Toelichting Masterproeven Code PGF

42
KORTE TOELICHTING TITELS MASTERPROEVEN VAKGROEP BELEID EN BESTUUR I. Inleiding In dit document vinden de studenten de titels van masterproeven terug die door de leden van de vakgroep Beleid en Bestuur (EB10) op de faculteitbrede lijst werden gezet. Die titels worden hier kort toegelicht zodat de studenten een beter idee hebben van de inhoud en draagwijdte van de onderwerpen. Bij wijze van introductie (punt II) is in de eerste plaast een tekst te lezen (van de hand van Fran Naert), die het thema van de vergrijzing en de impact ervan op lokaal beleid en bestuur toelicht. Het onderwerp van de vergrijzing is immers door de vakgroep naar voor geschoven als een collectief onderzoeksdomein, waarbij masterstudenten kunnen betrokken worden bij het uitwerken van hun scriptie. Dat betekent nochtans niet dat alle onderwerpen die hieronder besproken worden, met vergrijzing te maken hebben. In functie van het onderzoeksdomein van de elke docent komt een breed scala van thema’s aan bod. II. Vergrijzing en local governance, De vergrijzing is ondertussen een welbekend en goed gedocumenteerd fenomeen. De gevolgen ervan zijn veelvuldig en worden druk bestudeerd in vele wetenschappelijke disciplines. Vanuit de vakgroep ’Public governance, management & finance’

description

vietnamese fishing guide

Transcript of Toelichting Masterproeven Code PGF

Page 1: Toelichting Masterproeven Code PGF

KORTE TOELICHTING TITELS MASTERPROEVEN VAKGROEP BELEID EN

BESTUUR

I. Inleiding

In dit document vinden de studenten de titels van masterproeven terug die door de leden van

de vakgroep Beleid en Bestuur (EB10) op de faculteitbrede lijst werden gezet. Die titels

worden hier kort toegelicht zodat de studenten een beter idee hebben van de inhoud en

draagwijdte van de onderwerpen.

Bij wijze van introductie (punt II) is in de eerste plaast een tekst te lezen (van de hand van

Fran Naert), die het thema van de vergrijzing en de impact ervan op lokaal beleid en bestuur

toelicht. Het onderwerp van de vergrijzing is immers door de vakgroep naar voor geschoven

als een collectief onderzoeksdomein, waarbij masterstudenten kunnen betrokken worden bij

het uitwerken van hun scriptie.

Dat betekent nochtans niet dat alle onderwerpen die hieronder besproken worden, met

vergrijzing te maken hebben. In functie van het onderzoeksdomein van de elke docent komt

een breed scala van thema’s aan bod.

II. Vergrijzing en local governance,

De vergrijzing is ondertussen een welbekend en goed gedocumenteerd fenomeen. De

gevolgen ervan zijn veelvuldig en worden druk bestudeerd in vele wetenschappelijke

disciplines. Vanuit de vakgroep ’Public governance, management & finance’ (EB10) is het

idee gegroeid om aan het bestaande werk een unieke invalshoek toe te voegen, met name de

algemene onderzoeksvraag hoe de vergrijzing de lokale governance impacteert.

Een studie van Belfius (2010) somt de gevolgen van de vergrijzing voor de lokale besturen

op. In de eerste plaats is er een budgettaire impact. Deze verschilt bovendien sterk

naargelang het type gemeente en dat niet alleen omwille van de heterogeniteit in de

demografische ontwikkelingen, maar ook door de verschillende strategische keuzes die

gemeenten maken. Aan de kant van de middelen is er vooral een invloed van de vergrijzing

op de relatief belangrijke inkomensbron van de aanvullende personenbelasting.

Pensionering gaat immers gepaard met een aanzienlijke daling van het inkomen van de

betrokkenen, die bovendien in België sterker is dan in andere landen. Dit tast de

Page 2: Toelichting Masterproeven Code PGF

belastingbasis van de gemeenten aan. Aan de kant van de uitgaven leidt de vergrijzing tot

nieuwe en te vernieuwen openbare voorzieningen op het vlak van huisvesting (rusthuizen,

rust- en verzorgingstehuizen, dagopvang, serviceflats, centra voor kortverblijf,…), vervoer,

sociale diensten (thuiszorg, maaltijden,…). Verder is er ook een directe impact via de

verhoogde pensioenuitgaven voor lokale ambtenaren.

De budgettaire impact kan gezien worden als de vertaling van een aantal sociale en

economische gevolgen van de vergrijzing. Vergrijzing brengt een verlies aan

zelfredzaamheid teweeg die zowel van fysieke als van financiële aard is en die niet volledig

wordt gecompenseerd door de vooruitgang in de medische verzorging. Er is een toenemend

aantal van alleenstaande ouderen, wat leidt tot een grotere vereenzaming en de noodzaak

voor de overheid, en dikwijls zal dat de lokale overheid zijn, om het verdwijnen van

meergeneratiegezinnen en de daarmee gepaard gaande intergenerationele

solidariteitsmechanismen te compenseren. Deze evolutie werkt ook daar naar andere

domeinen zoals veiligheid en mobiliteit. Het armoederisico bij ouderen is bovendien hoger

dan gemiddeld.

De vraag is dan hoe de lokale besturen met deze problematieken omgaan. Uiteraard moet

hun aanpak passen in wat er op hoger Europees, federaal en regionaal niveau aan beleid

wordt uitgestippeld en uitgevoerd. Niettemin beschikken de lokale besturen over een niet zo

kleine beleidsruimte om ook zelf het heft in handen te nemen. Daarbij spelen verschillende

actoren een rol met de gemeente als centrale pion. De gemeente is evenwel niet de enige

actor. Het is evident dat het OCMW – voorlopig nog - een belangrijke plaats inneemt en dat

bovendien in netwerken met andere gemeenten in bovenlokale verbanden en met actoren

uit de sociale economie en de privé sector wordt samengewerkt.

Deze schets van de problematiek van de vergrijzing op lokaal niveau biedt heel wat

aangrijpingspunten voor onderzoek. De expertise die daaromtrent door de vakgroep EB10

kan worden aangedragen is heel verscheiden. Een collectief van bestuurskundigen,

economen en juristen zorgt ervoor dat de vele facetten van het probleem afgedekt zijn.

Omdat het gevoelen leeft dat het gegeven van de masterproeven in de opleiding BPM een

belangrijke rol kan spelen in dit onderzoek, komt de vakgroep voor het academiejaar 2015-

16 naar buiten met een collectief aanbod van masterproeftitels rond het beschreven thema.

Referentie:

Belfius (2010), Vergrijzing: impact en uitdaging voor lokale besturen, Lokale financiën,

Page 3: Toelichting Masterproeven Code PGF

April 2010

III. Thema’s Masterproeven Filip De Rynck

1. Lokale burgerparticipatie

Burgerparticipatie is een centraal thema in lokaal bestuur en lokaal beleid. Hierbinnen kunnen

verschillende soorten thema’s worden uitgewerkt: evaluatie van adviesraden; onderzoek naar

de relaties tussen burgerinitiatieven en lokale overheid; evaluatie van participatieprojecten,…

Een belangrijk thema dat verschillende aspecten van burgerparticipatie raakt, is de relatie

tussen overheid en maatschappelijk middenveld. Speelt het middenveld een autonome rol in

de beleidsvorming, hoe evolueert de verhouding met de lokale overheid, ondersteunt de

overheid het middenveld of stuurt de overheid het middenveld? Een laatste thema in dit veld

is de verhouding tussen de representatieve democratie (partijen, verkiezingen) en de

participatieve democratie.

