toelichting bestemmingsplan bloemenbuurt › plannen › NL.IMRO.0074...Het bestemmingsplan bestaat...

33
Gemeente Heerenveen Bestemmingsplan Heerenveen- Bloemenbuurt

Transcript of toelichting bestemmingsplan bloemenbuurt › plannen › NL.IMRO.0074...Het bestemmingsplan bestaat...

  • Gemeente Heerenveen Bestemmingsplan Heerenveen-Bloemenbuurt

  • Gemeente Heerenveen Bestemmingsplan Heerenveen-Bloemenbuurt Status

    ontwerpplan NOVEMBER 2011

  • GEMEENTE HEERENVEEN BESTEMMINGSPLAN HEERENVEEN-BLOEMENBUURT

    TOELICHTING

    INHOUDSOPGAVE blz

    1. INLEIDING 1

    1. 1. Aanleiding 1 1. 2. Planologische regeling 1 1. 3. Het plangebied 2 1. 4. Opzet bestemmingsplan 2

    2. BELEIDSKADER 3

    2. 1. Algemeen 3 2. 2. Provinciaal beleid 3 2. 3. Gemeentelijk beleid 5

    3. HUIDIGE SITUATIE EN PLANUITGANGSPUNTEN 10

    3. 1. Huidige situatie 10 3. 2. Omgevingsanalyse en toekomstige situatie 11 3. 3. Planuitgangspunten 11 3. 4. Beleid en uitgangspunten toegevoegde functies 13

    4. OMGEVINGSASPECTEN 15

    4. 1. Water 15 4. 2. Archeologie 16 4. 3. Ecologie 17 4. 4. Externe veiligheid 18 4. 5. Milieuaspecten 20

    5. PLANBESCHRIJVING 23

    5. 1. Algemeen 23 5. 2. Toelichting op de bestemmingen 23

    6. UITVOERBAARHEID 26

    BIJLAGEN Bijlage 1 Wateradvies Wetterskip Fryslân Bijlage 2 Archeologisch onderzoek Bijlage 3 Akoestisch onderzoek

  • blz 1

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    1. INLEIDING

    1. 1. Aanleiding

    Het bestemmingsplan “Heerenveen-Bloemenbuurt” geeft het planologisch-juridisch kader voor een deel van de herstructurering van de Bloemenbuurt in Heerenveen-Noord. De herstructurering bestaat uit de sloop van 106 du-plexwoningen en de herbouw van 56 woningen rond het Rozenveldje in de wijk Heerenveen-Noord. Hierbij wordt de openbare ruimte ten oosten van de Geraniumstraat opnieuw ingericht. In juli 2010 heeft de gemeenteraad de Strategische Woonvisie Heerenveen 2010-2025 vastgesteld. In de woonvisie wordt het continueren van de wijk-vernieuwing gezien als een van de belangrijke middelen om de kwaliteit van het wonen op pijl te houden. Nadat de wijkvernieuwing in Heerenveen Midden, De Akkers en De Greiden in de uitvoeringsfase zijn gekomen, komt de beperktere herstructurering van Heerenveen Noord (Rozenveldje) als eerste aan bod. Aanleiding voor de herstructurering vormt de slechte staat van de woningen en de wens van de woningcorporatie Accolade om hier verbetering in aan te brengen. Er wordt in de Bloemenbuurt ruimte gemaakt voor andere wo-ningtypen, zoals gezinswoningen, levensloopbestendige woningen (met badkamer en slaapkamer op de begane grond) en woningen voor kleine huishoudens. Er worden zowel huur- als koopwoningen gebouwd. Een deel van de nieuwbouw kan niet gerealiseerd worden binnen het gel-dende bestemmingsplan. De woningen zijn deels buiten het bouwvlak gesi-tueerd en de openbare ruimte tussen de Geraniumstraat en de Aza-leastraat wordt heringericht. Voor dit deel van de herstructurering is voor-liggende herziening van het bestemmingsplan “Heerenveen-Noord (1995)” opgesteld.

    1. 2. Planologische regeling

    Het bestemmingsplan “Heerenveen-Bloemenbuurt” vervangt de bestem-mingsplanregels van het bestemmingsplan “Heerenveen-Noord” (vastge-steld door de gemeenteraad op 6 februari 1995 en deels goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 14 september 1995). De gronden binnen het on-derhavige plangebied zijn hierin bestemd als “Woondoeleinden” en “Groen-voorzieningen”. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter voor zover het be-treft de handhaving van de woonfunctie van het gebied. De situering van de woningen wordt aangepast en de openbare ruimte ter hoogte van de Gera-niumstraat verandert. Dit bestemmingsplan beoogt een actueel kader te bieden voor de herontwikkeling van het gebied. Het plan als toetsingskader dient voor de bouwaanvraag die voorziet in de woningbouw op deze locatie.

  • blz 2

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    1. 3. Het plangebied

    Het plangebied ligt in het noordoosten van de plaats Heerenveen, in de wijk Heerenveen-Noord. Het bestemmingsplan bestaat uit twee losse plande-len. Het westelijke plandeel ligt aan de oostzijde van de Leliestraat en wordt begrenst door de Azaleastraat en de Cyclamenstraat. Het oostelijke plandeel ligt op de hoek van de Geraniumstraat en de Ro-zenstraat. De noordzijde van dit plandeel wordt begrensd door het perceel Geraniumstraat 18 en de zuidzijde door de Azaleastraat. In figuur 1 is het plangebied van dit bestemmingsplan weergegeven.

    Figuur 1. Plangebied bestemmingsplan Bloemenbuurt

    1. 4. Opzet bestemmingsplan

    Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de planregels en de plan-kaart (ook wel verbeelding genoemd). Het bestemmingsplan heeft betrek-king op het plangebied, zoals dat op de plankaart is afgebeeld. In deze toelichting staan de achtergronden van het plan en plangebied en de afwegingen die zijn gemaakt om te komen tot het nieuwe bestemmings-plan en is als volgt opgebouwd: - een beknopte samenvatting van het vigerende provinciaal en gemeente-

    lijk beleid (hoofdstuk 2); - een beschrijving van de huidige situatie en de uitgangspunten die gehan-

    teerd zijn voor het bestemmingsplan (hoofdstuk 3); - de omgevingsaspecten waar in het bestemmingsplan rekening moet wor-

    den gehouden (hoofdstuk 4); - een korte omschrijving van de bestemmingen (hoofdstuk 5); - de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid (hoofdstuk 6).

  • blz 3

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    2. BELEIDSKADER

    2. 1. Algemeen

    Gezien de kleinschaligheid van het bestemmingsplan en de geringe ont-wikkelingruimte die het bestemmingsplan biedt, wordt het Rijksbeleid buiten beschouwing gelaten. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan niet in strijd is met rijksbeleid. In dit hoofdstuk wordt het relevante provinciale en gemeentelijke beleid kort uiteengezet.

