Tlense slraet 41 .. ARRESTEN · en·igd zijn. - Verwerping van het middel. - Kan niet aangenomen...

100
1------ -"--;:--_--_--_-------==--- - tnslltuut vooP. """ Recht Tlense slraet 41 .._ leuven ARRESTEN VAN HET HOF VAN VERBREI(ING NEDERLANDSE TEKSTEN VERZAMELD EN UITGEGEVEN DOOR J.P. VANDERMERSCH RAADSHEER IN HET HOF VAN VERBREKING MET DE MEDEWERKING VAN A. G. BELPAIRE RAADSHEER IN HET HOF VAN VERBREKING EN J. RUTSAERT RAADSHEER IN HET HOF VAN YERBREKING JAARGANG 1949 BRUSSEL ETABLISSEMENTS EMILE BRUYLANT Naam]oze vennootschap voor juridische en wetenschappelijke uitg3.ven REGENTIESTRAAT, 67 Handelsreg. BrusseJ nr 10357 1953

Transcript of Tlense slraet 41 .. ARRESTEN · en·igd zijn. - Verwerping van het middel. - Kan niet aangenomen...

~--_::::_--]_ 1------ -"--;:--_--_--_-------==--- -

tnslltuut vooP. """ Constitul~neel Recht

Tlense slraet 41 .._ leuven

ARRESTEN VAN HET

HOF VAN VERBREI(ING NEDERLANDSE TEKSTEN

VERZAMELD EN UITGEGEVEN DOOR

J.P. VANDERMERSCH RAADSHEER IN HET HOF VAN VERBREKING

MET DE MEDEWERKING VAN

A. G. BELPAIRE RAADSHEER IN HET HOF

VAN VERBREKING

EN J. RUTSAERT RAADSHEER IN HET HOF

VAN YERBREKING

JAARGANG 1949

BRUSSEL

ETABLISSEMENTS EMILE BRUYLANT Naam]oze vennootschap voor juridische en wetenschappelijke uitg3.ven

REGENTIESTRAAT, 67

Handelsreg. BrusseJ nr 10357

1953

ALPHABETISCHE INHOUDSOPGA VE VAN DE ARRESTEN

OPGENOMEN IN DE VERZAMELING

AHRESTEN VAN I-JET HOF VAN VERBREKING

JAARGANG 1949

Alphabetische lijst van de titelwoorden waaronder de korte inhoudsopgaven gerangschilrt zijn (1).

A

Abnormalen (Bescherming van .de maatschappij tegen de).

Ambtenaar. . Amnestie. Arbeidsongeval.

B

Belastingen en taxes. Berusting. Bevoegdheid en aanleg. Bewijs. Bezit'. Bindende beoordeling door de

rechter over de grand. Bossen en wouden. Burger!ijke partij.

D

Daad van koophandel. Dagvaarding. Deurwaardersexploot. Douanen en accijnzen.

E

Echtscheiding. Epuratie inzake burgertrouw. Erfdienstbaarheid. Erfenissen.

G

Geestrijke · dranken. Gemeentere,glement . Gerechtskosten. Gewijsde . Goederen. Griffie-Gri;'fier.

Her haling.

H

Herkenning van de eenzelvig-heid van een veroordeelde.

Herziening. Hof van assisen. Hoger heroep. Hoofdelijkheid. _ Huur. Huwelijk.

J

Jacht.

I{

Kindertoeslagen.

L Lijfsdwang.

M

Medeplichtigheid.

JI!Iiddelen tot verbreking. J\IIilitair. J\IIilitaire opeisingen. Misdaden en wanbedrijven te­

gen de uitweitdige veiligheid van de Staat.

Misdrijf. Munt.

Nationaliteit.

N

0 Om·log en oorlogsn:iisdaden. Openbare dronkenschap. Openbare orde. Overeenkomst.

Pensioenen: Pers. Pleitbezorger.

p

Politie van de koophandel.

n Rechten van de verdediging. Rechterlijke inrichting. Rechtspleging in strafzaken. Redenen van de vonnissen en

arrest en. Regeling van rechtsgebied. Rekenhof.

(1) N. B. Onder ell<e korte inhoudsopgave worden de datum van het arrest en de bladzijde, waar het in de verzameling gedrukt staat, vermeld.

VERBR., 1949. - 33

514 ALPHABETISOHE LIJST VAN DE TITEJ~WOORDEN.

s Schip-Scheepvaart. Sequester der goederen van

personen aan wie misdrijven tegen de uitwendige veilig­heid van de Staat .worden ten laste gelegd.

Straf. T

Talen (Gebruik der). Telegraaf en telefoon. Tussenkomst.

u Uitlevering.

v Valsheicl. Verantwoordelijkheid (buiten

overeenkomst ontstaan). Verbreking. Verjaring in strafzaken. Verkeer. V erkiezingen.

V erknochtheid. Verkoop. Verlating van familie. V ernieling van bundels_ V ervoercontract. Verzet. V onnissen en arresten. Voorlopige hechtenis. Voorziening in verbreldng_

w Wet.

ABNORMALEN.: ~·· AMNESTIE. 515

ABNO.QMALEN (BESCHE.QMING VAN DE MAATSCHAPPIJ TE­GENDE).

1. - Ve·rzoele tot inobservatiestelling. - BesUssing binnen acht dagen. - Ter­mijn niet op stmt van nietigheid voor­geschreven. - De termijn van acht dagen, voorzien om uitspraak te doen over het verzoek tot inobservatiestelling ingediend door de verdacllte, is niet op straf van nietigheid voorgeschreven. (Wet van 9 April 1930, art. 3, al. 2.)

11. April 1949. 253

2. - Inobservatiestelling van een ver­dachte d·ie in voo·rlopige hechtenis is. -Schorsing van de v.oorlopige hechtenis. -De uitvoe1ing van een beschikking waar­bij de inobservatiestelling wordt bevolen, in de psychiatrische afdeling van een strafinstelling, van een verdachte die in voorlopige hechtenis is, schorst, tijdens haar dum·, de voorlopige hechtenis en o. m. de termijn voorzien bij de eerste twee alinea's vim artikel 5 van de wet van 20 April 1874. (W ef van 9 April 1930, artt. 1 en 6.)

4 Juli 1949. 454

AMBTENAA.Q.

Beschilcbaa1·stelling 01J ve·rzoek. - Be­relcening van het ·wachtgeld. - Dienst­jaren welke in aanmerle'ing lcomen. - Be­g·rijpen de militai1·e d·iensten. - Om het wachtgeld te bepalen van de ambtenaar die, op zijn verzoek, beschikbaar wordt gesteld, zijn « de jaren werkelijke admi­nistratieve diensten )), die in aanmerking komen degene waarmede rekening moet worden geho11den voor het vaststellen van het rustpensioen, zelfs. dan wanneer zij niet allen overeenstemmen met werkelijk verleende administratieve diensten ; zij begrijpen de jaren van militaire dienst in de maat waarin deze medetellen voor de vaststelling van het rustpensioen. (Kon. besl. van 6 Mei 1923, artt. 1, 3 en 4, ge­wijzigd door de koninklijke besluiten van 2 April 1925 en 19 September 1933; kon. besl. van 12 Mei 1927, artt. 1, 2 en 3.)

19 Mei 1949. 1

337

A

AMNESTIE.

1. - Besl~tit-wet van 20 fjeptembM"1945. - Inbrmtle op artucel 118bis van het Stl·t;tf~ toetboelc. - Voorwaardelijlce gevangenis­st·rat en Ujdelijlc verval van zekere de1· Techten opgesomd bid art'ikel 123sexies van hetzelfde wetboelc. - Amnestic toe­passelijlc. - Bevindt zich niet in· de voor­waarden vereist door het besluit-wet van· 20 September 1945 om cle amnestie te kun­nen genieten, degene die werd veroordeeld wegens inbreuk op artikel 118bis van het Strafwetboek tot een voorwaardelijke ge­vangenisstraf en werd vervallen ver­klaard voor een bepaalde tijd van zekere der rechten opgesomd bij artikel 123se­xies van hetzelfde wetboek. (Besluit-wet van 20 September 1945, art. 3, § 1, laatste alinea, en art. 9.)

7 Februari 1949. 102

2. - Besl·uit-wet van 20 September 1945. - Voorziening tegen een arrest van verooTdeling. - Middel h·icr·uit genomen dat de veroonleelde van cle amnestic moest genieten . ...,- Middel niet v66r de rechter over de g·rond vooTgesteld. -St~tlclcen van de 1"echtspleging die niet toel.aten te oordelen of de vereiste voor­waa1·den om de amnestic te genieten ver­en·igd zijn. - Verwerping van het middel. - Kan niet aangenomen worden, het mid­del hieruit genomen dat de veroordeelde de ainnestie verleend door het besluit­wet van 20 September 1945 moest genie­ten, clan wanneer het niet v66r de :rech­ter over . de groncl wercl voorgestelcl en de vaststellingen van het arrest evenmin als de stukken van de rechtspleging, Welke het Hof kan in acht nemen, toela­ten te zeggen dat cle door dit besluit-wet voorziene uitsluitingen en vervallenver­klaring~n op eiser niet toepasselijk zijn.

7 Maart 1949. 161

3. - Beslttit-wet van 20 Septembe·r 1945. - Niet toepasselijlc op misdrijven beteugeld door artilcel 125 van de wet van 15 Apl"il 1896 betreffende de fabricatie en de invoer van alcohol. - De misdrijven, beteugeld door artikel 125 van de wet van 15 April 1896 betreffencle de fabricatie en de invoer van alcohol, zijn uitgezonderd van de amnestie verleencl door het besluit- ·

. ARBEIDSONGEVAL.

wet van 20 September 1945. (Besl.-wet van 20 September 1945, art. 3, § 1, .e.)

11 Juli 1949. 473

A:QBEIDSONGEVAL.

beidsongevallen, art. 9; Burg. Wetb., arti­kel 1300.)

