Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige...

7
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23192 Wijziging van de Machtigingswet PTT Nederland N.V. in verband met het opheffen van de verplichting tot splitsïng van PTT Telecom B.V. Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG Ontvangen 21 oktober 1993 De verschillende fracties is ondergetekende erkentelijk voor de wijze waarop zij aandacht hebben geschonken aan het onderhavige wetsvoorstel. Met voldoenmg heeft ondergetekende naar aanleiding van het verslag mogen constateren dat de leden van de verschillende fracties met de strekking van het onderhavige wetsvoorstel kunnen instemmen. Wel geeft het voorstel aanleiding tot een aantal vragen en opmerkingen. Bij de beantwoording van de vragen zal ondergetekende zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aanhouden. Daar waar dit de overzichte– lijkheid ten goede komt, zal ondergetekende beantwoording van vragen combineren. Allereerst zal ondergetekende de vragen beantwoorden die rechtstreeks betrekking hebben op het opheffen van de verplichting tot splitsing van PTTTelecom B.V. Daarna zal ondergetekende op de overige vragen ingaan. De leden van de CDA-fractie stemmen in met het schrappen van artikel 2, vijfde lid, van de Machtigingswet PTT Nederland N.V. Tijdens de uitgebreide commissievergadering van 11 mei 1992 zijn zij al ingegaan op de in de memorie van toelichtmg genoemde ontwikkelingen. Toen al zeiden zij aan hun instemming de voorwaarde te willen verbinden dat adequate maatregelen worden getroffen om in het bijzonder kruis– subsidiëring tegen te gaan. Deze wenselijkheid is voor hen niet verminderd. Het is hen niet duidelijk geworden waarom de nieuwe regels inzake het verbod tot kruissubsidiëring niet met ingang van het jaar 1993 zouden kunnen worden toegepast. Voorts vragen zij of het kostentoerekenings– systeem inmiddels is goedgekeurd. Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen (WTV) aan het onderwerp kruissubsi– diëring veel aandacht is besteed. Op basis van de WTV zijn toen al regels gesteld om kruissubsidiëring te voorkomen. Kruissubsidiëring is vanaf het begin verboden geweest. Als waarborg hiervoor is in § 6.4 van het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie voorgeschreven dat voor de activiteiten ter zake van de uitvoering van de concessie en van de opgedragen diensten de financiële verantwoording gescheiden dient te zijn van die van de overige activiteiten van de houder van de concessie. 315030F ISSN0921 7371 Sdu Uitgevenj Plantijnstraat 's-Gravenhage1993 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Transcript of Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige...

Page 1: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2Vergaderjaar 1993-1994

23192 Wijziging van de Machtigingswet PTT NederlandN.V. in verband met het opheffen van deverplichting tot splitsïng van PTT Telecom B.V.

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAGOntvangen 21 oktober 1993

De verschillende fracties is ondergetekende erkentelijk voor de wijzewaarop zij aandacht hebben geschonken aan het onderhavigewetsvoorstel. Met voldoenmg heeft ondergetekende naar aanleiding vanhet verslag mogen constateren dat de leden van de verschillende fractiesmet de strekking van het onderhavige wetsvoorstel kunnen instemmen.Wel geeft het voorstel aanleiding tot een aantal vragen en opmerkingen.Bij de beantwoording van de vragen zal ondergetekende zoveel mogelijkde volgorde van het verslag aanhouden. Daar waar dit de overzichte–lijkheid ten goede komt, zal ondergetekende beantwoording van vragencombineren. Allereerst zal ondergetekende de vragen beantwoorden dierechtstreeks betrekking hebben op het opheffen van de verplichting totsplitsing van PTTTelecom B.V. Daarna zal ondergetekende op de overigevragen ingaan.

