Tussentijds rapport - Zorg en Gezondheid...2016/08/11 · Tussentijds rapport Werktekst, 11/8/2016...
Transcript of Tussentijds rapport - Zorg en Gezondheid...2016/08/11 · Tussentijds rapport Werktekst, 11/8/2016...
Kwaliteit en gegevensdeling
Tussentijds rapport
Werktekst, 11/8/2016
1
Inhoudsopgave
1. Inleiding ___________________________________________________________________ 2
2. Componenten van het kwaliteitsbeleid binnen een integrale zorgbenadering ___________ 3
Praktijkevaluatie _______________________________________________________________ 4
Outcome _____________________________________________________________________ 5
Ervaring van de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger(s) ______________________ 7
3. Succesfactoren voor het meten van kwaliteit _____________________________________ 8
4. Randvoorwaarden _________________________________________________________ 10
4.1. Randvoorwaarden op niveau van de overheid ________________________________________ 11
Gegevens- en kennisdeling ___________________________________________________ 11
Actieplan eGezondheid _________________________________________________________ 11
Kennisdeling _________________________________________________________________ 12
Governance en projectmanagement ____________________________________________ 13
Middelen __________________________________________________________________ 16
Bereidheid van de overheid, leiderschap en een uitgewerkt kwaliteitsbeleid ___________ 16
Integraal beleid tussen overheden en sectoren ___________________________________ 17
4.2. Randvoorwaarden op niveau van het evidence based terreinonderzoek ___________________ 17
4.3. Randvoorwaarden op microniveau _________________________________________________ 17
Leiderschap en bereidheid om te werken aan kwaliteit _____________________________ 17
Middelen __________________________________________________________________ 18
Opleiding en ondersteuning___________________________________________________ 18
Werktekst, 11/8/2016
2
1. Inleiding
Een hervorming van de structuren in de eerstelijnsgezondheidszorg wordt beschreven in zowel het
Vlaams Regeerakkoord als in de beleidsnota van minister Vandeurzen 2014-2019. Om deze hervorming
gedragen aan te pakken, werd een participatief traject met de sector opgezet, waarbij ter
voorbereiding op de eerstelijnsconferentie op donderdag 16 februari 2017 zes werkgroepen worden
georganiseerd rond specifieke thema’s, namelijk:
1. Taakstelling en structuurintegratie
2. Geografische afbakening van de zorgregio’s
3. Modellen voor integrale zorg
4. De patiënt/burger centraal
5. Gegevensdeling en kwaliteit van zorg
6. Innovatie en ondernemerschap in de zorg
De doelstelling van de werkgroep over kwaliteit van zorg en gegevensdeling is het uitwerken van een
model voor evaluatie van de kwaliteit van de zorg binnen een integrale zorgbenadering. Hiertoe vervult
de werkgroep volgende opdrachten:
1. Het bepalen van de elementen die de kwaliteit van zorg binnen een integrale zorgbenadering
uitmaken.
2. Het bepalen van kwaliteitsindicatoren voor alle elementen van kwaliteit van zorg binnen deze
integrale zorgbenadering.
3. Het bepalen van welke gegevens noodzakelijk zijn om de kwaliteitsindicatoren te kunnen
meten.
4. De randvoorwaarden bepalen voor het verzamelen, analyseren en rapporteren van de
gegevens uit opdracht 3.
De tekst die hier nu voorligt is het resultaat van 3 werksessies: 1 voorbereidende werkgroep en 2
sessies met de volledige werkgroep. De werkgroep had een diverse samenstelling, hetgeen als erg
leerrijk ervaren werd. Deze tekst zal worden voorgelegd aan een wetenschappelijke reflectiekamer en
zal besproken worden met het werkveld aan de hand van zes provinciale toetsingsrondes. Op basis
van deze feedback zal de werkgroep in de maanden oktober en november opnieuw samenkomen om
naar een finale versie te evolueren.
Werktekst, 11/8/2016
3
2. Componenten van het kwaliteitsbeleid binnen een integrale zorgbenadering
Gebaseerd op internationale voorbeelden, literatuur en eerdere aanbevelingen aan de Vlaamse
overheid, bestaat een toekomstig kwaliteitsbeleid bij voorkeur uit verschillende, complementaire
onderdelen. Binnen een integrale zorgbenadering zien we 3 essentiële elementen in het meten van
kwaliteit: praktijkevaluatie, uitkomsten- of resultatenmetingen en het peilen naar de ervaring van de
patiënt, cliënt of de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger(s). Transparantie wordt daarbij
de norm en maakt deel uit van een maatschappelijke verantwoord gebruik van beperkte middelen.
Figuur: Drie componenten binnen het meten van kwaliteit
In de zorg zijn dergelijke kwaliteitssystemen al meer in voege aan het geraken. In het kader van de
ontwikkeling van deze visienota was iedereen het erover eens dat er ook een luik vanuit ‘Welzijn’ dient
opgenomen te worden. Dit luik wordt de komende maanden verder uitgewerkt op basis van input van
de welzijnsactoren binnen de werkgroep en de wetenschappelijke reflectiekamer.