    2. 2. Provinciaal beleid

    2.2.1. Streekplan Fryslân “Om de kwaliteit van de romte” (2007)

    Het Streekplan Fryslân is vastgesteld door Provinciale Staten van Fryslân op 13 december 2006. De provincie Fryslân zet met het streekplan meer dan voorheen in op de verhoging van de ruimtelijke kwaliteit bij veranderin-gen in het gebruik en de inrichting van de ruimte. Ruimtelijke kwaliteit dient zowel voor economische, sociale als culturele belangen en is daarmee voor alle functies in Fryslân essentieel. Met ruimtelijke kwaliteit wordt bedoeld dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet de ge-bruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde worden toege-voegd aan de omgeving. In het Streekplan zet de provincie in op het concentreren van woningbouw in de bundelingsgebieden van de stedelijke centra, waartoe ook Heeren-veen wordt gerekend. Daarmee wordt onder meer beoogd dat de sterke steden voldoende schaal en massa hebben, alsmede voldoende draagvlak voor (hoogwaardige) stedelijke voorzieningen en werkgelegenheid. In deze stedelijke bundelingsgebieden dient een breed en divers aanbod aan wo-ningtypen en woonmilieus beschikbaar te zijn om de (boven-) lokale kwanti-tatieve en kwalitatieve woningvraag op te vangen. Bij herstructurering wordt ingezet op 100% terugbouw binnen het bebouwde gebied.

    2.2.2. Provinciale verordening Romte Fryslân (2011)

    In de Wro wordt een onderscheid gemaakt tussen strategische visie en ju-ridisch bindend beleid. Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is de provinciale structuurvisie in de plaats gekomen van het streek-plan. Op basis van het overgangsrecht van de Wro heeft het geldende Streekplan Fryslân 2007 de status van provinciale structuurvisie. Bij de tot-standkoming van het Streekplan is hiermee rekening gehouden. De juri-disch bindende elementen ter uitvoering van dat beleid worden neergelegd in bestemmingsplannen en in andere instrumenten van provincies en rijk (algemene regels in verordeningen/ AMvB’s). De provincie heeft hiertoe de Provinciale Verordening Romte Fryslân opgesteld. Gemeentelijke plannen moeten aan deze verordening voldoen. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Uitsluitend geldend provinciaal ruimtelijk beleid is omgezet in algemeen geldende regels.

  • blz 4

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    Op grond van artikel 4.1 kan een ruimtelijk plan mogelijkheden voor wo-ningbouw bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming is met een woonplan, dat de schriftelijke instemming heeft van Gedeputeerde Staten op basis van de regionale woningbouwpro-gramma’s.

    2.2.3. Wenjen 2000+ Fan mear nei better (2002)

    In deze nota is de uitwerking van het provinciale woonbeleid opgenomen. Hierin zijn aan alle gemeenten richtgetallen voor woningbouw toegekend. Het provinciale woonbeleid is in twee speerpunten samen te vatten:

    - Kwaliteitsbeleid waarin de woonconsument nog meer centraal komt te staan

    - Kwantiteitsbeleid gericht op verantwoorde ontwikkeling bouwen Ook aspecten als aandacht voor de stedenbouwkundige kwaliteit en het werken met beeldkwaliteitplannen zijn onderdeel van het provinciale beleid. Er dient tevens aandacht te worden besteed aan de waterhuishoudkundige inrichting van nieuwbouwlocaties. Vroegtijdig overleg met het waterschap is een voorwaarde. Voor de gemeente Heerenveen geldt als richtgetal dat de gemeente tussen 2008 en 2015 de woningvoorraad mag uitbreiden met 1.232 woningen. Dit in 2009 vastgestelde getal betekent een stevige neerwaartse bijstelling van de woningbouwruimte ten opzichte van eerdere richtgetallen. Daarbij geldt dat gemeenten een planvoorraad van 30% van de (door de provincie) ge-wenste woningvoorraadtoename mogen hanteren. Voor Heerenveen bete-kent dit dat tot 2015 voor 1602 woningen plannen mogen worden gemaakt. Voorwaarde voor het mogen benutten van dit richtgetal is een visie van het gemeentebestuur op de ontwikkeling van de gehele woningvoorraad (woonplan). De gemeente Heerenveen beschikt over een dergelijke woon-visie, namelijk De strategische woonvisie 2010-2015. 2. 2.4 Waterbeleid De Wet op de waterhuishouding geeft aan dat de provincie een waterhuis-houdingsplan dient vast te stellen waarin de hoofdlijnen van het waterhuis-houdkundig beleid zijn opgenomen. In 2000 is hiertoe het Tweede water-huishoudingsplan van de provincie Fryslân, “Dreaun troch it wetter”, vast-gesteld. De hoofddoelstelling van dit waterhuishoudingsplan is: “Het heb-ben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zo-dat een duurzaam gebruik gegarandeerd blijft”. Deze hoofddoelstelling is nog altijd actueel. Dit hoofddoel geldt dan ook voor het in 2009 vastgestel-de Derde provinciale Waterhuishoudingsplan (2010-2015). Het gaat daarbij om watersystemen, inclusief de schakels van de waterketen die hiermee verbonden zijn. Een goede balans is gevonden tussen economische en ecologische ontwikkelingen.

  • blz 5

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    Daarnaast heeft het verschijnen van het nationale beleid “Waterbeheer 21e eeuw” in het ‘anders omgaan met water’ ervoor gezorgd dat water hoog op de agenda is gekomen. Het beleid is erop gericht water meer een ordenend principe te laten zijn in de ruimtelijke ordening en de effecten van ruimtelijke ingrepen op de waterhuishouding in beeld te brengen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met onder andere klimaatveran-dering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het waterbeleid heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntro-duceerd. Dit zijn de tritsen: - vasthouden, bergen en afvoeren; - schoonhouden, scheiden en zuiveren. De trits ‘vasthouden, bergen en afvoeren’ houdt in dat overtollig water zo-veel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het op-pervlakte water. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij ‘schoonhouden, scheiden en zuiveren’ gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervol-gens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laat-ste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuive-ren van verontreinigd water aanbod. Om de effecten van ruimtelijke ingrepen tijdig te signaleren, is de water-toets inmiddels tot een verplicht onderdeel van ruimtelijke planvorming verworden. De watertoets is een procesinstrument dat tot doel heeft de be-langhebbenden op het gebied van water, al in het beginstadium bij de ruim-telijke planvorming te betrekken. Dit moet leiden tot een waterparagraaf in ruimtelijke plannen, waaruit blijkt wat het effect van het plan op de water-huishouding is. In dit kader is als voorbereiding op het vervaardigen van het bestemmingsplan is de digitale watertoets uitgevoerd In zijn algemeenheid adviseert het Wetterskip te streven naar duurzame watersystemen, zoals is verwoord in het in samenwerking met het water-schap opgestelde Waterplan Heerenveen (februari 2003). Dit plan is tot stand gekomen binnen de beleidskaders van de Europese Kaderrichtlijn Water en de Vierde Nota Waterhuishouding.