2. Decentralisatie en interbestuurlijke verhoudingen

De verhouding tussen centrale en lokale besturen raakt steeds de problematiek van

centralisatie en decentralisatie. Tussen de retoriek van decentralisatie en praktijk is er vaak

een groot verschil. Studenten kunnen hier thema’s ontwikkelen die te maken hebben met

meting en evaluatie van centralisatie/decentralisatie in Vlaanderen, eventueel in een

internationaal comparatief perspectief. Dat kan worden toegepast op allerlei beleidsdomeinen

(wonen, welzijn, kinderopvang, cultuur, jeugdwerk,…).

3. Analyse van lokale en regionale netwerken

Regionale (of gebiedsgerichte) en lokale netwerken worden gecreëerd rond allerlei thema’s:

welzijnszorg, stadsprojecten, buurtontwikkeling, samenwerking tussen gemeenten,

samenwerking tussen publieke en private partners. Onderzoeksthema’s in dit veld gaan over

evaluatie van deze netwerken: wordt er effectief in een netwerk samengewerkt; is dat netwerk

dan effectief; roept dit eventueel democratische vragen op; hoe worden deze netwerken zelf

gemanaged? We sluiten hier aan bij internationaal onderzoek over netwerkanalyse.

4. De rol en functioneren van politici

Page 4: Toelichting Masterproeven Code PGF

De rol van politici is een onderbelicht thema in de literatuur: wat doen lokale politici

eigenlijk, hoe verhouden ze zich tot en hoe treden ze op in het veld tussen bestuur, burgers,

ambtenaren, middenveld en politieke partijen? Spelen politieke partijen in hun functioneren

wel een rol? Welke interacties ontwikkelen politici met ambtenaren (topambtenaren,

middenniveau en uitvoerende ambtenaren)?

5. De rol van de overheid

Centraal in de hervormingsagenda’s van landen en regeringen staat de rol van de overheid.

Aansluitend bij het manifest van de VVBB (zie website) zijn thema’s te ontwikkelen over die

hervormingsagenda zelf: wat zijn de effecten van privatisering; wat zijn de problemen met

regulering; wat zijn mogelijke gevolgen van vermaatschappelijking of het afstoten van taken

naar burgers en burgerinitiatieven? Hierbinnen zijn vergelijkingen met het buitenland zeker

ook mogelijk.

6. Vergrijzing en lokale besturen

De vergrijzing is een centraal thema in het lokaal beleid maar daar is nog maar relatief weinig

onderzoek over ontwikkeld. Hoe bereiden lokale besturen zich op die toenemende vergrijzing

voor? Hoe spelen ze in op nieuwe concepten van zorg? Wat betekent vergrijzing voor het

vrijwilligerswerk in de gemeenten? Hoe betrekken lokale besturen ouderen bij hun beleid en

het ontwerpen van dienstverlening?

7. Stadsregionaal beleid

Stadsregio’s vormen een reële schaal voor veel aspecten van het dagelijkse leven. Beleid op

stadsregionaal niveau stoot echter op veel weerstanden. Thema’s voor onderzoek sluiten aan

bij stadsregionale problematieken en de manier waarop overheden en middenveld hiermee

omgaan (regionaal openbaar vervoer, regionale ruimtelijke planning, planning van

voorzieningen, regionale zorgnetwerken,…). Vergelijkingen met het buitenland zijn zeker

mogelijk. Een aspect van mogelijk onderzoek is de discussie over fusies van gemeenten en de

creatie van stadsregionale bestuursvormen.

IV. Thema’s masterproeven Bram Verschuere

Page 5: Toelichting Masterproeven Code PGF

Opmerking: naast onderstaande thema’s staat het de studenten vrij om mij te contacteren

voor een gesprek over een eigen gekozen thema voor hun masterproef.

Onderstaand een korte beschrijving per thema, en een indicatieve oplijsting van mogelijke

onderzoeksvragen en onderzoeksrichtingen bij de thema’s. Er worden bij deze thema’s geen

onderzoeksmethodes of theoretische en conceptuele kaders voorgesteld. Deze worden

gesuggereerd, besproken en ontwikkeld tijdens de gesprekken tussen student en promotor.

1. P2P netwerken in de zorg

In steeds meer lokale besturen ontstaan zogenaamde buurtzorgnetwerken, waarin mensen

elkaar ontmoeten en op informele wijze ‘zorg’ voor elkaar wordt uitgewisseld. Dit zijn

zogenaamde peer-to-peer zorgnetwerken Een veelheid aan mogelijk exploratief onderzoek is

mogelijk:

-Wat is het profiel van participanten?

-In welke mate kan informele zorg professionele zorg vermijden/vervangen?

-Wat zij de succes- en faalfactoren in het functioneren van deze netwerken?

-Zijn er inclusie- en exclusiemechanismen in deze netwerken?

2. Effecten van coproductie

Co-productie is het gegeven dat burgers zelf instaan voor (een stuk van) de publieke

diensten die ze consumeren. Er zijn talloze voorbeelden op verschillende beleidsdomeinen:

veiligheid (buurtinformatienetwerken bvb), welzijn (mantelzorg bvb.), wonen

(bewonerscoöperaties bvb.), onderwijs (leesouders bvb.), … Kenmerkend voor co-productie

is de samenwerking tussen burgers en professionele dienstverleners (politie,

zorginstellingen, scholen, …). Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

-In hoeverre staan professionele medewerkers in publieke of non-profit organisaties open

voor coproductie met burgers? En wat verklaart deze houding of motivatie van professionals

om te coproduceren met burgers?

-Hoe krijgen co-productie-processen vorm? Welke processen zien we, en hoe wordt één en

ander organisatorisch vorm gegeven? Wat zijn de randvoorwaarden en obstakels om tot

effectieve co-productie te komen?

-Worden de assumpties van co-productie – efficiëntere, effectievere en democratischere

Page 6: Toelichting Masterproeven Code PGF

dienstverlening – bevestigd? Wat zijn met andere woorden de effecten van co-productieve

processen?

3. Coproductie en community development

Dezelfde problematiek als het thema hierboven met dezelfde mogelijke onderzoeksvragen,

maar dan specifiek toegepast op ‘community development’ in buurten en wijken. De

wijkaanpak om maatschappelijke problemen aan te pakken in samenspel tussen lokale

overheid en burgers/verenigingen wint immers aan belang. Er zijn vele voorbeelden van

actieve burgers die autonoom aan de slag gaan om maatschappelijke meerwaarde te creëren

in hun buurt of wijk, zie bijvoorbeeld http://gentintransitie.com, maar ook in andere steden.

4. Naar een nieuw governance model voor welzijnsinstellingen

Het beleid van de Vlaamse overheid ten opzichte van gesubsidieerde welzijnsinstellingen

gaat in de richting van regelluwte, sturen op outcome, en maatschappelijk ondernemerschap.

Dus een stuk het afstand nemen van detail- en processturing door de overheid. Deze ‘shift’

stelt uitdagingen met betrekking tot het management en de governance (het bestuur) van

welzijnsorganisaties. Mogelijke onderzoeksvragen zijn:

-Zijn organisaties klaar om sociaal ondernemerschap te vertonen? Welke drempels of

opportuniteiten zien ze?

-Hoe kan de subsidiërende overheid toezien op de prestaties van organisaties in een dergelijk

veranderend kader?

-Welke governance-modellen kunnen er ontwikkeld worden zodanig dat in de nieuwe

context ook sprake is van behoorlijk bestuur door de organisaties?

5. Integratie van OCMW in gemeente

Vanaf 2019 moeten de OCMW’s in de gemeenten worden geïntegreerd. Dit stelt de lokale

besturen voor een grote uitdagingen. Mogelijke onderzoek heeft betrekking op:

-Het analyseren van de organisatorische drempels voor deze fusie

-Het analyseren van de verwachte effecten van deze fusie: leidt de integratie potentieel tot

beter lokaal sociaal beleid? Leidt de integratie tot betere lokale sociale dienstverlening?

