KORTE TOELICHTING TITELS MASTERPROEVEN VAKGROEP BELEID EN
BESTUUR
I. Inleiding
In dit document vinden de studenten de titels van masterproeven terug die door de leden van
de vakgroep Beleid en Bestuur (EB10) op de faculteitbrede lijst werden gezet. Die titels
worden hier kort toegelicht zodat de studenten een beter idee hebben van de inhoud en
draagwijdte van de onderwerpen.
Bij wijze van introductie (punt II) is in de eerste plaast een tekst te lezen (van de hand van
Fran Naert), die het thema van de vergrijzing en de impact ervan op lokaal beleid en bestuur
toelicht. Het onderwerp van de vergrijzing is immers door de vakgroep naar voor geschoven
als een collectief onderzoeksdomein, waarbij masterstudenten kunnen betrokken worden bij
het uitwerken van hun scriptie.
Dat betekent nochtans niet dat alle onderwerpen die hieronder besproken worden, met
vergrijzing te maken hebben. In functie van het onderzoeksdomein van de elke docent komt
een breed scala van thema’s aan bod.
II. Vergrijzing en local governance,
De vergrijzing is ondertussen een welbekend en goed gedocumenteerd fenomeen. De
gevolgen ervan zijn veelvuldig en worden druk bestudeerd in vele wetenschappelijke
disciplines. Vanuit de vakgroep ’Public governance, management & finance’ (EB10) is het
idee gegroeid om aan het bestaande werk een unieke invalshoek toe te voegen, met name de
algemene onderzoeksvraag hoe de vergrijzing de lokale governance impacteert.
Een studie van Belfius (2010) somt de gevolgen van de vergrijzing voor de lokale besturen
op. In de eerste plaats is er een budgettaire impact. Deze verschilt bovendien sterk
naargelang het type gemeente en dat niet alleen omwille van de heterogeniteit in de
demografische ontwikkelingen, maar ook door de verschillende strategische keuzes die
gemeenten maken. Aan de kant van de middelen is er vooral een invloed van de vergrijzing
op de relatief belangrijke inkomensbron van de aanvullende personenbelasting.
Pensionering gaat immers gepaard met een aanzienlijke daling van het inkomen van de
betrokkenen, die bovendien in België sterker is dan in andere landen. Dit tast de
belastingbasis van de gemeenten aan. Aan de kant van de uitgaven leidt de vergrijzing tot
nieuwe en te vernieuwen openbare voorzieningen op het vlak van huisvesting (rusthuizen,
rust- en verzorgingstehuizen, dagopvang, serviceflats, centra voor kortverblijf,…), vervoer,
sociale diensten (thuiszorg, maaltijden,…). Verder is er ook een directe impact via de
verhoogde pensioenuitgaven voor lokale ambtenaren.
De budgettaire impact kan gezien worden als de vertaling van een aantal sociale en
economische gevolgen van de vergrijzing. Vergrijzing brengt een verlies aan
zelfredzaamheid teweeg die zowel van fysieke als van financiële aard is en die niet volledig
wordt gecompenseerd door de vooruitgang in de medische verzorging. Er is een toenemend
aantal van alleenstaande ouderen, wat leidt tot een grotere vereenzaming en de noodzaak
voor de overheid, en dikwijls zal dat de lokale overheid zijn, om het verdwijnen van
meergeneratiegezinnen en de daarmee gepaard gaande intergenerationele
solidariteitsmechanismen te compenseren. Deze evolutie werkt ook daar naar andere
domeinen zoals veiligheid en mobiliteit. Het armoederisico bij ouderen is bovendien hoger
dan gemiddeld.
De vraag is dan hoe de lokale besturen met deze problematieken omgaan. Uiteraard moet
hun aanpak passen in wat er op hoger Europees, federaal en regionaal niveau aan beleid
wordt uitgestippeld en uitgevoerd. Niettemin beschikken de lokale besturen over een niet zo
kleine beleidsruimte om ook zelf het heft in handen te nemen. Daarbij spelen verschillende
actoren een rol met de gemeente als centrale pion. De gemeente is evenwel niet de enige
actor. Het is evident dat het OCMW – voorlopig nog - een belangrijke plaats inneemt en dat
bovendien in netwerken met andere gemeenten in bovenlokale verbanden en met actoren
uit de sociale economie en de privé sector wordt samengewerkt.
Deze schets van de problematiek van de vergrijzing op lokaal niveau biedt heel wat
aangrijpingspunten voor onderzoek. De expertise die daaromtrent door de vakgroep EB10
kan worden aangedragen is heel verscheiden. Een collectief van bestuurskundigen,
economen en juristen zorgt ervoor dat de vele facetten van het probleem afgedekt zijn.
Omdat het gevoelen leeft dat het gegeven van de masterproeven in de opleiding BPM een
belangrijke rol kan spelen in dit onderzoek, komt de vakgroep voor het academiejaar 2015-
16 naar buiten met een collectief aanbod van masterproeftitels rond het beschreven thema.
Referentie:
Belfius (2010), Vergrijzing: impact en uitdaging voor lokale besturen, Lokale financiën,
April 2010
III. Thema’s Masterproeven Filip De Rynck
1. Lokale burgerparticipatie
Burgerparticipatie is een centraal thema in lokaal bestuur en lokaal beleid. Hierbinnen kunnen
verschillende soorten thema’s worden uitgewerkt: evaluatie van adviesraden; onderzoek naar
de relaties tussen burgerinitiatieven en lokale overheid; evaluatie van participatieprojecten,…
Een belangrijk thema dat verschillende aspecten van burgerparticipatie raakt, is de relatie
tussen overheid en maatschappelijk middenveld. Speelt het middenveld een autonome rol in
de beleidsvorming, hoe evolueert de verhouding met de lokale overheid, ondersteunt de
overheid het middenveld of stuurt de overheid het middenveld? Een laatste thema in dit veld
is de verhouding tussen de representatieve democratie (partijen, verkiezingen) en de
participatieve democratie.
2. Decentralisatie en interbestuurlijke verhoudingen
De verhouding tussen centrale en lokale besturen raakt steeds de problematiek van
centralisatie en decentralisatie. Tussen de retoriek van decentralisatie en praktijk is er vaak
een groot verschil. Studenten kunnen hier thema’s ontwikkelen die te maken hebben met
meting en evaluatie van centralisatie/decentralisatie in Vlaanderen, eventueel in een
internationaal comparatief perspectief. Dat kan worden toegepast op allerlei beleidsdomeinen
(wonen, welzijn, kinderopvang, cultuur, jeugdwerk,…).
3. Analyse van lokale en regionale netwerken
Regionale (of gebiedsgerichte) en lokale netwerken worden gecreëerd rond allerlei thema’s:
welzijnszorg, stadsprojecten, buurtontwikkeling, samenwerking tussen gemeenten,
samenwerking tussen publieke en private partners. Onderzoeksthema’s in dit veld gaan over
evaluatie van deze netwerken: wordt er effectief in een netwerk samengewerkt; is dat netwerk
dan effectief; roept dit eventueel democratische vragen op; hoe worden deze netwerken zelf
gemanaged? We sluiten hier aan bij internationaal onderzoek over netwerkanalyse.
4. De rol en functioneren van politici
De rol van politici is een onderbelicht thema in de literatuur: wat doen lokale politici
eigenlijk, hoe verhouden ze zich tot en hoe treden ze op in het veld tussen bestuur, burgers,
ambtenaren, middenveld en politieke partijen? Spelen politieke partijen in hun functioneren
wel een rol? Welke interacties ontwikkelen politici met ambtenaren (topambtenaren,
middenniveau en uitvoerende ambtenaren)?
