Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden-...

29
26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT) Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN EN DE STAATSSECRETARISSEN VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAPPEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ’s-Gravenhage, 17 oktober 2001 Op 6 november 2000 boden wij u de notitie «De Digitale Delta: e-Europe voorbij» 1 aan. In deze notitie werd aangegeven dat de uitvoering van de ICT-agenda op schema ligt en dat de uitgangspositie van Nederland om de ambitie om tot de Europese koplopers op ICT-gebied te behoren niet slecht is, maar op onderdelen nog niet goed genoeg is om onszelf al tot de koplopers te mogen rekenen. In dat licht bezien kondigde het kabinet onder meer aan te starten met de voorbereiding van enkele «grote sprongen» voor de periode 2002 en verder («voorbereiding agenda 2002 en verder: e-Europe voorbij»). Daarbij werden vier terreinen benoemd waarop Nederland, naar de mening van het kabinet, grote vooruitgang moet zien te boeken: de versnelde totstandkoming van een wijdvertakte, supersnelle internet-infrastructuur; ICT in het onderwijs; ICT-toepassingen in de (semi-)publieke sector; ICT-onderzoek en -innovatie. Het resultaat van deze exercitie doen wij u hierbij, in de vorm van vier bouwstenennotities, toekomen. Met deze notities wil het kabinet een handreiking doen aan het volgende kabinet op wiens weg het ligt om daarover een besluit te nemen. Tevens vormen de notities over de super- snelle internet-infrastructuur en ICT-toepasssingen in de (semi-) publieke sector de reactie van het kabinet op twee moties 2 die zijn ingediend tijdens het nota-overleg op 26 maart 2001 over «De Digitale Delta: e-Europe voorbij». De notitie over ICT-onderzoek en -innovatie vormt tevens de reactie van het kabinet op het rapport van de Task force ICT-en- kennis 3 . In relatie tot de bouwstenennotities heeft het kabinet inmiddels ook besloten om nog nader aandacht te besteden aan de vraag hoe gerichte Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001–2002 KST56195 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2001 1 Brief van de Minister van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Weten- schappen en Financiën van 6 november 2000, Kamerstukken II, 26 643, nr. 14. 2 Motie van de leden Hindriks en Vendrik, Kamerstukken II, 26 643, nr. 17 respectievelijk Motie van het lid Voûte-Droste, Kamerstukken II, 26 643, nr. 18. 3 Rapport van de Task force ICT-en-kennis: Samen, strategischer en sterker, Den Haag, juli 2001. Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 1

Transcript of Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden-...

Page 1: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

26 643 Informatie- en communicatietechnologie (ICT)

Nr. 32 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, VOORGROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID EN VAN ONDERWIJS,CULTUUR EN WETENSCHAPPEN EN DE STAATSSECRETARISSENVAN VERKEER EN WATERSTAAT EN VAN ONDERWIJS, CULTUUREN WETENSCHAPPEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 17 oktober 2001

Op 6 november 2000 boden wij u de notitie «De Digitale Delta: e-Europevoorbij»1 aan. In deze notitie werd aangegeven dat de uitvoering van deICT-agenda op schema ligt en dat de uitgangspositie van Nederland omde ambitie om tot de Europese koplopers op ICT-gebied te behoren nietslecht is, maar op onderdelen nog niet goed genoeg is om onszelf al totde koplopers te mogen rekenen. In dat licht bezien kondigde het kabinetonder meer aan te starten met de voorbereiding van enkele «grotesprongen» voor de periode 2002 en verder («voorbereiding agenda 2002en verder: e-Europe voorbij»). Daarbij werden vier terreinen benoemdwaarop Nederland, naar de mening van het kabinet, grote vooruitgangmoet zien te boeken:– de versnelde totstandkoming van een wijdvertakte, supersnelle

internet-infrastructuur;– ICT in het onderwijs;– ICT-toepassingen in de (semi-)publieke sector;– ICT-onderzoek en -innovatie.

Het resultaat van deze exercitie doen wij u hierbij, in de vorm van vierbouwstenennotities, toekomen. Met deze notities wil het kabinet eenhandreiking doen aan het volgende kabinet op wiens weg het ligt omdaarover een besluit te nemen. Tevens vormen de notities over de super-snelle internet-infrastructuur en ICT-toepasssingen in de (semi-) publiekesector de reactie van het kabinet op twee moties2 die zijn ingediendtijdens het nota-overleg op 26 maart 2001 over «De Digitale Delta:e-Europe voorbij». De notitie over ICT-onderzoek en -innovatie vormttevens de reactie van het kabinet op het rapport van de Task force ICT-en-kennis3.In relatie tot de bouwstenennotities heeft het kabinet inmiddels ookbesloten om nog nader aandacht te besteden aan de vraag hoe gerichte

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2Vergaderjaar 2001–2002

KST56195ISSN 0921 - 7371Sdu Uitgevers’s-Gravenhage 2001

1 Brief van de Minister van EconomischeZaken, Grote Steden- en Integratiebeleid enJustitie en de Staatssecretarissen van Verkeeren Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Weten-schappen en Financiën van 6 november 2000,Kamerstukken II, 26 643, nr. 14.2 Motie van de leden Hindriks en Vendrik,Kamerstukken II, 26 643, nr. 17 respectievelijkMotie van het lid Voûte-Droste, KamerstukkenII, 26 643, nr. 18.3 Rapport van de Task force ICT-en-kennis:Samen, strategischer en sterker, Den Haag,juli 2001.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 1

Page 2: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

impulsen kunnen worden gegeven aan de ontwikkeling van inhoud endiensten op de elektronische snelweg (zgn. «content»).De Tweede Kamer zal daarover rond de jaarwisseling nader worden geïn-formeerd.

De Minister van Economische Zaken,A. Jorritsma-Lebbink

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,R. H. L. M. van Boxtel

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,L. M. L. H. A. Hermans

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J. M. de Vries

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,F. van der Ploeg

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 2

Page 3: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

BOUWSTENENNOTITIE BREEDBAND

Inleiding

In de nota «De Digitale Delta» heeft het kabinet de ambitie uitgesprokendat Nederland koploper op ICT-terrein moet blijven1. In de voortgangsrap-portage «De Digitale Delta: e-Europe voorbij» wordt onverkort aan dezeambitie vastgehouden2. Daar waar uit de opgemaakte balans bleek datNederland achter dreigt te lopen zijn aanvullende acties aangekondigd.Deze bevinden zich vooral in de (semi-) publieke sector en het onderwijs.Om de hoge ICT-ambities in deze sectoren waar te kunnen maken is debeschikbaarheid van een wijdvertakte breedbandinfrastructuur als voor-waarde gesteld. Een breedbandig netwerk staat een veel hogere kwaliteitvan elektronische diensten binnen en door de publieke sector toe.Meer algemeen is een eersteklas elektronische infrastructuur essentieelvoor de economische en maatschappelijke ontwikkeling van Nederland.Doel is dat uiteindelijk bedrijven en huishoudens kunnen beschikken overbreedbandige toegang tot internet en andere communicatie- en informa-tiediensten. In de nota «Digitale Delta: e-Europe voorbij» heeft het kabinetdaarom toegezegd na te gaan hoe en in welk tempo dit doel dichterbij kanworden gebracht en wat dit betekent in termen van overheidshandelen enfunctioneren van de markt.

Het tempo waarin breedbandige netwerken voor ieder huishouden inNederland beschikbaar komen, wordt bepaald in de markt door de combi-natie van de vraag van eindgebruikers (consumenten- en zakelijke markt),de aantrekkelijkheid van het dienstenaanbod (content en toegang) en deinvesteringsbereidheid en -mogelijkheden van kabelmaatschappijen,telecombedrijven en andere infrastructuuraanbieders. Het beleid van deoverheid richt zich op het creëren van randvoorwaarden waardoor eenoptimale ontwikkeling van de markt kan plaatsvinden. De overheid kantevens op onderdelen door stimuleren en faciliteren invloed uitoefenen opeen optimale benutting van de maatschappelijke en economische voor-delen van breedband. In Europees perspectief doet Nederland het nietslecht3, hoewel ook op de Nederlandse markt het verslechterde financiëleklimaat in de telecomsector merkbaar is.

Tegen deze achtergrond is door enkele fracties in de Tweede Kamer inmoties4 gevraagd naar de ambitie van het kabinet om versneld uitrol vanbreedband tot aan ieders voordeur te helpen realiseren. Ook enkele orga-nisaties hebben aangedrongen op een actualisering van de overheidsvisieen op een nationale strategie. Voorbeelden hiervan zijn ISOC, deCommissie Cerfontaine, Surfnet, EPN en Gigaport. In deze notitie onder-zoekt het kabinet op welke wijze aan de verdere ontwikkeling van breed-bandige infrastructuur en -diensten vorm kan worden gegeven.

Kenmerken en voordelen van breedband

Wat is breedband? Breedband is een techniek waarmee grote hoeveel-heden data snel verzonden kunnen worden. Het begrip breedband isrekbaar en tijdgebonden: wat we nu breedband noemen, zal over eenaantal jaren smalband zijn. OPTA/NMA gaan nu bijvoorbeeld uit van allesboven 128 Kbit/s. In het ISOC rapport «Slim Graafwerk» wordt gesprokenover tenminste 10 Mbit/s symmetrisch. Symmetrie is belangrijk om eengrotere interactiviteit mogelijk te maken.

Breedband is noodzakelijk om de verwachte sterk groeiende vraag naarcapaciteit op te vangen. Om het belang van breedband vast te stellen ishet belangrijk om te kijken welke toepassingen mogelijk worden metbreedband.

1 Brief van de Ministers van EconomischeZaken, Grote Steden- en Integratiebeleid enJustitie en de Staatssecretarissen van Verkeeren Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Weten-schappen en Financiën van 1 juli 1999, Kamer-stukken II, 26 643, nr. 1.2 Brief van de Ministers van EconomischeZaken, Grote Steden- en Integratiebeleid enJustitie en de Staatssecretarissen van Verkeeren Waterstaat, Onderwijs, Cultuur en Weten-schappen en Financiën van 6 november 2000,Kamerstukken II, 26 643, nr. 14.3 Nederland is na Zweden (9,4%) tweede inEuropa met 6.1% van de huishoudens via eenbreedbandige verbinding aangesloten opinternet (Strategy Analytics, mei/juni 2001).4 Motie GroenLinks en PvdA, Kamerstukken II,26 643, nr. 17 en motie VVD, KamerstukkenII, 27 088, nr. 20.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 3

Page 4: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Voorbeelden van toepassingen die breedbandige capaciteit vragenOnderwijs en onderzoek– Scholieren die via internet toegang hebben tot geluids- en beeld-

archieven van omroepen.– Docenten die interactieve lessen op afstand verzorgen– Onderzoekers die vanaf verschillende locaties aan een project werken

dat veel data en rekenkracht vraagt en op afstand gebruik maken vanzware onderzoeksfaciliteiten.

Zorg– Huisartsen die langs elektronische weg in het ziekenhuis gemaakte

röntgenfoto’s en scans van hun patiënten kunnen bekijken.– Ouderen en zieken die mede dankzij videobewaking langer thuis

kunnen blijven.Overheid– Burgers en bedrijven die (omvangrijke) overheidsbestanden snel

kunnen raadplegen.(bijv. begrotingen, geografische basisregistratie).Bedrijfsleven– Werknemers die (grootschalig) vanaf huis inloggen op intranetten van

bedrijven en gebruik maken van videoconferencing– Projectontwikkelaars die op verschillende locaties aanwezige

geo-informatie in een keer kunnen oproepen en combineren in driedi-mensionale beelden.

– Architectenbureaus die samen met technische installatie bureausvanaf verschillende locaties wijken en gebouw ontwerpen met behulpvan driedimensionale modellen.

Persoonlijke communicatie– Beeld en geluid verzenden via e-mail of bijv videoconferencing.(Multi)media– Met een groot aantal mensen tegelijkertijd deelnemen aan een

3D-computerspel.– Previews, fragmenten en complete films of televisieprogramma’s

downloaden.– (Audio)visuele archieven raadplegen van omroep, musea e.a.

In algemene zin zijn de voordelen van breedband:1. groter gemak: veel grotere snelheden vooral bij gelijktijdig en groot-

schalig gebruik (capaciteitsvraag opvangen);2. minder kosten: altijd verbinding en een vast tarief;3. meer mogelijkheden: veel rijkere inhoud (video/ bewegend beeld van

hoge kwaliteit);4. grotere functionaliteit: veel grote interactiviteit: up stream (van

gebruiker) evenveel capaciteit als down stream (van aanbieder).

Op dit moment is de behoefte aan snel internet tegen een vast tarief debelangrijkste drijver van de vraag naar breedbandaansluitingen (via kabelen ADSL). Slechts in beperkte mate is binnen het huidige dienstenaanbodde capaciteit voor tweeweg videoverkeer vereist. Echter, toenemendepenetratie van breedbandverbindingen kan leiden tot een nieuwe golf vaninnovatieve diensten voor de zakelijke- en consumentenmarkt. De poten-tiële toepassingen kunnen een groot maatschappelijk nut hebben –bijvoorbeeld in sectoren als onderwijs, zorg, media en cultuur – enbijdragen aan economische groei en een gunstig vestigingsklimaat inNederland.