De leden van de CDA-fractie stemmen in met het schrappen vanartikel 2, vijfde lid, van de Machtigingswet PTT Nederland N.V. Tijdensde uitgebreide commissievergadering van 11 mei 1992 zijn zij alingegaan op de in de memorie van toelichtmg genoemde ontwikkelingen.Toen al zeiden zij aan hun instemming de voorwaarde te willen verbindendat adequate maatregelen worden getroffen om in het bijzonder kruis–subsidiëring tegen te gaan. Deze wenselijkheid is voor hen nietverminderd.

Het is hen niet duidelijk geworden waarom de nieuwe regels inzake hetverbod tot kruissubsidiëring niet met ingang van het jaar 1993 zoudenkunnen worden toegepast. Voorts vragen zij of het kostentoerekenings–systeem inmiddels is goedgekeurd.

Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel alis aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op detelecommunicatievoorzieningen (WTV) aan het onderwerp kruissubsi–diëring veel aandacht is besteed. Op basis van de WTV zijn toen al regelsgesteld om kruissubsidiëring te voorkomen. Kruissubsidiëring is vanafhet begin verboden geweest. Als waarborg hiervoor is in § 6.4 van hetBesluit algemene richtlijnen telecommunicatie voorgeschreven dat voorde activiteiten ter zake van de uitvoering van de concessie en van deopgedragen diensten de financiële verantwoording gescheiden dient tezijn van die van de overige activiteiten van de houder van de concessie.

315030FISSN0921 7371Sdu Uitgevenj Plantijnstraat's-Gravenhage 1993 Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Page 2: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

Een onafhankelijke, door de Minister van Verkeer en Waterstaat aange–wezen accountant toetst of hieraan is voldaan.

In de memorie van toelichting heeft ondergetekende aangegeven datin het Beleidsvoornemen evaluatie algemene richtlijnen uitgebreidaandacht is besteed aan het systeem om kruissubsidiëring te voorkomen(kamerstukken II 1992/93, 21 693, nr. 8, blz. 19-22). Aangegeven is dathet toegepaste systeem op zichzelf goede waarborgen biedt om kruis–subsidiëring te voorkomen. Ondergetekende achtte het wel wenselijk omde regels omtrent kruissubsidiëring aan te scherpen. Hiertoe is bijregeling van 27 januari 1993, nr. HDTP/93/1539 (Stcrt. 27), het Besluitalgemene richtlijnen telecommunicatie gewijzigd Deze wijzigmg houdtonder meer in dat het toerekeningssysteem instemming behoeft van deMinister van Verkeer en Waterstaat. De uitgangspunten voor controle diedoor de onafhankelijke accountant worden gehanteerd (de controleconsi–derans) vormen een onderdeel van deze instemmingsprocedure.

Ingevolge artikel 9 WTV wordt een wijziging van de algemene richt–lijnen telecommunicatie niet eerder van kracht dan een jaar na devaststelling door de Minister van Verkeer en Waterstaat. Deze bepalingstrekt er toe de houder van de concessie voldoende gelegenheid tegeven om de noodzakelijke maatregelen te nemen om zijn bedrijfs–voering aan te passen aan de gewijzigde algemene richtlijnen. Van determijn van een jaar kan worden afgeweken indien de houder van deconcessie daarmee instemt. In het onderhavige geval heeft de houdervan de concessie ermee ingestemd om vorengenoemde regeling van27 januari 1993 met ingang van 1 januari 1994 in werking te latentreden. De besprekingen over het toerekeningssysteem tussen Konink–lijke PTT Nederland N.V., de door de Minister van Verkeer en Waterstaataangewezen accountant en vertegenwoordigers van het departement vanondergetekende zijn nog niet afgerond.