5. De rol van de overheid
Centraal in de hervormingsagenda’s van landen en regeringen staat de rol van de overheid.
Aansluitend bij het manifest van de VVBB (zie website) zijn thema’s te ontwikkelen over die
hervormingsagenda zelf: wat zijn de effecten van privatisering; wat zijn de problemen met
regulering; wat zijn mogelijke gevolgen van vermaatschappelijking of het afstoten van taken
naar burgers en burgerinitiatieven? Hierbinnen zijn vergelijkingen met het buitenland zeker
ook mogelijk.
6. Vergrijzing en lokale besturen
De vergrijzing is een centraal thema in het lokaal beleid maar daar is nog maar relatief weinig
onderzoek over ontwikkeld. Hoe bereiden lokale besturen zich op die toenemende vergrijzing
voor? Hoe spelen ze in op nieuwe concepten van zorg? Wat betekent vergrijzing voor het
vrijwilligerswerk in de gemeenten? Hoe betrekken lokale besturen ouderen bij hun beleid en
het ontwerpen van dienstverlening?
7. Stadsregionaal beleid
Stadsregio’s vormen een reële schaal voor veel aspecten van het dagelijkse leven. Beleid op
stadsregionaal niveau stoot echter op veel weerstanden. Thema’s voor onderzoek sluiten aan
bij stadsregionale problematieken en de manier waarop overheden en middenveld hiermee
omgaan (regionaal openbaar vervoer, regionale ruimtelijke planning, planning van
voorzieningen, regionale zorgnetwerken,…). Vergelijkingen met het buitenland zijn zeker
mogelijk. Een aspect van mogelijk onderzoek is de discussie over fusies van gemeenten en de
creatie van stadsregionale bestuursvormen.
IV. Thema’s masterproeven Bram Verschuere
Opmerking: naast onderstaande thema’s staat het de studenten vrij om mij te contacteren
voor een gesprek over een eigen gekozen thema voor hun masterproef.
Onderstaand een korte beschrijving per thema, en een indicatieve oplijsting van mogelijke
onderzoeksvragen en onderzoeksrichtingen bij de thema’s. Er worden bij deze thema’s geen
onderzoeksmethodes of theoretische en conceptuele kaders voorgesteld. Deze worden
gesuggereerd, besproken en ontwikkeld tijdens de gesprekken tussen student en promotor.
1. P2P netwerken in de zorg
In steeds meer lokale besturen ontstaan zogenaamde buurtzorgnetwerken, waarin mensen
elkaar ontmoeten en op informele wijze ‘zorg’ voor elkaar wordt uitgewisseld. Dit zijn
zogenaamde peer-to-peer zorgnetwerken Een veelheid aan mogelijk exploratief onderzoek is
mogelijk:
-Wat is het profiel van participanten?
-In welke mate kan informele zorg professionele zorg vermijden/vervangen?
-Wat zij de succes- en faalfactoren in het functioneren van deze netwerken?
-Zijn er inclusie- en exclusiemechanismen in deze netwerken?
2. Effecten van coproductie
Co-productie is het gegeven dat burgers zelf instaan voor (een stuk van) de publieke
diensten die ze consumeren. Er zijn talloze voorbeelden op verschillende beleidsdomeinen:
veiligheid (buurtinformatienetwerken bvb), welzijn (mantelzorg bvb.), wonen
(bewonerscoöperaties bvb.), onderwijs (leesouders bvb.), … Kenmerkend voor co-productie
is de samenwerking tussen burgers en professionele dienstverleners (politie,
zorginstellingen, scholen, …). Mogelijke onderzoeksvragen zijn:
-In hoeverre staan professionele medewerkers in publieke of non-profit organisaties open
voor coproductie met burgers? En wat verklaart deze houding of motivatie van professionals
om te coproduceren met burgers?
-Hoe krijgen co-productie-processen vorm? Welke processen zien we, en hoe wordt één en
ander organisatorisch vorm gegeven? Wat zijn de randvoorwaarden en obstakels om tot
effectieve co-productie te komen?
-Worden de assumpties van co-productie – efficiëntere, effectievere en democratischere
dienstverlening – bevestigd? Wat zijn met andere woorden de effecten van co-productieve
processen?
3. Coproductie en community development
Dezelfde problematiek als het thema hierboven met dezelfde mogelijke onderzoeksvragen,
maar dan specifiek toegepast op ‘community development’ in buurten en wijken. De
wijkaanpak om maatschappelijke problemen aan te pakken in samenspel tussen lokale
overheid en burgers/verenigingen wint immers aan belang. Er zijn vele voorbeelden van
actieve burgers die autonoom aan de slag gaan om maatschappelijke meerwaarde te creëren
in hun buurt of wijk, zie bijvoorbeeld http://gentintransitie.com, maar ook in andere steden.
4. Naar een nieuw governance model voor welzijnsinstellingen
Het beleid van de Vlaamse overheid ten opzichte van gesubsidieerde welzijnsinstellingen
gaat in de richting van regelluwte, sturen op outcome, en maatschappelijk ondernemerschap.
Dus een stuk het afstand nemen van detail- en processturing door de overheid. Deze ‘shift’
stelt uitdagingen met betrekking tot het management en de governance (het bestuur) van
welzijnsorganisaties. Mogelijke onderzoeksvragen zijn:
-Zijn organisaties klaar om sociaal ondernemerschap te vertonen? Welke drempels of
opportuniteiten zien ze?
-Hoe kan de subsidiërende overheid toezien op de prestaties van organisaties in een dergelijk
veranderend kader?
-Welke governance-modellen kunnen er ontwikkeld worden zodanig dat in de nieuwe
context ook sprake is van behoorlijk bestuur door de organisaties?
5. Integratie van OCMW in gemeente
Vanaf 2019 moeten de OCMW’s in de gemeenten worden geïntegreerd. Dit stelt de lokale
besturen voor een grote uitdagingen. Mogelijke onderzoek heeft betrekking op:
-Het analyseren van de organisatorische drempels voor deze fusie
-Het analyseren van de verwachte effecten van deze fusie: leidt de integratie potentieel tot
beter lokaal sociaal beleid? Leidt de integratie tot betere lokale sociale dienstverlening?
6. Regiemodellen op de lokale schaal (diverse welzijnssectoren)
Lokale besturen moeten het aanbod van sociale dienstverlening (woonzorg, kinderopvang
etc.) coördineren en regisseren. Dit betekent concreet de afstemming van het aanbod op de
vraag naar dienstverlening. Bij deze regie-opdracht komen een aantal zaken kijken, die per
beleidssector (kinderopvang, woonzorg, …) kunnen verschillen, en die verder onderzoek
nodig hebben:
-Wat is de reële ‘doorzettingsmacht’ van lokale besturen, kunnen ze überhaupt voldoende
aansturen vanuit het lokaal bestuur?
-Zijn er potentiële conflicten tussen het zelf dienstverlener zijn als lokaal bestuur (actor) en
het regisseren van het veld (regisseur)?
-Is er voldoende lokale bestuurskracht om deze rollen op te nemen?
7. Decentralisatie van welzijnsbevoegdheden naar lokale besturen en doorzettingsmacht
Enigszins aansluitend op het vorige thema, is er de beleidspiste van de overheid om de
bevoegdheid voor buitenschoolse kinderopvang volledig te decentraliseren naar de lokale
besturen. Dit betekent dat lokale besturen zelf de middelen moeten verdelen tussen de
aanbieders, afstemming zoeken tussen we verschillende actoren (onderwijs, vrije tijd,
welzijn, opvang). Ook hier zijn de belangrijkste vragen:
-Wat is de reële ‘doorzettingsmacht’ van lokale besturen, kunnen ze überhaupt voldoende
aansturen vanuit het lokaal bestuur?