5 lVIei 1949. 298

4. - Slachtoffer dat onder hetzelfde clalc leett als zijn vader en rnoedet·. -Feitez.ijl;,e vaststelling waar·uit die sarnen-

.. woning ka,n worden afgeleid. - Wanneer 1. - Aans~J?·alceltJ ke det·de: --;: Recht hij vaststelt dat het slachoffer van een

van het beqn?fshootd de vot cl~t !ng van •. , arbeklsongeval bij zijn ouders ingeschre­het slachtoffet tegen de clercle ~~. te stel- ven was, en met hen samenwoonde wan­len. - Voorwa?'nlen_. -Ret bednJfshoofd neer het aan wal was, maar het meestal kan de vo~·d~rmg dre aan . het slacht~ff.er ami boord verbleef. voor de uitoef\:!ning va~. een arberdsongeval .tege~ de aanspra- van het bedrijf tegen de ongevallen waar­kel!Jke derde behoort, met mtot:;fenen, om van het verzekerd was, leidt de rechter van ~ezt;) Jaat.ste de terugbetal~ng of c~e over de gi·ond daarvan wettelijk af dat betalmg te ersen van ':'ergoedmgen. dre die arbeider onder hetzelfde dak leefde aau.lret slachtoffer nog met werden mtge- als zijn vader en moeder. (Wetten be­keerd. (Op 28 September 1941 samenge- treffende de herstelling van de schade ordeude wetten, art. 19, al. 7.) voortspruitende uit de arbeidsongevallen,

6 ,April 1949. 235 art. 4, voorlaatste alinea.)

2. ·_ Openbaar bestmw vrijgestelcl van de oonsignatie vom·zien bij at·t-ikel 9, ali­n~:~a B. van cle sarnengem·clencle wetten. -Vt•i{stelling die dit beshtur niet ?'echtigt orn. va.n cle aansprnl;eli.ilce dm·de betuli.ng te eisen van tot nog toe aan het slacht­offet· niet ttitgelceenle vet·goedingen. -Uit het feit dat een openbaar bestuur vrij­gesteld is van de consignatie voorzien bij artikel 9, alinea 3, van. de samengeor­dende wetten betreffende . de vergoeding . van de arbeidsongevallen, vloeit niet voort d. at. het gerechtigd is tegenover de aan­spr;lkelijke d.erde, door middel van de bij artikel 19, alinea 7, voorziene vorde-· ring, betaling te verv-algen van vergoedin­geu die., tot nog toe a:p1 het slachtoffer niet wer'den uitgekeerd.

6' April 1949.

3. Gem.achtigcle verzekeraar van t'cchtswege gesnbrogeerd in de vet·plich­tingm~ van het bedTijfshootd. - Bed'l'ijfs­ho'ofd, vader van cle arbeider slachtoffer van het ongeval. - Gernuchtigde verze­ket·aar ka1t de schu.lclvennenging niet in­?'oepen. -'--- De gemachtigde verzekeraar is van rechtswege gesubrogeerd in de ver­plichtingen die voor het bedrijfshoofd voortvloeien uit een arbeidsongeval; hij is de persoonlijke en rechtstreekse schul­denaar, zonder acht te slaan op de tussen de verzekerde en het slachtoffer bestaande graad van bloedverwantschap. In geval van dodelijk arbeidsongeval, overkomen aan een minderjarige zoon in dienst van zijn vader, mag de gemachtigde verzeke­raar van de vader tegen deze de ·schuld­vermenging niet inroepen welke, bij ont­stentenis van verzekering, zou zijn ont­staan door de vereniging, in hoofde van dezelfde persoon, van de hoedanigheid van schuldeiser en van degene van schui­denaaT .. (Wetten betreffende de herstelling van de schade voortsvruitende uit de ar-

5 Mei 1949. ' 298

5. ~ Contract clat tot voorwet·p heett het n'itvoe-ren van een werk dat nonnaal 011 het vijandeUjk leger rnst. - Wetge­v·inrJ bekejJencle de veTgoeding van de schnde voot·tspruitende ·wit de arbeidson­gevnllen n·iet toepasselijlc. - Geeft geen aanleicling tot de vergoeding vcorzien door de wetgeving betreffende de herstel­ling van de schade voortspruitende . uit de arbeidsongevallen, de schade geleden door een arbeider ingevolge een ongeval overkomen in de uitvoering van een eon­tract dat tot voorwerp heeft het verrich­ten van een bepaald · werk, hetwelk nor­maal rust op het vijandelijk leger of zijn diensten, daar dergelijk contract is be~ hept met een nietigheid van openbare orde. (Bij kon. besl. van 28 September 1931 samengeordende wetten, art. 1; Rurg. Wetb., artt. 6, 1131 en 1133; besl. van 9 Augustus 1941.)

9 Juni 1949. 369

16. -· Risico clctt enig verbnn d ·heeft met de noodznlcel'ijlcheicl voor de arbe·idm· zich te be,qeven van cle plaats van hef werk naar zijn vm·blijfplants. - Wanbedrijf vctn onm·ijwill'ir!e verwondin,qen aan de pe·rsoon van de arbeider. - Kan dergeli}lc 1'isico nitm.aken. - Ret wanbedrijf van ~'erwondingen bij gebrek aan vooruit­zicht of voorzorg, ge1,1leegd op de per­soon Tan een arbeider, kan een risico uit­maken dat eriig Yerband heeft met de noodzakelijkheid voor clie arbeicler zich te begeven van de plaats van zijn werk lnaar zijn verblijfplaats. (Resl. van 2± December 1941, art. 1; besL-wet van· 13 December 1945, artt. 2 en !).) ·

11 .Tnli 1949. 468

7. - Dader van het ongeval. - Wm'lc' own of aangestelde van de wet·kgever. -· D'ie slechts een fottt of een onvrijwillig

------o_j

BELASTINGEN EN TAXES.. 517

wanbedrijf heett beg(Lan. ··- SlachtofjeT bescl11ikt niet ovm· de vor·dering van het gemeen recht .. - Artikel 19, alinea 3, van de bij koninklijk besluit van 28 S.eptember 1931 samengeordende wetten behoudt aan het slachtoffer van een arbeidsongeval de vordering op grond van )J.et gemeen recht

BELASTINGEN EN TAXES.

HoOFDSTUK I. - Algemene r·egelen.

HooFosruK II. - Grondbelastino.

HooFosruK III. - Inkomstenbelastinoen.

IiooFDS'l'UK IV. - BedrijfsbelasUnoen.

HOOFDSTUK V. ting.

Hom·osruK VI. belasting.

N ationale c·risisbelas-

Aanv·ullencle per·sonele

HoOFDSTUK VII. - Speciale en uitzonder­l-ijke bele1<sting op de winsten 11-it ze­lwre valt1ta-spem1laties.

HoOFDSTUK VIII. - Tame OJJ de slijte­r·ijen van geestrijlce dranlcen.

HooFDSTUK IX. - Gemeentetame.

HooFosruK X. - Tame OJJ de r·adiotoestel­len.

HooFosruK XI. - Met het zegel gelijk­pestelde tames.

HOOFDSTUK I.

ALGEMENE REGELEN.

1. - .Bezwaa·r.- Er1genaarn fl'ie de na­latenschap heeft aa.nvaar·d onder vour­r·echt van inventaris. - Hoedanigheifl van d·ie erfgenaam om een bezwaar· in te dienen tegen het bedmg van de aanslag van z'i}'n recht'svoo·rganger. - De erfge­naam, die de nalatenschap heeft aan­vaard onder voorrecht van inventaris, heeft hoedanigheid om een bezwaar in te dienen tegen het bedrag van de aanslag van zijn rechtsvoorganger in de belasting. (Burg. Wetb., artt. 793 en 802; wetten be" treffende de inkomstenbelastingen, samen­geschakeld Oll 31 Juli 19·43, art. 61, § 3.)

25 Januari 1949. 66

2. -· E·rfgenaani van een overleden be­lasUngschnldige. - Erfgenaarn schnlde­naar van de belasUng gevestigd in hoofde van zijn r·echtsvoo·rganger·. - De erfge­naam van een overleden belastingschul­dige, voortzetter van de persoon van de

niet voor tegen de dader vail het ongeval wanneer deze laatste een arbeider of aan­gestelde is van· de werkgever en hij slechts een fout of een onvrijwillig wan· bedrijf heeft begaan.

11 Juli 1949. 468

B

overledene, is de rechtstreekse schulde­naar van een aanslag gevestigd in hoofde van zijn rechtsvoorganger.

25 Januari 1949. 66

. 3. - E·rfgenaam van een overladen belastingschu.ldioe. - Hoedanigheid o~ tegen de in hootde van de r·echtsvo01·-. ganger· gevestigde aanslag alle door· ae wet voor·ziene verhalen in te stellen. ~ De erfge1iaam van een overleden belas­tingschuldige, in het bezit zijnde van al de. rechten en van al de vorderingen die zijn rechtsvoorganger uitoefenen kon, heeft de vereiste hoedanigheid om tegen de aanslagen in de belasting, gevestigd in hoofde van zijn rechtsvoorganger, alle de door de wet voorziene verhalen in te stellen.

25 Januari 1949. 66

4. - Reclarnatie. ---,- Tennijn. - Belas­t-ingen ge"ind op eoo andere wi.jze dan per lwhwr·. - Te rekenen vanaf de datton t'an de inwino. - Zin van fl'ie woo·rden. _:· De inning van de belasting is de daad waardoor het beheer in het in ontvangst nemen van de belasting aanvaardt ten titel van regelmatige betaling en voor het door het beheer aangenomen bedrag. (Sa­mengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastingen, art. 61, § 3.)

25 Januari 1949. 72

5. - Reclamat-ie bij de dir·ectem·. Macht en verJJlichting van fleze laatste. - Door de reclamatie van de. belasting­plichtige verzocht te onderzoeken of de wet op zijn aanslag regelmatig is toege­past geworden, heeft de directeur van· de belastingeil de macht en de verplich-' ting niet alleen het element van de aan­slag, <lat door de reclamant gecritiseerd wordt, na te gaan, maar geheel de aan-­slag, (Wetten betreffende de inkomsten­belastingen, samengeschakeld de 3 .Juni 1941, art. 61, § 3.)

29 ~faart 1949. 217

6. - Rec_la,matie bij ae dir·ectetw. -Nimtw rniddel na het verstrijken van de termijn,en voorgesteld. - Ontvanlcelijlc-· heid indien het miadel de aar-d van de fw.nsp.r·alcen van. de t·ealarnant niet w·ijzigt. - Een nieuw middel mag tot staving.van:

518 BELASTINGEN EN TAXES.

een reclamatie tegen het bedrag van een aanslag voorgesteld worden, zelfs na het verstrijken van de termijnen door de wet vastgesteld, mits dit middel de aard van de aanspraken van {le reclamant niet Wij­zigt. (Wetten betreffende de inkomstenbe­lastingen, samengeschakeld de 3 Juni 1941, art. 61, § 3.)

