Kanaaldijk N.O. – Historisch vaartuig Helmond.nl/Documenten...december 2015 BESTEMMINGSPLAN...

________________________________________________________________________________________________________ Bestemmingsplan Kanaaldijk N.O.– Historisch vaartuig - Toelichting 1 december 2015

BESTEMMINGSPLAN

"Kanaaldijk N.O. – Historisch vaartuig" Inhoud

Toelichting

Bijlage - Kwantitatieve risicoanalyse hogedruk aardgastransportleiding Restaurantboot Helmond, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant, d.d. 5 augustus 2014

- Preadvies Veiligheidsregio, d.d. 4 december 2014 - Besluit GS herbegrenzing, d.d. 9 oktober 2015

Regels

Verbeelding NL.IMRO.0794.1000BP140041

Procedure

Kennisgeving voorbereiden bestemmingsplan

Gepubliceerd d.d. : 22 augustus 2014

Ontwerpbestemmingsplan

Gepubliceerd d.d. : 17 juli 2015

Ter inzage d.d. : 21 juli 2015

Vastgesteld bestemmingsplan Vastgesteld raad d.d. : 1 december 2015 Ter inzage d.d. : 15 december 2015

In werking d.d. :


INHOUDSOPGAVE TOELICHTING

1. INLEIDING 4

1.1. Aanleiding en doel bestemmingsplan 4

1.2. Situering en planherziening 4

1.3. Geldende bestemmingsplan 4

1.4. Opzet plantoelichting 5

2. RUIMTELIJKE BESCHRIJVING PLANGEBIED 6

2.1. Ligging in groter verband 6

2.2. Ruimtelijke visie en projectomschrijving 7

3. PLANOLOGISCHE HOOFDLIJNEN VAN BELEID 8

3.1. Rijksbeleid 8

3.2. Provinciaal beleid 9

3.3. Gemeentelijk beleid 11

4. MILIEUASPECTEN 14

4.1. Inleiding 14

4.2. Milieueffectrapportage 14

4.3. Externe veiligheid 14

4.4. Geluidhinder 17

4.5. Luchtkwaliteit 18

4.6. Bedrijven en milieuzonering 18

4.7. Bodemkwaliteit 19

5. SECTORALE ASPECTEN 20

5.1. Verkeer 20

5.2. Flora en fauna 20

5.3. Waterhuishouding 22

5.4. Archeologie en cultuurhistorie 23

5.5. Horeca 23

6. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID 25

7. JURIDISCHE OPZET VAN HET PLAN 25

7.1. Inleiding 25

7.2. Juridische methodiek 25

7.3. Toelichting op de bestemmingen 25

8. PROCEDURE 26

8.1. Kennisgeving artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening 26

8.2. Resultaten wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening 26


8.3. Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening 27


1. INLEIDING

Uitsnede luchtfoto met aanduiding beoogde ligplaats 1.1. Aanleiding en doel bestemmingsplan Initiatiefnemer is voornemens een historisch bedrijfsvaartuig deels in gebruik te nemen als restaurantboot en deels als expositieruimte. Het betreft een type vaartuig dat in het verleden ook de (oorspronkelijke) Zuid-Willemsvaart door het centrum heeft bevaren, namelijk een type “Kempenaar”, gebouwd in 1927. Zowel door te kiezen voor een dergelijk historisch vaartuig als door de hoofdfunctie restaurant te combineren met de inrichting van een expositie wordt een bijdrage geleverd aan het behoud en verspreiding van een stuk scheepvaarthistorie. 1.2. Situering en planherziening Het vaartuig zal een ligplaats innemen in de Zuid-Willemsvaart aan de Kanaaldijk N.O., ter hoogte van het woon-zorgcomplex Keyserinnedael. Het plangebied wordt begrensd door de benodigde ligplaats en bedraagt circa 65 x 6 meter (390 m2). 1.3. Geldende bestemmingsplan Voor het plangebied is vooralsnog het bestemmingsplan “Centrum II” van toepassing, als vastgesteld door de gemeenteraad van Helmond op 10 juni 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 20 januari 2009. In dit plan heeft de beoogde ligplaats de bestemming ‘Water’. De kade waaraan het historisch vaartuig wordt afgemeerd heeft de bestemming ‘Verkeer’. Een restaurant(boot) met een vaste ligplaats is binnen de bestemming ‘Water’ niet toegestaan. Bovendien moet het vaartuig gezien de omvang, het plaatsgebonden karakter (vaste ligplaats), de te realiseren fysieke verbondenheid met de oever / de meerpalen en het gebruiksdoel (restaurantboot, bedoeld om ter plaatse als zodanig te functioneren) worden aangemerkt als een bouwwerk. Een restaurantboot van de beoogde omvang is op basis van de voor de bestemming ‘Water’ geldende regels niet toegestaan. Gezien het voorgaande is een nieuw bestemmingsplan nodig om het initiatief mogelijk te maken. Onderhavig plan voorziet daarin.


Uitsnede plankaart bestemmingsplan Centrum II 1.4. Opzet plantoelichting Na de inleiding in hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 een ruimtelijke beschrijving gegeven, waarbij wordt ingegaan op de ligging, de ontwikkeling en de structuur van het plangebied en omgeving. Hoofdstuk 2 en 3 gaat in op het planologisch beleidskader, waarin aandacht uitgaat naar het ruimtelijk ordeningsbeleid op rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 komen de milieuaspecten aan bod, waarbij onder meer wordt ingegaan op milieuzonering, geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Hoofdstuk 5 gaat in op overige relevante sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 en 7 gaan achtereenvolgens in op de economische uitvoerbaarheid en de juridische opzet van het plan en in hoofdstuk 8 wordt tot slot ingegaan op de procedure van het bestemmingsplantraject.


2. RUIMTELIJKE BESCHRIJVING PLANGEBIED

2.1. Ligging in groter verband De locatie is gelegen in de Zuid-Willemsvaart nabij het centrum aan de kade bij het woon-zorgcomplex Keyserinnedael. Het oude kanaaltracé wordt sinds de omleiding in de jaren tachtig van de vorige eeuw alleen nog maar door schepen gebruikt om vanuit de zuidkant de insteekhaven van Hoogeind te bereiken. Tussen Keyserinnedael en het centrum van Helmond ligt een tijdelijk park. Op deze locatie was een uitbreiding van het centrum gepland. Er is echter vanwege de crisis en de onzekerheid over toekomstige ontwikkelingen besloten om een pas op de plaats te maken en te wachten op nieuwe, haalbare initiatieven. Om deze initiatieven in de nabije toekomst niet in de weg te lopen, wordt het vaartuig ten noorden van dit park gerealiseerd.