Een bijkomende component in de meeste buitenlandse kwaliteitssystemen waarmee bij voorkeur
inhoudelijk wordt samengewerkt zijn de inspectiediensten vanuit de overheid of vanuit de
verzekeraars. Op dit ogenblik heeft de Vlaamse zorginspectie geen inspectiebevoegdheid bij
eerstelijnsgezondheidsactoren zoals huisartsen, kinesitherapeuten, apothekers en (een deel van) de
thuisverpleging en tandartsen. De vraag dient gesteld aan de FOD Volksgezondheid wat de concrete
inspectiemodellen zijn die zij hanteren en wat daarvan de resultaten zijn.
Praktijkevaluatie Outcome
Ervaring
Persoon met een zorgnood
Mantelzorger(s)
Werktekst, 11/8/2016
4
We overlopen de drie voorgestelde componenten in het eerstelijnskwaliteitsbeleid:
Praktijkevaluatie
Bij een aantal zorgactoren in de eerstelijn werden al stappen gezet in systemen van praktijkevaluatie
voor het continu verbeteren van praktijken en processen. Hierbij onderscheiden we verschillende
aspecten:
- Puur organisatorische aspecten (toegankelijkheid praktijk, IT systemen...)
- Procesaspecten: verloop van behandelingen en onderzoek, manier van samenwerken...
- Auditmethodes waarbij externen of peers de praktijkvoering en organisatie doorlichten.
Het meest bekende systeem is het Europese EPA-project, een pan-Europees ontwikkeld instrument
dat specifiek voor de eerstelijn ontwikkeld werd (https://www.epa-
qm.de/epa/front_content.php?idart=218 ).
In Vlaanderen hebben de Vlaamse huisartsen hiermee de meeste ervaring opgedaan het afgelopen
decennium. Ondanks de positieve ervaring, bleek het geen sinecure om dit breed uit te rollen onder
meer omwille van de belangrijke operationele inspanningen door de peer review die er deel van
uitmaakt en de ontoereikende financiering daarvoor. Andere sectoren zoals de kinesitherapeuten,
apothekers en (een deel van) de thuisverpleging kennen ook eerste initiatieven met componenten van
praktijkevaluatie, evenwel vooralsnog meer gebaseerd op zelfevaluatie.
In een meer integrale zorgbenadering lijkt het logisch om toekomstige praktijkevaluaties gezamenlijk
te organiseren op het organisatorische microniveau waar de persoon met zorgnood de zorg ervaart en
dit binnen één gemeenschappelijk systeem. Dit gaat uit van de hypothese dat multidisciplinaire
werking gemiddeld bijdraagt aan een betere zorgkwaliteit. Het is anderzijds geweten dat met de
deelname van een groter aanbod zorgverleners en de daaruit voortvloeiende hogere complexiteit er
ook risico’s kunnen ontstaan op het vlak van informatieoverdracht, patiëntveiligheid en
doelmatigheid.
In die zin en met het mogelijks vervagen van de klassieke lijnen en onderscheid tussen sectoren, zullen
toekomstige kwaliteitssystemen ook meer de kwaliteit op ‘netwerkniveau’ gaan benaderen.
Buitenlandse accrediteringsorganisaties verkennen dit ook voorzichtig. In Vlaanderen is het vooralsnog
afwachten wat de formele structurele vertaling zal zijn van het begrip netwerk in de zorg of dat dit een
algemene, wat virtuele term betekent die een of andere vorm van samenwerking impliceert. In dat
geval zal dit moeilijk te vatten zijn binnen een kwaliteitssysteem omdat de verantwoordelijkheden van
de diverse zorgverleners dan niet kunnen bepaald worden.
Werktekst, 11/8/2016
5
Outcome
Ultiem dienen de verschillende zorgprocessen, structuren en organisatievormen de persoon met een
zorgnood ten goede te komen en dus de zorgkwaliteit en patiëntveiligheid meetbaar ten goede komen.
In elk kwaliteitsbeleid wordt dan ook het dogma gehanteerd ‘meten is weten’. Bijkomend zal dit ook
het inschatten van de kosteneffectiviteit van keuzes in de organisatie van de eerstelijn faciliteren.
Ook hier dient niet van een wit blad gestart te worden. Het meten van kwaliteit door middel van
evidence-based valide kwaliteitsindicatoren is vrij embryonaal in Vlaanderen en voor de eerstelijn nog
virtueel onbestaande, maar er is wel een grote internationale ervaring waar we uit kunnen leren.
Buitenlandse kwaliteitsindicatoren slaan vaak op courante aandoeningen of dysfuncties (denk aan
chronische ziekten als diabetes, COPD, hart- en vaatziekten, enzovoort) en de zorgprocessen en
meetbare uitkomsten. De Angelsaksische wereld en Nederland waren bij de eersten om
indicatorsystemen te ontwikkelen.
Figuur: kwaliteitsindicatorensystemen in Europa
Andere gekende domeinen geschikt voor indicatorontwikkeling in de eerstelijn zijn bijvoorbeeld
vaccinatiegraad en dekking van preventieve onderzoeken. Dit kan zich ook uitstrekken naar
Werktekst, 11/8/2016
6
kwaliteitsindicatoren in het domein van welzijn zoals – om enkele voorbeelden te geven –
armoedecijfers en hun evolutie, socio-economische indicatoren, professionele reïntegratie of
gegevens over gezondheidsvaardigheden in een bepaalde regio.