29 Maart 1949. 217

'7. - Grondbelasting en nationale cri· sisbelasting. - Reclamatie bij de direc­tetw. - ReclamaUe ten einde verminde­ring van de ,qmndbelast-ing naa1· verhou­(l.ing van het 1)C'I'Schil Wssen het lcadas­t1·aal inkomen. en het wm·kelijlc netto vm·lcregen inlcomen.. - Reolamatie ten einde tot het verschuldigd bedrag de kwijtsohelding te genieten van de natio­n-ale orisisbelasUng in hoedanigheid van lid van de onverdeeldheid. - Onderschei­den bezwaren. - Een reclamatie, strek­kende tot vermindering van de grondbe­lasting ingediend door een erfgenaam, lid van de onverdeeldheid, namens allen en hierop gesteuncl dat het kadastraal in· komen van een vast goed van hun rechts­voorganger, met minstens 15 t. h. van dit inkomen, het gedurende het jaar van de aanslag verkregen werkelijk netto-inko­men overtreft, maakt een onderscheiden reclamatie uit van de reclamatie van hetzelfde lj_d van de onverdeeldheid, na­mens dezelfde, ten einde tot het vereist bedrag de kwijtschelding te genieten van de nationale crisisbelasting om redEm dat het op zijn deel toepasselijk belasting­percentage lager is dan het toegepast per­centage. (Samengeschakelde wetten, arti­kelen 13, § 1, 61, •§ 3, en wet van 17 Juni 1938, art. 4, § 1, al. 2.)

29 Maart 1949. 217

8. - Verhaal v66r het hot van beroep te,qen de beslissing van de directettr de·r belastin,qen. - V erplichUng voor het hot van beroep de yrond zelt van de betwis­t·iny te on(lerzoelcen. - Ret verhaal van de belastingplichtige tegen de beslissing van de directeur van de belastingen, uit­spraak doende over . een reclamatie tegen het bedrag van een. aanslag, maakt de betwisting zelf blj het hof van beroep aanhangig, om in eerste en hoogste aanleg beslecht te worden. (Samengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastin­gen, artt. 66 en 67.)

29 Maart 1949. 221

9. - Recla1naUe. - Allee·n beperlet doo1· de ve1·plichting ze in te d·ienen bin­non de wettelijke te1·mijn. - Ret recht, toegekend aan de schuldenaar van directe belastingen, een reclamatie in te dienen tegen het beloop van zijn aanslag, behelst geen andere beperking dan {leze te moeten worden uitgeoefend uiterlijk de 31 Maart

van het tweede dienstjaar. (Wetten be­treffende de inkomstenbelastingen, samen­geschakeld de 31 Juli 1943, art: 61, § 3, al. 1 en: 2.) ·

31 Mei 1949. 364

10. - Beslissing vnn de diTectmw der belnstingen uitS1Jraalc doende op de r·ecla­matie van (le belnstingpUchti,qe. - V m·­hanl vnn deze laatste v66r het hot van beroep. - An·est (lat de beslissin,q van de di·rectem· toe11ast. - De Staat is niet ont­vanlcelij 7c de beslissin,q van z·ijn behee1· de bestr·ijden en, wat dit betreft, de ver­brekin,q van het anest te vervolgen. -Wanneer het arrest van het hof van be­roep zich er toe beperkt, op grond van de vaststelling dat een aftrekking werd aangenomi:m door de directeur der belas­tingen, de beslissing van de directeur toe te passen, is de Staat, aanlegger in ver­breking, niet ontvankeli.ik de beslissing van zijn beheer te bestrijden en, wat dit betreft, de verbreking van het arrest te vorderen.

5 Juli 1949. 458

ROOFDSTUK II. GRONDBELASl'ING.

11. - Vr·ijstelling voorzien b·ij a1·U-7.;el 4, § 3, van de samengeschakelde wet­ten. - Wonin,q van cle beclienaa1·s van erecliensten anclere clan clegene vrij ge­stelcl b-ij toepassin,q van art·ikel 4, § 2, van cle samengeschakelcle wetten. - V dste goecleren bestenul voo1· ae· uitoetening van een openbare ereclienst. - Toepassing­voorwaanlen. - Zo § 2 van artikel 4 van de samengeschakelde wetten beperkend de voorwaarden opsomt welke de eigendom­men, waaronder de woningen van de be­dienaars van de erediensten, moeten ver­vullen om te worden vrijgesteld van de grondbelasting, staat zijn § 3 ook de vrij­stelling toe voor de vaste goederen welke door een niet winstnastrevend eigenaar zijn bestemd voor de uitoefening van een openbare ereclienst, zonder daarvan uit te zondeten de woningen van de bedienaars van de erediensten, andere dan de wonin­gen welke bi.i toepassing van § 2 worden vrijgesteld.

18 Januari 1949. 38

- 12. - Vrijstellin,q voo1·zien bij arti­kel 4, § 3, van cle samen,qeschakelcle wet­ten. - Yast goecl bestemcl voor cle ltit­oetening van een openbaTe eredienst. -Onrechtstt·eelcse · besternm·in,q. Voo1·­waarclen vereist vooT (le vrijstelling. -De vrijstelling van de grondbelasting, voorzien bij artikel 4, § 3, van de samen­geschakelde wetten, voor de vaste goede­ren bestemd zonder winstbejag voor de uitoefening van de openbare eredienst,

-----1 --.__ -=-=-.::-~=-=---:::=---=---::.-==---~:----=----=--=~-,_-__ _.1_

BELA STING EN EN. TAXES. 519

·is niet on(lerworpen aan de voorwaarde dat de goederen rechtstreeks zouden be­stemd zijn voor dit doel; doch, opdat zij kunnen worden aangezien als onrecht­·streeks bestemd voor de eredienst, wordt €r vereist dat zij noodzakelijk wezen voor de uitoefening van de openbare ere­dienst.

18 Januari 1949. 38

13. - Vdjstelliny voo·rzien bij arti-7Gel 4, § 3, van de sarnengeschakelde wet­ten. - Vast goed bestemd voor de uit­oefeniny van een openba1·e eredienst. -OnrechtstTeelcse besternming. Nood­.zalceUj lc lcwrakter van het vast goed voor de ttitoetening van de ereclienst. - Nood­zalcelijlcheid een onde1'7comen te verschaf­jen aan cle bediencta~· van de e·redienst i.n de localiteit of in de streek. ~ Het nood­zakelijlc lcamlcter van een .bepaald vast goecl vom· de ttitoefening 1:an cle m·edienst vloeU daantit niet voo·rt. - Uit de nood­zakelijkheid de bedienaar van de eredienst €en onderkomen te verschaffen in de loca­liteit of in de streek waar zich de tempel bevindt waar de openbare eredienst wordt uitgeoefend, vloeit de noodzakelijkheid niet voort, voor de uitoefening van die eredienst, een bepaald vast goed ter be­'Bchikking te stellen van de .bedienaar. (Wetten betreffende de inkomstenbelas­tingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 4, § 3.)

18 Januari 1949. 38

14. - V1·ijstell'iny voorzien bij arti­lcel 4, § 3, van de sarnenyeschakelde wet­ten. --'--- W oning van cle bedienaars van ered·iensten ande·re dan clegene v'fijgesteld bij toepass·in,q van artilcel 4, § 2, van de samengeschakelde wetten. - Vaste yoedre­ren bestemd voor de ·u'itoefening van een openba1·e e1·edienst. - Toepassingsvoor­wctarden. - Zo § 2 van artikel 4 van de samengeschakelde wetten beperkend de voorwaarden opsomt welke de eigendom­men, waaronder de woningen van de be­dienaars van de erediensten, moeten v,_;r­vullen om te worden vrijgesteld van de grondbelasting, staat zijn § 3 ook de vrij­stelling toe voor de vaste goederen welke door een niet winstnajagend eigenaar zijn bestemd voor de uitoefening van een open­bare eredienst, zonder daarvan uit te zon­deren de woningen van cle bedienaars van de erediensten, andere dan de woningen welke bij toepassing van § 2 worden vrij­gesteld.

18 .Januari 1949. 39

15. - l11'ijstelling ·voorzien bij arti­kel 4, § 3, van· de samenyeschakelde wet­ten. - Vaststelling dat de activiteiten betreffende de uitoefening van een open­bare eredienst vereisen dat cle dominee VJoont in cle onmicldellijke nabijheid van

de plaats waar cle m·edienst wordt uU­geoetend. - :vaststelling dat de waning van die dominee noodzalcelijlc is voo1· de ttitoeten·iny ·van de eredienst en dien­vol.qens om·echtst·reeks ervo01' besternd is. - Het arrest dat vaststelt dat de acti­viteiten, betreffende de uitoefening van en openbare eredienst en de goede gang van die werken, welke voorkomen in het­geen is voorzien bij § 3 van artikel 4 van de samengeschakelde wetten, vereisen dal de dominee in de onmiddellijke nabij­heid woont van de plaats waar die wer­ken moeten verwezenlijkt worden, stelt impliciet vast dat de woning van die dominee noodzakelijk is voor die activi­teiten en, dienvolgens, onrechtstreeks is bestemd voor de uitoefening van die ere­di(mst en voor de goede gang van die werken.

18 Januari i1949. 39

1'6. - Frijstelling voot·zien b·ij a?·ti­lcel 4, § 3, Vlt·n de samenyeschakelde wet­ten. - Fnst goed bestem.d voor de uit­oefenA.ny 1:an een ope1~ba1·e eredienst. -Orvrechtstreelcse bestemming. - Goed die­nend tot waning van de bedienaar van de ered·ienst. - Vom·waarden vereist voor de vr·ijstelHn,q .. - Opdat een vast goed, en namelijk een vast goed dienend tot wo­ning voor de bedienaar van de eredienst, zou kunnen worden aangezien als zijnde onrechtstreeks bestemd, door een niet winstnastrevend eigenaar, voor de uitoe­fening van een openbare eredienst en, bijgevolg, zou kunnen worden vrijgesteld vim de grondbelasting, wordt er vsreist dat dit goed noodzakelijk weze tot de verwezenlijking van die dDeleinden:. (Wet­ten: betreffende de 'inkomstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art; 4, § 3.)