In dit verband speelt voorts een rol artikel 10 van richtlijn nr.92/44/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 5 juni1992 betreffende de toepassing van Open Network Provision (ONP) ophuurlijnen (PbEG L 165). Ingevolge deze bepaling dienen de tarievenvoor huurlijnen aan de basisbeginselen van doorzichtige en op dekostprijs gebaseerde tarieven te voldoen. Aan deze bepaling is uitvoeringgegeven in § 5.4 van het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie.Ingevolge genoemde paragraaf dient Koninklijke PTT Nederland N.V., diehuurlijnen levert, een systeem op te zetten voor de toerekening vankosten en opbrengsten voor de diverse huurlijnen. Koninklijke PTTNederland N.V. laat de ontwikkeling van beide toerekeningssystemen(scheiding enerzijds van concessie-activiteiten en opgedragen dienstenen anderzijds van niet-concessie-activiteiten en daarnaast het huurlijnen–systeem), vanwege het onderlinge verband tussen die systemen, samen–lopen. Hiervoor is een omvangrijke inspanning nodig. Om deze redenenis met het nieuwe toerekeningssysteem nog niet is ingestemd. Onderge–tekende verwacht dat dit eerst enige tijd na 1 januari 1994 het geval kanzijn.

De leden van de CDA-fractie willen gaarne bevestigd zien dat degedragslijn die voor PTTTelecom B.V. gevolgd wordt inzake voorkennisen kruissubsidiëring ook ten aanzien van PTT Post B.V. gevolgd wordt.

Ondergetekende kan bevestigen dat het in de algemene richtlijnenopgenomen regime ter voorkoming van kruissubsidie voor telecommuni–catie en voor post ten principale hetzelfde is. Subsidiëring ten laste vanconcessie-activiteiten en opgedragen diensten en ten gunste van overigeactiviteiten is niet toegestaan

Met betrekking tot de voorkennis maakt ondergetekende er op attentdat in het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie al vanaf

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Page 3: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

1 januari 1989 een bepaling voorkomt (§ 6.6) op grond waarvan dehouder van de concessie gehouden is om van voorkennis, verkregen bijactiviteiten ter zake van de uitvoering van de concessie en van deopgedragen diensten, geen misbruik mag maken ten behoeve van andereactiviteiten. Op het terrein van de telecommunicatie is die bepalingnoodzakelijk. Immers de vraag naar concessiediensten brengt al snel eenvraag naar niet-concessiediensten mee. Zo zal iemand die een telefoon–aansluiting afneemt altijd ook een telefoontoestel en veelal ook eenfax-apparaat of andere randapparatuur willen hebben. Op het terrein vande post is van een verbondenheid van concessiediensten en niet-conces–siediensten veel minder sprake. Indien iemand brieven ten vervoeraanbiedt, valt daaruit niet meteen op te maken aan welke niet-concessie–diensten betrokkene behoefte zou kunnen hebben. Vandaar dat ervooralsnog geen aanleiding bestaat een analoge bepaling omtrent«voorkennis» in het Besluit algemene richtlijnen post op te nemen.

Ook de leden van de PvdA-fractie stemmen in met het voorstel deverplichte splitsing van PTTTelecom B.V. te schrappen. Wel vragen zij,nu liberalisatie en deregulering van telecommunicatievoorzieningen eensnelle vlucht hebben genomen, of het in het voornemen van de regeringligt een splitsing van Koninklijke PTT Nederland N.V. (en eventueleandere spelers op het telecommunicatieveld) te verlangen tussenopenbaar toegankelijke «infrastructuur» en de diensten die via de infra–structuur worden afgewikkeld (zoals bijvoorbeeld wordt beoogd bij deNederlandse Spoorwegen).