Patiëntenvertegenwoordigers zouden van bij de start in de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren
betrokken moeten worden. Dit kan via het VPP (wanneer het gaat om metingen op Vlaams niveau) of
via de expertengroep van patiëntenvertegenwoordigers (wanneer het gaat om lokale metingen). Ook
bij het ontwikkelen van indicatoren in de eerstelijn is het belangrijk om niet alleen klinische indicatoren
te ontwikkelen, maar ook indicatoren voor andere aspecten van zorg die voor patiënten belangrijk zijn
(zie ook volgend onderdeel).
De term ‘kwaliteitsindicator’ wordt soms wat al te snel gebruikt. Het vergt een wetenschappelijke
onderbouwde ontwikkeling, reproduceerbare metingen, diverse validatiestappen van de
geregistreerde gegevens (primaire, secundaire en tertiaire validatie) en ten slotte publicatie met
toelichting en interpretatie. Bijkomend zijn zorgverleners sterk beducht op bijkomende
administratieve belasting die de zorgtijd inperken. Het hele proces van kwaliteitsindicatorontwikkeling
gebeurt dan ook best met de nodige coördinatie tussen sectoren en lijnen en vergt de opbouw van
enige capaciteit en structuren.
Voor patiënten is het belangrijk dat de informatie over kwaliteitsmetingen gemakkelijk terug te vinden
is. De resultaten van kwaliteitsmetingen in ziekenhuizen (VIP²) worden via www.zorgkwaliteit.be
gepubliceerd. De resultaten van kwaliteitsmetingen in andere sectoren zoals eerstelijn zouden best via
dezelfde website gecommuniceerd worden, zodat er één uniforme toegangsweg is voor het vinden
van kwaliteitsinformatie. Globaal genomen is de tijdsgeest ondertussen dusdanig geëvolueerd onder
impuls van het Vlaamse beleid, dat transparantie voor de meeste vertegenwoordigers van de
eerstelijnssectoren ook onderschreven wordt. Een begrijpbare voorwaarde daarbij is dat de validiteit
van de kwaliteitsindicatoren moet gegarandeerd worden en dat de sector mee zijn
verantwoordelijkheid kan opnemen in de ontwikkeling, implementatie en opvolging ervan.
De informatie die in eerste instantie aan bezoekers van deze website getoond wordt, moet gemakkelijk
te begrijpen en interpreteren zijn. Op een onderliggend niveau kan meer complexe informatie getoond
worden voor zorg- en hulpverleners die hier verder mee aan de slag willen gaan.
Vanuit pragmatisch standpunt zal er een ‘road map’ moeten opgesteld worden in het najaar van 2016,
waarbij in eerste fase de eerstelijnssectoren die al voldoende maturiteit hebben en wetenschappelijk-
methodologische expertise, ondersteund worden in hun inspanningen en andere zullen volgen.
Uiteindelijk zal dat toelaten om gedeelde indicatoren op niveau van eerstelijnspraktijk,
eerstelijnsregio, netwerk en andere aggregatieniveau’s toe te laten. Finaal zouden
Werktekst, 11/8/2016
7
kwaliteitsindicatoren moeten kunnen gebruikt worden om toekomstige gezondheidsdoelstellingen te
onderbouwen en te evalueren.
Ervaring van de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger(s)
De wijze waarop de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger(s) de zorg en ondersteuning
ervaren hebben is een belangrijke outcomeparameter. Binnen verschillende sectoren werden de
voorbije jaren onder impuls van het Vlaams PatiëntenPlatform stappen gezet om de ervaring van
patiënten in kaart brengen. Zo worden in de Algemene Ziekenhuizen en de Geestelijke
Gezondheidszorg patiëntervaringen rond kwaliteit in kaart gebracht door middel van een
gestandaardiseerde vragenlijst, de Vlaamse Patiëntenpeiling. Ook in andere sectoren worden
ervaringen gemeten, zij het minder breed uitgerold over alle actoren binnen de beroepsgroep. Ook dit
vergt de nodige aandacht voor de validiteit en onafhankelijkheid van de gehanteerde
meetinstrumenten. Nog meer dan bij de hoger beschreven kwaliteitsindicatoren zijn
ervaringsmetingen onderhevig aan vertekening door verschillen in gehanteerde kwalitatieve
bevragingsmethodes.
Bijkomend is er vooralsnog voornamelijk internationaal toenemende aandacht voor Patient Reported
Outcome Measures (PROMs) en Patient Reported Experience Measures (PREMs). In België staat dit
voorlopig nog in zijn kinderschoenen en is verdere operationele ontwikkeling en validatie aangewezen.
In de Vlaamse patiëntenpeiling van het VPP voor de algemene ziekenhuizen, komen een aantal PREMs
terug. Dit is nog onbestaande voor de eerstelijn. In de toekomst zullen PROMS en PREMS mogelijks
deel uitmaken van de te ontwikkelen kwaliteitscultuur. Ook in het plan geïntegreerde zorg voor
chronische ziekten werd er naar verwezen.
Het behoeft geen betoog dat valide resultaten van ervaringspeilingen ook vlot toegankelijk moeten
zijn voor elke burger met een zorgnood en voor zijn omgeving. Bij voorkeur gebeurt dit op dezelfde
plaats en met hetzelfde medium als de kwaliteitsindicatoren op basis van objectieve
uitkomstengegevens.
