Uitkomst en levenskwaliteit van patiënten met een...
Transcript of Uitkomst en levenskwaliteit van patiënten met een...
Academiejaar 2015 - 2016
Uitkomst en levenskwaliteit van patiënten met
een incidenteel intracranieel aneurysma:
vergelijking endovasculaire behandeling met
conservatief beleid
Laurens D’HOORE
Jeroen JOYE
Promotor: Prof. Dr. L. Defreyne
Copromotor: Dr. D. Hemelsoet
Masterproef voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
Academiejaar 2015 - 2016
Uitkomst en levenskwaliteit van patiënten met
een incidenteel intracranieel aneurysma:
vergelijking endovasculaire behandeling met
conservatief beleid
Laurens D’HOORE
Jeroen JOYE
Promotor: Prof. Dr. L. Defreyne
Copromotor: Dr. D. Hemelsoet
Masterproef voorgedragen in de 2de Master in het kader van de opleiding
MASTER OF MEDICINE IN DE GENEESKUNDE
Voorwoord
Deze studie is het resultaat van twee jaar opzoekingswerk, interviews en analyse van
gegevens in het kader van onze masterproef in de opleiding geneeskunde. Het maken van
deze masterproef gaf ons een beter inzicht in wetenschappelijk onderzoek en in het bijzonder
op het vlak van onderzoek in de interventionele radiologie. Door deze masterproef kregen we
de kans om onze kennis over intracraniële aneurysmata en hun behandeling gevoelig uit te
breiden.
Het tot stand komen van deze masterproef zou nooit mogelijk geweest zijn zonder de
uitstekende begeleiding van zowel onze promotor Prof. Dr. Luc Defreyne als onze
copromotor Dr. Dimitri Hemelsoet. We willen hen dan ook bedanken voor al hun tijd die ze
in ons geïnvesteerd hebben. Ze stonden steeds klaar om onze vragen te beantwoorden en raad
te geven zodat we deze studie tot een goed einde konden brengen. Verder willen we ook
iedereen van de dienst VINRAD bedanken die ons de afgelopen twee jaar geholpen hebben,
in het bijzonder Lynn Huyck, Denise Welvaert, Roos De Wulf en Ruth Wuestenberg. Ze
waren steeds bereid om ons bij te staan met logistieke hulp, het contacteren van de patiënten
en het afnemen van de interviews.
Ten slotte willen we uitdrukkelijk alle patiënten bedanken om mee te werken aan deze studie.
Zonder hun medewerking zou deze masterproef nooit mogelijk geweest zijn.
Jeroen Joye
Laurens D’hoore
Inhoudstafel 1. Abstract 1 2. Inleiding 3 3. Methodologie 8 3.1 Studiedesign 8 3.2 Vraagstelling 8 3.3 Inclusie- en exclusiecriteria 8 3.4 Patiëntenselectie en flowcharts 9
3.4.1 Onderzoekspopulatie op het niveau van de patiënt 10 3.4.2 Onderzoekspopulatie op het niveau van het aneurysma 11
3.5 Geregistreerde parameters en retrospectief onderzoek 12 3.5.1 Niveau patiënt 12 3.5.2 Niveau aneurysma 13
3.6 Overleden patiënten 14 3.7 Interview 14
3.7.1 Levenskwaliteit 14 3.7.1.1 RAND-36 14
3.7.1.2 EuroQol 16 3.7.1.3 HADS 16
3.7.2 Organisatie ondervraging 16 3.8 Dataverwerking 17
3.9 Vergelijking met masterthesis O. Vergauwen 18 4. Resultaten 19 4.1 Geslacht en leeftijd 19 4.2 Wijze van vaststelling 20 4.3 Subarachnoïdale bloeding door aneurysmaruptuur 20 4.4 Aantal aneurysmata per patiënt 21 4.5 Risicofactoren 21 4.6 Anatomische locatie 23 4.7 Anterieure of posterieure circulatie 23 4.8 Maximale diameter 24 4.9 Observatietijd 25 4.10 Levenskwaliteit 26 4.10.1 RAND-36 26 4.10.2 EuroQol 28
4.10.2.1 EQ-5D 28 4.10.2.2 Persoonlijke gezondheidsscore (EQ-VAS) 30
4.10.3 HADS 31 4.10.3.1 Depressie 31 4.10.3.2 Angst 31 4.10.4 ICC 32 4.11 Complicaties en events 32 4.11.1 Spontane bloedingen 32 4.11.2 Reden van coiling 32
4.11.3 Technisch succes van de operatie 32 4.11.4 Peroperatieve complicaties van gecoilde aneurysmata 33 4.11.5 Postoperatieve complicaties (<1 maand) 33 4.11.6 Postoperatieve complicaties (>1 maand) 34
5. Discussie 35 5.1 Levenskwaliteit 35 5.1.1 RAND-36 35 5.1.2 EuroQol 36 5.1.3 HADS 36 5.1.4 ICC 36 5.1.5 Verband SAB in de voorgeschiedenis en levenskwaliteit 37 5.2 Gebeurtenissen en complicaties 37 5.2.1 Spontane bloedingskans 37 5.2.2 Slaagpercentage 37 5.2.3 Complicaties 37 5.2.4 Verband SAB in de voorgeschiedenis en coiling 38 5.3 Vergelijking met masterthesis O. Vergauwen 38 5.4 Beperkingen van de studie 39 5.5 Conclusie 40
6. Referenties 41 7. Bijlagen 7.1 Grafieken
7.2 Tabellen 7.3 Vragenlijsten 7.3.1 RAND-36
7.3.2 Hospital Anxiety and Depression Scale 7.3.3 EuroQol
7.4 Informatiebrief 7.5 Toestemmingsformulier
1
1. Abstract
Achtergrond: De aanwezigheid van intracraniële aneurysmata is voor veel patiënten een
reden tot ongerustheid met mogelijks een weerslag op hun levenskwaliteit. Dankzij dit
onderzoek hopen we dat het in de toekomst mogelijk zal zijn om accuratere informatie te
geven aan patiënten zodat ze een weldoordachte beslissing kunnen nemen bij het al dan niet
overgaan tot coiling.
Onderzoeksvraag: De hoofdvraag van deze studie is of de levenskwaliteit van patiënten met
een incidenteel (niet-geruptureerd) intracranieel sacculair aneurysma verbeterd kan worden
door middel van een endovasculaire behandeling. Het hoofddoel van deze behandeling is het
voorkomen van een spontane bloeding. In deze studie wordt er ook onderzocht wat de
verwikkelingskans is van een coiling en welke gevolgen de complicaties hebben op de
levenskwaliteit van de patiënt. Tot slot wordt getracht om een antwoord te formuleren op de
vraag wat de spontane bloedingskans is bij gecoilde en niet-gecoilde aneurysmata.
Materialen en methoden: Alle geïncludeerde patiënten hebben een incidenteel (niet-
geruptureerd) intracranieel sacculair aneurysma met een maximale grootte van 7 mm dat al
dan niet gecoild werd. In de posterieure circulatie werden aneurysmata groter dan 7 mm niet
geëxcludeerd omdat zij een verschillend bloedingsrisico hebben. In totaal werden 165
patiënten geïncludeerd. Volgende parameters werden onderzocht: de reden van vaststelling,
de locatie van het aneurysma, de maximale diameter, de observatietijd, de spontane
bloedingskans, de persoonlijke risicofactoren, het technisch succes van de operatie volgens de
Raymond-Roy classificatie, de technische en klinische complicaties, de rekanalisatie van het
aneurysma en de noodzaak tot secundaire coiling of neurochirurgie. De levenskwaliteit van de
patiënten werd prospectief onderzocht aan de hand van specifieke vragenlijsten: RAND-36,
EuroQol en HADS. De statistische analyses en grafische weergaves werden met het statistisch
verwerkingsprogramma SPSS® gemaakt.
Resultaten: Bij de niet-gecoilde aneurysmata werd een totaal van 748 observatiejaren
bekomen op basis van 234 aneurysmata. Voor de gecoilde aneurysmata werd een totale
(postoperatieve) observatietijd van 316 jaar bekomen op basis van 78 aneurysmata. Er werd
tijdens deze observatieperiode geen enkele spontane bloeding vastgesteld.
Er werd geen significant verschil gevonden tussen de patiënten met niet-gecoilde aneurysmata
en de patiënten met gecoilde aneurysmata bij de RAND-36 vragenlijst. Bij patiënten met niet-
gecoilde aneurysmata werd bij het onderdeel gezondheidsverandering van de RAND-36
2
vragenlijst een significant verschil (p=0,009) aangetoond tussen patiënten met en zonder
ruptuur in de voorgeschiedenis. De gezondheid van patiënten met een niet-gecoild aneurysma
en met een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis verbeterde significant ten
opzichte van patiënten die geen subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis hadden. Bij
de EQ-5D vragenlijst werden op basis van de Chi-kwadraattest twee significante p-waarden
gevonden bij het vergelijken van de onderdelen ‘pijn en klachten’ (p=0,030) en ‘dagelijkse
activiteiten’ (p=0,022) tussen patiënten met een niet-gecoild en een gecoild aneurysma.
Hierbij deden de patiënten met een niet-gecoild aneurysma het significant beter.
Besluit:
Uit deze studie kunnen we besluiten dat er geen aanwijzingen zijn om een patiënt te
behandelen met een coiling enkel om de levenskwaliteit te verbeteren. Met een
complicatierisico van 3,8% is een operatie wel te verantwoorden als de patiënt hiervoor kiest
na overleg met de arts. Ook kan de gemiddelde jaarlijkse bloedingskans van niet-
geruptureerde aneurysmata kleiner dan 7 mm (0,2 - 0,87%) op langere termijn het
complicatierisico van een behandeling overstijgen. Dit dient eveneens in acht genomen te
worden bij het maken van de keuze om het aneurysma al dan niet te laten behandelen.
3
2. Inleiding
Een intracranieel aneurysma is een uitstulping of een verbreding van een bloedvat ter hoogte
van de hersenen. Een aneurysma vormt zich op een plaats in het bloedvat waar de wand het
minst sterk is. Dit is vaak ter hoogte van een splitsing van het bloedvat. Aneurysmata komen
in verschillende vormen voor, waarvan de meest frequente de zakvormige uitstulping is
(sacculair aneurysma). Er bestaan echter ook fusiforme aneurysmata. Dit zijn aneurysmata
met een spoelvormige verwijding van het bloedvat en die hebben bijgevolg dus geen
aneurysmahals. Deze worden in dit onderzoek niet verder besproken. De precieze oorzaak van
het ontstaan van aneurysmata is grotendeels onduidelijk. Men gaat ervan uit dat de oorzaak
multifactorieel is. Zo worden hypertensie, een oudere leeftijd, roken, alcoholgebruik, het
vrouwelijk geslacht, diabetes mellitus, dyslipidemie en hypercholesterolemie aanvaard als
risicofactoren voor het ontwikkelen van aneurysmata [1]. Opvallend is het feit dat coronair
lijden geen risicofactor is en zelfs minder vaak voorkomt bij mensen met aneurysmata. Er is
dus geen bewijs dat atherosclerose een risicofactor is voor het ontwikkelen van intracraniële
aneurysmata. Dit is in tegenstelling tot abdominale aneurysmata van de aorta waarbij
atherosclerose wel een risicofactor vormt [2]. Er is ook een erfelijke component die zorgt
voor een grotere kans op aneurysmavorming. Zo geven polycystische nierziekte en sommige
bindweefselziekten (o.a. Marfansyndroom) een groter risico op aneurysmavorming [3]. De
prevalentie van intracraniële aneurysmata wordt geschat op 1-5% van de volwassen bevolking
[4]. Twee andere studies geven respectievelijk een prevalentie van 3,2% en 1,9%. Hierbij
werd bevestigd dat de prevalentie hoger ligt bij vrouwen en stijgt met de leeftijd [5, 6]. De
meeste aneurysmata blijven asymptomatisch en worden bijgevolg ook niet gedetecteerd,
waardoor het moeilijk is om een precieze prevalentie te bepalen.
Aneurysmata kunnen op verschillende manieren in beeld gebracht worden. De drie
belangrijkste beeldvormingstechnieken zijn CT, MRI en angiografie. Angiografie is de oudste
en meest invasieve techniek, maar wordt nog steeds vaak gebruikt vanwege de hoge
accuraatheid. MRI is gevoeliger voor het detecteren van aneurysmata dan CT, maar de
nieuwe technologie in de beeldvorming zorgt ervoor dat ook met CT steeds betere resultaten
geboekt worden. Ook MR-angiografie is een optie om intracraniële bloedvaten in beeld te
brengen [7].
Het ontdekken van niet-geruptureerde aneurysmata gebeurt incidenteel bijvoorbeeld door
beeldvorming voor een andere medische indicatie (o.a. onverklaarde hoofdpijn), bij screening
omwille van een verhoogd risico of tijdens beeldvorming omwille van een ander aneurysma
4
dat geruptureerd is. Screening kan plaatsvinden omwille van familiale predispositie of
omwille van een systeemziekte die een verhoogd risico geeft op het ontwikkelen van
aneurysmata (bv. polycystische nierziekte). De grotere beschikbaarheid van
beeldvormingstechnieken bevordert eveneens het aantal ontdekkingen [7].
De jaarlijkse bloedingskans van incidentele aneurysmata kleiner dan 10 mm is momenteel
nog een punt van discussie en wordt met een risico van 0,2-0,87% als vrij laag ingeschat [6,
8].
In het ISUIA-onderzoek werd een 5-jaarsrisico van 0% gevonden voor aneurysmata van de
anterieure circulatie die kleiner waren dan 7 mm [9]. Dit onderzoek heeft geleid tot een eerder
conservatief beleid van dergelijke aneurysmata.
Dit resultaat werd in een ander onderzoek (met 11660 observatiejaren) echter betwist en werd
toegeschreven aan selectiebias. Een risico van 0,36% voor aneurysmata van 3-4 mm, 0,50%
voor aneurysmata van 5-6 mm en 1,69% voor aneurysmata van 7-9 mm groot werd gevonden
[10]. Levensstijlfactoren (tabak- en alcoholgebruik), hypertensie, jonge leeftijd en vrouwelijk
geslacht zouden voor een hoger bloedingsrisico zorgen. Dit werd echter niet in alle studies
bevestigd [11, 12]. Patiënten die in hun voorgeschiedenis al een ruptuur van een ander
aneurysma hebben meegemaakt, hebben een hoger risico om opnieuw een ruptuur mee te
maken. Zonder voorgeschiedenis van een ruptuur zou het jaarlijkse risico 1,0% bedragen,
terwijl met dergelijke voorgeschiedenis het risico 1,3% bedraagt [13]. Hiernaast is ook de
locatie van het aneurysma van belang bij het inschatten van het bloedingsrisico. Er zijn
verschillende bloedingsrisico’s per arterie. Ook de vorm van het aneurysma en de hoek
waarin het bloed naar het aneurysma stroomt, zouden het risico mee bepalen [7].