Ligging van het vaartuig en de mogelijke situering van het terras (buiten plangebied)


2.2. Ruimtelijke visie en projectomschrijving Er zijn plannen om het ‘oude’ kanaal meer te doen laten opleven in Helmond. Er ligt vanuit de provincie en de gemeente de wens om voor recreatievaart het kanaal weer bevaarbaar te maken. Helaas zijn de meeste bruggen vast gelast of anderszins moeilijk te openen. Toch blijft deze toekomstvisie zeker overeind. Hierom is bijvoorbeeld bij de renovatie van de noordelijk gelegen Sluis 7 er rekening mee gehouden dat hier in de toekomst weer gevaren kan gaan worden. Ook zijn er ideeën/initiatieven om met kleine huurbootjes op het kanaal in het centrum te kunnen varen tussen de Havenbrug en de Julianabrug. Behalve de bevaarbaarheid van het kanaal, zijn er andere initiatieven, die de beleefbaarheid van het kanaal en het industrieel erfgoed moeten gaan versterken. Er is een Stichting Industrieel Erfgoed Helmond opgericht, dat hieromtrent activiteiten organiseert en een eigen expositieruimte heeft aan het kanaal. Een aantal opmerkelijke (industriële) panden en bruggen langs het kanaal worden sinds enkele jaren nu aangelicht. En ook het onderhavige initiatief wordt ondersteund om deze reden: de beleefbaarheid van het kanaal wordt versterkt en het cultuurhistorische erfgoed rondom het kanaal wordt meer zichtbaar gemaakt. Dit gebeurt door de komst van een blijvende ligplaats voor een op historische verantwoorde wijze opgeknapte “Kempenaar”. Een Kempenaar is een type vrachtschip dat speciaal is gebouwd voor de kanalen van Zuid-Nederland en België en dat in Helmond ook daadwerkelijk heeft gevaren. De afmetingen zijn fors te noemen: ca. 50 meter lang en ca 6.60 meter breed. Ook vanwege deze afmetingen is de geplande locatie meer passend: hier is het kanaal het meest breed. Bij een smaller kanaal gaat een groot schip immers meer domineren. Het vaartuig komt in de hoek te liggen: juist waar het kanaal 26 meter breed wordt. Meer zuidelijk is het kanaal 22 meter breed en bij het Havenplein vernauwt het kanaal zich verder tot 20 meter en 16 meter. In het historisch vaartuig komt een restaurant en een expositieruimte, waarin de historische betekenis van het kanaal uitgelicht gaat worden voor bezoekers. Mogelijk is dit initiatief eveneens een opstap om in de toekomst fietsen/of wandelroutes langs het kanaal te maken, waarbinnen het vaartuig als een onderdeel zou kunnen gaan functioneren. Te verwachten valt dat veel recreatieve fietsers gebruik gaan maken van het restaurant. De functie ligt op loopafstand van het centrum en zal daarom ook bezoekers van het centrum trekken. Het initiatief ligt enigszins solitair en kan als zodanig als stepping-stone vanuit het centrum naar het noorden toe functioneren. Het EDAH-museum ligt bijvoorbeeld 200 meter noordelijker, eveneens aan het kanaal. Al deze functies zouden in de toekomst elkaar kunnen versterken, wat de levendigheid van het gebied rondom het kanaal zal verhogen. De bibliotheek is een andere nabijgelegen functie van het centrum, eveneens op 300m afstand meer in oostelijke richting. Hierdoor kan een duidelijk pluspunt van Helmond (een kanaal in het centrum) meer uitgepakt gaan worden. Er komt een zomerterras op de kade en ook het fietsparkeren wordt in de openbare ruimte georganiseerd (beide buiten plangebied). Idealiter worden deze zaken gesitueerd op de hoek van de kade, ten zuiden van het vaartuig. (zie voorgaande afbeelding). Hier kunnen bezoekers namelijk in de nabijheid van het kanaal zitten en maakt het terras de afstand ten opzichte van het 300 meter zuidelijker gelegen Havenplein kleiner.


3. PLANOLOGISCHE HOOFDLIJNEN VAN BELEID

3.1. Rijksbeleid 3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) / Besluit algemene regels ruimtelijke

ordening (Barro) / Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) Het ruimtelijke ordeningsbeleid van het Rijk is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012. Het motto van de SVIR is: ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Dit krijgt vorm in een excellent internationaal vestigingsklimaat, dat ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Om dit streven kracht bij te zetten gaat het roer om. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’) en zorgt ervoor dat de gebruiker centraal komt te staan. Het Rijk beperkt zich nog slechts tot 13 nationale belangen. Buiten die belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Vertrouwen is de basis voor deze nieuwe rolverdeling. Om de 13 nationale belangen door te laten werken in ruimtelijke plannen van lagere overheden zijn naast de SVIR het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) uit 2012 en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) uit 2014 in werking getreden. Voor Helmond zijn de volgende aspecten hieruit relevant, in die zin dat ze direct dienen door te werken in bestemmingsplannen:

vrijwaringszones langs rijksvaarwegen (i.c. Zuid-Willemsvaart); tracés van hoogspanningsverbindingen (i.c. door Brandevoort); radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel, enkel voor het oprichten van windturbines met

een tiphoogte van de wieken van meer dan 114 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis Volkel;

obstakelbeheergebied van vliegbasis De Peel (i.c. zuidelijk deel gemeente op basis van onderstaande kaart). De maximaal toelaatbare hoogte binnen dit horizontale vlak ligt op 177,1 meter boven de NAP-hoogte van vliegbasis De Peel.

Het plangebied is niet gelegen binnen de vrijwaringszone van de Zuid-Willemsvaart als bedoeld in het Barro (de kanaalomleiding) en ook niet binnen het obstakelbeheersgebied van vliegbasis De Peel. Hoewel het plangebied wel is gelegen binnen het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Volkel, worden de toelaatbare hoogtes in dit bestemmingsplan niet overschreden. Het bestemmingsplan voldoet derhalve aan het rijksbeleid.


3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking Ingevolge de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking, als vastgelegd in artikel 3.1. 6, lid 2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting op een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden beschreven: dat wordt voorzien in een actuele regionale behoefte (trede 1) en zo ja, in hoeverre in die behoefte kan worden voorzien in het bestaand stedelijk gebied van die regio

door benutting van de beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins (trede 2), en

indien de behoefte niet kan worden opgevangen binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio, in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op (nieuwe) multimodaal ontsloten locaties (trede 3).

Uit het voorgaande blijkt dat in de eerste plaats sprake moet zijn van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Onder stedelijke ontwikkeling wordt gezien het bepaalde in artikel 1.1.1 Besluit ruimtelijke ordening verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Voornoemde begripsomschrijving laat de nodige ruimte voor interpretatie, die niet kan worden ingevuld door een toelichting uit de parlementaire geschiedenis rond invoering van de ladder, maar wordt c.q. is ingevuld door de rechtspraak. Gezien de jurisprudentie op dit punt kan worden gesteld dat de onderhavige ontwikkeling dusdanig kleinschalig is dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 c.q. 1.1.1 Bro. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Het voorgaande neemt uiteraard niet weg dat de behoefte in het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wel moet worden onderbouwd. Zoals uit voorgaand hoofdstuk blijkt bestaat behoefte het kanaal meer beleefbaar te maken, waarbij het vaartuig als vertrek- en eindpunt kan dienen voor fietsen wandelroutes en als stepping-stone kan dienen tussen het centrum enerzijds en meer noordelijk gelegen functies anderzijds. De onderhavige locatie is gezien de gewenste relatie met het kanaal en vanuit het oogpunt van zorgvuldig ruimtegebruik een geschikte locatie. Gezien de aard en omvang van het planvoornemen mag redelijkerwijs worden aangenomen dat het planvoornemen niet zal leiden tot onacceptabele leegstand of onevenredige gevolgen voor het ondernemersklimaat in Helmond, dan wel in de regio. 3.2. Provinciaal beleid 3.2.1 Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014 en Verordening Ruimte 2014 Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de Structuurvisie 2010 - partiële herziening 2014 van de provincie Noord-Brabant en, voor zover er sprake is van een provinciaal belang in de formulering van gemeentelijk beleid, juridisch vertaald in de Verordening ruimte 2014. De belangrijkste opgave hierin voor Noord-Brabant is om stad en land, het mozaïek van Brabant, op een duurzame wijze te ontwikkelen. Helmond maakt deel uit van het stedelijk netwerk BrabantStad. De provincie ziet deze steden als het brandpunt van verstedelijking. Hier wordt geïnvesteerd in de binnensteden en worden hoogstedelijke functies, zoals bovenregionale voorzieningen, geconcentreerd. Daardoor wordt de centrale positie van de steden versterkt en het draagvlak voor hoogwaardig openbaar vervoer en stedelijke en culturele voorzieningen op peil gehouden. Dat draagt bij aan een hoogwaardig leef- en vestigingsklimaat in Noord-Brabant. Het ruimtelijk beleid van de provincie is voorts gericht op concentratie van verstedelijking, zorgvuldig ruimtegebruik, meer aandacht voor ruimtelijke kwaliteit, betere verknoping van stedelijke ontwikkelingen aan infrastructuur en versterking van de economische kennisclusters. In de Verordening ruimte 2014 zijn beleidslijnen, waarvan de provincie van mening is dat deze op gemeentelijk niveau dienen door te werken (‘provinciaal belang’), uitgewerkt in concrete regels met bijbehorende kaarten. Het plangebied kent daarin de volgende aanduidingen: -“Behoud en herstel watersystemen”; -“Ecologische hoofdstructuur”.