    2. 3. Gemeentelijk beleid

    In de afgelopen jaren zijn een aantal gemeentelijke beleidsnotities vervaar-digd die van belang zijn voor dit bestemmingsplan. Het belangrijkste be-leidsstuk betreft De strategische woonvisie 2010-2015.

    2.3.1. De strategische woonvisie 2010-2015 (2010)

    De Strategische Woonvisie is door de gemeenteraad vastgesteld in juli 2011. Hierin wordt een schets gegeven van de kwalitatieve vraagontwikke-ling. Duidelijk is dat er sprake is van een verschuiving van een aanbod-markt naar een vragersmarkt en dat er een afnemende behoefte is aan grootschalige, traditionele uitleglocaties. Onduidelijkheid is er over de woonwensen van de babyboomers. Tot slot wordt in de woonvisie de con-

  • blz 6

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    clusie getrokken dat een ontspannen markt, waar de vraag het aanbod be-paalt, een flinke weerslag zal hebben op de bestaande voorraad. Hier zijn immers de minst courante woningen te vinden. Ingrepen in de bestaande voorraad zijn daarom nu, maar ook in de toekomst noodzakelijk. Actualisatie woningbouwprogramma In het kader van de actualisering van het woningbouwprogramma is tegen de achtergrond van de strategische woonvisie, samen met de corporaties, een analyse gemaakt van knelpunten en oplossingsrichtingen in het pro-gramma. Voor elk woningsegment is een gewenste richting (groei of juist krimp) bepaald en deze is afgezet tegen de geplande richting zoals deze in het woningbouwprogramma was opgenomen. Hieruit kwam ondermeer naar voren dat er te weinig woningen zijn gepland in het segment grondge-bonden (betaalbare) huurwoningen, met name levensloopbestendige wo-ningen. Het aantal grondgebonden levensloopbestendige woningen in het nieuwbouwprogramma is heel beperkt, terwijl dat juist in tijden van toene-mende vergrijzing van enige omvang zou moeten zijn. Verder zou door het verkoopprogramma van de corporaties de omvang van de huurwoningen-voorraad kunnen krimpen, terwijl juist een lichte groei wenselijk wordt ge-acht. Convenant wonen In het Convenant wonen is een aantal relevante afspraken gemaakt. Er is geconstateerd dat de voorraad woningen ten behoeve van de primaire doelgroep op dit moment in evenwicht is met de vraag. Er is afgesproken dat de voorraad ten minste op peil moet blijven. Dit wordt gerealiseerd door minimaal 30% van het saldo toevoeging in de voorraad in de betaalbare prijsklassen (huur en koop) te bouwen.

    2.3.2. Waterplan Heerenveen

    In het Waterplan Heerenveen zijn voor verschillende deelgebieden (inge-deeld op basis van landschappelijke, waterhuishoudkundige en bodemkun-dige kenmerken) streefbeelden neergelegd. Het plangebied behoort tot het deelgebied “compacte stad”. Het deelgebied “compacte stad”, ingeklemd tussen de A32 en het spoor, is een grotendeels sterk verdicht stuk stedelijk weefsel van Heerenveen. Het waterbeheersingssysteem in de kern van Heerenveen is complex, als ge-volg van de aanwezigheid van veel verbindingen met duikers en schuiven. Het waterpeil van dit systeem wordt gereguleerd met schuiven, waardoor maatwerk niet of nauwelijks realiseerbaar is. In dit deelgebied spelen naast de complexiteit van het watersysteem vooral het gebrek aan de belevings- en recreatieve mogelijkheden. Daarnaast is geconstateerd dat de bereikbaarheid en de toevoer van water in Heeren-veen-Noord onvoldoende is en heeft het zuidelijk deel onvoldoende berging voor oppervlaktewater.

  • blz 7

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    2.3.3. Structuurplan Heerenveen (1993)

    Op 30 augustus 1993 is het structuurplan Heerenveen vastgesteld door de gemeenteraad. In het Structuurplan is een “eindkaart” opgenomen, welke de basis vormde voor de ruimteljke inrichting van Heerenveen voor de daarop volgende periode van 10 tot 15 jaar. Een fragment van deze kaart is weergegeven in figuur 2. Inmiddels is er in de regionale en lokale infra-structuur en in de uitvoering van belangrijke woon- en werklocaties zeer veel gebeurd in en rond Heerenveen. De maatregelen volgden op hoofdlij-nen het structuurplan. In de wijk Heerenveen-Noord is het merendeel van de wijk aangegeven als gebied waar de woonfunctie dominant is.

    Figuur 2. Fragment kaart Structuurplan Heerenveen 1993.

    2.3.4. Welstandsnota (2004)

    In de Welstandsnota is onderscheid gemaakt in welstandsvrije en niet-welstandsvrije gebieden. Binnen de wijk Heerenveen-Noord zijn de diverse welstandsgebieden. Op onderstaande afbeelding zijn de deelgebieden weergegeven. Het plangebied maakt onderdeel uit de welstandscriteria “Bebouwing 2e helft vorige eeuw”.

  • blz 8

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    Figuur 3. Welstandgebieden in het plangebied ( Welstandnota 2004) Bebouwing 2e helft vorige eeuw (Noordoost) De naoorlogse bouw kenmerkt zich door planmatige opgezette en vaak re-latief omvangrijke uitbreidingen. Duidelijk herkenbaar is de opbouw van verschillende delen met elk een eigen verkavelingprincipe gerelateerd aan de ontstaansperiode. De projectmatig opgezette buurt noordoost vormt een van de oudere na-oorlogse uitbreidingen aan de noordoostzijde van Heerenveen. De buurt een ruim opgezette, wat sobere woonwijk met grondgebonden woningen, qua stedenbouwkundige structuur aansluitend op de jaren 30 buurt direct ten noorden van het centrum. De bebouwing toont een sterke architectoni-sche samenhang. Het beleid is gericht op instandhouding van het architectonische beeld. De architectonische kwaliteiten komen voort uit de vormentaal en de samen-hang in materialisering en kleurgebruik. De bebouwing wordt gevormd door hoofdzakelijk kleine tot middelgrote enkelvoudige bouwvolumes die uit een of twee lagen met een zadeldak bestaan.

    2.3.5. Overige beleidsnotities

    In de afgelopen jaren zijn er naast het bovengenoemde beleidsstuk ver-scheidene gemeentelijke beleidsnotities opgesteld ten aanzien van bebou-wing en gebruik van gebouwen.

