uitwerkingen voorbeeldproefwerk hfdst 9 havo deel 2 scheikunde/proeftoetsen Havo... · Chemie...
Transcript of uitwerkingen voorbeeldproefwerk hfdst 9 havo deel 2 scheikunde/proeftoetsen Havo... · Chemie...
© EPN 2010
Chemie overal havo deel 2 Uitwerkingen voorbeeldproefwerk Hoofdstuk 9 Polymeren 1 'Knip' het polymeer molecuul steeds na twee C-atomen door. Vervang de enkele bindingen in de
losse stukjes door dubbele bindingen. CH2 = CH | C | N 2 a Teken de monomeermoleculen als volgt naast elkaar: CH2 = CH2 CH2 - CH CH2 = CH2 CH2 = CH | | O-H O-H Vervang de dubbele bindingen door een enkele en koppel de monomeermoleculen aan
elkaar. - CH2 - CH2 - CH2 - CH - CH2 - CH2 - CH2 - CH - | | O-H O-H b Deze kunststof bestaat uit ketenmoleculen zonder dwarsverbindingen: we spreken dan van
een thermoplast. c De kunststof bestaat uitsluitend uit C-atomen, H-atomen en O-atomen. Er zal bij volledige
verbranding uitsluitend CO2 en H2O ontstaan. 3 a Doordat de eiwitketens OH-groepen bevatten, zijn ze onderling verbonden via H-bruggen.
Hierdoor is collageen wat stug. Maak je het nat, dan worden de H-bruggen tussen de ketens voor een deel verbroken doordat er H-bruggen worden gevormd tussen de eiwitketens en watermoleculen. Het collageen wordt dan soepeler.
b Leer is huid: het bestaat dus voor een deel uit collageen. 4 a Wasmiddelen zijn basische reinigingsmiddelen. De pH is tijdens het wassen dus hoger dan
7. De enzymen zouden bij deze pH niet of nauwelijks werkzaam zijn. b In 100 gram waspoeder is 0,015 g enzym aanwezig. Daarmee kunnen we berekenen hoeveel g enzym in 80 g waspoeder zit.
g enzym 0,015 x 0,015 x 80 ------------------------------------------ = --------------- = 0,012 g enzym g waspoeder 100 80 100
c We gaan eerst berekenen hoeveel mol 0,012 g enzym is.
De molaire massa van het enzym = 3,0.104 g
© EPN 2010
mol 1,0 y 1,0 x 0,012 --------------------------------- y = -------------- = 4,0.10-7 mol enzym gram 3,0.104 0,012 3,0.104 4,0.10-7 mol enzym zit in 20 liter water. Hiermee kunnen we berekenen hoeveel mol enzym in 1,0 liter water zit. mol z 4,0.10-7 1,0 x 4,0.10-7 ------------------------------- z = -------------- = 2,0.10-8 mol enzym liter 1,0 20 20 De molariteit van het enzym in het waswater = 2,0.10-8 molL-1 5 a Een voor ons onverteerbaar polysacharide is cellulose.
b Verzadigde vetten verhogen het cholesterolgehalte in het bloed. c In 140 g wit brood zit 1,4 x 2,7 = 3,8 g voedingsvezel.
In 140 g bruinbrood zit 1,4 x 8,5 = 12 g voedingsvezel. Vervang je wit brood door bruin brood dan levert dat 12 - 3,8 = 8 g voedingsvezel extra op. 6 a Vlees en yoghurt leveren vetten. Vlees levert eiwitten. De aardappelen leveren koolhydraten.
b Bij afbraak van vetten ontstaan glycerol en vetzuren. Bij afbraak van eiwitten ontstaan aminozuren. Bij afbraak van koolhydraten (polysachariden) ontstaan monosachariden.
c Zie BINAS tabel 74. 200 g aardappelen levert 2,00 x 355 = 710 kJ 150 g andijvie levert 1,50 x 59 = 89 kJ 100 g varkensvlees levert = 1170 kJ 20 g roomboter levert 0,20 x 3139 = 628 kJ 200 g yoghurt levert 2,00 x 242 = 484 kJ --------------- + De maaltijd levert 3081 kJ