Ecologische hoofdstructuur/Behoud en herstel watersystemen De projectlocatie is gelegen in de Zuid-Willemsvaart. De Zuid-Willemsvaart behoort op grond van de Verordening ruimte 2014 (Vr) tot de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Daarnaast wordt het kanaal aangeduid als ‘Ecologische verbindingszone’ alsmede voor ‘Behoud en herstel watersystemen’. In de bijbehorende regels uit de Verordening ruimte is bepaald dat beperkingen worden gesteld aan stedelijke, agrarische en recreatieve ontwikkelingen binnen deze zones, in het bijzonder voor de daarmee verband houdende bebouwing. Omdat er geen bestaand bouwperceel vigeert in het plangebied, is er volgens de provincie sprake van nieuwvestiging hetgeen strijdig is met de artikelen 3.1 en 5.1 Vr. De realisering van het plan is zonder een EHS-herbegrenzingsprocedure niet mogelijk. Met dit bestemmingsplan zal dan ook een verzoek om wijziging van de EHS-begrenzing worden gedaan bij Gedeputeerde Staten op grond van artikel 5.5 Vr: Wijziging van de begrenzing op verzoek bij kleinschalige ingrepen. Realisering van het plan zal het ecologisch functioneren van het plan niet of nauwelijks negatief beïnvloeden. Het gaat om een relatief klein oppervlak, en het water blijft onder de boot doorstromen. Alternatieven zijn niet voorhanden. De boot kan alleen in het kanaal liggen en het hele kanaal is aangeduid als Ecologische hoofdstructuur. De boot wordt neergelegd op het stuk waar het kanaal extra breed is. Een fysieke compensatie is in dit geval niet mogelijk. Op basis van artikel 5.8 Vr zal een financiële compensatie van 4000 euro uiterlijk zes weken na de vaststelling van het bestemmingsplan gestort worden in de provinciale compensatievoorziening. Het bedrag is gerelateerd aan berekeningsmethodieken op grond van het Stimuleringskader Groenblauwe Diensten.


3.2.2 Provinciaal Waterplan 2010-2015 Het Provinciaal Waterplan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast het beleidskader is het waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Om met de diverse belangen met betrekking tot water te kunnen omgaan, hanteert de provincie in het waterplan de principes van de people-planet-profit-benadering. Vanuit de sociaal-maatschappelijke invalshoek (people) krijgen veiligheid tegen overstroming, bescherming tegen wateroverlast, een betrouwbare drinkwatervoorziening en goede recreatievoorzieningen aandacht. Vanuit de economische invalshoek (profit) heeft het plan aandacht voor onder meer een goede watervoorziening voor industrie en landbouw en voor het transport over water. Bij de derde invalshoek (planet) wordt uitgegaan van water als voorwaarde voor een gezonde leefomgeving voor mens en natuur. Belangrijke thema’s hierbij zijn de verbetering van de waterkwaliteit, de verdrogingsbestrijding en een meer natuurlijke inrichting van de watersystemen (waaronder beekherstel en de aanleg van ecologische verbindingszones). Het provinciaal waterplan fungeert voor een aantal ruimtelijk relevante wateronderwerpen tevens als structuurvisie. 3.3. Gemeentelijk beleid 3.3.1 Structuurvisie Helmond 2030 In de begin 2014 vastgestelde Structuurvisie Helmond 2030 is de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Helmond voor de periode 2014-2030 vastgelegd. Deze structuurvisie is geen blauwdrukplan met een vastomlijnde koers, maar juist een flexibel meebewegend beleidskader dat beter toegerust lijkt op de snel veranderende (ruimtelijke) behoeften en opgaven van deze tijd. De structuurvisie gaat veel minder dan voorheen uit van een lagenbenadering. In plaats daarvan is de structuurvisie opgebouwd rond een achttal ruimtelijk relevante thema’s die in samenhang het Ruimtelijk perspectief Helmond 2030 vormen.


Kaart Structuurvisie Helmond 2030 met de beoogde locatie van het historisch vaartuig aangeduid Het plangebied maakt in de structuurvisie deel uit van de Kanaalzone. De kanalen zijn als specifieke integrale gebiedsontwikkeling aangeduid. Binnen deze gebiedsontwikkeling zijn voor de transformatie van de Kanaalzone de volgende ambities opnieuw (in navolging van de “Strategische Verkenning Ontwikkelingsperspectief Kanaalzone” (2009)) neergelegd: ontwikkelen van nieuwe economische functies in een hoogwaardig stedelijk milieu. Concreet gaat

het om creatieve industrie en leisure in ruime zin, waaronder ook kunst en cultuur; bescherming en hergebruik van industrieel erfgoed; verstevigen van de centrumfunctie van Helmond in de regio in nauwe samenhang met de

ontwikkeling van het centrum; versterken van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit waarbij een duurzaam gebruik en inrichting van

de ruimte voorop staan. Geconstateerd kan worden dat met het afmeren en inrichten van een historisch vaartuig als restaurant annex expositieruimte over het industriële verleden van Helmond, op de beoogde locatie, aan al deze ambities een bijdrage wordt geleverd. Het bestemmingsplan past derhalve binnen het ruimtelijk beleid voor Kanaalzone, als omschreven in de Structuurvisie Helmond 2030.


3.3.2 Waterplan Helmond 2012-2015 Het waterbeleid van de gemeente Helmond is vastgelegd in het Waterplan 2012-2015 dat door de gemeenteraad is vastgesteld en geeft de kaders aan waarbinnen het waterbeheer in Helmond vorm moet krijgen. Het gemeentelijke waterplan is een gezamenlijk product van gemeente en waterbeheerder en geeft een uitgewerkte visie op de plaats die het water nu en in de toekomst in Helmond kan innemen. Het geeft daarbij aan wat als gewenste ontwikkeling wordt gezien. De visie is richtinggevend voor het onderdeel water bij planvorming en invulling van projecten. Belangrijke onderwerpen in het Waterplan 2012-2015 zijn: Water en ruimtelijke ordening; Water en ecologie; Beleving van water; Waterkwaliteit; Stedelijk grondwater; Waterketenbeheer (waaronder afkoppelen en de voorkeursvolgorde voor het verwerken van

schoon hemelwater); Beheer en onderhoud van stedelijk water Op deze wijze wordt het mogelijk het aspect water te betrekken bij integrale beleidsafwegingen en daarbij de consequenties van keuzen voor het water aan te geven.