  • blz 9

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    Het gaat om de volgende beleidsstukken: − Kadernotitie “Bedrijvigheid bij Woningen” (1998); − Kadernotitie “Herziening beleid aan- uit- en bijgebouw” (2008). Voornoemde beleidstukken zijn juridisch vertaald in het thematisch be-stemmingsplan “Gebouwen bij woningen en beroepsuitoefening-aan-huis”. Dit thematische bestemmingsplan vormt het kader voor de bijgebouwenre-geling. In hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten geformuleerd die voortvloeien uit de beleidskaders.

  • blz 10

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    3. HUIDIGE SITUATIE EN PLANUITGANGSPUNTEN

    3. 1. Huidige situatie

    Heerenveen Noord is in stedenbouwkundig opzicht een veelkleurig gebied, zowel qua stedenbouwkundige structuur als functioneel, met een aantal bij-zondere kwaliteiten. De opbouw met ruime straten afgewisseld met een aantal bijzondere (groene) plekken geven de wijk een tuinwijkkarakter. Met name een elementen als het Rozenveld liggen duidelijk verankerd in de omliggende buurt. Ook elders in de wijk liggen dergelijke groenelemen-ten, meestal ook gekoppeld aan bijzondere gebouwen, zoals de molen, scholen en het ziekenhuis. Het Rozenveld ligt op het grensvlak tussen het oudere deel van de wijk (ja-ren dertig) en het naoorlogse deel (vanaf de jaren vijftig) en vormt een prominente groene ruimte in het hart van de wijk. Kenmerkend is de afwisseling van eenvoudige straten door een aantal bij-zondere (groene) plekken. Al dan niet gemarkeerd door een bijzonder ge-bouw (zie bijgaande kaart). Enkele voorbeelden van dergelijke plekken zijn: - het gebiedje rond de molen - de groene ‘knoop’ op de kruising van de Zonnebloemstraat en de Van

    Maasdijkstraat als verbinding tussen wijk en ziekenhuisterrein. - Middenberm op de hoek Van Maasdijkstraat / J. Hepkemastraat - Hornstrahof Al deze elementen geven een soort ‘rijkdom’ aan de wijk, waardoor de be-leving veel meer is dan alleen een verzameling straten. Recent is op een vergelijkbare manier - met de realisatie van nieuwe woningen aan de Fok / Van Helomalaan - een dergelijk groen element toegevoegd.

    Figuur 4. Groenelementen in de wijk Heerenveen-Noord.

  • blz 11

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    3. 2. Omgevingsanalyse en toekomstige situatie

    De voorgenomen herstructurering vindt plaats rondom het Rozenveld. Een groot deel van de rand om het Rozenveld wordt daarbij vernieuwd, wat een sterke verbetering van de ruimtelijke kwaliteit geeft. De randen rondom het Rozenveld kennen een redelijke diversiteit. De be-staande woningen betreffen duplexwoningen in twee lagen met een kap. Deze woningen vormen een belangrijk deel van de wanden aan de zuid, oost en westzijde van het Rozenveld. Daarnaast staan aan de zuid(west)zijde vrijstaande woningen. Aan de noordzijde van het Rozenveld bevindt zich een voormalig school-gebouw als bijzonder bebouwingselement.

    3. 3. Planuitgangspunten

    3.3.1. Stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden

    De nieuwbouw van woningen vindt grotendeels plaats in dezelfde steden-bouwkundige structuur en rooilijn. Het behoud van de structuur met sterke rooilijnen en woningen met (ruime) voortuinen is een belangrijk uitgangs-punt in de planvorming. In het planvormingsproces is besloten het binnenterrein tussen de Gerani-umstraat, Rozenstraat en Azaleastraat bij de plannen rond het Rozenveld te betrekken. Dit binnenterrein vormt nu een semi-openbaar gebied dat wordt begrensd door achtertuinen en schuurtjes. Het terrein bestaat uit een grasveld dat minimaal wordt gebruikt en waar de sociale controle beperkt is. De relatief grote ruimte draagt in de huidige vorm weinig bij aan de kwa-liteit van (de openbare ruimte in) de wijk. Doordat de woningen aan de westzijde van dit gebied worden gesloopt ontstaat de mogelijkheid dit gebied beter de benutten en een ruimtelijke re-latie te leggen met het Rozenveld. Daarbij is wel van belang dat het Ro-zenveld het eigen karakter behoud, en het nieuwe hofje als min of meer zelfstandig element ervaren wordt. Daarvoor zal een duidelijke begrenzing in de vorm van groen (haag en/of bomen) langs de bestaande straat wor-den toegevoegd. Aan het hofje worden 6 levensloopbestendige woningen gebouwd. Belang-rijk voordeel is dat de groene ruimte van het hofje wordt begrensd door voorzijden van de nieuwe woningen. Het hofje kan plaats bieden aan een compacte speelplek met zeer goede sociale controle, biedt een gemeen-schappelijk element aan de levensloopbestendige woningen en tegelijk een idee van ‘beslotenheid’. Het idee van een ‘verbijzondering van de ruimte’ past zeer goed bij het tuinwijkkarakter van Heerenveen Noord, zoals hier-boven omschreven. De toevoeging vormt daarmee een versterking van de identiteit van de wijk.

  • blz 12

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    Figuur 5. Bestaande situatie met aanduiding te slopen woningen

    Figuur 6. Nieuwe situatie met twee bijzondere elementen gekoppeld aan het

    Rozenveld, het voormalig schoolgebouw aan de noordzijde en het nieuwe hofje aan de oostzijde.

    3.3.2. Volkshuisvestelijke uitgangspunten

    Het geheel van de maatregelen voorziet in de sloop van 106 woningen en de nieuwbouw van 56 woningen. Deze aantallen zijn in overeenstemming met de Strategische woonvisie.

  • blz 13

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    De woningen worden gebouwd in zowel rij als 2 onder 1-kap, variërend met 1 of 2 bouwlagen met kap. De bouwwijze en de grotere volumes van de woningen resulteren in een verbetering van het wooncomfort. De bestaan-de duplexwoningen vallen onder de categorie goedkope huur. Ongeveer 75 % van de woningen wordt teruggebouwd in de huursector. De nieuwe woningen vallen onder de categorie betaalbare huur. De overige 25% van de nieuwbouw worden koopwoningen in segment dure koop. Door de realisatie van dit plan neemt de zogenaamde kernvoorraad sociale huurwoningen iets af. Conform afspraken in het convenant Wonen zal dit elders in Heerenveen worden gecompenseerd. In overeenstemming met de het geactualiseerde woningbouwprogramma worden alleen grondgebonden woningen gebouwd. Ongeveer een derde van de woningen worden levensloopbestendige woningen.