-Zijn er potentiële conflicten tussen het zelf dienstverlener zijn als lokaal bestuur (actor), en
het regisseren van het veld (regisseur)?
-Is er voldoende lokale bestuurskracht om deze rol op te nemen?
8. "Social Value": modellen van aansturen van organisaties op basis van
maatschappelijke meerwaarde-creatie
Er gaan steeds meer stemmen op om van gesubsidieerde organisaties in de welzijnssector te
horen wat hun ‘maatschappelijke meerwaarde’ is, naast de kerntaak die zij uitvoeren
(dienstverlening in de zorg). In het Verenigd Koninkrijk wordt dat al gevraagd van
organisaties wanneer zij intekenen voor subsidies, via de Social Value Act. Eerste evaluaties
van dat beleid in het Verenigd tonen echter enkele problemen aan, zoals de moeilijkheid om
indicatoren te ontwikkelen om iets abstracts als ‘maatschappelijke meerwaarde’ te meten.
Hier zou een exploratief onderzoek kunnen gebeuren om een eerste aanzet te doen van een
indicatorenset die toepasbaar is in de Vlaamse context.
9. Co-creatie van gezondheid (case Flanders Care )
Eigenlijk is dit een specifieke invulling van de coproductie-thema’s die ik hierboven al
introduceerde. Flanders Care heeft tot missie om nieuwe innovatieve tools en producten te
ontwikkelen die ingezet kunnen worden in het zorgproces. Sommige van deze tools, zoals de
producten die in zorgproeftuinen worden ingezet, vergen een inbreng van de
client/gebruikers (http://www.zorgproeftuinen.be/nl/nl/over-zorg-proeftuinen). Een mogelijk
onderzoeksthema is om voor deze experimenten na te gaan wat het effect is van het gebruik
van deze producten en tools op de gezondheidsbeleving van de cliënt/gebruiker, en of deze
tools/producten dus effectief kunnen zijn.
10. Hoe kijken verenigingen naar de toekomst. Analyse van de barometer van het
verenigingsleven van de KBS
De Koning Boudewijnstichting publiceert reeds een aantal jaren de barometer van het
verenigingsleven, op basis van een grootschalige bevraging bij verenigingen:
http://www.kbs-frb.be/otheractivity.aspx?id=293939&langtype=2067
Deze barometer meet de impact van de economische conjunctuur op de Belgische
verenigingen. Op basis van de beschikbare resultaten zou een mogelijk thema voor een
masterproef kunnen zijn het ontwikkelen van aanbevelingen voor de verenigingen om hun
interne werking aan te passen aan de noden die zich stellen zoals gemeten door de
barometer. Ook zou een verdere analyse kunnen gemaakt worden voor wat betreft de impact
van de conjunctuur op de invulling van de twee rollen die verenigingen spelen:
dienstverlening en expressie (belangenverdediging, beleidsbeïnvloeding, …).
11. De organisatie van de onthaalfunctie in het lokaal sociaal beleid
Een uitdaging voor lokale besturen is het aanbieden van laagdrempelig onthaal voor burgers
met zorgnoden en zorgvragen. Gegeven het feit dat er op de lokale schaal vele loketten
voorhanden (kunnen) zijn, zoals het sociaal huis, het CAW, het loket kinderopvang, … stelt
zich de vraag naar de organisatie en coördinatie van dat onthaal. Een mogelijk
onderzoeksthema is het bestuderen van best practices van gecoördineerd onthaal, en de
effecten van die coördinatie op de beoogde functies van dat onthaal: hulpverlening,
waarborg van toegang tot grondrechten, en doorverwijzing.
V. Thema’s masterproeven Frank Naert
Thema: Vergrijzing en lokale besturen
1. Vergrijzing en werkgelegenheid in kustgemeenten .
In de context van vergrijzing nemen de kustgemeenten een specifieke positie in. De endogene
veroudering van de kustbevolking wordt nog versterkt door de inwijking van nieuwe
inwoners op gevorderde leeftijd. De vraag die zich stelt is of deze specifieke positie ook
gevolgen heeft voor de lokale arbeidsmarkt.
2. Tweede verblijven en belastinguitvoer: impact van demografische ontwikkelingen.
De kustgemeenten wentelen een gedeelte van hun financieringsbehoeften af op inwijkelingen
die er niet gedomicilieerd zijn, maar er wel een eigendom bezitten, door hen
tweedeverblijfsbelasting te laten betalen. Daarnaast zijn er inwijkelingen die er wel
gedomicilieerd zijn en dus meestal meebetalen via de aanvullende personenbelastingen.
Welke impact hebben de specifieke demografische ontwikkelingen aan de kust (uitwijking
van armere jonge gezinnen, inwijking van meer begoede gezinnen en senioren) op de
inkomsten van de gemeenten?
3. De impact van de vergrijzing op de uitgaven van de OCMW’s.
De vergrijzing heeft als effect dat de OCMW’s steeds meer zullen ingeschakeld worden in de
ouderenzorg. Dit vergt enerzijds extra investeringen in zorgcentra en anderzijds meer
inkomenssteun aan senioren met een laag inkomen. Welke impact hebben deze
ontwikkelingen op de OCMW-financiën?
4. De impact van de vergrijzing op de gemeentelijke financiële nota’s.
De vergrijzing heeft op diverse manieren een impact op de begrotingen van de gemeenten. Zo
is er aan de kant van de uitgaven de pensioenproblematiek van de lokale ambtenaren. Verder
zijn er veranderde noden als gevolg van de vergrijzing (nieuwe lokale openbare diensten,
aanpassing van de voorzieningen van algemeen nut,…) met een impact op de begroting. Ook
langs de kant van de ontvangsten is er een impact. Vergrijzing gaat immers samen met lagere
inkomsten voor de gepensioneerden en dus uiteindelijk ook voor lagere opbrengsten in de
aanvullende personenbelasting.
5. Pensioenmigratie naar de kust in het kader van het Tieboutmodel .
Het Tieboutmodel voorspelt dat burgers de locatie kiezen die het best beantwoordt aan hun
preferenties inzake collectieve voorzieningen. De vraag is of de inwijking van senioren in de
meeste kustgemeenten hiervan een illustratie is.
Thema: Governance van het mededingings- en reguleringsbeleid
1. Het European Competition Network en accountability
Grof gesteld is het Europees mededingingsbeleid van toepassing op concurrentieverstorende
situaties waarbij de intra-communautaire handel is betrokken, terwijl de nationale
mededingingsorganen over de andere concurrentieverstoringen gaan. Het European
Competition Network moet dan zorgen voor de coördinatie tussen de verschillende instituties.
Dit levert een sui generis vorm van multilevel governance op.
2. De institutionele vormgeving van het mededingingsbeleid
Er bestaan verschillende modellen voor de organisatie van mededingingsorganen. Bij
monistische modellen vallen onderzoek en beslissing onder hetzelfde orgaan, bij dualistische
zijn ze gespreid over meerdere instellingen. Soms neemt het mededingingsorgaan ook
regulerende taken mee, soms niet.
3. De ‘sharing economy’ (Uber, Airbnb,…): welke houding moet de overheid
aannemen?