Ruptuur van een aneurysma gaat vaak gepaard met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Er
wordt een mortaliteit van 25 tot 50% gevonden en de helft van de overlevenden houdt er een
ernstige neurologische morbiditeit aan over (bv. blijvende parese, afasie,
gezichtsveldverlies…) [11, 14].
Niet-geruptureerde intracraniële aneurysmata kunnen behandeld worden via een
endovasculaire behandeling (coiling), een neurochirurgische behandeling (clipping) of men
kan een conservatieve houding aannemen. De kans op spontane ruptuur moet hierbij
afgewogen worden ten opzichte van het risico van de ingreep. Er bestaan echter nog geen
eenduidige criteria voor het al dan niet behandelen van deze aneurysmata.
Coiling is een endovasculaire therapie voor het behandelen van aneurysmata. Tijdens de
ingreep wordt een katheter via de A. femoralis ter hoogte van de lies opgeschoven tot in het
gewenste bloedvat in de hersenen. Dit gebeurt onder controle van fluoroscopie. Het
5
aneurysma wordt in beeld gebracht met angiografie en vervolgens wordt er met een
microkatheter tot in het aneurysma gegaan. De coils die men inbrengt in het aneurysma zijn
metalen spiraaltjes (bv. platinum) die het aneurysma opvullen. Hierdoor kan er geen bloed
meer in het aneurysma komen. Dit is het geval bij een complete occlusie. Als er geen
complete occlusie bereikt wordt door de coiling kan er in een deel van het aneurysma toch
nog bloed stromen. Het doel is om een complete occlusie te bekomen aangezien het risico op
bloeding dan het kleinst is. Neurochirurgische clipping is een operatie waarbij men via een
kleine schedelopening (trepanatie) een clip plaatst ter hoogte van de aneurysmahals. Deze clip
zorgt ervoor dat het aneurysma afgesloten wordt van de bloedcirculatie. Zoals eerder vermeld
hebben fusiforme aneurysmata geen hals. Hierdoor is clipping of coiling van het aneurysma
niet altijd mogelijk [15]. Meerdere factoren spelen een rol bij het kiezen tussen een
endovasculaire of een neurochirurgische behandeling, zoals leeftijd, medische toestand van de
patiënt en locatie van het aneurysma [16].
Het endovasculair behandelingsrisico of de kans op complicaties wordt geschat op 9% [17].
Voorbeelden van complicaties zijn ruptuur van het aneurysma (met een subarachnoïdale
bloeding (SAB) als gevolg), neurologische uitval, gezichtsveldstoornis en vasospasme. Bij
coiling is het risico op een ruptuur bij kleine incidentele aneurysmata kleiner dan bij clipping.
Er is een odds ratio van 2,16 (95% BI van 1,33-3,57) in het voordeel van coiling [18].
Het behandelingsrisico wordt beïnvloed door de locatie, de grootte en de vorm van het
aneurysma en de expertise van de interventioneel neuroradioloog [14]. Het risico op
complicaties blijkt groter te zijn bij een ingreep ter hoogte van de posterieure dan de
anterieure circulatie, respectievelijk 29,4% en 5,9% [14]. Een andere studie geeft
respectievelijk 8,3% kans op complicaties in de anterieure en 11,2% in de posterieure
circulatie [17]. Coiling is vaak de eerste keuze in therapie bij de behandeling van kleine (<7
mm) aneurysmata. Het is namelijk minder invasief dan clipping via neurochirurgische weg.
Bij coiling van sacculaire aneurysmata is het gemiddelde slaagpercentage 96,2% [19].
Grote studies wijzen uit dat endovasculaire en chirurgische behandeling bij kleine
aneurysmata zelden geïndiceerd is vanwege de kleine kans op spontane bloeding. Toch is het
niet zeldzaam dat er een ruptuur van een klein aneurysma optreedt. Daarom kan er bij
patiënten met een verhoogd bloedingsrisico toch beslist worden om preventief een
behandeling in te stellen [12].
Een andere optie is een conservatieve houding aannemen waarbij de patiënt wordt opgevolgd
via beeldvorming. Zo kan eventuele groei van het aneurysma tijdig ontdekt worden om alsnog
tot behandeling te kunnen overgaan. Deze houding heeft vaak de voorkeur bij kleine
6
aneurysmata aangezien de kans op complicaties (9,0%) van de procedure hoger ligt dan het
risico op spontane bloeding (0,2-0,87%) [6, 8, 19]. Daarnaast toonde een studie aan dat bij het
coilen van kleine aneurysmata het risico op complicaties hoger ligt dan bij grote aneurysmata
[1].
Net na het ontdekken van een aneurysma blijkt de kans op ruptuur groter te zijn in
vergelijking met de jaren die daarop volgen. Nieuwe studies verklaren dit door de
psychologische stress die bij de patiënt ontstaat en de verhoogde bloeddruk die hiermee
gepaard gaat [20].
In het UZ Gent wordt momenteel een maximale diameter van 7 mm als grens genomen voor
het al dan niet preventief behandelen van niet-geruptureerde intracraniële aneurysmata. Bij
aneurysmata die groter zijn dan 7 mm, wordt bijna steeds overgegaan tot coiling en/of een
neurochirurgische ingreep omdat de kans op ruptuur hier groter wordt. Zo is de jaarlijkse kans
op ruptuur bij aneurysmata groter dan 10 mm al 7,1% [19]. Echter bij aneurysmata kleiner of
gelijk aan 7 mm is het vaak moeilijk om de voor- en nadelen van een ingreep in te schatten
omdat het risico op spontane ruptuur erg laag ligt.
De eigenlijke opzet van deze studie is te weten komen in welke mate de levenskwaliteit van
patiënten met een conservatief beleid verschilt van patiënten met een interventionele
behandeling. Het uiteindelijke doel van de ingreep blijft immers het verlengen van de
kwaliteitsvolle levensjaren. Tot op heden zijn er over dit onderwerp weinig studies
uitgevoerd. Een studie wees uit dat patiënten met een niet-behandeld aneurysma over het
algemeen meer depressieve en angstige gevoelens hebben. Ook het sociale, fysische,
emotionele en mentale aspect van de gezondheid lag één jaar na ontdekking van het
aneurysma lager bij niet-behandelde mensen in vergelijking met een gezonde populatie. Deze
verschillen verdwenen echter wanneer men dezelfde vragenlijsten afnam 5 jaar na ontdekking
van het aneurysma [21]. Het tweede aspect van deze studie is het nagaan van nieuwe
gebeurtenissen (events) bij de patiënten na het ontdekken van het aneurysma zoals bloeding,
recidief (met eventueel een recoiling), overlijden, migratie van de coils, neurochirurgische
interventie en klinische en technische complicaties. Ook werd er nagegaan of er patiënten met
een conservatief beleid uiteindelijk toch voor een interventioneel beleid opteerden. Mogelijke
redenen hiervoor zijn groei van het aneurysma, vormverandering van het aneurysma of
persoonlijke keuze van de patiënt. De specifieke reden om tot coiling over te gaan, werd in dit
onderzoek niet bevraagd.
7
Dankzij dit onderzoek hopen we dat het in de toekomst mogelijk zal zijn om accuratere
informatie te kunnen geven aan patiënten zodat ze een weldoordachte beslissing kunnen
nemen bij het al dan niet overgaan tot coiling.
8
3. Methodologie
3.1 Studiedesign
Deze studie is een prospectief observationeel academisch onderzoek. Ze werd uitgevoerd van
september 2014 tot april 2016 met goedkeuring van het ethisch comité van het Universitair
Ziekenhuis Gent. Door middel van een interview en het invullen van een vragenlijst werd er
informatie verkregen over de levenskwaliteit, de risicofactoren, de morbiditeit en de
complicaties van de patiënten. In combinatie met het inkijken van het medisch dossier werd
getracht om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag.
3.2 Vraagstelling
De hoofdvraag van deze studie is of de levenskwaliteit van patiënten met een incidenteel
(niet-geruptureerd) intracranieel sacculair aneurysma verbeterd kan worden door middel van
een endovasculaire behandeling. Het hoofddoel van deze behandeling is het voorkomen van
een spontane bloeding. De levenskwaliteit van patiënten met een gecoild aneurysma werd dus
vergeleken met de levenskwaliteit van patiënten met een niet-gecoild aneurysma. Sommige
patiënten hadden echter een hersenbloeding in de voorgeschiedenis. Een bijkomende vraag is
dan of dit een effect heeft bij de vergelijking van de levenskwaliteit van de patiënten.
In deze studie wordt ook de vraag gesteld wat de verwikkelingskans is van een coiling en
welke gevolgen de complicaties hadden voor de levenskwaliteit van de patiënt.
Tot slot wordt getracht om een antwoord te formuleren op de vraag wat de spontane
bloedingskans is bij gecoilde en niet-gecoilde aneurysmata.
3.3 Inclusie- en exclusiecriteria
Alle patiënten die werden geïncludeerd, hebben een incidenteel (niet-geruptureerd)
intracranieel sacculair aneurysma dat al dan niet gecoild werd. Patiënten met een fusiform
aneurysma werden dus uitgesloten. De maximale grootte van de aneurysmata werd vastgelegd
op 7 mm. Dit komt overeen met de grens die gehanteerd wordt in de literatuur [7, 8, 9]. Dit
inclusiecriterium was niet van toepassing voor aneurysmata van de posterieure circulatie van
Willis. Dit komt doordat er een verschillend bloedingsrisico bestaat tussen aneurysmata van
de posterieure en de anterieure circulatie van Willis [8, 21].
Bij de inclusie van de patiënten werd er geen rekening gehouden met de eventuele
bijkomstige aanwezigheid van aneurysmata die niet voldeden aan de inclusiecriteria. Zo heeft
een deel van de geïncludeerde patiënten nog een ander geruptureerd aneurysma in de
9
voorgeschiedenis. Verder werden mensen die niet in staat waren om een betrouwbaar
interview af te leggen uitgesloten. Ook werden de patiënten geëxcludeerd van wie we geen
informatie konden vinden in het elektronisch patiëntendossier (EPD) of in het medisch dossier
en waarbij we de patiënt zelf en/of de huisarts niet konden contacteren.
3.4 Patiëntenselectie en flowcharts
De patiënten werden geïncludeerd uit de databanken van de afdeling VINRAD (vasculaire en
interventionele radiologie) van het UZ Gent. De gegevens dateren van 2005 tot 2015. De
eerste databank bestond uit 142 patiënten met een niet-gecoild aneurysma (conservatief
beleid) en een tweede databank bestond uit 502 patiënten met een gecoild aneurysma
(endovasculair behandeld). Tot slot werden er nog 3 patiënten gedurende het verloop van de
studie geïncludeerd via Professor Dr. L. Defreyne (deze patiënten werden geïncludeerd in
groep 1, zie verder). Deze patiënten waren nieuwe patiënten en werden via de polikliniek
geïncludeerd. Zo werd een populatie van 647 patiënten bekomen. Tussen de verschillende
databanken bleek echter een overlap van 45 patiënten te bestaan. Dit komt doordat deze
patiënten in de loop van de tijd toch tot endovasculaire behandeling waren overgegaan. Dit
kan zowel voor één of meerdere aneurysmata zijn waarvoor de patiënt in eerste instantie werd
opgevolgd, of voor een aneurysma dat pas later werd ontdekt. Uiteindelijk werd een populatie
van 602 potentiële patiënten gevonden. Er werd vervolgens nagegaan welke patiënten er
geïncludeerd konden worden (zie flowchart 1).
De geïncludeerde patiënten werden verdeeld in 3 groepen. Groep 1 bestaat uit patiënten die
één of meerdere aneurysmata hebben met conservatief beleid. Groep 2 bevat patiënten met
één of meerdere endovasculair behandelde aneurysmata. Groep 3 bestaat uit patiënten met
zowel één of meerdere conservatief behandelde aneurysmata als één of meerdere
endovasculair behandelde aneurysmata. Alle patiënten kunnen naast hun aneurysmata die
voldoen aan de inclusiecriteria, ook aneurysmata hebben die niet voldoen aan de
inclusiecriteria. De patiënten kunnen dus een subarachnoïdale bloeding door ruptuur van een
co-existerend aneurysma in de voorgeschiedenis hebben.
Uit de databank van 142 patiënten met niet-gecoilde aneurysmata werden 41 patiënten
geëxcludeerd omdat ze reeds door een oud-masterstudent (Ortwin Vergauwen) werden
geïnterviewd. In totaal werden er uit deze databank 59 patiënten geïncludeerd in groep 1, 3
patiënten in groep 2 en 20 patiënten in groep 3. Tot slot werden er nog 19 patiënten
geëxcludeerd. Van 7 patiënten kon geen informatie worden gevonden, 9 patiënten hadden een
10
aneurysma dat groter was dan 7 mm en dat anterieur gesitueerd was in de circulus van Willis,
2 patiënten hadden een geruptureerd aneurysma en één patiënt had een fusiform aneurysma.
De databank met 502 patiënten met gecoilde aneurysmata bestond initieel uit een databank
van 595 patiënten. 93 keer werden patiënten echter één of meerdere malen vermeld omdat ze
behandeld waren voor een ander aneurysma of omdat hun gecoild aneurysma opnieuw
behandeld werd (recoiling). Van de 502 patiënten werden er 34 patiënten geïncludeerd in
groep 1, 40 patiënten in groep 2 en 6 patiënten in groep 3. De overige 377 patiënten werden
allemaal geëxcludeerd. De redenen hiervoor waren een ruptuur van het aneurysma (300
patiënten), een anterieur gelegen aneurysma groter dan 7 mm (59 patiënten), een fusiform
aneurysma (4 patiënten), een aneurysma dat behandeld werd met een pipeline in plaats van
met een coiling (6 patiënten), het niet kunnen terugvinden van informatie over de patiënt(7
patiënten) en een malformatie in plaats van een aneurysma (1 patiënt). Verder kwamen 45 van
de 502 patiënten ook voor in de eerste databank (zie supra).
3.4.1 Onderzoekspopulatie op het niveau van de patiënt
Exclusie (n=437) - Ruptuur aneurysma (n=302) - Fusiform aneurysma (n=5) - Geen informatie (n=14) - Malformatie (n=1) - Pipeline behandeling (n=6) - Anterieur aneurysma >7 mm
(n=68) - Reeds opgenomen in eerdere
studie (n=41)
Patiënten die
voldoen aan de
inclusiecriteria
n=165
Groep 1:
Conservatief
beleid
n=96
Groep 2:
Endovasculaire
behandeling
n= 43
Groep 3:
Conservatieve en
endovasculaire
behandeling n= 26
Potentiële patiënten
n=602
Flowchart 1: Patiëntenselectie
11
Van de 602 patiënten werden in totaal 437 patiënten geëxcludeerd. De overige 165 patiënten
werden opgedeeld in de drie groepen. Groep 1 bevat 96 patiënten, groep 2 bevat 43 patiënten
en groep 3 bevat 26 patiënten.