    3.3.3. Parkeren

    Het plan voldoet aan de gemeentelijke parkeernormen (gemiddeld 1,1 parkeerplaats per woning en 0,3 parkeerplaats voor bezoekers). Voor de 2 onder 1-kap woningen wordt voorzien in parkeren op eigen erf. Voor de overige woningen en het bezoek zijn voldoende parkeermogelijkheden langs de openbare weg. De vormgeving en situering van het parkeren wordt nader bepaald bij de aanleg c.q. herstel van de openbare ruimte.

    3. 4. Beleid en uitgangspunten toegevoegde functi es

    3.4.1. Kleinschalige bedrijvigheid bij woningen

    Het gemeentelijk beleid biedt de mogelijkheid om ondergeschikt aan de woonfunctie kleinschalige bedrijvigheid toe te staan. Om de ondergeschikt-heid te waarborgen mag de ruimte niet meer bedragen dan 30% van de begane grond van het hoofdgebouw inclusief de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum van 50 m2. De klein-schalige bedrijvigheid mag zowel in het hoofdgebouw als in een vrijstaand bijgebouw plaatsvinden. In bijlage 1 behorende bij de regels van het be-stemmingsplan is een lijst met toelaatbare beroepen en vormen van bedrij-vigheid opgenomen, die binnen de woonbestemming aanvaardbaar wordt geacht.

    3.4.2. Logieverstrekking

    Het gemeentelijk beleid biedt de mogelijkheid om ondergeschikt aan de woonfunctie logieverstrekking toe te staan. Wel is het van belang om in concrete situaties een nadere afweging te maken. Vandaar dat de moge-lijkheid gekoppeld is aan een gebruiksontheffing. Voorwaarde voor het kunnen verlenen van de ontheffing voor logiesver-strekking is onder andere dat de ruimte niet meer mag bedraagt dan 30% van de begane grond van het hoofdgebouw inclusief de aan- en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel met een maximum

  • blz 14

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    van 50 m2. De logiesverstrekking mag niet plaatsvinden in een vrijstaand bijgebouw. In algemene zin gelden daarbij als toetsingscriteria dat er geen onevenre-dige afbreuk aan de verkeers- en parkeersituatie, geen onevenredige af-breuk aan de milieusituatie van de omliggende agrarische bedrijven en geen onevenredige afbreuk aan de woonsituatie van de aangrenzende wo-ningen mag optreden.

    3.4.3. Aan-, uit-, en bijgebouwen en overkappingen bij woningen

    Het gemeentelijk beleid biedt de mogelijkheid om bij een woning aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen te realiseren. Bij vrijstaande woningen is het toegestaan aan-, uit-, en bijgebouwen en overkappingen te bouwen met een maximaal gezamenlijke oppervlakte van 100 m2. Het gezamenlijke oppervlakte van de aan-, en uitbouwen en de aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag niet groter zijn dan het oppervlakte van het hoofdgebouw.

  • blz 15

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    4. OMGEVINGSASPECTEN

    In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden beschreven die voort-vloeien uit de fysieke omgeving. De gevolgen hiervan voor dit bestem-mingsplan zijn in dit hoofdstuk verwoord. Achtereenvolgens komen de as-pecten water, archeologie, ecologie, externe veiligheid en milieu aan bod.

    4. 1. Water

    Om de effecten van ruimtelijke ingrepen tijdig te signaleren, is de Water-toets inmiddels een verplicht onderdeel van ruimtelijke planvorming gewor-den. Dit moet leiden tot een waterparagraaf in ruimtelijke plannen, waaruit blijkt wat het effect van het plan op de waterhuishouding is. Het voorliggende bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter voor zover het de handhaving van de woonfunctie van het gebied betreft. Reeds op grond van het geldende bestemmingsplan mag bebouwing worden op-gericht en verharding geplaatst. In zoverre is dit dus feitelijk – in water-huishoudkundig oogpunt – geen nieuwe situatie. De wijziging van de situering van de woningen in het bestemmingsplan hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding. Het effect hiervan op het waterhuishoudkundige systeem is te verwaarlozen. Het ver-hard oppervlak kan op basis van het bestemmingsplan toenemen als ge-volg van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen en het aan-brengen van oppervlakteverhardingen. Dit is in bestemmingsplan uit 1995 ook al het geval, waardoor er in wezen geen sprake is van een gewijzigde planologische situatie. De realisatie van het hofje heeft een geringe toename van het verhard op-pervlak tot gevolg. Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. Voor Heerenveen-Noord geldt dat er een volledig gemengd riool aanwezig is. Al het verhard opper-vlak watert af op het gemengde riool. Het gemengd riool heeft een overstort op de Zonnebloemstraat vanwaar het water middels een bergbezinkleiding uitstroomt op de watergang langs de noordelijke structuurweg. De overstort wordt niet of nauwelijks aangesproken, waardoor het extra verhard opper-vlak nagenoeg geen aantoonbaar effect heeft of zal hebben op de berging in het watersysteem. Om tegemoet te komen aan de compensatie verplichting van het Wetters-kip voor het extra verhard oppervlak moet de berging worden gezocht in de watergang langs de noordelijke structuurweg. Op termijn wordt in het braakliggend gebied tussen de noordelijke structuurweg en de Bloemen-buurt een nieuwe woonwijk gerealiseerd (Structuurplan 1993). In deze woonwijk zal een (eventueel) negatief effect van de uitbreiding van het ver-hard oppervlak in de Bloemenbuurt worden gecompenseerd. Watertoets Voor dit bestemmingsplan is de digitale watertoets aangevraagd. Bepaald is dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding en de

  • blz 16

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    afvalwaterketen. Hierdoor kan de verkorte procedure worden gevolgd voor de watertoets. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen. In het advies d.d. 3 oktober 2011 staan de maatregelen die het Wetterskip Fryslân adviseert om wateroverlast te voor-komen en het water in de sloten schoon te houden. Geadviseerd wordt de volgende maatregelen in acht te nemen:

    • probeer regenwater langzaam weg te laten lopen; • probeer regenwater niet direct op het riool te lozen; • gebruik schone bouwmaterialen en geen chemische bestrijdings-

    middelen; • leg vloeren minimaal een meter boven het grondwaterpeil;

    Het wateradvies is opgenomen in bijlage 2.