De laatste jaren steken nieuwe business modellen de kop op zoals Airbnb en Uber. Ze maken
gebruik van de moderne informatietechnologieën om een platform te creëren waar vraag en
aanbod zich gemakkelijker kunnen ontmoeten dan in de meer klassieke business modellen die
ongeveer dezelfde goederen en diensten aanbieden (klassieke taxidiensten en
hotelboekingen). Overal in de wereld zoeken overheden naar een juiste houding ten aanzien
van deze nieuwe toestanden. Zowel vanuit mededingingsstandpunt als vanuit
reguleringstandpunt stellen zich vragen.
Thema: Internationale economie en governance
1. Het onderhandelingsproces rond het TTIP
Het Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) doet de gemoederen oplaaien.
Voor- en tegenstanders staan lijnrecht tegenover elkaar. Een interessant aspect van de
discussie betreft niet de vermeende voor- en nadelen, maar wel de bestuurlijke aanpak aan
beide zijden van de oceaan. Het lijkt mij moeilijk een middenweg te vinden tussen de vereiste
van terughoudendheid in onderhandelingen en de nood aan transparantie bij de publieke
opinie.
2. Governance in de WTO
De Milleniumronde sleept zich voort sedert 15 jaar. De WTO-lidstaten kunnen het niet eens
worden over een gemeenschappelijke aanpak van handelsproblemen. Misschien ligt dat aan
de manier waarop de onderhandelingen worden gevoerd. De multilaterale aanpak die
algemeen wordt aangezien als de superieure methode moet echter steeds meer plaats maken
voor bilaterale afspraken (cf. TTIP). Wat kan daaruit vanuit bestuurskundig oogpunt worden
gezegd?
3. Governance aspecten van de IMF-aanpak van het Griekse probleem
Het IMF is sinds het begin van de eurocrisis betrokken geweest bij de redding van de
probleemlanden. Nergens lijkt het IMF zover te moeten gaan als in het redden van
Griekenland. Het gevaar dreigt dat het IMF daarbij verder zal moeten gaan dan het ooit is
gegaan en zal moeten toestemmen in een herschikking van de Griekse schuld ten aanzien van
het IMF. De vraag is hoe dit de credibiliteit van het IMF zal impacteren?
Thema: Governance in de Europese Unie
1. Governance van het Europese Investeringsplan
De Europese Unie probeert via het Europese investeringsplan de groei te herlanceren.
Ongeveer 315 mrd euro moet daartoe worden gemobiliseerd via een samenspel van overheden
en privé partners zowel op Europees als nationaal niveau. Het in kaart brengen van de diverse
spelers, hun verantwoordelijkheden en de interacties is een uitdaging die licht kan doen
schijnen op deze specifieke toepassing van multilevel governance.
2. De ‘economische dialogen’ en accountability
De six- and two-pack die sinds enkele jaren mee vorm geven aan de nieuwe EU economic
governance dekken accountability voornamelijk af door de mogelijkheid te bieden tot een
economische dialoog van het Europees Parlement met de Commissie. Het loont de moeite de
ervaring van de eerste jaren te analyseren.
Thema: Openbare financiën
1. De doelmatigheid en efficiëntie van het huisvestingsbeleid in de EU-lidstaten. Een
kwantitatieve benadering.
Ongeveer om de 5 jaar verschijnen de ‘Housing statistics in the European Union’. De laatste
publicatie rapporteert voor 2010 een massa gegevens over drie huisvestingsaspecten, te weten
kwaliteit, beschikbaarheid en haalbaarheid. Het betreft evenwel ruwe data die verdere
bewerking vergen om te kunnen dienen voor het construeren van performantie- en efficiëntie-
indicatoren voor het huisvestingsbeleid.
2. Een indicator voor de credibiliteit van het begrotingsbeleid
Begrotingsbeleid lijdt meestal onder een gebrek aan geloofwaardigheid. Dit is het gevolg van
de systematische afwijking van effectieve begrotingssaldi ten opzichte van de targets voor die
saldi. De jaarlijkse stabiliteits- en convergentieprogramma’s die de EU-landen telkenjare aan
de Commissie moeten voorleggen bieden een schat aan informatie om dit probleem te
documenteren.
VI. Onderwerpen masterproeven Bram Wauters 2015-2016
Thema: politieke vertegenwoordiging van diverse groepen (vrouwen, etnische minderheden, ouderen, jongeren, holebi’s, …)
Mogelijke invalshoeken:
1. Selectie, rekrutering en verkiezing bij verkiezingen
2. Analyse van carrièrepatronen van etnische / vrouwelijke kandidaten
3. Discoursanalyse over quota in kranten
4. Inhoudelijke vertegenwoordiging van groepsbelangen binnen of buiten het parlement
5. Analyse van stereotypen bij kiezers over diverse kandidaten
6. Aanstelling van vrouwelijke ministers: op zoek naar patronen (internationaal-
comparatief)
7. effect van stemplicht op vrouwelijke vertegenwoordiging
Thema: partijen en partijleden
Mogelijke invalshoeken:
1. De veroudering van het ledenbestand van partijen: gevolgen voor partijfunctioneren
2. Het betrekken van niet-partijleden bij partij-activiteiten: analyse van rol, motieven en
impact (case-studies of meer algemeen)
3. Fractiediscipline: kwalitatieve analyse van totstandkoming en rol erbij van de
fractieleider
4. Hoe evalueren partijleden inspraakmechanismen in de partij?
VII. Onderwerpen masterproeven Marleen Easton 2015-2016
1. Veiligheid en beveiliging van havens
Havens zijn belangrijke knooppunten in wereldwijde stromen van mensen, goederen,
informatie en geld. Ze genereren heel wat uitdagingen op het domein van veiligheid en
beveiliging en dit zowel vanuit het perspectief van de overheid als het perspectief van de
private bedrijven die zich in het havengebied vestigen. Bovendien zijn zowel publieke als
private actoren betrokken bij de handhaven van de veiligheid in onze Belgische havens, die
elk een eigen karakter hebben. Hierin schuilt een ‘zee’ aan mogelijke invalshoeken voor een
masterproef.
2. Multiculturele gemeenschapsgerichte politiezorg
De gemeenschapsgerichte politiezorg, ook gekend als community policing, blijft een
uitdaging binnen multiculturele buurten in ons land. Op basis van de bevindingen uit het
onderzoek ‘Multiple Community Policing: hoezo?’ blijven nog onbeantwoorde
onderzoeksvragen op tafel liggen (Easton, e.a., 2009).
3. Vergrijzing en uitdagingen op het domein van veiligheid en beveiliging
De vergijzing genereert een diversiteit aan vraagstukken ook op het domein van veiligheid en
beveiliging. Een algemene literatuurstudie maar ook het uitvoeren van concrete empirische
casestudies in organisaties/sectoren behoort tot de mogelijkheid.
4. Het managen van veranderingen bij veiligheidsdiensten (publieke politie, private
beveiliging, brandweer,…)
Heel wat veiligheidsdiensten ondergingen de afgelopen jaren ingrijpende
veranderingsprocessen. Er is niet altijd inzicht in hoe die veranderingsprocessen gemanaged
worden. Het in kaart brengen van de context, inhoud, processen en evaluatie van de
veranderingen is een afgebakende oefening. Een andere mogelijkheid is het verwerken van
eerder verzamelde data over dit thema.
5. Behoeftes inzake innovatie op het domein van veiligheid en beveiliging
Innovatieve oplossingen voor hedendaagse uitdagingen inzake veiligheid en beveiliging staat
hoog op de (politieke) agenda en dit zowel in relatie tot publieke overheidsactoren als private
bedrijven. Het exploratief in kaart brengen van deze behoeftes met aandacht is een eerste stap.