Probleemanalyse

Op dit moment wordt in Nederland internet via de kabel en via het tele-foonnet aangeboden. Op kleine schaal bieden nieuwkomers (veelal inwoningbouwcomplexen) breedbandige aansluitingen aan waarin etherneten glasvezel worden gecombineerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 4

Page 5: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Vraag naar breedband is er nu al, getuige het groeiende marktaandeel vankabelexploitanten en ADSL-aanbieders. Naast snelheid lijken daarbijvooral het «flat-rate» en «always on» karakter van internettoegang aan tespreken. Voor meer geavanceerd gebruik van breedband bestaat nu eenzeer versnipperde marktvraag. Deze rechtvaardigt op dit moment noggeen grootschalige aanleg van nieuwe breedbandinfrastructuur tot aaniedere woning, bedrijf en instelling. Verwacht wordt dan ook dataanbieders eerst zullen investeren in rendabele (grootstedelijke) gebiedenen bedrijvencentra.De mogelijkheden van glasvezel zijn recentelijk belicht in rapporten als«Slim Graafwerk» en «Breedband voor/door gemeenten». Verwacht magworden dat met volgende generaties technologie de beschikbare band-breedte op kabel- en telefonienetten verder zal worden vergroot1, maarvolgens sommige deskundigen zal dit slechts volstaan voor een over-gangsfase en komt het moment dat de huidige koperen infrastructuur nietmeer aan de vraag kan voldoen, en daarmee de verglazing van de localloop, onherroepelijk in zicht. Daarmee lijkt glasvezel de meest veelbelo-vende en toekomstvaste infrastructuur voor breedbandinternet. Glasvezelheeft het grote voordeel dat het toekomstvaster is dan de huidige koper-netten vanwege de vrijwel oneindige capaciteit. Echter, aanleg van eennieuwe glasvezel infrastructuur is een kostbare aangelegenheid2. Dit geldtin algemene zin voor de aanleg van nieuwe infrastructuur, omdat deinvesteringen worden gedaan voor alle potentiële klanten terwijl slechtseen deel daadwerkelijk de diensten zal afnemen. Bij de uitrol van ADSL ofkabelinternet is de situatie anders. Hier ligt de infrastructuur er groten-deels al en worden er alleen aansluitkosten gemaakt voor aangeslotenendie daadwerkelijk het product afnemen. Zeker in het huidige ongunstigefinanciële klimaat mag niet worden verwacht dat de markt op kortetermijn grootschalig investeert in een nieuwe infrastructuur. Concurrentiein de telecomsector vindt hoofdzakelijk plaats op diensten en minder opinfrastructuur; er wordt optimaal gebruik gemaakt van het bestaandenetwerk en er wordt slechts beperkt in het aansluitnetwerk geïnvesteerd.Door ontbundeling van de local loop krijgen weliswaar ook anderepartijen rechtstreeks toegang tot consumenten en bedrijven, maar debestaande eigenaren van het kabelnetwerk zullen voorlopig een domi-nante positie blijven innemen. Voor hun is het op dit moment economischniet rendabel hun koper te vervangen door glasvezel (fiber)3. Nieuwepartijen beginnen voorzichtig met de uitrol van glasvezel in de local loop,voornamelijk in dichtbevolkte gebieden, maar alleen het aansluiten vanwoningcomplexen lijkt nu economisch haalbaar.

Ondanks het ongunstige financiële klimaat is echter wel, met het oog opde verwachte capaciteitsvraag, een ontwikkeling waarneembaar waarbijtraditionele spelers (telecomaanbieders en kabelaars) en nieuwkomers(bouwbedrijven, projectontwikkelaars, energiebedrijven, woningbouw-corporaties etc.) zich in brede zin oriënteren op de mogelijkheden voor«fiber to the home» (ftth) voor de consument en de mogelijke rol die zij ineen businesscase kunnen spelen. In het kader van het Project Kenniswijken de daaraan gelieerde Stichting Stedenlink is meer inzicht ontstaan inde belemmeringen, maar ook in de mogelijkheden om glasvezel voortva-rend uit te rollen in het aansluitnetwerk. Duidelijk is dat de businesscasesvoor glasvezel fundamenteel verschillen van de huidige bestaande busi-nesscases. Vanwege de hoge kosten zal de aanbodketen (ducts, netwerk-operator, dienstenaanbieder etc.) mogelijk niet langer in één hand kunnenliggen, maar worden opgeknipt. Deze ontwikkeling kan leiden tot nieuween andere verhoudingen in de markt. Bij deze zoektocht geven de verschil-lende betrokken partijen aan behoefte te hebben aan een meer geleideontwikkeling. Dit zowel vanuit economisch (efficiency) als sociaal (over-last) oogpunt.

1 Nieuwe generaties xDSL technologie zullenbijvoorbeeld snelheden tot 20 Mbit/s mogelijkmaken; Bij kabelinfrastructuur wordt geëxperi-menteerd met technologie die een verhon-derdvoudiging van de capaciteit kan bete-kenen.2 De kosten bestaan o.a. uit die voor graaf-werkzaamheden, ondergrondse componenten(buizen, glasvezels) maar ook bovengrondsecomponenten (schakelkasten, modems/opticalswitches).3 Gevolg is dat de kopernetten zolangmogelijk worden benut en voorlopig wordenopgewaardeerd met xDSL-technieken en datop de coaxiale netwerken kabelmodemsworden ingezet.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 5

Page 6: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Samenvattend kan worden gesteld dat de huidige verhouding tussenvraag en aanbod misschien nog geen grootschalige beschikbaarheid vanbreedband vereist, maar algemeen is de verwachting dat op termijnuitbreiding van capaciteit nodig is om aan de vraag van dienstenaan-bieders en eindgebruikers te blijven voldoen. Het omgekeerde geldt even-eens: wanneer de infrastructuur «vol loopt» zal de ontwikkeling vannieuwe diensten en het gebruik achterblijven.Vanuit de ambitie die Nederland heeft neergelegd in «De Digitale Delta:eEurope voorbij» – koploper zijn in Europa op ICT-gebied – betekent ditdat de uitrol van breedband een strategische voorwaarde is voor deverdere ontwikkeling van de Nederlandse economie en maatschappij.

Hoofdlijnen overheidsbeleid

De discussies rondom breedband vallen voor een groot deel binnen dekaders van het bredere overheidsbeleid voor elektronische infrastruc-turen. Er zijn vier hoofdlijnen te onderscheiden in het beleid gericht op deontwikkeling van moderne en snelle elektronische diensten en infrastruc-tuur.1. De overheid draagt zorg voor een zo gunstig mogelijk investerings- en

innovatieklimaat, zodat de markt haar werk kan doen. Innovatie wordthet beste gestimuleerd door het creëren van concurrentie op en tusseninfrastructuren. Het kabinet heeft hieraan intensief aandacht gegevenin de afgelopen jaren. Dit wordt weerspiegeld in de (veelal Europese)regulering en het toezicht op de telecomsector, de (aanstaande) wetge-ving voor toegang van omroepaanbieders en internetproviders tot dekabel en de uitgifte van vergunningen voor het gebruik van digitaleetherfrequenties. Het bouwbesluit is gewijzigd om een level playingfield voor kabel, satelliet en anderen te waarborgen. Ook de komendeperiode blijft bevordering van eerlijke concurrentie, marktwerking enkeuzevrijheid voor de eindgebruiker een leidraad in het Europese tele-combeleid.

2. De overheid of (semi) publieke sector in de rol van launchingcustomer. Bij gebruik van ICT in de publieke sector, waaronder ookinfrastructuur, is natuurlijk eerste doel de verbetering van kwaliteit,effectiviteit en efficiency van de publieke sector zelf. Maar een belang-rijk nevendoel is het genereren van vraag naar kennis en innovatievetoepassingen van ICT. Zo ontstaat een groter draagvlak, een kritiekemassa voor de ontwikkeling van informatiemaatschappij en kennis-economie. Naast elektronische dienstverlening door de overheid is deinvoering van ICT in het onderwijs in dit kader van belang.Kennisnet verbindt scholen, contentleveranciers en onderwijs-gerelateerde organisaties door middel van een beheerd en breed-bandig computernetwerk met elkaar, en op een eenvoudige en veiligewijze met internet1.

3. De overheid stimuleert de totstandkoming van geavanceerde experi-menten of omgevingen voor elektronische diensten en infrastructuur.• Het ministerie van V&W levert met het Kenniswijk-experiment een

bijdrage aan de ontwikkeling van breedbandinfrastructuur enbreedbandige diensten voor de burger.

• Gigaport is een grootschalig initiatief van de ministeries van EZ,V&W en OC&W, dat zich met name richt op de ontwikkeling vangeavanceerde en innovatieve Internettechnologie, zowel op hetterrein van het netwerk als de diensten. In het kader van Gigaportwordt een nieuw nationaal onderzoeksnetwerk aangelegd (incl.internationale verbindingen) en vindt onderzoek plaats naar nieuweinternettechnologieën en -diensten (budget f 142 mln.). Innovatievan de netwerktechnologie wordt daarnaast gestimuleerd vanuithet wetenschappelijk onderzoek. Behalve in het kader van Gigaport(Telematica Instituut) vindt dat onderzoek (telecommunicatie, opto-

1 Met de uitvoering van het Kennisnetprojectis een bedrag van ruim f 400 mln. gemoeid.Hiervoor krijgen alle scholen en onderwijsin-stellingen vóór 1 januari 2002 gefaseerd eenbeveiligde en beheerde aansluiting opKennisnet via de kabel.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 6

Page 7: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

elektronica) vooral plaats aan de technische universiteiten. Hetkabinet zet in op versterking van dit onderzoek.

• Uiteraard is er ook op lokaal niveau sprake van breedband-initiatieven. De koplopers op breedbandgebied hebben zich vere-nigd in de Stedenlink. Binnen dit platform, gecoördineerd door hetministerie van V&W, wisselen de deelnemende gemeenten lokaalopgedane kennis uit1.

• Een aantal breedbandpilots, die in de Voortgangsrapportage DeDigitale Delta zijn aangekondigd en momenteel in voorbereidingzijn, moet zicht geven op de mogelijkheid voor het rijk en andereoverheden om de organisatie van uitrol van breedbandinfrastruc-tuur te ondersteunen. Doel van de proeven is na te gaan onderwelke voorwaarden marktpartijen gestimuleerd kunnen worden omversneld breedband uit te rollen. Daarbij wordt onder meer gekekennaar zaken als vraagbundeling (met name van grote gebruikers-groepen) en organisatorische aspecten. Naast de individuele pilotsis het van belang dat de opgedane kennis en ervaring wordt gebun-deld en ter beschikking komt van andere gemeentes en organisa-ties. De pilots moeten dit jaar van start kunnen gaan (budget f 15mln.).

• Het ministerie van BZK gaat op dit moment de mogelijkheden naom het zelforganiserend vermogen van met name burgers te stimu-leren, waardoor zij beter in staat zijn om hun behoefte aan breed-band te organiseren. Deze subsidie is er met name op gericht omachterstandswijken en minderheden in grote steden de mogelijk-heden te bieden tot het verbeteren van hun leefomgeving.

• De markt zelf creëert uiteraard ook de nodige plekken waar leveran-ciers en gebruikers van geavanceerde informatie en communicatie-technologie elkaar vinden. In Hilversum en Amsterdam zijn bijvoor-beeld belangrijke clusters van media en internetbedrijven te vinden.

4. De overheid stimuleert de ontwikkeling van «content»diensten (teonderscheiden van toegang en communicatiediensten) op internetvoor een algemeen publiek en voor gebruik in onderwijs en onderzoek.Langs deze weg wordt bovendien niet alleen economisch, maar ookhet maatschappelijk en cultureel potentieel van ICT benut. Onder meerin het kader van Kenniswijk, Kennisnet, de Elektronische Overheid,cultuur en mediabeleid en participatieprojecten van de ministeries vanBZK en VWS is al sprake van beleidsmatige aandacht voor content-ontwikkeling. Het komende jaar wil kabinet sterker en meer in samen-hang inzetten op contentontwikkeling2. Daarbij zal in het bijzonder ooknaar stimuleringsmogelijkheden voor breedbandige toepassingenworden gekeken.

Nieuwe impulsen

De afgelopen periode is al het nodige in gang gezet om de totstandko-ming van breedbandige infrastructuur en diensten te stimuleren. Hetkabinet is echter van mening dat aanvullend op korte termijn extra engerichte inspanningen moeten worden verricht om de ontwikkelingen inde markt te faciliteren. De markt is in beweging en oriënteert zich op deverdere ontwikkeling van breedband. Hierbij is een aantal aspecten, die bijeen versnelde ontwikkeling van breedband hoe dan ook moeten wordenaangepakt, naar voren gekomen, waar het kabinet aandacht aan wilschenken. In verschillende rapporten en door verschillende organisatieszijn op dit punt reeds voorstellen gedaan.

1. GraafproblematiekEen betere coördinatie van graafwerkzaamheden bij de aanleg vaninfrastructuur zou kunnen bijdragen aan efficiëntere uitrol van infra-structuur en vermindering van overlast voor omwonenden. Hier ligt

1 Dit zijn de gemeenten die hebben meege-dongen in de bidbookprocedure rondKenniswijk, namelijk Rotterdam, Amsterdam,Delft, Zoetermeer, Almere, Utrecht, Tilburg,Enschede, Eindhoven, Heerenveen, Deventer,Helmond (aanvullen). Onlangs is in dit kaderhet onderzoek «Breedband voor/doorgemeenten» gepubliceerd.2 De Tweede Kamer wordt hierover rond dejaarwisseling separaat geïnformeerd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 7

Page 8: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

nadrukkelijk een rol voor de gemeenten, maar dit aspect zal ook in debreedbandpliots van het kabinet worden belicht.