Groepen 1 en 2 werden gebruikt om een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Omdat
patiënten van groep 3 zowel behandelde als niet behandelde aneurysmata hebben en bijgevolg
in beide eerste groepen kunnen thuishoren, werd deze groep uitgesloten voor dit deel van de
studie. Ook bij het onderzoeken van de complicaties van de endovasculaire behandeling werd
gekeken op het niveau van de patiënt. Groep 3 werd voor dit onderdeel niet geëxcludeerd
omdat hiervoor geen overlap bestaat met groep 1.
3.4.2 Onderzoekspopulatie op het niveau van het aneurysma
De 165 geïncludeerde patiënten hadden samen 247 aneurysmata. In flowchart 2 is te zien
hoeveel aneurysmata endovasculair behandeld werden en hoeveel conservatief. Hierbij wordt
Aneurysmata die voldoen
aan de inclusiecriteria
n=247
Endovasculaire
behandeling <30
dagen na ontdekking
n=13
Conservatieve
houding <30 dagen
na ontdekking
n=234
Conservatieve
houding ≥30 dagen na
ontdekking
n=169
Endovasculaire
behandeling ≥30
dagen na ontdekking
n=65
Flowchart 2: Onderverdeling endovasculaire behandeling en conservatief beleid
12
een onderscheid gemaakt tussen aneurysmata die kort na de ontdekking (<30 dagen)
behandeld werden en aneurysmata die pas later behandeld werden (≥30 dagen). Indien de
preoperatieve observatietijd minder dan 30 dagen bedroeg, werd de observatietijd niet
meegerekend bij de totale observatietijd van de niet-gecoilde aneurysmata. Dit werd zo
gedaan omdat er altijd een zekere periode zit tussen de vaststelling en de endovasculaire
behandeling van het aneurysma. De aneurysmata met een preoperatieve observatietijd van 30
dagen of meer werden behandeld omdat er bij de opvolging werd vastgesteld dat het
aneurysma ofwel toegenomen was in grootte ofwel van vorm was veranderd waardoor een
grotere kans op ruptuur te verwachten was. Onder een vormverandering verstaan we een
wijziging van de afstand van het aneurysma in één of meerdere assen, terwijl de maximale
diameter gelijk blijft. Ook kan het zijn dat de patiënt zelf verkoos om het aneurysma te laten
behandelen. Gemiddeld duurde het 374 dagen vooraleer deze aneurysmata alsnog
endovasculair behandeld werden.
Van de 78 gecoilde aneurysmata (bij 69 verschillende patiënten) behoren er 48 tot groep 2 en
30 tot groep 3. Van de 169 conservatief behandelde aneurysmata behoren er 127 tot groep 1
en 42 tot groep 3.
De algemene gegevens van de aneurysmata werden besproken voor alle aneurysmata. Hierbij
werd telkens vergeleken tussen de conservatief behandelde en de endovasculair behandelde
aneurysmata. De aneurysmata van de patiënten van groep 3 werden hierbij dus niet
uitgesloten. Volgende parameters werden gebruikt om een vergelijking te maken tussen de
twee groepen aneurysmata: reden van vaststelling, locatie van het aneurysma, anterieure of
posterieure ligging in de circulus van Willis, maximale diameter, observatietijd en de
spontane bloedingskans. Van alle aneurysmata werden de datum van vaststelling en de datum
van de laatste follow-up opgezocht. Indien de patiënt werd geïnterviewd, werd de datum van
het interview als laatste follow-up datum genomen.
3.5 Geregistreerde parameters en retrospectief onderzoek
3.5.1 Niveau patiënt
Eerst werden de patiëntendossiers (EPD) geraadpleegd om de algemene patiëntengegevens te
vinden. Volgende gegevens werden zo bekomen: leeftijd, geslacht, gewicht, lengte, gebruik
van bloeddrukmedicatie, gebruik van medicatie voor een verhoogde cholesterol, gebruik van
medicatie voor de bloedstolling en de persoonlijke risicofactoren (diabetes, obesitas,
13
alcoholgebruik en tabaksgebruik). Indien er zaken niet teruggevonden werden in het medisch
dossier, werd dit tijdens het interview nagevraagd.
Verder werd er onderzocht of de patiënten die een coiling hadden ondergaan bepaalde
complicaties hadden opgelopen door de ingreep. Volgende zaken werden geregistreerd: het
technisch succes van de operatie volgens de Raymond-Roy classificatie (complete occlusie,
neck remnant of residueel aneurysma), de technische complicaties (perforatie,
slagaderocclusie, migratie coils), de klinische complicaties (sensorische en/of motorische
neurodeficiëntie en overlijden), de rekanalisatie van het aneurysma en de noodzaak tot
secundaire coiling of neurochirurgie [22]. De oorzaak van deze rekanalisaties is een
coilcompactie. Dit is een fenomeen waarbij er een afname van de afstanden tussen de
verschillende lussen van de coil waarneembaar is. Dit zorgt voor een verkleining van het
coilvolume en bijgevolg voor een rekanalisatie van het aneurysma [26]. De gebeurtenissen bij
patiënten met een gecoild aneurysma (groep 2 en 3) werden opgesplitst in een periode minder
dan een maand na de operatie en een periode meer dan een maand na de operatie.
3.5.2 Niveau aneurysma
Nadien werd de informatie over de aneurysmata opgezocht en ingegeven in de databank. De
mogelijkheden voor de anatomische locatie zijn: A. carotis interna siphon (pars cavernosa,
pars cerebralis en pars supra-ophthalmica), A. communicans anterior, A. choroidea anterior,
A. cerebri media bifurcatie, A. cerebri anterior (A1), A. pericallosa (A2-A3), A. basilaris
(tip), A. basilaris (zijdelings), A. vertebralis pars intracranialis, A. cerebri posterior, A.
communicans posterior, A. cerebelli anterior inferior, A. cerebelli posterior inferior, A.
cerebelli superior, A. cerebri media (M1-M2-M3) en de A. ophtalmica.
Daarnaast werden volgende gegevens in de databank ingevoerd: reden van vaststelling
(incidenteel, al dan niet door screening voor fibromusculaire dysplasie of polycystische
nierziekte), maximale diameter, nekdiameter, volume en aantal aneurysmata per patiënt.
Uiteindelijk werd ook de totale observatietijd berekend. Hiernaast werd ook nog de
gemiddelde maximale diameter van de aneurysmata berekend per patiëntengroep.
Vervolgens werd er bij de aneurysmata retrospectief nagegaan of er spontane bloedingen
waren opgetreden. De totale observatieperiode van gecoilde aneurysmata met een
preoperatieve periode van meer dan 30 dagen werd opgesplitst in een niet-gecoilde periode en
een gecoilde periode. De preoperatieve observatietijd werd vervolgens opgeteld bij de
observatietijden van de niet-gecoilde aneurysmata.
14
3.6 Overleden patiënten
Uit de patiëntendossiers bleek een aantal patiënten overleden te zijn. Deze patiënten werden
toch opgenomen in de studie om zo een langere observatietijd te bekomen. Er werd ook
telkens nagegaan wat de oorzaak was van het overlijden om een overlijden door ruptuur van
het aneurysma uit te kunnen sluiten. Dit werd gedaan door een brief te sturen naar de
voormalige huisarts.
In totaal waren er 8 van de 165 patiënten reeds overleden. Vier patiënten behoren tot groep 1,
drie behoren tot groep 2 en één behoort tot groep 3. De redenen van overlijden waren:
gemetastaseerde tumor, uteruscarcinoom, bekkentumor, val van een trap en zelfmoord. Bij
drie patiënten was de reden onbekend.
3.7 Interview
3.7.1 Levenskwaliteit
De levenskwaliteit van de patiënten werd prospectief onderzocht aan de hand van specifieke
vragenlijsten: RAND-36, EuroQol en HADS.
3.7.1.1 RAND-36
De RAND-36 is een multidimensionale vragenlijst die gebruikt werd om een beeld te krijgen
van de algemene gezondheidstoestand van de patiënten in de 4 weken voor de afname van het
interview. De vragenlijst bekijkt die aspecten die relevant zijn voor de functionele status en
het algemeen welzijn. In 36 vragen worden negen deelgebieden van de gezondheidsstatus
beoordeeld: fysiek functioneren (10 vragen), sociaal functioneren (2 vragen), rolbeperkingen
door een fysiek probleem (4 vragen), rolbeperkingen door een emotioneel probleem (3
vragen), mentale gezondheid (5 vragen), pijn (2 vragen), algemene gezondheidsbeleving (5
vragen), vitaliteit (4 vragen) en gezondheidsverandering (1 vraag). De resultaten van de
vragen werden per deelgebied opgeteld en geschaald naar een score op 100. Hierbij staat een
score van 0 voor de slechtste score en een score van 100 voor de beste score. Zo zijn deze
onderling vergelijkbaar [23, 24].
Fysiek functioneren betreft beperkingen bij dagelijkse activiteiten (bv. trappen oplopen, zich
wassen, zich aankleden of boodschappen tillen) ten gevolge van gezondheidsproblemen.
Personen met hoge scores zijn in staat zelfs de meest inspannende activiteiten te verrichten
(zoals hardlopen). Personen met lage scores zijn ernstig beperkt in het verrichten van alle
fysieke activiteiten, inclusief zich wassen en aankleden [24].
15
Sociaal functioneren betreft beperkingen in sociale activiteiten (bezoek aan vrienden of
familie) ten gevolge van gezondheidsproblemen. Een lage score duidt op frequente
beperkingen bij de normale sociale activiteiten door fysieke en emotionele problemen. Een
hoge score duidt erop dat de patiënt de afgelopen vier weken in staat geweest is om op een
normale wijze deel te nemen aan sociale activiteiten [24].
De schaal rolbeperkingen (fysiek probleem) meet problemen met werk of andere dagelijkse
activiteiten (bv. hobby’s) ten gevolge van fysieke gezondheidsproblemen gedurende de
afgelopen vier weken. Patiënten met een hoge score geven aan dat zij geen problemen ervaren
met hun werk of andere bezigheden. Patiënten met een lage score hebben wel problemen met
hun werk of hun andere dagelijkse bezigheden ten gevolge van fysieke
gezondheidsproblemen [24].
De schaal rolbeperkingen (emotioneel probleem) heeft een overeenkomstige betekenis. Het
betreft nu rolbeperkingen die het gevolg zijn van emotionele problemen [24].
De schaal voor mentale gezondheid bevat vragen over gevoelens van depressie en nervositeit.
Patiënten die laag scoren hebben continu last gehad van zenuwachtigheid en depressie, terwijl
patiënten die hoog scoren zich kalm en gelukkig voelden gedurende de afgelopen weken [24].
De onderdelen van de vitaliteitsschaal vragen het energieniveau en de vermoeidheid bij de
patiënt na. Patiënten met een hoge score voelden zich gedurende de afgelopen vier weken
constant levenslustig en energiek, terwijl patiënten met een lage score zich bijna constant moe
en uitgeput voelden [24].
De vragen over pijn betreffen de hoeveelheid pijn en de beperkingen ten gevolge van die pijn.
Personen met lage scores lijden aan extreme pijn en ervaren extreme beperkingen ten gevolge
van die pijn. Personen met hoge scores ervaren weinig of geen klachten [24].
De schaal voor algemene gezondheidsbeleving meet de subjectieve evaluatie van de algemene
gezondheidstoestand. Een patiënt die laag scoort, beoordeelt zijn of haar persoonlijke
gezondheid als slecht en verwacht dat deze waarschijnlijk nog achteruit zal gaan. Een patiënt
die hoog scoort, beoordeelt zijn of haar gezondheid als uitstekend [24].
De gezondheidsverandering is een score waarbij de gezondheid vergeleken wordt met de
gezondheid van één jaar geleden. Een score boven de 50% wijst op een verandering in
positieve zin terwijl een score onder de 50% op een verandering in negatieve zin wijst. Een
score van exact 50% wijst op geen verandering van de gezondheid ten opzichte van één jaar
geleden [24].
16
3.7.1.2 EuroQol
De EuroQol bestaat uit de EQ-5D en de EQ Visual Analogue Scale (EQ-VAS). In de EQ-5D
worden vijf gezondheidsindicatoren nagevraagd: mobiliteit, zelfzorg, dagelijkse activiteiten,
pijn/klachten en stemming (angstig of depressief). Telkens zijn er drie
antwoordmogelijkheden. Hierbij kan de patiënt aangeven of hij/zij geen, enige of ernstige
problemen heeft bij een bepaalde gezondheidsindicatie [25].
De EQ-VAS is een schaal van 0 tot 100, waarop de patiënt zijn/haar eigen
gezondheidsperceptie moet uitdrukken. Deze score is een subjectieve weergave van de totale
gezondheid van de patiënt. Hierbij was 0 de slechtste en 100 de beste gezondheid die ze zich
kunnen inbeelden. Deze vragenlijst peilt naar de gezondheidstoestand op de dag van afname
van het interview [23, 25].
3.7.1.3 HADS
De ‘Hospital Anxiety and Depression Scale’ (HADS) is een schaal om mogelijke angst- en
depressieve stoornissen aan te tonen. Hij bestaat uit een korte vragenlijst van 14 vragen,
waarbij zeven vragen peilen naar angst en zeven naar depressie. Elke vraag heeft vier
antwoordmogelijkheden en men krijgt per vraag een score van nul tot drie. Indien een score
van acht of meer wordt behaald, wijst dit op een mogelijke angststoornis of depressieve
aandoening [23, 25].
3.7.2 Organisatie ondervraging
Eerst en vooral werd een informatiebrief (zie informed consent in bijlage) samen met een
toestemmingsformulier naar de geselecteerde patiënten gestuurd. Hierbij werden ze
uitgenodigd om deel te nemen aan de studie door middel van een interview. Dit kon
plaatsvinden na een opvolgafspraak in de afdeling VINRAD of op een ander willekeurig
moment. Patiënten die niet reageerden op de brief, werden telefonisch gecontacteerd om
alsnog deel te nemen aan de studie. De interviews vonden plaats van februari tot oktober
2015. Hierbij werden 58 interviews uitgevoerd door twee masterstudenten geneeskunde en 7
interviews door de studiecoördinator. Elk interview duurde ongeveer 15 à 20 minuten.
Patiënten die het niet zagen zitten om naar het UZ Gent te komen, werden gevraagd om
schriftelijk deel te nemen aan de studie. Zo namen nog eens 54 patiënten deel aan de studie.