6. Beveiliging van kritische infrastructuur
Kritische infrastructuur is “een installatie, systeem of deel daarvan, van federaal belang, dat
van essentieel belang is voor het behoud van vitale maatschappelijke functies, de gezondheid,
de veiligheid, de beveiliging, de economische welvaart of het maatschappelijk welzijn, en
waarvan de verstoring de werking of de vernietiging van een aanzienlijke weerslag zou
hebben doordat die functies ontregeld zouden raken” (wet van 1 juli 2011). Het uitwerken van
een proactief beleid inzake beveiliging van kritische infrastructuur is geen overbodige luxe.
Voorbeelden van catastrofale incidenten zijn de bomaanslagen op het treinnetwerk in Madrid
van 2004, en op de metro in Londen in 2005 en de black-out in Europa van 2006. Bestuurlijke
analyse en empirische dataverzameling mogelijk.
VIII. Onderwerpen masterproeven Catharina Dehullu
1. De lotgevallen van de dataretentie richtlijn en haar implementatiebesluiten: een
onmogelijk spagaat tussen privacy en bestrijding van terrorisme?
Op 8 april 2014 heeft het Europees Hof van Justitie in Luxemburg de Europese
dataretentierichtlijn van 2006 vernietigd met terugwerkende kracht en met gelding voor alle
EU-landen.
De richtlijn legde de EU-landen op om een wet te maken die de telecommaatschappijen en
internetproviders verplicht alle communicatiegegevens die via telefoon of internet passeren te
bewaren, voor een termijn van minstens zes en maximum 24 maanden. Het doel van de
richtlijn was gegevens beschikbaar houden voor het onderzoeken, opsporen en vervolgen van
ernstige criminaliteit en terrorisme.
Reeds voordien hadden een aantal grondwettelijk hoven de uitvoeringswetten van de richtlijn
nietig verklaard wegens strijdigheid met het recht op privéleven: dat gebeurde in Duitsland,
Tsjechië, Cyprus en Roemenië. In Oostenrijk en Ierland werd naar aanleiding van een beroep
tot nietigverklaring een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof in Luxemburg over de
verenigbaarheid van de richtlijn met de grondrechten. Het is naar aanleiding daarvan dat het
Hof van Justitie van de Europese Unie nu brandhout maakt van die richtlijn.
Intussen werd ook in België de uitvoeringswet aangevochten én nietig verklaard (arrest
84/2015 van 11 juni 2015). Nochtans zijn de regels over het bijhouden van telecomgegevens
cruciaal voor strafonderzoeken. Zelfs de voorzitter van de Privacycommissie heeft zijn
bedenkingen bij de beslissing van het Hof.
Hoe moet het nu verder?
2. Revolutie met recht: Urgenda en de klimaatzaak: in hoe verre kan en mag de
rechterlijke macht de politiek onder druk zetten?
Klimaatverandering dreigt de westerse wereld te ontwrichten. Daarom spande Urgenda –een
Nederlandse Stichting- een rechtszaak tegen de overheid in. In de voetsporen daarvan werd
ook in België een Klimaatzaak-VZW opgericht die eveneens een rechtszaak inspande tegen
de Belgische overheid. In Nederland deed de rechter al op 14 april 2015 een uitspaak. “De
Haagse rechtbank heeft de eisers in het gelijk gesteld en de overheid moet nu meer en
effectievere klimaatacties ondernemen om het aanzienlijke Nederlandse aandeel in de
mondiale uitstoot te verminderen” (zie website Urgenda). Het is de eerste keer dat een rechter
een Staat verplicht om maatregelen te nemen tegen klimaatverandering. Maar er zijn geen
boetes of dwangsommen aan verbonden. Niettemin een opsteker voor klimaatzaak-VZW.
Maar kan de rechter het milieuprobleem oplossen? Dreigt hij daardoor niet op de stoel van de
beleidsmaker te gaan zitten? Zijn de valkuilen van het milieurecht overkomelijk?
3. De valkuilen van het T-TIP verdrag: hoe reageert het Europees Parlement?
Wat het T-Tip verdrag is, zal intussen iedereen wel ongeveer weten: het betreft een
vrijhandelsakkoord tussen de VS en de EU dat de importrechten tussen de twee grootmachten
wil maar vooral ook de niet-tarifaire belemmeringen wil afschaffen. Niet-tarifaire
belemmeringen zijn het gevolg van uiteenlopende wetgeving in de beide continenten
betreffende bijvoorbeeld gezondheidsvoorschriften (de chloorkip!) of veiligheidsvoorschriften
(de testen voor auto’s; de voorschriften waaraan pakweg zonnecrème moet beantwoorden).
Het is de bedoeling die regels te harmoniseren zodat producten geproduceerd in Europa niet
nog eens de test inzake gezondheidsvoorschriften van de VS moeten ondergaan alvorens
geïmporteerd te kunnen worden.
Het Verdrag is bij het brede publiek zeer omstreden. De vrees bestaat dat de strenge
gezondheids- en milieuregels in Europa, afgezwakt zullen worden (die vrees bestaat overigens
ook in de VS). Bovendien is er ook een arbitragesysteem aan verbonden die mogelijks de
Europese en nationale wetgevers buiten spel zal zetten. Maar niet alleen daarom is het maar
zeer de vraag of het ontwerpverdrag ook de eindstreep haalt. Het wordt in Europa
onderhandeld door de Commissie, maar moet ook goedgekeurd worden door het Europees
Parlement en door alle lidstaten.
Het parlement is erg voorzichtig, om niet te zeggen aarzelend. Analyse van een moeizame
procedure.
4. Brengt het federaal forensisch psychiatrisch centrum in Gent soelaas voor
geïnterneerden?
België werd al herhaaldelijk veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de
Mens wegens schending van het recht op vrijheid (art5 EVRM) en zelfs van het verbod op
onmenselijke en vernederende behandeling (art.3) omwille van de behandeling van
geïnterneerden. Geïnterneerden zijn personen die een misdrijf hebben gepleegd maar daarvoor
ontoerekeningsvatbaar zijn verklaard om psychische redenen. Ze worden niettemin toch
opgesloten om veiligheidsredenen. De bedoeling is dat ze in aparte instellingen psychiatrisch
en psychologisch begeleid worden.
Er zijn op dit ogenblik ongeveer 4000 geïnterneerden, waarvan er 1.100 opgesloten zijn in
gevangenissen. Ze krijgen er dezelfde behandeling als geïnterneerden, maar hebben geen
vooruitzicht op vrijkomen.
Om aan de vraag van het EHRM tegemoet te komen werd in 2014 te Gent een forensisch
centrum geopend, dat plaats biedt aan 264 geïnterneerden.
De instelling is vergelijkbaar met een psychiatrisch ziekenhuis, maar met een hoge graad van
beveiliging.
Brengt het centrum soelaas? Een evaluatie.
5. Het Vlaams gezinsbeleid in Brussel: wie heeft er baat bij?
Gezinsbeleid is een communautaire, persoonsgebonden aangelegenheid. Ze wordt in Brussel
uitgeoefend door de Vlaamse en Franse Gemeenschap/Franse gemeenschapscommissie voor
zover het unicommunautaire instellingen betreft. De bicommunautaire instellingen en de
maatregelen die rechtstreeks de personen raken zijn een bevoegdheid van de
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie. Het betreft dus –althans in Brussel- een
versnipperd beleid.
Bedoeling is om na te gaan hoe Vlaanderen in Brussel zijn beleid voert en of daar ruimte is
voor bijsturing.