Voorop gesteld zij dat de verplichting tot splitsing, welke het onder–havige wetsvoorstel opheft, inhoudt de verplichting tot splitsing vanconcessie-activiteiten en niet-concessie-activiteiten. Splitsing van infra–structuur en niet-infrastructuur, die de leden van de PvdA-fractie sugge–reren, is een andere, maar ligt praktisch gezien dicht tegen de splitsingconcessie-activiteiten en niet-concessie-activiteiten. Immers, gelet op deliberalisering van de telecommunicatiediensten, zullen in de toekomst,naar het zich laat aanzien, onder de concessie vooralsnog de infra–structuur en de spraaktelefoondienst via het vaste net vallen. De overigetelecommunicatiediensten zijn vrij. De argumenten tegen de verplichtingtot splitsing van PTTTelecom B.V. in een bedrijf, belast met deuitvoering van concessie-activiteiten, en een bedrijf, belast met deuitvoering van niet-concessie-activiteiten, gaan evenzeer op voor eenverplichting tot splitsing in infrastructuur en niet-infrastructuur. Eensplitsing zoals voorgesteld door de leden van de PvdA-fractie, komtondergetekende dan ook niet wenselijk voor. In de toekomst zouoverigens een dergelijke, gescheiden organisatie ook voor andereaanbieders van telecommunicatie-infrastructuur en telecommunicatie–diensten dan Koninklijke PTT Nederland N.V. noodzakelijk zijn. Dit zouleiden tot vele, kleine bedrijven, waarvan de vraag is of deze wel levens–vatbaar kunnen zijn.

De leden van de VVD-fractie herinneren eraan dat zij ten tijde van debehandeling van de wetgeving ten aanzien van de verzelfstandiging vanPTT voorstander waren van het onderbrengen van het concessiedeel enhet niet-concessiedeel in twee afzonderlijke B.V.'s. Dit had te maken methet voorkomen van oneerlijke concurrentie. De leden van de VVD-fractieerkennen dat de huidige situatie wezenlijk verschilt van die in 1988. Zijstemmen dan ook in met de opheffing van de verplichting tot splitsingvan PTTTelecom B.V. Voor de leden van de VVD-fractie blijven evenwelhet toezicht en de controle op het gedrag van PTT Telecom B.V. bij nietsplitsing van eminent belang. Kruissubsidies mogen niet voorkomen.

De vraag van de leden van de VVD-fractie of met het toerekenings–systeem uit het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie wordt

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Page 4: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

bedoeld de interne regels, die door de raad van bestuur van KoninklijkePTT Nederland N.V. zijn vastgesteld, kan ondergetekende bevestigendbeantwoorden. Bedoeld toerekeningssysteem behoeft de instemmingvan de Minister van Verkeer en Waterstaat.

De interne gedragscodes en gedragsregels met betrekking tot hetvoorkomen van voorkennis zijn niet, zoals de leden van de WD-fractievragen, aan goedkeuring van genoemde minister onderworpen. Onderge–tekende heeft in de memorie van toelichting bij het onderhavigewetsvoorstel al aangegeven dat naar haar oordeel de door KoninklijkePTT Nederland N.V. genomen maatregelen om misbruik van voorkenniste voorkomen voldoende doeltreffend zijn. Indien mocht blijken dat deinterne gedragscodes en gedragsregels onvoldoende zouden werken, zalondergetekende zich hierover nader beraden. Op dit moment bestaatdaartoe geen aanleiding.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het bedrijfsleven op deeen of andere manier betrokken is geweest bij het aanpassen van hetBesluit algemene richtlijnen telecommunicatie.

Het Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie is gebaseerd opartikel 8 WTV. Dit besluit houdt richtlijnen in die de houder van deconcessie gehouden is op te volgen. Het gaat hier om bepalingen diegericht zijn aan het adres van de houder van de concessie. Ingevolgeartikel 62, eerste lid, WW betrekt de Minister van Verkeer en Waterstaatde houder van de concessie tijdig bij de voorbereiding van een besluit alsbedoeld in artikel 8 WTV. Dat is ook gebeurd met de regeling van27 januari 1993, nr. HDTP/93/1539, waarmee het Besluit algemenerichtlijnen telecommunicatie is gewijzigd. Het concept van die regeling isbovendien bijgevoegd bij het vorengenoemde Beleidsvoornemenevaluatie algemene richtlijnen. Deze stukken zijn openbaar, zodat eenieder daarvan kennis kan nemen.