In totaal werd van 119 patiënten een vragenlijst afgenomen. 68 patiënten behoorden tot groep
1, 29 patiënten tot groep 2 en 22 patiënten tot groep 3. De overige patiënten namen niet deel
aan de studie. Dit kwam doordat ze de deelname weigerden, niet in staat waren om langs te
17
komen, niet bereikt konden worden of omdat de contactgegevens van de patiënt niet meer
correct waren. In dit laatste geval werd getracht om via het zenden van een informatiebrief
naar de huisarts van de patiënt alsnog de contactgegevens te verkrijgen.
3.8 Dataverwerking
In Office Excel® werden de patiëntengegevens en de aneurysmagegevens eerst samen
ingegeven. Later werden deze gegevens in aparte documenten gesplitst. Deze twee databases
werden vervolgens in het statistisch verwerkingsprogramma SPSS® ingevoerd. De
statistische analyses en grafische weergaves werden met dit programma gemaakt.
Om een goede vergelijking van de levenskwaliteit mogelijk te maken tussen de verschillende
patiëntengroepen werd eerst groep 1 vergeleken met groep 2. Hierna werd de statistiek
herhaald nadat de derde groep patiënten (de uitgesloten groep) met zowel gecoilde als niet-
gecoilde aneurysmata was toegevoegd aan groep 1. Dit werd zo gedaan omdat verwacht werd
dat deze patiënten mogelijk een mindere levenskwaliteit zouden hebben aangezien ze een
groter risico op een hersenbloeding hebben vanwege hun niet-behandeld aneurysma.
Ten slotte werd de levenskwaliteit van groep 1 en groep 2 vergeleken op basis van een
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis. Dit werd zo uitgevoerd omdat deze
parameter werd gezien als een verstorende factor. Eerst werden dus enkel patiënten met een
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis met elkaar vergeleken (62 patiënten in
groep 1 en 4 patiënten in groep 2). Vervolgens werd dit ook gedaan voor patiënten zonder een
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis (34 patiënten in groep 1, 39 patiënten in
groep 2). Daarnaast werd gekeken naar het verschil in levenskwaliteit binnen groep 1 en
groep 2 afzonderlijk, waarbij telkens de scores werden vergeleken tussen de patiënten met of
zonder een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis. Het vergelijken van de
levenskwaliteit waarbij de parameter ‘subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis’ een
rol speelt, werd toegepast bij de RAND-36, HADS, EQ-VAS en de EQ-5D. Voor de
vergelijking van de antwoorden bij deze eerste drie vragenlijsten werd gebruik gemaakt van
de Mann-Whitney U Test. Deze test werd per vragenlijst dus vijfmaal uitgevoerd.
Voor de vergelijking van de EQ-5D vragenlijst werd gebruik gemaakt van de Chi-
kwadraattest. Vooraleer deze test kon worden uitgevoerd, was het echter nodig om de twee
antwoordopties die op een slechtere levenskwaliteit wezen (enige en ernstige problemen),
samen te voegen. Dit was nodig omdat het aantal patiënten per optie anders te klein was om
een Chi-kwadraattest op uit te voeren. Een aantal van minstens 5 in de kruistabel is hiervoor
vereist.
18
Als laatste werd nog de ICC (Intraclass correlation coëfficiënt) toegepast tussen de EuroQol
en de RAND-36 vragenlijsten. Aangezien de ICC enkel te berekenen is tussen continue
variabelen, werd deze enkel bepaald tussen de persoonlijke gezondheidsscore (EQ-VAS) en
de algemene gezondheidsbeleving (deelaspect van de RAND-36). Dit werd uitgevoerd om de
mate van overeenstemming tussen de twee scores te analyseren. Hierbij wordt een waarde van
>0,75 als sterk overeenkomend gezien, een waarde van >0,40 als middelmatig
overeenkomend en een waarde van <0,40 als slecht overeenkomend.
3.9 Vergelijking met masterthesis O. Vergauwen
In 2011 heeft de masterstudent Ortwin Vergauwen een masterthesis gemaakt met als titel:
‘Bloedingsrisico en levenskwaliteit bij conservatief beleid van incidentele intracraniële
aneurysmata’. Deze thesis werd tevens geschreven onder begeleiding van Prof. Dr. L.
Defreyne. In onze studie worden eveneens de levenskwaliteit en de spontane bloedingskans
nagegaan bij patiënten met een conservatief beleid van incidentele intracraniële aneurysmata.
Daarom zullen de conclusies van de masterthesis van O. Vergauwen getoetst worden aan de
resultaten van deze studie.
19
4. Resultaten 4.1 Geslacht en leeftijd
Tussen de drie groepen bestaat geen significant verschil in leeftijd. De gemiddelden voor
groep 1, 2 en 3 zijn respectievelijk 60, 56 en 59 jaar. De mediaan van groep 1, 2 en 3 bedraagt
respectievelijk 60, 56 en 58 jaar. De standaarddeviatie bedraagt 10,83 jaar in groep 1, 14,28
jaar in groep 2 en 6,62 jaar in groep 3.
Grafiek 1: Vergelijking leeftijd per groep
Grafiek 2: Vergelijking geslacht per groep
20
Het grootste deel van de onderzoekspopulatie is van het vrouwelijk geslacht. In groep 3 is dit
verschil het grootst. Groep 1 telt 31 mannen en 65 vrouwen, groep 2 telt 13 mannen en 30
vrouwen en groep 3 telt 2 mannen en 24 vrouwen.
4.2 Wijze van vaststelling
Alle aneurysmata in deze studie zijn incidenteel vastgesteld aangezien dit een
inclusiecriterium was. Een deel hiervan zijn aneurysmata die ontdekt werden door screening
(bij pathologieën zoals polycystische nierziekte of fibromusculaire dysplasie). Bij de
aneurysmata met een conservatieve aanpak (niet-gecoild) werden 4 van de 169 aneurysmata
(2,4%) gevonden d.m.v. screening. Bij de endovasculair behandelde aneurysmata (gecoild)
zijn er 10 van de 78 aneurysmata (12,8%) gevonden d.m.v. screening.
4.3 Subarachnoïdale bloeding door aneurysmaruptuur
Van de 96 patiënten in groep 1 hebben 62 patiënten (64,6%) een ruptuur van een aneurysma
in hun voorgeschiedenis. In groep 2 zijn er slechts 3 patiënten (7,1%) van de 42 die een
ruptuur hebben meegemaakt en in groep 3 is dit het geval bij 10 (38,5%) van de 26 patiënten.
Grafiek 3: Subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis per groep
21
4.4 Aantal aneurysmata per patiënt
In groep 1 bedraagt het gemiddelde aantal aneurysmata 2,23, de mediaan bedraagt 2 en er is
een standaarddeviatie van 0,788. In groep 2 is er een gemiddelde van 1,37, een mediaan van 1
en de standaarddeviatie bedraagt 0,618. In groep 3 is er een gemiddelde van 3,23, een
mediaan van 3 en een standaarddeviatie van 1,142.
4.5 Risicofactoren
Diabetes mellitus
In groep 1 heeft 6,3% van de patiënten diabetes mellitus. In groep 2 bedraagt dit 12,9% en in
groep 3 bedraagt dit 10%. Bij 50 patiënten ontbreekt deze informatie.
Bloeddrukmedicatie
In groep 1 neemt 38% van de patiënten medicatie voor een te hoge bloeddruk. In groep 2
bedraagt dit 34% en in groep 3 bedraagt dit 57%. Bij 42 patiënten ontbreekt deze informatie.
Antistollingsmedicatie
In groep 1 neemt 12% van de patiënten antistollingsmedicatie. In groep 2 bedraagt dit 17% en
in groep 3 bedraagt dit 18,1%. Bij 46 patiënten ontbreekt deze informatie.
Grafiek 4: Aantal aneurysmata per groep
22
Cholesterolverlagende medicatie
In groep 1 neemt 40% van de patiënten medicatie voor een verhoogde cholesterolwaarde. In
groep 2 bedraagt dit 15% en in groep 3 bedraagt dit 22,2%. Bij 57 patiënten ontbreekt deze
informatie.
Tabaksgebruik
In groep 1 rookt 54,1% met een gemiddelde van 12,71 pakjaren. In groep 2 bedraagt dit
51,6% met een gemiddelde van 11,5 pakjaren en in groep 3 bedraagt dit 69,6% met een
gemiddelde van 15,74 pakjaren. Bij 37 patiënten ontbreekt deze informatie.
BMI
In groep 1 heeft 34,4% overgewicht (BMI tussen 25 en 30 kg/m2) en 20,3% obesitas (BMI ≥
30 kg/m2). In groep 2 heeft 16,1% overgewicht en 6,5% obesitas. In groep 3 heeft 10,0%
overgewicht en 20,0% obesitas. Bij 50 patiënten ontbreekt deze informatie.
Alcoholgebruik
In groep 1 drinkt 71,2% zelden (maandelijks) tot nooit alcohol en 28,8% wekelijks tot
dagelijks. In groep 2 drinkt 58,6% zelden tot nooit en 41,4% wekelijks tot dagelijks alcohol.
In groep 3 bedraagt dit respectievelijk 65,0% en 35,0%. Bij 50 patiënten ontbreekt deze
informatie.
Polycystische nierziekte
In groep 1 heeft geen enkele patiënt polycystische nierziekte, in groep 2 zijn er 4 patiënten
met deze ziekte en in groep 3 heeft 1 patiënt polycystische nierziekte.
23
4.6 Anatomische locatie
Tabel 1: Anatomische locatie van de aneurysmata
Anatomische locatie Niet-gecoild Gecoild
Aantal Percentage Aantal Percentage
A. cerebri media bifurcatie 68 40,7% 28 35,9%
A. carotis interna siphon pars cavernosa 17 10,2% 3 3,8% A. communicans posterior 15 9,0% 16 20,5% A. communicans anterior 14 8,4% 6 7,7% A. carotis interna siphon pars supra-ophtalmica 10 6,0% 5 6,4% A. carotis interna siphon pars cerebralis 8 4,8% 1 1,3% A. cerebri anterior (A1) 7 4,2% 3 3,8% A. choroidea anterior 5 3,0% 0 0,0% A. cerebri media (M1-M2-M3) 5 3,0% 0 0,0% A. pericallosa (A2-A3) 4 2,4% 2 2,6% A. cerebri posterior 4 2,4% 2 2,6% A. cerebelli superior 4 2,4% 1 1,3% A. ophtalmica 2 1,2% 0 0,0% A. basilaris (tip) 1 0,6% 7 9,0% A. cerebelli posterior inferior 1 0,6% 2 2,6% A. basilaris (zijdelings) 1 0,6% 2 2,6% A. vertebralis pars intracranialis 1 0,6% 0 0,0% A. cerebelli anterior inferior 0 0,0% 0 0,0%
Totaal 167 78
De meest frequente locaties bij de niet-gecoilde aneurysmata zijn: A. cerebri media bifurcatie
(40,7%), A. carotis interna siphon pars cavernosa (10,2%) en A. communicans posterior
(9,0%). Bij de gecoilde aneurysmata zijn dit de A. cerebri media bifurcatie (35,9%), A.
communicans posterior (20,5%) en A. basilaris (tip) (9,0%).
4.7 Anterieure of posterieure circulatie
Bij de niet-gecoilde aneurysmata (169 in totaal) situeren er zich 140 aneurysmata (83,8%) in
de anterieure en 27 aneurysmata (16,2%) in de posterieure circulatie. Bij 2 aneurysmata
ontbreekt deze informatie. Bij de gecoilde aneurysmata (78 in totaal) situeren er zich 49
aneurysmata (62,8%) in de anterieure en 29 (37,2%) in de posterieure circulatie. Procentueel
gezien bevinden er zich meer gecoilde aneurysmata in de posterieure circulatie.
24
4.8 Maximale diameter
Grafiek 5: Verdeling maximale diameter van de niet-gecoilde aneurysmata
De gemiddelde maximale diameter bij niet-gecoilde aneurysmata bedraagt 3,42 mm, de
mediaan bedraagt 3,00 mm en de standaarddeviatie 1,53 mm. Verder is de gemiddelde
maximale diameter van de niet-gecoilde aneurysmata in groep 1 gelijk aan 3,6 mm.
Grafiek 6: Verdeling maximale diameter van de gecoilde aneurysmata
De gemiddelde maximale diameter bij gecoilde aneurysmata bedraagt 6,82 mm, de mediaan
bedraagt 5,85 mm en de standaarddeviatie 3,93 mm. Verder is de gemiddelde maximale
diameter van de gecoilde aneurysmata in groep 2 gelijk aan 6,7 mm.
25
4.9 Observatietijd
Bij de niet-gecoilde aneurysmata werd een totaal van 748 observatiejaren bekomen op basis
van 234 aneurysmata. Dit is inclusief de preoperatieve observatieperiode van 65 gecoilde
aneurysmata. De preoperatieve observatietijd van 13 gecoilde aneurysmata werd niet
meegerekend aangezien deze minder dan 30 dagen was. Voor de gecoilde aneurysmata
(postoperatief) werd een totale observatietijd van 316 jaar bekomen op basis van 78
aneurysmata. Het gemiddeld aantal observatiedagen voor niet-gecoilde aneurysmata bedraagt
1472 dagen. De gemiddelde observatietijd van de gecoilde aneurysmata bedraagt preoperatief
374 dagen en postoperatief 1475 dagen.
Grafiek 7: Observatietijd van niet-gecoilde aneurysmata in vergelijking met preoperatieve
observatietijd van gecoilde aneurysmata
26
4.10 Levenskwaliteit
4.10.1 RAND-36
Tabel 2: Levenskwaliteit per groep op basis van de RAND-36 vragenlijst
Onderdeel RAND-36 Gemiddelde (%) Mediaan (%) Standaarddeviatie (%)
Fysiek functioneren
Groep 1 65,0 % 65,0 % 27,9%
Groep 2 61,0 % 60,0 % 29,2%
Sociaal functioneren
Groep 1 82,0 % 88,0 % 24,0%
Groep 2 76,0 % 100,0 % 29,8%
Rolbeperkingen fysiek
Groep 1 61,0 % 75,0 % 43,2%
Groep 2 60,0 % 75,0 % 43,6%
Rolbeperkingen emotioneel
Groep 1 72,0 % 100,0 % 39,6%
Groep 2 72,0 % 100,0 % 41,9%
Mentale gezondheid
Groep 1 70,0 % 67,5% 24,1%
Groep 2 68,0 % 55,0% 20,4%
Vitaliteit
Groep 1 63,0% 67,5% 22,0%
Groep 2 55,0% 55,0% 22,0%
Pijn
Groep 1 78,0% 95,0% 27,5%
Groep 2 68,0% 67,0% 27,7%
Algemene gezondheidsbeleving
Groep 1 48,0% 52,0% 17,4%
Groep 2 43,0% 40,0% 19,5%
Gezondheidsverandering
Groep 1 56,0% 50,0% 23,5%
Groep 2 51,0% 50,0% 24,5%
27
In tabel 2 zijn telkens de gemiddelde score, de mediaan en de standaarddeviatie weergegeven
per onderdeel van de RAND-36 vragenlijst. In de bijlagen zijn de grafieken per onderdeel
terug te vinden (grafieken 11 t.e.m. 19).