18 Januari 1949. 40

.17. - w·onclbelasting. - l11"aag tot vermincle1·-ing vlVn de belas.Ung. - Bnt.to­inlcomen da.t moet worqen in acht gena­men. om. het werlcelijlc netto-in./comen te bepalen. - Begrip. - Boven de huurprijs en de door de huurder gekweten belastin­gen, kan slechts de waarde in geld van de lasten, andere dan herstellingen ten laste. van de huurder, Welke uit de door de ver­huurder tot de verhuring van het onroe­rend goecl gestelde voorwaarden voort­vloeien, de bruto-inkomsten uitmaken welke in acht dienen te worden genomen om het werkelijk netto-inkomen te bepa­len en om te beslissen over een vraag tot vermindering van de grondbelasting. (Wet­ten betreffemle de inkomstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, artt. 5, § 2, en 13, § 1.)

15 Februari 1949. 127

18. __c G·rondbelastiny. Bijkomende g·rondbelasting op cle yt·ondslay van het

520 BELASTINGEN EN 'l.'AXES.

emceclent van het -we-rkeUjlc netto-inkornen op het Tcadastmal inlcamen. - Bijkomende belasting en belctsting zelf z·ijn beide ge­vestigcl ·op de inT.;omsten opgebracht gerl!t­rende het jaa-r wcawnaat· het dienstj.aa-t· worrlt -actfz.ged-zt'id. - De gronclbelasting, zowel als de bijkomende gronclbelasting gevestigd op grondslag van het excedent van het werkelijk netto-inkomen op het kadastra:iJ inkomen vim het in huur gege­ven en geheel of gedeeltelijk tot bedrijfs­doeleinden gebruikte vaste goed, zijn beicle gevestigd op de inkomsten opgebracht ge­durende het jaar waarnaar het ·dienstjaar wordt aangeduid. (Wetten betreffeilde de inkomstenbelastinge:ti, samengeschakeld de 3 Juni 1941, art. 13, § 1, al. 1 en 2.)

_3 Mei 1949. 296

HOOFDSTUK III. lNKOMS1'ENBELAS'l'INGEN.

1.9.- Aangifte.- Heeft Jcracht van be­wijs tot- het tegendeel toe voo-r het be­heer. - De aangifte in de inkomstenbe­lastingen, opgemaakt en ingediend over­eenkomstig de voorschriften van art. 53 van de samengeschakelde wetten, heeft kracht van bewijs zolang het tegendeel niet is bewezen door het beheer. (W etten betreffende de inkomstenbelastingen, sa­mengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 53.)

25 Januari 1949. 67

20. - Doot· het beheer verbeterde aan­gitte. - Belast-ingplichtige d-ie zich alc­Tworfl ver·Jclaart met de verbetering. -Ald!ts verbetet·de aangifte heett de zelfde bewijslct·acht als de aangifte. - Wan­neer, na onderzaek door )let beheer, een aangifte in de . inkomstenbelastingen wordt verbeterd door het beheer en de belastingplichtige zich akkoord verklaart met de verbetering, heeft deze laatste dezelfde bewijskracht als de aangifte_ in !le plaats waa~van zij wordt gesteld. (Sa­mengeschakelde wetten (artt. 53 en 55.) 25 Januari 1949. 67

21. ~ Doot· het beiz.ee-r ve-rbeteTde ctan­lJifte. - Belastingplichti,(Je die zich alc­lcoo·rd ve1'7r,laa-rt met de vet·beter-ing. -Vatbaa·r voor nimtw- onderzoelc hetwellc aa-nle·i,ding geven lean tot vestigi11g ·van een aanvu,Uentle aansla,(J ·in geval van ont­delclcin,(J van nie-uwe onnanwlce-zwigheden en ve-rznimen. - Een aangifte in de in­komstenbelastingen die het voorwerp is geweest van een verbetering, welke wercl aangenomen door de belastingplichtige, is vatbaar voor een nieuw onclerzoek dat aanleiding geven ka_n, in geval van ont­dekking van nieuwe onnauwkeurigl:teden en verzuimen, tot het vestlgen van een aanvullende aanslag. (Samengeschakelde wetten, artt .. 55, § 1, al. 2, en 74.)

25 Januari 1949. 67

22. - Aanvullende aa-nslag na nienw onder~<:oelc t!tssen.oelcomen na vet·bete-ring van de aang-ifte doot· het behem·. - Be­hee-r rnoet het bew·ijs brengen van de ele­-menten d-ie de aanvullende aanslag rechtvnanligen. ·- Wanneer een aangifte in de inkomstenbelastingen, welke werd verbeterd, het voorwerp uitmaakt van een nieuw onderzoek, kan dit onderzoek slecl1ts aanleiding geven tot het vestigen van een aanvullende aanslag indien het Iieheer het bewijs brengt van de elemen­ten waarop die vestiging is gesteund. (Samengeschakelde wetten, art. G5, § 1, al. 2.)

25 Januari 1949. 68

23. - Aanv-ullende a-anslag na n-ieuw onclerzoelc door het behee-r. - Verplich­ting voo·r het beheer het bewijs te bt·en~ gen van de elernenten cUe de aanmtllende aanslag rechtva-a·rd·igen. - Regel van toe­pass-inrl op de p·rocedttre voorzien zo bij a-rtilcel 55, § 1, alinea 2, als bij artilcel 74, ctlinea 1, '!Xtn de sarnengeschakelde wetten. -· De regel volgens welke, wanneer een verbeterde aangifte in de inkomstenbelas­tingen het vaorwerp uitmaakt van een nieuw onderzoek, een aanvullende aan­slag slechts kan worden gevestigd indien het beheer het bewijs brengt van de ele­me:titen waarop die vestiging is gesteund, is van toepassing zowel op de procedure voorzien bij artikel 55, § 1, alinea 2, als op degene voorzien bij artikel 74, alinea 1, van de samengeschakelde wetten.

25 Januari 1949. 68

2·4. - Aa-nslag van ambstwege. Be-lastin,qpl-ichtige die een aangifte in de in­lcomstenbelastingen heeft gedaan. - Aanc gifte aangenomen in de vorm waarin zij werd op,(Jemaakt doch ondeT betwisting van het bedt·aa de-r _aan,(Jegeven inlcomsten en r·ecN{icatiebe-r-icht.- Belastingplichtige die binnen de twint-ig daaen zijn opme1·­lcin.oen heett lcenbaa-r aemaalct. ~ Aan­slag die niet van ambtswege lean worden aevest-igd. - Kan niet van ambstwege worden gevestigd de aanslag van de be­lastingsclmldige waarvan het beheer de aangifte heeft aangenomen in de varm waarin zij werd opgemaakt doch onder betwisting van het bedrag van de aange" geven inkomRten, en waaromtrent het be­heer door middel van een rectificatiebe­richt aan de belanghebbende het cijfer heeft doen kennen dat het voornemens was in de plaats van dat der aangifte te stellen, wanneer de belastingplichtige schriftelijk, binnen het tijdsverloop van twintig dagen voorzien bij artikel 55 van de samengeschakelde wetten, zijn opmer" kingen heeft doen gelden. (Samengescha­kelde wetten betreffende de inkomstenbe­lastingen, artt. 55 en 56.) -

25 Januari 1949. (]9

-_' _J r:~--

BELASTINGEN EN TAXES. 521

25. - Schriftelijke 1·eclamatie door. de belasUngplicht-ige tegen het bedmg van zijn aanslag. - ReclamaUe ingediend door een lasthebbe·r. -:- Reclamatie ont­vanl"elijlc. - Indien artil!:el 61, § 3, -van de samengeschal!:elde wetten vereist dat de belastingplichtige ·van rechtstreel!:se belastingen schriftelijk liun reclamaties moeten tndienen tegen het beloop van hun aanslag, verbiedt die wetsbepaling hun niet die reclamaties in te dienen door tus­senl!:omst van een lasthebber.

25 Januari 1949. 71

20. - Sch·rittelijke 1·eclamaties door de belastingtJlichtige tegen het bedrag van zijn aanslag. - Reclamatie ingediend door een lasthebbm·. - De lastgeving lcrachtens wellce de lasti~eb ber de 1·ecla­matie. indient mag mondeling zijn. -Geen enkele wetsbepaling vereist dat de lastgeving, krachtens welke de lastheb­ber van de belastingplichtige schriftelijl!: een reclamatie indient tegen het beloop van de aanslag, schriftelijk moet zijn. (Burg. Wetb., art. 1985; wetten betref­fende de inkomstenbelastingen, samenge­scbakeld de 3 Juni 1941, art. 61, § 3.)

25 Januari 1949. 71

27. - Belastingen ge!nd 011 een andere wijze dan per kohie1·. - A1·rest dat. valle­dig het geschil beslecht. - Verwijzing naar het behee1· ten einde be1·elcening van het bedrag der belasting volgens het do01· het arrest bepaald principe. - WetteUjk­heid. - Is wettelijk, de beslissing waar­bij, na bet aanbangig geschil betreffende belastingen die worden geind op een an~ dere wijze dan per l!:ohier volledig te beb­ben beslecht, bet bof van beroep de zaak verwijst naar het bebeer ten einde bet beclrag van cle verscbuldigde belastingen te bepalen, zodoende de taak van bet be­beer beperkt'md tot bet eenvoudig bere­kenen van bet beclrag cler in te bouden belastingen volgens bet door het arrest duidelijk bepaald beginsel.

25 Januari 1949. 72

28. - Reclamatie. - Term·ijn. -Mag niet minder dan zes 1n(tanden bed·ragen te 1·e1"enen vanaf de datnm van de ·inning de·r belastingen op een ander·e wijze dan per lcohie·r. - De termijn om een reclamatie in te dienen tegen het bedrag van een aanslag mag niet minder ·dan zes maanden bedragen te rekenen vanaf de datum van de inning cler belastingen op een andere wijze dan per kobier. (Samengeschakelde wetten betreffende de inkomst(mbelastin­gen, art. 61, § 3, al. 2.)

25 Januari 1949. 72

29. - Ontstenten·is van aangifte. _ Aanslag van ambstwege. - Bij niet-aan­gifte, is bet beheer g·emachtigcl om van

ambstwege de aanslag van de belasting­plicbtige te vestigen.