6. Tussen wetgever en arbiter: het Grondwettelijk Hof en de bevoegdheid van de
deelstaten inzake buitenlandse handel en consulaire betrekkingen
Liesbeth Homans vocht de handelsmissie van de federale regering in Japan (mei 2015) aan.
Ze was van mening dat dit een Vlaamse aangelegenheid was en dat er minstens overleg met
de Vlaamse regering had moeten gebeuren. Reeds voordien had de Vlaamse regering een wet
aangevallen voor het Grondwettelijk Hof die alle consulaire werkzaamheden toekent aan de
federale regering. Volgens de Vlaamse regering schendt die wet de bevoegdheidsverdeling
omdat sommige van die werkzaamheden culturele, persoonsgebonden en economische
activiteiten betreffen en die vallen onder de bevoegdheid van de gemeenschappen en
gewesten. De uitspraak van het Hof is te vinden in arrest 80/2015 van 28 mei 2015.
Hoe zit dat nu eigenlijk met de bevoegdheid inzake buitenlands handel?
7. Het Vlaams inburgeringsbeleid: weldaad of miskleun: een evaluatie8. Het advies van het Europees hof van justitie over de toetreding van de Unie tot het
Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens: opluchting of een gemiste kans?9. Eén jaar nieuwe familierechtbanken: een evaluatie10. Het Europees asielbeleid: hoe bedreigend is dit voor de Europese eenheid en waarden?
11. Hoe ervaart de burger de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de burger bij zijn
contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde levensgebeurtenis. Mogelijke
levensgebeurtenissen voor een burger kunnen zijn: een kind krijgen, chronisch ziek zijn,
schulden hebben, een huis bouwen, naar school gaan, 65 jaar worden, …
In samenwerking met Jolien Dewaele
12. Hoe ervaart de ondernemer de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen van de ondernemer bij
zijn contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde bedrijfsgebeurtenis.
Mogelijke bedrijfsgebeurtenissen voor een ondernemer kunnen zijn: ondernemer worden, als
ondernemer een vergunning aanvragen, als ondernemer belastingaangifte doen, als
ondernemer subsidie aanvragen,…
In samenwerking met Jolien Dewaele
13. Hoe ervaart een vereniging de overheidsdienstverlening?
Diepgaand kwalitatief onderzoek naar de ervaringen en waarderingen een vereniging bij haar
contacten met de overheid naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis. Mogelijke
gebeurtenissen voor een vereniging kunnen zijn: een vereniging oprichten, een vereniging
opheffen, een vergunning aanvragen, als ondernemer een vergunning aanvragen, subsidie
aanvragen, …
In samenwerking met Jolien Dewaele
14. Afhankelijkheid van de Vlaamse overheid van ICT-systemen.
De Vlaamse overheid is in toenemende mate afhankelijk van ICT-systemen (Verelst,
Mannaert 2009). Welke raamcontracten zorgen voor een verbeterde dienstverlening (intern
en/of naar de burger), een efficiëntere organisatie en betere voorwaarden (prijs+dienst). Is de
VO er in geslaagd om door het centraliseren van bepaalde diensten zich efficiënter te
organiseren.
In samenwerking met Jolien Dewaele.
IX. Onderwerpen masterproeven Stijn Goeminne
1. De impact van lokale politiek op de aanwezigheid van ondernemingen
Hebben beleidsbeslissingen van de lokale besturen een impact op de aantrekkelijkheid van
een bepaalde gemeente als vestigingsplaats voor ondernemingen? Enerzijds zou er een
rechtstreeks (en negatief) effect verwacht kunnen worden van het heffen van belastingen.
Hogere (eigen lokale) belastingen zouden een negatief element kunnen zijn bij de beslissing
van ondernemers om zich in een bepaalde gemeente te vestigen of er al dan niet te blijven.
Anderzijds kan een gemeente zich aantrekkelijker maken voor ondernemers door een
uitgebreide dienstverlening te voorzien of door te investeren in infrastructuur. Die keuzes
worden gemaakt door het lokale bestuur en worden gestuurd door de kenmerken van dat
bestuur. Globaal zou verwacht kunnen worden dat liberale besturen het ondernemersklimaat
versterken.
Specifiek voor deze (4) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de aanwezigheid van
ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :
a. Zorgen liberale besturen voor de aanwezigheid van meer ondernemingen?
b. Trekken gemeenten die uitgebreid investeren meer ondernemingen aan?
c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op het aantal
ondernemingen?
d. Zorgen hoge lokale belastingen voor een negatief effect op het aantal ondernemingen?
2. De impact van lokale politiek op de winstgevendheid van ondernemingen
Dezelfde determinanten als hierboven zouden kunnen verwacht worden niet alleen de
aanwezigheid van ondernemignen te bepalen, ze zouden ook een impact kunnen hebben op de
winstgevendheid van ondernemingen. Zowel de aanwezigheid van een liberaal bestuur, veel
lokale investeringen als een uitgebreide dienstverlening zouden een positief effect kunnen
hebben op de winstgevendheid van de ondernemingen.
Specifiek voor deze (3) masterproeven zou kunnen nagegaan worden of de winstgevendheid
van ondernemingen kan verklaard worden door het lokaal gevoerde beleid :
a. Zorgen liberale besturen voor een hogere winstgevendheid van ondernemingen?
b. Leiden uitgebreide lokale investeringen tot een hogere winstgevendheid van
ondernemingen?
c. Zorgt een uitgebreide dienstverlening voor een positief effect op de winstgevendheid
van ondernemingen?
3. De impact van de politieke determinanten van lokale besturen op hun efficiënt
In tijden van financiële krapte moeten de lokale besturen alle zeilen bijzetten. Naast
besparingen kan het ook belangrijk zijn om te focussen op efficiëntie in de dienstverlening.
Hoe kunnen we efficiëntie van de dienstverlening meten? Hoe verschilt de efficiëntie tussen
de Vlaamse lokale besturen? Een bijkomende vraag die gesteld kan worden is of de
kenmerken van het bestuur hier een verklarende rol kunnen in spelen. Het is niet ondenkbaar
dat besturen met meerdere partijen in de coalitie minder efficiënt zijn doordat meerdere
programma’s worden uitgewerkt ten nadele van de efficiëntie. Of zijn er verschillen tussen
linkse en rechtse besturen? Linkse besturen geven traditioneel meer uit dan rechtse, maar is er
ook een verschil in de efficiëntie?
4. De impact van de vergrijzing op de lokale financiën/fiscaliteit
Belfius & Studiedienst Vlaamse Regering bewijzen dat de impact van de vergrijzing op de
lokale financiën potentiële onderzoeksmaterie is. In het bijzonder moet aandacht besteed
worden aan de impact van de vergrijzing op de inkomsten van de lokale besturen. Door de
vergrijzing daalt het aantal inwoners op actieve leeftijd, wat leidt tot minder belastbaar
inkomen en dus lagere belastingontvangsten. De impact ervan zou kunnen becijferd worden
door na te gaan wat de impact is van de oudere bevolking op de fiscale draagkracht van lokale
besturen. Dit kan indicatief zijn voor de impact van de vergrijzing in de toekomst.