4. MILIEUASPECTEN

4.1. Inleiding Ruimtelijke Ordening en Milieubeleid hebben de zorg voor de kwaliteit van de leefomgeving als gemeenschappelijke doelstelling. Alleen in een zorgvuldig afwegingsproces kan een optimale afstemming plaatsvinden tussen aan gebieden toegekende functies en het veilig stellen van een beschermingsniveau van het leefmilieu. Bestaande en nieuwe bestemmingen in een gebied zijn niet altijd op voorhand verenigbaar. Milieudoelstellingen en randvoorwaarden worden derhalve integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het ruimtelijke planvormingsproces meegewogen, zodat het gebruik van de schaars beschikbare ruimte niet leidt tot conflictsituaties. Naast een ruimtelijke invalshoek zijn er ook kwalitatieve aspecten die een rol spelen. De duurzame ontwikkeling van de stad Helmond is een belangrijk uitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen. In dit verband is duurzaamheid op te vatten als “hoe is een plangebied te beheren of te ontwikkelen, zodat het ook door latere generaties optimaal kan worden benut”. In deze paragraaf wordt ingegaan op de duurzaamheid en de kwaliteit van de leefomgeving in en rond het plan Kanaaldijk NO – Historisch vaartuig. In het hiernavolgende komen de volgende milieuaspecten aan de orde die een rol spelen bij het plan: milieueffectrapportage; externe veiligheid; geluidhinder; luchtkwaliteit; bedrijven en milieuzonering; bodemkwaliteit. 4.2. Milieueffectrapportage Het onderhavige plan valt niet onder de categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet milieubeheer juncto het Besluit Milieueffectrapportage, met name de bijlagen C en D. Ook heeft het plan geen negatieve effecten op een goede ruimtelijke ordening. Het voorgaande betekent dat ten behoeve van het onderhavige plan geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld. Noch hoeft het gemeentebestuur een beoordeling als bedoeld in artikel 7.2 lid 1 van de Wet milieubeheer te doen. 4.3. Externe veiligheid Algemeen Het algemene rijksbeleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico’s voor de omgeving vanwege: het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen door bedrijven (inrichtingen); het transport van gevaarlijke stoffen (openbare wegen, waterwegen, spoorwegen en

buisleidingen). het gebruik van luchthavens. Dat gebeurt o.a. door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. Het wettelijk kader voor risicovolle bedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het transport van gevaarlijke stoffen in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs). Het beleid voor buisleidingen is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). In 2014 treedt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking. Dit besluit geeft regels op het gebied van externe veiligheid voor de ruimtelijke inrichting rond het landelijke hoofdwegennet. Met het Bevt zal voor het transport van gevaarlijke stoffen op de weg, over het water en op het spoor een Basisnet worden geïntroduceerd. Het Basisnet beoogt voor de lange


termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over de maximale risico’s die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. De gemeenteraad van Helmond heeft op 10 januari 2012 de Milieuvisie Helmond 2025 “Duurzaam op weg” vastgesteld. Daarin is onder meer het thema externe veiligheid ondergebracht. In de Milieuvisie is hierbij onder andere aangegeven dat risicovolle situaties worden voorkomen en dat bij ruimtelijke ontwikkeling externe veiligheid tijdig wordt betrokken. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid is gebaseerd op twee elementen: een harde norm in de vorm van het plaatsgebonden risico en een oriënterende waarde in de vorm van het groepsrisico. De norm voor het plaatsgebonden risico bedraagt één op de miljoen (10-6) per jaar, ofwel één op de miljoen blootgestelde personen. Voor ‘kwetsbare objecten’ geldt de plaatsgebonden risiconormering als grenswaarde. Binnen de plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar van een risicovolle activiteit zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Voor ‘beperkt kwetsbare objecten’ geldt de plaatsgebonden risiconormering als richtwaarde. Het hanteren van een norm voor het plaatsgebonden risico biedt een basisveiligheidsniveau voor de individuele burger in de omgeving van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord. Als op grond van een ruimtelijk besluit de vestiging of bouw van (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicovol bedrijf, transportroute of buisleiding wordt toegestaan, moet in de motivering van dat besluit het groepsrisico worden verantwoord. De voorwaarden die verantwoording wel of niet verplicht stellen verschilt per risicobron. Voor transportroutes (weg, water en spoor) geldt dat de verantwoording van het groepsrisico verplicht is wanneer bij het nemen van een ruimtelijk besluit sprake is van toename van het groepsrisico of overschrijding van de oriëntatiewaarde. Voor risicovolle bedrijven en buisleidingen geldt dat verantwoording van het groepsrisico altijd verplicht is wanneer binnen het invloedsgebied van een risicobron een ruimtelijk besluit genomen wordt. De verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. De wet zelf legt bij de beoordeling van het groepsrisico nadrukkelijk geen belemmeringen op. De eindafweging (vertaald in een ruimtelijke onderbouwing) kan pas worden gemaakt wanneer advies bij de veiligheidsregio is ingewonnen. Risico-inventarisatie In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende risicobronnen waarvan de hogedruk aardgastransportleidingen Z-540-44 en Z-540-47 van de Gasunie en het bedrijf Vlisco Helmond BV de belangrijkste zijn. Omdat er sprake is van een nieuw ruimtelijk besluit, dient in het kader van weten regelgeving het aspect externe veiligheid beschouwd te worden. Hogedruk aardgastransportleidingen Voor het bestemmingsplan heeft de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant risicoberekeningen uitgevoerd. In de rapportage: “Kwantitatieve risicoanalyse – Hogedruk aardgastransportleiding Pannenkoekenboot Helmond”, van 5 augustus 2014, zijn de effecten op het gebied van de externe veiligheid in beeld gebracht. Het rapport is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De belangrijkste conclusies luiden als volgt: De aardgastransportleidingen Z-540-44 en Z-540-47 hebben geen plaatsgebonden risicocontour

10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering. Plaatsing van de pannenkoekenboot heeft geen invloed op de hoogte van het groepsrisico. Het

groepsrisico ligt in alle situaties onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico vormt geen belemmering voor de toekomstige ontwikkeling.

Vlisco Helmond BV Op ruim 700 meter afstand van het plangebied ligt het bedrijf Vlisco Helmond BV (hierna: Vlisco). Vlisco valt onder de werkingssfeer van het Bevi. In het kader van een saneringsprogramma is in 2009, in opdracht van de Provincie Noord-Brabant, een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld. Deze is gerapporteerd in het rapport "Kwantitatieve Risicoanalyse Vlisco Helmond B.V., doc. nr. 3412043, Tebodin Netherlands B.V., 6 april 2009". De belangrijkste conclusies luiden als volgt:


Voor Vlisco is geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar berekend. Het plaatsgebonden risico vormt daarom geen belemmering.

Het groepsrisico van Vlisco ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico vormt geen belemmering.