2. Nieuwbouwlocaties:De situatie bij nieuwbouw biedt bijzondere mogelijkheden omdat daarvanaf nul wordt begonnen met de aanleg van (ICT)infrastructuur. De(gemeentelijke) overheid zal de betreffende aanleg actief bevorderen.In de breedbandpilots zal dit aspect ook aandacht krijgen.

3. VraagbundelingBinnen de eerder genoemde breedbandpilots zal vraagbundeling eenbelangrijk element zijn. De kennis die in de pilots wordt opgedaan overde wijze waarop die gebundelde vraag kan worden gegenereerd zaldan ook breder beschikbaar moeten komen voor andere gemeenten,instellingen en bedrijven.

4. Andere stimulansenNaar analogie van de PC-privé-regelingen wordt door partijen voorge-steld breedband aansluitingen op vergelijkbare wijze aantrekkelijker temaken voor consumenten. Daarbij zouden dan ook werkgevers een rolkunnen spelen. Het kabinet wil deze mogelijkheden verder verkennen.

Expertgroep

Naast bovenstaande aspecten zijn er enkele belangrijke strategischevragen die een nadere afweging en onderbouwing vergen:– wat zijn de technologische en economische ontwikkelingspotenties

van huidige en nieuwe infrastructuren?– wat is het verwachte en gewenste tempo bij de realisering van een

breedbandig netwerk?– hoe kunnen private investeringen worden gestimuleerd?Dit zijn vragen die de overheid niet alleen kan beantwoorden maar waar-voor de inbreng en visie van marktpartijen en experts noodzakelijk is.Daarom zal het kabinet nog dit jaar een nationale breedband Expertgroepinstellen, bestaande uit vertegenwoordigers van publieke en privatepartijen, die bovenstaande vragen moet beantwoorden. Opdracht voor deExpertgroep is het formuleren van gemeenschappelijke uitgangspuntenvoor breedbandontwikkeling. Op basis van economische en technologi-sche analyses van de factoren die op korte en middellange termijn eenpositieve of negatieve invloed hebben, kunnen economische scenario’sworden opgesteld. Vervolgens kunnen op basis daarvan concrete aanbe-velingen worden gedaan voor maatregelen en acties voor markt en over-heid voor de mogelijke ontwikkelingspaden.De Expertgroep zal binnen een half jaar na de start haar bevindingenrapporteren.

BOUWSTENENNOTITIE «ICT IN HET ONDERWIJS»

Waarom kabinetsprioriteit?

Hoewel de afgelopen jaren belangrijke basisvoorwaarden voor eengezonde economische ontwikkeling zijn vervuld, is het de vraag of defundamenten van de Nederlandse economie stevig genoeg zijn omtoekomstige uitdagingen, met name de ontwikkeling naar een kennis-samenleving, echt te kunnen oppakken. De economische groei van deafgelopen jaren werd vooral bepaald door de toegenomen werkgelegen-heid. Voor een blijvend voorspoedige ontwikkeling is echter krachtigeproductiviteitsgroei noodzakelijk. De afgelopen jaren stagneerde deze enons voorland is eerder een afnemende groei of zelfs afname van hetarbeidsaanbod. Om deze productiviteitsgroei mogelijk te maken zijn forse

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 8

Page 9: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

investeringen noodzakelijk in de bron van productiviteit: kennis. Inves-teren in het (onderwijs-)leerproces én wetenschap is het parool. Dit istemeer nodig in het licht van de ambities die het kabinet, aansluitend bijde lijnen die de Europese Raad in Lissabon (maart 2000), heeft geformu-leerd. Nederland wil behoren tot de kopgroep in Europa dat op zijn beurtde meest dynamische en competitieve regio in de wereld moet worden.Onmiskenbaar is informatie- en communicatietechnologie (ICT) een vande zeer weinige technologiegebieden die – nu al sterk waarneembaar –bepalend zijn voor de economische ontwikkeling. Niet voor niets heeft deEuropese Raad met name van dit terrein een speerpunt gemaakt. Steedsmeer terreinen van het maatschappelijk leven worden er steeds sterkerdoor beïnvloed. Om economische groei te bevorderen, ja zelfs mogelijk temaken, is het noodzakelijk dat alle burgers zich vaardigheden opICT-terrein eigen kunnen maken. Niet alleen zij, die deze vaardigheden, opallerlei competentieniveaus, in hun werk nodig hebben. Buiten kijf staatdat voor een goed innovatieklimaat een goed opgeleide en breed inzet-bare beroepsbevolking volstrekt onmisbaar is. Het investeren in mensendient er óók toe sociale uitsluiting te voorkomen en allen de mogelijk-heden te bieden om aan het maatschappelijk leven deel te hebben.ICT-competenties kunnen daar ook aan bijdragen. Onderwijs – van basis-onderwijs tot en met hoger onderwijs, van regulier onderwijs tot «levens-lang leren» – speelt hierin een essentiële rol.

Hoe belangrijk het ontwikkelen van ICT-vaardigheden ook is, het gaat wathet onderwijs betreft om veel meer dan dat. Steeds duidelijker wordt hetbelang van ICT als «enabling technology» voor vergaande vernieuwing entransformatie van het onderwijs op het niveau van de leerprocessen. Hetonderwijs zal door het didactisch gebruik van ICT sterk kunnen veran-deren, hetgeen een veel verder strekkende betekenis heeft dan het ontwik-kelen van ICT-vaardigheden voor de arbeidsmarkt.

De afgelopen jaren heeft het kabinet grote inspanningen geleverd om hetgebruik van ICT in het onderwijs (van PO tot HO) te stimuleren endaarmee een goede basis gelegd. Om Nederland in de mondialekopgroep te brengen is echter aanzienlijk méér nodig, en wel op devolgende punten:– ontwikkeling van educatieve software;– bevordering van de deskundigheid van docenten;– ontwikkeling van onderwijsmethoden die zijn toegesneden op het

benutten van ICT;– ontwikkeling virtueel hoger onderwijs.– landelijke en lokale ICT-voorzieningen.

Het kabinet heeft ook met de Taskforce Werken aan ICT (Risseeuw) hettekort aan ICT-competenties hoog op de agenda geplaatst. Dat tekort bleekdramatisch en blijft groot ondanks de – ongetwijfeld tijdelijk – terugval-lende ICT- sector.

Waar staan we nu?

Met de uitvoering van de projecten «Investeren in voorsprong» en«Onderwijs on line» is bereikt dat Nederland in mondiaal perspectief eengoede positie heeft bereikt; met name als het gaat om de infrastructurelerandvoorwaarden, zoals hardware, netwerken en dergelijke. Over devoortgang van Onderwijs on line wordt tweemaal per jaar gerapporteerdaan de Tweede Kamer, de meest actuele informatie is beschikbaar opwww.ictonderwijs.nl. Eind 2001 beschikken alle scholen in PO, VO, BVE ende lerarenopleidingen over een snelle toegang tot de portalsite www.ken-nisnet.nl en daarmee tot internet. De bestuurlijke verantwoordelijkheidvoor deze portalsite berust bij de organisaties van bestuur en manage-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 9

Page 10: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

ment uit het veld. Zij richten daartoe een stichting op die moet zorgenvoor een kwalitatief hoogwaardig aanbod van content voor het onderwijs.Hoewel er grote verschillen zijn hebben alle scholen inmiddels de beschik-king over een ICT-infrastructuur. Om de positie van het onderwijsveld alsconsument van ICT-gerelateerde producten en -diensten te versterkenhebben de organisaties van bestuur en management in PO en VO destichting ICT op school opgericht die de samenwerking tussen scholen eninstellingen onderling en met lokale overheden en bedrijven gaat onder-steunen. Zo kunnen scholen van elkaar leren en schaarse deskundigheiden diensten efficiënt inzetten. Het grootste deel van de leraren beschiktinmiddels over basisvaardigheden om ICT te gebruiken in de klas. Demarkt voor de ontwikkeling van educatieve programmatuur komt steedsmeer op gang. Met vier grote educatieve uitgeverijen is afgesproken datze ruim 200 sites, horend bij bestaande onderwijsmethoden via kennisnetbeschikbaar zullen stellen. Met de subsidieregeling ICT-projecten in hetonderwijs is een impuls gegeven aan de ontwikkeling van educatief mate-riaal. Daarnaast zijn acht expertisecentra bezig met het verzamelen enverspreiden van informatie en het begeleiden van innovatieve projectenop het gebied van educatieve programmatuur.Er is veel bereikt maar daarmee zijn we er nog niet. Zeker niet als het gaatom aandachtsgebieden als de didactische vaardigheden van docenten, oponderwijs toegesneden programmatuur en de integratie van ICT inleerprocessen. De meest recente ICT-monitor (1999/2000) en het Onderwijs-verslag van de Inspectie laten dat zien.Het project «Onderwijs on line» loopt in 2002 af, en dient te worden opge-volgd door een brede inspanning, gericht op het stimuleren van hetgebruik van ICT om het onderwijsproces te verbeteren en te vernieuwen.De opvolger van «Onderwijs on line» zal recht moeten doen aan sectoraleverschillen in het onderwijs. Aspecten hierbij zijn de verdere ontwikkelingvan educatieve methoden, de scholing van docenten en het verbeteren envernieuwen van de ICT-toerusting van de scholen. Verdere inspanningblijft geboden. Zowel op centraal als decentraal niveau. De scholen zijnverantwoordelijk voor de integratie van ICT in het onderwijs en zullenverzekerd moeten zijn van de daartoe benodigde koopkracht. De rol vande overheid is vooral het faciliteren van de scholen bij die integratie enhet in gang zetten van ontwikkelingen die de individuele school te bovengaan.

Het ICT-beleid voor het hoger onderwijs is beschreven in HOOP2000. Hethoger onderwijs laat een snelle ontwikkeling zien op het gebied vanvirtueel onderwijs en ICT. Zo is de digitale universiteit tot stand gekomen,een initiatief van een consortium van hogescholen en universiteiten, waarde overheid aan bijdraagt. Doel ervan is de ontwikkeling en exploitatievan hoger onderwijs in een elektronische leeromgeving en de implemen-tatie van innovaties in het hoger onderwijs. SURFnet verbindt denetwerken van universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra, academi-sche ziekenhuizen en wetenschappelijke bibliotheken met elkaar en metandere netwerken in Europa en de rest van de wereld. Om ICT-gebruik inhet hoger onderwijs te stimuleren is door de stichting SURF met steunvan OCenW het programma SURF-Educatief opgezet. Dat programmaheeft tot doel het stimuleren van innovatieve projecten in het hogeronderwijs op het gebied van toepassing van ICT. Het Gigaport-project isop stoom, waardoor instellingen voor hoger onderwijs op een gigabit-netwerk worden aangesloten.Ook binnen het hoger onderwijs liggen evenwel nog forse uitdagingenmet name op het terrein van de ontwikkeling van virtueel onderwijs en deverdere opwaardering en aansluiting (last mile) van het Gigaport netwerk.

Het kabinet heeft de aanbevelingen van de taskforce Risseeuw ter hartegenomen en ook in het onderwijs een viertal acties gestimuleerd die het

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 10

Page 11: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

tekort aan ICT-deskundigen moeten helpen terugdringen. Deze acties(versterking ICT-traject in het MBO, duale HBO-opleiding voor deict-sector, informatica in niet-informatica-opleidingen (WO) en de netwerk-academie: Acadoo) zijn intussen in uitvoering genomen.

Uitdagingen voor de toekomst

Gegeven de Nederlandse ambitie om tot de kopgroep in Europa tebehoren staan de volgende doelstellingen voorop:– Alle onderwijsinstellingen zijn in staat «lerenden» voor te bereiden op

het functioneren in de maatschappij en in het bijzonder op eenarbeidsmarkt waarin bedrijfsprocessen steeds meer digitaliseren.

– Er komen voldoende mensen beschikbaar met de vereisteICT-competenties op de verschillende opleidingsniveaus.

– ICT wordt zo effectief mogelijk ingezet voor de verbetering en transfor-matie van leerprocessen en daarvoor wordt de noodzakelijke weten-schappelijke kennis ontwikkeld en overgedragen aan het veld.

– De markt voor educatieve software moet worden gestimuleerd.Ontwikkeling van die markt is voorwaarde voor evenwichtige en geva-rieerde transformatie van het onderwijsleerproces.

– Een breed en transparant aanbod van virtueel onderwijs wordt totstand gebracht om aan de toenemende scholingsbehoefte te voldoen.In het hoger onderwijs wordt daartoe de samenwerking versterkt.

Om deze doelstellingen te realiseren, is het noodzakelijk dat voldoende enzo veel mogelijk «state of the art» hardware en software beschikbaar zijn,moet er «on line» gewerkt kunnen worden en moeten docenten adequaatzijn toegerust. Om dit te kunnen realiseren zijn forse inspanningen nodig,vooral binnen de scholen, maar ook bij de verschillende overheden.Deze doelstellingen hebben al geleid tot voorstellen in het kader vanICES-3 en ICES-KIS-3. Om ze te realiseren zullen aanzienlijke bedragennodig zijn; uiteraard wordt het realisatietempo bepaald door de matewaarin middelen ter beschikking komen.De volgende actielijnen worden noodzakelijk geacht.