Tabel 3: Mann-Whitney U Testen RAND-36 vragenlijst
Onderdeel RAND-36 p-waarde
Fysiek functioneren 0,618
Sociaal functioneren 0,556
Rolbeperkingen fysiek 0,840
Rolbeperkingen emotioneel 0,789
Mentale gezondheid 0,339
Vitaliteit 0,110
Pijn 0,086
Algemene gezondheidsbeleving 0,192
Gezondheidsverandering 0,413
In de bovenstaande tabel zijn de p-waarden terug te vinden van de Mann-Whitney U testen ter
vergelijking van groep 1 en groep 2 voor de verschillende onderdelen van de RAND-36
vragenlijst. Voor geen enkel onderdeel werd een significant verschil gevonden (p<0,05).
Vervolgens werd op dezelfde manier nagegaan of er een verschil was tussen beide groepen als
eerst enkel patiënten met een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis werden
geïncludeerd (zie tabel 6 in bijlage 7.2) en daarna enkel patiënten zonder een subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis (zie tabel 7). Opnieuw werden er geen significante p-
waarden gevonden.
Verder werd binnen de groepen zelf het verschil in levenskwaliteit tussen patiënten met en
patiënten zonder een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis vergeleken. Voor
patiënten met gecoilde aneurysmata (groep 2) werden er geen significante waarden gevonden
(zie tabel 8). Bij patiënten met niet-gecoilde aneurysmata (groep 1) werd echter wel een
significant verschil (p=0,009) aangetoond bij ‘Gezondheidsverandering’ (zie tabel 9). De
gemiddelde score voor dit onderdeel bedraagt 62% bij patiënten met een subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis en 47% bij patiënten zonder een subarachnoïdale bloeding in
de voorgeschiedenis.
28
4.10.2 EuroQol
4.10.2.1 EQ-5D
Tabel 4: Resultaten EQ-5D vragenlijst
Niet-gecoild Gecoild
Aantal patiënten (n=) Percentage (%) Aantal patiënten (n=) Percentage (%)
EQ-5D mobiliteit
Geen problemen 45 66,2 18 62,1
Enige problemen 23 33,8 11 37,9
Ernstige problemen 0 0,0 0 0,0
EQ-5D zelfzorg
Geen problemen 63 92,6 27 93,1
Enige problemen 3 4,4 1 3,4
Ernstige problemen 2 3,0 1 3,4
EQ-5D dagelijkse activiteiten
Geen problemen 43 63,2 11 37,9
Enige problemen 21 30,9 16 55,1
Ernstige problemen 4 5,9 2 6,9
EQ-5D pijn/klachten
Geen pijn/klachten 35 51,5 8 27,6
Matige pijn/klachten 33 48,5 19 65,5
Zeer ernstige pijn/klachten 0 0,0 2 6,9
EQ-5D stemming
Niet angstig of depressief 45 66,2 16 55,2
Matig angstig of depressief 18 26,5 11 37,9
Erg angstig of depressief 5 7,4 2 6,9
Uit deze resultaten blijkt dat er geen enkele patiënt ernstige problemen meldt op het vlak van
mobiliteit, maar dat er in beide groepen ongeveer 1/3 (33,8% voor groep 1 en 37,9% voor
groep 2) van de ondervraagden toch enige hinder ondervindt. Op het vlak van zelfzorg geven
in totaal slechts 3 patiënten aan dat ze ernstige problemen ondervinden en slechts 4 patiënten
ondervinden enige problemen. Bij het aspect dagelijkse activiteiten zijn er meer patiënten die
problemen aangeven. In groep 1 heeft 36,8% en in groep 2 heeft 62% enige tot ernstige
problemen. Ook op het vlak van pijn en andere lichamelijke klachten zijn er duidelijk meer
29
problemen te zien. In groep 1 heeft 48,5% en in groep 2 heeft 72,4% matige tot zeer ernstige
pijn of andere klachten. Tot slot geeft 33,9% in groep 1 en 44,8% in groep 2 aan matig tot erg
angstig of depressief te zijn.
Tabel 5: Chi-kwadraattest EQ-5D vragenlijst
Onderdeel EQ-5D p-waarde
Mobiliteit 0,698
Zelfzorg 0,937
Dagelijkse activiteiten 0,022
Pijn en klachten 0,030
Stemming 0,429
In bovenstaande tabel zijn de p-waarden terug te vinden van de Chi-kwadraattesten tussen
groep 1 en groep 2 voor de verschillende onderdelen van de EQ-5D vragenlijst. Voor de
onderdelen dagelijkse activiteiten (p=0,022) en pijn/klachten (p=0,030) werd een significant
resultaat gevonden. Voor deze onderdelen is de levenskwaliteit in groep 1 hoger in
vergelijking met groep 2.
Vervolgens werd de Chi-kwadraattest uitgevoerd tussen de patiënten van groep 1 en 2 op
basis van een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis. Ten slotte werden ook de
patiënten met en zonder subarachnoïdale bloeding per groep met elkaar vergeleken. Voor
geen enkele test werd een significant resultaat gevonden (zie tabel 12 t.e.m. 15 in bijlage).
30
4.10.2.2 Persoonlijke gezondheidsscore (EQ-VAS)
Grafiek 8: Persoonlijke gezondheidsscore per groep
In groep 1 ligt de gemiddelde score 6,3% hoger in vergelijking met groep 2 (respectievelijk
71,4% en 65,1%). De mediaan is in beide groepen gelijk, namelijk 70%. Daarnaast is de
standaarddeviatie 12,88% voor groep 1 en 18,05% voor groep 2.
Bij het uitvoeren van de Mann-Whitney U Test tussen groep 1 en groep 2 werd voor de
EQ-VAS geen significante p-waarde gevonden. Bij het vergelijken van de groepen op basis
van een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis en bij het vergelijken binnen de
groepen zelf op basis van een bloeding in de voorgeschiedenis werden eveneens geen
significante resultaten gevonden (zie tabel 10 in bijlage).
31
4.10.3 HADS
4.10.3.1 Depressie
Grafiek 9: HADS score depressie
In groep 1 vinden we een gemiddelde score van 4,45 en een mediaan van 4. In groep 2 vinden
we een lagere gemiddelde score van 4,21 en een mediaan van 3. De standaarddeviatie
bedraagt 4,03 in groep 1 en 4,60 in groep 2.
4.10.3.2 Angst
Grafiek 10: HADS score angst
32
In groep 1 vinden we een gemiddelde score van 6,3 en een mediaan van 5. In groep 2 vinden
we een hogere gemiddelde score van 6,55 en een mediaan van 6. De standaarddeviatie in
groep 1 bedraagt 4,94 en bedraagt 4,27 in groep 2.
Volgens deze vragenlijst zijn er 16 patiënten (23,5%) uit groep 1 die depressief zijn en 21
patiënten (30,9%) die angstig zijn (score ≥8). Verder zijn er 5 patiënten (15,6%) uit groep 2
die depressief zijn en 11 patiënten (34,4%) die angstig zijn.
In tabel 11 (zie bijlage) zijn de p-waarden te zien van de Mann-Whitney U Testen. Er werden
echter geen significante resultaten bekomen.
4.10.4 ICC
Tot slot werd nog de ICC (Intraclass correlation coefficient) toegepast tussen de persoonlijke
gezondheidsscore (EQ-VAS) en de algemene gezondheidsbeleving (RAND-36). Een score
van 0,672 werd gevonden.
4.11 Complicaties en events
4.11.1 Spontane bloedingen
Tijdens de observatietijd werd bij geen enkel aneurysma een spontane bloeding vastgesteld.
Voor de niet-gecoilde aneurysmata gaat het om 748 observatiejaren en voor de gecoilde
aneurysmata om 316 observatiejaren.
4.11.2 Reden van coiling
Bij 2 aneurysmata werd er gekozen voor coiling vanwege een toename in volume. In één
geval was er een recidief na clipping en werd voor coiling gekozen als therapie. Bij geen
enkel aneurysma was een vormverandering de reden om coiling te verrichten. De andere
patiënten hadden geen specifieke reden om het aneurysma te laten behandelen buiten het
voorkomen van een spontane bloeding en het verminderen van de ongerustheid die hierbij
komt kijken.
4.11.3 Technisch succes van de operatie
Van de 78 gecoilde aneurysmata waren er 6 aneurysmata met een beperkte inloop (neck
remnant) en was er 1 aneurysma waarbij nog contrastinloop te zien was voorbij de halsregio
33
van het aneurysma. Enkel bij deze laatste operatie kan er gesproken worden van een niet-
succesvolle operatie. Bijgevolg is het slaagpercentage 98,7%.
4.11.4 Peroperatieve complicaties van gecoilde aneurysmata
Er vond tweemaal een perforatie van het aneurysma plaats tijdens de operaties. Bij het
geperforeerd aneurysma van de eerste patiënt kon het bloeden snel gestopt worden door het
inbrengen van extra coils. Bij het geperforeerd aneurysma van de tweede patiënt was dit niet
het geval en was er dus sprake van een iatrogene subarachnoïdale bloeding. Het klinisch
gevolg voor de eerste patiënt was enkel hoofdpijn. Deze hoofdpijn verdween na enkele dagen.
Bij de tweede patiënt was er sprake van hoofdpijn en nekstijfheid bij het ontwaken. Beide
klachten verdwenen na enkele dagen.
Hiernaast vond er bij één patiënt een beperkte slagadervernauwing plaats van de
carotisbifurcatie. Dit gaf echter geen neurologische klachten of symptomen.
Migratie van de coils tijdens de operatie vond plaats bij 2 patiënten, hierbij waren de coils
deels in het bloedvat zelf aanwezig. Dit had echter geen klinische implicaties voor de patiënt.
Andere technische complicaties waren een breuk van een coil met migratie van de coil tot
gevolg en een occlusie van de A. vertebralis door dissectie van de vaatwand. Beide
complicaties hadden eveneens geen klinische gevolgen voor de patiënten in kwestie.
Ten slotte vond bij één patiënt een hartstilstand plaats tijdens de operatie. De patiënt werd
gereanimeerd en er waren geen klinische gevolgen bij het ontwaken. Er is verder geen enkele
patiënt overleden tijdens de operaties.
4.11.5 Postoperatieve complicaties (<1 maand)
Bij 7 patiënten was er sprake van sensoriële of motorische neurologische klachten (hoofdpijn,
fatische stoornis, evenwichtsstoornis, aandachtsstoornis, diplopie, tintelingen, krachtsverlies,
partiële parese N. occulomotorius en incontinentie) na de operatie. Op een totaal van 78
operaties is dit een complicatiepercentage van 8,9%. Bij 4 patiënten waren deze klachten na
enkele dagen verdwenen. Bij de andere 3 patiënten bleven deze klachten aanhouden.
Bij 1 patiënt was er sprake van een transiënte ischemische aanval (TIA) vier dagen
postoperatief. Daarnaast vond er bij 3 patiënten een rekanalisatie van het aneurysma plaats.
De oorzaak van deze rekanalisaties was een coilcompactie. Hiervoor werd er een secundaire
coiling verricht bij 1 patiënt.
Ten slotte waren er postoperatief moeilijkheden om de bloeddruk onder controle te houden bij
1 patiënt. Bij geen enkele patiënt was er postoperatief een neurochirurgisch ingrijpen nodig.
34
4.11.6 Postoperatieve complicaties (>1 maand)
Er was bij geen enkele patiënt sprake van een perforatie of slagaderocclusie meer dan één
maand na de operatie. Bij 17 patiënten was er sprake van rekanalisatie door coilcompactie. In
6 gevallen werd hiervoor een secundaire coiling verricht. Dit brengt het totale aantal
aneurysmata die een secundaire coiling ondergingen op 7 (9,0%).
Er waren bij 3 patiënten nog neurologische klachten aanwezig meer dan een maand na de
operatie. Dit komt overeen met 3,8% van de 78 uitgevoerde operaties (bij 69 verschillende
patiënten). De eerste patiënt had last van blijvende hoofdpijn, opwaartse diplopie, wisselende
miosis en ptosis. De tweede patiënt had eveneens last van diplopie. Ook had deze patiënt last
van vermoeidheid en evenwichtsstoornissen. De laatste patiënt had na 30 dagen nog steeds
last van een pijnlijk oog waarbij er lichtflitsen waargenomen werden. Na enkele maanden
verminderden deze klachten. De eerste en de derde patiënt hadden hierdoor moeilijkheden bij
het uitvoeren van hun normale dagelijkse activiteiten en met hun mobiliteit. De tweede patiënt
was reeds overleden op het moment van de interviewafname. Hierdoor ontbreekt de
informatie over zijn levenskwaliteit.
Verder werd er tijdens een controle angiografie bij één patiënt een carotisdissectie
teweeggebracht. Om deze complicatie op te lossen, was er een interventie van de vaatchirurg
nodig. Achteraf werden geen neurologische complicaties vastgesteld.
Tot slot was er bij geen enkele patiënt neurochirurgie nodig en is er ook geen enkele patiënt
overleden aan de gevolgen van een complicatie bij de operaties.
35
5. Discussie 5.1 Levenskwaliteit
De hoofdvraag van deze studie is of er een verschil bestaat in levenskwaliteit tussen patiënten
met een incidenteel intracranieel aneurysma die een conservatief beleid ondergingen en
patiënten die hiervoor een preventieve endovasculaire behandeling kregen. Uit de resultaten
blijkt dat er weinig verschil in psychosomatische impact bestaat tussen een conservatief en
een preventief therapeutisch medisch beleid.
5.1.1 RAND-36
Bij de resultaten van de RAND-36 vragenlijst blijkt er weinig verschil te zijn tussen de beide
groepen op vlak van levenskwaliteit. Voor fysiek functioneren, sociaal functioneren, vitaliteit,
pijn, algemene gezondheidsbeleving en gezondheidsverandering merken we wel een hogere
score bij de patiënten met conservatief beleid. Geen enkel resultaat bleek echter significant te
zijn. Ook in de studie van Buijs JE et al. werd geen verschil in levenskwaliteit gevonden
tussen patiënten met een endovasculair behandeld aneurysma en patiënten met een
conservatief behandeld aneurysma [27].
Wel werd een significant resultaat gevonden bij het vergelijken van patiënten met en zonder
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis in groep 1. De gezondheid van patiënten
met een niet-gecoild aneurysma en met een subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis
verbeterde significant ten opzichte van patiënten die geen subarachnoïdale bloeding in de
voorgeschiedenis hadden. Dit valt mogelijk te verklaren doordat patiënten met een
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis direct na deze gebeurtenis vaak een erg
slechte levenskwaliteit hebben. Hiervoor ondergaan zij vervolgens een endovasculaire
behandeling of een clipping met postoperatief een intensief revalidatieproces. Dit resulteert
meestal in een verbetering van de algemene en neurologische toestand en een verbetering van
de levenskwaliteit in vergelijking met net na de ruptuur [28]. De gezondheid van patiënten
zonder subarachnoïdale bloeding bleef stabiel.