Verantwoording van het groepsrisico Overeenkomstig het Bevi en Bevb dient verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. In het kader van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico wordt een afweging gemaakt ten aanzien van enerzijds het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en anderzijds het risico dat een groep mensen komt te overlijden als gevolg van een ramp of incident met gevaarlijke stoffen. Hoogte van het groepsrisico Het groepsrisico van de risicobronnen ligt ruim onder de oriënterende waarde en neemt met de vaststelling van dit bestemmingsplan niet zichtbaar toe. Ongeval-scenario Bij een hogedruk aardgastransportleiding kan een fakkelbrand ontstaan en voor Vlisco is het toxisch scenario relevant. Een fakkelbrand ontstaat wanneer door een externe beschadiging (bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden) gas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt. Wat volgt is een brand die extreme hittestraling kan veroorzaken en die duurt totdat na inblokken van de gasleiding de druk afneemt. Een fakkelbrand ontstaat wanneer door een externe beschadiging (bijvoorbeeld door graafwerkzaamheden) aardgas vrijkomt dat vervolgens ontsteekt. De richting van de fakkel is afhankelijk van het punt waar de brandbare gassen vrijkomen. Hittestraling is, in combinatie met de blootstellingsduur, bepalend voor de gevolgen voor mensen en objecten. Als na een beschadiging van een hogedruk aardgastransportleiding niet onmiddellijk een fakkelbrand ontstaat, is er een bepaalde tijd beschikbaar om te vluchten. Indien wel direct een fakkelbrand ontstaat is er voor personen binnen het blootgestelde gebied geen tijd meer om bescherming te zoeken. Op grotere afstand is schuilen tegen de warmtestraling en gecoördineerd vluchten het juiste handelingsperspectief. Een toxisch scenario treedt op wanneer er toxische verbrandingsproducten vrijkomen na brand in de opslagvoorziening voor gevaarlijke stoffen bij Vlisco. Afhankelijk van de concentratie kan door blootstelling letaal letsel optreden. Het invloedsgebied kan enkele kilometers bedragen en hangt mede af van de weersgesteldheid op het moment van de calamiteit. Bij een incident met toxische vloeistoffen en gassen kan de brandweer, afhankelijk van de aard van de gevaarlijke stof en de ontwikkeling van het ongevalsscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen met water. In geval van een calamiteit met toxische stoffen bij Vlisco is het van belang dat personen kunnen schuilen tegen een toxische wolk. Woningen die voldoen aan de ventilatie-eisen uit het bouwbesluit zijn algemeen geaccepteerd als schuilmogelijkheid, ook gebouwen kunnen geschikt zijn (of worden gemaakt) als schuillocatie. De geschiktheid als schuillocatie wordt verhoogd wanneer eventueel aanwezige (of aan te brengen) mechanische ventilatie voorzien wordt van een noodschakelaar. Dit is echter niet direct te borgen in een bestemmingsplan. Veiligheidsmaatregelen De meest effectieve veiligheidsmaatregelen zijn maatregelen aan de risicobron zelf. Gezien de diepteligging van de hogedruk aardgastransportleidingen en de uitslag van de risicoberekeningen, zijn aanvullende maatregelen niet noodzakelijk. Ten aanzien van Vlisco geldt eveneens dat maatregelen niet direct te borgen zijn via het bestemmingsplan. Bestrijdbaarheid Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De verschillende scenario’s vragen allen een ander aanvalsplan. Om effectief en efficiënt hulp te kunnen bieden in geval van een incident, zijn de opkomsttijd, de bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid van belang. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is advies ingewonnen bij de veiligheidsregio.


Zelfredzaamheid Het zelfredzame vermogen van personen is een belangrijke voorwaarde om grote calamiteiten bij een incident te voorkomen. Door een tijdige waarschuwing kunnen mensen proberen zo snel mogelijk afstand tot een risicobron te nemen. Tijdige alarmering is van groot belang. Zolang geen sprake is van een lichamelijk of geestelijke beperking is de zelfredzaamheid van personen hoog. Aangenomen wordt dat personen binnen het plangebied voldoende zelfredzaam zijn. Hoogspanningslijnen Zonering rond het bovengrondse hoogspanningsnet in Nederland is vastgelegd in de Netkaart van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De Netkaart bevat o.a. gegevens over de netbeheerder en de breedte van de indicatieve zones. Op basis van de informatie van o.a. de Netkaart blijkt dat er geen hoogspanningslijnen in de directe nabijheid van het plangebied liggen die van invloed zijn op het plan. Vliegverkeer Het plangebied ligt buiten de direct gangbare aanvlieg- en opstijgroutes van het militaire en het burgervliegveld Eindhoven Airport. Advies veiligheidsregio In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is advies gevraagd aan de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost. De veiligheidsregio heeft op 4 december 2014 een eerste advies uitgebracht met betrekking tot dit bestemmingsplan. Het advies is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Burgemeester en wethouders van Helmond zullen rekening houden met het advies en zullen dit advies waar mogelijk vertalen naar concrete maatregelen op de momenten waarop dit aan de orde is. Aanvaarding restrisico Ondanks het feit dat de externe veiligheid met betrekking tot het beoogd plan voldoet aan de daaraan te stellen eisen op het gebied van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico en niettegenstaande de te treffen maatregelen in het kader van de omgevingsvergunning, kunnen risico's nooit voor 100% weggenomen worden. Ook na het nemen van veiligheid-verhogende maatregelen zal een restrisico blijven bestaan. In dat kader dient het bevoegd gezag zich uit te spreken over de aanvaardbaarheid van het restrisico. Dit zal gebeuren bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de raad. 4.4. Geluidhinder Algemeen De Wet geluidhinder bepaalt dat sommige wegen, spoorwegen en industrieterreinen een (geluids)zone hebben. Als voor een gebied binnen een zone een nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk wordt gemaakt, of als een nieuwe weg, een nieuwe spoorweg of bepaalde industrieterreinen mogelijk worden gemaakt, moeten deze nieuwe ontwikkelingen worden getoetst aan de eisen op geluidgebied die de Wet geluidhinder stelt. Om te bezien of dat het geval is, moet een akoestisch onderzoek worden gehouden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai Het plan voorziet in het realiseren van een ligplaats voor een vaartuig met een horecafunctie en expositiefunctie. Een ligplaats van een vaartuig met een horecafunctie of expositiefunctie is geen geluidgevoelige bestemming in de zin van de Wet geluidhinder. Toetsing aan de normen uit deze wet en daarmee een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege het wegverkeerslawaai, het spoorweglawaai en het industrielawaai is derhalve niet aan de orde.


4.5. Luchtkwaliteit Bij het opstellen van ruimtelijke plannen wordt het nieuwe plan getoetst aan de eisen voor de luchtkwaliteit zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. De eerste stap hierbij is het toetsen van het plan aan het Besluit niet in betekenende mate (Besluit NIBM). Het project valt binnen één van de in de Regeling niet in betekende mate (Regeling NIBM) aangewezen categorieën, waardoor het project in ieder geval niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Geconcludeerd kan worden dat de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelingen inzake de luchtkwaliteit geen belemmering vormen voor het onderhavige plan. 4.6. Bedrijven en milieuzonering Algemeen Een bedrijf kan hinder veroorzaken naar zijn omgeving, maar ook (onomkeerbare) schade toebrengen aan het milieu. Bedrijvigheid is daarom gebonden aan een vergunningenstelsel op grond van de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor de meeste bedrijven gelden de algemene regels van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Deze regels zijn in het algemeen toereikend om overlast naar de woonomgeving tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Het besluit biedt ook de mogelijkheid tot het stellen van maatwerkvoorschriften om de vergunningssituatie beter af te stemmen op de plaatselijke situatie. De mogelijke hinder van bedrijven bestaat vooral uit geluidsoverlast, luchtverontreiniging (geur en stof) en gevaar. Nieuwe bedrijven Het plan betreft het realiseren van een restaurantboot en expositieruimte in een historisch vaartuig, dat afgemeerd ligt in de Zuid-Willemsvaart ter hoogte van Keyserinnedael. Een restaurant met expositieruimte is een type B inrichting in het kader van het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat de inrichting moet voldoen aan alle regels van dit besluit, voor zover ze betrekking hebben op de activiteiten die bij de inrichting worden uitgevoerd. De mogelijke milieubelasting die een restaurant met expositieruimte kan veroorzaken bestaat vooral uit geuroverlast en geluidhinder. Ook moet rekening worden gehouden met een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking. In de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt voor een restaurant in verband met beide genoemde aspecten een richtafstand van 10 meter aangegeven. Voor musea e.d. geldt eveneens een richtafstand van 10 meter, op grond van het aspect geluid. Deze afstand moet in beginsel worden aangehouden om de milieubelasting bij de woningen binnen aanvaardbare normen te houden. De richtafstand geldt voor het omgevingstype ‘rustige woonwijk’ of ‘rustig buitengebied’. In deze omgeving is echter eerder sprake van gemengd gebied. De dichtstbijzijnde woning ligt op een afstand van ca. 50 meter van de locatie van het vaartuig. Het verpleeghuis Keyserinnedael is zelf een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, maar is tevens een (geur)gevoelig object. De afstand tussen het vaartuig en de dichtstbijzijnde gevel van het verpleeghuis bedraagt ca. 30 meter. Gezien het voorgaande wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden als genoemd in de VNG-brochure, waardoor geen onaanvaardbare negatieve gevolgen voor omliggende woningen en overige gevoelige objecten zullen ontstaan als gevolg van onderhavig planvoornemen. Bestaande bedrijven In de omgeving van het plangebied zijn enkele bedrijven gelegen. Een restaurant met expositieruimte is in beginsel geen gevoelig object. Het realiseren ervan betekent voor de al aanwezige bedrijven daarom geen beperking van de bedrijfsvoering.