Werktekst, 11/8/2016
8
3. Succesfactoren voor het meten van kwaliteit
Voor het meten van kwaliteit en de implementatie van kwaliteitssystemen werden een aantal
succesfactoren of –criteria geïdentificeerd. De ‘kwaliteit’ van de kwaliteitsindicatoren is bijvoorbeeld
essentieel wil men draagvlak verwerven en behouden voor indicatoren.
Gefaseerd van mono- naar interdisciplinair
Kwaliteit meten in de eerste lijn vergt een meerjarenplan. Het is daarom aangewezen om
gefaseerd te werk te gaan, waarbij in eerste instantie de kwaliteit noodgedwongen discipline-
gebonden gemeten wordt en er in een latere fase ook interdisciplinaire en transmurale aspecten
gemeten worden. Een essentiële randvoorwaarde hierbij is dat er van bij de start methodologische
afstemming is tussen de verschillende beroepsgroepen en disciplines zodat de overgang van
monodisciplinaire naar interdisciplinaire en transmurale indicatoren vlot kan verlopen.
Bottom up
Om tot gedragen indicatoren te komen, is het noodzakelijke om bottom up te werk te gaan,
waarbij de verantwoordelijkheid bij de sectoren ligt. Per discipline wordt een kleine groep van
voorlopers of early adopters gevormd die bereid zijn om het voortouw te nemen en de indicatoren uit
te werken, te testen en te verbeteren. Betrokkenheid van personen met de zorgnood dient sterk
aangemoedigd te worden.
Transparant en begrijpbaar
De zorgverleners dienen inzicht te krijgen in de eigen indicatoren, inclusief een benchmark
met andere zorgverleners binnen de eigen discipline. Op termijn kan er ook extern gecommuniceerd
worden aan patiënten en het brede publiek, zoals nu ook gebeurt voor de indicatoren van
ziekenhuizen. Hierbij dient men gefaseerd te werk te gaan zodat de indicatoren eerst voldoende
gevalideerd en vertrouwd zijn.
Continu verbeteren
Het systeem moet aanzetten tot continu verbeteren. Het meten van kwaliteit is geen doel,
maar een middel om aan kwaliteitsverbetering te werken. Het is dan ook belangrijk om met de
resultaten van de metingen concreet aan de slag te gaan. Er moet toegevoegde waarde zijn voor de
eigen praktijk zijn om in het systeem te stappen. Het is daarbij belangrijk dat de kwaliteitsindicatoren
in verhouding staan tot de beschikbaar gestelde middelen en mogelijkheden en dat het geen
administratief log systeem is.
Werktekst, 11/8/2016
9
Evidence based
De ontwikkelde indicatoren moeten evidence based zijn, dus bij voorkeur op basis van
degelijk wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat er effectief impact mag verwacht
worden op de zorgkwaliteit met de inbreng van expertise van zorgverleners en maximaal rekening
houdend met de participatie en de voorkeuren van de persoon met een zorgnood. Een neutrale,
systematische toetsing en validatie van kwaliteitsindicatoren door een derde partij is dan ook een
cruciaal onderdeel.
In de opdracht die de werkgroep meekreeg, waren volgende zaken opgenomen:
Het bepalen van kwaliteitsindicatoren voor alle elementen van kwaliteit van zorg binnen deze
integrale zorgbenadering.
Het bepalen van welke gegevens noodzakelijk zijn om de kwaliteitsindicatoren te kunnen
meten.
Aangezien het ons essentieel lijkt dat de kwaliteitsindicatoren bottom up tot stand komen (cfr. de
hierboven geformuleerde succesfactoren), is het binnen het bestek van deze werkgroep niet haalbaar
noch wenselijk geacht om nu op een drafje kwaliteitsindicatoren te bepalen voor elk van de sectoren
binnen de eerstelijn. Niet alleen is het risico op weinig professionaliteit dan reëel. Tegelijkertijd zou dit
de integratie en het gebruik van die indicatoren al op voorhand sterk compromitteren.
We stellen in plaats daarvan voor dat er per discipline een specifieke werkgroep met voorlopers of
early adopters gevormd wordt die bereid zijn om het voortouw te nemen en de indicatoren uit te
werken. Een flankerende wetenschappelijke begeleiding is aangewezen.
Voor de huisartsen, kinesitherapeuten, thuisverpleegkundigen en tandartsen zou dit in principe al
moeten kunnen op basis van de ontvangen input. Voor de apothekers staat dit in de steigers. Voor de
welzijnsactoren verwachten we nog concrete input van welke indicatoren zij wensen en kunnen meten
om het resultaat op niveau van de persoon met zorgnood objectief aan te tonen.
Werktekst, 11/8/2016
10
4. Randvoorwaarden
Zonder vervulling van een aantal randvoorwaarden is de operationele implementatie van de
voorstellen uit de werkgroep “gegevensdeling en kwaliteit van zorg” onbegonnen werk. Het zou
onverstandig zijn de vele partners te mobiliseren voor een verhaal dat vervolgens niet uitvoerbaar
blijkt. Meestal krijgt men ook maar één kans om zoiets te realiseren. Bij mislukking wordt het erg
moeilijk daarna mensen terug warm te krijgen.Voor het uitwerken van de randvoorwaarden is de
werkgroep vertrokken van de randvoorwaarden die geformuleerd werden in het KCE rapport 76A (p.