Verder kunnen we concluderen dat beide groepen voor 6 van de 9 RAND-36 onderdelen een
score van 60% of meer behaalden. Voor de algemene gezondheidsbeleving en de vitaliteit
werden lagere scores gevonden. De patiënten ondervonden dus weinig pijn of fysieke, sociale
en emotionele beperkingen door hun gezondheidstoestand in de afgelopen 4 weken. Uit de
scores voor de gezondheidsverandering kunnen we concluderen dat de gezondheid van de
patiënten niet gewijzigd is in het afgelopen jaar. Wel hebben de patiënten het gevoel minder
36
energiek te zijn en beoordelen ze hun persoonlijke gezondheid eerder als slecht. De
combinatie van alle verschillende onderdelen weegt dus door op de algemene
gezondheidsbeleving. Deze laatste twee bevindingen komen overeen met de studie van Buijs
JE et al. waarin geconcludeerd wordt dat patiënten met een incidenteel niet-geruptureerd
aneurysma een lagere levenskwaliteit hebben in vergelijking met patiënten zonder
aneurysmata [27].
5.1.2 EuroQol
Uit de resultaten van de EQ-5D vragenlijst blijkt dat er weinig patiënten ernstige problemen
ondervinden bij de 5 verschillende onderdelen. Op het vlak van mobiliteit is er zelfs geen
enkele patiënt met ernstige problemen. Dit komt overeen met de literatuur [27]. Mogelijk
komt dit doordat patiënten met ernstige problemen op het vlak van mobiliteit minder vlot naar
het interview konden komen. Een deel van de interviews werd echter schriftelijk thuis
ingevuld. Dus deze factor lijkt voor ons maar een beperkte rol te spelen.
Verder blijkt dat patiënten met een conservatief beleid significant minder pijn en andere
klachten hebben en minder problemen in hun dagelijkse activiteiten ondervinden in
vergelijking met patiënten die een preventieve coiling ondergingen. Er kan echter niet met
zekerheid gezegd worden of dit verschil te wijten is aan de operatie zelf of dat dit verschil
reeds aanwezig was preoperatief.
Tot slot werden ook geen significante verschillen gevonden tussen beide groepen bij de
persoonlijke gezondheidsscore. De significante verschillen voor de onderdelen pijn en
dagelijkse activiteiten vinden we dus niet terug in de subjectieve score.
5.1.3 HADS
Net zoals in de resultaten van de EQ-5D vragenlijst zijn er op vlak van angst en depressieve
klachten geen significante verschillen waar te nemen. Oorspronkelijk hadden we verwacht dat
patiënten met een conservatief beleid angstiger en vaker depressief zouden zijn aangezien zij
nog steeds een risico hebben op een ruptuur van hun onbehandeld aneurysma. Uit de
resultaten blijkt deze veronderstelling niet correct te zijn.
5.1.4 ICC
Een Intraclass correlation coefficient van 0,672 werd gevonden. Deze waarde suggereert een
vrij sterke overeenkomst tussen de antwoorden van de patiënten bij de persoonlijke
gezondheidssore (EQ-VAS) en de algemene gezondheidsbeleving (RAND-36). We kunnen
37
dus besluiten dat de patiënten beide vragenlijsten op een vrij gelijke manier hebben
beantwoord.
5.1.5 Verband SAB in de voorgeschiedenis en levenskwaliteit
Buiten het significant resultaat bij het vergelijken van de gezondheidsverandering bij
patiënten van groep 1 met en zonder een subarachnoïdale bloeding (SAB) in de
voorgeschiedenis, werd er geen enkel ander significant resultaat gevonden. Hieruit kunnen
wij dus besluiten dat het hebben van een ruptuur van een aneurysma in de voorgeschiedenis
geen rol speelt bij het vergelijken van de levenskwaliteit tussen beide groepen.
5.2 Gebeurtenissen en complicaties
5.2.1 Spontane bloedingskans
Op een totaal van 1064 observatiejaren werd geen enkele spontane bloeding vastgesteld.
In de literatuur vinden we een jaarlijkse spontane bloedingskans van 0,2-0,87% terug voor
niet-behandelde aneurysmata [6,8]. Als we deze bloedingskans toepassen op de 748
observatiejaren van de niet-behandelde aneurysmata in onze studie, zou men tussen de 1 en 7
spontane bloedingen verwachten. Dit werd in deze studie dus niet gevonden.
Oorspronkelijk was er gepland om een Kaplan Meier curve op te stellen van het aantal
overleden patiënten en het aantal spontane bloedingen. Aangezien geen spontane bloedingen
werden vastgesteld en slechts acht patiënten overleden waren (waarvan 3 patiënten met een
onbekende doodsoorzaak), werd na overleg met een biostatisticus beslist om deze curve niet
op te nemen.
5.2.2 Slaagpercentage
Bij 98,7% van de operaties werd een succesvolle ingreep uitgevoerd. In de literatuur werd een
slaagpercentage van 96,2% teruggevonden [19]. In onze studie werd dus een hoger
slaagpercentage gevonden.
5.2.3 Complicaties
In deze studie werd een complicatiepercentage van 8,9% gevonden postoperatief (<30 dagen)
en van 3,8% op lange termijn (> 30 dagen). In de literatuur vonden we respectievelijk 7,6-
9,1% postoperatief en 0,8-1,8% terug op lange termijn [17, 19, 29]. Het is moeilijk om
38
dergelijke percentages te vergelijken tussen studies aangezien niet alles studies dezelfde
complicaties beschrijven.
Deze gegevens zijn belangrijk bij het afwegen van een endovasculaire behandeling tegenover
een conservatief beleid. Het risico op complicaties op lange termijn moet namelijk opwegen
tegen het risico op een spontane bloeding om voor een endovasculaire behandeling te kiezen.
Bij 21,9% van de aneurysmata werd een rekanalisatie vastgesteld in deze studie en bij 9%
werd een secundaire coiling uitgevoerd. In de literatuur vinden we respectievelijk 16,9% en
9,9% terug [19].
5.2.4 Verband SAB in de voorgeschiedenis en coiling
Uit de resultaten blijkt dat er 62 van de 96 patiënten in groep 1 en 4 van de 43 patiënten in
groep 2 een subarachnoïdale bloeding (SAB) in de voorgeschiedenis hebben.
Tegenovergestelde aantallen werden echter verwacht. Er werd namelijk aangenomen dat
patiënten die al een hersenbloeding door een geruptureerd aneurysma hadden meegemaakt,
eerder geneigd zouden zijn om zich te laten behandelen voor hun ander aneurysma om zo het
risico op een volgende bloeding te verminderen. Dit gegeven kan mogelijk verklaard worden
doordat het gemiddeld aantal aneurysmata 2,23 bedraagt in groep 1 en 1,37 in groep 2.
Aangezien de patiënten met een conservatief beleid gemiddeld gezien bijna 1 aneurysma meer
hebben, is de kans dus ook groter dat ze al een ruptuur van een ander aneurysma in de
voorgeschiedenis hebben. Een andere verklaring hiervoor kan het verschil in gemiddelde
maximale diameter zijn tussen de niet-gecoilde aneurysmata van groep 1 (3,6 mm) en de
gecoilde aneurysmata van groep 2 (6,7mm). Bij kleinere aneurysmata is de endovasculaire
behandeling technisch moeilijker waardoor er een groter risico bestaat op complicaties. Dit
zorgt er mogelijk voor dat patiënten meer terughoudend zijn voor een electieve ingreep.
Een laatste mogelijke verklaring is dat patiënten van groep 1 die reeds een ruptuur in de
voorgeschiedenis hebben net terughoudend zijn voor een nieuwe behandeling omdat deze
behandeling opnieuw een bloeding kan veroorzaken.
5.3 Vergelijking met masterthesis O. Vergauwen
In de studie van O. Vergauwen werd gedurende 474 observatiejaren geen enkele spontane
bloeding vastgesteld [23]. In onze studie werden eveneens geen spontane bloedingen
vastgesteld tijdens de 748 observatiejaren van niet-gecoilde aneurysmata.
Verder blijkt uit de studie van Vergauwen dat er een verminderde levenskwaliteit vermoed
wordt bij patiënten met een niet-gecoild aneurysma ten opzichte van een gezonde populatie
39
[23]. Dit komt overeen met de literatuur [21]. In onze studie werd eveneens een eerder matige
score gevonden bij bepaalde vragenonderdelen (bv. algemene gezondheidsbeleving en
vitaliteit).
Het oorspronkelijke doel van O. Vergauwen was om een vergelijking te maken van de
levenskwaliteit tussen behandelde en niet-behandelde patiënten. Deze vergelijking werd in
onze studie gemaakt. Er bleken echter geen significante verschillen te bestaan tussen beide
groepen, behalve op het vlak van ‘dagelijkse activiteiten’ en ‘pijn en klachten’ in de EQ-5D
vragenlijst.
5.4 Beperkingen van de studie
Mogelijk vormt de eerder kleine steekproefgrootte een beperking van deze studie. Meerdere
resultaten waren namelijk bijna significant en hadden bij een grotere steekproef toch
significant kunnen worden. Ook dient vermeld te worden dat door het opsplitsen van de
groepen in patiënten met ruptuur en zonder ruptuur in de voorgeschiedenis het aantal
patiënten erg klein wordt en dus mogelijk niet meer representatief is. Het lijkt ons dan ook
nuttig om in de toekomst dit onderzoek te herhalen met een groter aantal patiënten.
Verder zijn de patiënten in deze studie niet ad random ingedeeld in beide groepen. De finale
beslissing om tot coiling over te gaan lag immers altijd bij de patiënt. Ook dit vormt een
beperking van deze studie. Om de resultaten objectiever te maken zouden de groepen ad
random verdeeld moeten worden. Het is namelijk mogelijk dat mensen met een goede
gezondheid zich minder zorgen maken en dus minder snel geneigd zullen zijn om een operatie
te ondergaan voor iets waar ze op dat moment geen last van hebben. Anderzijds is het
mogelijk dat patiënten die al een minder goede gezondheid hebben geen risico willen nemen
en eerder geneigd zijn om zich te laten behandelen. Of het ethisch verantwoord is om de
patiënten ad random in te delen, is een andere vraag.
Ook dient vermeld te worden dat groep 3 een complex gegeven is aangezien deze groep
overlap vertoont met zowel groep 1 als groep 2. Na de statistische analyse tussen groep 1 en
groep 2 werden de testen nog eens herhaald waarbij de patiënten van groep 3 bij groep 1
werden gevoegd. De patiënten van groep 3 hebben immers ook een niet-gecoild aneurysma en
hebben dus een kans op ruptuur van dit aneurysma in de toekomst. Echter bij de statistische
analyse bleken er geen significante resultaten te zijn. Dit was een extra argument om deze
groep te excluderen voor de vergelijking van de levenskwaliteit tussen de verschillende
groepen.
40
In deze studie werden geen vragenlijsten afgenomen bij een gezonde controlegroep. Hierdoor
is de exacte impact op de levenskwaliteit bij patiënten met een intracranieel aneurysma niet te
achterhalen.
Ten slotte zou het voor een toekomstig onderzoek een voordeel zijn om de vragenlijsten
zowel preoperatief als postoperatief af te nemen bij de patiënten. Eventueel kan deze
vragenlijst postoperatief meerdere keren afgenomen worden om de evolutie van de
levenskwaliteit beter te kunnen opvolgen. Op die manier kan een verschil in levenskwaliteit
eenvoudig worden aangetoond. Hierbij zou het ook nuttig zijn om postoperatief aan de
patiënten te vragen of ze de operatie opnieuw zouden laten uitvoeren.
5.5 Conclusie
We kunnen besluiten dat voor de aneurysmata die voldeden aan de inclusiecriteria in deze
studie geen directe reden bestaat om tot coiling over te gaan. Er was namelijk geen
overtuigend verschil in levenskwaliteit te vinden die pleit voor een behandeling. In deze
studie werd ook geen enkele spontane bloeding vastgesteld, wat een bewijs is dat de kans op
spontane bloeding zeer klein is. Het complicatierisico bij het coilen van de aneurysmata in
deze studie bedraagt 3,8%. Bij de beslissing om tot coiling over te gaan moet de kans op
spontane bloeding bijgevolg afgewogen worden tegenover de kans op complicaties. Zo kan na
meerdere jaren het risico op spontane bloeding het risico op complicaties van een ingreep
overstijgen waardoor het toch een voordeel kan zijn om zich te laten behandelen. Aangezien
er geen duidelijke resultaten zijn die pleiten voor een endovasculaire behandeling of een
conservatief beleid, kan de keuze best genomen worden op individuele basis na uitvoerig
overleg met de behandelende arts.