6. Regiemodellen op de lokale schaal (diverse welzijnssectoren)

Lokale besturen moeten het aanbod van sociale dienstverlening (woonzorg, kinderopvang

Page 7: Toelichting Masterproeven Code PGF

etc.) coördineren en regisseren. Dit betekent concreet de afstemming van het aanbod op de

vraag naar dienstverlening. Bij deze regie-opdracht komen een aantal zaken kijken, die per

beleidssector (kinderopvang, woonzorg, …) kunnen verschillen, en die verder onderzoek

nodig hebben:

-Wat is de reële ‘doorzettingsmacht’ van lokale besturen, kunnen ze überhaupt voldoende

aansturen vanuit het lokaal bestuur?

-Zijn er potentiële conflicten tussen het zelf dienstverlener zijn als lokaal bestuur (actor) en

het regisseren van het veld (regisseur)?

-Is er voldoende lokale bestuurskracht om deze rollen op te nemen?

7. Decentralisatie van welzijnsbevoegdheden naar lokale besturen en doorzettingsmacht

Enigszins aansluitend op het vorige thema, is er de beleidspiste van de overheid om de

bevoegdheid voor buitenschoolse kinderopvang volledig te decentraliseren naar de lokale

besturen. Dit betekent dat lokale besturen zelf de middelen moeten verdelen tussen de

aanbieders, afstemming zoeken tussen we verschillende actoren (onderwijs, vrije tijd,

welzijn, opvang). Ook hier zijn de belangrijkste vragen:

-Wat is de reële ‘doorzettingsmacht’ van lokale besturen, kunnen ze überhaupt voldoende

aansturen vanuit het lokaal bestuur?

-Zijn er potentiële conflicten tussen het zelf dienstverlener zijn als lokaal bestuur (actor), en

het regisseren van het veld (regisseur)?

-Is er voldoende lokale bestuurskracht om deze rol op te nemen?

8. "Social Value": modellen van aansturen van organisaties op basis van

maatschappelijke meerwaarde-creatie

Er gaan steeds meer stemmen op om van gesubsidieerde organisaties in de welzijnssector te

horen wat hun ‘maatschappelijke meerwaarde’ is, naast de kerntaak die zij uitvoeren

(dienstverlening in de zorg). In het Verenigd Koninkrijk wordt dat al gevraagd van

organisaties wanneer zij intekenen voor subsidies, via de Social Value Act. Eerste evaluaties

van dat beleid in het Verenigd tonen echter enkele problemen aan, zoals de moeilijkheid om

indicatoren te ontwikkelen om iets abstracts als ‘maatschappelijke meerwaarde’ te meten.

Hier zou een exploratief onderzoek kunnen gebeuren om een eerste aanzet te doen van een

indicatorenset die toepasbaar is in de Vlaamse context.

9. Co-creatie van gezondheid (case Flanders Care )

Page 8: Toelichting Masterproeven Code PGF

Eigenlijk is dit een specifieke invulling van de coproductie-thema’s die ik hierboven al

introduceerde. Flanders Care heeft tot missie om nieuwe innovatieve tools en producten te

ontwikkelen die ingezet kunnen worden in het zorgproces. Sommige van deze tools, zoals de

producten die in zorgproeftuinen worden ingezet, vergen een inbreng van de

client/gebruikers (http://www.zorgproeftuinen.be/nl/nl/over-zorg-proeftuinen). Een mogelijk

onderzoeksthema is om voor deze experimenten na te gaan wat het effect is van het gebruik

van deze producten en tools op de gezondheidsbeleving van de cliënt/gebruiker, en of deze

tools/producten dus effectief kunnen zijn.

10. Hoe kijken verenigingen naar de toekomst. Analyse van de barometer van het

verenigingsleven van de KBS

De Koning Boudewijnstichting publiceert reeds een aantal jaren de barometer van het

verenigingsleven, op basis van een grootschalige bevraging bij verenigingen:

http://www.kbs-frb.be/otheractivity.aspx?id=293939&langtype=2067

Deze barometer meet de impact van de economische conjunctuur op de Belgische

verenigingen. Op basis van de beschikbare resultaten zou een mogelijk thema voor een

masterproef kunnen zijn het ontwikkelen van aanbevelingen voor de verenigingen om hun

interne werking aan te passen aan de noden die zich stellen zoals gemeten door de

barometer. Ook zou een verdere analyse kunnen gemaakt worden voor wat betreft de impact

van de conjunctuur op de invulling van de twee rollen die verenigingen spelen:

dienstverlening en expressie (belangenverdediging, beleidsbeïnvloeding, …).

11. De organisatie van de onthaalfunctie in het lokaal sociaal beleid

Een uitdaging voor lokale besturen is het aanbieden van laagdrempelig onthaal voor burgers

met zorgnoden en zorgvragen. Gegeven het feit dat er op de lokale schaal vele loketten

voorhanden (kunnen) zijn, zoals het sociaal huis, het CAW, het loket kinderopvang, … stelt

zich de vraag naar de organisatie en coördinatie van dat onthaal. Een mogelijk

onderzoeksthema is het bestuderen van best practices van gecoördineerd onthaal, en de

effecten van die coördinatie op de beoogde functies van dat onthaal: hulpverlening,

waarborg van toegang tot grondrechten, en doorverwijzing.

V. Thema’s masterproeven Frank Naert

Page 9: Toelichting Masterproeven Code PGF

Thema: Vergrijzing en lokale besturen

1. Vergrijzing en werkgelegenheid in kustgemeenten .

In de context van vergrijzing nemen de kustgemeenten een specifieke positie in. De endogene

veroudering van de kustbevolking wordt nog versterkt door de inwijking van nieuwe

inwoners op gevorderde leeftijd. De vraag die zich stelt is of deze specifieke positie ook

gevolgen heeft voor de lokale arbeidsmarkt.

2. Tweede verblijven en belastinguitvoer: impact van demografische ontwikkelingen.

De kustgemeenten wentelen een gedeelte van hun financieringsbehoeften af op inwijkelingen

die er niet gedomicilieerd zijn, maar er wel een eigendom bezitten, door hen

tweedeverblijfsbelasting te laten betalen. Daarnaast zijn er inwijkelingen die er wel

gedomicilieerd zijn en dus meestal meebetalen via de aanvullende personenbelastingen.

Welke impact hebben de specifieke demografische ontwikkelingen aan de kust (uitwijking

van armere jonge gezinnen, inwijking van meer begoede gezinnen en senioren) op de

inkomsten van de gemeenten?

3. De impact van de vergrijzing op de uitgaven van de OCMW’s.

De vergrijzing heeft als effect dat de OCMW’s steeds meer zullen ingeschakeld worden in de

ouderenzorg. Dit vergt enerzijds extra investeringen in zorgcentra en anderzijds meer

inkomenssteun aan senioren met een laag inkomen. Welke impact hebben deze

ontwikkelingen op de OCMW-financiën?

4. De impact van de vergrijzing op de gemeentelijke financiële nota’s.

De vergrijzing heeft op diverse manieren een impact op de begrotingen van de gemeenten. Zo

is er aan de kant van de uitgaven de pensioenproblematiek van de lokale ambtenaren. Verder

zijn er veranderde noden als gevolg van de vergrijzing (nieuwe lokale openbare diensten,

aanpassing van de voorzieningen van algemeen nut,…) met een impact op de begroting. Ook

langs de kant van de ontvangsten is er een impact. Vergrijzing gaat immers samen met lagere

inkomsten voor de gepensioneerden en dus uiteindelijk ook voor lagere opbrengsten in de

aanvullende personenbelasting.

5. Pensioenmigratie naar de kust in het kader van het Tieboutmodel .

Page 10: Toelichting Masterproeven Code PGF

Het Tieboutmodel voorspelt dat burgers de locatie kiezen die het best beantwoordt aan hun

preferenties inzake collectieve voorzieningen. De vraag is of de inwijking van senioren in de

meeste kustgemeenten hiervan een illustratie is.