Effectieve inzet van ICT in het leerproces

Essentiële voorwaarde voor leerprocessen die de kenniseconomie onder-steunen, is de ontwikkeling en verspreiding van kennis over die leerpro-cessen en in het bijzonder over de rol die ICT kan spelen om deze tevernieuwen en te transformeren. In de afgelopen periode zijn deICT-voorzieningen voor het onderwijs steeds beter geworden, maar defeitelijke transformatie van het leerproces laat nog op zich wachten. Hetdidactisch gebruik van ICT in het leerproces, zodanig dat ICT het leer-proces ondersteunt en vernieuwing mogelijk maakt, blijkt ook hetprobleem in andere landen die op dit gebied voorop lopen. Gebrek aaninzicht in de didactische mogelijkheden van ICT blijkt een belangrijk knel-punt. Daarom is de komende tijd een extra inspanning nodig gericht opkennisontwikkeling en kennisoverdracht op dit terrein. Centrale probleem-stelling zou daarbij kunnen zijn: Hoe kan ICT de benodigde transformatievan het leerproces faciliteren en versnellen, teneinde ervoor te zorgen dathet (onderwijs-)leerproces zijn rol als motor van de kenniseconomieadequaat kan vervullen? Voor het aanpakken van deze problematiek zoueen slagvaardige alliantie moeten worden gevormd van actoren op hetterrein van ICT en leerproces (onderzoekers, onderwijsveld en bedrijfs-leven) die de verantwoordelijkheid neemt voor de ontwikkeling van eengericht onderzoeksprogramma, het opzetten van experimenten en bredekennisoverdracht. Het gaat er hierbij om de leemtes in kennis over ICT enhet (onderwijs-)leerproces te vullen. Op basis van deze kennisontwikkelingkan de implementatie van ICT in het leerproces dan worden versneld. Ookhet hoger onderwijs dient hierbij betrokken. Daar lopen al een aantal

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 11

Page 12: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

initiatieven op het terrein van het virtueel onderwijs (de digitale universi-teit, SURF-Educatief, HBO-leerhuis, etc.).Dat blijft de komende tijd ookextra inspanning vergen teneinde de mogelijkheden voor «een leven langleren» uit te breiden en te verbeteren. De resultaten van verder onderzoeknaar de toegevoegde waarde van ICT in het onderwijs zullen bepalend zijnvoor de mate waarin middelen beschikbaar komen.In het verlengde van de al ondernomen activiteiten wordt voor de ontwik-keling van educatieve software die optimaal het onderwijsproces onder-steunt (combinatie van oefenen, instructie, toetsen, vorderingregistratie)en optimaal gebruik maakt van de bandbreedte, gedacht aan de opzet vaneen stimuleringsprogramma.

Groei van het aantal ict-deskundigen

De inspanning om meer deltawerkers voor de delta beschikbaar te krijgenworden met kracht voortgezet. De komende tijd zullen de acties binnenMBO, HBO en WO zoals aanbevolen door de taskforce Risseeuw verderworden geïmplementeerd en gestimuleerd vanuit het ICT-punt bij destichting Axis. In het wetenschappelijk onderwijs wordt ingezet op deversterking van het ICT-onderzoek (taskforce Lepair) en daarmee op eengroei van het aantal onderzoekers en ICT-experts.

Versterking van de ICT-voorzieningen en -infrastructuur voor hetonderwijs

Om de gestelde doelen te realiseren is het, in vervolg op «Onderwijs online», noodzakelijk om de ICT-infrastructuur op een zo hoog mogelijk peilte houden om zo de mogelijkheden die ICT biedt, ten volle te kunnenbenutten. Dit betreft hardware en software binnen de scholen en deaansluiting tot aan de voordeur van alle onderwijsinstellingen op eenbreedbandig netwerk Ook adequate scholing van de docenten is noodza-kelijk evenals het stimuleren van de ontwikkeling van educatievemethoden:Meer specifiek gaat het om:– De aansluiting van 12 000 instellingen, van primair onderwijs tot en

met het hoger onderwijs, op een breedbandig netwerk. Een breed-bandnetwerk kan grote hoeveelheden informatie tegelijkertijd metgrote snelheid verwerken. Dat biedt onderwijsinstellingen de mogelijk-heid om geavanceerde applicaties te gebruiken, zoals bewegendebeelden en realistische simulaties. Voorwaarde is, dat tussen de onder-wijsinstellingen en het bestaande breedbandnetwerk (de zgn. back-bone) een snelle verbinding wordt gelegd (de «last mile»). Op ditmoment worden in enkele regio’s pilot-projecten voorbereid, waaringepoogd wordt een breed scala van maatschappelijke instellingen enorganisaties te betrekken. Daarnaast is een extra inspanning nodig omhet breedbandnetwerk voor het hoger onderwijs en onderzoek(GigaPort/SURFnet) – inclusief de aansluitingen – verder op te waar-deren.

– Het treffen van goede voorzieningen binnen de instellingen. Dezeomvatten pc’s, lan’s, randapparatuur en educatieve software. Hetstreven moet zijn om een pc-dichtheid te bereiken die optimaal is inhet licht van de geformuleerde ICT-eindtermen.

– Scholing van docenten om ze in staat te stellen ICT in hun onderwijs inte passen. Het streven is om in een periode van 4 jaar alle docenten bijte scholen op het terrein van ICT en didactiek.

Ontwikkeling van een langetermijnvisie voor e-learning

Het staat wel vast dat het onderwijs de komende tijd sterker zal veran-deren dan sinds mensenheugenis het geval is geweest. ICT biedt het

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 12

Page 13: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

onderwijs vele kansen en mogelijkheden. Het is een hulpmiddel en eenkatalysator voor vernieuwing en verbetering van onderwijs, waarin de«lerende» centraal staat en zijn individuele capaciteiten tot ontwikkelingworden gebracht.Het is nodig deze ontwikkelingen, waarvan soms zelfs de contouren nogniet helder zijn, niet over ons te laten komen, maar er actief mee vorm aante geven. Het is zaak dat de Nederlandse onderwijsinstellingen in staat zijnde uitdaging aan te gaan om de kwaliteit van het onderwijs met ICT teversterken en zo lerenden optimaal voor te bereiden op het functionerenbinnen een kennissamenleving.Deze uitdaging wordt ten dele opgepakt met de eerder beschreven actie-lijn Effectieve inzet van ict in het leerproces. Maar er speelt meer want deverwachte grote veranderingen in het leerproces werken door op tal vanfronten. Behalve kansen zijn er ook bedreigingen. Hoe garanderen westraks kwaliteit en toegankelijkheid? Welke actoren spelen straks welkerol? Welke randvoorwaarden (juridische en andere) moeten wordengesteld? Onderwijs on line loopt halverwege 2002 af. Onder wat voorcondities (verantwoordelijkheden, rol van de scholen en de geledingendaarbinnen) geven we daar een vervolg aan? Welke rol kan en moetOCenW straks vervullen?

Naar de toekomst...

Om een antwoord te vinden op deze vragen en beleidslijnen voor detoekomst te kunnen formuleren heeft OCenW een interactief procesopgezet.Dit proces «ICT na 2002» heeft – in het verlengde van de ICES-3 en ICES/KIS-3 voorstellen – als doelstelling: Kaders voor het ICT-beleid voor deperiode ná 2002 ontwikkelen, o.a. als input voor het regeerakkoord envoor het beleid vanaf 2002 en versterking van de samenhang in hetICT-beleid van OCenW. Overigens is de bedoeling van het project «ICT na2002» niet te komen tot één beleidslijn, maar veeleer om een aantalscenario’s uit te werken.Over de contouren van het nieuwe beleid – waarbij het voortouw waar-schijnlijk nog meer bij het onderwijsveld zelf zal komen te liggen alsdrager van innovatie – zal worden gerapporteerd in februari/maart 2002.Dat gebeurt met de eerstvolgende brede voortgangsrapportage Onderwijson line waarin tevens de resultaten zullen worden gemeld van deICT-monitor 2000/2001. Dit nieuwe beleid zal waarschijnlijk op zijn vroegstin 2003 kunnen worden geïmplementeerd afhankelijk van de besluitvor-ming hierover in het kabinet.

BOUWSTENENNOTITIE ELEKTRONISCHE OVERHEID: VAN PILOTSNAAR GROOTSCHALIGE IMPLEMENTATIE

Waar hebben burgers en bedrijven behoefte aan?

«The most important benefit from e-government is considered to be thetime saved by constituents in interacting with governments, followed bycost savings for the public sector, better service levels, increase of trans-parency, openness and accountability and finally, increase of trust.»Gartner Research, mei 2001

Een dynamische samenleving en een sterke economie vergen een eersteklas overheid, die service gericht opereert richting burgers, bedrijven enorganisaties, die snel en accuraat handelt en beslist, betrouwbaar envoorspelbaar is en het bedrijfsleven niet lastig valt met vermijdbare admi-nistratieve lasten en regels.1 De kwaliteit van de publieke instituties scoorthoog op de lijst van criteria op basis waarvan bedrijven beslissen waarzich te vestigen en waar te investeren. De samenleving wordt steeds

1 Zie o.a. de onlangs verschenen VerkenningEconomische Structuur, Naar een hoog-waardige duurzame kenniseconomie, par 5.8.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 13

Page 14: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

complexer en de overheid wordt steeds vaker op haar presterende, verzor-gende, ordenende en sturende functies aangesproken. Het verwachtings-patroon ten aanzien van de overheid is gestegen. Burgers ervaren eenbetere en snellere service van het bedrijfsleven en zien hoe buitenlandseoverheden bij hun dienstverlening gebruikmaken van ICT. Niet of onvol-doende inspelen op de enorme ICT-mogelijkheden zou de geloofwaardig-heid van de (Nederlandse) overheid ernstig aantasten. Het is dan ookonontkoombaar dat de overheid zich transformeert tot een elektronischeoverheid. De elektronische overheid is evenwel geen doel op zich is, maareen middel. Het doel van het op grote schaal toepassen van ICT bij deoverheid is een efficiëntere, effectievere en klantvriendelijkere overheid.Mede door de sterke opkomst van ICT wordt het overheidsoptreden trans-paranter, inzichtelijker. Dat betekent een elektronische overheid waarbij deburger meer «aan de knoppen» komt te zitten. Dat geldt voor de demo-cratie, de dienstverlening en de overheidsorganisatie zelf en dat stelt deoverheid voor grote uitdagingen. In deze kabinetsperiode is hier al meniginitiatief op ondernomen. Een groot aantal projecten en trajecten is ingang gezet, die op zichzelf veelal pas in de volgende kabinetsperiode echtzullen «renderen». Veel is ook al gerealiseerd1, maar veel meer moet noggebeuren om tot een echte elektronische overheid te komen die beterpresteert op de overheidsfuncties.

De fundamenten van het huis van de elektronische overheid (ELO) zijn indeze kabinetsperiode gelegd. Zaak is nu om het ELO-huis stevig verder opte bouwen:• zodat het dak van het ELO-huis, de elektronische dienstverlening van deoverheid richting particulieren, bedrijven en organisaties alsmede deelektronische participatie van burgers bij het openbaar bestuur, waterdichtafgebouwd wordt (par. 2).• zodat de gegevensstructuur van de overheid zodanig wordt dat de over-heid veel meer gebruik gaat maken van de gegevens die elders binnen deoverheid al beschikbaar zijn (zie par. 3)• zodat veilig over Internet met de overheid gecommuniceerd kan wordenen burgers, bedrijven e.d. zich elektronisch kunnen identificeren (zie par.4)

Elektronische dienstverlening, toegankelijkheid en e-democracy

«The Netherlands has made creditable progress in moving governmentservice delivery online» Accenture, eGovernment Leadership, april 20012

Elektronische dienstverlening

Lange tijd gold de paradox dat overal de effecten van computers c.q. ICTzichtbaar werden behalve in de productiviteits-statistieken. Net zoals bijde introductie van elektriciteit, blijkt ook ICT een lange incubatietijd nodigte hebben om tot volle wasdom te komen.3 Die tijd is evenwel nu aange-broken. Vanaf halverwege de jaren negentig zien we met de doorbraakvan Internet, e-mail en andere ICT-toepassingen een sterke stijging van dearbeidsproductiviteit in het bedrijfsleven, vooral bij op «informatiedraaiende» sectoren als banken en verzekeringsmaatschappijen. Mindermensen kunnen door gebruik te maken van ICT meer produceren, terwijlde klant sneller en op maat wordt geholpen. Dat geldt niet alleen in hetbedrijfsleven, maar ook voor de overheid. Bij uitvoerende overheids-organisaties als de Belastingdienst, CBS, InformatieBeheerGroep en SVBzien we dergelijke effecten: een beter product met minder mensen.

Goede overheidsdienstverlening is van groot belang, niet alleen econo-misch gezien, maar ook vanuit democratisch oogpunt. De kwaliteit van dedienstverlening is een belangrijke factor voor vertrouwen van burgers in

1 Zie de voortgangsrapportages over 1999 en2000 van het Actieprogramma ElektronischeOverheid, Kamerstukken II, 26 387, nr. 4 en 9.2 Volgens deze studie onder 22 landen naarhet gebruik door overheden van Internet staatNederland op de 7e plaats temidden van degroep «Visionary Followers».3 B. Van Ark, Productiviteit, technologie engroei: een zaak van investeren?, Rijksuniversi-teit Groningen, 2001.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 14

Page 15: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

de overheid. Transacties met de overheid moeten snel en accuraat kunnenworden afgehandeld. Internet/e-mail maken het nu mogelijk om los vantijd en plaats met de overheid tot zaken te komen. Het real time en on lineelektronisch zakendoen met de overheid is een duidelijk voorbeeld hoeICT kan leiden tot lagere transactiekosten. Onderzoek van het NederlandsEconomisch Instituut (NEI) geeft aan dat de structurele baten vanICT-investeringen bij de overheid de (eenmalige) kosten vele malen over-treffen1. Elektronisch zakendoen met de overheid leidt immers totaanzienlijk lagere wacht- en doorlooptijden voor de klant en groteefficiencywinsten voor de gemeenten, provincies, departementen enzelfstandige bestuursorganen als het gaat om het aanvragen enverstrekken van vergunningen, uitkeringen, subsidies, etc.