12-13)1.
We onderscheiden randvoorwaarden op 3 niveaus: de overheid, het evidence based terreinonderzoek
en het microniveau:
1 Remmen R., Seuntjens L., Pestiaux D et al. (2008). Kwaliteitsbevordering in de huisartsenpraktijk in België: status quo of quo vadis? KCE Reports 76A, https://kce.fgov.be/nl/publication/report/kwaliteitsbevordering-in-de-huisartsenpraktijk-in-belgi%C3%AB-status-quo-of-quo-vadis
• Gegevens- en kennisdeling
• Governance en projectmanagement
• Middelen
• Bereidheid van de overheid, leiderschap en een uitgewerkt kwaliteitsbeleid
• Integraal beleid tussen overheden en zorgsectoren
Op niveau van overheid
• Betrokkenheid bij het uitwerken van richtlijnen en kwaliteitsindicatoren
• Leiderschap: stimuleren gebruik van richtlijnen en kwaliteitsindicatoren
Op niveau van het Evidence based terreinonderzoek*
• Leiderschap en bereidheid om te werken aan kwaliteit (gebruik van richtlijnen, nauwkeurige registratie van data, opvolgen indicatoren...)
• Middelen
•Opleiding en ondersteuning
Op microniveau
* beroepsgroepen, steunpunten, kenniscentra,wetenschappelijke verenigingen...
Werktekst, 11/8/2016
11
4.1. Randvoorwaarden op niveau van de overheid
Gegevens- en kennisdeling
Actieplan eGezondheid
In België werd het Actieplan eGezondheid 2013-2018 opgesteld, dat recent nog geactualiseerd werd.
Alle overheden werkten hieraan mee. Belangrijke speerpunten uit dit plan in het kader van
geïntegreerde zorg zijn onder andere:
- Het beveiligd delen van het kerndossier van de huisarts, het medicatieschema, medische
documenten uit ziekenhuizen en externe labo’s,…
- De implementatie van een geïntegreerd EPD in ziekenhuizen.
- Het Gedeeld Farmaceutische dossier tussen huisartsen en apothekers.
- Afspraken maken over de inhoud van een digitaal patiëntendossier per beroepsgroep
(bijvoorbeeld de kinesitherapeut, de thuisverpleegkundige, de huisapotheker, de
eerstelijnspsycholoog…) om zo te komen tot een multidisciplinair patiëntendossier2.
- De toegang tot gezondheidsgegevens door de persoon met een zorgnood en zijn mantelzorger
zodat de persoon met een zorg- en ondersteuningsnood via één keer inloggen over al zijn gegevens
beschikt.
- De invoering van een uniform evaluatie-instrument (zoals bijvoorbeeld BelRAI voor sommige
sectoren).
De werkgroep onderschrijft dit plan. Het is een goed en ambitieus plan met duidelijk doelen en acties.
Dit dient nu absolute prioriteit te krijgen. Het ontwikkelen van een nieuw ‘plan’ in het kader van de
eerstelijnsconferentie, zou met zekerheid tot substantiële vertraging leiden, terwijl we op dit vlak al
geen voorloper zijn internationaal. De werkgroep schuift wel een aantal aandachtspunten naar voor:
- De timings zijn heel krap en men stelt vast dat de deadlines nu al niet gehaald worden.
- Voor de welzijnsactoren zijn er nog geen authenticatiemogelijkheden voor Vitalink. Om meer
geïntegreerd te kunnen werken moet dit onder bepaalde voorwaarden aangepast worden.
- De (federale) overheid investeert veel in de integratie van softwarepakketten binnen de eerstelijn,
maar er is onvoldoende inzet bij de softwareleveranciers om de integratie te voorzien. Mogelijke
maatregelen zijn:
2 In het plan staat hierover het volgende: Het ‘multidisciplinaire patiëntendossier’ van een patiënt is in feite een applicatie die relevante gegevens ontsluit: het is een kijkvenster, al dan niet met schrijfrechten, dat toegang geeft tot de gepubliceerde gegevens uit de diverse Elektronische Patiëntendossiers (EPD’s) van meerdere groepen van zorgverleners en ziekenhuizen. (www.plan-egezondheid.be)
Werktekst, 11/8/2016
12
o Het voorzien van andere financiële incentives
o Het vooropstellen van criteria waaraan de pakketten moeten voldoen (zoals bv. het
geval is bij de huisartsen) en het goed leren gebruiken ervan
o Ondersteuning door de overheid (bv. door het ontwikkelen van bepaalde onderdelen
van de software die vervolgens door alle leveranciers moeten gebruikt worden)
Kennisdeling
Gegevensdeling is ruimer dan het louter uitwisselen van data, maar gaat ook over het delen van kennis
of het samen ontwikkelen van gedeelde kennis.
Een aantal instanties hieromtrent plannen of heeft alvast een taak hierin toebedeeld gekregen in
bepaalde decreten. Voor bijvoorbeeld de Vlaamse steunpunten is hierin een rol weggelegd. Er hoeven
dus niet per se nieuwe structuren opgericht te worden om kennisdeling te bevorderen. In het
ontwerpdecreet van het eengemaakte steunpunt (= fusie van Steunpunt Algemeen welzijnswerk,
Steunpunt Jeugdhulp, Vlaams Centrum Schuldenlast, Samenlevingsopbouw Vlaanderen) staat wordt
hun rol duidelijk vermeld in de opbouw en borging van kennis en expertise.