Vorengenoemd Beleidsvoornemen is tot stand gekomen aan de handvan onder meer commentaren en suggesties van het bedrijfsleven in hetkader van de evaluatie van de algemene richtlijnen telecommunicatie enpost.

Vorengenoemde regeling van 27 januari 1993 is te beschouwen alseen uitvloeisel van de commentaren en suggesties van het bedrijfslevenalsmede van de ervaringen die het departement van ondergetekendeheeft opgedaan met de algemene richtlijnen telecommunicatie.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze een inzich–telijk jaarverslag wordt verzekerd.

Ter zake van het opstellen van de jaarrekening en het jaarverslaggelden ten aanzien van Koninklijke PTT Nederland N.V. geen bijzondereregels. Net als iedere andere vennootschap is Koninklijke PTT NederlandN.V. verplicht haar jaarrekening en jaarverslag conform de regels vantitel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in te richten. Genoemdetitel bevat regels welke tot doel hebben te bewerkstelligen dat de jaarre–kening een getrouw beeld geeft van vermogen en resultaat volgensnormen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar wordenbeschouwd. Aan deze doelstelling wordt op de eerste plaats uitdrukkinggegeven in de algemene regels van titel 9. Zo moeten, ingevolge artikel362, eerste en tweede lid, van Boek 2 van het BW, de balans en dewinst– en verliesrekening getrouw, duidelijk en stelselmatig de groottevan het vermogen respectievelijk van het resultaat weergeven. Naastdergelijke algemene regels geeft titel 9 ook meer specifieke regelsomtrent de inrichting van de jaarrekening. Zo geven de artikelen 364 toten met 377 van bedoelde titel gedetailleerde voorschriften omtrent deindeling en de specificatie van de posten op de balans en winst– enverliesrekening.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Page 5: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

Het jaarverslag moet een getrouw beeld geven van de toestand op debalansdatum en van de gang van zaken gedurende het boekjaar van devennootschap en haar groepsmaatschappijen waarvan de financiëlegegevens in haar jaarrekening zijn opgenomen. Het jaarverslag dientverder mededelingen te bevatten omtrent de verwachte gang van zakenen te vermelden hoe bijzondere gebeurtenissen, waarmee in de jaarre–kening geen rekening behoeft te worden gehouden, de verwachtingenhebben beïnvloed.

Behalvo tot uitvoering van de vennootschapsrechtelijke verplichting tofhet opstellen van een jaarrekening en een jaarverslag is Koninklijke PTTNederland N.V. krachtens de WTV respectievelijk de Postwet verplichtjaarlijks de Minister van Verkeer en Waterstaat te rapporteren over demate waarin is voldaan aan genoemde wetten en aan het Besluitalgemene richtlijnen telecommunicatie respectievelijk het Besluitalgemene richtlijnen post. Deze zogenaamde concessie-rapportage biedtondergetekende jaarlijks aan de Tweede Kamer aan.

Ook de leden van de fractie van D66 kunnen, alle argumentenoverziende, in principe instemmen met het voornemen om de voorge–nomen splitsing van PTT Telecom B.V. niet door te voeren.

De leden van de fractie van D66 vragen in het kort te vermelden welkeervaringen zijn opgedaan met het openbreken van de monopolies op detelecommunicatiemarkt in Japan en de Verenigde Staten.

In Japan is in de jaren tachtig de telecommunicatiemarkt geliberali–seerd. Dit leidde tot grotere concurrentie op het gebied van zowel debasisdienstverlening, de infrastructuur en de spraaktelefonie, als van detoegevoegde waardediensten. Wat betreft de liberalisering van despraaktelefonie, deze vond plaats zowel op lokaal als interlokaal en inter–nationaal niveau. De afnemers profiteerden van deze ontwikkelingenonder andere in de vorm van verlaging van tarieven.