1 Maart 1949. 153

30. - Aanslag van arnbstwege. - Be­wijs van al Z'ij·n belastbdre inlwmsten rust op de belasUngplichtige. -· Scbendt de· regel, bij artikel 56 van de samenge­schakelde wetten vastgesteld, naar luid waarvan, wanneer de belastingplichtige van ambstwege aangeslagen wordt, de bewijslast van het juiste bedrag van zijn belastbare inkomsten op hem rust, bet ar­rest dat de belastingplichtige voor een deel zijner inkomsten van deze bewijs. last ontslaat. ·

1 Maart 1949. 153

31. - Recht voor het beheer aanvttl­lende inlicht-ingen te vragen en tot onder­zoelcsve?'l"icht·ingen over te gaan, zelfs na~ dat de aangifte aangenomen we1·d en tot aanslag aanleid·ing heeft gegeven, ten e·inde een gebettdijke ontom·eilcendheid van belast-ing te ontael"l"en en het ge~ oe'lwlijlc vestigen van aanmtllende aan­slagen te Techtvaa?·digen. - Ret beheer is niet alleen gemachtigcl om, in geval van gebrek of ontoereikendheid van aan­slag, aan de belastingplichtige toereken­baar, binnen de termijn door de· wet voorzien, een aanvullende aanslag te:ri laste van de belastingplicbtige in te ko­bieren, maar ool!:, hoewel een aangifte aal;lgenomen werd en tot aanslag aanlei­ding heeft gegeven, om binnen de termijn van drie jaar van de eerste Januari af van het jaar waarnaar het dienstjaar wordt aangeduicl waarmede de belastingen verband- houden, tot het vragen van op­helderingen en tot onderzoeksverrichtin­gen over te gaan, ten einde een gebeur­lijke ontoereikendbeicl van belasting te ontdekken en het gebeurlijk vestigen van aanvullende aanslagen te rechtvaar­digen. (Samengeschakelde wetten betref" fende de inkomstenbelastingen, samen­geschakeld de 31 Juli 1943, artt. 55, § 1, al. 2, en 74.)

22 Maart 1949. 191

32. - Vennootschap met beperkte aan­spralceUjkheid. - De belastba1·e winsten van de vennootschap, ZO'WCl de n-iet wit­gelceerde als de uitgelcem·de, worden in hun- (Llgeheelheid beschouwd als aan de vennoten toegelcend op de datum van het slniten van het 1·elcening- of boelcjaa·r; -Door een wettelijke fictie worden de bee last bare · winsten, doo·r- een personenven­nootschap met beperkte aanspral!:elijkheid verwezenlijkt, zowel de niet uitgekeerde winsten als de werkelijk uitgel!:eerde, in hun algebeelheid beschouwd als aan de vennoten toegekend op de datum van het sluiten van bet rekening- of boekjaar; hiercloor worden deze -vennoten persoon-

522 BELASTINGEN EN 'l'AXES.:

lijk · belastingplichtig, naar gelang der omstandigheden, hetzij iii de bedrijfsbe­lasting hetzij in de mobilH~nbelasting op hun aandeel in deze winsten. (Wetten be­treffende de inkomstenbelastingen, sa­mengeschakeld de 31 Juli 1943; art. 35 ~ 4.)

22 Maart 1949, 191

-33. - Principe van het onder·scheid 'tussen de persoon van de vennootscha.p en deze van de vennoten. - De bepaling _volgens wellce de algeheelheid V(£n cle be­lastbare winsten van een personenven­nootschap rnet beper·kte aanspr·alcelijk­heid beschou1.vd wor·clen als aan de venno­ten toegekencl wijlct van dit pr·incipe niet af. - Maakt geen afwijking nit van het principe van het ondersclwid tussen de persoon van de vennootschap en deze vim de yennoten, de bepaling volgens welke de algeheelheicl van de belastbare inkom­sten, door een personenvennootschap met beperkte aansprakelijkheid verwezenlijkt, als aan de vennoten toegekencl beschouwd wordt, deze laatsten zijnde hierdoor per­soonlijk belastingpjichtig gemaakt, naar gelimg cler oinstimdigheden hetzij van de _bedrijfsbelasting, hetzij van de mobilien­belasting op hun aandeel in deze winsten. (Wetten op de vennootschappen, samen­geschakeld bij kon. besl. van 30 Novem­ber 1935, art. 2; wetten betreffende de in­komstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Ju'li 1943, art. 35, § 4.)

22 Maart 1949. 191

:34. - Aangifte in de lielasUngen. -Personenvennootschap rnet beperkte aan­spmlceUjlcheid. - Ver·plichting voor de vennootschap een jaarlijlcse aangifte te doen, alhoewel de vennoten persoonlif7c tot de belasting gehouden zijn op de al­geheelheid van de winsten van de ven­nootschap. Aanslag ingelcoh-ier·cl op naarn van cle vennoten. - lnvo-rde·ring kan ten laste van de vervnootschatJ ver­volgcl 1.vo·rclen. - Alhoewel de vennoten van een personenvennootschap met be­perkte aansprakelijkheid door een wette­lijke fictie persoonlijk belastingplichtig zijn van de belasting op de algeheelheid van de winsten van de vennootschap, moet deze laatste niettemin een jaarlijkse aangifte ·doen en een opgave er· aan toe­voegen, voor elke deelgenoot, het beclrag aanduiclende van de sommen aan de ven­noten toebedeeld of toegekencl, en afwn­clerlijk, het bedrag van hun respectief aandeel in de overige winsten.

De aanslag zal worden ingekohierd op naam van de vennoten en de invor('[ering er van mag lastens de vennootschap ver­volgd worden. (Wetten betreffende de in­komstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, artt. 35, § 4, al. 1, 2 en 3, en 53, § 1.)

22 Maart 1949. ;t91

35. - Aangifte ·in ([e inlcO'Instenbelas­tingen. - Bindt cle bela-st-ingplichtige niet. - Reclarnatie gesteu.nd op een ver·gissi•ll[J i1n cle aangifte. -,--- ontvwnlcelijkheid indien de r·eclarna.U.e binnen ([e terrnijnen- 1.vonlt inge(Uend. - De belastingplichtige is niet g·ebonden door zijn aangifte in de inkom­stenbelastingen, zelfs inclien de aanslag overeenk-omstig de gegevens van de aan­gifte gevestigd werd.

Hij heeft immers het recht een schrifte­lijke en gemotiveerde reclamatie tegen het beloop van de aanslag in te dienen, mits zulks te doen binnen de door de wet bepaalde termijn. (Wetten op de inkom­stenbelastingen, op 12 September 1936 sa­mengeschakeld, artt. 55 en 61, § 3.)

22 lVlaart 1949. 195

36. - Aan-slag van wrnbts1.vege. -Be­'Wi-js va-n het jn-iste bedr·ag van de belast­brnre -in.lcornsten. - Be1.vijs ten laste van de belast·inuplichtige. - In geval van aan­slag van ambtswege, rust de bewijslast van het j.uiste bedrag van de belastbare inkomsten op de belastingplichtige. (Wet­ten. samengeschakeld de 3 Juni 1941, arti' kel 56.)

29 lVlaart 1949. 219

37. - Belastingen op rle bedrijfsi.nkom­sten. - Verbeter·ing VU111 een on.juiste awn­g(tte. - P.rocerl~we van (W:nslag door· ver­gelijlcing nwt de nonnale 1.vinsten vwn soo1'tgelijlce belastingplichtigen. - Proee! d1we sleahts 'Wettelijlc in ,qeval van ont­stentenis van be1.vijslcr·achti.ge gegeven-s gelevenl het:zij door cle belastingplichtige hetzij doo1· het beheer·. - De procedure door vergelijking met de normale winsten van soortgelijke belastingplichtigen en door rekening te houden met alle andere nuttige inlichtingen, om de in de bedrijfs­belasting belastbare winsten van een be­lastingplichtige te bepalen, wiens aangifte onjuist is, wordt slechts voorzien l;tij ge­brek aan bewijskrachtige gegevens gele­verd hetzij door de belanghebbende, hetzij door het beheer. (Wetten. betreffende de inkomstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 28, al. 1.)

29 Maart 1949. 220

38. - Awnsla.g van a·mbts1.vege. -Be-1.vijslast VUI11 het j1tiste be(lmg 1!an zijn belastbar·e inlcomsten r·nst op de belas­tingplichtige. - Behoudens wanneer de belastingr)lichtige aantoont dat wettige redenen hem hebben belet de stukken, inlichtingen en antwoorden, bedoeld !)ij artikel 55, § 1, van de samengeschakelde wetten, vroeger over te leggen dan hij het gedaan heeft, rust, in geval de onwillige of nalatige belastingplichtige van ambts­wege wordt aangeslagen, het bewijs van het juiste beclrag van zijn belastbare in­komsten op hem zelf. (Wetten betreffende ·

--1

B'ELAS'l'!NGEN EN 'l'AXES .. 523

.(le -inkomstenbelastingen, samengescha• keld op 3 Juni 1941, art. 56, al. 2.)

10 Mei 1949. 311

39. - Aftreklcing 'UU1l ae nells aange­slagen netto-inkomste11 ten einclc lle_ d7tb­bele aanslag v·an een zeltde 1n1comen in .hoofde van een zelfde belast-ingplichti_qe te verrnijrlen. - Inlcomsten. 1tit beddjfs­immobiWin-, toebeho1·end aan een Belgische vennootschap, rloch gewonnen en aange­slage'T" in Nerlrwlanrl. - Allwewel wette­lijk vrijge8teld van belastin,q in BelgUJ, lmt-nqwn clie inlcomste·n begrepen worden vn cle niet--tt-itgekeC1Yle inkomsten ·warwvan cle -1·eeds aangeslagen netto-·i-nlcomsten moeten ·wM·tlen afgekoklcen. - Voor- de foepas­sing van artikel 52 der samengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastin­gen, welke er toe strekt (le dubbele aan­·slag te vermijden van een zelfde inkomen in hoofde van een zelfde belastingplich­tige, kunnen de inkomsten van bedrijfs­immobilien, gewonnen en aangeslagen in Nederland, niettegenstaancle zij in Belgie zijn vrijgesteld, begrepen worden in de niet-uitgekeerde inkomsten van een Bel­·gische vennootschap met -rechtspersoon­lijkheid, waarvan moeten worden afge­trokken de reerls aangeslagen netto-in­komsten vooraleer zij worden afgetrokken van de nitgekeerde inkomsten. (W etten betreffende de inkomstenbelasting·en, sa­mengeschakeld'de 12 September 1936, arti­kel 52, §§ 1, 2, litt. b, en 6.)