Thema: Governance van het mededingings- en reguleringsbeleid

1. Het European Competition Network en accountability

Grof gesteld is het Europees mededingingsbeleid van toepassing op concurrentieverstorende

situaties waarbij de intra-communautaire handel is betrokken, terwijl de nationale

mededingingsorganen over de andere concurrentieverstoringen gaan. Het European

Competition Network moet dan zorgen voor de coördinatie tussen de verschillende instituties.

Dit levert een sui generis vorm van multilevel governance op.

2. De institutionele vormgeving van het mededingingsbeleid

Er bestaan verschillende modellen voor de organisatie van mededingingsorganen. Bij

monistische modellen vallen onderzoek en beslissing onder hetzelfde orgaan, bij dualistische

zijn ze gespreid over meerdere instellingen. Soms neemt het mededingingsorgaan ook

regulerende taken mee, soms niet.

3. De ‘sharing economy’ (Uber, Airbnb,…): welke houding moet de overheid

aannemen?

De laatste jaren steken nieuwe business modellen de kop op zoals Airbnb en Uber. Ze maken

gebruik van de moderne informatietechnologieën om een platform te creëren waar vraag en

aanbod zich gemakkelijker kunnen ontmoeten dan in de meer klassieke business modellen die

ongeveer dezelfde goederen en diensten aanbieden (klassieke taxidiensten en

hotelboekingen). Overal in de wereld zoeken overheden naar een juiste houding ten aanzien

van deze nieuwe toestanden. Zowel vanuit mededingingsstandpunt als vanuit

reguleringstandpunt stellen zich vragen.

Thema: Internationale economie en governance

1. Het onderhandelingsproces rond het TTIP

Page 11: Toelichting Masterproeven Code PGF

Het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) doet de gemoederen oplaaien.

Voor- en tegenstanders staan lijnrecht tegenover elkaar. Een interessant aspect van de

discussie betreft niet de vermeende voor- en nadelen, maar wel de bestuurlijke aanpak aan

beide zijden van de oceaan. Het lijkt mij moeilijk een middenweg te vinden tussen de vereiste

van terughoudendheid in onderhandelingen en de nood aan transparantie bij de publieke

opinie.

2. Governance in de WTO

De Milleniumronde sleept zich voort sedert 15 jaar. De WTO-lidstaten kunnen het niet eens

worden over een gemeenschappelijke aanpak van handelsproblemen. Misschien ligt dat aan

de manier waarop de onderhandelingen worden gevoerd. De multilaterale aanpak die

algemeen wordt aangezien als de superieure methode moet echter steeds meer plaats maken

voor bilaterale afspraken (cf. TTIP). Wat kan daaruit vanuit bestuurskundig oogpunt worden

gezegd?

3. Governance aspecten van de IMF-aanpak van het Griekse probleem

Het IMF is sinds het begin van de eurocrisis betrokken geweest bij de redding van de

probleemlanden. Nergens lijkt het IMF zover te moeten gaan als in het redden van

Griekenland. Het gevaar dreigt dat het IMF daarbij verder zal moeten gaan dan het ooit is

gegaan en zal moeten toestemmen in een herschikking van de Griekse schuld ten aanzien van

het IMF. De vraag is hoe dit de credibiliteit van het IMF zal impacteren?

Thema: Governance in de Europese Unie

1. Governance van het Europese Investeringsplan

De Europese Unie probeert via het Europese investeringsplan de groei te herlanceren.

Ongeveer 315 mrd euro moet daartoe worden gemobiliseerd via een samenspel van overheden

en privé partners zowel op Europees als nationaal niveau. Het in kaart brengen van de diverse

spelers, hun verantwoordelijkheden en de interacties is een uitdaging die licht kan doen

schijnen op deze specifieke toepassing van multilevel governance.

2. De ‘economische dialogen’ en accountability

De six- and two-pack die sinds enkele jaren mee vorm geven aan de nieuwe EU economic

governance dekken accountability voornamelijk af door de mogelijkheid te bieden tot een

Page 12: Toelichting Masterproeven Code PGF

economische dialoog van het Europees Parlement met de Commissie. Het loont de moeite de

ervaring van de eerste jaren te analyseren.

Thema: Openbare financiën

1. De doelmatigheid en efficiëntie van het huisvestingsbeleid in de EU-lidstaten. Een

kwantitatieve benadering.

Ongeveer om de 5 jaar verschijnen de ‘Housing statistics in the European Union’. De laatste

publicatie rapporteert voor 2010 een massa gegevens over drie huisvestingsaspecten, te weten

kwaliteit, beschikbaarheid en haalbaarheid. Het betreft evenwel ruwe data die verdere

bewerking vergen om te kunnen dienen voor het construeren van performantie- en efficiëntie-

indicatoren voor het huisvestingsbeleid.

2. Een indicator voor de credibiliteit van het begrotingsbeleid

Begrotingsbeleid lijdt meestal onder een gebrek aan geloofwaardigheid. Dit is het gevolg van

de systematische afwijking van effectieve begrotingssaldi ten opzichte van de targets voor die

saldi. De jaarlijkse stabiliteits- en convergentieprogramma’s die de EU-landen telkenjare aan

de Commissie moeten voorleggen bieden een schat aan informatie om dit probleem te

documenteren.

VI. Onderwerpen masterproeven Bram Wauters 2015-2016

Thema: politieke vertegenwoordiging van diverse groepen (vrouwen, etnische minderheden, ouderen, jongeren, holebi’s, …)

Mogelijke invalshoeken:

1. Selectie, rekrutering en verkiezing bij verkiezingen

2. Analyse van carrièrepatronen van etnische / vrouwelijke kandidaten

3. Discoursanalyse over quota in kranten

4. Inhoudelijke vertegenwoordiging van groepsbelangen binnen of buiten het parlement

5. Analyse van stereotypen bij kiezers over diverse kandidaten

6. Aanstelling van vrouwelijke ministers: op zoek naar patronen (internationaal-

comparatief)

7. effect van stemplicht op vrouwelijke vertegenwoordiging

Page 13: Toelichting Masterproeven Code PGF

Thema: partijen en partijleden

Mogelijke invalshoeken:

1. De veroudering van het ledenbestand van partijen: gevolgen voor partijfunctioneren

2. Het betrekken van niet-partijleden bij partij-activiteiten: analyse van rol, motieven en

impact (case-studies of meer algemeen)

3. Fractiediscipline: kwalitatieve analyse van totstandkoming en rol erbij van de

fractieleider

4. Hoe evalueren partijleden inspraakmechanismen in de partij?

VII. Onderwerpen masterproeven Marleen Easton 2015-2016

1. Veiligheid en beveiliging van havens

Havens zijn belangrijke knooppunten in wereldwijde stromen van mensen, goederen,

informatie en geld. Ze genereren heel wat uitdagingen op het domein van veiligheid en

beveiliging en dit zowel vanuit het perspectief van de overheid als het perspectief van de

private bedrijven die zich in het havengebied vestigen. Bovendien zijn zowel publieke als

private actoren betrokken bij de handhaven van de veiligheid in onze Belgische havens, die

elk een eigen karakter hebben. Hierin schuilt een ‘zee’ aan mogelijke invalshoeken voor een

masterproef.

2. Multiculturele gemeenschapsgerichte politiezorg

De gemeenschapsgerichte politiezorg, ook gekend als community policing, blijft een

uitdaging binnen multiculturele buurten in ons land. Op basis van de bevindingen uit het

onderzoek ‘Multiple Community Policing: hoezo?’ blijven nog onbeantwoorde

onderzoeksvragen op tafel liggen (Easton, e.a., 2009).

3. Vergrijzing en uitdagingen op het domein van veiligheid en beveiliging

De vergijzing genereert een diversiteit aan vraagstukken ook op het domein van veiligheid en

beveiliging. Een algemene literatuurstudie maar ook het uitvoeren van concrete empirische

casestudies in organisaties/sectoren behoort tot de mogelijkheid.