    4. 2. Archeologie

    Wet- en regelgeving In 1992 is het Europees Verdrag van Malta ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland. Het doel is het veiligstellen van het (Europese) archeologisch erfgoed. Dit moet met name gestalte krijgen in het ruimtelijke ordeningsbeleid, wat betekent dat bij de voorberei-ding van bestemmingsplannen meer aandacht zal worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en dat een be-schermende regeling moet worden opgenomen ten aanzien van die ar-cheologische waarden. Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig re-kening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologi-sche waarden. Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de pro-vincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubli-ceerd. Deze bestaat uit een advieskaart voor de Steentijd - Bronstijd en uit een advieskaart voor de IJzertijd - Middeleeuwen. Uit de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) blijkt dat er in het plangebied voor de IJzertijd-Middeleeuwen geadviseerd wordt dat geen onderzoek noodzakelijk is. Ten aanzien van de Steentijd-Bronstijd wordt er, indien er werkzaamheden worden verricht in de grond, een Karterend onderzoek 2 geadviseerd. In de gebieden voor een karterend onderzoek 2 kunnen zich op enige diepte ar-cheologische lagen uit de Steentijd bevinden, die zijn afgedekt door een veen- of kleidek. Mochten zich hier archeologisch resten bevinden, dan zijn deze waarschijnlijk goed van kwaliteit. De provincie beveelt daarom aan om bij ingrepen van meer dan 2500 m² een karterend (boor)onderzoek uit te la-ten voeren, waarbij het booronderzoek zich vooral dient te richten op de aanwezigheid van podzol en het microreliëf van het zand onder het veen- of kleidek.

  • blz 17

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    Het plangebied heeft een oppervlakte van minder dan 2500 m2. Omdat het herstructureringsgebied een grotere oppervlakte is voor het bouwplan een karterend onderzoek uitgevoerd. Gezien de ongunstige bewoningsomstan-digheden in het plangebied in de steentijd en de bronstijd, het grotendeels verloren gaan van het veen en het ontbreken van archeologische indicato-ren in het plangebied geven de resultaten van het uitgevoerde onderzoek geen aanleiding tot het adviseren van beschermende en/of beperkende maatregelen of archeologisch vervolgonderzoek. Het onderzoek is bijge-voegd in bijlage 2.

    4. 3. Ecologie

    Wet- en regelgeving In het plan dient rekening worden gehouden met Europees en nationaal be-leid en wetgeving op het gebied van de natuurbescherming. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Voor gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn (sinds 1 oktober 2005 de gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998). Soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten - die in de wet zijn aangewezen - niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijf-plaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen of te versto-ren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen moge-lijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijstsoorten, zijn deze voorwaarden zeer streng. Effecten van het bestemmingsplan In de nabijheid omgeving (binnen een straal van 3 km) van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- gebieden of gebieden die behoren tot de (provinciale) EHS. Gelet op bovengenoemde afstand zal er geen sprake zijn van significante effecten c.q. van externe werking als gevolg van het voorliggende bestemmingsplan. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit woningen, tuinen en een semi-openbaar grasveld dat wordt begrensd door achtertuinen en schuur-tjes. Gelet op het huidige gebruik en de stedelijke omgeving van het plan-gebied wordt aangenomen dat ter plaatse uitsluitend algemeen voorko-mende plant- en diersoorten hun leefgebied hebben. Tevens zal er geen sprake zijn verstorende werkzaamheden, zoals het dempen van sloten of slopen van gebouwen, bij de uitvoering van dit bestemmingsplan. De soortenbescherming legt geen beperkingen op aan dit bestemmings-plan.

  • blz 18

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    4. 4. Externe veiligheid

    Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omge-ving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals bijvoor-beeld vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwe-zig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvin-den over weg, water en spoor en door buisleidingen. De veiligheidsrisico’s in het kader van externe veiligheid worden uitgedrukt in een plaatsgebon-den risico (hierna PR) en een groepsrisico (hierna GR). De normen voor PR en GR hebben tot doel een voldoende veiligheidsniveau te garanderen voor de burger als persoon, dan wel deel uitmakend van een groep. In en nabij het plangebied zijn voor de volgende mogelijke risicobronnen aanwezig: - LPG-tankstation aan de Schans; - Vervoer van gevaarlijke stoffen over de autosnelwegen A7 en A32; - Vervoer van gevaarlijke stoffen via een buisleiding. LPG-tankstation langs de Schans Ten noorden van het plangebied is aan de Schans 65 een LPG-tankstation gevestigd. Voor het LPG-tankstation heeft een berekening plaatsgevonden van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het reservoir en het vul-punt van het LPG-tankstation zijn gelegen aan de noordzijde van de A7. De afstand van het vulpunt tot het plangebied is meer dan 1000 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van het GR. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de autosnelwegen A7 en A32 en over het spoor Buiten het pangebied ligt op een afstand van ruim 400 de autosnelweg A32. Op een afstand van ongeveer 1000 meter van het plangebied ligt de autosnelweg A7. Over deze wegen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Voor de beoordeling van de gevolgen van het transport over de A32 en de A7 is gebruik gemaakt van de Eindrapportage Basisnet Weg (oktober 2009). Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A7 en de A32 is het PR binnen het plangebied lager dan de grenswaarde van 10-6 per jaar; (de kans van één op 1.000.000). Evenmin is er sprake van sane-ringssituaties. Uit de rapportage Basisnet Weg blijkt voorts dat het GR langs de A32 ter plaatse van het bestemmingsplan zowel in de huidige als in de toekomstige situatie kleiner is dan de laagst aangegeven waarde van 0,1 keer de oriën-terende waarde. Langs dit wegvak is daarom geen relevant GR aanwezig, ook niet bij een hoge groeiprognose. Het transport van vloeibare brandstof-fen over de A32 is zodanig beperkt, dat de A32 vanuit het Basisnet niet wordt aangewezen als een vervoersroute waarlangs een Plasbrand Aan-dachts Gebied moet worden ingesteld.

  • blz 19

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    Vervoer van gevaarlijke stoffen via een buisleiding Nabij het plangebied ligt een gasleiding van de Gasunie. Het betreft aard-gasleiding N - 501 - 40 - KR – 001 (/002) met een diameter van 8 inch en een werkdruk van 40 bar. Voor de leiding is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buis-leidingen (Revb) van belang. Deze regels zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De norm-stelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor kwetsbare objecten wordt het Plaatsgebonden risico (PR) 10-6 als grens-waarde voor kwetsbare bestemmingen aangehouden. Voor buisleidingen geldt dat binnen de inventarisatieafstand het groepsrisico moet worden on-derzocht. Tabel 1. Gegevens aardgasleiding Diameter Druk Inventarisatie-

    afstand Belemmeringenstrook

    8 inch 40 bar 95 meter 4 meter Plaatsgebonden risico De PR 10-6 contouren vanwege de aardgastransportleidingen liggen op de leiding. De contour ligt buiten het plangebied. In zoverre wordt aan de eis van de nieuwe AMvB voldoen. Groepsrisico Op grond van het Bevb dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het GR geldt, indien er kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bin-nen het invloedsgebied liggen, een verantwoordingsplicht. Wanneer een plan consoliderend van aard is of de oriënterende waarde niet wordt over-schreden kan bij de verantwoording worden volstaan met het vermelden van: - de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding; - de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen; - de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plange-

    bied. Verantwoording Groepsrisico Het plangebied ligt op ruim 400 meter van een aardgastransportleiding. Het invloedsgebied voor deze buisleiding is 95 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied de aardgastransportleiding. Het groepsrisico hoeft om deze reden niet te worden verantwoord. Conclusie: Externe veiligheid leidt niet tot een beperking voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