5. Locatie! Locatie! Locatie! Plaatsgebonden determinanten van vastgoedprijzen
Je doorzoekt de wetenschappelijke literatuur aangaande vastgoedprijzen en geeft daarbij extra
aandacht aan ruimtelijke determinanten van vastgoedprijzen. De determinanten waarvan
aangetoond is dat ze het grootsteeffect genereren, worden opgenomen in een hedonische
regressieanalyse voor België of een deelgebied daarvan.
ism. drs. Junior Burssens
6. Beroofd, berooid, beloond. Crimimaliteit en de herverdeling van belastinginkomsten
aan gemeente
Je onderzoekt met deze masterproef de relatie tussen (vormen van) criminaliteit in een
Vlaamse gemeente en hun inkomsten uit het Gemeentefonds. Één van de doelen van het
Gemeentefonds is om de gemeenten te compenseren voor hun centrumfunctie. Die
centrumfunctie zou zich ook moeten manifesteren in een verhoogde criminaliteit. Deze
masterproef brengt beide elementen in kaart aan de hand van de wetenschappelijke literatuur
en beleidsdocumenten en onderzoekt het verband tussen beide door middel van een
regressieanalyse voor (een selectie van) de Vlaamse gemeenten.
ism. drs. Junior Burssens
7. Ik vertrek! Effecten van interne migratie op de belastinginkomsten van gemeenten
Wanneer inwoners besluiten om te verhuizen naar een andere gemeente heeft dit zijn weerslag
op de inkomsten van zowel de vertrekgemeente als op die van de aankomstgemeente.
Enerzijds zorgt een leegloop van de gemeente voor een daling aan inkomsten, anderzijds zal
een toename van de bevolking bijkomende kosten genereren. Je brengt aan de hand van de
wetenschappelijke literatuur de mogelijke kanalen van inkomstenverlies en kostentoename
voor de Vlaamse gemeenten in kaart en voert op basis daarvan een regressieanalyse uit voor
(een selectie van) de Vlaamse gemeenten.
ism. drs. Junior Burssens
8. Prijs bespreekbaar. Verschillen in vraagprijs en aankoopprijs van vastgoed
Over de prijs van vastgoed kan worden onderhandeld tussen koper en verkoper, al dan niet
ondersteund door een derde partij (vastgoedmakelaar, notaris). Dit impliceert een prijsverschil
tussen de vraagprijs en de uiteindelijke verkoopprijs. Het is niet duidelijk in hoeverre beide
prijzen van elkaar verschillen in België of haar deelgebieden. Enerzijds is het prijsverschil het
resultaat van de onderhandelingsmarge, anderzijds is deze marge waarschijnlijk verschillend
voor bijvoorbeeld een nieuwbouwwoning en een te renoveren pand. Je gaat voor deze
masterproef in de wetenschappelijke literatuur na wat van invloed kan zijn op het verschil
tussen beide prijzen en in welke mate ze verschillen in het buitenland. Vervolgens toets je dit
verschil voor België of een deelgebied daarvan aan de hand van een ter beschikking gestelde
dataset van vraagprijzen en een zelf samen te stellen dataset van uiteindelijke verkoopprijzen.
ism. drs. Junior Burssens
9. Vrije voorstellen
Studenten die een masterproef wensen te maken over lokale financiën of lokale fiscaliteit
kunnen vrij een inhoudelijk onderbouwd voorstel doen aan [email protected].
X. Onderwerpen masterproeven Bruno Seutin
1. Het decreetgevingsbeleid in Vlaanderen".
Uitwerking: wie maakt het decreet; procedurestappen, inspraak en kwaliteitswaarborgen;
kwaliteit van de Vlaamse decreetgeving en punten tot verbetering.
2. De hoofdoek in het onderwijs: eindelijk duidelijkheid of nog steeds verwarring?
Standpunten van de verschillende actoren.
Analyse van de recente rechtspraak van de Raad van State en het Europees Hof van de
Rechten van de Mens.
Wat na deze rechtspraak en hoe begrijpen de verschillende actoren die recente rechtspraak.
XI. Onderwerpen masterproeven Ellen Wayenberg
1. Beleidswerk in/rond de overheid
Onderwerp: Wat precies doen beleids(mede)werkers in en rond de overheid? Algemeen
gesteld ‘maken’ zij het overheidsbeleid. Tot op heden is er echter weinig empirische analyse
van hun expertise en aanpak. Hanteren zij steevast bepaalde methoden en technieken?
Raadplegen zij frequent dezelfde bronnen? Deze masterproef brengt het beleidswerk in beeld
dat wordt uitgevoerd binnen de overheid (vrije keuze overheidsniveau, -sector, -entiteit) ofwel
errond (zoals in politieke partijen, think tanks, belangenorganisaties, …). Voor de theoretische
onderbouw van de empirische analyse fungeert recent (internationaal en vergelijkend) werk
zoals van Colebatch, 2006; Hoppe & Jeliazkova, 2006; Wellstead & Stedman, 2010; Howlett
& Newman, 2010.
Methode: primair exploratief en beschrijvend / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: Individueel / duo-uitvoering is mogelijk
2. Verhalen van beleid
Onderwerp: Klimaatverandering, terrorisme, mobiliteit, armoede, … de lijst van beleidsissues
is eindeloos. Rond tal van sociale problemen worden verhalen verteld die verduidelijken wat
het issue heeft veroorzaakt, hoe het verder zal evolueren en, vooral, hoe het best kan worden
aangepakt. Voor- en tegenstanders van zo’n issue hebben vaak hun eigen verhaal, al dan niet
ideologisch gekruid. In deze masterproef verdiept de student zich in het concept van ‘policy
narrative’: hoe ontstaat zo’n beleidsverhaal?, waaruit bestaat het precies? en, vooral, welke
impact gaat ervan uit op het latere beleidsontwerp, -proces en de –outputs van
overheidswege? De aldus verkregen kennis wordt afgetoetst aan de praktijk van verhalen
zoals vandaag in Vlaanderen/ België verteld rond één of meerdere actuele beleidsproblemen
en/of hun oplossing.
Methode: deductieve onderzoeksopzet / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: individueel
3. Transversaal beleid: een aanpak voorbij de grenzen van sectoren en bevoegdheden
Onderwerp: Beleidsvoering concentreert zich vandaag steeds meer rond thema’s die een
transversale aanpak vergen – typische voorbeelden op Vlaams niveau zijn de thema’s
duurzaamheid en toegankelijkheid. Daarrond beleid voeren kan immers vanuit diverse
beleidsinvalshoeken en –domeinen. Hoe verloopt het voeren van zo’n transversaal beleid?
Welke aanpak wordt ervoor gehanteerd? Kiest men voor een aanpak die de klassieke indeling
in bevoegdheidspakketten en sectoren overbrugt? Of wordt zo’n thema toch weer prioritair
aangepakt vanuit één sector en/of bevoegdheidsdomein met ruimte tot insteken vanuit andere?
En wat verklaart het succes en falen van zo’n aanpak?
Methode: literatuuronderzoek + comparatief case studie –onderzoek van de beleidsvoering
rond minstens twee transversale thema’s op federaal/ regionaal en/of lokaal vlak
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: individueel
4. Transitiebeleid: beslissen met de toekomst in zicht
Onderwerp: Scenario-ontwikkeling duikt als methode steeds vaker op in de beleidsvoering
vandaag. In tal van domeinen (milieu, mobiliteit, ruimtelijke ordening, sociaal beleid, …)
ontwikkelen beleidsvoerders scenario’s over hoe de wereld er zal uitzien in de nabije of
verder afgelegen toekomst. Maar vinden zo’n toekomstscenario’s ook weerslag in de
hedendaagse beleidsbeslissingen? Is beleid vandaag wel (voldoende) in transitie in het licht
van wat de toekomst zal brengen in 2020 of 2050? Of blijft de tijdshorizon van genomen
beleidsbeslissingen nog steeds (te) sterk beperkt tot de datum van een volgende verkiezing?