31 Mei 1949·. 363

40. - Aangifte. - Yf!-'1'11lichting vo01· het beheer het aoo1· de belastingpHchtige aangegeven cijfe·r 1;an- zij-n inlcomsten te nemen als belastinggronrlslag.- Yerplioh­ting die het recht va<n rle belastingplich­tige tot het inclienen q;cm ef?n 1·eclam-a-t-ie niet beperlct. - Ret voorschrift van de wet · waarbij het belleer als belasting­grondslag llet cijfer neemt van de door de belastingplichtige oorspronkelijk aangege­ven inkomsten, heeft geen andere draag­wijdte dan het inricllten van een moda­liteit van de vestiging van de aanslag, en beperkt het reclamatierecht niet. (Wetten betreffende de inkomstenbelastingen, sa­mengescllakeld de 31 Juli 1943, artt. 55, § 1, en 61, § 3.)

.31 Mei 1949. 364

41. - Aangifte. - Aa<11neming doo·r het 1Jehee1· van; cle aangifte -uan cle bela-sting­plichtige. - Niettegenstaa<nrle die aaniJ'le­ming mag rle bela.stingplichtige zi,jn aoo­·uifte aanmtllen of· wijzigen OlJ voor·waa~·­de dat znllcs uesohiedt binnen cle wette­lijlce te1·mijn. - De omstandiglleid dat llet beheer de aangifte van de belastingplich­tige heeft aangenomen heeft niet voor ge­volg dat deze laatste ze niet meer kan aanvullen of wijzigen terwijl hij- nog in de wettelijke termijnen is. (Wetten.betref-

fende ·de inkomstenbelastingen, samenge­scllakeld de 31 Juli 1943, artt. 55, § 1, en 61, § 3.)

31 Mei 1949. 364

42. - Wettel-ijlc vooJ'recht van de Sckatktist. - Heeft voor de belastingen van het vervaUen jna1· en va<n het lopenrle jrWJI' voo1Tang boven ellc ander voorrecht. - Artikel 71 van de samengeschakelde wetten beb:effende de inkomstenbelastin­gen stelt in voordeel van de Schatkist, voor de invordering van de belastingen, interesten en kosten, een wettelijk voor­recbt in op alle inkomsten en roerende goederen van de belastingplichtige, voor­recllt dat geldt boven alle andere voor de belastingen van het vetvallen jaar en van llet lopende jaar. (Wetten betreffende de iilkomstenbelastingen, samengeschakeld de 15 Januari 1948, art. 71, al. 1 en 2.)

23 Jmh 1949. 409

43. - Wettelijlc voor--recht vwn de Scha.tlcist. - Bestnnt · nie{ enlcel voor· het vm·valle-n jaU1· en het lopmt-de jaa1·, dooh oolc, gecl7t1·en-de het ja,M· 1918, voor de be­lasUngen van 1946. - Ten aanzien vaiJ'l de op 31- Decembe-r 1947 ·1wg n-iet ten kohie·re geb1'aohte bela-stingen Jcam het voonecht niet aelden ten narlele van vooq•rechten met bet1'clclcing tot sch1tlrl-uo1·de?"ingen ont­stnar1 v661· de vnlwhie-ri:ng.- Wanneer llet voorrecht, ingesteld in voordeel van de Scllatkist voor de invordering van de di­rechte belastingen, interesten en kosten, op alle inkomsten en roerende goederen van de belastingplichtige, wordt uitgeoe­fend, niet alleen voor de belastingen van het vervallen jaar en van llet lopende jaar, docll, bij afwijking -van artikel 71 van de samengeschakelde wetten, even­eens in 1948 voor de belastingen van 1946, kan dit voorrecht niet gelden, wat betreft de op 31 December 1947 nog niet ten ko­hiere gebrachte belastingen, ten nadele van voorrechten met betrekking tot schuldvorderingen ontstaan v66r ·de da­tum van inkolliering. (Samengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastin­gen, art. 71; wet van 31 December 1947 houdende tijdelijke verlenging van bet voorrecllt en van de wettelijke llypotheek inzake inkomstenbelastingen, enig arti­kel.)

23 Juni ,1949. 409

44. - TV ettel-i.j lo; V001Techt vaiJ'l de Schatlc-ist. - Bestaat ged1tr·encle het jaa1· 1918 voor de belnstingen va<n 1916. - De regel, volgen-s wellce voor· de op 31 Decerrv­bm· 1947 n.og n·iet ten kohie·re gebra<ehte belastvngen het voorrecht niet geldt ten na.dele vwt, de voor·r·eohten met bett·eklcmg tot. sclmld-uo•r(leriJngen ontstaan v661· rle inlcohier·ing, bet1·ett, niet het bestaan va-n het voorTecht, dooh enlcel zijn 1·ang. - De regel, volgens welke het voorrecllt inge-

524 BIDLASTINGIDN IDN TAXES.

steld in voonleel van de Schatkist op alle inkom13ten en roereiJ:de goederen van de belastingplichtige niet geldt, wat betreft de nog niet op 31 December 1947 ten ko­hiere gebrachte belastingen, ten nadele van ·voorrechten met betrekking tot sclmldvorderingen ontstaan v66r de dac tum van inkohiering, betreft, niet het bestaan van het voorrecht, maar enkel zijn i·ang met betrekking tot schuldvorde­ringen van. v66r de inkohiering. (Samen­geschakelde wetten betreffende de inkom­stenbelastingen, art. 71; wet van 31 De­cember 1947 houdende tijclelijke verlen­ging van het voorrecht en van de wette" lijke hypotheek inzake inkomstenbelastin­gen, enig artikel.)

23 Juni DH9. 409

45. - Aft1-ek7cing va-n de 1·eeds a(tl'l.ge­slagm~ netto-inlcomsten ten einde dulllJele aa~1slag va~~ een zelfde inkomen in hoofrle van een zelfde belastin.gpl'icht-ige te ·ver­mijden. - UUgekeenle en. niet~·uitgelceenle in1comsten beg·rijpen, benevens de werke­lijlc ver·wezenlijkte ·inkomsten, oak cleze wellce de wet als venvezenlijlct aanziet en nc~melijk de tantiemes vnn de beheerders V(H!· de na.(wnloze vennootsehappen. - De niet-uitgekeerde inkomsten en de uitge­keercle inkomsten, op het bedrag waarvan achtereenvolgens, in de vennootschappen met rechtspersoonlijkhekl, de aftrekking ge.schietlt van de reeds aangeslagen netto­inlwmsten ten einde dubbele aanslag van een zelfde ~nkomen in hoofde van een zelfde belastingplichtige te vermijden, be­grijpe:ri niet alleen de werkelijk verwezen­lijkte inkomsten, maar ook de inkomsten welke de wet als verwezenlijkt, en, bijge­volg als belastbaar beschouwt, en name­lijk de tantiemes van de beheerders van de naamloze vennootschappen. C'<Vetten be­treffende de inkomstenbelastingen, samen­geschakekl de 31 Juli 1943, artt. 35, § 3, en 52, § 6.)

27 Juni 1S49. 42~l

46. - Aft·relclcing vwn de 1·eeds aan.ge­illngen netto-inlcomsten te·lb einde d·ubbele ct(l;nslag van een zelfde ·inlcomen in hoofde va-n· een zelfrle bela.stingpliehtige te ve·r­m'ijden.. - Betekenis va.n de bewoonz.ingen << ·uU,r;ekeenle ·inkornsten >> en « n'iet-ltitge­lceenle inlwmsten >>. - De bewomdingen « uitgekeerde inkomsten >> en « niet-uitge~ keerde inkomsten >>, voorkomencl in arti­kel 52, § 6, .van de samengeschakelcle wet­ten betreffende cle inkomstenbelastingen, bedoelen respectievelijk de in de mobilien­belasting belastbare inkomsten van de vennootschappen op aandelen en de in de bedrijfsbelasting belastbare inkomsten. (Samengeschakelde· wetten betreffende de inkomstenbelastingen, art. 52, § 6.)

27 Juni 1949. 420 47. - Aftrelclcing vwn de 1·eecls aange­

slagen. netto-inlcomste-n ten einde d·t~bbele

(Wnslag van. een zelfcle inlcomen in hoofde, va·n. emv zelj(le belast-ingplichtige te ver­-mijden. - De ltitgelceenle inlcomsten en de niet-u-itgelceerde inlwrnsten beg1·-ijpen, benevens de we'l'lcelij lc verwezenli.jlcte in­lcontBten, oolc deze welke de wet a.Zs vet·­wezenUjlct na.nziet en na-rnel-ijk de tnn­t'iemes van CZ.e beheerclers van de naaml(}Zfi vennootschc~ppen, de niet ,qet·eehtva-arcli·g­de uratificaties en het bed1'ftU van de na­tionale crisisbeh~sting. - De niet-uitge­keerde inkomsten en de uitgekeerde in­komsten, OJ) het beclrag waarvan achter­eenvolgens, in de vennootschappen met rechtspersoonlijkheid, de aftrekkiDg ge­schiedt van de reeds aangeslagen netto­inkomsten ten eincle dubbele aanslag van een zelfde inkomen in hoofde van een zelfde belastingplichtige te vermijden, be­grijpen niet alleen de werkelijk verwezen- · lijkte inkomsten, maar ook de inkomsten welke de wet als verwezenlijkt en, bijge­volg, als belastbaar beschouwt, en name­Iijk de tantiemes van de beheerders en commissarissen van de naamloze vennoot­schappen, de niet gerechtvaardigde grati­ficaties en het bedrag van de nationale crisisbelasting. (Wetten betreffende de in­komstenbe)astmgen, samengeschakeld de 3.1 Juli 1943, artt. 26, § 2, 2°, al. 2; 35, § 3; en 52, § 6; besluiten betreffende de natio­nale crisisbelasting, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 6.)