  • blz 20

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    4. 5. Milieuaspecten

    4.5.1. Geluid

    Wegverkeerslawaai De Wet geluidhinder bevat regels voor de maximale geluidsbelasting die woningen mogen ondervinden vanwege wegverkeerslawaai. Tenzij een weg is aangewezen als 30 km/h-zone, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. In nieuwe situaties moet hieraan voldaan worden. Het plangebied is aangewezen als 30 km/h. Hiervoor is akoestisch onderzoek niet noodzake-lijk. Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Heerenveen-Noord is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek komt naar voren dat bij een aantal weggedeelten in en rondom de wijk Heerenveen-Noord sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Deze overschrijding raakt niet de woningen in het plangebied. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 3 opgenomen bij deze toelichting.

    4.5.2. Bodem

    Binnen de zone Bloemenbuurt in Heerenveen worden diverse woonpercelen aan de Leliestraat, Geraniumstraat en Rozenstraat herontwikkeld. In dit kader worden de bestaande woningen gesloopt en vindt nieuwbouw van woningen plaats. Ter plaatse van de betreffende percelen is geen informatie omtrent de aanwezige bodemkwaliteit beschikbaar. De percelen zijn voor zover be-kend in heden en verleden in gebruik geweest voor woondoeleinden. Spe-cifiek bodembedreigende activiteiten zijn niet bekend. In de directe omge-ving zijn enkele bodemonderzoeken uitgevoerd. Uit de resultaten is geble-ken dat overwegend sprake is van licht verhoogde gehaltes aan enkele stoffen. Op het aangrenzende perceel Van Maasdijkstraat 60 is in 1994 bodemon-derzoek uitgevoerd, waaruit ondermeer is gebleken dat ter plaatse van een ondergrondse olietank de bodem sterk verontreinigd is met oliecomponen-ten. De betreffende tank is verwijderd en er heeft een bodemsanering plaatsgevonden. Uit het saneringsresultaat is gebleken dat de verontreini-ging is verwijderd, behoudens een restverontreiniging onder de bebouwing op het perceel. Gezien het bovenstaande worden op basis van de beschik-bare informatie de herontwikkelingspercelen als niet verdacht ten aanzien van mogelijke bodemverontreiniging aangemerkt. In de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Heerenveen, opgenomen in het in 2010 vastgestelde gemeentelijk bodembeheerplan, is de diffuse achtergrondkwaliteit (niet gerelateerd aan specifieke lokale bronlocaties) van de bodem vermeld. Hieruit blijkt dat de bodem in het onderhavige bestemmingsplangebied, op de kaart als zone “Wonen” aangeduid, niet of nauwelijks is verontreinigd. In het kader van het Landsdekkend Beeld zijn

  • blz 21

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    op basis van (historische) activiteiten potentieel verdachte locaties ten aanzien van bodemverontreiniging geinventariseerd. De betreffende percelen maken hier geen deel van uit. Bestemmingsplan In het kader van het bestemmingsplan is van belang in hoeverre de actuele bodemkwaliteit in overeenstemming is met de (beoogde) functie (wonen) van de percelen. Gezien bovenstaande beschouwing kan gesteld worden dat hieraan wordt voldaan. Het aspect ‘bodem’ vormt dan ook geen belemmering vormt voor de uitvoering van voorliggend bestemmingsplan. Ten behoeve van de geplande sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden zal in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht de noodzaak aanwezig zijn tot het uitvoeren van een milieuhygienisch bodemonderzoek ter plaatse van de herontwikkelingspercelen. Bodemsanering en grondverzet Voor de aanpak van bodemverontreiniging vormt de regelgeving in de Wet bodembescherming een belangrijk kader. Ten aanzien van hergebruik en toepassing van grond/baggerspecie en bouwstoffen vormt het Besluit bo-demkwaliteit (opvolger van het Bouwstoffensbesluit) het wettelijk kader. In dat kader wordt opgemerkt dat gemeente Heerenveen in 2010 een nieuw bodembeheerplan heeft vastgesteld. In dit bodembeheerplan zijn onder-meer op basis van gebiedsspecifiek beleid verruimde spelregels voor her-gebruik van grond en baggerspecie binnen de gemeente geformuleerd. Af-hankelijk van de hergebruikslocatie is onder voorwaarden hergebruik op basis van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart mogelijk. In andere geval-len zal mogelijk aanvullend onderzoek (partijkeuring) noodzakelijk zijn om hergebruiksmogelijkheden van vrijkomende grond als bodem te kunnen bepalen.

    4.5.3. Luchtkwaliteit

    In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit (96/62/EG) uit 1996 zijn de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid vastgelegd. Neder-land heeft de Europese regels met ingang van 15 november 2007 vastge-legd in een wijziging van de Wet Milieubeheer (Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet Milieubeheer Stb. 2007, 414). Op grond van art. 5.16 lid 1 Wet milieubeheer (Wm) dient de gemeente bij de uitoefening van haar bevoegdheden die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit, rekening te houden met deze normen. Als aannemelijk is dat aan één of een combina-tie van de volgende voorwaarden is voldaan, behoeft geen verder onder-zoek plaats te vinden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit en behoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden. - er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde; - een project leidt al dan niet per saldo tot een verslechtering van de luchtkwaliteit; - een project draagt niet “in betekende mate” bij aan de concentratie van de stof;

  • blz 22

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    - een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwer-kingsprogramma Luchtkwaliteit. In het Besluit ‘Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)’ is op grond van art. 5.16 lid 4 Wm, bepaald in welke omstandigheden de uitoefening van een bevoegdheid, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, zodat ook niet getoetst hoeft te worden aan de normen voor luchtkwaliteit. Dit bestemmingsplan voorziet in een consoliderende functie voor het plan-gebied. Het aantal woningen binnen het plangebied neemt af. Hierdoor ontstaat geen verslechtering van de luchtkwaliteit. Gezien de omvang van het plangebied en de ontwikkelingsruimte die het bestemmingsplan biedt, past het binnen de reikwijdte van het Besluit ‘Niet in betekenende mate’. Hiermee voldoet het bestemmingplan aan de Wet luchtkwaliteit en zijn er op het gebied van luchtkwaliteit geen belemmerin-gen te verwachten. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het be-stemmingsplan.