Ook in de Verenigde Staten is eveneens in de jaren tachtig een eindegekomen aan de monopoliepositie van, in dit geval, AT&T. Concurrentiebleef echter op veel terreinen sterk aan banden gelegd. Zo is het lokaletelefoonverkeer in feite nog steeds een monopolie, zij het nu van zevenregionale Bell-maatschappijen. In het internationale telefoonverkeerconcurreren drie grote bedrijven met elkaar. Een en ander leidde ondermeer tot verlaging van tarieven.

Voorts vragen de leden van de fractie van D66 of bekend is welkaandeel PTT Telecom B.V. heeft op de markt van de randapparatuur enandere vrije communicatiediensten.

Zoals hiervoor al is vermeld is Koninklijke PTT Nederland N.V. verplichtjaarlijks de Minister van Verkeer en Waterstaat te rapporteren over demate waarin is voldaan aan de WTV en het Besluit algemene richtlijnentelecommunicatie. Het gaat hier om rapportage over bij of krachtens deWW opgedragen activiteiten. Daarbij wordt geen informatie verschaftover niet-concessie-activiteiten. Cijfers over het marktaandeel voor watbetreft niet-concessie-activiteiten worden in het algemeen als commer–cieel vertrouwelijke informatie beschouwd en derhalve niet gepubliceerd.Ondergetekende is niet op de hoogte van het aandeel van PTT TelecomB.V. in de markt van de randapparatuur en andere vrije communicatie–diensten.

Ten slotte vragen de leden van de fractie van D66 of de wijziging vanhet Besluit algemene richtlijnen telecommunicatie een formalisering vande bestaande situatie is dan wel tot gevolg heeft dat Koninklijke PTTNederland N.V. zijn bestaande systeem moet aanpassen.

Zoals hiervoor al is aangegeven is Koninklijke PTT Nederland N.V.

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5

Page 6: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

volop bezig de nodige aanpassing van het bestaande toerekenings–systeem van kosten en opbrengsten tot stand te brengen.

De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik omhun onvrede te laten blijken over het uitblijven van het wetsvoorstel totwijziging van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen dat er toemoet leiden dat op het gebied van de mobiele communicatie meeraanbieders op de markt komen. Naar aanleiding hiervan kan ondergete–kende mededelen dat dit wetsvoorstel inmiddels aan de Tweede Kameris aangeboden.

Voorts vragen de leden van de CDA-fractie hoe het staat met devoorbereiding van een wetsvoorstel tot wijziging van de WW metbetrekking tot artikel 22 in verband met de positie van kabelnetten, ditmede tegen de achtergrond van de voortgang van de procedure metbetrekking tot het initiatiefvoorstel 21 422 (Initiatiefvoorstel van wet vanhet lid Dees). Artikel 22 van de WTV biedt de Minister van Verkeer enWaterstaat de bevoegdheid om aan de houder van een machtiging vooreen draadomroepinrichting als bedoeld in artikel 21 WTV een aanvul–lende machtiging te verlenen. Deze aanvullende machtiging kan gegevenworden voor de exploitatie van een draadomroepinrichting als middel vantransport voor andere diensten dan de verspreiding van programma's inde zin van artikel 1, onderdeel e, van de Mediawet, met uitzondering vandiensten tussen aangeslotenen op de draadomroepinrichting.

De voorwaarden voor de toepassing van de genoemde bevoegdheidvan de Minister zijn neergelegd in de leden 2 tot en met 5 van artikel 22WTV. Bij brief van 30 juni 1992 aan de Tweede Kamer der Staten–Generaal (kamerstukken II 1991/92, 21 693, nr. 6) heeft ondergetekendede Tweede Kamer geïnformeerd omtrent een aantal uitgangspunten vanhaar beleid inzake de lokale kabelnetten. Bij het bepalen van dit beleidheeft ondergetekende na het mislukken van het samenwerkingsverbandtussen PTT en VECAI een aantal opties overwogen. Daarbij ging devoorkeur uit naar de optie waarbij wordt gestreefd naar een beleid,gericht op het bevorderen van een gezonde ontwikkeling van debetrokken marktpartijen, daarbij openhoudend en stimulerend eensamenwerking waar dit door beide partijen voor zinvol wordt gehouden.