4.7. Bodemkwaliteit Gezien het feit dat het hier om de bestemming van kanaalwater gaat, is bodem geen relevant aspect.


5. SECTORALE ASPECTEN

5.1. Verkeer Bereikbaarheid De locatie ligt aan de rand van het stadscentrum en is bereikbaar vanaf de Kanaaldijk Noordoost voor alle soorten verkeer. Tevens maakt de Kanaaldijk NO deel uit van een busroute met haltes in de nabije omgeving. Parkeren Indien zich nieuwe ontwikkelingen voordoen, moet worden voldaan aan de parkeernormen die gesteld worden in de Beleidsregel Parkeerrichtlijn gemeente Helmond 2007. Er moet voldoende ruimte (op eigen terrein) beschikbaar zijn om de benodigde parkeerplaatsen te kunnen realiseren. De normen in de parkeerrichtlijn zijn gebaseerd op CROW-publicaties en de CROW-uitgave ASVV (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom). Daar waar lokale omstandigheden daar aanleiding toe gaven, is afgeweken van de basisnormen. Voor de berekeningsmethodiek van de opgenomen parkeernormen wordt de methodiek gevolgd die is aangegeven in de beleidsregel Parkeerrichtlijn gemeente Helmond 2007, die weer gebaseerd is op CROW-publicaties en de CROW-uitgave ASVV. Het betreft hier dan met name de aanwezigheidspercentages die uitwisseling tussen verschillende functies mogelijk maken en de berekeningsaantallen voor parkeervoorzieningen bij woningen. Binnen de door de CROW gehanteerde gebiedsindeling wordt Helmond beschouwd als ‘sterk stedelijk’. Binnen Helmond worden drie gebiedstypen onderscheiden: het centrum, de schil om het centrum en de rest van de gemeente. Dit plangebied behoort tot de het centrum van Helmond. De opgenomen parkeernormen zijn minimumnormen waaraan voldaan moet worden. Het is toegestaan om meer parkeerplaatsen dan de norm te realiseren. Naast het normatieve aantal dient tevens, zeker bij zorg gerelateerde voorzieningen, aandacht te zijn voor voldoende gehandicaptenparkeerplaatsen. Deze hebben een grotere afmeting dan een reguliere parkeerplaats. Parkeerplaatsen dienen in principe op eigen terrein gerealiseerd te worden. Parkeerplaatsen voor bezoekers moeten altijd toegankelijk en beschikbaar zijn. Indien op eigen terrein geen ruimte is en in het openbaar gebied mogelijkheden zijn, kunnen Burgemeester en Wethouders toestemming verlenen om de benodigde parkeerplaatsen in het openbaar gebied te realiseren. Hier staat dan veelal een vergoeding van de kosten tegenover. Fietsparkeren Ten behoeve van het parkeren van fietsen zijn bij de diverse publiek aantrekkende functies (winkelcentra) fietsenstallingsplaatsen gerealiseerd. Ook bij andere publiek aantrekkende openbare functies dienen stallingsplaatsen op eigen terrein gerealiseerd te worden. Hierbij dienen de richtlijnen gehanteerd te worden die door de CROW zijn opgesteld. Voor onderhavig plan geldt dat er 25 fietsplekken benodigd zijn. 5.2. Flora en fauna Het plangebied heeft betrekking op het kanaal en voorziet in het creëren van een ligplaats voor een historisch vaartuig dat dienst zal gaan doen als horecavoorziening met expositieruimte. Het kanaal maakt onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur, als ecologische verbindingszone. Ter hoogte van het plangebied is de oever geheel verhard en de beschoeiing bestaat uit stalen damwandprofielen. De oevers hebben ter hoogte van het plangebied daarom geen ecologische functie, enkel het kanaal zelf dient als ecologische verbinding. Ten behoeve van het planvoornemen worden twee meerpalen aangebracht in het kanaal waaraan het drijvende vaartuig wordt vastgemaakt. Gezien het voorgaande zijn de effecten van het planvoornemen op de ecologische functie van het kanaal minimaal.


Tijdens een veldbezoek in augustus 2014 zijn binnen het plangebied en de omgeving van het plangebied – het kanaal en de kanaaloever – geen beschermde soorten als genoemd in Tabel 1, 2 of 3 van de Flora- en faunawet aangetroffen. Evenmin zijn (potentiële) vaste rust- of verblijfsplaatsen voor deze soorten aangetroffen. Verder zijn relatief recente gegevens beschikbaar in de vorm van quickscans in het gebied van het nieuwe centrum en de kasteeltuin. Volgens deze gegevens zijn er een tweetal soorten vleermuizen in de omgeving aanwezig, namelijk de gewone dwergvleermuis en de meervleermuis. Beiden hebben een strikte bescherming. De aan de ligplaats grenzende oever is volledig verhard Ten oosten van de bestemming bevindt zich direct aan het water een laan van volwassen platanen op de kade. Het is niet bekend of de bomen dienen als migratieroute voor vleermuizen. Vleermuizen maken veelal gebruik van dergelijke structuren om erlangs en over het water te foerageren. Gezien de aard en omvang van het planvoornemen wordt geen belemmering verwacht voor foeragerende vleermuizen. Wel is bij de keuze voor verlichting van belang dat verlichting wordt gekozen die niet leidt tot nadelige gevolgen. Het plangebied is gezien de huidige en toekomstige inrichting van de oever (volledig verhard, beschoeiing bestaande uit stalen damwandprofielen) voor de meeste broedvogels ongeschikt. Het kanaal is potentieel geschikt als nestlocatie voor soorten als fuut, knobbelzwaan en meerkoet, maar in en om het plangebied zijn geen drijvende/vaste objecten in het water aanwezig die als nestlocatie zouden kunnen dienen. Op dat punt zijn daarom geen belemmeringen voor onderhavig planvoornemen te verwachten. Tijdens voornoemd veldbezoek zijn geen jaarrond beschermde nesten aangetroffen. Ten aanzien van de noodzakelijke werkzaamheden om het plangebied geschikt te maken als ligplaats (indrijven meerpalen, aanbrengen voorzieningen en innemen ligplaats vaartuig) geldt dat rekening dient te worden gehouden met het broedseizoen van vogels, zoals voornoemde soorten. Hoewel in de praktijk globaal de periode maart tot half augustus kan worden aangehouden, kent de Flora- en faunawet geen vaste periode als broedseizoen. Maatgevend is het feit of ten tijde van de werkzaamheden een broedgeval aanwezig is. Een schouw voorafgaand aan de werkzaamheden zal daar uitsluitsel over geven. Het verstoren van broedgevallen tijdens het broedseizoen dient te worden voorkomen. Indien het kanaal wordt vrijgehouden van drijfvuil, drijfhout en overmatige plantengroei kan worden aangenomen dat binnen het plangebied of in de directe omgeving daarvan geen watervogels tot broeden zullen komen.