41
6. Referentielijst [1] Yuan JL, Bao X, Zhang W, Shi QQ, Liu XB. Endovascular treatment for unruptured small wide-necked ophthalmic segment aneurysms: technique feasibility, efficacy and mid-term follow-up. Neurol India 2013, 61(6):593-8. [2] Kang HG, Kim BJ, Lee J, Kim MJ, Kang DW, Kim JS, et al. Risk Factors Associated With the Presence of Unruptured Intracranial Aneurysms. Stroke 2015, 46: 3093. [3] Delgado F, Saiz A, Hilario A, Murias E, San Román Manzanera L, Lagares Gomez-Abascal A, et al. Neuroimaging follow-up of cerebral aneurysms treated with endovascular techniques. Radiologia 2014, 56(2):118-28. [4] M.H. Li, S.W. Chen, Y.D. Li, Y.C. Chen, Y.S. Cheng, Hu DJ, et al. Prevalence of unruptured cerebral aneurysms in chinese adults aged 35 to 75 years: a cross-sectional Study. Annals of Internal Medicine 2013, 159(8): I-30. [5] Harada K, Fukuyama K, Shirouzu T, Ichinose M, Fujimura H, Kakumoto K, et al. Prevalence of unruptured intracranial aneurysms in healthy asymptomatic Japanese adults: differences in gender and age. Acta Neurochir (Wien) 2013, 155(11):2037-43. [6] Müller TB1, Sandvei MS, Kvistad KA, Rydland J, Håberg A, Vik A, et al. Unruptured intracranial aneurysms in the Norwegian Nord-Trøndelag Health Study (HUNT): risk of rupture calculated from data in a population-based cohort study. Neurosurgery 2013, 73(2):256-61. [7] Backes D, Vergouwen MD, Velthuis BK, van der Schaaf IC, Bor AS, Algra A, et al. Difference in aneurysm characteristics between ruptured and unruptured aneurysms in patients with multiple intracranial aneurysms. Stroke 2014, 45(5):1299-303. [8] Güresir E, Vatter H, Schuss P, Platz J, Konczalla J, De rochement Rdu M, et al. Natural history of small unruptured anterior circulation aneurysms: a prospective cohort study. Stroke 2013, 44(11):3027-31. [9] Wiebers DO, Whisnant JP, Huston J, Meissner I, Brown RD Jr, Piepgras DG, et al. Unruptured intracranial aneurysms: natural history, clinical outcome, and risks of surgical and endovascular treatment. Lancet 2003, 362(9378):103-10. [10] Acerbi F, Broggi M, Ferroli P. No treatment for small unruptured intracranial aneurysm: is this the right way to go? World Neurosurg. 2013,80(1-2):4-5. [11] Kang H, Ji W, Qian Z, Li Y, Jiang C, Wu Z, et al. Aneurysm Characteristics Associated with the Rupture Risk of Intracranial Aneurysms: A Self-Controlled Study. PLoS One 2015, 10(11): e0142330. [12] Lee GJ, Eom KS, Lee C, Kim DW, Kang SD. Rupture of Very Small Intracranial Aneurysms: Incidence and Clinical Characteristics. J Cerebrovasc Endovasc Neurosurg. 2015, 17(3):217-22 [13] Putu P, Firman S, Ismail MR, Nik-Ismail NA, Yaacob NY, Muda AS. Endovascular treatment of intracranial aneurysms: diversity in treatment techniques of varying anatomical presentations. Acta Med Indones. 2014, 46(1):68-73. [14] Miri M, Ghanaati H, Salamati P, Ebrahimi Nik H, Jalali AH, Saeednejad M, et al. Coil Embolization of Intracranial Aneurysms: A Six-Month Follow-Up Study. Iran J Radiol. 2015, 12(3): e10986. [15] Lubicz B, Collignon L, Lefranc F, Bruneau M, Brotchi J, Balériaux D, et al. Circumferential and fusiform intracranial aneurysms: reconstructive endovascular treatment with self-expandable stents. Neuroradiology 2008, 50(6):499-507. [16] Darsaut TE, Kotowski M, Raymond J. How to choose clipping versus coiling in treating intracranial aneurysms. Neurochirurgie. 2012, 58(2-3):61-75.
42
[17] Shigematsu T, Fujinaka T, Yoshimine T, Imamura H, Ishii A, Sakai C, et al. Endovascular therapy for asymptomatic unruptured intracranial aneurysms: JR-NET and JR-NET2 findings. Stroke 2013, 44(10):2735-42. [18] McDonald JS, McDonald RJ, Fan J, Kallmes DF, Lanzino G, Cloft HJ. Comparative effectiveness of unruptured cerebral aneurysm therapies: propensity score analysis of clipping versus coiling. Stroke 2013, 44(4):988-94. [19] Oishi H, Yamamoto M, Shimizu T, Yoshida K, Arai H. Endovascular therapy of 500 small asymptomatic unruptured intracranial aneurysms. AJNR Am J Neuroradiol. 2012, 33(5):958-64. [20] Geurts M, Timmers C, Greebe P, Algra A, Rinkel GJ. Patients with unruptured intracranial aneurysms at the waiting list for intervention: risk of rupture. J Neurol. 2014, 261(3):575-8. [21] Shen X, Xu T, Ding X, Wang W, Liu Z, Qin H. Multiple intracranial aneurysms: endovascular treatment and complications. Interv Neuroradiol. 2014, 20(4):442-7. [22] Stapleton CJ, Torok CM, Rabinov JD, Walcott BP, Mascitelli JR, Leslie-Mazwi TM, et al. Validation of the Modified Raymond-Roy classification for intracranial aneurysms treated with coil embolization. J Neurointerv Surg. 2015, pii: neurintsurg-2015-012035. [23] Defreyne L, De Keukeleire K, Vergauwen O. Bloedingsrisico en levenskwaliteit bij conservatief beleid van incidentele intracraniële aneurysmata. 2011. [24] Van Der Zee K, Sanderman R. RAND-36. Groningen: Northern Centre for Health Care Research, University of Groningen, the Netherlands, 1993:1–28. [25] EuroQol Group. EuroQol-a new facility for the measurement of health-related quality of life. Health Policy 1990, 16:199-208. [26] Sluzewski M, van Rooij WJ, Slob MJ, Bescós JO, Slump CH, Wijnalda D. Relation between aneurysm volume, packing, and compaction in 145 cerebral aneurysms treated with coils. Radiology 2004, 231(3):653-8. [27] Buijs JE, Greebe P, Rinkel GJ. Quality of life, anxiety, and depression in patients with an unruptured intracranial aneurysm with or without aneurysm occlusion. Neurosurgery. 2012, 70(4):868-72. [28] Liu C. A discussion of the optimal treatment of intracranial aneurysm rupture in elderly patients. Genet Mol Res. 2014, 3(3):6433-8. [29] Kwon SC, Kwon OK. Endovascular coil embolization of unruptured intracranial aneurysms: a Korean multicenter study. Acta Neurochir. 2014, 156(5):847-54.
7. Bijlagen
7.1 Grafieken
Grafiek 11: Fysiek functioneren RAND-36
Grafiek 12: Sociaal functioneren RAND-36
Niet-gecoild:
Mean = 65%,
Std.Dev. = 27,94
Mediaan = 65%
Gecoild:
Mean = 61%,
Std. Dev.= 29,21
Mediaan = 60%
Niet-gecoild:
Mean = 82%,
Std. Dev. = 24,01
Mediaan = 88%
Gecoild:
Mean = 76%,
Std. Dev. = 29,79
Mediaan = 100%
Grafiek 13: Rolbeperkingen fysiek RAND-36
Grafiek 14: Rolberkingen emotioneel RAND-36
Niet-gecoild:
Mean = 60%,
Std. Dev. = 43,22
Mediaan = 75%
Gecoild:
Mean = 61%,
Std. Dev. = 43,60
Mediaan = 75%
Niet-gecoild:
Mean = 72%,
Std. Dev. = 39,62
Mediaan = 100%
Gecoild:
Mean = 72%,
Std. Dev. = 41,87
Mediaan = 100%
Grafiek 15: Mentale gezondheid RAND-36
Grafiek 16: Vitaliteit RAND-36
Niet-gecoild:
Mean = 70%,
Std. Dev. = 24,14
Mediaan = 74%
Gecoild:
Mean = 68%,
Std. Dev. = 20,39
Mediaan = 76%
Niet-gecoild:
Mean = 63%,
Std. Dev. = 21.98
Mediaan = 67.5%
Gecoild:
Mean = 55%,
Std. Dev. = 22,01
Mediaan = 55%
Grafiek 17: Pijn RAND-36
Grafiek 18: Algemene gezondheidsbeleving RAND-36
Niet-gecoild:
Mean = 78%,
Std. Dev. = 27,53
Mediaan = 95%
Gecoild:
Mean = 68%,
Std. Dev. = 27,67
Mediaan = 67%
Niet-gecoild:
Mean = 48%,
Std. Dev. = 17,40
Mediaan = 52%
Gecoild:
Mean = 43%,
Std. Dev. = 19,46
Mediaan = 40%
Grafiek 19: Gezondheidsverandering RAND-36
7.2 Tabellen
Tabel 6: Vergelijking RAND-36 patiënten met een subarachnoïdale bloeding tussen gecoilde
en niet-gecoilde groep
Mann-Whitney U Test RAND-36 p-waarde
Fysiek functioneren 0,837
Sociaal functioneren 0,279
Rolbeperkingen fysiek 0,233
Rolbeperkingen emotioneel 0,140
Mentale gezondheid 0,279
Vitaliteit 0,372
Pijn 0,372
Algemene Gezondheidsbeleving 0,186
Gezondheidsverandering 0,744
Niet-gecoild:
Mean = 56%,
Std. Dev. = 23,41
Mediaan = 50%
Gecoild:
Mean = 51%,
Std. Dev. = 24,53
Mediaan = 50%
Tabel 7: Vergelijking RAND-36 patiënten zonder een subarachnoïdale bloeding tussen
gecoilde en niet-gecoilde groep
Mann-Whitney U Test RAND-36 p-waarde
Fysiek functioneren 0,748
Sociaal functioneren 0,897
Rolbeperkingen fysiek 0,550
Rolbeperkingen emotioneel 0,386
Mentale gezondheid 0,862
Vitaliteit 0,196
Pijn 0,251
Algemene Gezondheidsbeleving 0,917
Gezondheidsverandering 0,452
Tabel 8: Vergelijking RAND-36 tussen patiënten met en zonder een subarachnoïdale bloeding
van de gecoilde groep 2
Mann-Whitney U Test RAND-36 p-waarde
Fysiek functioneren 0,759
Sociaal functioneren 0,552
Rolbeperkingen fysiek 0,276
Rolbeperkingen emotioneel 0,207
Mentale gezondheid 0,552
Vitaliteit 0,552
Pijn 0,483
Algemene Gezondheidsbeleving 0,552
Gezondheidsverandering 0,966
Tabel 9: Vergelijking RAND-36 tussen patiënten met en zonder een subarachnoïdale bloeding
van de niet-gecoilde groep 1
Mann-Whitney U Test RAND-36 p-waarde
Fysiek functioneren 0,092
Sociaal functioneren 0,747
Rolbeperkingen fysiek 0,668
Rolbeperkingen emotioneel 0,389
Mentale gezondheid 0,317
Vitaliteit 0,742
Pijn 0,641
Algemene Gezondheidsbeleving 0,058
Gezondheidsverandering 0,009
Tabel 10: Persoonlijke score gezondheid
Mann-Whitney U Test Persoonlijke gezondheidsscore p-waarde
Vergelijking groep 1 met groep 2 0,151
Vergelijking groep 1 met groep 2 (zonder subarachnoïdale bloeding in
de voorgeschiedenis)
0,495
Vergelijking groep 1 met groep 2 (enkel met een subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis)
0,098
Groep 1: vergelijking met en zonder subarachnoïdale bloeding in de
voorgeschiedenis
0,534
Groep 2: vergelijking met en zonder subarachnoïdale bloeding in de
voorgeschiedenis
0,534
Tabel 11: HADS
Mann-Whitney U Test Persoonlijke gezondheidsscore p-waarde
Depressie
p-waarde
Angst
Vergelijking groep 1 met groep 2 0,560 0,570
Vergelijking groep 1 met groep 2 (zonder subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis)
0,364 0,781
Vergelijking groep 1 met groep 2 (enkel met een
subarachnoïdale bloeding in de voorgeschiedenis)
1,000 0,667
Groep 1: vergelijking met en zonder subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis
0,426 0,181
Groep 2: vergelijking met en zonder subarachnoïdale
bloeding in de voorgeschiedenis
1,000 0,897
Tabel 12: Vergelijking EQ-5D tussen patiënten met en zonder een subarachnoïdale bloeding
van de niet-gecoilde groep 1
Chi-kwadraattest EQ-5D p-waarde
Mobiliteit 0,525
Zelfzorg 0,383
Dagelijkse activiteiten 0,772
Pijn en klachten 0,490
Angst en Depressieve klachten 0,091
Tabel 13: Vergelijking EQ-5D tussen patiënten met en zonder een subarachnoïdale bloeding
van de gecoilde groep 2
Chi-kwadraattest EQ-5D p-waarde
Mobiliteit 0,426
Zelfzorg 0,782
Dagelijkse activiteiten 0,426
Pijn en klachten 0,530
Angst en Depressieve klachten 0,259
Tabel 14: Vergelijking EQ-5D patiënten zonder een subarachnoïdale bloeding tussen gecoilde
en niet-gecoilde groep
Chi-kwadraattest EQ-5D p-waarde
Mobiliteit 0,951
Zelfzorg 0,597
Dagelijkse activiteiten 0,055
Pijn en klachten 0,181
Angst en Depressieve klachten 0,808
Tabel 15: Vergelijking EQ-5D patiënten met een subarachnoïdale bloeding tussen gecoilde en
niet-gecoilde groep
Chi-kwadraattest EQ-5D p-waarde
Mobiliteit 0,505
Zelfzorg 0,746
Dagelijkse activiteiten 0,211
Pijn en klachten 0,278
Angst en Depressieve klachten 0,104
7.3 Vragenlijsten
7.3.1 RAND-36
In deze vragenlijst wordt naar uw gezondheid gevraagd.
Wilt u elke vraag beantwoorden door het juiste hokje aan te kruisen. Wanneer u twijfelt over
het antwoord op een vraag, probeer dan het antwoord te geven dat het meest van
toepassing is.
1 Wat vindt u, over het algemeen genomen, van uw gezondheid?
uitstekend
zeer goed
goed
matig
slecht
2 In vergelijking met een jaar geleden, hoe zou u nu uw gezondheid in het algemeen
beoordelen?
veel beter dan een jaar geleden
iets beter dan een jaar geleden
ongeveer hetzelfde als een jaar geleden
iets slechter dan een jaar geleden
veel slechter dan een jaar geleden
© 1993 Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, Rijks- universiteit Groningen.
Deze lijst betreft een Nederlandse vertaling van de RAND 36-item health survey 1.0 (RAND,
1992).
3 De volgende vragen gaan over dagelijkse bezigheden.
Wordt u door uw gezondheid op dit moment beperkt bij deze bezigheden? Zo ja, in welke
mate?
ja, ernstig ja, een nee, helemaal niet beperkt beetje beperkt beperkt
a Forse inspanning
zoals hardlopen, zware voorwerpen
tillen, inspannend sporten
b Matige inspanning
zoals het verplaatsen van een
tafel, stofzuigen, fietsen
c Tillen of boodschappen dragen
d Een paar trappen oplopen
e Eén trap oplopen
f Buigen, knielen of bukken
g Meer dan een kilometer lopen
h Een halve kilometer lopen
i Honderd meter lopen
j Uzelf wassen of aankleden
4 Had u, ten gevolge van uw lichamelijke gezondheid,
de afgelopen 4 weken één van de volgende problemen bij uw werk of andere dagelijkse
bezigheden?
ja nee
a U heeft minder tijd kunnen besteden aan werk
of andere bezigheden
b U heeft minder bereikt dan u zou willen
c U was beperkt in het soort werk of het soort
bezigheden
d U had moeite met het werk of andere bezigheden
(het kostte u bijvoorbeeld extra inspanning)
5 Had u, ten gevolge van een emotioneel probleem (bijvoorbeeld doordat u zich depressief
of angstig voelde), de afgelopen 4 weken één van de volgende problemen bij uw werk of
andere dagelijkse
bezigheden?
ja nee
a U heeft minder tijd kunnen besteden aan werk
of andere bezigheden
b U heeft minder bereikt dan u zou willen
c U heeft het werk of andere bezigheden niet zo
zorgvuldig gedaan als u gewend bent
6 In hoeverre heeft uw lichamelijke gezondheid of hebben uw emotionele problemen u de
afgelopen 4 weken belemmerd in uw normale sociale bezigheden met gezin, vrienden, buren
of anderen?
helemaal niet
enigszins
nogal
veel
heel erg veel
7 Hoeveel pijn had u de afgelopen 4 weken?
geen
heel licht
licht
nogal
ernstig
heel ernstig
8 In welke mate heeft pijn u de afgelopen vier weken belemmerd bij uw normale
werkzaamheden (zowel werk buitenshuis als huishoudelijk werk)?
helemaal niet
een klein beetje
nogal
veel
heel erg veel
9 Deze vragen gaan over hoe u zich de afgelopen 4 weken heeft gevoeld. Wilt u bij elke
vraag het antwoord aan- kruisen dat het beste aansluit bij hoe u zich heeft gevoeld.