Met het enkele jaren geleden gestarte EBMPracticeNET worden belangrijke, eerste stappen gezet in
het delen van kennis en beslissingsondersteuning. In het artikel ‘Een concept voor kwaliteitsvolle zorg’3
wordt toelichting gegeven bij de voorlopige realisaties van EBMPracticeNET en de ambitieuze
toekomstplannen met het oog op het realiseren van het ‘gemeenschappelijk plan voor chronisch
zieken - geïntegreerde zorg voor een betere gezondheid’.
“Het concept binnen EBMPracticeNET bevat de belangrijkste doelstellingen van de Healthcare
Information and Management Systems Society (HIMSS). Op één platform wordt onafhankelijke
informatie bewaard die via eHealth in elk Elektronisch Medisch Dossier wordt aangeboden. De
wetenschappelijke informatie wordt geleverd door de EBM organisaties en de
wetenschappelijke verenigingen in ons land. Deze informatie wordt hiërarchisch aangeboden
volgens de piramide van Haynes, via de CEBAM Digital Library for Health. Elke reminder, elke
richtlijn wordt ondersteund door systematische reviews, primaire literatuur en kritische
samenvattingen van deze literatuur, die de zorgverstrekker kan nakijken op zijn validiteit. De
overheid zorgt voor de toegankelijkheid van deze informatie via ehealth en maakt dat deze
24/24 zeven dagen op zeven, beschikbaar is. De Software producenten zorgen ervoor dat ze
met dit systeem kunnen communiceren. Op dit moment is er zowel een pull (de evidence linker)
als een push systeem beschikbaar (EBMeDS). Op basis van hetzelfde concept kan er een
3 Vermandere M., Aertgeerts B. (2016). Een concept voor kwaliteitsvolle zorg
Werktekst, 11/8/2016
13
“education linker” en “administration linker” met bijhorend decision support worden gebouwd.
Ook een nationaal geneesmiddelenbewaking en interactie systeem kan hier snel worden op
toegepast. Dit nationaal, generisch concept kan dan in een verder stadium worden gebruikt
voor het Elektronisch Patientendossier (EPD) en voor alle andere zorverstrekkers.” –
Vermandere M., Aertgeerts, B. (2016) ‘Een concept voor kwaliteitsvolle zorg’
Ook hier schuift de werkgroep een aantal aandachtspunten naar voor:
- EBMPracticeNET is momenteel nog vooral gericht op de huisartsen. De werkgroep onderschrijft de
ambitie om dit interdisciplinair op te zetten binnen de eerstelijn, maar ook over de lijnen heen.
- Een groot gemis in de huidige systemen is het uitvoeren van analyses op populatieniveau en hieruit
conclusies te trekken. EBMPracticeNet neemt dit op in hun toekomstplan:
“Via de Virtual Health Check kunnen huisartsen gezondheidsanalyses maken van hun
patiëntenpopulatie op individueel of op praktijkniveau. Dit stelt huisartsen in staat om een
stratificatie uit te voeren van de risico’s binnen de praktijkpopulatie. Dit moet toelaten om op
middelgrote schaal lacunes te identificeren in het aanbod van zorg- en hulpverlening en
prioriteiten te stellen.” – Vermandere M., Aertgeerts, B. (2016) ‘Een concept voor
kwaliteitsvolle zorg’
Vermeldenswaardig hierbij is ook het initiatief ‘gezondheid & wetenschap’ dat minister Vandeurzen
enkele jaren geleden nam en dat specifiek gericht is op de burger (zie
http://www.gezondheidenwetenschap.be/ ). Het lijkt logisch dat kennisdeling voor zorgverlener en
voor de burger ook sterk geïntegreerd en synchroon plaatsvinden. Dat zal ook leiden tot een meer
doelmatig gebruik van beperkte middelen.
Governance en projectmanagement
In Vlaanderen wordt er in overeenstemming met het regeerakkoord, een Vlaams Instituut voor
Kwaliteit van Zorg in de steigers gezet. Deze vzw heeft als doel om de kwaliteit van zorg en
patiëntveiligheid in diverse sectoren van de Vlaamse gezondheidszorg en woonzorg transparant te
maken en te verbeteren ten einde het Vlaams kwaliteitsbeleid in de zorg verder te ontwikkelen.