Voorts is de algemene zorgplicht van toepassing. Die plicht houdt in dat planten en dieren niet onnodig vernield/gedood of verstoord mogen worden. Er dient bijvoorbeeld zo te worden gewerkt dat dieren kunnen ontsnappen. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunawet geen belemmeringen zijn voor onderhavig planvoornemen. 5.3. Waterhuishouding 5.3.1. Waterhuishoudkundige situatie Het plangebied ligt in de oude tak van de Zuid-Willemsvaart. Deze tak is in de negentiger jaren van de vorige eeuw door Rijkswaterstaat overgedragen aan de gemeente Helmond. De gemeente is nu eigenaar en waterkwantiteitsbeheerder. Waterschap Aa en Maas is waterkwaliteitsbeheerder. De oude Zuid-Willemsvaart door Helmond was vroeger onderdeel van een belangrijke scheepvaartroute van Den Bosch naar Limburg en België. Sinds in 1992 de omleiding in gebruik is genomen, gaat de scheepvaart buiten de stad om en gaat er geen scheepvaart meer door deze kanaaltak. Het kanaalpeil in dit pand is 16,54 +NAP, met een beperkte fluctuatie naar boven of naar beneden als gevolg van droge of natte perioden. De grondwatersituatie is niet relevant voor onderhavig planvoornemen. Het kanaalwater is van een redelijk goede kwaliteit. Feitelijk is het Maaswater, dat in Brabant vermengd wordt met water vanuit het regionale beeksysteem (met name het Aa-systeem). Doordat er al enige decennia geen scheepvaart meer op deze kanaaltak plaatsvindt, is er veel plantengroei in het kanaal ontstaan en is het water behoorlijk helder. Het kanaal is als waterlichaam aangewezen in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Water. Er zijn doelstellingen benoemd voor het te realiseren van een ‘goede ecologisch potentieel (GEP)’, daarnaast mag de waterkwaliteit niet verslechteren ten opzichte van de situatie in 2000. Er zijn nog geen maatregelen benoemd om het GEP te gaan realiseren. Deze komen pas in het derde Stroomgebiedbeheerplan (2021-2017). 5.3.2. Huidige situatie riolering en bestaand verhard oppervlak In de naastgelegen Kanaaldijk N.O. ligt een gemengd riool. Het plangebied zelf bestaat uit oppervlaktewater en is dus niet verhard. 5.3.3. Consequenties van dit bestemmingsplan voor de waterhuishouding Met dit bestemmingsplan blijft het oppervlaktewater behouden. Het wordt mogelijk gemaakt om een historisch (bedrijfs-)vaartuig op deze locatie neer te leggen en door gebruik als restaurant met expositieruimte een bijdrage te leveren aan het behoud van dit historisch vaartuig. Waterhuishoudkundig gezien verandert er niets aan de bestaande situatie. Het vaartuig drijft op het water en heeft dus geen invloed op het waterpeil of de bergingsmogelijkheden. Er is dus ook geen bergingsbehoefte als gevolg van deze ontwikkeling. Ten aanzien van de doelstellingen voor het GEP is de verwachting, dat dit initiatief hierop geen negatieve invloed heeft. Omdat het vaartuig een horecafunctie krijgt, zal er afvalwater vrijkomen. De initiatiefnemer moet ervoor zorgen dat het afvalwater op een toegestane manier afgevoerd wordt. Lozing van afvalwater op het oppervlaktewater is niet toegestaan. Een mogelijkheid is het afvalwater af te voeren door het maken van een walaansluiting, met een aansluiting op het openbaar riool in de Kanaaldijk N.O. Dit is aan de initiatiefnemer om verder uit te werken. Bij een horecavoorziening zal daarnaast rekening gehouden moeten worden met eisen vanuit de Wet milieubeheer en onderliggende besluiten (waaronder het Activiteitenbesluit). Voor wat betreft het onderhoud van het vaartuig, moet voldaan worden aan de geldende milieueisen (o.a. de Lozingenbesluiten) en de eisen vanuit de gemeentelijke Vaarweg- en Kadeverordening (of de dan geldende regelgeving). Hiermee wordt bewerkstelligd dat het initiatief geen negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het oppervlaktewater.


Het planvoornemen is niet van invloed op binnen het plangebied dan wel in de omgeving aanwezige kabels en leidingen. 5.4. Archeologie en cultuurhistorie 5.4.1. Cultuurhistorie In de directe omgeving van de locatie liggen tal van gemeente- of rijkswege beschermde monumenten die van oorsprong gemeenschappelijk hebben dat ze aan de Zuid-Willemsvaart liggen en veelal verbonden zijn aan het Helmonds industriële verleden. Een historisch bedrijfsvaartuig in het kanaal versterkt de omgevingskwaliteit ter plaatse. 5.4.2. Archeologie Op 13 januari 2009 zijn het “Beleidsplan archeologie Eindhoven – Helmond 2008 – 2012” en de “Archeologische Waardenkaart Helmond” (versie 25 november 2008) door de gemeenteraad vastgesteld. De provincie Noord-Brabant heeft te kennen gegeven dat met de “Archeologische Waardenkaart Helmond” het provinciale belang niet in het geding komt. De gemeentelijke archeologische waardenkaart geeft de gebieden aan waar archeologische resten in de bodem aanwezig zijn of verwacht worden. Het plangebied behoort in zijn geheel tot gebieden met een lage of geen archeologische verwachting. Bij ontwikkelingen in het gebied is geen archeologisch onderzoek nodig. Uitsnede gemeentelijke Archeologische Waardenkaart 5.5. Horeca Het nieuwe initiatief past bij de hoofddoelstelling van het thema Horeca-aanbod als vervat in het Horecabeleidsplan Helmond 2011-2015, aangezien het initiatief de kwaliteit van het aanbod in het centrum verhoogt. Het horecabeleid beoogt ruimte te bieden aan nieuwe horeca-initiatieven (horeca als hoofdfunctie of als ondersteuning van andere functies en voorzieningen) en aan initiatieven van


bestaande horeca die de kwaliteit van het aanbod verhogen, voor alle doelgroepen, op kansen inspelen, met waarborgen voor een goed woon-, werken leefmilieu. Voor het gebied Centrum/Kanaalzone geldt binnen het thema horeca-aanbod dat de gemeente een positieve houding heeft ten opzichte van nieuwe horeca-initiatieven in het centrum. Dat geldt ook voor horeca als nevenfunctie bij andere centrumfuncties met een andere hoofdfunctie (bijvoorbeeld culturele voorzieningen zoals de bibliotheek). Uiteraard met de hierbij behorende benodigde vergunningen. De voorkeur gaat uit naar initiatieven die een verrijking van het bestaande aanbod opleveren. Dit betekent zowel een kwalitatieve verdieping van het aanbod (bijvoorbeeld verbetering culinaire kwaliteit of extra gastvrijheid) en/of kwalitatieve verbreding of diversiteit van het aanbod (nieuwe doelgroepen, bijzondere locaties, nieuwe formules en dergelijke). In de Kanaalzone ten noorden en zuiden van het centrum (zoals op Suytkade) is ruimte voor horeca. Onderhavig initiatief sluit aan bij deze beleidsdoelstelling gezien de verbreding van het aanbod, op een bijzondere locatie en in een historisch vaartuig. Afstemming tussen (nieuwe en bestaande) horeca en de andere centrumfuncties- en voorzieningen blijft voor de gemeente van belang. Andere functies zijn onder meer: openbare ruimte, zoals terrassen en uitstallingen, detailhandel, dienstverlening, toerisme, recreatie, stadsmarketing/stadspromotie, evenementen, verkeer- en bereikbaarheid en centrumwonen.


6. ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

Het projectgebied is 390 m² groot, waarbinnen een ligplaats wordt gecreëerd ten behoeve van een historisch vaartuig. De gronden binnen het plangebied (het kanaal) zijn in eigendom van de Gemeente Helmond. Met de initiatiefnemer is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten, waarmee verhaal van de gemeentelijke kosten is verzekerd. 7. JURIDISCHE OPZET VAN HET PLAN

7.1. Inleiding Dit bestemmingsplan creëert een ligplaats in het kanaal in het centrum van Helmond, ten behoeve van een historisch vaartuig dat zal gaan dienen als restaurant en als expositieruimte. 7.2. Juridische methodiek De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten bij de Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Ook de op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht op te nemen regels zijn opgenomen. 7.3. Toelichting op de bestemmingen In hoofdstuk 1 (inleidende regels) worden in artikel 1 de begrippen omschreven om interpretatieverschillen te voorkomen. In artikel 2 (wijze van meten) wordt een omschrijving gegeven van de wijze waarop gemeten moet worden om op een eenduidige manier onder andere de inhoud, oppervlakten en hoogten te bepalen. In hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) zijn de regels voor de bestemming ‘Water’ opgenomen, waarbij de volgende opbouw wordt gehanteerd: Bestemmingsomschrijving: Hier is aangegeven waarvoor en hoe de betreffende gronden mogen

worden gebruikt en bebouwd en welke functies toelaatbaar zijn. Bouwregels: Uiteenzetting van de bebouwingsbepalingen voor gebouwen en bouwwerken, geen

gebouwen zijnde. Specifieke gebruiksregels: Onder dit kopje worden vormen van gebruik genoemd die in strijd met

de betreffende bestemming worden geacht. Verder is hier voorzien in een nadere concretisering van de gebruiksregels voor de gebruiksvormen als genoemd in de bestemmingsomschrijving.

Hoofdstuk 3 (algemene regels) is als volgt opgebouwd: De anti-dubbeltelregel is bedoeld om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan

bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De algemene bouwregels gaan in op de naleving van de bouwregels en geeft algemene regels voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken.

De algemene gebruiksregels geven enkele algemene vormen van strijdig gebruik. De algemene afwijkingsregels geven het bevoegd gezag de bevoegdheid om met een

omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen.

Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel. Het overgangsrecht geeft vorm en inhoud aan het overgangsrecht en is standaard overgenomen

uit het Besluit ruimtelijke ordening. De slotregel is het laatste artikel en bevat de titel van het plan.


Bestemming De bestemming wordt hieronder kort toegelicht. Water Het gehele plangebied is voorzien van de bestemming ‘Water’ met als functieaanduiding ‘specifieke vorm van water – 1’. De bestemmingsomschrijving is afgestemd op de functie water, met daarin de ligplaats ten behoeve van het historisch vaartuig. De bouwregels zijn afgestemd op de afmetingen van het beoogde vaartuig en de gebruiksregels voorzien in een nadere concretisering van de functies die in het vaartuig kunnen worden ondergebracht. Binnen de bestemming liggen ook de aanduidingen ‘overige zone – in Verordening ruimte te verwijderen ecologische hoofdstructuur’ en ‘overige zone – in Verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied’. Dit is ten behoeve van de herbegrenzingsprocedure, zie ook de vooroverlegreactie van de provincie Noord-Brabant in paragraaf 8.2. Deze aanduidingen zullen bij de vaststelling van het plan worden verwijderd. 8. PROCEDURE

8.1. Kennisgeving artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening Op 22 augustus 2014 heeft er een kennisgeving plaatsgevonden als bedoeld in artikel 1.3.1 Bro. Daarin is meegedeeld dat er op dat moment geen zienswijzen konden worden ingediend tegen het voornemen een nieuwe bestemmingsplan op te stellen en dat er omtrent dat voornemen geen advies is/wordt ingewonnen bij een onafhankelijke instantie. 8.2. Resultaten wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening In het kader van het wettelijk overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is dit plan voor advies toegezonden aan de provincie Noord-Brabant, waterschap Aa en Maas, de Gasunie en de Veiligheidsregio Brabant Zuidoost. Het waterschap heeft per mail van 20 november 2014 geen op- of aanmerkingen te hebben op het plan. De Gasunie heeft per mail van 7 april 2015 laten weten ook geen opmerkingen te hebben op het plan. De Veiligheidsregio adviseert een aantal maatregelen te treffen. Burgemeester en wethouders van Helmond zullen rekening houden met het advies en zullen dit advies waar mogelijk vertalen naar concrete maatregelen op de momenten waarop dit aan de orde is. De provincie merkt in haar brief, door ons ontvangen op 7 januari 2015, samengevat het volgende op: 1. De locatie van de ligplaats is gelegen binnen de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ter plaatse vigeert geen bestaand bouwperceel en daardoor is er feitelijk sprake van nieuwvestiging, hetgeen in strijd is met de artikelen 3.1 en 5.1 van de Verordening ruimte (Vr). De realisering van het plan is dan ook zonder herbegrenzingsprocedure ex artikel 5.7 Vr niet mogelijk. 2. Het kanaal is met de oevers in de Vr aangeduid als (zoekgebied) ecologische verbindingszone (EvZ). Deze functie is ter plekke nog niet gerealiseerd. Realisering van het plan zal het ecologisch functioneren van de EHS ter plaatse niet of nauwelijks negatief beïnvloeden. Wel staat het plan een eventuele toekomstige invulling van de EvZ aan deze zijde van het kanaal in de weg. Op grond van de artikelen 11.2 en 18.2 van de Vr is herbegrenzing van de aanduidingen ‘Ecologische verbindingszone’ en ‘Behoud – herstel watersystemen’ noodzakelijk. De provincie acht het noodzakelijk dat aangegeven wordt op welke wijze de EvZ-functie ter plekke vorm wordt gegeven. Gezien de fysieke omstandigheden zijn hiertoe geen mogelijkheden aan de zijde van het kanaal waar het vaartuig zal worden afgemeerd. De voorkeur wordt uitgesproken om de EvZ-functie aan de overzijde van het kanaal te realiseren. Antwoord gemeente: 1. Met de tervisielegging van dit bestemmingsplan zal tegelijkertijd de procedure voor herbegrenzing worden gestart. Aan de verbeelding en de regels wordt hiertoe de gebiedsaanduiding: “overige zone – in Verordening ruimte te verwijderen ecologische hoofdstructuur” toegevoegd en de gebiedsaanduiding: “overige zone – in Verordening ruimte toe te voegen bestaand stedelijk gebied”. Na afloop van de tervisielegging zal het verzoek tot


herbegrenzing met de eventuele zienswijzen daarop, bij de provincie worden ingediend. Zie hierover ook paragraaf 3.2.1 van dit bestemmingsplan. 2. Omdat de oevers van het kanaal niet vallen binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, is in overleg met de provincie besloten de genoemde aanduiding niet te herbegrenzen. Voor de compensatie van de EHS wordt een financiële compensatie van 4000 euro gedaan. Zie hierover ook paragraaf 3.2.1. 8.3. Procedure ex artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening Ontwerpbestemmingsplan Het ontwerpbestemmingsplan is, conform de wettelijke procedure, op 17 juli 2015 gepubliceerd en vanaf 21 juli 2015 zes weken voor een ieder langs elektronische weg beschikbaar gesteld en raadpleegbaar gemaakt, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen bij de gemeenteraad. Er zijn gedurende deze termijn geen zienswijzen naar voren gebracht. Vastgesteld bestemmingsplan De raad heeft het plan op 1 december 2015 ongewijzigd vastgesteld. Het plan wordt opnieuw zes weken ter inzage gelegd voor de beroepsprocedure. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend en belanghebbenden die aantonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest tijdig zienswijzen bij de gemeenteraad in te dienen.

Kanaaldijk N.O. – Historisch vaartuig Helmond.nl/Documenten...december 2015 BESTEMMINGSPLAN...

Documents

Transcript of Kanaaldijk N.O. – Historisch vaartuig Helmond.nl/Documenten...december 2015 BESTEMMINGSPLAN...