Het is mogelijk dat de overheid 24 uur per dag, 7 dagen per week bereik-baar wordt, betere producten levert en minder administratieve lastenveroorzaakt. Hiertoe dienen de diverse overheidsorganisaties inzichtelijkeInternetsites op te zetten, formulieren en andere frontoffice gerichte activi-teiten elektronisch aan te bieden, alsmede de werkprocessen in de back-office opnieuw in te richten, bestanden te digitaliseren en te koppelen enhet elektronische verkeer tussen de overheid en de klant te beveiligen. Inde huidige regeerperiode is hier een begin mee gemaakt. Zo zijn nu meerdan driehonderd gemeenten aan de slag om met BZK-subsidie eenproductencatalogus te implementeren op hun site, die op een vraag-gerichte wijze informatie geeft over (het aanvragen van) gemeentelijkeproducten als vergunningen, subsidies en documenten. Terwijl in 1998nog maar een handjevol gemeenten online was, zullen eind 2002 alle 500gemeenten een eigen Internetsite hebben. Ook de doelstelling om 25%van de overheidsdienstverlening elektronisch te kunnen laten verrichten,wordt gehaald. Eind 2000 bedroeg het gemiddelde al 18% (13% bij degemeenten en 32% bij het rijk).Bij voortzetting van huidig beleid met huidig budget lijkt een beperktedoorgroei in de periode tot 2006 mogelijk. Hiertoe wordt het beleid rich-ting gemeenten verder doorgezet met onder meer nieuwe subsidie-regelingen, vraaggerichte elektronische loketten (Overheidsloket 2000) enmet de zgn. super-pilots in de voorbeeld-gemeenten Eindhoven/Helmond,Enschede en Den Haag. Deze gemeenten moeten zorgen voor een zovolledig mogelijk aanbod van elektronische diensten, waarbij de nadrukligt op integratie van de gemeentelijke websites, de «frontoffice», met alleopgeslagen data in de «backoffice», zodat er geautomatiseerde, elektroni-sche transacties van diensten tot stand komen. (Zie de bijlage voor debeoogde schematische aanpak.) Bij dit beleid wordt derhalve een vraag-gerichte aanpak gehanteerd: waar hebben burgers en bedrijven behoefteaan? Deze vraaggerichte benadering is in lijn met de «ketenomkering»waar als gevolg van huidige ICT-revolutie sprake van is. Niet langer is hetaanbod alles bepalend, maar de vraag; ook bij de overheid.Een grootschalige echt efficiency verhogende geautomatiseerde afhande-ling van de bulk aan publieke diensten wordt met het huidige beleidechter niet bewerkstelligd. Daarvoor is het noodzakelijk dat de organisatieachter de frontoffice een grondig reorganisatie- en omscholingstrajectondergaat.

Voor veel diensten geldt dat een loket eigenlijk niet nodig zou moeten zijn,maar dat burgers en bedrijven – indien gewenst – pro-actief door de over-heid op hun rechten en plichten worden gewezen. Voorbeelden van dezebenadering waarbij de overheid al pro-actief optreedt en waar dus geenaanvraag van de burgers aan vooraf gaat, zijn het jaarlijks toekennen vankinderbijslag en «Zalmsnip». Door middel van pilots zal worden onder-zocht welke andere overheidsdiensten pro-actief verleend kunnen wordenen aan welke randvoorwaarden deze dienstverlening moet voldoen.

1 Nederlands Economisch Instituut, Potentiëlebaten elektronische overheid, Rotterdam,2001.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 15

Page 16: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

De site www.overheid.nl is heringedeeld. De gebruiker kan nu door hetintikken van z’n postcode snel bij informatie komen van overheids-instellingen in de buurt. Deze site, die zo’n 10 000 keer per dag bezochtwordt, kreeg van het blad Binnenlands Bestuur als enige vier sterren.

Ten aanzien van verschillende overheidsectoren zijn er legio mogelijk-heden om met inzet van ICT de betreffende productieprocessen efficiënteren de dienstverlening klantvriendelijker te maken. Schematisch kan deproductie van de collectieve sector (de overheid in brede zin) wordenonderverdeeld in drieën:

1. bestuurswerkzaamheden van rijk, provincie, gemeenten, water-schappen en rechterlijke macht. Om een kwalitatief hoogstaand niveauvan openbaar bestuur in stand te kunnen houden, heeft de overheid alskennisintensieve en -producerende organisatie veel informatie in huis,maar heeft zij ook veel informatie uit haar omgeving nodig. Een goedkennisbeheer, ondersteund door ICT, vergroot het responsieve vermogenvan de overheid. Het toegankelijk maken van (overheids) informatie, viavaststaande ordeningsprincipes ondersteund door specifieke intranettenvoorzien van krachtige zoekmachines, zoals RYX voor de rijksoverheid enGemNet voor de gemeenten, zorgt voor de beschikbaarheid van de beno-digde en gecombineerde (overheids)informatie. Kennismanagement, hetbenutten en daardoor vernieuwen van bestaande kennis, zorgt voor hetefficiënter en effectiever plaatsvinden van bestuurswerkzaamheden.

«ICT is een onmiskenbaar element in de vormgeving van kennis-management. Zonder kennismanagement kan er geen borging van kwali-teit zijn. Dat is nu onvoldoende het geval binnen de overheid.»Commissie Van Rijn (2001), bijlagen, blz 100

2. Inzet van ICT in de vorm van automatisering van werkprocessen is allang gaande bij administratieve werkzaamheden bij uitvoerende organisa-ties als de Belastingdienst, CBS, InformatieBeheerGroep, SVB en andereuitkeringsinstanties. Dit soort werkzaamheden vertoont overeenkomstenmet die private sectoren als banken en verzekeringsmaatschappijen. Zohebben ICT-toepassingen bij de Nederlandse Belastingdienst voor eenenorme efficiëncy-verbetering gezorgd. Men is erin geslaagd om met 6 à10% minder mensen de productie (zoals het opleggen van definitieveaanslagen inkomstenbelasting) te verbeteren. Ook het CBS is vooral alsgevolg van allerlei ICT-toepassingen in staat om met aanzienlijk minderpersoneel een beter product te leveren. Zeker ook in de sfeer van desociale zekerheid, huursubsidie e.d. zijn er vele administratieve processenwaar inzet van (nog meer) ICT tot grote efficiëntiewinsten zou kunnenleiden.

3. De «face to face» publieke dienstverlening vindt vooral plaats in desectoren politie, onderwijs en zorg.• «Bij politie en defensie kan d.m.v. ICT vooral op het uitvoerende

niveau, grote kwaliteits- en efficiencywinst worden geboekt. Indienbijvoorbeeld op een meer pro-actieve manier met de enorme hoeveel-heid informatie zou worden omgegaan, zouden grote (personele enadministratieve) besparingen kunnen worden gerealiseerd. Hiervoordient te worden ingegrepen in de grote diversiteit aan (lokale) informa-tiesystemen en -programma’s. Een centrale back-office voor de gehelepolitie is structureel besparend.»1

• Ten aanzien van de zorg valt te denken aan het elektronisch patiënten-dossier voor de informatie-uitwisseling tussen zorginstellingen, eenE-zorg-netwerk, e.d.2 Het moet met behulp van ICT mogelijk zijn ommeer handen aan het bed te krijgen door ook in de zorg meer ICT aan

1 De arbeidsmarkt in de collectieve sector(Commissie van Rijn), 2001, bijlagen, blz. 97.2 De arbeidsmarkt in de collectieve sector,2001, bijlagen, blz. 103.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 16

Page 17: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

te wenden. Zie hiervoor onder andere de VWS-nota «ICT en de Zorg»uit 2000.

• Ook in het onderwijs geven ICT-toepassingen goede mogelijkhedenom enerzijds administratieve werkzaamheden te automatiseren zodater uitgaande van dezelfde formatie meer leerkrachten voor de klaskunnen en om anderzijds de leerstof zelf beter over te dragen. Ziehiervoor met name het OCW-traject Onderwijs on-line.

Het zijn allemaal voorbeelden van investeringen in ICT, die leiden tot grote(interne) efficiëntieverbeteringen bij de overheid en betere (externe)dienstverlening door de overheid. Zal inzet van ICT bij administratievewerkzaamheden vooral leiden tot aanzienlijke interne efficiëntiewinsten,ten aanzien bij bestuurs- en «face tot face» werkzaamheden zal ICT ervooral toe leiden dat het (steeds) schaarsere personeel effectiever kanworden ingezet.

e-Democracy en toegankelijkheid

Industrial Era Digital Era

Democracy representative participatoryPolitics broadcat, mass, polarized one-to-oneCitizens passive consumers active consumersStates national, monocultural global, local, virtual, multicultural

bron: D.Tapscott, Governance in the digital economy, 1999.

Niet alleen in de relatie tussen de overheid en de burgers als klant, maarook in de relatie met de burgers als participant, als (politiek) geïnteres-seerd individu, biedt de opkomst van ICT enorme kansen. Inzet van ICTkan het democratisch proces verbeteren en de kloof tussen kiezer en geko-zene verkleinen. Legitimatie van de macht, transparantie van het open-baar bestuur en «het dichter bij de burger brengen van de politiek» kerenregelmatig terug op de politieke agenda.1 Het hogere kennis- endeskundigheidsniveau van de burger zorgt voor een toegenomen vraagnaar mogelijkheden om in het bestuur te participeren. De jongste gene-ratie zet daarbij als vanzelfsprekend nieuwe media voor in. Burgers orga-niseren zich steeds makkelijk met behulp van ICT om politiek gehoor af tedwingen. Politiek en bestuur kunnen en mogen daarvoor niet doof blijven.Zij dienen hun oor te luisteren te leggen in de maatschappij om redenenvan legitimiteit, maar ook om redenen van kwaliteit. Maatschappelijkekennis en deskundigheid kunnen kwalitatief een impuls betekenen in hetbeleidsvormingsproces. Beleid zal steeds meer interactief worden ontwik-keld. Dat wil zeggen dat, zonder dat de formele representativiteit isgewaarborgd, toch wordt gepoogd zoveel mogelijk kennis te nemen vanideeën van burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven over eenbepaald maatschappelijk probleem. De politieke afwegingen blijvengemaakt worden door het vertegenwoordigend orgaan die daarbij medetot taak heeft te besluiten op basis van een diversiteit van argumenten,daarbij de minderheidsbelangen in overweging nemend. De elektronischedemocratie vormt dan ook eerder een aanvulling op dan een bedreigingvan het bestaande bestel.

Om goed geïnformeerd mee te kunnen praten over vraagstukken die zichin het openbaar bestuur afspelen en de «countervailing power» vanburgers en maatschappelijke organisaties een stevige impuls te geven, ishet zaak dat de overheid on line alle bij het beleid betrokken informatieverstrekt. Daarmee geeft zij tevens vorm aan haar verantwoordingsplicht.Mede dankzij een BZK-subsidieregeling is nu al veel bestuurlijke infor-matie, zoals Kamerstukken, Raadsagenda’s en verslagen, alsmede gerech-telijke informatie gratis van Internet te downloaden. In 2002 wordt de

1 Zie onder meer hoofdstuk 6 van de notaContract met de Toekomst, Kamerstukken26 387, nr. 8.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 17

Page 18: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

publieke informatievoorziening via Internet uitgebreid met alle (bijge-werkte) wetteksten, de algemene maatregelen van bestuur en alle Konink-lijke Besluiten, waar in 2003 alle ministeriële regelingen aan wordentoegevoegd. Daarnaast zullen de gegevens uit de Staatsalmanak en allebegrotingen en verantwoordingen op Internet geplaatst worden. Al dezeoverheidsinformatie is vrij van rechten opvraagbaar.Dit spoort met de adviezen van de Commissie ICT en Overheid (Commis-sie Docters van Leeuwen) en de Commissie Toekomst Overheids-communicatie (Commissie Wallage), die constateren dat openheid encommunicatie van levensbelang zijn voor iedere democratie. Alleen opdeze wijze kan de slag om het publieke vertouwen worden gewonnen. Decommissies bevelen aan om alle beschikbare overheidsinformatie viainternet toegankelijk te maken en veel te investeren in interactievebeleidsontwikkeling.«Internet biedt gouden kansen voor een meer transparante overheid, vooreen meer interactieve manier van beleidsontwikkeling.» CommissieToekomst Overheidscommunicatie (Cie Wallage), augustus 2001

Het verstrekken van overheidsinformatie op Internet verhoogt het aantalvragen dat burgers aan overheden via e-mail stellen. Dat gemeenten hiersteeds beter mee om weten te gaan, laat tabel 1 zien, waaruit blijkt datgemeenten e-mailverkeer sneller afwikkelen dan gemiddeld in de particu-liere sector.