  • blz 23

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    5. PLANBESCHRIJVING

    5. 1. Algemeen

    In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke si-tuatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk wor-den de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven. A lgem ee n

    Bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan zijn de Wet ruimte-lijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zoals die in werking zijn getreden op 1 juli 2008 en de Standaard Vergelijkbare Be-stemmingsplannen 2008 (SVBP2008) zoals die op 1 januari 2010 in wer-king is getreden toegepast. Dit betekent onder andere dat de verbeelding en de regels overeenkomstig de standaard zijn opgesteld. Daarbij is onder andere gebruik gemaakt van wat betreft de naam een standaard bestem-ming en een standaard omschrijving van begrippen. W abo

    De regels van het bestemmingsplan zijn eveneens afgestemd op de op 1 oktober 2010 in werking tredende Wet algemene bepalingen omgevings-recht. In de Wabo worden begrippen als bouwvergunning, ontheffing en aanlegvergunning vervangen door de omgevingsvergunning. Deze veran-deringen zijn conform de ‘Werkafspraak SVBP begrippen vs. Wabo’ van Geonovum verwerkt in de regels. An a loo g e n d i g i t a a l

    De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een ana-loog alsook in een digitaal bestemmingsplan.

    5. 2. Toelichting op de bestemmingen

    Het beleid en de uitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofd-stukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische verta-ling gekregen in de vorm van bestemmingen. De planbeschrijving sluit ook aan op de regels zelf, daar waar deze in de toetsingscriteria vaak al duidelijk aangegeven in welke gevallen een onthef-fing kan worden verleend. De planbeschrijving dient in samenhang met de specifieke regels te worden gelezen. Sta nd aar d h oo f ds tu k in de l i ng re ge l s

    De hoofdstukindeling van de regels is op een standaard wijze opgesteld, namelijk: - Inleidende regels:

    - Begrippen;

    - Wijze van meten;

  • blz 24

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    - Bestemmingsregels: - Bestemmingen;

    - Algemene regels: - Anti-dubbeltelregel;

    - Algemene gebruiksregels;

    - Algemene afwijkingsregels;

    - Algemene wijzigingsregels;

    - Algemene procedureregels;

    - Overgangs- en slotregels: - Overgangsrecht;

    - Slotregel.

    - Bes t emm ing s re ge l s

    De bestemmingsregels bestaan achtereenvolgens uit: 1. Bestemmingsomschrijving; 2. Bouwregels; 3. Afwijken van de bouwregels.

    Bestemmingsomschrijving - In de regels is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen

    een bestemming functioneel is toegestaan. Soms komt het voor dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestem-ming.

    Bouwregels - Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. De toegela-

    ten maatvoering (goot- en bouwhoogte) zijn afhankelijk van de bestem-ming in de regels, of op de planverbeelding aangegeven.

    - De toegelaten hoogte van erf- en terreinafscheidingen is in de regels

    opgenomen.

    A lgem en e re ge ls

    - Bij de algemene regels zijn ook de anti-dubbeltelregel en de algemene

    procedureregels opgenomen. Dit zijn regels die in het algemeen voor het gehele bestemmingsplan gelden en min of meer losstaan van de bestemmingsregels en om die reden in een apart hoofdstuk worden opgenomen.

    - Dit geldt ook voor de afwijkingen en de wijzigingsbevoegdheden: deze zijn in de algemene regels opgenomen.

  • blz 25

    Bestemmingsplan Heerenveen – Bloemenbuurt

    Ov erg an gs - e n s l o t r ege l s

    - Overeenkomstig het Bro en de SVBP2008 zijn ook de overgangs- en

    slotregels gezamenlijk in een hoofdstuk opgenomen.

    Regels per bestemming

    In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de inhoud van de bestemmingen in dit bestemmingsplan. In het juridisch deel van het bestemmingsplan (verbeelding en regels) zijn vier bestemmingen opgenomen: Groen (artikel 3) De nieuwe groenstrook ter hoogte van de Geraniumstraat is “Groen”. Ter bescherming van de groene uitstraling van dit openbare gebied mogen er binnen deze bestemming geen gebouwen worden opgericht. Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 4) De gronden rondom het woongebied die worden ingericht als openbare ruimte en voor parkeren en ontsluiting worden bestemd als “Verkeer - Ver-blijfsgebied”. Het gebied bestaat uit verhardingen, vanwege de verkeers- en parkeerfunctie. Daarnaast zijn openbaar groen en verblijf- en speelruim-te voor bewoners aanwezig. Wonen-1 (artikel 5) De bestemming ‘Wonen – 1’ is gericht op de woonfunctie. Woningen mo-gen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De goothoogte van de woning mag maximaal 3,50 meter bedragen. Beroep- en bedrijfsuitoefening aan huis is toegestaan. In de gebruiksregels zijn de voorwaarden opgenomen waaronder de nevenfunctie mogelijk is. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan bij woningen. Ten aan-zien van de oppervlakte ten behoeve van aan- en uitbouwen en bijgebou-wen zijn normen opgenomen in de bouwregels. Vrijstaande bijgebouwen mogen alleen voor permanente bewoning worden gebruikt als dit is in het kader van mantelzorg, hierbij mogen de belangen van omwonenden en omliggende bedrijven niet onevenredig geschaad worden en de oppervlakte mag maximaal 50 m² bedragen. Wonen-2 (artikel 6) De bestemming ‘Wonen - 2’ is gericht op de woonfunctie. Deze bestem-ming lijkt op de bestemming ‘Wonen - 1’. Het verschil zit in de bouwmaten. De goothoogte van woningen binnen deze bestemming mag maximaal 6 meter bedragen.

  • blz 26

    Bestemmingsplan Heerenveen - Bloemenbuurt

    6. UITVOERBAARHEID

    6.1 Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan ziet op de bouw van 56 woningen, nadat 106 aan-wezige woningen zijn gesloopt. Verder wordt de openbare ruimte heringe-richt. Omdat de inrichting van het gebied op onderdelen wijzigt, worden -voor zover nodig - gronden wederzijds overgedragen tussen de gemeente en de corporatie. Na uitvoering van de werkzaamheden wordt de openbare ruimte beheerd door de gemeente. De private ruimte wordt beheerd en on-derhouden door Woningcorporatie Accolade en haar huurders. De grond-overdracht wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente en de corporatie. Deze overeenkomst heeft mede betrekking op het verhaal van de gemeentelijke kosten. De overeenkomst wordt gesloten vooraf-gaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan. 6. 2. Grondexploitatie Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestem-mingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen. Dit valt onder de bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. In de Wro is opgenomen dat voor dergelijke bouwplannen, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoem-de kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk worden geacht. Tussen de gemeente en de woningcorporatie is een overeenkomst geslo-ten. Omdat met deze overeenkomst het kostenverhaal geregeld is, en het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is, beslist de gemeen-teraad bij de vaststelling van het plan dat er geen exploitatieplan wordt op-gesteld, omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is.