Page 14: Toelichting Masterproeven Code PGF

4. Het managen van veranderingen bij veiligheidsdiensten (publieke politie, private

beveiliging, brandweer,…)

Heel wat veiligheidsdiensten ondergingen de afgelopen jaren ingrijpende

veranderingsprocessen. Er is niet altijd inzicht in hoe die veranderingsprocessen gemanaged

worden. Het in kaart brengen van de context, inhoud, processen en evaluatie van de

veranderingen is een afgebakende oefening. Een andere mogelijkheid is het verwerken van

eerder verzamelde data over dit thema.

5. Behoeftes inzake innovatie op het domein van veiligheid en beveiliging

Innovatieve oplossingen voor hedendaagse uitdagingen inzake veiligheid en beveiliging staat

hoog op de (politieke) agenda en dit zowel in relatie tot publieke overheidsactoren als private

bedrijven. Het exploratief in kaart brengen van deze behoeftes met aandacht is een eerste stap.

6. Beveiliging van kritische infrastructuur

Kritische infrastructuur is “een installatie, systeem of deel daarvan, van federaal belang, dat

van essentieel belang is voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid,

de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en

waarvan de verstoring de werking of de vernietiging van een aanzienlijke weerslag zou

hebben doordat die functies ontregeld zouden raken” (wet van 1 juli 2011). Het uitwerken van

een proactief beleid inzake beveiliging van kritische infrastructuur is geen overbodige luxe.

Voorbeelden van catastrofale incidenten zijn de bomaanslagen op het treinnetwerk in Madrid

van 2004, en op de metro in Londen in 2005 en de black-out in Europa van 2006. Bestuurlijke

analyse en empirische dataverzameling mogelijk.

VIII. Onderwerpen masterproeven Catharina Dehullu

1. De lotgevallen van de dataretentie richtlijn en haar implementatiebesluiten: een

onmogelijk spagaat tussen privacy en bestrijding van terrorisme?

Page 15: Toelichting Masterproeven Code PGF

Op 8 april 2014 heeft het Europees Hof van Justitie in Luxemburg de Europese

dataretentierichtlijn van 2006 vernietigd met terugwerkende kracht en met gelding voor alle

EU-landen.

De richtlijn legde de EU-landen op om een wet te maken die de telecommaatschappijen en

internetproviders verplicht alle communicatiegegevens die via telefoon of internet passeren te

bewaren, voor een termijn van minstens zes en maximum 24 maanden. Het doel van de

richtlijn was gegevens beschikbaar houden voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van

ernstige criminaliteit en terrorisme.

Reeds voordien hadden een aantal grondwettelijk hoven de uitvoeringswetten van de richtlijn

nietig verklaard wegens strijdigheid met het recht op privéleven: dat gebeurde in Duitsland,

Tsjechië, Cyprus en Roemenië. In Oostenrijk en Ierland werd naar aanleiding van een beroep

tot nietigverklaring een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof in Luxemburg over de

verenigbaarheid van de richtlijn met de grondrechten. Het is naar aanleiding daarvan dat het

Hof van Justitie van de Europese Unie nu brandhout maakt van die richtlijn.

Intussen werd ook in België de uitvoeringswet aangevochten én nietig verklaard (arrest

84/2015 van 11 juni 2015). Nochtans zijn de regels over het bijhouden van telecomgegevens

cruciaal voor strafonderzoeken. Zelfs de voorzitter van de Privacycommissie heeft zijn

bedenkingen bij de beslissing van het Hof.

Hoe moet het nu verder?

2. Revolutie met recht: Urgenda en de klimaatzaak: in hoe verre kan en mag de

rechterlijke macht de politiek onder druk zetten?

Klimaatverandering dreigt de westerse wereld te ontwrichten. Daarom spande Urgenda –een

Nederlandse Stichting- een rechtszaak tegen de overheid in. In de voetsporen daarvan werd

ook in België een Klimaatzaak-VZW opgericht die eveneens een rechtszaak inspande tegen

de Belgische overheid. In Nederland deed de rechter al op 14 april 2015 een uitspaak. “De

Haagse rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld en de overheid moet nu meer en

effectievere klimaatacties ondernemen om het aanzienlijke Nederlandse aandeel in de

mondiale uitstoot te verminderen” (zie website Urgenda). Het is de eerste keer dat een rechter

een Staat verplicht om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering. Maar er zijn geen

boetes of dwangsommen aan verbonden. Niettemin een opsteker voor klimaatzaak-VZW.

Maar kan de rechter het milieuprobleem oplossen? Dreigt hij daardoor niet op de stoel van de

beleidsmaker te gaan zitten? Zijn de valkuilen van het milieurecht overkomelijk?

Page 16: Toelichting Masterproeven Code PGF

3. De valkuilen van het T-TIP verdrag: hoe reageert het Europees Parlement?

Wat het T-Tip verdrag is, zal intussen iedereen wel ongeveer weten: het betreft een

vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU dat de importrechten tussen de twee grootmachten

wil maar vooral ook de niet-tarifaire belemmeringen wil afschaffen. Niet-tarifaire

belemmeringen zijn het gevolg van uiteenlopende wetgeving in de beide continenten

betreffende bijvoorbeeld gezondheidsvoorschriften (de chloorkip!) of veiligheidsvoorschriften

(de testen voor auto’s; de voorschriften waaraan pakweg zonnecrème moet beantwoorden).

Het is de bedoeling die regels te harmoniseren zodat producten geproduceerd in Europa niet

nog eens de test inzake gezondheidsvoorschriften van de VS moeten ondergaan alvorens

geïmporteerd te kunnen worden.

Het Verdrag is bij het brede publiek zeer omstreden. De vrees bestaat dat de strenge

gezondheids- en milieuregels in Europa, afgezwakt zullen worden (die vrees bestaat overigens

ook in de VS). Bovendien is er ook een arbitragesysteem aan verbonden die mogelijks de

Europese en nationale wetgevers buiten spel zal zetten. Maar niet alleen daarom is het maar

zeer de vraag of het ontwerpverdrag ook de eindstreep haalt. Het wordt in Europa

onderhandeld door de Commissie, maar moet ook goedgekeurd worden door het Europees

Parlement en door alle lidstaten.

Het parlement is erg voorzichtig, om niet te zeggen aarzelend. Analyse van een moeizame

procedure.

4. Brengt het federaal forensisch psychiatrisch centrum in Gent soelaas voor

geïnterneerden?

België werd al herhaaldelijk veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de

Mens wegens schending van het recht op vrijheid (art5 EVRM) en zelfs van het verbod op

onmenselijke en vernederende behandeling (art.3) omwille van de behandeling van

geïnterneerden. Geïnterneerden zijn personen die een misdrijf hebben gepleegd maar daarvoor

ontoerekeningsvatbaar zijn verklaard om psychische redenen. Ze worden niettemin toch

opgesloten om veiligheidsredenen. De bedoeling is dat ze in aparte instellingen psychiatrisch

en psychologisch begeleid worden.

Er zijn op dit ogenblik ongeveer 4000 geïnterneerden, waarvan er 1.100 opgesloten zijn in

gevangenissen. Ze krijgen er dezelfde behandeling als geïnterneerden, maar hebben geen

vooruitzicht op vrijkomen.

Page 17: Toelichting Masterproeven Code PGF

Om aan de vraag van het EHRM tegemoet te komen werd in 2014 te Gent een forensisch

centrum geopend, dat plaats biedt aan 264 geïnterneerden.

De instelling is vergelijkbaar met een psychiatrisch ziekenhuis, maar met een hoge graad van

beveiliging.

Brengt het centrum soelaas? Een evaluatie.