Tabel 1. Percentage bedrijven/organisaties dat reageert op ontvangen email-berichtenen reactietijd

reactie 2001 reactie 2000 gemiddelde snelheid2001

Makelaars 93% 57% 0,8 dagenVerzekeringen 93% 50% 1,1 dagenGemeenten 80% 53% 1 dagComputerbranche 67% 76% 1,1 dagenTelecom 60% 53% 1,1 dagengemiddeld 70% 61% 1,2 dagen

Bron: Tijdschrift voor multimedia, nr 7/8 2001, blz. 5.

Om de betrokkenheid van burgers en maatschappelijke groepen zo goedmogelijk aan te wenden en nog verder te vergroten, wordt door de over-heid gaandeweg meer gebruik gemaakt van interactieve ICT-applicaties.1

Onlangs is het Expertisebureau innovatieve besluitvorming, XPIN, opge-richt om te makelen en schakelen in kennis over interactieve beleid- enbesluitvormingtechnieken die toegepast worden door overheden in huncommunicatie met belanghebbenden. Het doel is dat eind 2002 minimaal15% van de publieke beleidsmakende instanties een website met interac-tieve beleidvormingsinstrumenten hebben.

1 Zie o.a. het rapport «Internetgereed-schappen voor interactieve beleidsvorming»op www.advies.overheid.nl.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 18

Page 19: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Tabel 2. Functies van websites van overheden in 2000 (in procenten van N)

Mogelijkheidtot stellen vaneen vraag pere-mail

Mogelijkheidbestanden tedownloaden

Actuelepersberichtenop de sites

Mogelijkheidtot onlineaanvragen vanbrochures enrapporten

Aanwezigheidvan eenoverzicht vandiensten enafdelingen

Mogelijkheidtot zoeken optrefwoord

Electronischediscussie-mogelijkheid

MinisteriesN=14

62 100 100 55 92 100 15

ProviciesN=13

54 46 85 23 77 40 15

Gemeen-ten N=229

30 16 38 13 60 43 11

Bron: NEI 2001, Internetmonitor overheidswebsites 2000

Tevens wordt langs twee sporen gewerkt aan de realisatie van het plaats-onafhankelijk stemmen. Het eerste spoor betreft de voorbereiding enuitvoering van een groot experiment tijdens de provinciale staten-verkiezingen in 2003 waarbij het in meerdere gemeenten mogelijk zal zijnom te stemmen in een stembureau van eigen keuze of via stemzuilen. Hettweede spoor richt zich om het onderzoeken naar de mogelijkheden omstemmen vanuit iedere willekeurige plek mogelijk te maken. Om beidesporen te realiseren dient onder andere een landelijk raadpleegbaarkiezersregister, een virtueel stemlokaal en een elektronisch identiteitsbe-wijs ontwikkeld te worden. Voorzieningen voor de elektronische identifi-catie en het veilig communiceren zijn hierbij uiteraard van wezenlijkbelang (zie par. 4).

Het eDemocracy-beleid zal langs de volgende lijnen worden vorm-gegeven:• Alle democratische basisinformatie zoals Kamerstukken en stukken

voor Provinciale Staten en Gemeenteraden beschikbaar op Internet,voordat definitieve besluitvorming al heeft plaatsgevonden.

• Invoeren bij publieke beleidsmakende instanties van interactievebeleidvormingstools op hun sites.

• Helderheid geven over de status van de elektronische communicatietussen burgers en bestuurders/ambtenaren.

• Mogelijk maken van het plaatsonafhankelijk stemmen bij landelijkeverkiezingen.

De overheid vraagt niet naar de bekende weg: het stroomlijnenvan basisgegevens

Om de (elektronische) dienstverlening van de overheid efficiënt te latenverlopen is het nodig dat de back-office van de overheid snel de juistegegevens kan aanleveren en combineren. Dit om de aanvraag voor eenvergunning, subsidie en dergelijke snel en doelmatig te kunnen verwerkenen tot een rechtmatige beslissing te kunnen komen. De beoogde korterewacht- en doorlooptijden van de elektronische overheid zijn sterk afhanke-lijk van het kunnen beschikken over eenduidige, koppelbare en overheid-breed erkende kerngegevens, zgn. authentieke registraties van basisgege-vens. Als voorbeeld kan verwezen worden naar de automatisering van hetbevolkingsregister tot het GBA (Gemeenschappelijke Bevolkingsadmini-stratie Persoonsgegevens). Dankzij het GBA is het nu mogelijk dat metslechts één verhuisbericht tientallen overheidsinstellingen gelijk over deverhuizing geïnformeerd worden.1 Ook dient het GBA als basis voor hethanteren van de juiste NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats) bij hetbeoordelen van vergunningen e.d. Naast een basisregistratie vanpersonen is er ook grote behoefte aan eenduidige registraties van metname bedrijven en gebouwen. Momenteel kennen de Belastingdienst, het

1 Zie de Commissie Snellen, die recentmoderniseringsvoorstellen t.a.v. het GBAheeft gedaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 19

Page 20: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

LISV, het CBS en de Kamer van Koophandel elk hun eigen bedrijven-register en zijn er talloze deelregistraties van geografische objecten. Dene-marken laat zien hoe een Basisbedrijvenregister (BBR) en een Geografi-sche Basisregistratie (GBR) naast een GBA als «knooppunten» van degegevensinfrastructuur van de overheid fungeren.

Het kunnen beschikken over betrouwbare, eenduidige en overheidsbreederkende basisgegevens op het terrein van niet-natuurlijke rechtspersonenen vooral van geografische objecten zal daarnaast wezenlijk bijdragen aaneen versnelling van de besluitvorming door de overheid op die terreinenwaar deze gegevens een essentiële rol spelen, zoals ruimtelijke ordening,grotestedenbeleid, fiscaliteit, sociale zekerheid, openbare orde en veilig-heid. Daarbij gaat het om het elimineren van de «stroperigheid» in debesluitvorming op alle niveaus. Daarnaast hebben de rampen vanEnschede en Volendam duidelijk gemaakt dat de huidige invulling van detoezichthoudende functie van de overheid op het naleven van de wet- enregelgeving verbetering behoeft. Inzet van ICT, zoals het realiseren vandigitale, onderling koppelbare registers van gegevens van gebouwen,vergunningen e.d. zouden hier tot aanzienlijke verbeteringen kunnenleiden. Zowel t.a.v. de beleidsontwikkeling, de politiek-bestuurlijke besluit-vorming als de beleidsuitvoering en controle (denk aan fraudebestrijding)zouden derhalve grote effïciëntie- en effectiviteitseffecten optreden, al washet maar om dubbelingen in het huidige gegevensbeheer te elimineren.Het NEI kwam tot een becijfering van f 4 mrd in tien jaar aan vermedenkosten bij verwerking en beheer van gegevens en aan minder fraudewanneer er een Gebouwenregister en Basis bedrijvenregister zoudenkomen1. Om te komen tot een geïntegreerde elektronische overheids-loketten met name op het vlak van bouwen en wonen, is een Gebouwen-register onmisbaar; gebouwen vervullen immers een rol bij driekwart vanalle gemeentelijke processen.

Het elektronisch afdoen van transacties volstaat niet met elektronischaanbieden van de formulieren, maar veronderstelt tevens een snelle, enwaar mogelijk geautomatiseerde, afhandeling in de backoffice. Daarvoorzijn eenduidige, koppelbare gegevensbestanden nodig.

Door (delen van) basisregistraties kosteloos dan wel tegen kostprijsbeschikbaar te stellen zou tevens economisch gezien grote voordelenkunnen opleveren, doordat deze gegevens als hoogwaardige (gratis)grondstof kunnen dienen voor het bedrijfsleven om er toegevoegdewaardediensten van te produceren. Dit geldt zeker voor de op geo-infor-matie gebaseerde markt, die als ICT-groeimarkt bij uitstek geldt (elektroni-sche adressengidsen, routeplanners, etc.).

Administratieve Lasten

Bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers worden regelmatiggeconfronteerd met de plicht (vaak grote hoeveelheden) gegevens aan deoverheid te verstrekken; denk o.a. aan de verplichte opgaven aan deBelastingdienst en het CBS. Volgens de commissie Administratieve Lastenkost het voldoen aan de administratieve verplichtingen jegens de over-heid het bedrijfsleven jaarlijks ruim f 16 mrd.2 Het kunnen beschikken overmeer digitale, authentieke registraties van personen, bedrijven,gebouwen, sociaal verzekerden e.d. zou er toe leiden dat de vraag van deoverheid naar gegevens van bedrijven en burgers die reeds (elders)binnen de overheid beschikbaar zijn, sterk zal verminderen. De admini-stratieve lastendruk voor bedrijven, maatschappelijke organisaties enburgers zou dan ook navenant afnemen.3 Het jaarverslag 2000 van deACTAL (Adviescollege toetsing administratieve lasten) geeft aan dat hier

1 NEI, Potentiële baten elektronische overheid,2001, blz. 79.2 Commissie Administratieve Lasten(Commissie Slechte), Regels zonder overlast,november 1999.3 ICT en administratieve lasten, KamerstukkenII, 26 643, nr. 7, juni 2000.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 20

Page 21: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

nog een wereld te winnen valt, daar sinds 1994 de administratieve lastennog maar met 6% i.p.v. met de beoogde 25% zijn afgenomen1.

Een belangrijke beleidopgave voor de overheid is om haar dienstverleningte verhogen en de administratieve lasten te verlagen. Hier kan de inzetvan ICT een grote bijdrage aan leveren.

Identiteit en Vertrouwen

De tweede dragende muur van het ELO-huis moet ervoor zorgen dat deelektronische communicatie met de overheid op een veilige manier kanplaatsvinden. Meer nog dan in de fysieke wereld is in de elektronischewereld immers de vraag naar vertrouwen aan de orde. Is diegene aan deandere kant van de elektronische snelweg echt diegene die hij/zij zegt tezijn? Is de handtekening op een elektronisch document echt een handteke-ning waarop de ondertekenaar kan worden aangesproken? Vooral in deelektronische wereld is er behoefte aan zodanige beveiliging en identifi-catie dat van elektronische berichten zeker is dat:• ze ongeschonden aankomen;• duidelijk is van wie ze afkomstig zijn;• de vertrouwelijkheid gegarandeerd is;• en duurzame (digitale) bewaring mogelijk is.

Om dit te bereiken werkt de Taskforce PKI Overheid aan een stelsel vanafspraken over te hanteren technieken ten aanzien van veilig en betrouw-baar communiceren met de overheid en tussen overheden onderling.Tevens wordt de eNIK, de elektronische Nederlandse Identiteitskaart,ontwikkeld. Hierbij worden onder meer proeven ondernomen met biome-trische technieken met betrekking tot irisscan en vingerafdrukken. De eNIKzal in het publieke domein dienen ter identificatie én als elektronischehandtekening. Voor de private sector kan de eNIK dienen als basis voorandere, daarop gebaseerde elektronische identificatie- en handtekening-middelen zoals die bijvoorbeeld door banken uitgegeven worden.Daarmee wordt een van de gesignaleerde bottlenecks in de totstandko-ming van de elektronische vertrouwensinfrastructuur, namelijk de hogekosten voor de identiteitsvaststelling, opgelost.

Een betrouwbare digitale handtekening is een basisvoorwaarde voorgrootschalige, betrouwbare communicatie, transactie en informatie-uitwisseling tussen overheid en burger, overheid en bedrijfsleven enoverheden onderling.

De overheid als launching customer

Een tijdige en betrouwbare realisatie van de digitale handtekening in hetpublieke domein kan dus een stevige impuls geven aan de verdere groeivan e-commerce in al zijn facetten. Hierbij maakt de overheid het nietalleen mogelijk dat veilig met de overheid en tussen overheden onderlinggecommuniceerd kan worden, maar zij levert ook als «launchingcustomer» de basis voor de noodzakelijke vertrouwensstructuur voore-commerce.Dit past in het streven om Nederland meer een «kennisland» te maken. Deoverheid kan hierbij een stimulerende rol spelen door niet alleen meerbestaande ICT-kennis toe te passen, maar ook door het (laten) ontwikkelenvan nieuwe kennis, door als «launching customer» op grote schaalnieuwe technologieën in de markt te introduceren. Zo zouden betrouw-bare voorzieningen voor identificatie (eNIK) en veilig betalen (PKI) kunnenzorgen voor een doorbraak op het vlak van e-commerce.

1 Adviescollege toetsing administratievelasten, Jaarverslag 2000, januari 2001.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 21

Page 22: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Omdat de overheid een grote vragende partij op de ICT-markt kan zeinnovatie stimuleren door:– (leveranciers-onafhankelijke) standaarden neer te zetten;– expliciet te kiezen voor open-source software, zoals Frankrijk bijvoor-

beeld heeft gedaan;– via goede aanbestedingsprocedures de marktwerking te verbeteren,

daar waar nu tekenen zijn van onvoldoende concurrentie als het gaatom het leveren van systemen voor gemeenten;

– eisen te stellen aan ICT-producten van overheden; bijvoorbeeld doorverplicht te stellen dat alle overheidsites leesbaar zijn in braille en ingrote lettertypes voor slechtzienden.

– te voorkomen dat met name ten aanzien van de elektronische identifi-catie her en der in overheidsland het wiel meerdere keren wordt uitge-vonden (net als bijvoorbeeld bij de chipknip en de chipper.)