27 Juni 1949. 422

48. - Aftrelclc-i.ng van de t·eeds an~tge­slngen netto-inlcornsten ten einde dltbbele (U/.n.Sl(~g VMb een zelfcle ·inlcornen in hoofde va.n een zelfde bel(~stingplieldi ge te ver­rnijden. - Betelcen,is van de bewoordingen « ·ttitgelceerde inlcomsten >> en « niet-nit'ge­lceenle ·inlcornsten n. - De bewoordingen « uitgekeerde inkomsten >> en « niet-uitge­keerde inkomsten >>, voorkomend in arti­kel 52, § 6, van de samengeschakelde wet­ten betreffende de inkomstenbelastingen, becloelen ]:espectievelijk de in ode mobilH~n­belasting belastbare inkomsten van de vennootschappen op aandelen en de in de beclrijfsbelasting belastbare inkomsten. (Samengeschakelcle wetten betreffende de inkomstenbelastingen, art. 52, § 6.)

27 Juni 1949. 422

49. - Aftrekldng van de 1·eeds aa:nge­slagen netto-in1comsten ten einde dltbbele aarnsla.g te vennijden vn:n e(m zelfde inko­rnen in hoofde van. een zelfde belnsting• pl-ieht-ige. - Uitgelceerde in1comsten en ·n;iet-lt-itgelcee·rde ·inlcomsten begrijpen; be­nevens de werkelijlc verwezenUjlcte in­lcomsten, oo,k degene die door cle wet wot·­de·n ((;Wngezie1t· nls verwezenlij let en name­l·ijlc de ta.n.t-ie-mes van (le beheerdet·s de·r na<tmloze vennootsch(~1J. - De niet-uitge"· keerde inlwmsten en de uitgekeercle in­komsten, op het bedrag waarvan achter­eenvolgens, in fle vennootschappen met.

BELASTINGEN EN TAXES.. 52!)

recbtspersoonlijkheid, de aftrekking ge­schiedt van de reeds aangeslagen netto­inkomsten, te~ einde dubbele aanslag te vermijclen van . een zelfde inkomen in hoofde, van een zelfde belastingplichtige, begrijpen niet alleen de werkelijk verwe­zenlijkte inkomsten, maar ook de inkom­sten die door de wet worden aangezien als zijnde verwezenlijkt, en derhalve als belastbaar, en namelijk de tantiemes van de beheerders van de naamloze vennoot­schappen. (Wetten betn~ffende de inkomc stenbelastingen, samengeschakeld de 31 J uli 1943, artt. 35, § 3, en 52, § 6.)

5 Juli 1949. 462

50. - Afkekl.:'ing van cle 1·eeds aange­s~agen netto-inlemnsten ten eincle ilub1!ele aanslag te vernvijclen vwn een zelfde in/eo­men, in hoofde' ·uan een zelfde belasting­plichtige. - Bete7ce>n4s van de bewom·din­gen « 1titge7ceerde inlcomste·it. ll en « niet­uitgekeenle inlwmsten ll. -De bewoordin­gen « uitgekeerde inkomsten ll en cc niet­uitgekeerde inkomsten ll, voorkomend in artikel 52, § 6, van de samengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastin­gen, becloelen respectievelijk de in de mo­bilHlnbelasting belastbare inkomsten van de vennootschappen op aande1en en de in de bedrijfsbelasting belastbare inkomsten. (Samengescbakelde wetten, art. 52, § 6.)

5 Juli 1949. 462

HOOFDSTU~ IV. BEDRIJFSBELAS'l'INGEN 0

5i. - Bed1'ijfsbelastingen. - Vergoe­ding ingevolge bediendencont-ractbreulc. -Schijf betaald in 1938. - Enige voo1· het dienstjnar 1939 be/.ctstbn1·e schijf. -Wan­neer een enkele scbijf van een vergoe­ding wegens bedienclencontractbreuk zon­cler vooropzeg werd betaalcl in 1!l3S, is bet die scllijf alleen welke voor bet dienstjaar 1939 belastbaar is in de be­drijfsbelasting. (Wetten betreffende de in­komstenbelastingen, samengescllakekl op 12 September 1936, artt. 29, § 1, en 35, § 1, respectievelijk gewijzigd door artt. 10 en 12 van bet besl. van 3 .Tuli 1939.)

15 Februari .1949. 126

52. - Betlrijfsbelnstin,qen. Ve1·goe-ding ·inuevolge becUencl€ncont·mctb1·euk. -schijj betnalcl in 1937. - N'iet belnst­bawr voor het dienstjanr 1989. - De in 19-37 betaalde schijf van een vergoeding wegens bediendencontractbreuk 7,onder vooropzeg ontsnapt aan de belasting op de bedrijfsinkomsten van 1938, die be­horen. tot bet dienstjaar 1939. (Wetteli betreffende de inkomstenbelastingen, sa­mengescllakeld de 12 September 19·36, arti­kelen 29, § 1, en 35, § 1, respectievelijk

gewijzigd door artt. io~ en 12 van het besl. van 3 Juli 1939.)

15 Februari 19-49. 126

53. - BedTijfsbelnsting. - A:wndeel­hottde·rs. van. een commanditniTe vennoot­schnp op n.andelen. of van cen nanrnloze ve·rinootschap. - Zijn vennoten. - Be­zolrligingen toegelveml hoofdens de wezen­lijke tt.itoetenin,q in de vcnnootschnp vnn we·rlcelijke en vnste tnncties. - Beg1·epen -in de belastbnre inkomsten vnn cle ven­nootschnp. - De aandeelhouders van een commanditaire vennootscbap op aandelen of van een naamloze vennootscbap 2ijn vennoten. De vaste of veranderlijke be­zoldigingen van de aandeelbouders van een commanditaire vennootscbap op aan­delen of van een naamloze vennootscllap, wanneer zij toegekend worden wegens llet wezenlijk uitoefenen in de vennoot­scbap, bij wijze van o1xlracbt of overeen­komst, van werkeiijke of vaste functies, zijn begTepen in de belastbare inkomsten van de vennootscllap, docb slecbts in de maat bepaald bij artikel 35, § 3bis, van de samengescbakelde wetten. (W etten be­treffende de belastingen op de inkomsten, op 31 .Jnli 1943 .samehgescbakekl, art. 35, §§ 3 en 37Jis.) · '

15 Februari 19±9. 128

54. - Bed·rijfsbelastin[l. Inkomstwn door cleze belast-ing getro!fen. - Arti­kel 25, § 1, van de samengescllakelde wet­ten onclerwerpt min de bedrijfsbelasting de' ink<lmsten van alle winstgevende be­trekkingen.

1 Jlilaart 1949. 153

'55. - Becl·rijfsbclasting en stJeoiale cit 1Litzoncle1'lijlve belasting op de w·inst0n uit zeke1·e valuta-B1JCCitla.ties. - BtLitenla.ndse ven.noot.whazJ met een ·im·ichting in Bel­gW. - Het geheel vn.n de ven·ichtingen va;n rlc Belgische zetel en het geheel vnn de ven'icht·inuen vnn cle buitenlnndse zetel mnlcen elk een onde1·scheiden feitelijlve algemeen.heicl '!Lit. - Voor de bepaling van de. belastbare stof in de bedrijfsbelasting en in de speciale en uitzonderlijke belas­ting op de winsten uit zekere valuta-sl)e­culaties, worden de boekhoudingen van de buitenlandse ·vennootscllappen die een in­ricbting bebben in BelgH\, door een ftctie van de wet, als onderscbeiden beschouwd, en bet geheel van {le bij de Belgisclle zetel geboekte verricbtingen vormt een econo­mische entiteit, zijnde de feitelijke alge­meenheid die deze zetel uitmaakt, terwijl bet gebeel van {le verrichtingen van de buitenlanclse zetel een andere feitelijke algemeenbeid, onclerscheiden van de eer­ste, uitmaakt. (Wetten betreffende de in­komstenbelastingen, samengeschakeld den 31 Juli 19±3, artt. 27, § 2, 7°, en 27, § :! ; wet van 14 Juni 1937 tot vestiging van een specinle en uitzonclerlijke belasting op

526 BELASTINGEN EN TAXES,

de winsten uit zekere valuta-speculaties, art. 11.)

1 Maart 1949. 155

56. - BedrijfsbelasUn.g en speciale en uitzonderlijlce belasting op de winsten wit zeloere '!,'aluta-speoulaties. - B1titenlandse vennootschap rnet een inr·icht-ing in Bel­ffil/3. - Verriohti·nuen door de Belgische zetel rnet de b1titenlandse zetel !Jedaan .. -V errichtingen die het lcara.kter behouclen dat zij hebben in ellceen van cle boekhou­clingen. - Geen vermenging wssen cleze verrichtingen. - Uit de scheiding, welke voor de heffing van de bedrijfsbelasting, alsook van de speciale en uitzonderlijke belasting op de winsten uit zekere valuta­speculaties, werd ingevoerd tussen de ver­richtingen van de Belgische zetel en deze van de buitenlandse zetel van buitenland­se vennootschappen, die een inrichting hebben in Belgie, vloeit voort, dat de ver­richtingen, welke een zetel met de andere doet, het karakter behoudel). dat hen ge­geyen wordt in cle. boekhouding waarvan zij afhangen, wnder dat er tussen hen ve~·menging ontstaat. (Samengeschakelde wetten, art. 27, §§ 2, 7°, en 4; wet van 14 Juni 193'"f, art, 11.)

1 Maart 1949. 155

57. - Bedrijfsbelasting. J'e·rsonen-ve·rvnootschap rnet beperlcte aanspralce­lijkheicl .. ..__,. Jaarlijlcse aangifte wellce door cle vennoten moet geclaan worden. .:__ Moet hun aandeel in de ge1·eset·veenle winsten ornvatten. - Het feit dat de personenvennootschappen met beperkte aansprakelijkheid gehouden zijn bij hun jaarlijkse aangifte een opgave te voe­gen, voor elke deelgenoot, het beclrag vermeldend van de toel:)edeekle of toege­kende so=en en; afzonderlijk, het be­drag van hun respectief aandeel inde ge­reserveerde winsten, ontslaat de vennoot er niet van, in de aangifte welke hij ge­houden is jaarlijks persoonlijk van zijn inkomsten te doen, het bedrag te vermel­den van zijn aandeel in de gereserveerde maatschappelijke winsten, aandeel dat be­schouwd worclt als fictief in zijn patrimo­nium gevallen. (Wetten betreffende de ,in­komstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, artt. 35, § 4, en 53.)