5. Het Vlaams gezinsbeleid in Brussel: wie heeft er baat bij?

Gezinsbeleid is een communautaire, persoonsgebonden aangelegenheid. Ze wordt in Brussel

uitgeoefend door de Vlaamse en Franse Gemeenschap/Franse gemeenschapscommissie voor

zover het unicommunautaire instellingen betreft. De bicommunautaire instellingen en de

maatregelen die rechtstreeks de personen raken zijn een bevoegdheid van de

gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Het betreft dus –althans in Brussel- een

versnipperd beleid.

Bedoeling is om na te gaan hoe Vlaanderen in Brussel zijn beleid voert en of daar ruimte is

voor bijsturing.

6. Tussen wetgever en arbiter: het Grondwettelijk Hof en de bevoegdheid van de

deelstaten inzake buitenlandse handel en consulaire betrekkingen

Liesbeth Homans vocht de handelsmissie van de federale regering in Japan (mei 2015) aan.

Ze was van mening dat dit een Vlaamse aangelegenheid was en dat er minstens overleg met

de Vlaamse regering had moeten gebeuren. Reeds voordien had de Vlaamse regering een wet

aangevallen voor het Grondwettelijk Hof die alle consulaire werkzaamheden toekent aan de

federale regering. Volgens de Vlaamse regering schendt die wet de bevoegdheidsverdeling

omdat sommige van die werkzaamheden culturele, persoonsgebonden en economische

activiteiten betreffen en die vallen onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en

gewesten. De uitspraak van het Hof is te vinden in arrest 80/2015 van 28 mei 2015.

Hoe zit dat nu eigenlijk met de bevoegdheid inzake buitenlands handel?

7. Het Vlaams inburgeringsbeleid: weldaad of miskleun: een evaluatie8. Het advies van het Europees hof van justitie over de toetreding van de Unie tot het

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: opluchting of een gemiste kans?9. Eén jaar nieuwe familierechtbanken: een evaluatie10. Het Europees asielbeleid: hoe bedreigend is dit voor de Europese eenheid en waarden?

Page 18: Toelichting Masterproeven Code PGF

11. Hoe ervaart de burger de overheidsdienstverlening?

Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de burger bij zijn

contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde levensgebeurtenis. Mogelijke

levensgebeurtenissen voor een burger kunnen zijn: een kind krijgen, chronisch ziek zijn,

schulden hebben, een huis bouwen, naar school gaan, 65 jaar worden, …

In samenwerking met Jolien Dewaele

12. Hoe ervaart de ondernemer de overheidsdienstverlening?

Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de ondernemer bij

zijn contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde bedrijfsgebeurtenis.

Mogelijke bedrijfsgebeurtenissen voor een ondernemer kunnen zijn: ondernemer worden, als

ondernemer een vergunning aanvragen, als ondernemer belastingaangifte doen, als

ondernemer subsidie aanvragen,…

In samenwerking met Jolien Dewaele

13. Hoe ervaart een vereniging de overheidsdienstverlening?

Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen een vereniging bij haar

contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Mogelijke

gebeurtenissen voor een vereniging kunnen zijn: een vereniging oprichten, een vereniging

opheffen, een vergunning aanvragen, als ondernemer een vergunning aanvragen, subsidie

aanvragen, …

In samenwerking met Jolien Dewaele

14. Afhankelijkheid van de Vlaamse overheid van ICT-systemen.

De Vlaamse overheid is in toenemende mate afhankelijk van ICT-systemen (Verelst,

Mannaert 2009).  Welke raamcontracten zorgen voor een verbeterde dienstverlening (intern

en/of naar de burger), een efficiëntere organisatie en betere voorwaarden (prijs+dienst). Is de

VO er in geslaagd om door het centraliseren van bepaalde diensten zich efficiënter te

organiseren.

In samenwerking met Jolien Dewaele.

IX. Onderwerpen masterproeven Stijn Goeminne

Page 19: Toelichting Masterproeven Code PGF

1. De impact van lokale politiek op de aanwezigheid van ondernemingen

Hebben beleidsbeslissingen van de lokale besturen een impact op de aantrekkelijkheid van

een bepaalde gemeente als vestigingsplaats voor ondernemingen? Enerzijds zou er een

rechtstreeks (en negatief) effect verwacht kunnen worden van het heffen van belastingen.

Hogere (eigen lokale) belastingen zouden een negatief element kunnen zijn bij de beslissing

van ondernemers om zich in een bepaalde gemeente te vestigen of er al dan niet te blijven.

Anderzijds kan een gemeente zich aantrekkelijker maken voor ondernemers door een

uitgebreide dienstverlening te voorzien of door te investeren in infrastructuur. Die keuzes

worden gemaakt door het lokale bestuur en worden gestuurd door de kenmerken van dat

bestuur. Globaal zou verwacht kunnen worden dat liberale besturen het ondernemersklimaat

versterken.

Specifiek voor deze (4) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de aanwezigheid van

ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :

a. Zorgen liberale besturen voor de aanwezigheid van meer ondernemingen?

b. Trekken gemeenten die uitgebreid investeren meer ondernemingen aan?

c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op het aantal

ondernemingen?

d. Zorgen hoge lokale belastingen voor een negatief effect op het aantal ondernemingen?

2. De impact van lokale politiek op de winstgevendheid van ondernemingen

Dezelfde determinanten als hierboven zouden kunnen verwacht worden niet alleen de

aanwezigheid van ondernemignen te bepalen, ze zouden ook een impact kunnen hebben op de

winstgevendheid van ondernemingen. Zowel de aanwezigheid van een liberaal bestuur, veel

lokale investeringen als een uitgebreide dienstverlening zouden een positief effect kunnen

hebben op de winstgevendheid van de ondernemingen.

Specifiek voor deze (3) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de winstgevendheid

van ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :

a. Zorgen liberale besturen voor een hogere winstgevendheid van ondernemingen?

b. Leiden uitgebreide lokale investeringen tot een hogere winstgevendheid van

ondernemingen?

c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op de winstgevendheid

van ondernemingen?

Page 20: Toelichting Masterproeven Code PGF

3. De impact van de politieke determinanten van lokale besturen op hun efficiënt

In tijden van financiële krapte moeten de lokale besturen alle zeilen bijzetten. Naast

besparingen kan het ook belangrijk zijn om te focussen op efficiëntie in de dienstverlening.

Hoe kunnen we efficiëntie van de dienstverlening meten? Hoe verschilt de efficiëntie tussen

de Vlaamse lokale besturen? Een bijkomende vraag die gesteld kan worden is of de

kenmerken van het bestuur hier een verklarende rol kunnen in spelen. Het is niet ondenkbaar

dat besturen met meerdere partijen in de coalitie minder efficiënt zijn doordat meerdere

programma’s worden uitgewerkt ten nadele van de efficiëntie. Of zijn er verschillen tussen

linkse en rechtse besturen? Linkse besturen geven traditioneel meer uit dan rechtse, maar is er

ook een verschil in de efficiëntie?

4. De impact van de vergrijzing op de lokale financiën/fiscaliteit

Belfius & Studiedienst Vlaamse Regering bewijzen dat de impact van de vergrijzing op de

lokale financiën potentiële onderzoeksmaterie is. In het bijzonder moet aandacht besteed

worden aan de impact van de vergrijzing op de inkomsten van de lokale besturen. Door de

vergrijzing daalt het aantal inwoners op actieve leeftijd, wat leidt tot minder belastbaar

inkomen en dus lagere belastingontvangsten. De impact ervan zou kunnen becijferd worden

door na te gaan wat de impact is van de oudere bevolking op de fiscale draagkracht van lokale

besturen. Dit kan indicatief zijn voor de impact van de vergrijzing in de toekomst.