Kortom, is beleid vandaag in een voldoende staat van transitie en hoe verklaart zich dat?
Methode: literatuuronderzoek + comparatief case studie –onderzoek van minstens twee cases
van transitiebeleid op federaal regionaal en/of lokaal vlak
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: individueel
5. Lokaal gezondheidsbeleid (nader te preciseren in overleg met VIGeZ)
Vanaf 2014 werken alle lokale besturen in Vlaanderen volgens de principes van de beleids- en
beheerscyclus (BBC). Dit betekent dat zij over verschillende lokale beleidsdomeinen (jeugd,
sport, lokaal sociaal beleid, economie…) heen één meerjarenplan maakten en vanaf 2014 zijn
beginnen uitrollen. Het doel van deze werkwijze was enerzijds het stimuleren van meer
synergie tussen de verschillende beleidsdomeinen en anderzijds het substantieel doen dalen
van de planlasten. Al deze meerjarenplannen die bestaan uit inhoudelijke en financiële nota’s
staan een grote Vlaamse databank. Doel van deze opdracht is om middels deze
meerjarenplannen thema’s en tendensen op het vlak van lokaal gezondheidsbeleid in kaart te
brengen. Concreet zoek je naar de meest voorkomende thema’s en acties, bestudeer je de
vrijgemaakte budgetten, bekijk je of gezondheid ook in andere beleidsdomeinen terug te
vinden is en onderzoek je of er verschillen zijn tussen gemeenten en OCMW’s… Je maakt
niet alleen gebruik van de databank (kwantitatief) maar je gaat ook op verkenning uit bij de
lokale besturen zelf middels focusgroepen en/of interviews (kwalitatief). Jouw onderzoek
moet ons helpen om de ondersteuning voor het lokaal gezondheidsbeleid nog beter op de
lokale besturen af te stemmen en beleidsaanbevelingen opleveren voor de Vlaamse Overheid.
Te contacteren na overleg met de promotor:
Werner De Wael
stafmedewerker Gezonde Gemeente
VIGeZ Thuis in gezond leven.
6. Vrije voorstellen masterproef overheidsbeleid
Studenten met een eigen voorstel van masterproef rond overheidsbeleid zijn welkom bij Ellen
Wayenberg. Mogelijke voorstellen kunnen betrekking hebben op:
- een specifieke fase van beleidsvoering (agenda-setting, beleidsformulering,
besluitvorming, beleidsuitvoering, beleidsevaluatie, beleidsbeëindiging);
- een (categorie van) beleidsinstrument;
- een actuele beleidstrend (‘evidence-based’, ‘joined-up’, ‘inclusive –policy-making’);
- een welbepaalde beleidsanalytische methode of techniek (MCA, KBA, …).
Methode: deductieve onderzoeksopzet / kwantitatieve en/of kwalitatieve methodiek
Promotor: Ellen Wayenberg
Uitvoering: individueel / duo-uitvoering is mogelijk
XII. Onderwerpen masterproeven Johan Christiaens
1. Toetsing van de BBC-hervorming op het managementvlak aan de BBC
reglementering Vlaamse lokale besturen
Deze masterproef test in welke mate de BBC-hervorming aansluit, d.w.z. in ‘compliance’ is met de
door de wetgever opgezette BBC-wetgeving en dit vanuit een management-perspectief. Zie ook
masterproef MvO Steffi Van Melkebeke 2012-13. Het kan een algemene studie zijn voor zo goed als
alle lokale besturen, het kan ook gaan om een gevallenstudie in enkele lokale besturen.
2. Toetsing van de BBC-hervorming op het vlak van financiële rapportering aan de BBC
reglementering Vlaamse lokale besturen
Deze masterproef test in welke mate de BBC-hervorming aansluit, d.w.z. in ‘compliance’ is met de
door de wetgever opgezette BBC-wetgeving en dit vanuit een perspectief van financiële rapportering.
Zie ook masterproef TEW Tatjana Bondarenko 2013-14. Het kan een algemene studie zijn voor zo
goed als alle lokale besturen, het kan ook gaan om een gevallenstudie in enkele lokale besturen.
3. Evolutie van het politiek draagvlak naar strategische meerjarenplanning Vlaamse
lokale besturen
Er kan gebruik gemaakt worden van de masterproef MBE 2013-14 Melanie De Backer en Freya
Vandendriessche, waarmee verder kan gewerkt worden.
4. Fusie van gemeenten en OCMW’s: gevolgen naar kostenefficiëntie?
Vlaamse regering heeft al beslist dat gemeenten en OCMW’s zullen moeten fusioneren. De vraag die
zich stelt is het kostenplaatje en de gevolgend naar mogelijk economische efficiëntie. Zie ook
Binnenband nr. 84, juni 2014.
5. Relatie tussen accounting consultants en lokale overheden
Accounting consultants werken vaak in opdracht van lokale overheden. Het is de bedoeling dat verder
gewerkt wordt op de masterproef MBE 2013-14 Katrien Bogaert en Ward Everaert.
6. “Occupational fraud” door boekhouders / accountants in een overheidsomgeving
Fraude kan ook ontstaan vanuit de boekhouding en deze masterproef is een toepassing van de paper
European Accounting Association Conference 2014 Tallinn “Occupational Fraud in Accounting-
Related Roles: some evidence and analysis”.
7. In welke mate zijn de IPSAS standaarden in staat om aanleiding te geven tot
performantie-indicatoren die het bestuur ondersteunen bv in de Europese Commissie of
in een andere vorm van jurisdictie?
De IPSAS standaarden (= International Public Sector Accounting Standards) krijgen meer en meer
gestalte en leveren ‘business-like’ financiële rapportering, maar in welke mate leveren deze
standaarden informatie om relevante performantie-indicatoren voor overheden op te zetten?
8. BBC rapportering en raadsleden: verstrekt BBC volledige en betrouwbare informatie
voor raadleden, die aanzien worden als de hoofdgebruikers?
Zijn de beleidsrapporten nu van betere kwaliteit? Is dit voldoende voor de raadsleden? Zie masterproef
Astrid Strobbe BPM 2014-2015.
9. Mate van boekhoudkundige creativiteit bij openingsbalansen BBC (een vergelijking
met de eindbalans net voor toepassing BBC)
In welke mate passen lokale besturen ‘earnings management’ technieken toe wanneer zij bij overgang
naar BBC de beginbalans moesten opstellen?
10. Rol van de IPSAS in het bewaken van het ‘intergenerationeel evenwicht’ ten gevolge
van de vergrijzing in Europa.
EC is op de vooravond van IPSAS: gaan de IPSAS boekhoudstandaarden rekening houden met het
groeiend belang van het intergenerationeel evenwicht?
11. De zorg voor de financiële middelen, ihb kasgeld van de bewoners van een WzC
Hoe springt een WzC om met de privé gelden van zijn bewoners? Dit kan uitgewerkt worden in een
gevallenstudie.
12. Wat verklaart on-line financiële rapportering (bv jaarrekening, performantie-
indicatoren, …) in Vlaamse lokale besturen?
Zie masterproef Audrey Vandeleene 2011-2012, zie masterproef Thomas Soetaert 2012-13, zie ook
paper Brusca en Francesca op EGPA Lissabon 2014 en JPBAFM Vol 23 nr 1 2011, p. 117-138, zie
ook Theorizing and explaining voluntary accountability Christel Koop, Pub Adm Vol 92, nr 3, 565-
591 sept 2014)
Top Related