Werktekst, 11/8/2016
14
Figuur 1: Structuur van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg
Bron: Kwaliteit in de Gezondheidszorg: Toekomstige organisatie en structuren in Vlaanderen. Rapport aan de
Minister. Prof. Dr. Dirk Ramaekers. juli 2014
Doelen van een dergelijke kwaliteitsstructuur:
- het organiseren van regelmatig intersectoraal overleg en intervisie tussen de diverse sectoren in
de zorg die aantoonbaar transparantie inzake zorgkwaliteit en veiligheid steunen en
vertegenwoordigd zijn door de leden van deze vzw;
- het formuleren van adviezen inzake kwaliteitsbeleid in de zorg aan de Vlaams minister van Welzijn,
Volksgezondheid en Gezin en aan diverse departementen, agentschappen of andere
overheidsdienst of parastatalen;
- het opbouwen van een kennisnetwerk met experten, steunpunten en kennisinstellingen van onder
meer de universiteiten, de wetenschappelijke verenigingen van zorgverleners en zorginstellingen,
patiëntenverenigingen en kennisinstellingen zoals onder meer de Vlaamse universiteiten, de
Stichting Kankerregister en het WIV en ze laten samenwerken en samenbrengen ter ontwikkeling
van een algemeen en discipline- of sectorspecifiek kwaliteitsbeleid. In het kenniswerk komt zowel
wetenschappelijke als ervaringskennis aan bod;
- het faciliteren en stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en opleidingen in kwaliteit- en
veiligheidsbeleid in nauwe samenwerking met de universiteiten en wetenschappelijke
verenigingen;
Werktekst, 11/8/2016
15
- het voorstellen van een communicatiestrategie die bijdraagt aan de publieke transparantie over
de kwaliteitsinspanningen geleverd door de betrokken sector en aan de creatie van begrijpbare
informatie voor de burger en patiënt over de kwaliteit van zorg;
- informatieverstrekking aan en de vorming, begeleiding en ondersteuning van personen of
instanties die kwaliteitsinstrumenten zoals onder meer indicatoren en auditmethodes ontwikkelen
en die door het instituut gevalideerd kunnen worden of krachtens een wet of decreet zijn bepaald;
- het toevertrouwen van de inzameling en verwerking van gezondheidsgegevens tot indicatoren aan
een vertrouwde derde partij. Deze gegevens kunnen afkomstig zijn uit de diverse databronnen
waartoe de Vlaamse en federale overheid toegang hebben of aan hen beschikbaar worden gesteld
door onder meer de ziekenhuizen, de FOD Volksgezondheid, het RIZIV en het IMA. Ook de door
wetenschappelijke verenigingen of andere instellingen ingezamelde gegevens kunnen verwerkt
worden via de vertrouwde derde partij. De inzameling en verwerking van gegevens vindt plaats in
overeenstemming met de wettelijke bepalingen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer
en gezondheidsgegevens en de dienaangaande verstrekte goedkeuring van het sectorale comité
gezondheid;
- het uitoefenen van toezicht op de werking van de derde partij, zoals bedoeld in het vorige lid, en
de bewaking van de kwaliteit en de validiteit bij de ontwikkeling en het gebruik van indicatoren,
zoals bedoeld in het eerste lid van dit artikel, door de oprichting van een intern toezichthoudend
orgaan;
- de uitvoering van bijkomende opdrachten met betrekking tot kwaliteitsindicatoren en met
betrekking tot andere kwaliteitsmethodes zoals accreditering, audits en de inhoudelijke
ondersteuning van inspecties in de zorg;
Aandachtspunten bij het oprichten van een Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg:
- De ambities dienen in overeenstemming te zijn met de middelen die beschikbaar gesteld worden.
- In de structuur zoals weergegeven in Figuur 1 komen de schotten tussen eerstelijn, algemene
ziekenhuizen, GGZ en ouderenzorg duidelijk naar voor, terwijl het de bedoeling is om meer
geïntegreerd te gaan werken.
- Enerzijds wordt gepleit voor minder structuren (cfr. werkgroep ‘taakstelling en
structuurintegratie’) en anderzijds wordt een nieuwe structuur opgezet. De oprichting van het VIKZ
moet daarom bekeken worden binnen de werkgroep ‘taakstelling en structuurintegratie’, zodat
dit één verhaal wordt.
- Men dient te bewaken dat de maatschappelijke zorg niet uit het oog verloren wordt.
Werktekst, 11/8/2016
16
Middelen
Werken aan kwaliteit vraagt een investering in tijd en middelen. In de meeste omringende landen zijn
er specifieke middelen voor kwaliteitsbeleid en de daaraan verbonden operationele structuren en
processen. In Vlaanderen zijn er hiervoor vooralsnog slechts beperkte middelen beschikbaar.
Vermoedelijk zullen er in de toekomst in het kader van de met de 6de Staatshervorming overgedragen
middelen nog wat meer mogelijkheden ontstaan. Daartegenover staat een budgettaire realiteit die op
dit ogenblik weinig ruimte laat hiervoor zonder dat dit een disinvestering in andere uitgaven met zich
mee brengt.
In de werkgroep werd een reflectie gemaakt dat er nu weliswaar ook al binnen diverse organisaties en
sectoren nu al heel wat middelen gespendeerd worden aan kwaliteitsmedewerkers en -initiatieven. Er
werd afgesproken dat alle deelnemende instanties bij zouden dragen aan de inventaris hiervan.
Aandachtspunten
- Het hoeft niet noodzakelijk over meer middelen gaan, maar het kan ook gaan over het efficiënter
inzetten van de middelen door meer samenwerking en delen van bijvoorbeeld data-analyse en
expertise.
- De bestaande initiatieven voor data-collectie situeren zich momenteel op verschillende niveaus.
Het integreren van deze systemen biedt kansen om zaken efficiënter aan te pakken. Anderzijds
worden een belangrijk deel van de middelen (bvb. financiering softwarepakketten) nog steeds
federaal bepaald en is de impact daarop beperkt vanuit Vlaanderen.