5. Locatie! Locatie! Locatie! Plaatsgebonden determinanten van vastgoedprijzen

Je doorzoekt de wetenschappelijke literatuur aangaande vastgoedprijzen en geeft daarbij extra

aandacht aan ruimtelijke determinanten van vastgoedprijzen. De determinanten waarvan

aangetoond is dat ze het grootsteeffect genereren, worden opgenomen in een hedonische

regressieanalyse voor België of een deelgebied daarvan.

ism. drs. Junior Burssens

6. Beroofd, berooid, beloond. Crimimaliteit en de herverdeling van belastinginkomsten

aan gemeente

Je onderzoekt met deze masterproef de relatie tussen (vormen van) criminaliteit in een

Vlaamse gemeente en hun inkomsten uit het Gemeentefonds. Één van de doelen van het

Gemeentefonds is om de gemeenten te compenseren voor hun centrumfunctie. Die

centrumfunctie zou zich ook moeten manifesteren in een verhoogde criminaliteit. Deze

masterproef brengt beide elementen in kaart aan de hand van de wetenschappelijke literatuur

Page 21: Toelichting Masterproeven Code PGF

en beleidsdocumenten en onderzoekt het verband tussen beide door middel van een

regressieanalyse voor (een selectie van) de Vlaamse gemeenten.

ism. drs. Junior Burssens

7. Ik vertrek! Effecten van interne migratie op de belastinginkomsten van gemeenten

Wanneer inwoners besluiten om te verhuizen naar een andere gemeente heeft dit zijn weerslag

op de inkomsten van zowel de vertrekgemeente als op die van de aankomstgemeente.

Enerzijds zorgt een leegloop van de gemeente voor een daling aan inkomsten, anderzijds zal

een toename van de bevolking bijkomende kosten genereren. Je brengt aan de hand van de

wetenschappelijke literatuur de mogelijke kanalen van inkomstenverlies en kostentoename

voor de Vlaamse gemeenten in kaart en voert op basis daarvan een regressieanalyse uit voor

(een selectie van) de Vlaamse gemeenten.

ism. drs. Junior Burssens

8. Prijs bespreekbaar. Verschillen in vraagprijs en aankoopprijs van vastgoed

Over de prijs van vastgoed kan worden onderhandeld tussen koper en verkoper, al dan niet

ondersteund door een derde partij (vastgoedmakelaar, notaris). Dit impliceert een prijsverschil

tussen de vraagprijs en de uiteindelijke verkoopprijs. Het is niet duidelijk in hoeverre beide

prijzen van elkaar verschillen in België of haar deelgebieden. Enerzijds is het prijsverschil het

resultaat van de onderhandelingsmarge, anderzijds is deze marge waarschijnlijk verschillend

voor bijvoorbeeld een nieuwbouwwoning en een te renoveren pand. Je gaat voor deze

masterproef in de wetenschappelijke literatuur na wat van invloed kan zijn op het verschil

tussen beide prijzen en in welke mate ze verschillen in het buitenland. Vervolgens toets je dit

verschil voor België of een deelgebied daarvan aan de hand van een ter beschikking gestelde

dataset van vraagprijzen en een zelf samen te stellen dataset van uiteindelijke verkoopprijzen.

ism. drs. Junior Burssens

9. Vrije voorstellen

Studenten die een masterproef wensen te maken over lokale financiën of lokale fiscaliteit

kunnen vrij een inhoudelijk onderbouwd voorstel doen aan [email protected].

X. Onderwerpen masterproeven Bruno Seutin

Page 22: Toelichting Masterproeven Code PGF

1. Het decreetgevingsbeleid in Vlaanderen".  

Uitwerking: wie maakt het decreet; procedurestappen, inspraak en kwaliteitswaarborgen;

kwaliteit van de Vlaamse decreetgeving en punten tot verbetering. 

 

2. De hoofdoek in het onderwijs: eindelijk duidelijkheid of nog steeds verwarring?

Standpunten van de verschillende actoren.

Analyse van de recente rechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof van de

Rechten van de Mens.

Wat na deze rechtspraak en hoe begrijpen de verschillende actoren die recente rechtspraak.

XI. Onderwerpen masterproeven Ellen Wayenberg

1. Beleidswerk in/rond de overheid

Onderwerp: Wat precies doen beleids(mede)werkers in en rond de overheid? Algemeen

gesteld ‘maken’ zij het overheidsbeleid. Tot op heden is er echter weinig empirische analyse

van hun expertise en aanpak. Hanteren zij steevast bepaalde methoden en technieken?

Raadplegen zij frequent dezelfde bronnen? Deze masterproef brengt het beleidswerk in beeld

dat wordt uitgevoerd binnen de overheid (vrije keuze overheidsniveau, -sector, -entiteit) ofwel

errond (zoals in politieke partijen, think tanks, belangenorganisaties, …). Voor de theoretische

onderbouw van de empirische analyse fungeert recent (internationaal en vergelijkend) werk

zoals van Colebatch, 2006; Hoppe & Jeliazkova, 2006; Wellstead & Stedman, 2010; Howlett

& Newman, 2010.

Methode: primair exploratief en beschrijvend / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek

Promotor: Ellen Wayenberg

Uitvoering: Individueel / duo-uitvoering is mogelijk

2. Verhalen van beleid

Onderwerp: Klimaatverandering, terrorisme, mobiliteit, armoede, … de lijst van beleidsissues

is eindeloos. Rond tal van sociale problemen worden verhalen verteld die verduidelijken wat

het issue heeft veroorzaakt, hoe het verder zal evolueren en, vooral, hoe het best kan worden

aangepakt. Voor- en tegenstanders van zo’n issue hebben vaak hun eigen verhaal, al dan niet

ideologisch gekruid. In deze masterproef verdiept de student zich in het concept van ‘policy

Page 23: Toelichting Masterproeven Code PGF

narrative’: hoe ontstaat zo’n beleidsverhaal?, waaruit bestaat het precies? en, vooral, welke

impact gaat ervan uit op het latere beleidsontwerp, -proces en de –outputs van

overheidswege? De aldus verkregen kennis wordt afgetoetst aan de praktijk van verhalen

zoals vandaag in Vlaanderen/ België verteld rond één of meerdere actuele beleidsproblemen

en/of hun oplossing.

Methode: deductieve onderzoeksopzet / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek

Promotor: Ellen Wayenberg

Uitvoering: individueel

3. Transversaal beleid: een aanpak voorbij de grenzen van sectoren en bevoegdheden

Onderwerp: Beleidsvoering concentreert zich vandaag steeds meer rond thema’s die een

transversale aanpak vergen – typische voorbeelden op Vlaams niveau zijn de thema’s

duurzaamheid en toegankelijkheid. Daarrond beleid voeren kan immers vanuit diverse

beleidsinvalshoeken en –domeinen. Hoe verloopt het voeren van zo’n transversaal beleid?

Welke aanpak wordt ervoor gehanteerd? Kiest men voor een aanpak die de klassieke indeling

in bevoegdheidspakketten en sectoren overbrugt? Of wordt zo’n thema toch weer prioritair

aangepakt vanuit één sector en/of bevoegdheidsdomein met ruimte tot insteken vanuit andere?

En wat verklaart het succes en falen van zo’n aanpak?

Methode: literatuuronderzoek + comparatief case studie –onderzoek van de beleidsvoering

rond minstens twee transversale thema’s op federaal/ regionaal en/of lokaal vlak

Promotor: Ellen Wayenberg

Uitvoering: individueel

4. Transitiebeleid: beslissen met de toekomst in zicht

Onderwerp: Scenario-ontwikkeling duikt als methode steeds vaker op in de beleidsvoering

vandaag. In tal van domeinen (milieu, mobiliteit, ruimtelijke ordening, sociaal beleid, …)

ontwikkelen beleidsvoerders scenario’s over hoe de wereld er zal uitzien in de nabije of

verder afgelegen toekomst. Maar vinden zo’n toekomstscenario’s ook weerslag in de

hedendaagse beleidsbeslissingen? Is beleid vandaag wel (voldoende) in transitie in het licht

van wat de toekomst zal brengen in 2020 of 2050? Of blijft de tijdshorizon van genomen

beleidsbeslissingen nog steeds (te) sterk beperkt tot de datum van een volgende verkiezing?