Mede om de bij het uitvoeren van de verschillende ELO-projecten opge-bouwde kennis voor de overheid vast te houden is sinds kort de StichtingICTU operationeel. Binnen de ICTU zijn de verschillende ELO-program-mabureaus samengebracht. Ook gezien de krapte op de ICT-markt is diteen middel om de noodzakelijke ICT-expertise voor de overheid beschik-baar te houden. Verwacht wordt dat de ICTU een rol kan spelen bij hetverder vorm geven van de overheid als launching customer. Door de nudoorgevoerde scheiding tussen beleid en uitvoering zal enerzijds via deICTU kennis over bijvoorbeeld praktische uitvoeringskwesties eerderbeschikbaar komen, waardoor de uitvoering van de ELO-projecten zalverbeteren en zal anderzijds eerder interessante informatie beschikbaarkomen op basis waarvan het ELO-beleid verder vorm gegeven kanworden.

Van pilots naar uitrol

In de huidige kabinetsperiode is een forse start gemaakt om te komen toteen Elektronische Overheid, een overheid die haar klassieke functies metbehulp van ICT beter kan uitoefenen. Dat gaat niet vanzelf. Vele partijenbinnen en buiten de overheid zijn daar aan bezig, met pilotprojecten, metsubsidieregelingen, door nieuwe regelgeving, door makelen en schakelen,et cetera. Daarmee is een begin gemaakt met de bouw van het ELO-huis,met de muren Identificatie & Vertrouwen en van Stroomlijning Basisgege-vens en het dak van de Elektronische Dienstverlening en participatie.Wanneer het ELO-huis klaar is kunnen de burgers als participanten beterbij het openbaar bestuur betrokken worden en als klanten van de overheidsneller en beter geholpen worden, terwijl de overheid in staat dit metminder personeel te realiseren. Dat is hard nodig, want uit onderzoekblijkt dat het niet intensief gebruik maken van ICT bij de overheid medeverantwoordelijk is voor de Nederlandse productiviteitsvertraging na1995.1 Dat is een slechte zaak, zeker als de arbeidsmarkt krap is en hetarbeidsaanbod als gevolg van vergrijzing zal afnemen. Onder zulkeomstandigheden is het noodzakelijk dat het werk met minder mensengedaan kan worden. Dat kan alleen als die mensen het meest modernegereedschap tot hun beschikking hebben. En dan gaat het over ICT-toe-passingen, over investeringen in ICT, inclusief de benodigde organisatori-sche innovatie.

Zaak is nu met kracht de bouw van het ELO-huis voort te zetten, waarbijvoorkomen moet worden dat de muren en het dak te dunnetjes wordenneergezet. Hier zijn extra inspanningen voor nodig, die zo veel mogelijk ingezamenlijk verband moeten worden verricht. Dit om te voorkomen dather en der het wiel opnieuw zal worden uitgevonden omdat gemeenten inhun eentje aan de slag gaan of private partijen eigen oplossingen gaanzoeken voor de elektronische identificatie en dergelijke. Voorkomen moet

1 B. Van Ark, De vernieuwing van de oudeeconomie. In Preadviezen van de KoninklijkeVereniging voor de staatshuishoudkunde,(2000), blz. XII en 21–59.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 22

Page 23: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

ook worden dat het dak van het ELO-huis, de elektronische dienstverle-ning, maar voor de helft zal afkomen. Want zonder bijvoorbeeld de elek-tronische identificatie zullen alleen die overheidsdiensten elektronischkunnen worden geleverd, waarvoor geen harde identificatie nodig is,zoals kap- en visvergunningen. Ook de beoogde externe kwaliteitsslagmet korte wacht- en doorlooptijden voor de overheidklant en de interneefficiëntiewinsten bij de overheid laten op zich wachten wanneer dekoppeling tussen de front-office en de back-office onvoldoende gereali-seerd is en de basisadministraties onvoldoende digitaal gekoppeldkunnen worden.Met name de financiële sector trekt momenteel miljarden uit voor elektro-nische dienstverlening. Wil Nederland de ambitie uit de Digitale Deltawaar kunnen maken om op het gebied van ICT tot de koplopers in Europate gaan behoren, dan zal ook de overheidssector een majeur investerings-programma moeten uitvoeren. Dan zullen de huidige pilotprojectenmoeten worden opgevolgd door grootschalige uitrolprogramma’s. Deambitie is om de bestaande doelstelling om 25% van de overheidsdienst-verlening elektronisch te kunnen laten verrichten, te verhogen naar 75%.Om deze doelstelling te realiseren zullen aanzienlijke bedragen nodig zijn.Uiteraard wordt het realisatietempo om deze doelstelling te halen bepaalddoor de mate waarin middelen ter beschikking komen.

Tabel 3 Doelvariabelen Elektronische Overheid

doelvariabele kwantificering/kwalificering

verbetering publieke dienstverlening 75% langs elektronische weg in 2006verminderen van administratieve lasten in 2006 met 25% verlaagdvergroten publieke besluitvaardigheid kortere wacht- en doorlooptijdenbeter toezicht & handhaving betere naleving wet- en regelgevingstimulering e-commerce en e-government in 2006 vijf miljoen elektronische Identiteits-

kaartenverhoging democratische participatie in 2006 hebben alle beleidsmakende instanties

een website met interactieve beleidsvormings-instrumenten

verhoging arbeidsproductiviteit gemiddeld 10% hoger bij uitvoerende diensten

De 75%-ambitie is in lijn met de kamermotie Voûte-Droste1, waarin deregering wordt verzocht alle relevante overheidsdiensten digitaal aan tegaan bieden. Berekeningen geven aan dat de baten van ICT-investeringenin de elektronische overheid de daarmee gepaard gaande kosten velemalen zullen overtreffen, maar dat de baten veelal op andere plaatsenzullen vallen dan de kosten. Tevens is duidelijk dat de begrotingen van degemeenten, de overheidsinstanties waar de burger na de Belastingdiensthet meest mee in contact komen, volstrekt onvoldoende van omvang zijnom de noodzakelijke investeringen uit te dekken.

Zoals aangegeven zouden de beoogde investeringen zich moeten richtenop de noodzakelijke generieke infrastructuur en randvoorwaarden tenbehoeve van de elektronische dienstverlening aan burgers en bedrijven:• brede uitrol van het programma OL2000 en andere ELO-projecten die

zich richten op het vergroten van de dienstverlening door de overheidvia de elektronische snelweg. Om te komen tot een grootschalig, echtefficiency verhogende geautomatiseerde afhandeling van de bulk aanpublieke diensten is het noodzakelijk dat de organisatie achter de front-office een grondig reorganisatie- en omscholingstraject ondergaat. Omdat ook buiten de rijksoverheid te realiseren zullen onder meer conven-anten met andere overheden, met name gemeenten (waaronder devooroplopende pilot-gemeenten en de steden verenigd in Stedenlink/Kenniswijk, en met het VNG) gesloten worden en (certificerings)afspra-ken met het bedrijfsleven worden gemaakt inzake de uit te voerenICT-projecten.1 Kamerstukken II, 26 643, nr. 18.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 23

Page 24: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

• in de back office stroomlijnen van basisregistraties, zodat allerlei over-heidsdiensten niet ieder voor zich (delen van deze) registers gaanopzetten en bijhouden en waardoor dezelfde gegevens nog maar éénkeer aan de overheid hoeven te worden aangeleverd (verminderingvan de administratieve lasten).

• brede uitrol van eNIK’s, inclusief bijbehorende kaart- en biometrie-lezers aan burgers, bedrijfsleven en overheid, om zodoende sneller endaarmee succesvolle introductie te verzekeren. De ambitie is om in2006 vijf miljoen Nederlanders te hebben voorzien van een eNIK metbiometrisch kenmerk.

Met een majeure eenmalige investeringsimpuls ontstaat een elektronischeoverheid die efficiënter, effectiever en klantvriendelijker is en tot deICT-koplopers van Europa behoort.

Vraaggerichteportalwebsite Overheid.nl

Midware:koppelt alle éénloket projecten aan portal Overheid.nl

Landelijkniveau

Regionaalniveau

Loket Zorg &Welzijn

Loket Bouwen &Wonen

Loket Sociale As Bedrijven-loket LNV-loketOverige loketten

Midware: koppelt publieke en evt.private dienstverleners aan loket

Bouwen & Wonen

Woningbouw-corporaties

Makelaars Gemeente Hypotheek-adviseurs

Midware: koppelt website (frontoffice) vangemeente aan back-office producten

Lokaalniveau

Backoffice met alle ruim 300gemeentelijke producten

Midwarebedrijvenloket

Belasting-dienst

Midware niveau 1

Midware niveau 2

Midware niveau 3

STROOMLIJNING

BASISGEGEVENS

IDENTITEIT

VERTROUWEN

&

FRONTOFFICE

Kamers vanKoophandel

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 24

Page 25: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

BACKOFFICE

Figuur 1 geeft een schematisch beeld van het gewenste ELO-huis. Dedragende muren, Stroomlijning Basisgegevens en Identiteit &Vertrouwen, vormen de backoffice van het ELO-huis. Zij vormen een expli-ciete voorwaarde voor een betrouwbare elektronische communicatie vanen met de overheid en een geautomatiseerde efficiënte afhandeling vanpublieke diensten. Zonder beide muren zal het dak, de frontoffice van deelektronische publieke dienstverlening, niet van de grond komen.In de gewenste situatie hebben burgers, bedrijven en instellingen drieelektronische ingangen tot de overheid. Op lokaal niveau kan bijvoorbeelddirect de gemeente benaderd worden. Op regionaal niveau kan via éénloket informatie of diensten van meerdere dienstverlenende instanties opeen vraaggerichte manier ontsloten worden. En op landelijk niveauworden deze loketten op hun beurt gekoppeld zodat via een centraleportal website www.overheid.nl de gehele overheidsdienstverlening kanworden benaderd. De koppelingen tussen het lokale, regionale en hetlandelijke niveau worden gerealiseerd door middel van midware. Soft-ware waarmee inkomende en uitgaande data wordt geordend en in dediverse backoffices wordt opgeslagen. De volgende midware niveausworden onderscheiden:• Midware niveau 1 koppelt de frontoffice (website of fysiek loket) van

de dienstverlener aan de backoffice om zodoende vraaggerichte geau-tomatiseerde dienstverlening op lokaal niveau mogelijk te maken. Ditis het niveau waar de superpilots zich op richten. In figuur 1 is bij wijzevan voorbeeld alleen de midware-koppeling van de gemeente verderuitgewerkt, maar iedere instantie wordt via eigen midware gekoppeldaan haar backoffice.

• Midware niveau 2 koppelt regionaal georganiseerde loketten zoals hetBedrijvenloket of het loket Bouwen & Wonen aan de betrokkenpublieke en evt. private dienstverlenende instanties. Dit is het niveauwaar het programma OverheidsLoket 2000 zich op richt. In figuur 1 zijnbij wijze van voorbeeld alleen de midware-k oppelingen van hetBedrijvenloket en het loket bouwen & Wonen verder uitgewerkt, maarieder loket wordt via eigen midware gekoppeld aan meerdere instan-ties.

• Midware niveau 3 koppelt alle regionaal georganiseerde loketten aande portalsite www.overheid.nl. In de optimale situatie worden burgersen bedrijven via www.overheid.nl op een vraaggerichte, klant-vriendelijke manier na éénmalige aanlevering van persoonlijke gege-vens voorzien van alle noodzakelijke producten en diensten in relatietot hun vraag/wens.

BOUWSTENENNOTITIE ICT-ONDERZOEK EN -INNOVATIE

Waarom kabinetsprioriteit?

Informatie en communicatie-technologie (ICT) heeft algemeen erkenninggevonden als «key driver» voor maatschappelijke en economische ontwik-kelingen in de 21e eeuw. Recente cijfers van het CBS spreken wat datbetreft boekdelen: 8% van het BNP wordt inmiddels besteed aan ICT en dedirecte bijdrage van de ICT-sector aan de groei van het BNP is de afge-lopen jaren opgelopen tot ruim 20%. De mogelijkheden die ICT biedtveranderen in rap tempo de manier waarop we zaken doen, communi-ceren, ontspannen, wetenschap bedrijven, etc. Die ontwikkelingen zijninternationaal maar niet ieder land of regio weet er even goed op in tespelen. Dit kabinet heeft de ambitie om voor Nederland bij de ontwikke-ling en toepassing van ICT een positie in de voorste gelederen te verze-keren. Daarom heeft het van de versterking van ICT-onderzoek en-innovatie een prioriteit gemaakt. Immers sterk onderzoek is voorwaarde

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 25

Page 26: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

om informatie en communicatietechnologie verder te ontwikkelen enmaatschappelijk en economisch uit te kunnen baten. ICT roept prachtigeperspectieven op maar stelt ook keer op keer voor grote wetenschappe-lijke en technologische uitdagingen. Ook de weg naar snelle, innovatievetoepassing vergt voortdurend onderzoeksinspanningen. Het gezagheb-bende Europese college van deskundigen ISTAG (Information SocietyTechnologies Advisory Group) zegt hierover: «in de toekomst zal de mensomgeven zijn door intelligente systemen die zich aan hèm aanpassen inplaats van andersom. Deze ontwikkelingen zijn een drijvende kracht achtermaatschappelijke, politieke en economische ontwikkelingen. Om dezeontwikkelingen mogelijk te maken zijn substantiële, langdurige engerichte ICT-onderzoeksinspanningen nodig».