Bereidheid van de overheid, leiderschap en een uitgewerkt kwaliteitsbeleid
Het is belangrijk dat er een gemeenschappelijk kwaliteitsbeleid uitgestippeld wordt over de grenzen
van settingen en sectoren heen, zoals in deze nota op diverse plaatsen aan bod kwam. Bijkomend zal
er een interministeriële, gedeelde visie tussen de verschillende beleidsniveaus moeten ontwikkeld
worden omtrent kwaliteitsbeleid om fragmentering of contradicties op te lossen en te voorkomen.
Vermits de organisatie van de eerstelijn nu Vlaamse bevoegdheid is, is dit meer dan ooit aan de orde.
De vraag werd gesteld wat de toekomstige rol van het ‘Instituut voor de Toekomst’, zoals opgenomen
in het Federaal Regeerakkoord, daarin zou zijn.
Daarnaast is het ook belangrijk dat de regelgeving een zeker asymmetrie tussen de deelstaten toelaat
om niet onnodig afgeremd te worden.
Werktekst, 11/8/2016
17
Integraal beleid tussen overheden en sectoren
Er is niet alleen nood aan synergie tussen de verschillende overheden. Ook is er nood aan aandacht
voor synergiën tussen verschillende zorgsectoren (eerstelijn, tweedelijn,..). Een belangrijke taak van
het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg zal zijn het bewaken van de bruggetjes tussen de sectoren,
bijvoorbeeld:
- rond de schakelmomenten, zoals opname / ontslag in het ziekenhuis, overgang van ziekenhuis
naar woonzorgcentrum, …
- somatische zorg in de geestelijke gezondheidszorg of psychosociale zorg bij fysieke aandoeningen
- …
4.2. Randvoorwaarden op niveau van het evidence based terreinonderzoek
Het is belangrijk dat de beroepsverenigingen, wetenschappelijke verenigingen en
patiëntenverenigingen betrokken zijn bij het uitwerken van richtlijnen en kwaliteitsindicatoren en dat
ze de zorgverleners stimuleren om de richtlijnen toe te passen.
4.3. Randvoorwaarden op microniveau
Leiderschap en bereidheid om te werken aan kwaliteit
Om mensen enthousiast te maken is er naast een top-down benadering ook een bottom-up beweging
noodzakelijk. Daarbij is het cruciaal om een positief verhaal (op een coachende manier, niet
bestraffend, het samenbrengen van peers die met hetzelfde bezig zijn) te brengen waaruit de
meerwaarde blijkt.
Werktekst, 11/8/2016
18
Om voor voldoende betrokkenheid te zorgen zou men daarnaast ook transparant moeten rapporteren
en feedback geven zodat de mensen het belang inzien. De aspecten van duurzaamheid en continuïteit
(om een zeker doel voor ogen te hebben) zijn ook belangrijk. Uit de praktijk blijkt ook dat zelfevaluatie
en tijdigheid twee belangrijke aspecten zijn: via eenvoudige tools die dagdagelijks gebruikt kunnen
worden, met lage drempels. Benchmarking kan ook verdere implementatie stimuleren.
Het is hierbij belangrijk om in de eerste plaats op de (overgrote) positieve meerderheid te focussen.
Door alle betrokken werd ook de dialoog met Zorginspectie als belangrijk ervaren in de uittekening
van het toekomstige zorgbeleid. Rekening houdende met de huidige bevoegdheidsverdeling zijn het
evenwel de inspectiediensten van de FOD Volksgezondheid die hierin de primaire
verantwoordelijkheid dragen
Middelen
Dit is voorlopig nog een openstaand item. Op zich is het duidelijk dat medewerking aan en de
implementatie van een kwaliteitsbeleid op micro-niveau belangrijke inspanningen zal vragen van de
betrokken. Sommigen propageren dat dit intrinsiek deel uitmaakt van een goede praktijkvoering
waarvan de primaire doelstelling goede kwaliteit en resultaten moet zijn en dat uitpakken met goede
kwaliteit bijdraagt aan de reputatie van de zorgverleners. Daartegenover staat dat deze inspanningen
sowieso tijd vergen en financiële repercussies hebben binnen de huidige predominante
financieringssystemen, zoals bepaald binnen het RIZIV.
Opleiding en ondersteuning
Tijdens de werkgroep bleek duidelijk dat er binnen diverse opleidingen een toenemende aandacht is
voor zaken als evidence-based practice, kwaliteitsbeleid, ontwikkeling van praktijkrichtlijnen,
enzovoort. Dit bleek op de eerste plaats binnen de gezondheidszorgopleidingen (masters en
hogescholen). Voor de welzijnsector is dit nog verder te inventariseren. Er werd wel verwezen naar
buitenlandse evoluties zoals binnen de Campbell organisatie en andere wetenschappelijke instanties.
In welke mate dit al sterk deel uitmaakt van het huidige onderwijs en navorming is een openstaande
vraag. Die kwaliteit van dat onderwijs zou op haar beurt moeten getoetst worden. Sommige officiële
opleidingen in Vlaanderen voldoen vermoedelijk niet aan die kwalitatieve toets. Deze vraag zou
kunnen gesteld worden aan het departement onderwijs.