Kortom, is beleid vandaag in een voldoende staat van transitie en hoe verklaart zich dat?

Methode: literatuuronderzoek + comparatief case studie –onderzoek van minstens twee cases

van transitiebeleid op federaal regionaal en/of lokaal vlak

Page 24: Toelichting Masterproeven Code PGF

Promotor: Ellen Wayenberg

Uitvoering: individueel

5. Lokaal gezondheidsbeleid (nader te preciseren in overleg met VIGeZ)

Vanaf 2014 werken alle lokale besturen in Vlaanderen volgens de principes van de beleids- en

beheerscyclus (BBC). Dit betekent dat zij over verschillende lokale beleidsdomeinen (jeugd,

sport, lokaal sociaal beleid, economie…) heen één meerjarenplan maakten en vanaf 2014 zijn

beginnen uitrollen. Het doel van deze werkwijze was enerzijds het stimuleren van meer

synergie tussen de verschillende beleidsdomeinen en anderzijds het substantieel doen dalen

van de planlasten. Al deze meerjarenplannen die bestaan uit inhoudelijke en financiële nota’s

staan een grote Vlaamse databank. Doel van deze opdracht is om middels deze

meerjarenplannen thema’s en tendensen op het vlak van lokaal gezondheidsbeleid in kaart te

brengen. Concreet zoek je naar de meest voorkomende thema’s en acties, bestudeer je de

vrijgemaakte budgetten, bekijk je of gezondheid ook in andere beleidsdomeinen terug te

vinden is en onderzoek je of er verschillen zijn tussen gemeenten en OCMW’s… Je maakt

niet alleen gebruik van de databank (kwantitatief) maar je gaat ook op verkenning uit bij de

lokale besturen zelf middels focusgroepen en/of interviews (kwalitatief). Jouw onderzoek

moet ons helpen om de ondersteuning voor het lokaal gezondheidsbeleid nog beter op de

lokale besturen af te stemmen en beleidsaanbevelingen opleveren voor de Vlaamse Overheid.

Te contacteren na overleg met de promotor:  

Werner De Wael

stafmedewerker Gezonde Gemeente

VIGeZ Thuis in gezond leven.                  

 

6. Vrije voorstellen masterproef overheidsbeleid

Studenten met een eigen voorstel van masterproef rond overheidsbeleid zijn welkom bij Ellen

Wayenberg. Mogelijke voorstellen kunnen betrekking hebben op:

- een specifieke fase van beleidsvoering (agenda-setting, beleidsformulering,

besluitvorming, beleidsuitvoering, beleidsevaluatie, beleidsbeëindiging);

- een (categorie van) beleidsinstrument;

- een actuele beleidstrend (‘evidence-based’, ‘joined-up’, ‘inclusive –policy-making’);

- een welbepaalde beleidsanalytische methode of techniek (MCA, KBA, …).

Methode: deductieve onderzoeksopzet / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek

Promotor: Ellen Wayenberg

Page 25: Toelichting Masterproeven Code PGF

Uitvoering: individueel / duo-uitvoering is mogelijk

XII. Onderwerpen masterproeven Johan Christiaens

1. Toetsing van de BBC-hervorming op het managementvlak aan de BBC

reglementering Vlaamse lokale besturen

Deze masterproef test in welke mate de BBC-hervorming aansluit, d.w.z. in ‘compliance’ is met de

door de wetgever opgezette BBC-wetgeving en dit vanuit een management-perspectief. Zie ook

masterproef MvO Steffi Van Melkebeke 2012-13. Het kan een algemene studie zijn voor zo goed als

alle lokale besturen, het kan ook gaan om een gevallenstudie in enkele lokale besturen.

2. Toetsing van de BBC-hervorming op het vlak van financiële rapportering aan de BBC

reglementering Vlaamse lokale besturen

Deze masterproef test in welke mate de BBC-hervorming aansluit, d.w.z. in ‘compliance’ is met de

door de wetgever opgezette BBC-wetgeving en dit vanuit een perspectief van financiële rapportering.

Zie ook masterproef TEW Tatjana Bondarenko 2013-14. Het kan een algemene studie zijn voor zo

goed als alle lokale besturen, het kan ook gaan om een gevallenstudie in enkele lokale besturen.

3. Evolutie van het politiek draagvlak naar strategische meerjarenplanning Vlaamse

lokale besturen

Er kan gebruik gemaakt worden van de masterproef MBE 2013-14 Melanie De Backer en Freya

Vandendriessche, waarmee verder kan gewerkt worden.

4. Fusie van gemeenten en OCMW’s: gevolgen naar kostenefficiëntie?

Vlaamse regering heeft al beslist dat gemeenten en OCMW’s zullen moeten fusioneren. De vraag die

zich stelt is het kostenplaatje en de gevolgend naar mogelijk economische efficiëntie. Zie ook

Binnenband nr. 84, juni 2014.

5. Relatie tussen accounting consultants en lokale overheden

Accounting consultants werken vaak in opdracht van lokale overheden. Het is de bedoeling dat verder

gewerkt wordt op de masterproef MBE 2013-14 Katrien Bogaert en Ward Everaert.

6. “Occupational fraud” door boekhouders / accountants in een overheidsomgeving

Page 26: Toelichting Masterproeven Code PGF

Fraude kan ook ontstaan vanuit de boekhouding en deze masterproef is een toepassing van de paper

European Accounting Association Conference 2014 Tallinn “Occupational Fraud in Accounting-

Related Roles: some evidence and analysis”.

7. In welke mate zijn de IPSAS standaarden in staat om aanleiding te geven tot

performantie-indicatoren die het bestuur ondersteunen bv in de Europese Commissie of

in een andere vorm van jurisdictie?

De IPSAS standaarden (= International Public Sector Accounting Standards) krijgen meer en meer

gestalte en leveren ‘business-like’ financiële rapportering, maar in welke mate leveren deze

standaarden informatie om relevante performantie-indicatoren voor overheden op te zetten?

8. BBC rapportering en raadsleden: verstrekt BBC volledige en betrouwbare informatie

voor raadleden, die aanzien worden als de hoofdgebruikers?

Zijn de beleidsrapporten nu van betere kwaliteit? Is dit voldoende voor de raadsleden? Zie masterproef

Astrid Strobbe BPM 2014-2015.

9. Mate van boekhoudkundige creativiteit bij openingsbalansen BBC (een vergelijking

met de eindbalans net voor toepassing BBC)

In welke mate passen lokale besturen ‘earnings management’ technieken toe wanneer zij bij overgang

naar BBC de beginbalans moesten opstellen?

10. Rol van de IPSAS in het bewaken van het ‘intergenerationeel evenwicht’ ten gevolge

van de vergrijzing in Europa.

EC is op de vooravond van IPSAS: gaan de IPSAS boekhoudstandaarden rekening houden met het

groeiend belang van het intergenerationeel evenwicht?

11. De zorg voor de financiële middelen, ihb kasgeld van de bewoners van een WzC

Hoe springt een WzC om met de privé gelden van zijn bewoners? Dit kan uitgewerkt worden in een

gevallenstudie.

12. Wat verklaart on-line financiële rapportering (bv jaarrekening, performantie-

indicatoren, …) in Vlaamse lokale besturen?

Zie masterproef Audrey Vandeleene 2011-2012, zie masterproef Thomas Soetaert 2012-13, zie ook

paper Brusca en Francesca op EGPA Lissabon 2014 en JPBAFM Vol 23 nr 1 2011, p. 117-138, zie

ook Theorizing and explaining voluntary accountability Christel Koop, Pub Adm Vol 92, nr 3, 565-

591 sept 2014)

Page 27: Toelichting Masterproeven Code PGF