Hoe vaak gedurendede afgelopen 4 weken:
voort- meestal vaak soms zelden nooit
durend
a voelde u zich levenslustig?
b voelde u zich erg zenuwachtig?
c zat u zo erg in de put
dat niets u kon opvrolijken?
d voelde u zich kalm en rustig?
e voelde u zich erg energiek?
f voelde u zich neerslachtig en somber?
g voelde u zich uitgeblust?
h voelde u zich gelukkig?
i voelde u zich moe?
10 Hoe vaak hebben uw lichamelijke gezondheid of
emotionele problemen gedurende de afgelopen 4 weken
uw sociale activiteiten (zoals bezoek aan vrienden of
naaste familieleden) belemmerd?
voortdurend
meestal
soms
zelden
nooit
11 Wilt u het antwoord kiezen dat het beste
weergeeft hoe juist of onjuist u elk van
de volgende uitspraken voor uzelf
vindt.
volkomen groten- weet groten- volkomen juist deels ik niet deels onjuist
juist onjuist
a Ik lijk gemakkelijker ziek te worden dan andere mensen b Ik ben net zo gezond als andere mensen die ik ken c Ik verwacht dat mijn gezondheid achteruit zal gaan d Mijn gezondheid is uitstekend
7.3.2 Hospital Anxiety and Depression Scale
Naam:……………………………………………..
Geslacht:…………………….
Leeftijd:………………………
Datum:………………………..
1. Ik voel me gespannen. o bijna altijd o soms o vaak o nooit
2. Ik geniet nog steeds van de dingen waar ik gewoonlijk van kon genieten.
o zeker zo o veel duidelijk minder o wat minder o nauwelijks nog
3. Ik heb een angstig gevoel alsof er iets vreselijks gaat gebeuren.
o zeer zeker o een beetje o zeker o helemaal niet
4. Ik kan lachen en de dingen van de vrolijke kant zien.
o net zo veel als gewoonlijk o nu duidelijk minder o nu wat minder o helemaal niet meer
5. Ik maak me zorgen.
o heel vaak o niet zo vaak o vaak o heel soms
6. Ik voel me opgewekt.
o nooit o soms o heel af en toe o meestal
7. Ik kan me ontspannen.
o altijd o af en toe o meestal o nooit
8. Ik heb het gevoel dat bij mij alles moeizamer gaat.
o bijna altijd o soms o heel vaak o nooit
9. Ik heb een angstig, gespannen gevoel in mijn buik.
o nooit o vrij vaak o soms o heel vaak
10. Het interesseert me niet meer hoe ik er uit zie.
o inderdaad, het interesseert me helemaal niet meer o ik besteed minder aandacht aan mijzelf dan ik zou moeten o ik besteed misschien iets minder aandacht aan mijzelf o ik besteed minstens net zoveel aandacht aan mijzelf als gewoonlijk
11. Ik voel me onrustig.
o inderdaad, zeer vaak o soms o tamelijk vaak o nooit
12. Ik kijk met plezier uit naar dingen.
o net zo veel als gewoonlijk o veel minder dan gewoonlijk o iets minder dan gewoonlijk o nauwelijks
13. Ik raak plotseling in paniek.
o inderdaad, zeer vaak o soms o tamelijk vaak o nooit
14. Ik kan genieten van een goed boek of een radio- of
televisieprogramma.
o vaak o af en toe o regelmatig o zelden
7.3.3 EuroQol
Zet bij iedere hieronder vermelde groep een kruisje voor de zin die het best uw
gezondheidstoestand van vandaag weergeeft.
Mobiliteit o Ik heb geen problemen met rondwandelen o Ik heb enige problemen met rondwandelen o Ik ben bedlegerig
Zelfzorg o Ik heb geen problemen om voor mezelf te zorgen o Ik heb enige problemen om mezelf te wassen of aan te kleden o Ik ben niet in staat mezelf te wassen of aan te kleden
Dagelijkse activiteiten (bijv. werk, studie, huishouden, gezins- of vrijetijdsactiviteiten) o Ik heb geen problemen met mijn dagelijkse activiteiten o Ik heb enige problemen met mijn dagelijkse activiteiten o Ik ben niet in staat mijn dagelijkse activiteiten uit te voeren
Pijn/klachten
o Ik heb geen pijn of andere klachten o Ik heb matige pijn of andere klachten o Ik heb zeer ernstige pijn of andere klachten
Angst/depressie o Ik ben niet angstig of depressief o Ik ben matig angstig of depressief o Ik ben erg angstig of depressief
Om mensen te helpen bij het aangeven hoe goed of hoe slecht een
gezondheidstoestand is, hebben we een meetschaal (te vergelijken met een
thermometer) gemaakt. Op de meetschaal hiernaast betekent “100” de
beste gezondheidstoestand die u zich kunt voorstellen, en “0” de slechtste
gezondheidstoestand die u zich kunt voorstellen. We willen u vragen op
deze meetschaal aan te geven hoe goed of hoe slecht volgens u uw eigen
gezondheidstoestand vandaag is. Trek een lijn van het hokje hieronder naar
het punt op de meetschaal dat volgens u aangeeft hoe goed of hoe slecht
uw gezondheidstoestand vandaag is.
7.4 Informatiebrief
1. Titel van de studie
Levenskwaliteit, complicaties en evolutie bij patiënten met een per toeval ontdekte
zakvormige uitstulping van een hersenslagader die al dan niet een ingreep via een bloedvat in
de lies hebben ondergaan.
2. Doel van de studie
Met deze studie wil het onderzoeksteam van de afdeling vasculaire en interventionele
radiologie (Prof. Dr. Luc Defreyne, Dr. Dimitri Hemelsoet, Mevr. Lynn Huyck, Laurens
D’hoore en Jeroen Joye) de levenskwaliteit, complicaties en evolutie nagaan van patiënten
met een aneurysma (zakvormige uitstulping) op een hersenslagader. De studie vindt plaats in
het kader van een masterthesis tijdens de opleiding geneeskunde. Het doel is om een
vergelijking te maken tussen een groep patiënten die geen ingreep via een bloedvat in de lies
(endovasculaire behandeling) heeft ondergaan en een groep patiënten die dit wel heeft
ondergaan. Op deze manier wordt er informatie verzameld die van groot belang is bij de
aanpak van patiënten met een aneurysma op een hersenslagader.
3. Beschrijving van de studie
Concreet zullen alle patiënten van het Universitair Ziekenhuis Gent bij wie een dergelijke
afwijking is vastgesteld, gecontacteerd worden. Een deel van deze patiënten werd
endovasculair behandeld voor hun hersenaneurysma, terwijl de andere groep niet werd
behandeld. Beide groepen werden op regelmatige basis opgevolgd op de polikliniek. De
endovasculaire ingreep (coiling) werd uitgevoerd om de kans op een hersenbloeding te
verkleinen. In deze studie zal er nagegaan worden of er zich nieuwe symptomen hebben
voorgedaan sinds het vaststellen van het aneurysma. Daarnaast zal er een interview
afgenomen worden van de patiënten. Hierin zullen er u enkele vragen gesteld worden over uw
gezondheidstoestand en uw levenskwaliteit. Deze gegevens zullen vervolgens anoniem
ingebracht worden in een databank. Uiteindelijk wordt de bekomen informatie verwerkt om
zo de bloedingskans van het aneurysma, de complicaties (indien men de ingreep heeft
ondergaan) en de impact (van het al dan niet behandelen van het aneurysma) op uw
levenskwaliteit na te gaan.
De verwachte totale duur van de studie bedraagt 2 jaar. In totaal zullen er in die periode 120
personen deelnemen aan deze studie.
4. Wat wordt verwacht van de deelnemer
Voor het welslagen van de studie is het belangrijk dat u meewerkt met de onderzoeker en dat
u zijn/haar instructies opvolgt.
5. Deelname en beëindiging
De deelname aan deze studie vindt plaats op vrijwillige basis. Deelname aan deze studie heeft
voor u geen onmiddellijk therapeutisch voordeel. Uw deelname aan de studie zal echter wel
een voordeel betekenen voor toekomstige patiënten. U kunt weigeren om deel te nemen aan
de studie en u kunt zich op ieder ogenblik terugtrekken uit de studie. Daarvoor hoeft u geen
reden op te geven en dit zal geenszins invloed hebben op uw verdere relatie en/of behandeling
met de onderzoeker of de behandelende arts. Uw deelname zal worden beëindigd als de
onderzoeker meent dat dit in uw belang is. Het is ook mogelijk dat u vroegtijdig uit de studie
wordt teruggetrokken als u de gegeven procedures niet correct opvolgt. Bij deelname vragen
wij u om het toestemmingsformulier te ondertekenen.
6. Procedures
Tijdens de studie zal u gevraagd worden om aan een eenmalig interview deel te nemen.
Tijdens dit interview zullen u meerdere vragen gesteld worden over uw gezondheidstoestand
en uw levenskwaliteit. Dit zal maximum 30 minuten in beslag nemen. Het interview kan
plaatsvinden na vastleggen van een afspraak of eventueel tijdens een poliklinische consultatie.
7. Risico’s en voordelen
Er zijn voor u geen directe voor- of nadelen bij deelname aan deze studie. U hebt het recht op
elk ogenblik vragen te stellen over de mogelijke risico’s en nadelen van deze studie. Als er in
het verloop van de studie gegevens aan het licht komen die een invloed zouden kunnen
hebben op uw bereidheid om te blijven deelnemen aan het onderzoek, zult u daarvan op de
hoogte worden gebracht. Indien u toch enig nadeel ondervindt door uw deelname, zal u een
gepaste behandeling krijgen.
8. Kosten
Deelname aan deze studie brengt voor u geen extra kosten met zich mee.
9. Vergoeding
Uw deelname aan deze studie gebeurt op vrijwillige basis en brengt geen vergoeding met zich
mee. Wel is het mogelijk om eventuele transportkosten te vergoeden indien u zou langskomen
op een extra niet te betalen consultatie.
10. Vertrouwelijkheid
In overeenstemming met de Belgische wet van 8 december 1992 en de Belgische wet van 22
augustus 2002, zal uw persoonlijke levenssfeer worden gerespecteerd en zal u toegang krijgen
tot de verzamelde gegevens. Elk onjuist gegeven kan op uw verzoek verbeterd worden.
Vertegenwoordigers van de opdrachtgevers, auditoren, de Commissie voor Medische Ethiek
en de bevoegde overheden hebben rechtstreeks toegang tot uw dossiers om de procedures van
de studie en/of de gegevens te controleren, zonder de vertrouwelijkheid te schenden. Dit kan
enkel binnen de grenzen die door de betreffende wetten zijn toegestaan. Door het
toestemmingsformulier, na voorafgaande uitleg, te ondertekenen stemt u in met deze toegang.
Als u akkoord gaat om aan deze studie deel te nemen, zullen uw persoonlijke gegevens tijdens
deze studie worden verzameld en gecodeerd (hierbij is het nog mogelijk om uw gegevens
terug te koppelen aan uw dossier). Indien u dit wenst kunnen uw gegevens ook
geanonimiseerd worden (hierbij is er geen terugkoppeling meer mogelijk met uw persoonlijk
dossier). Verslagen waarin u geïdentificeerd wordt, zullen nooit openlijk beschikbaar gemaakt
worden. Indien de resultaten van deze studie gepubliceerd worden, zal uw identiteit
confidentieel blijven.
11. Wat gebeurt er nu?
Indien u bereid bent om mee te werken aan het onderzoek, vragen wij u om contact op te
nemen zoals vermeld op bijgeleverde uitnodiging. Als u nog vragen heeft omtrent dit
onderzoek kunt u steeds contact opnemen met een van de onderzoekers.
Deze studie werd goedgekeurd door een onafhankelijke Commissie voor Medische Ethiek
verbonden aan het UZ Gent en wordt uitgevoerd volgens de richtlijnen voor de goede
klinische praktijk en de verklaring van Helsinki opgesteld ter bescherming van mensen
deelnemend aan klinische studies. In geen geval dient u zich verplicht te voelen om deel te
nemen aan het onderzoek.
Wij danken u alvast om deelname aan deze studie te overwegen.
Met vriendelijke groeten,
De onderzoeksgroep
Prof. Dr. Luc Defreyne
Afdelingshoofd Vasculaire en Interventionele Radiologie
Universitair Ziekenhuis Gent
Dr. Dimitri Hemelsoet
Staflid Neurologie
Universitair Ziekenhuis Gent
Lynn Huyck
Studiecoördinator Vasculaire en Interventionele Radiologie
Universitair Ziekenhuis Gent
Laurens D’hoore
Masterstudent geneeskunde
Jeroen Joye
Masterstudent geneeskunde
7.5 Toestemmingsformulier
Titel
Levenskwaliteit, complicaties en evolutie bij patiënten met een per toeval ontdekte
zakvormige uitstulping van een hersenslagader die al dan niet een ingreep via een bloedvat in
de lies hebben ondergaan.
Het is belangrijk dat u eerst bijgeleverde informatiebrief aandachtig leest vooraleer verder te
gaan met dit toestemmingsformulier. In de informatiebrief kunt u alle informatie over de
studie vinden. Indien u nog extra vragen of opmerkingen heeft, kunt u contact opnemen met
een van de onderzoekers die erop vermeld staan.
Informed Consent
Ik begrijp de achtergrond en opzet van de studie zoals uitgelegd in het informatieblad en door
de onderzoeker. Ik heb de mogelijkheid gehad tot stellen van bijkomende vragen of
opmerkingen. Ik besef ook dat deelname aan de studie vrijwillig is en dat ik op elk moment
mijn deelname kan stopzetten. Ik ben op de hoogte dat de gegevens voortvloeiend uit deze
studie vertrouwelijk zullen behandeld worden en voor geen andere doeleinden zullen
aangewend worden dan deze vermeld in de informatiebrief. Mijn identiteit zal te allen tijde
anoniem blijven ten aanzien van derden.
Ik ben bereid op vrijwillige basis deel te nemen aan deze studie.
Naam deelnemer:
Datum:
Handtekening:
Naam onderzoeker:
Datum:
Handtekening: