128

voedselvoorziening van het westen van essentieel belang was.729, “Als represaille voor de

spoorwegstaking in 1944, werd het voedseltoevoer naar het westen verboden.”730. Ook wordt de rol

die de Duitsers hebben gespeeld tussen de spoorwegstaking en het embargo op de

binnenscheepvaart wordt uitgebreid gekaderd en verklaard: “Er was te weinig brandstof en er was

een enorm voedseltekort. Dat kwam mede door de spoorwegstaking die in september door de

regering in Londen was uitgeroepen. (…) De Duitsers ondervonden er echter minder schade van dan

de bevolking. Want de bezetter slaagde erin om met eigen personeel toch het treintransport door te

laten gaan, terwijl ze als wraakoefening de voedseltoevoer bemoeilijkten of verhinderden.”731

In de jaren ’80 en ’90 wordt de toon in de leerboeken over het algemeen negatiever en worden de

feiten veralgemeend: “De Duitsers verboden daarop alle voedseltoevoer in Nederland.”732, “ (…) uit

wraak legden de Duitsers de aanvoer van voedsel en brandstof stil.”733, “Uit wraak voor de

spoorwegstaking legden de Duitsers de aanvoer van voedsel en brandstof naar de grote steden

lam.”734, “De Duitsers, die niet in staat waren de staking te breken, weigerden daarop elk transport

van voedsel naar het hongerende westen.”735.

6.2.4.2. Centrale Keukens

In de periode vóór 1950 spreekt slechts één leerboek over de Centrale Keukens: Centrale keukens

werden ingesteld, die dagelijks een bordje soep van zeer twijfelachtige samenstelling verstrekten.”736

Het is duidelijk dat men de zogenaamde gaarkeukens niet beschouwt als volwaardig alternatief.

Ook in de jaren ’50 blijven de Centrale Keukens een voetnoot in de leerboeken. Desondanks worden

ze in de leerboeken beschouwd als slachtoffer van de situatie, en niet als een meerwaarde voor de

oplossing van het probleem: “Centrale keukens werden ingesteld ter leniging van de ergste

voedselnood, maar werden onvoldoende bevoorraad.”737 Ook wordt voor het eerst gefocust op de

verschuivingen in het menu van de Centrale Keukens: “Het dagrantsoen van de centrale keukens

werd in het algemeen teruggebracht van ¾ op ½ liter soep(…).”738

729

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 194 730

VAN DAM VAN ISSELT-SCHUURMAN, V., Schets van de twintigste eeuw: moderne wereldgeschiedenis, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1973, pg. 54 731

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, pg. 154 732

VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters Noordhoff, Groningen, 1980, pg. 198 733

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 162-163 734

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 93 735

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 241 736

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 737

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 275 738

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 377

Page 129: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

129

In de jaren ’60 is er weinig verandering te merken in de leerboeken over de Centrale Keukens.

Dezelfde onaangepaste versie als deze van de jaren ’40 en ’50 komt in deze handboeken terug. Ook

in de jaren ’70 is er amper evolutie in de leerboeken voor wat het aandeel van de Centrale Keukens

betreft. Één leerboek vermeldt een nieuwe zin, maar brengt geen nieuwe inzichten met zich mee: “In

de centrale keukens werd per dag tenslotte 1 liter soep verstrekt (…).”739

De jaren ’80 en ’90 brengen geen verbetering wanneer men over de Centrale Keukens spreekt. Wel

gaat één leerboek over tot een genuanceerde en informatieve definitie van de gaarkeukens:

“Centrale Keuken: Toen in de loop van 1944 in de grote steden het voedsel steeds schaarser werd

richtte de plaatselijke overheid centrale keukens in. Daar kon men tegen inlevering van

voedselbonnen dan een bepaalde portie eten krijgen. Hoewel de kwaliteit van het voedsel veel te

wensen overliet was het wel een goede manier om het beschikbare voedsel zo eerlijk mogelijk te

verdelen.”740 Het belang dat de leerboeken aan de keukens hechten, blijft evenwel zeer gering. De

vermelding luidt sec: “Naarmate de schaarste toenam, gingen centrale keukens (“gaarkeukens”) over

tot het verstrekken van maaltijden.”741

6.2.4.3. Dodencijfer

In de eerste vijf jaar na de Tweede Wereldoorlog vermijdt men het vermelden van exacte cijfers over

het aantal doden ten gevolge van de Hongerwinter. Men houdt het bij algemene schattingen:

“Duizenden stierven in de grote steden aan gebrek.”742, “Verstoken van brandstof en voedsel, stierven

in de grote steden duizenden van ontbering.”743, “Honger waarde door het land, vooral in de steden,

waar hij duizenden slachtoffers maakte.”744

In de jaren ’50 blijft het taboe om te spreken over exacte cijfers van het aantal doden overeind. Men

blijft het bij ‘duizenden’ slachtoffers houden en men gaat ook kijken naar de stijgende mortaliteit:

“Geen wonder, dat een vreselijke ziekte, hongeroedeem, rondwaarde en duizenden slachtoffers eiste.

In de grote steden steeg het sterftecijfer met 120%.”745, “Duizenden mensen stierven van uitputting in

de huizen, op hun werk, op de straten, op hongertochten waar ze voor het gezin nog enig voedsel

hoopten te krijgen.”746.

739

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 194 740

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 115 741

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 21 742

BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters, Groningen, 1946, pg. 401-403 743

BERKELBACH, J.W., Volken en tijden, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, pg. 215 744

DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen, 1948, pg. 189 745

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, pg. 275 746

ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV, Groningen, 1952, pg. 131-132

Page 130: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

130

Pas in 1954 wordt voor het eerst een (opmerkelijk juiste) cijfer weergegeven van het aantal

omgekomen Nederlanders ten gevolge van de Hongerwinter: “Het aantal slachtoffers van honger en

ontbering in het Westen wordt op 16.000 geschat.”747 Het cijfer wordt niet gekaderd, wat wel

belangrijk is voor een dodencijfer over een hongersnood. Gaat het hier om échte hongerdoden, of

zijn ze het gevolg van een verzwakte immuniteit? Betreft het iedereen in de samenleving, of zijn

bepaalde groepen gevoeliger om ten prooi te vallen aan de hongerdood?

Opmerking: Het is verre van eenvoudig voor de auteurs van de leerboeken om op dit moment van de

geschiedenis een goed beeld te schetsen van de sterfte ten gevolge van de honger. Enkel voor

Amsterdam is goed bronnenmateriaal beschikbaar. Het precieze aantal is moeilijk te schatten. Er zijn

uiteenlopende cijfers voor de extra sterfte tijdens de periode september 1944 – mei 1945. Dr.

Banning publiceert in 1949 het cijfer van “tienduizend duidelijke gevallen van sterfte aan

ondervoeding”748. Later barst de discussie rond het aantal doden los. Historicus L. De Jong berekent

dat er om en bij de 22 000 doden rechtstreeks aan de Hongerwinter konden gelinkt worden749. Het

Centraal Bureau voor Statistiek houdt het op 16 000750, een cijfer dat de meeste auteurs, zoals

Verwey751, ook gebruiken. Het betekent dat in heel de Hongerwinter maximaal 1 dode extra per 1000

inwoners te betreuren viel. De extra sterfte betreft volgens Trienekens vooral ouden van dagen en in

het bijzonder mannen, ook het sterftecijfer onder het aantal zuigelingen is hoger in 1945, maar dit

geldt voor heel Nederland. Van der Zee spreekt over 18 000 doden752. Trienekens toont dat er,

verspreid over de 12 meeste getroffen gemeenten, 16 000 mensen zijn gestorven ten gevolge van de

Hongerwinter. Daarbij moet nog rekening gehouden met duizenden overige doden in Utrecht,

Amersfoort en het platteland753. Ongeveer de helft stierf aan ‘honger en/of koude’754. De overige

helft wijt men aan ziekten die gelinkt kunnen worden met honger. Er is geen sprake van sociale

ongelijkheid tussen de overlijdens. Van groter belang is de samenstelling van de gezinnen: gezinnen

met grote en kleine kinderen hebben de grootste overlevingskansen, alleenstaande oudere mannen

en vrouwen de kleinste755. Van Bolhuis meldt dat de meeste sterfgevallen door honger plaatsvinden

tussen 4 februari 1945 en 15 april 1945756. De laatste officiële hongerdode sterft begin augustus

1945757.

747

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 378 748

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 208 749

Ibidem, p. 208 750

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 7, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 110 751

VERWEY, G., Geschiedenis van Nederland, Elsevier, Antwerpen, 1976, p. 918 752

VAN DER ZEE, H., De Hongerwinter: van Dolle Dinsdag tot Bevrijding, Becht H.J.W., 1979, p. 247 753

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 402 754

Ibidem, p. 406 755

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 101 756

VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 17, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 345 757

Ibidem, p. 346

Page 131: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

131

In de jaren ’60 zijn er drie mogelijkheden over hoe het dodenaantal wordt meegegeven in de

leerboeken. De eerste mogelijkheid is een veralgemening zonder enig cijfer te vermelden (“Velen

stierven van de honger.”758, “In de grote steden steeg het sterftecijfer met 120%.”759, “Toch was het

sterftecijfer, vooral in de grote steden, groot.”760, “Het aantal sterfgevallen nam ongekende

afmetingen aan.”761), een tweede mogelijkheid is dat men een heel brede schatting maakt, waarbij

men steeds terugkomt op ‘duizenden’ (“Duizenden stierven in de grote steden aan honger.”762,

“Duizenden zijn van honger omgekomen, vooral in de grote steden.”763, “Honger waarde door het

land, vooral in de steden, waar hij duizenden slachtoffers maakte.”764), een derde mogelijkheid is dat

men exacte cijfers gaat meegeven, al is het verschil tussen de cijfers (er worden twee mogelijkheden

gegeven) 64%! (“Het aantal slachtoffers van honger en ontbering in het Westen wordt op 16.000

geschat.”765 “(…) 25 000 mensen stierven van honger.”766)

De drie visies blijven ook in de jaren ’70 behouden. Wél is er een belangrijke verschuiving te merken

in de leerboeken die de exacte cijfers inzake de hongerdoden proberen weer te geven. De meeste

leerboeken kiezen voor een cijfer rond de 15000 doden: “(…) terwijl 16000 Nederlanders het

slachtoffer werden van de honger en de kou en de winter van 1944-1945.”767, “Het aantal

slachtoffers van honger en ontbering in het Westen wordt op 16.000 geschat.”768, “Ruim 15 000

mensen stierven er door de honger.”769, “Meer dan tienduizend zijn toen van honger gestorven.”770.

Eén leerboek spreekt over honderden doden, wat volledig in strijd is met de evolutie van de

wetenschappelijke inzichten én de overige leerboeken: “Het werd een Hongerwinter die honderden

slachtoffers heeft geëist.”771

In de jaren ’80 en ’90 gaan de leerboeken voluit voor de harde cijfers. Slechts twee leerboeken gaan

niet over tot het weergeven van een exact cijfer: “Duizenden stierven in de grote steden aan

ondervoeding.”772, “Tienduizenden Nederlanders stierven in deze winter de hongerdood.”773. De

andere leerboeken zijn verdeeld: de grote meerderheid meldt 15000 doden (“Het gevolg was de

758

WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II, Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, pg. 281 759

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 260 760

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 334 761

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 346-348 762

BLONK, A. e.a., Rondgang door de algemene en vaderlandse geschiedenis deel II, Wolters, Groningen, 1960, pg. 412 763

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 199 764

DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, pg. 135 765

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 378 766

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 174-177 767

VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, pg. 147 768

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1971, pg. 295 769

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 194 770

DE BEER, A.C., Geschiedenis in onderwerpen: 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 91 771

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 73 772

OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, pg. 135-136 773

HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie, BKE, Baarn, 1994, pg. 170

Page 132: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

132

Hongerwinter van 1944-1945, waarin 16.000 Nederlanders het slachtoffer werden van honger en

kou.”774, “(…) de Hongerwinter van 1944/45, toen in het westen van het land 15 000 mensen

omkwamen (…).”775,“Ongeveer 15 000 mensen stierven als gevolg van voedselgebrek.”776, “Ongeveer

15 000 mensen overleden in deze Hongerwinter als direct gevolg van voedselgebrek.”777, “Deze

“Hongerwinter” eiste in totaal ongeveer 15 000 doden.”778), de minderheid gaat voor 20000 doden

(“Het was de winter waarin honger en kou het leven van 20 000 mensen eisten.”779, “Het was de

winter waarin honger en kou het leven van 20 000 mensen eisten.”780, “Het westen van Nederland

moest toen nog de beruchte Hongerwinter doormaken, waarin 20 000 mensen zouden sterven van

honger en kou.”781). Tussen deze cijfers ligt nog steeds een verschil van 25%.

Conclusie: Tot diep in de jaren ’60 blijven de leerboeken het Duitse embargo onjuist verwoorden. Pas

daarna vinden we in een aantal leerboeken een aantal nuanceverschillen en een neiging naar

objectiever taalgebruik. Pas in de jaren ’70 gaan meer leerboeken over tot een (meer) objectieve

weergave van de feiten, al blijven een aantal leerboeken hervallen in het weergeven van onjuiste en

kortzichtige informatie. Zelfs in de jaren ’80 en ’90 zijn de leerboeken er nog steeds niet uit: de toon

wordt zelfs opvallend negatiever.

Over de Centrale Keukens kunnen we kort zijn: in de leerboeken worden ze nauwelijks vermeld. Men

houdt het bij een korte vermelding van het feit dat er Centrale Keukens waren.

Wat het aantal slachtoffers van de Hongerwinter betreft, worden er in de beginjaren na de Tweede

Wereldoorlog geen cijfers gegeven, maar houdt men het bij een ruime schatting van ‘duizenden’. Pas

in de jaren ’50 zien we de eerste exacte cijfers opduiken, die ook nog eens verbazend dicht

aansluiten bij het hedendaags aangenomen aantal. In de jaren ’60 zijn er nog een aantal leerboeken

die geen exacte cijfers weergeven, maar hun aantal daalt in de latere decennia. Er blijven tot de jaren

’90 twee cijfers over: 15000 doden (een meerderheid) en 20000 doden (een minderheid).

774

VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters Noordhoff, Groningen, 1980, pg. 198 775

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 21 776

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 84 777

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden deel 3, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1991, pg. 77 778

BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1994, pg. 128 779

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 138 780

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 119 781

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 241

Page 133: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

133

6.2.5. Beeldmateriaal

Net zoals bij de voorgaande thema’s zal ik in een afzonderlijke bijlage de meest frequent

voorkomende en meest opmerkelijke foto’s in groter formaat toevoegen.

Van alle behandelde thema’s verschijnt de Hongerwinter als eerste

in de leerboeken door middel van foto’s/tekeningen. De eerste

tekening vinden we terug in 1948 en heeft als onderschrift:

“Winter 1944/45: Nog even, het gaat goed! Standvastigheid en

optimisme gedurende de bezetting”782.

De eerste foto’s duiken op in 1949. Het zijn positief

getinte foto’s over de voedseldroppings eind april 1945. In

het onderschrift wordt duidelijk verwezen naar het

àndere nut van gevechtsvliegtuigen: “Voedselpakketten

worden uitgeworpen. Hier is de laatste phase van de

oorlog in West-Nederland afgebeeld, toen de

bommenwerpers geen projectielen, maar levensmiddelen

op onze vliegvelden uitstrooiden.”783

Tot 1960 is dit de énige foto in de leerboeken over de Hongerwinter. Er is nog een andere foto, maar

deze toont ook een vliegtuig dat zich klaarmaakt voor voedseldroppings784. Desondanks gebruikt

maar een klein deel van de leerboeken foto’s van de Hongerwinter: van de 30 leerboeken tussen

1946 en 1960 gebruikt minder dan 25% beeldmateriaal over de Hongerwinter.

In 1961 zien we de eerste foto waarop een persoon staat afgebeeld: het

toont een magere begrafenisondernemer die schijnbaar aan het wachten is

op werk. Het onderschrift geeft dan ook meer duiding over het

begrafenisritueel tijdens de Hongerwinter: “Een uitgemergelde dodenbidder

op zijn ‘lijkwagen’: in de Hongerwinter 1944-1945 was er voor de doden geen

ander vervoermiddel dan de bakfiets.”785

782

VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen, 1948, pg. 287 783

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 190 784

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1957, pg. 247 785

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 175

Eerste beeldmateriaal van de Hongerwinter

Voedseldroppings

Begrafenisondernemer

Page 134: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

134

In 1963 krijgen we het eerste beeld van het menu tijdens de

Hongerwinter. Alleen gaat het hier om een menu dat het aantal calorieën

vertegenwoordigt tijdens de laatste fase van de Hongerwinter (maart tot

begin mei 1945). Het onderschrift veralgemeent het menu: “Dagrantsoen

in de Hongerwinter.” 786

Een jaar later vinden we een voor de Nederlandse bevolking zeer

gekende foto terug: het toont een meisje die in de gamellen van

de Centrale Keukens op zoek gaat naar restjes eten. Het

onderschrift focust ook op de kleren van het kind. Ze verwijzen

door naar een tabel waarop de evolutie van de stijgende

voedselprijzen te zien is: “In het westen van ons land was de

toestand allerellendigst. Droevig is te zien hoe de kinderen de

askitten nazochten in de hoop nog iets te vinden. Let ook op de schoenen van het kind. Geen wonder,

dat zij tot deze wanhoopsdaden gedreven werden, indien ge de tafel op bladz. 260 bekijkt.”787 In een

later uitgebracht leerboek wordt bij dezelfde foto de gedachtegang van het meisje weergegeven: “Is

op de bodem van de gamellen uit de gaarkeuken nog iets achtergebleven?”788 Deze foto duikt tot in

de jaren ’90 op in diverse leerboeken.

In de jaren ’60 wordt ook meer gefocust op

de Hongertochten en dit heeft zijn gevolgen

voor de gebruikte foto’s in de leerboeken. De

meest gebruikte foto’s over dit thema

hebben dezelfde inhoudelijke boodschap:

vrouwen op tocht, met fiets of kar. De

onderschriften luiden voor de linkse foto: “Een hongertocht (winter 1944/’45). Met allerlei

ongelukkige karretjes trokken talloze half verhongerde stedelingen het platteland op, waar zij voor

hoge prijzen of door betaling in natura enig voedsel konden bemachtigen.” 789, voor de rechtse foto:

“Voedseljacht op bandloze fietsen.”790

Ondanks het feit dat er in de leerboeken weinig aandacht wordt

besteed aan de Centrale Keukens, duiken er heel soms ook foto’s van

op. De foto’s tonen wachtende mensen voor een gesloten keuken791.

786

KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 300 787

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 259 788

REINSMA, R., Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis na 1815, Amsterdam, 1965, pg. 238 789

BLONK, A. e.a., Hoofdwegen der geschiedenis II: Nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1966, pg. 357 790

VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, pg. 347 791

VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV, Purmerend, 1965, pg. 335

Voorstelling van dagelijks aantal calorieën

Page 135: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

135

In de jaren ’60 neemt het aantal leerboeken dat foto’s gebruikt sterk toe, met een opmerkelijke

stijging vanaf 1965. Tussen 1961 en 1970 maken van de 34 leerboeken er 12 gebruik van foto’s

(35%).

Vanaf de jaren ’70 is er een opmerkelijk feit vast te stellen: wanneer men foto’s over de

Hongerwinter gebruikt, valt op dat het aantaal foto’s waarop kinderen te zien zijn, groot is. Tot in de

jaren ’90 passen vele leerboeken deze visie toe op hun lesteksten. Foto’s van kinderen in

crisisperiodes zorgen voor een sterk emotioneel gevoel bij de kijker (in dit geval de leerling, die

daardoor dubbel geconfronteerd wordt). Foto’s in oorlogsgebied, hongersnoden en aardbevingen

tonen zeer vaak kinderen in erbarmelijke toestand. Dit is ook van toepassing in de Nederlandse

leerboeken (vooral in het leerboek Kleio). Een overzicht van de foto’s, o.a. terug te vinden in Kleio792

(rechtsboven), Geschiedenis in Thema en Taak793 (middenboven), Kleio794 (linksboven), Kleio795

(rechtsonder), Kleio796 (middenonder) en Kijk op de Tijd797 (rechtsonder).

792

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo en havo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1972, pg. 108 793

KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1973, pg. 73 794

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 106 795

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1980, pg. 129 796

KIKKERT, J.G., Kleio: korte algemene geschiedenis 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1987, pg. 182 797

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981,pg. 161

Page 136: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

136

Foto’s van etende of naar eten zoekende mensen komen ook regelmatig

terug, zoals op deze foto. De foto798 geeft duiding bij misschien het meest

gegeten voedsel: suikerbieten. Op deze foto wordt deze gesneden en

eetbaar gemaakt.

In de jaren ’70 wordt ook meer objectieve duiding

gegeven aan de foto’s/tekeningen. Zo vertelt het

onderschrift van deze foto: “Onder de titel “Het Hollands

binnenhuis anno 1945” publiceerde de Daily Mirror op 5

april 1945 bovenstaande prent. De voorraadkast is leeg.

Heel in de verte naderen echter de geallieerde

bevrijdingslegers (allied armies of liberation).”799

In de jaren ’70 focussen de leerboeken meer op de eetgewoontes van de West-Nederlanders. Het

aantal leerboeken dat foto’s gebruikt, stagneert: van de 31 leerboeken zijn er 11 die een foto of

foto’s tonen van de Hongerwinter (35%).

In de jaren ’80 zien we in de leerboeken een veralgemening van

de feiten over de Hongerwinter. Dit is ook te merken aan de type

foto’s die de leerboeken voorschotelen. Een tekening800 die een

Duitser toont die alle bruikbare middelen meesleept over de

grens, wordt niet gekaderd in tijd en ruimte.

Ook duikt voor het eerst sinds de naoorlogse periode terug een foto op van de

voedseldroppings. Het onderschrift geeft enkel weer wat de foto effectief wil

meegeven: “Voedseldropping.”801

798

VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters Noordhoff, Groningen, 1974, pg. 194 799

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 294 800

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 94 801

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 22

Page 137: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

137

Een foto die reeds in eerdere edities te zien

was, komt in de jaren ’80 terug voor. De foto

toont de Amsterdammers die het hout van

tussen de rails halen. Het onderschrift is

beschrijvend en objectief en geeft informatie

mee die een meerwaarde biedt: “In Amsterdam

ontdekte men in de hongerwinter dat tussen

tramrails houten blokjes lagen. Wat er

gebeurde is op de foto te zien. De vergaarde

houtbestrating (75000m²) verdween in de

kachels.”802

Een foto over hetzelfde thema, maar dan uit 1994, geeft dezelfde

beschrijvende informatie weer: “Hout werd tussen de tramrails uitgehaald om

als brandstof te dienen.”803 De jaren ’80 en ’90 tonen een grote diversiteit op

vlak van foto’s: hongertochten, eten, voedseldroppings, mensen op zoek naar

brandstof, …

Het is een feit dat de onderschriften objectiever en

meer beschrijvend worden in de jaren ’80 en ‘90, in

tegenstelling tot de lesteksten op zich. Een foto van

een hongertocht bevestigt dit: “Hongerwinter.

Voedseltochten langs de boeren, vooral door vrouwen

uitgevoerd. Men bleef vaak een week of langer

weg.”804

In de jaren ’80 en ’90 valt dus op dat geen enkel thema sterker aanwezig is dan een ander thema

omtrent de Hongerwinter. Toch is, in tegenstelling tot de NSB en de Jodenvervolging, de

Hongerwinter geen prominent aanwezig thema in de leerboeken. Tussen 1981 en 1996 gebruiken

van de 25 leerboeken slechts 12 foto’s van de Hongerwinter (48%), wat weliswaar een opmerkelijke

stijging is, in vergelijking met de voorgaande periodes.

802

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 84 803

IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, pg. 241 804

BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1989, pg. 224

Op zoek naar hout tusssen de tramrails

Page 138: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

138

Conclusie: De foto’s die gebruikt worden in de leerboeken over de Hongerwinter, zijn opmerkelijk

tegenstrijdig met de evolutie in het beeldmateriaal rond de NSB en de Jodenvervolging:

- De Hongerwinter komt als allereerste thema aan bod in de leerboeken wanneer men

beeldmateriaal gaat gebruiken;

- Het aandeel foto’s dat aan de Hongerwinter wordt gewijd is veel kleiner.

Tot de jaren ’60 worden enkel foto’s getoond van de voedseldroppings. Pas in de jaren ’60 wordt de

focus verlegd naar andere thema’s, zoals de Hongertochten en de gaarkeukens. In de jaren ’70 tot

’90 is het opvallend dat op de foto’s van de Hongerwinter vaak kinderen te zien zijn, meestal in het

kader van eten (etend, eten zoekend, …). Ook worden in de jaren ’70 de onderschriften objectiever

en geven ze blijk van beschrijvende informatie zonder emotie.

Doorheen de jaren ’80 en ’90 worden de foto’s heel divers qua thema en blijven de onderschriften

ook evolueren naar een objectieve en beschrijvende weergave van de foto. Desondanks moet het

aantal foto’s over de Hongerwinter onderdoen voor andere thema’s, zoals de NSB en de

Jodenvervolging.

Page 139: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

139

6.3. Algemene conclusie

In de leerboeken neemt de Hongerwinter nooit een dominante positie in. Thema’s als de

collaboratie, het verzet, de Jodenvervolging en de internationale gebeurtenissen worden belangrijker

geacht. Door de beperkte aandacht voor het thema ‘Hongerwinter’ is de informatie in de leerboeken

ook gevoeliger aan veralgemening.

De Duitsers worden verantwoordelijk geacht voor de Hongerwinter. Tot diep in de jaren ’80 gaat

men de schuld leggen bij de bezetter. In de jaren ‘50 worden er pogingen ondernomen om te zoeken

naar andere oorzaken. Deze verklaringen zijn kortzichtig, eenzijdig en onvolledig. De hongertochten

worden gedramatiseerd en zelfs lyrisch verwoord. Ook doen in de jaren ’50 de beruchte suikerbieten

en dito bloembollen hun intrede in de leerboeken. De synoniemen die worden gegeven voor de

Hongerwinter gaan van neutraal tot sterk emotioneel (die in de meerderheid zijn). Wél opmerkelijk is

dat in de jaren ’50 de eerste exacte cijfers over het aantal hongerdoden opduiken. Deze zijn (in

tegenstelling tot de wetenschap) verbazend correct, nl. 16 000. Dr. Banning publiceert in 1949 het

cijfer van “tienduizend duidelijke gevallen van sterfte aan ondervoeding”805, een cijfer dat later door

diverse auteurs zal betwist worden. Foto’s zijn er wel, maar deze tonen enkel de voedseldroppings.

In de jaren ’60 zien we de aandacht voor de Hongerwinter in de leerboeken toenemen. De

spoorwegstaking wordt betrokken bij de hongersnood, maar is volgens de leerboeken hiervan nog

geen directe oorzaak. Het menu tijdens de Hongerwinter wordt uitgebreider vermeld, maar de

nadruk ligt nog steeds op de suikerbieten en bloembollen. De hongertochten worden ook objectiever

verwoord en er wordt hier en daar met de vinger gewezen naar de corrupte landbouwers. Het Duits

embargo op de binnenscheepvaart blijft wél consequent foutief in de leerboeken aanwezig. De foto’s

worden gevarieerder in de jaren ’60, waarbij foto’s van o.a. hongertochten de revue passeren.