Het ICT-onderzoek omvat een groot aantal disciplines die steeds meersamenhangen: van quantum-computing en fotonica tot delen van hetcognitieonderzoek; van kunstmatige intelligentie, taal- en spraaktechno-logie, mens-machine-interactie en informatiemanagement tot micro-electronica. Substantiële en strategische inzet ervan is voorwaarde om degrote beloftes zoals ideale communicatie en een hogere levensstandaardte verwezenlijken (taskforce ICT-en-kennis).

Tal van adviezen en (internationale) beleidsagenda’s onderstrepen dewezenlijke rol van ICT-onderzoek. Zonder voortdurende investeringen indat onderzoek en daarop gebaseerde snelle innovatie treedt vertraging opvan de ontwikkelingen binnen tal van economische en maatschappelijkesectoren. «Een expanderende en concurrerende ICT-industrie die onder-steund wordt door een sterke academische kennisinfrastructuur is eenbron van welvaart» (taskforce ICT-en-kennis). Diverse andere westerselanden (Frankrijk, Scandinavië, Ierland, VS) zijn ook tot die overtuiginggekomen en zijn bezig het ICT-onderzoek drastisch te versterken. Er tekentzich een groeiende beleidsconcurrentie af en wij mogen de boot nietmissen.

Waar staan we nu?

In het actieplan Concurreren met ICT Competenties (CIC, EZ/OcenW, april2000) werd een analyse van de situatie gegeven: Nederland heeft eenaantal erkende sterktes op deelterreinen van het ICT-onderzoek. Diedienen uitgebuit en maximaal benut. De Nederlandse ICT-kennisinfra-structuur kent naast sterktes echter ook zwaktes. Als grote zwakte geldtdat omvang en slagkracht van die infrastructuur het sterk toegenomenmaatschappelijk en economisch belang van ICT niet hebben gevolgd. Dezeer kennisintensieve ICT-sector vindt voor haar meer fundamentelevragen te vaak geen gehoor bij de publieke kennisinstellingen. Zo wordenkansen gemist en blijven uitdagingen onbeantwoord. Er is meer volumenodig zeker op het omvangrijke gebied van het informatica-onderzoek. Alsvoedingsbodem voor een scheppende ICT-industrie, voor gezaghebbendeinternationale participatie, voor een adequaat absorberen van wat eldersaan kennis wordt ontwikkeld en voor de opleiding van jonge excellenteonderzoekers schiet de actuele kennisinfrastructuur tekort.

ICT-onderzoek vereist ook een levendige interactie tussen de diverse scha-kels van de kennisketen (concurrent research) en daarmee dynamiek inhet onderzoek en een voortdurende kennisoverdracht en wisselwerkingtussen publieke en private inspanningen. Daar zit een andere zwakke plekwant deze processen schieten hier en daar nog flink tekort. Het ICT-onder-zoek is veelal onvoldoende transparant, en met name deIT-dienstverlenende bedrijven zullen meer «onderzoeksminded» moetenworden. Innovatie laat nu nog vaak onnodig lang op zich wachten.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 26

Page 27: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

Op het terrein van ICT-onderzoek en -innovatie is de afgelopen periode alhet nodige in gang gezet. Zo is door overheid, kennisinstellingen enbedrijven een aantal concrete initiatieven genomen. Te denken valt daarbijaan onderzoeksstimuleringsprogramma’s, innovatiegerichte onderzoeks-programma’s (IOP’s), instituutsvorming, onderzoeksagendering, etc.Bovendien heeft het ICT-onderzoek zich binnen ICES-KIS een stevigepositie veroverd en zijn er in die context diverse projecten gerealiseerd(WTCW, GigaPort). Ook geeft de Vernieuwingsimpuls jonge, creatieveICT-onderzoekers kansen uitdrukkelijk van zich te laten horen.

Met het CIC-actieplan is de basis gelegd voor het huidige kabinetsbeleidinzake ICT-kennis en -innovatie. Het kabinet zet met dat plan in opversnelde innovatie door ICT-doorbraakprojecten, op versterking en trans-parantie van het ICT-onderzoek en op voldoende kennisdragers en eenoptimale inzet daarvan. Het merendeel van de in het plan aangekondigdeacties is intussen in uitvoering genomen. Zo zijn er voor het nieuweinstrument van ICT-doorbraakprojecten extra middelen vrijgemaakt. Tweeacties, die met name gericht waren op een beter inzicht in omvang enwerking van de ICT-kennisinfrastructuur en de wenselijkheden dienaan-gaande, zijn intussen afgerond. Het betreft een door TNO uitgevoerdescan van de ICT-kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en bedrijfs-leven en het advies van de taskforce ICT-en-kennis. Beide acties beves-tigen de analyse van het CIC-actieplan en de noodzaak van substantiëleintensiveringen.

Er is dus het e.e.a. in gang maar het is ontoereikend om de ambities opafzienbare termijn te verwezenlijken. Zeker nu sprake is van een interna-tionale versnelling in de ontwikkeling en verheviging van de jacht opnieuwe toepassingen van ICT (naast de toenemende nationale inspan-ningen o.a. de Europese inzet: e-Europe, IST, prioriteitstelling KP6,MEDEA, ITEA).

Een sprong vooruit moet gerealiseerd worden en zelfs als het even watminder gaat met de ICT-bedrijvigheid doet dat aan de analyses en agende-ringen niets af. Krachtig investeren in ICT-onderzoek en -innovatie isinvesteren in de toekomst.

Wat is nodig?

Het kabinet ziet – gelet ook op het rapport van de taskforce ICT-en-kennis –drie grote uitdagingen. Dit zijn de bouwstenen die ze ook aanreikt voor hetvolgend kabinet.

Meer slagkracht, dynamiek en strategie in het ICT-onderzoek

De uitdaging is om de omgevingsgevoeligheid van het ICT-onderzoekduurzaam te vergroten. Het moet gaan zinderen tussen onderzoekers enhun omgeving (AWT, Verlangen naar de eindeloze zee). Netwerkvormingen maatschappelijke inbedding van de onderzoeksactiviteiten moet bijfinanciering en stimulering van het onderzoek een vast aandachtspuntzijn. Het formuleren van richtinggevende en inspirerende onderzoeks-doelen, de discussie en de consensus daarover kunnen daarbij eenbelangrijke rol spelen. Dit ligt primair op de weg van de kennisinstellingenen het bedrijfsleven. Om dat proces te ondersteunen neemt het kabinethet voorstel van de taskforce tot instelling van een ICT-forum over. Hetbijeenbrengen van de belangrijkste stakeholders uit de ICT-sector, hetICT-toepassend bedrijfsleven en de ICT-kennisinfrastructuur voor deformulering van een jaarlijkse visie op de gewenste kennisontwikkelinggarandeert een periodieke bezinning op de positionering van hetICT-onderzoek. Het draagt bij aan draagvlak voor de keuzes die moeten

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 27

Page 28: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

worden gemaakt. Het kabinet meent dat deze intensieve, periodieke exer-citie voor het dynamische ICT-veld (met zijn typische, kortcyclischeconcurrent research) van groot belang is en tenminste de komende vierjaren zou moeten worden volgehouden. De visie van het forum zal daarbijniet vrijblijvend zijn maar de inzet van (extra) middelen mede moetenbepalen.

De taskforce ICT-en-kennis heeft de facto al als zo’n forum gefunctioneerdwaar ze de grote ambities voor het ICT-onderzoek beschrijft: vierde gene-ratie internet, embedded en distributed systems, software engineering enmultimedia onderzoek, (met daarbij een goede balans tussen technisch/toegepast onderzoek en fundamenteel/wetenschappelijk onderzoek).Omdat over deze ambities brede consensus lijkt te bestaan, ze aansluitenop internationale ontwikkelingen en ze bovenal op de Nederlandsesterktes en wensen in onderzoek, economie en samenleving, verdienen zeaandacht bij de verdere versterking van het ICT-onderzoek. Behalveonderzoeksinhoudelijke visies zal het forum overigens ook praktischeaanbevelingen en invullingen geven, gericht op samenwerking, efficiencyen transparantie.

Delen van het ICT-onderzoek en vooral het informatica onderzoekkenmerken zich door subkritische versnippering waar de slagkracht en devindbaarheid van het onderzoek zeer onder lijden. Taakverdeling enzwaartepuntvorming in het publieke ICT-onderzoek is dan ook een dwin-gende noodzaak. Le Pair oordeelt dat bij het inzetten van het actuelefinancieringsinstrumentarium en bij de beschikbaarstelling van middelendie taakverdeling en zwaartepuntvorming gestimuleerd moeten worden.Het kabinet onderschrijft dat en verwacht dat ook het ICT-forum daaraan –door overtuiging en draagvlakvorming – zal kunnen bijdragen.

Slagkracht, dynamiek en een strategische positionering uiten zich ook inde strategische plannen van de kennisinstellingen en in de wijze waaropze vanuit eigen verantwoordelijkheid en op eigen kracht (o.a. viaherallocatie van middelen) de aandacht weten te verleggen naar een snelgroeiend gebied als ICT. Verantwoording die wordt afgelegd over dieplannen en de uitvoering ervan maken voortgang en bereikte resultateninzichtelijk. Ook gezamenlijke plannen van kennisinstellingen kunnenleiden tot dynamiek zoals de opstelling van de nieuwe NationaleOnderzoeksagenda Informatica (NOAG-I) laat zien.

Structurele versterking van het ICT-onderzoek

De grote uitdaging voor de komende tijd is: het ICT-onderzoek duurzaamte versterken. De taskforce ICT-en-kennis maakt zeer aannemelijk dat eenaanzienlijke versterking gewenst is om de ICT-kennisbasis in Nederlandvoldoende potentie en excellentie te laten behouden. De taskforce achtuiteindelijk een structurele verdubbeling van de middelen voor ICT-onder-zoek wenselijk.

Het eventueel beschikbaar komen van substantiële middelen uit ICES/KISzou voor de korte en middellange termijn een belangrijke bijdrage aan deversterking van ICT-onderzoek kunnen zijn. Daartoe uitgedaagd door hetkabinet hebben consortia van kennisinstellingen en bedrijven ambitieuzeen breed gedragen eerste voorstellen voor invullingen gegenereerd.Daarbij is al rekening gehouden met de resultaten van de taskforce le Pairzoals de hoofdroutes.

Maar voor het structureel maken van de substantiële versterking is meernodig. Inspanning van de instellingen zelf bijvoorbeeld (reallocatie), enook uitvoering van de andere aanbevelingen van Le Pair (vergroting trans-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 28

Page 29: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 · 2 Brief van de Ministers van Economische Zaken, Grote Steden- en Integratiebeleid en Justitie en de Staatssecretarissen van Verkeer en Waterstaat,

parantie, taakverdeling, samenwerking etc.) kunnen middelen en eeneffectieve besteding opleveren. Daarnaast lijkt echter een gerichte inspan-ning van de overheid (toewijzing van middelen aan NWO ter duurzameversterking van met name het fundamenteel ICT-onderzoek) op termijnonafwendbaar.

Doorstroming van kennis naar de markt: snelle innovatie en eentransparante ICT-kennismarkt

Een structureel betere benutting en doorstroming van kennis is nodig. LePair pleit voor de ontwikkeling van een marktplaats voor de uitwisselingvan ICT-kennis en de resultaten van ICT-onderzoek, gebaseerd op eenheldere gezamenlijk herkende structuur (van zwaartepunten), waarbinnenonderzoeksorganisaties, onderzoekers, projecten en onderzoeksresultatengemakkelijk zijn te vinden. Voor een webgebaseerde invulling hiervan zijnal de nodige aanzetten (NWO en NIWI) en het kabinet beveelt uitbouwervan in de door de taskforce voorgestelde richting van harte aan. HetICT-Kenniscongres, waarvan we in september 2001 de eerste editiebeleven, geeft een belangrijke fysieke invulling aan de gewenste markt-plaats. Het zou naar de mening van dit kabinet de komende jaren moetenworden herhaald en op zijn betekenis getoetst.

De transfer van de ICT-kennis en de stimulering daarvan zal de komendejaren punt van aandacht blijven. De TNO-scan heeft laten zien dat kennis-overdracht langs vele wegen plaats vindt, maar nog veel onvolkomen-heden en knelpunten laat zien. Voor een goed inzicht in de ontwikkelingenvan de ICT-kennistransfer zou deze scan voorlopig tweejaarlijks moetenworden herhaald.

Ook de door ICT-kennis gedreven innovatie die tot heden moeizaam opgang komt, zal de komende jaren de aandacht blijven opeisen. Om dieinnovatie aan te jagen is het instrument van de ICT-doorbraakprojectenontwikkeld. Bij doorbraakprojecten worden door samenwerkingverbandenvan kennisinstellingen en bedrijven, ICT onderzoeksresultaten vertaald ininnovatieve toepassingen terwijl ze omgekeerd ook weer agenderendwerken voor het ICT-onderzoek. Bij gebleken impact en effectiviteit kan hetgewenst zijn er de komende jaren extra in te investeren.

Ook stimuleringsinstrumenten voor ICT-onderzoek dienen doorstromingvan kennis te bevorderen. Daarom beveelt de taskforce ICT-en-kennis debrede toepassing aan van de succesvolle zogenaamde «Progress-formule». Dit is een vorm van stimulering waarbij publiek en privaatonderzoek, aanbieders en vragers van onderzoek, programmatisch nauwsamenwerken en waarbij fundamenteel, strategisch, en toepassings-gericht onderzoek («concurrent») hand in hand gaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 26 643, nr. 32 29