In aanmerking nemend hetgeen omtrent dit onderwerp op 8 en 16december 1992 in het mondeling overleg tussen ondergetekende en devaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat van de Tweede Kamer naarvoren is gekomen, was ondergetekende voornemens een voorstel totwijziging van de WTV voor te bereiden in die zin, dat machtiginghoudersdie beschikken over een aanvullende machtiging als bedoeld in artikel 22WTV, datacommunicatiediensten tussen aangeslotenen op het kabelnetzouden mogen aanbieden. Hierop is de voorbereiding van bedoeldwetsvoorstel ter hand genomen.

In het kader van de voorbereiding van de Hoofdlijnennotitie herzieningWet op de telecommunicatievoorzieningen kwam naar voren dat deliberalisering op het terrein van de telecommunicatie niet beperkt konblijven tot de zogenaamde kabelexploitanten. In de Hoofdlijnennotitie,die bij brief van 23 juli 1993 door ondergetekende aan de voorzitter vandeTweede Kamer is aangeboden (kamerstukken II 1992/93, 21 693, nr.13), is het voorlopig regeringsstandpunt met betrekking tot het telecom–municatiebeleid in Nederland uiteen gezet. In deze Hoofdlijnennotitiewordt voorgesteld concurrentie toe te laten op het aanbod van vasteinfrastructuur, door toe te staan dat houders van (grote) gemachtigdeinfrastructuren, kabeltelevisie-exploitanten, NS en elektriciteitsmaat–schappijen, hun infrastructuur ook aanbieden aan leveranciers vantelecommunicatiediensten. Die gemachtigde infrastructuur mag dan doordienstverleners worden gebruikt voor alle dienstverlening die op grond

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5 6

Page 7: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · Zoals in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel al is aangegeven, blijkt dat reeds bij de totstandkoming van de Wet op de

van EG-regelgeving niet meer aan Koninklijke PTT Nederland N.V. isvoorbehouden. Dienstenleveranciers zijn nu aangewezen op de infra–structuur van Koninklijke PTT Nederland N.V. Tegen de achtergrond vanhet vorenstaande is verdere voorbereiding van vorenbedoeldwetsvoorstel niet meer opportuun, gelet op de beperkte inhoud ervan.

Het initiatiefvoorstel van wet van Dees sluit nog aan bij de beperkteuitbreiding van aanbieders van infrastructuur en diensten en is derhalveook te beperkt van inhoud.

Naar het oordeel van ondergetekende zal, in afwachting van deherziening van de WW, een interimbeleid ontwikkeld moeten wordenonder de vigeur van de huidige WTV, waardoor de in de Hoofdlijnenno–titie genoemde partijen (kabelexploitanten, NS en energiebedrijven) al inde aanloopfase naar de nieuwe wet zekere vrijheden tot experimenterenen opbouw worden toegekend. Daarbij zouden ook randvoorwaardenmoeten gelden. Van meet af aan zal duidelijk moeten zijn dat de defini–tieve voorwaarden na de inwerkingtreding van de nieuwe wet zwaarder,respectievelijk anders zouden kunnen komen te luiden dan de voorlopigevoorwaarden. Alvorens dit interimbeleid vast te stellen, zal ondergete–kende hierover eerst met de Tweede Kamer van gedachten wisselen.

Ten slotte deelt ondergetekende mede, dat het naar haar oordeelgewenst is artikel V van het voorstel van wet aan te passen. Voor dereden hiervoor verwijst ondergetekende kortheidshaive naar detoelichting bij de bijgevoegde nota van wijziging.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,J. R. H. Maij-Weggen

Tweede Kamer, vergaderjaar 1993-1994, 23 192, nr. 5