De jaren ’70 blijft men doorgaan op het ingeslagen spoor van de jaren ’60: een neiging naar

objectivering en nuancering is aanwezig, maar gaat niet diep genoeg. Zo wordt de spoorwegstaking

voor het eerst als oorzaak van de Hongerwinter vernoemd, maar toch blijft men de Duitsers als de

grootste oorzaak van de voedseltekorten aanzien. Er worden evenwel minder gekleurde en neutrale

synoniemen en adjectieven gebruikt om de Hongerwinter aan te duiden. De meerderheid van de

leerboeken geeft geen exacte cijfers weer van de Hongerwinter en houdt het bij ‘duizenden’. De

foto’s worden wel meer gevarieerd, waarbij één bepaalde constante opvalt: de afbeelding van

kinderen, die aan het eten zijn of op zoek zijn naar eten duiken nu veelvuldig op. In de jaren ’70 is er

weinig evolutie te merken inzake het menu.

In de wetenschap is er jarenlang discussie geweest over het menu tijdens de Hongerwinter. Het werk

van Stein, Famine and human development; the Dutch hunger winter of 1944-1945 uit 1975, geeft

tien jaar voor Trienekens al aan dat de mythes rond de Hongerwinter moeten genuanceerd worden.

In de jaren voor de winter van 1944-45 was er nauwelijks voedselschaarste. In het begin van de

bezetting eet men minder calorierijk voedsel, maar dit gedistribueerd voedsel bevat wel meer

805

DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 10B, ’s-Gravenhage, 1969-1988, p. 208

Page 140: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

140

vitaminen, voedingsstoffen en eiwitten806. Stein stelt dat men in 1940 gemiddeld ongeveer 2200 Kcal

opneemt, en dat dit gestaag daalt tot 1800 Kcal in 1943 en 1350 Kcal in 1944, wat minder is dan het

aangeraden niveau, maar nog steeds niet op het niveau van een hongersnood807. Alleen houdt

Trienekens vast aan zijn stelling dat er, in tegenstelling tot Stein’s onderzoek, in 1944 nog voldoende

voedsel is voor een calorie-inname van om en bij de 2500 Kcal808. Zelfs de auteurs van Malnutrition

and starvation in Western-Netherlands uit 1948 stellen dat de situatie vóór september 1944

“allerminst slecht” is809. Trienekens beweert zelfs dat het beschikbare voedsel tot september 1944

gelijkmatiger verdeeld is over de bevolking dan voorheen810. Hiervoor geeft hij de volgende

verklaringen: “Het distributiesysteem viel relatief gunstig uit voor arbeiders die zwaar werk verrichten

(laag betaald) en voor grote gezinnen. Extra koopkracht werd verkregen door de verkoop van

rantsoenbonnen voor bijvoorbeeld boter en vlees (…). Bovendien nam het aantal personen die enkel

van de steun moesten leven, al spoedig sterk af wegens het verdwijnen van de werkloosheid.”811

In de jaren ’80 en ’90 zien we dat, in tegenstelling tot de thema’s NSB en Jodenvervolging, de toon in

de leerboeken niet opmerkelijk verandert naar een meer objectief en kritisch perspectief.

Integendeel: de toon wordt regelmatig harder en conservatiever. In de jaren ’80 en ’90 vallen de

meeste leerboeken terug op het stereotiepe beeld van het Hongerwintermenu. Deze evolutie valt

waarschijnlijk te verklaren doordat men in de leerboeken van de jaren ’80 en ’90 beduidend minder

aandacht besteedt aan de Hongerwinter dan in de jaren ’70. In de jaren ’70 wordt het aandeel van de

leerboeken dat objectief de hongertochten beschrijft, groot. Maar er wordt niet vereenvoudigd,

integendeel, men wordt hier en daar zelfs kritischer. Op andere vlakken wordt wel men objectiever:

in de jaren ’90 zullen de leerboeken kiezen voor een objectieve en rationele beschrijving van de

feiten en voor een breder kader met interne en externe oorzaken. Doorheen de jaren ’80 en ’90

worden de foto’s heel divers qua thema en blijven de onderschriften ook evolueren naar een

objectieve en beschrijvende weergave van de foto. De invloed van Trienekens, die midden jaren ’80

zijn ophefmakend boek Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945812 uitbrengt,

is niet terug te vinden in de jaren ’90. Men blijft zich in een slachtofferrol hullen, met de Duitse

bezetter als grote schuldige. Hoe komt het toch dat, ondanks sterk wetenschappelijk bewijs, de

leerboeken jaren (soms zelfs decennia) achterlopen op de realiteit? Hondius stelt dat men moet

rekening houden met diverse oorzaken: “Over het algemeen is het zo dat de ontwikkelingen in het

onderwijs een decennium achterlopen op die in de vakwetenschap. Dan is er nog eens een vertraging

van weer zo’n tien jaar voor de nieuwe inzichten in de schoolboeken terechtkomen. Dat is heel

806

TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, p. 32 807

STEIN, Z., Famine and human development; the Dutch hunger winter of 1944-1945, Oxford University Press, 1975, p. 43 808

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, p. 369 809

Onbekend, Malnutrition and starvation in Western-Netherlands, september 1944-july 1945 Part I, Den Haag 1948 810

TRIENEKENS (G.). “De voedselvoorziening in de jaren 1940-1945”, in: Spiegel Historiael 22 nr. 2, 1987, p. 82 811

Ibidem, p. 82 812

TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, 537 pg.

Page 141: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

141

verklaarbaar. De leraren krijgen hun opleiding op de universiteit. De inzichten die ze daar opdoen,

kunnen ze pas langzamerhand op de scholen, waar ze als beginnelingen aankomen, vormgeven.”813

In tegenstelling tot de NSB en de Jodenvervolging zien we hier minder duidelijk golven en zelfs een

neerwaartse spiraal in de jaren ’80. De stereotiepe ideeën (Duitsers als oorzaak, bloembollen en

suikerbieten, …) blijven tot diep in de jaren ’80 aanwezig. Pas eind jaren ’60 zien we de eerste

tekenen van objectiviteit. Maar in de jaren ’80 wordt in de leerboeken minder aandacht besteed aan

de Hongerwinter, waardoor er minder ruimte is voor rationaliteit en nuancering en men voor een

aantal aspecten teruggrijpt naar een veralgemening.

Bij de hongerwinter speelt naar mijn mening ook het gevoel van slachtofferschap mee. ‘Dankzij' het

voedselgebrek in het laatste oorlogsjaar kon men dit slachtofferschap breed uitsmeren over de

gehele oorlogsperiode en voor het gehele land, hoe onterecht die portrettering ook was volgens de

wetenschap (Trienekens). Er was immers maar in beperkte gebieden en gedurende een beperkte tijd

sprake van gebrek. De vereenzelviging van de hongerende bevolking met het 'goede', het

'onschuldige', tegenover de 'vette slechte Duitsers' heeft zeker ook zijn weerklank gevonden in de

leerboeken.

Kinderen krijgen soep uit de gaarkeuken

813

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 125-126

Page 142: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

142

7. Besluit

7.1. Besluit

Wat zijn nu de overeenkomsten en verschillen op zowel lange en korte termijn wanneer men de drie

thema’s met elkaar vergelijkt? Het is duidelijk dat de drie bestudeerde thema’s niet dezelfde evolutie

doormaken, al zijn er raakpunten tussen de verschillende onderwerpen. Algemeen is de aandacht

voor de eigen prestaties en verzetsacties groot, wat in het onderwijs steevast aan bod komt.

Wanneer men de thema’s kwantitatief bekijkt, valt op dat tot de jaren ’60 vooral de NSB het

leeuwenaandeel van de aandacht krijgt, waarna deze verschuift naar de Jodenvervolging. De

Hongerwinter verkrijgt in de periode 1946-1996 geen dominante positie in de leerboeken.

De periode na het einde van de Tweede Wereldoorlog wordt in Nederland

gekenmerkt door een algemene identiteitscrisis van het land. De Britse

historicus Guy Neave stelt in een onderzoek over oorlog en onderwijs in

België, Frankrijk en Nederland in de periode na de Tweede Wereldoorlog

vast dat na het einde van de oorlog de natie terug op zoek gaat naar een

identiteit, zichzelf in de spiegel bekijkt en bepaalt wat ze als haar eigen

kern wil zien.814 Zo kan men vaststellen dat Nederland wordt voorgesteld

als een klein, maar dapper land (denk aan Brave Little Belgium tijdens

WOI. Groot verschil tussen België na WO I met Nederland na de Tweede

Wereldoorlog is dat Nederland dit beeld van zichzelf ophangt, zonder

internationale erkenning). Kritiek is amper tot niet aanwezig, zeker niet op

de eigen bevolking, ondanks het feit dat in de wetenschappelijke wereld

al langer een aantal onderwerpen ter discussie staan. Het beeld dat van

Nederland wordt opgehangen in de leerboeken is dat Nederland bestaat

uit een groot deel verzetsmensen, een klein aantal collaborateurs, een groep arme joden en

uiteindelijk een hongerend westen, onderdrukt door de Duitse bezetter.

Het feit dat er zo weinig genuanceerd wordt over deze thema’s, moet men in de tijdsgeest begrijpen.

Voor veel Nederlanders (ouders, gastsprekers, leerkrachten, leerboekschrijvers, …) is de Tweede

Wereldoorlog nog recente geschiedenis, waardoor ze een persoonlijk en gekleurd oordeel vellen

over goed en fout, over verzet en collaboratie, over joden en NSB. De informatie die wordt

meegegeven is subjectief en sterk gekleurd, maar de fout is begrijpelijk.

Deze fout zou in principe niet meer gemaakt mogen worden in de jaren ’60. Vijftien jaar na de

Tweede Wereldoorlog staat een nieuwe generatie op die de oorlog slechts kent uit films, boeken en

verhalen. De oorlogslessen in de jaren zestig verschuiven van een emotioneel gekleurd verhaal naar

een iets meer kritische benadering, waarbij er stilaan meer aandacht wordt besteed aan de

Jodenvervolging, zonder dat er wordt geraakt aan de hoeveelheid leerstof over de NSB en de

Hongerwinter. De leerboeken geven gewoonweg meer ruimte aan de Tweede Wereldoorlog.

Desondanks blijven de leerboeken toch nog oordelen en veroordelen. Ze kiezen voor een duidelijke

814

NEAVE, G., War and Educational Reconstruction in Belgium, France and The Netherlands, 1940-1947. In: LOWE, R., Education and the Second World War. Studies in schooling and social change, 1992, pg. 89

Het beeld van "Brave Little Belgium" tijdens WOI. Een beeld dat Nederland van zichzelf ophangt tijdens WOII.

Page 143: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

143

tweedeling tussen “goed” – het collectief verzet en de antipathie voor het verzet – en “kwaad” – de

Duitsers.

Ook de media spelen hier een grote rol: internationaal speelt de

berechting van Eichmann, SS-functionaris en

medeverantwoordelijke voor de deportaties van joden naar de

kampen, zeker mee tot het algemeen bekend geraken van de

Holocaust. Van het proces werd internationaal verslag

uitgebracht. Het stond symbool voor het feit dat, hoelang de

oorlog ook was afgelopen, niemand aan zijn straf ontsnapt. Veel

mensen, waaronder veel jongeren, hadden voordien nauwelijks

gehoord van deze gebeurtenissen. Deze kwamen amper in het

onderwijs van toen aan bod. Nationaal kregen de oorlogsthema’s

veel aandacht in de media door de bekende TV-serie De Bezetting van De Jong, waarbij in 21

afleveringen de Tweede Wereldoorlog wordt geschetst vanuit een sterk nationale visie. De

Nederlandse jeugd wil meer over deze thema’s leren, waarop de leerboeken een uitgebreider en

breder pakket over de Tweede Wereldoorlog aanbieden.

In de jaren ’70 wordt de eerste échte stap naar objectivering van de leerstof gezet. De leerlingen

worden in de klas sinds de jaren ’50 geconfronteerd met slachtoffers en ooggetuigen die hun verhaal

brengen, maar door o.a. de opkomst van de media zijn zij niet meer de énige bron van informatie.

Ook bestaat het ‘gevaar’ dat men deze ooggetuigen kan betrappen op onjuistheden, al blijft de

getuigenis van een ooggetuige wellicht indrukwekkender dan deze van een buitenstaander. Ook

vindt er in de leerstof een belangrijke verschuiving plaats: de oorlogslessen verschuiven van een

opdeling in ‘goedslecht’ naar waarschuwing en besef. Kritiek is er vooralsnog niet.

De periode 1978-1985 is een periode waarin de leerboeken op zoek gaan naar een nieuwe identiteit,

maar nu neigt men naar objectiviteit, bronnenkritiek en rationaliteit.

De leerboeken maken in de jaren ’80 een verdere evolutie door: de Jodenvervolging krijgt veel meer

aandacht, maar nu ten koste van de NSB en vooral de Hongerwinter. De teksten zijn kritischer, vooral

voor de eigen bevolking en het verzet: “De doelstelling voor het onderwijs is het stimuleren van

‘begrip’, niet alleen voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, maar ‘voor de gehele nu

levende oudere generatie, die de Tweede Wereldoorlog met zich meedraagt’ (…).”815 Het onderwijs

wil moraliserend en kritisch zijn tegelijkertijd: ook de ‘daders’ krijgen nu aandacht in het onderwijs.

Men tracht een evenwicht te vinden tussen goed en slecht, tussen informeren en waarschuwen.

Voor het eerst is er in de leerboeken kritiek te horen op de vastgeroeste ideeën over de NSB en

Jodenvervolging. Toch is deze toon vooral op te merken wanneer men spreekt over de NSB: de partij

wordt niet meer vereenzelvigd met collaboratie, maar ze wordt gesitueerd in een breder kader. Hun

rol bij de Jodenvervolging is niet meer prominent aanwezig, maar verdwijnt niet volledig. Wel is nu

duidelijk dat de de politieke rol van de NSB beperkt was. De Jodenvervolging komt uitgebreid aan

bod, maar blijft, in tegenstelling tot de collaboratie, in de emotionele sfeer hangen. Het Nederlandse

815

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 192

Adolf Eichmann tijdens zijn proces in Israël (1961)

Page 144: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

144

volk stond volgens de leerboeken niet op de barricades ter verdediging van de joden (zoals vroeger

wel werd verteld), maar ze zijn eerder machteloos tegenover het Duitse geweld.

Toch blijft de tegenstelling ‘wijzij’ aanwezig, zij het op de achtergrond:

de schuld wordt van de NSB volledig afgewenteld op de Duitse bezetter.

Dit aspect verandert wel in de loop van de jaren ’90, waarbij een

verbleking en vervaging van het vijandsbeeld van de Duitsers en de ‘foute’

Nederlander optreedt. In deze scriptie komt duidelijk naar voor dat in de

jaren ’90 (en zelfs in de jaren ’80) de leerboeken reeds vragen stellen bij

het hoge aantal omgekomen joden en het schijnbaar hulpeloze verzet: “In

de beeldvorming over Nederland en de Tweede Wereldoorlog doet zich

volgens Ido de Haan in de jaren negentig een omslag voor, van het beeld

van ‘Nederland verzetsland’ naar dat van ‘Nederland deportatieland’: een

zwart-witbeeld, van eerst ‘bijna allemaal goed’, naar later ‘bijna allemaal

fout’.”816

Daarentegen wordt de Hongerwinter systematisch gemarginaliseerd en wordt er niet diep ingegaan

op bepaalde belangrijke aspecten, die perfect zouden passen in deze evolutie van objectivering (de

rol van de Duitsers als oorzaak van de Hongerwinter, voedselverdeling, …). Ook de collaboratie moet

stilaan aan belang inboeten ten koste van de Jodenvervolging: vandaag is de Jodenvervolging nog

zelden een expliciet onderwerp van een les, maar de sfeer rond deze gebeurtenis blijft een groot

publiek boeien en blijft razend actueel op diverse gebieden, vooral in de herinnerings- en

herdenkingssfeer.

Ondanks de evolutie naar een objectieve geschiedschrijving die in de jaren ’70 begint en zich

uitbreidt en verspreidt in de jaren ’80 en ’90, zijn er toch een aantal constanten in de Nederlandse

leerboeken op te merken. Het vijandbeeld van Duitsland, dat vandaag niet meer bestaat, bleef tot

diep in de jaren ’90 aanwezig.

Dat zorgt wel voor nieuwe, actuele problemen: het vijandsbeeld van de Duitsers vervaagt en

verdwijnt in de jaren ’90. Het Nederlandse politieke landschap toont sinds de jaren ’90 een

verschuiving naar rechts, met Pim Fortuyn en Geert Wilders als voorbeeld, die in de islam een nieuw

vijandbeeld hebben gevonden ‘ter bescherming van de Nederlandse waarden’. Daarnaast toont een

onderzoek van André Beening, die het beeld van Duitsland in de leerboeken van Nederland

onderzocht over een periode van meer dan 200 jaar, dat het nationaalsocialisme vaak terugkeert in

de leerstof, meestal met een ‘sterke emotionele betrokkenheid’ en in de schoolboeken constateert

hij veel ‘moreel geladen’ en afkeurende terminologie.”817

816

HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, pg. 22 817

BEENING, A., Tussen bewondering en verguizing. Duitsland in de Nederlandse schoolboeken 1750-2000, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, pg. 201, pg. 108-109

Historicus Hans Blom, die in 1987 de discussie openden naar het zoeken van een verklaring van het hoge dodencijfer van Nederlandse joden

Page 145: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

145

7.2. Verdere onderzoeksvragen

Door dit onderzoek en mailverkeer met Nederlandse deskundigen ben ik op heel wat mogelijke

uitbreidingen gestoten, helaas waren deze te divers om te gebruiken in deze scriptie. Bij deze wil ik

graag de mogelijkheid bieden aan toekomstige studenten die hun scriptie rond dit thema maken, om

hen mogelijke verdiepingsideeën aan te bieden:

1) De verzuiling in Nederland is (zeker in de periode 1945-1985) sterk te merken in de

leerboeken, waarbij bv. religieus geïnspireerde boeken de nadruk leggen op het verzet van

de kerken, en socialistische leerboeken focussen op het verzet van de communisten.

2) Daarnaast zijn er ook regionale verschillen: de Jodenvervolging speelde zich vooral af in

Amsterdam, aangezien daar de grootste groep joden woonde. Ook de Hongerwinter speelde

zich af in afgezonderde regio’s: het agrarische noordoosten en het bevrijde zuiden kenden dit

probleem niet, in tegenstelling tot het bezette Westen tussen september 1944 en mei 1945.

3) Los van de leerboeken is ook verdieping mogelijk: wat is de waarde van persoonlijke

herinneringen (familie-overdracht, ooggetuigen, …) als bron voor de leerstof in het leerboek?

Page 146: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

146

8. Bronnen

8.1. Wetenschappelijke literatuur

- ABICHT, L., Geschiedenis van de joden van de Lage Landen, Meulenhoff, Amsterdam, 2006, 486 pg.

- A.M.P. KNOERS, Het onderwijs in Nederland, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1995, 88 pg.

- BEENING, A., Tussen bewondering en verguizing. Duitsland in de Nederlandse schoolboeken 1750-2000, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam, 201 pg.

- BLOM, J., Geschiedenis van de joden in Nederland, Uitgeverij Balans, Amsterdam, 1995, 502 pg.

- BLOMMAERT, j. e.a., Debating Diversity. Analysing the discourse of tolerance, Routledge, Londen, 1998, 233 pg.

- BUISMAN, J., Weer of geen weer. Meteorologie voor natuurvrienden, Baarn, 1978

- CROES, M., “Gif laten wij niet voortbestaan”. Een onderzoek naar de overlevingskansen van joden in de Nederlandse gemeenten, 1940-1945, Aksant, Amsterdam, 2006, 614 pg.

- DE BAETS, A., Beeldvorming over niet-Westerse culturen: de invloed van het geschiedenisleerboek op de publieke opinie in Vlaanderen 1945-1984, scriptie, Gent, 1988, VOL. I

- DE JONG, L., Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ’s-Gravenhage, 1969-1988, Deel 7

- EEFTING, H, De Bijzondere Rechtspleging. Rampzalige gevolgen voor politieke delinquenten en collaborateurs, Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2007, 453 pg.

- GREVER, M. e.a., Nationale identiteit en meervoudig verleden, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2007, 220 pg.

- HONDIUS, D., Oorlogslessen. Onderwijs over de oorlog sinds 1945, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 2010, 383 pg.

- KOSSMANN, E., Winkler Prins: Geschiedenis van de Nederlanden 1780-1970, Elsevier, Amsterdam, 1977, 365 pg.

- KRUIJER, G., Hongertochten: Amsterdam tijdens de Hongerwinter, J.A. Boom, Meppel, 1951, 300 pg.

- NEAVE, G., War and Educational Reconstruction in Belgium, France and The Netherlands, 1940-1947. In: LOWE, R., Education and the Second World War. Studies in schooling and social change, 1992, pg. 89

Page 147: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

147

- N.L. DODDE, Dag mammoet! Verleden, heden en toekomst van het Nederlandse schoolsysteem, Garant, Leuven-Apeldoorn, 1993, 144 pg.

- OFFRINGA, C., ’s Rijksveeartsenijschool, veeartsenijkundige hogeschool (1821-1925), Wageningen, 1972

- Onbekend, Malnutrition and starvation in Western-Netherlands, september 1944-july 1945 Part I, Den Haag 1948, VOL I-II

- PREVENIER, W., Algemene geschiedenis der Nederlanden, Fibula-Van Dishoeck, Haarlem, V12: Nieuwste Tijd, 1977-1983

- STEIN, Z., Famine and human development; the Dutch hunger winter of 1944-1945, Oxford University Press, 284 pg.

- TE SLAA, R. (e.a.), De NSB: ontstaan en opkomst van de Nationaal-Socialistische Beweging,1931-1935, Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009, 939 pg.

- TRIENEKENS (G.). “Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van L. de Jong, getoetst op het terrein van de voedselvoorziening” in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden, 105 (1990) afl. 2, p. 231-243

- TRIENEKENS, G., Tussen ons volk en de honger: de voedselvoorziening 1940-1945, Stichting Matrijs, Utrecht 1985, 537 pg.

- TRIENEKENS, G., Voedsel en honger in oorlogstijd 1940-1945: misleiding, mythe en werkelijkheid, Utrecht, Kosmos-Z&K Uitgevers, 1995, 176 pg.

- VAN ESSEN, H.W., onderwijzeressen in Niemandsland, Meppel, 1985

- VAN BOLHUIS, J.J., Onderdrukking en verzet: Nederland in oorlogstijd, Deel 21, Van Loghum Slaterus, 1948, p. 609

- VAN DER HEIJDEN, C., Grijs verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2001, 471 pg.

- VAN DER ZEE, H., De Hongerwinter: van Dolle Dinsdag tot Bevrijding, Becht H.J.W., 1979, 261 pg

- VAN DER ZEE, N., Om erger te voorkomen: de voorgeschiedenis en uitvoering van de vernietiging van het Nederlandse jodendom tijdens de Tweede Wereldoorlog, Meulenhoff, Amsterdam, 1997, 287 pg.

- VAN DER ZEE, S., Vogelvrij: de jacht op de Joodse onderduiker, De Bezige Bij, Amsterdam, 2010, 539 pg

- VAN HOUTTE, J., Algemene geschiedenis der Nederlanden, Standaard Boekhandel, Antwerpen 1958, deel XII

- VAN MILLIGEM, G., Opleiding der vrouwelijke jeugd, Rotterdam, 1865

Page 148: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

148

- VAN PRAAG, T., ‘Tijd voor kwaliteit’. De Tweede Wereldoorlog in de schoolboeken’. In: Kleio, no.

7, 2003

- VERBEKE, E., Beeldvorming van de Arabisch-Islamitische wereld in Vlaamse leerboeken geschiedenis van 1979 tot nu: buffer tegen groeiend islamofobie?, scriptie, 2008, 198 pg.

- VERBEKE, J., De organisatie van de Jodenvervolging in België en Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog: Daders-Slachtoffers-Omstanders, scriptie, 2002, 235 pg.

- VERWEY, G., Geschiedenis van Nederland, Elsevier, Antwerpen, 1976, 1085 pg.

- VOS, C., Werkelijk gebeurd! De historische speelfilm als achteruitkijkspiegel van de samenleving’. In: BILLIET, B. e.a., Het verleden in het heden. Geschiedenis, historisch onderzoek en de plaats van de historicus in de maatschappij van vandaag, Academia Press, Gent, 2002, pg. 115-116

- WOLFSWINKEL, R., Tussen landverraad en vaderlandsliefde, Amsterdam University Press, Amsterdam, 1994, 206 pg.

8.2. Leerboeken

(in chronologische volgorde)

- BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, 1946, J.B. Wolters,

Groningen, 1946, 411 pg, 1e druk

- DE BOER, M.G. e.a., Beknopt leerbek der geschiedenis van het vaderland: tweede deel, Sijthoff,

Leiden, 1947, 127 pg,

- BERKELBACH, J.W. e.a., Volken en tijden: uitgave voor het gymnasium, Tjeenk Willink, Zwolle,

1947, 307 pg, 3e druk

- VAN GELDER, H.A., Anderhalve eeuw wereldgeschiedenis: leerboek, P. Noordhoff NV, Groningen,

1948, 302 pg, 3e druk

- PIK, J.W., Beknopte leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, 298 pg.,

12e druk

- BERKELBACH, J.W., Volken en tijden, Tjeenk Willink, Zwolle, 1948, 216 pg, 3e druk

- SMIT, H.J., Leerboek der algemene geschiedenis, Zomer & Keuning’s, Wageningen, 1948, 74 pg,

1e druk supplement

- LANGEDIJK, D., Geschiedenis der volkeren: leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis

deel III, Wolters, Groningen, 1948, 410 pg,

Page 149: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

149

- DEK, J., De Weg der Historie: tweede deel nieuwe en nieuwste geschiedenis, Wolters, Groningen,

1948, 195 pg, 1e druk

- RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, 216 pg, 7e

druk

- DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1950, 287 pg, 3e druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1950, 476 pg, 12e druk

- BLONK, A., Leerboek der Algemene en Vaderlandse Geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1952,

440 pg, 4e druk

- ALGRA, H., Gestalten en tijden. Leerboek der Vaderlandse geschiedenis, deel III, Noordhoff NV,

Groningen, 1952, 155 pg, 1e druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1952, 478 pg, 13e druk

- PIK, J.W., Beknopt leerboek der algemene geschiedenis, Tsjeenk Willink, Zwolle, 1954, 406 pg,

15e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, 500 pg,

- MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1955, 668 pg, 1e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1956, 500 pg, 3e

druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1956, 482 pg, 15e druk

- PIK, J.W. e.a., Beknopt leerboek der vaderlandse geschiedenis, Tjeenk Willink, Zwolle, 1956, 300

pg, 13e druk

- DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1957, 286 pg, 4e druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIB, Wolters, Groningen, 1959, 340 pg, 15e druk

- DE BRUYN, J., Hoofdlijnen nà 1815, Noordhoff, Groningen, 1959, 116 pg, 9e druk

- BLONK, A. e.a., Rondgang door de algemene en vaderlandse geschiedenis deel II, Wolters,

Groningen, 1960, 352 pg, 4e druk

- JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, 219 pg, 6e druk

Page 150: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

150

- MEUWISSEN, B., Volkeren trekken voorbij: derde deel nieuwste geschiedenis, Malmberg, ’s-

Hertogenbosch, 1960, 110 pg, 6e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, 500 pg, 3e

druk

- BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1960,

460 pg, 6e druk

- WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II,

Tjeenk Willink, Zwolle, 1960, 286 pg, 5e druk

- FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961,

227 pg, 2e druk

- BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den

Haag, 1962, 474 pg, 8e druk

- BLONK, A. e.a., Langs oude paden II, Wolters, Groningen, 1962, 321 pg, 3e druk

- MOORA, J. e.a., De wereld van vroeger en nu, Versluys, Amsterdam, 1962, 415 pg, 2e druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1963, 440 pg, 18e druk

- KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, 345

pg, 1e druk

- DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, 302 pg, 6e druk

- BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de

mensheid, Noordhoff, Groningen, 1964, 45 pg, 1e druk

- BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den

Haag, 1964, 474 pg, 9e druk

- BLONK, A. e.a., Leerboek der algemene en vaderlandse geschiedenis, Wolters, Groningen, 1964,

460 pg, 6e druk

- REINSMA, R., Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis na 1815, Amsterdam,

1965, 239 pg.

- BLONK, A., Hoofdwegen der geschiedenis II, nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters,

Groningen, 1965, 411 pg., 1e druk

- VAN ALKEMADE, G.P.R. e.a., Inkijk en inzicht IV. De historie van ±1815 tot heden, J. Muussees NV,

Purmerend, 1965, 3e druk

Page 151: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

151

- VERSTEGEN, H.H., Diorama van de moderne tijd, H.J. Dieben NV, ’s-Gravenhage, 1965, 357 pg, 5e

druk

- FONTAINE, P., Van oermens tot werelburger: vierde deel A, Malmberg ’s-Hertogenbosch, 1965,

227 pg, 3e druk

- WESTENDORP BOERMA, J.J., Leerboek der geschiedenis: van het Wener congres tot heden II,

Tjeenk Willink, Zwolle, 1965, 246 pg, 6e druk

- BLONK, A. e.a., Hoofdwegen der geschiedenis II: Nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B.

Wolters, Groningen, 1966, 413 pg., 2e druk

- DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1966, 309 pg, 7e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den

Haag, 1967, 524 pg, 10e druk

- VAN DER HOEVEN, M.B., De twintigste eeuw, Meulenhoff, Amsterdam, 1967, 278 pg,, 1e druk

- VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de

nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1967, 105 pg, 1e druk

- RIJPMA, E., De ontwikkelingsgang der historie IIIA, Wolters, Groningen, 1967, 413 pg, 19e druk

- BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den

Haag, 1968, 524 pg, 12e druk

- VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo deel 5: de

nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1968, 105 pg, 3e druk

- NIEMEIJER, A.C. e.a., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de havo-top, Thieme-Zutphen,

Eindhoven, 1968, 219 pg., 1e druk

- VAN DER STRATE, G.E., Van primitief naar modern, Noorduijn en zoon NV, Gorinchem, 1968, 353

pg, 2e druk

- BEEMSTERBOER, S.J. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor Zonen, Den

Haag, 1969, 276 pg, 1e druk

- BOONEKAMP, W.J.M. e.a., Memoriael II: gedenkwaardigheden uit de geschiedenis van de

mensheid, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 465 pg, 5e druk

- NIEMEIJER, A.C. e.a., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de h.a.v.o.-top, Thieme & co-

Zutphen, Eindhoven, 1969, 224pg, 4e druk

Page 152: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

152

- DEK, J. e.a., Twee Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1969, 248 pg, 7e druk

- ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld: deel 3 HM-IV, Malmberg, ’s-Hertogenbosch,

1970, 235 pg., 1e druk

- ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4h, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1970, 541 pg, 1e

druk

- JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1970, 223 pg, 8e druk

- MICHELS, W. e.a., De Stroom Der Historie: deel 3, Dekker & Van De Vegt, Nijmegen, 1970, 187

pg, 1e druk

- VAN DER HOEVEN, M.B., De Twintigste Eeuw, J.M.Meulenhoff, Amsterdam, 1970, 278 pg, 4e

druk

- VAN VOORST VAN BEEST, C.W., Overzicht van de geschiedenis voor vwo en havo: deel 5: De

Nieuwste geschiedenis vanaf 1914, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1971, 121 pg, 4e druk

- NIEMEIJER, A.C. e.a., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor

vwo/havo, Thieme & co-Zutphen, Eindhoven, 1971, 224 pg, 5e druk

- OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, 262 pg,

1e druk

- VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1971, 159 pg,

1e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den

Haag, 1971, 524 pg, 13e druk

- BEEMSTERBOER, S.J., Wereld in wording: 4 havo/vwo, Van Goor Zonen, Den Haag, 1972, 296 pg,

1e druk

- CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo en havo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1972, 175 pg, 2e druk

- VAN GALEN LAST, H., Van Sarajevo tot Hirosjima, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1972, 159 pg,

2e druk

- NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor

vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, 225 pg, 6e druk

- KALKWIEK, W.F., Geschiedenis in thema en taak. Deel IV vh vwo-havo, Meulenhoff Educatief,

Amsterdam, 1973, 258 pg., 1e druk

Page 153: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

153

- VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3vh, Wolters Noordhoff,

Groningen, 1973, 235 pg, 1e druk

- VAN DAM VAN ISSELT-SCHUURMAN, V., Schets van de twintigste eeuw: moderne

wereldgeschiedenis, Nijgh & Van Ditmar, Den Haag, 1973, 100 pg, 100 pg.

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den

Haag, 1973, 296 pg, 2ee druk

- ADANG, A. e.a., Mensen en machten 5v: vwo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1974, 638 pg,

1e druk

- VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters

Noordhoff, Groningen, 1974, 206 pg, 1e druk

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den

Haag, 1974, 311 pg, 3ee druk

- ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld:Deel 3 HM-IV, Malmberg, Den Bosch, 1975, 251

pg, 4e druk

- CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, 256 pg, 1e druk

- OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 5, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1975, 304 pg,

3e druk

- ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: HAVO/VWO-editie, Malmberg, Den Bosch, 1976, 301 pg,

1e druk

- NIEMEIJER, A.C. e.a., Onze eeuw: Geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen

voor vwo/havo, Thieme & co-Zutphen, Eindhoven, 1976, 232 pg, 7e druk

- NIEMEIJER, A.C., e.a., Strijd en samenwering: een geschiedenis voor mavo, havo en vwo, deel 4v,

Thieme & Co., Zutphen, 1976, 131 pg, 1e druk

- OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 4, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1977, 304 pg,

4e druk

- DE BEER, A.C., Geschiedenis in onderwerpen: 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978,

391 pg, 1e druk

- ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, 644 pg,

2e druk

- CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de havo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1978, 218 pg, 2e druk

Page 154: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

154

- BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording 3: nieuwste geschiedenis, Van Goor zonen, Den

Haag, 1978, 319 pg, 5ee druk

- CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1979, 256 pg, 2e druk

- ADANG, A. e.a., Mensen en machten: examenboek geschiedenis havo/vwo, Meulenhoff

Educatief, Amsterdam, 1980, 644 pg, 2e druk

- CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor vwo 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1980, 206 pg, 1e druk

- VAN WAKEREN, B. e.a., Kroniek: geschiedenis voor vwo/havo/mavo deel 3mh, Wolters

Noordhoff, Groningen, 1980, 210 pg, 2e druk

- ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1981, 348 pg, 5e

druk

- HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, 168 pg, 1e

druk

- BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, WOlters-Noordhoff,

Groningen, 1982, 119 pg., 1e druk

- OFFRINGA, C., Speurtocht door de eeuwen: deel 4, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, 312 pg,

5e druk

- OERLEMANS, J.W., De wereld sinds 1870: een historisch overzicht, Wolters-Noordhoff,

Groningen, 1984, 293 pg, 1e druk

- KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek I 1900-1945, De

Vuurbaak, Groningen, 1984, 280 pg, 1e druk

- MULDER, L. e.a., Beeld van de twintigste eeuw: wereldgeschiedenis van 1917 tot heden, Van

Walraven, Apeldoorn, 1984, 357 pg, 1e druk

- BOIVIN, B. e.a., Route3: materiaal voor geschiedenis, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1984, 144

pg, 1e druk

- DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does,

Leiden, 1985, 210 pg, 1e druk

- KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De

Vuurbaak, Barneveld, 1986, 272 pg, 2e druk

- HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1986, 164 pg, 2e

druk

Page 155: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

155

- BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh &

Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, 200 pg, 1e druk

- BROUNS, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt,Van Mantgem&De Does,

Leiden, 1987, 155 pg, 1e druk

- KIKKERT, J.G., Kleio: korte algemene geschiedenis 2, Uitgeverij NIB, Zeist, 1987, 224 pg, 1e druk

- BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3-boek I, Nijgh &

Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1987, 160 pg, 1e druk

- ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, 383 pg., 5e

druk

- BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff,

Groningen, 1988, 316 pg

- BEENACKERS-HEEREN, B. e.a., Vragen aan de geschiedenis 4/5 havo, Wolters-Noordhoff,

Groningen, 1989, 316 pg

- BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden deel 3, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1991, 192

pg, 1e druk

- DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, 278 pg, 2e

druk

- IMMERZEEL, E.A., Historia: geschiedenis en staatsinrichting voor de bovenbouw havo/vwo,

Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1994, 300 pg, 1e druk

- HOOGSTRAATEN, M.G. e.a., Op weg naar 2000: De geschiedenis van 1870 tot heden vwo editie,

BKE, Baarn, 1994, 339 pg, 2e druk

- BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar

Educatief, Rijswijk, 1994, 227 pg, 2e druk

- VAN RIESSEN, M. e.a., Sporen: geschiedenis voor vwo 4, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1996,

152 pg, 1e druk

BAKKER, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3: mavo havo vwo, Wolters-Noordhoff, Groningen,

1996, 240 pg, 3e druk

Page 156: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

156

8.3. Foto’s

pg. 8: http://kafka.antenna.nl/

pg. 8: http://www.bigmoves.nl/joodsamsterdam/

pg. 8: http://members.home.nl/keesdebrouwer/

pg. 28: http://heiloo.dvonline.net/

pg. 32: http://www.verledentijd.com/

pg. 69: http://www.geschiedenis24.nl/

pg. 70: http://www.anp-archief.nl/

pg. 73: Bundesarchiv Bild 183-L05168

pg. 76: http://digitalehofstad.wordpress.com/

pg. 102: http://drenthekunstbreed.nl/

pg. 103: http://www.inghist.nl/

pg. 113: http://www.myotaku.com

pg. 141: http://www.parool.nl/

pg. 142: http://forum.paradoxplaza.com/

pg. 143: http://www.britannica.com/

pg. 144: http://www.veteranen.nl/

Page 157: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

157

9. Bijlagen

Page 158: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

158

- Wereld in Wording:

1954818, 1956, 1960,

1962, 1964, 1967, 1968,

1971, 1972, 1973 en

1974

- Passage: 1963

- Diorama van de

moderne tijd: editie

1965

- Mensen en machten:

1978

- Vragen aan de

geschiedenis: 1988

- Wereld in Wording, 1954819, 1956, 1960, 1962, 1964, 1967, 1968, 1971, 1972, 1973, 194 en

1978

818

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 351 819

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1954, pg. 372-373

Page 159: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

159

- Spiegel der Eeuwen:

1960820 en 1970

- Leerboek der algemene

en vaderlandse

geschiedenis: 1960 en

1964

- Kleio: 1978

- Beeld van de twintigste

eeuw: 1984

-

- Hoofdwegen der

geschiedenis:

1965821 en 1966

820

JANSENS, J.G., De Spiegel Der Eeuwen, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1960, pg. 195 821

BLONK, A., Hoofdwegen der geschiedenis II, nieuwere en nieuwste geschiedenis, J.B. Wolters, Groningen, 1965, pg. 353

Page 160: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

160

- Onze eeuw: 1973822. Kleio: 1975823, 1979 en 1987

- Strijd en samenwerking: 1976.

- Strijd en samenwerking: 1976824

822

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 187 823

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 100 824

CEULAERT, A.B. e.a., Kleio voor de vwo-top, Uitgeverij NIB, Zeist, 1975, pg. 101

Page 161: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

161

- Mensen en machten: 1978825, 1980 - Merlijn: 1985826

- Kijk op de tijd: 1981827, 1986

- Sprekend Verleden: 1987, 1994

825

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 280 826

DE JONG, J. e.a., Merlijn: geschiedenis voor mavo/havo/vwo, Spruyt-Van Mantgem&De Does, Leiden, 1985, pg. 122 827

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 141

Page 162: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

162

- Historisch

Perspectief:

1984828

- Geschiedenis van

Gisteren: 1988829

- Historisch Perspectief: 1986830

828

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek I 1900-1945, De Vuurbaak,

Groningen, 1984, pg. 166 829

ULRICH, H., Geschiedenis van gisteren: havo/vwo-editie, Malmberg, Den Bosch, 1988, pg. 65 830

KNIGGE, J., Historisch Perspectief: Wereldgeschiedenis van de 20e eeuw. Boek II: 1945-heden, De Vuurbaak,

Barneveld, 1986, pg. 10

Page 163: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

163

- Sprekend Verleden, 1986831

en 1991

- Sprekend Verleden, 1994832

831

BLOM, J.C.H. e.a., Sprekend Verleden: een geschiedenis van de wereld. Deel 3 – basis, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1986, pg. 85 832

BLOM, J.C.H e.a., Sprekend Verleden: bovenbouw havo/vwo deel 1, Nijgh & Van Ditmar Educatief, Rijswijk, 1994, pg. 127

Page 164: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

164

- Wereld in Wording, 1960833. Ook in edities 1962, 1964, 1967, 1968, 1971, 1972, 1973, 1974

en 1978

- Historisch Perspectief, 1986

- Kijk op de Tijd, 1986

- Van oermens tot wereldburger, 1961834.

Ook gebruikt in editie 1965.

- Wereld in Wording, 1969

- Speurtocht door de Eeuwen, 1971, 1975,

1977 en 1982

- Strijd en Samenwerking, 1976.

833

BEEMSTERBOER, W. e.a., Wereld in wording, Van Goor zonen, ’s-Gravenhage, 1960, pg. 338 834

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 172

Page 165: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

165

- Passage, 1962835

- Van Primitief naar Modern,

1968.

- Mensen en Machten, 1970,

1974, 1978, 1980,

- Historisch Perspectief, 1986

- Sprekend Verleden, 1987 en

1994

- Historia, 1994

* Niet alle leerboeken gebruiken exact

dezelfde foto. Soms zijn de kleuren

verschillend of is ze vanuit een andere

hoek genomen.

- Geschiedenis voor de HBSA, 1964836. Ook gebruikt in editie 1966

- Vragen aan de geschiedenis, 1989

835 KLIJNSMA, P., Passage: studieboek voor geschiedenis deel A, Noordhoff, Groningen, 1963, pg. 292 836

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 257

Page 166: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

166

- Mensen bouwen een wereld, 1970837, 1975

- Geschiedenis in onderwerpen, 1978

- Kijk op de Tijd, 1981

- Sprekend Verleden, 1986, 1991

- Onze eeuw, 1973838

- Kijk op de Tijd, 1981

837

ALKEMADE, A.J.M., Mensen bouwen een wereld: deel 3 HM-IV, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1970, pg. 164 838

NIEMEIJER, A.C., Onze eeuw: geschiedenisleerboek voor de hoogste klassen van scholen voor vwo/havo, Thieme & co, Zutphen, 1973, pg. 191

Page 167: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

167

- Kijk op de Tijd, 1981839

- Vragen aan de Geschiedenis, 1992840

839

HEIDT, E.W. e.a., Kijk op de tijd: leerlingenboek 3 vwo, Malmberg, Den Bosch, 1981, pg. 163 840

DONK, R. e.a., Vragen aan de geschiedenis 3vh, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1992, pg. 153

Page 168: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

168

- Korte ontwikkelingsgang der Historie, 1949841. Ook in editie 1953

- Ontwikkelingsgang der Historie, 1950, 1952 en 1956

- Geschiedenis voor de HBSA, 1951 en 1957.

- Twee Eeuwen, 1969

- Van oermens tot wereldburger,

1961842. Ook in editie 1965

841

RIJPMA, J.H. e.a., Korte ontwikkelingsgang der historie II, Wolters, Groningen, 1949, pg. 190 842

FONTAINE, P., Van oermens tot wereldburger: vierde deel A, Malmberg, ’s-Hertogenbosch, 1961, pg. 175

Page 169: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

169

- Geschiedenis voor de HBSA, 1964843. Ook in edities 1966

- Bovenbouw van de vaderlandse en algemene geschiedenis, 1965

- Kleio, 1972

- Sprekend Verleden, 1987 en 1994

- Stroom der Historie, 1970844

- Sprekend Verleden, 1986 en1991

843

DE HAAN, J.C., Geschiedenis voor de HBSA, Wolters, Groningen, 1964, pg. 259 844

MICHELS, W. e.a., De Stroom Der Historie: deel 3, Dekker & Van De Vegt, Nijmegen, 1970, pg. 140

Page 170: UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT LETTEREN EN WIJSBEGEERTElib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/786/508/RUG01... · 3 Verklaring in verband met de toegankelijkheid van de scriptie Ondergetekende,

170

- Mensen en machten,

1978845. Ook in editie

1980

- Geschiedeniswerkplaats, 1982846

- Historisch Perspectief, 1986

845

ADANG, A. e.a., Mensen en machten 4/5 havo, Meulenhoff Educatief, Amsterdam, 1978, pg. 294 846

BEETSMA, J., Geschiedeniswerkplaats, havo/vwo examenboek 1983, Wolters-Noordhoff, Groningen, 1982, pg. 94