22 Maart 1949. 191

58. - Becl·rijfsbelast-ing. - T·reft cle winsten vctn ellce winst{/e·vencle betrelc­lcing. - De winsten van elke winstge­vende betrekking zijn onderworpen aan de bedrijfsbelasting, welk ook hun bena­ming weze .. (Wetten betreffende de in­komstenbelastingen, samengeschakeld de 12 September 1936, art. 25, § 1, al. 3.)

29 Maart 1949. 221

59. - Beclrijfsbelast·ing. - Belastbare ·winsten van cle vennootschappen op aan-

delen andere rlan rle pe1'8Qnenvennoot­scha.ppen met beper·Jcte aanspraJcelijlcheirl en ·de sarnenwerlcende vemwo·tschap·pen, - De vaste of vemnde1'z.ijlce bezolcligin~ _qen, toegelcencl aa~t cle vennoten, rnoeten worden begr·epen ·in cle bdastba1·e win,. sten. - Zijn, voor de toepassing van de bedrijfsbelasting, begrepen in de be­lastbare winsten van de vennootscl1ap" pen op aanclelen, andere dan de per­sonenvennootscb,appen met beperkte aan­sprakelijkheid en de samenwerkende ven­nootschappen, niet enkel de tantiemes toegekend aan de leclen van de 1·aden of colleges van beheer, van toezicht, van zaakwaarneming of van vereffening en aan andere personen die gelijkaardige ambten waarnemen, evenals de andere !Je­zoldigingen toegekend aan gezegcle perso­nen, doch eveneens de vaste of verander­lijke bezoldigingen toegekencl aan de ven­noteri. (Wetten betreffende de inkomsten­belastingen, samengeschakelcl de 31 Juli 1943, art. 35, § 3.)'

3 Mei 1949. 297

60. - Inlcornsten nit beclrijfsi1nmobi­liiJn gelegen. ·i·n Nellerlwncl en toebehon<nd aan een persoon die in Belgi/3 zijn woon­pla.a.ts heeft. - Inlcomsten vr-ijgestelrl in Belg'ii3 lcmchtens het veTclmg -u·an 20 Fe­bntwri 1933 t·ussen BelgU3 en Neder-land.­Inlcornsten belastbaa•r o·vereenlcomstig a1·­tilcel 62 van cle same11gesohalcelcle wet ten. - Zijn belastbare inkomsten, de inkom­sten nit bedrijfsimmobilien, toebehorend aan een Belgische vennootschap met rechtspersoonlijkheid, doch gewonnen en aangeslagen in Neclerland, cUt niettegen­staande zij in Belgie zijn vrijgesteld krachtens het verclrag van 20 Februari 1933 tussen BelgH! en Nederland, goedge­keurd door de wet van· 2 Juni 1934. (Wet­ten betreffende de inkomstenbelastingen, samengescllakelcl de 12 September 1936, art. 52, §§ 1, 2, litt. b, en 6; verdrag van 20 Februari 1933 tussen Belgie en Neder­land, goedgekeurd door de wet van 2 Juni 1934, art. 3, § 1.)

31 Mei 1949. 362

61. - Bedrijfsbelasting. Voor·t-b1'engselen· va1t. cle bodem. - TToorwaar­den tot toepa.ssing van cle bed1·ijfsbela,s­Ung. - Zijn alleen aan de bedrijfsbelas­ting onderworpen, de voortbrengselen van de bodem cUe de opbrengst zijn van een door de mens regelmatig aangepast werk. (Wetten betreffende inkomstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 25, § 1.)

31 Mei 1949. 364

62. -1

neclrijfsbelasting. - Tantiernes toe{/elcend

1 aan de leden van de beheer­

ntacl van een ncutrnloze vennootsoh;ap. -Zijn geen beckijfsuitgcwen gedaan orn de ·inlcornsten te verlcr·ijgen of te behon-

BELASTINGEN EN TAXEK 527

den. - Zijn n·iet attrelcbaa1· van het bruto-bedrag van de inlcom.ste11;. - De tantiemes, toegekend aan de leden van de beheerra·ad van een naamloze ven­nootschap, mogen D;iet ·worden aangezien als zijnde bedrijfsuitgaven gedaan om de in de bedrijfsbelasting belastbare inkom­sten te verkrijgen of te behouden; zij zijn niet aftrekbaar van het bruto-bedrag van die inkomsten. (W etten betreffende de in­komstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, artt. 25 en 26, §§ 1 en 2.)

27 Juni 1949. 420 63. - Bedr·ijfsbelasting. - Tantiem.es

toeriekend aan de lede11 van de beheer-1'aad vwn een naam.loze vennootsohap. -Moeten, voo1· de vaststeUing van de belastba1·e inkomsten, wot·den beg1·epen in de vm·wezenlijlcte winsten. - De tan­tiemes, toegekend aan de leden van de beheerraad van een naamloze vennoot­schap, moeten worden gevoegd bij de winst en zijn belastbaar in de bedrijfsbe­lasting. (Wetten betreffende cle inkomsten­belastingen, samengeschakeld de 31 J uli 19'43, art. 35, § 3.)

27 J uni 1949. 420

64. - Bedrijfsbelasting. Tantiem.es der leden van een naam~loze vennoot­sohap. - Zijn geen bedrijfswitgaven ge­daain om. inlcom.sten te verkrijgen of te behouden. - Zijn niet aft1·ekbaa1· van het bruto-bedrag van de inlco'fnsten. ~ De tantiemes, toegekend aan de leden van de beheerraad van een naamloze vennootschap, mogen niet worden aan­gezien als zijnde bedrijfsuitgaven ge­dalm om belastbare inkomsten te ver­krijgen of te behouden; zij zijn niet af­trekbaar van het bruto-bedrag van die in­komsten. (Wetten b~treffende de irikom­stenbelastingen, samengeschakeld de 31 J uli 1943, artt. 2.5 en 26, §§ 1 en 2.)

5 Juli 1949. 462

65. - Bedrijfsbelasting. - TanUernes de·r leden van de beheen·aacl van een naarnloze vennootsohap. - Moeten, voo·r de vaststelling van de belastbare ·inlco~n­sten, worden begrepen in de vm·wezen­lijlcte winst. - De tantiemes, toegekend aan de leden van de beheerraad van een naamloze vennootschap, moeten wor­den toegevoegd aan de winst en zijn belastbaar in de bedrijfsbelasting. (Wet­ten betreffende de inkomstenbelastingen, samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 35, § 3.)

5 J uli 1949. 462

HOOFDSTUK V. NATIONALE CRISISBELASTING.

66. - Nationale orisisbelasUng. K wi.jtsohelding tot het vet·e·ist bedl'ag

ten ba.te van een lid van de onverdeeld­heid. - Voorwnnt·den. - Kwijtschelding van de nationale crisisbelasting wordt tot het verschuldigd bedrag slechts toege" staan aan degene van de leden van een: onverdeeldheid die bewijst dat het op zijn deel toepasselijk belastingpercentage lager is dan het toegepast percentage. (Wet van 17 .Jtini 1938, tot wederinvoering van de nationale crisisbelasting, art. 4, § 1; al. 2.)

29 Maart 1949. 217

67. - Tnn.tiem.es vn.n de beheerde1·s en com.rnissarl'issf7n · vwn een nnnmloze ven­nootscha.p. - Niet gel·echtvnaTd·igde grati-· fioaties. - Beclrag van ae nationnle crisis­belrosting. - Zijn gee1t becll'ijfsnitgaven gecla~t om fle inlcomsten te ve1·k1'ijgen ot te behotulen. - Z·ijon niet nft1·e7cbaM van het b1·nto-bearag va.n ae in.lwmsten. - De tantiemes toegekend aan de leden van de beheerraad van een naamloze vennoot­schap, de niet gerechtvaardigde gratifica­ties en het bedrag van de nationale crisis­belasting mogen niet worden aangezien als .. zijnde bedrijfsuitgaven gedaan om de in de bedrijfsbelasting belastbare iukomsten te verkrijgen of te behouden; zij zijn niet aftrekbaar van het bruto-bedrag van die inkomsten. (Wetten betreffende de inkom­stenbelastingen, samengeschakeld de 31 J ulf 1943, artt. 25· en 26, §§ 1 en 2; besluiten betreffende de nationale c1isisbelasting,. samengeschakeld de 31 Juli 1943, art. 6.)

27 Juni 1949. 422

68. - NaUonale arisisbelasting. -· Sltpplement. - Ka1·a1cter en g1·onaslag .. - Bet supplement van de nationale· crisisbelasting, verschuldig{l krachtens artikel 4, § 1, van het besluit van 16 Junf 1941, is slechts een regularisatie van de nationale crisisbelasting, die gevestigd' wordt terzelfdertijd als de grondbelas­ting, en het treft dezelfde immobilien: als de oorspronkelijke nationale crisis­belasting.

5 Juli 1949. 460'

HOOFDS'.rUK VI.

AANVULLENDE PERSONELE BELA STING.

69. - A~w·ullenae pe1'sonele belas­Ung. - Belast-ingplichtige vennoot in een pm·sonenvennootsohn1J met bepm·kte nan­spmkelijkheia. - N atiOnale orisisbelas­Un.g aoor ae ven~wotsohnp voo1· het vorig· aienstjna1· betan~a. - Mnalct geen last uit clie aoor ae belastingpUohtige m.ag nfge; trolclcen wonlen. - Voor de ·berekening van de aanvullende personele belasting, mag de belastingplichtige, die vennoot is in een personenvennootschap met beperkte· aansprakelijkheid, het bedrag van de door de vennootschap voor het vorig dienstjaar

528 BELASTINGEN EN TAXES.

betaalde nati6nale cl'isisbelasting niet als een last besch6uwen. (Wetten betreffende de inkomstenbelastingen, samengescha­keld de 31 Juli 1943; artt. 35, § 4, 37, § 1, en 44.)

22 :M:aart 1S49. 191

70. - Aanvullende personele belcts­tin.Q. - Wijze vwn bereken·ing 1;an de be­Uzstin,q wanneer het in1comen een verrJoe­ding behelst in.gevolge .staking van a1·1Jeid of. ingevolge beflienclencon.t1'aot- of clienst­verlmringsoon.t1·aotbreulc. - Wanneer het g·lobaal inkomen van een belastingplich­tige een vergoeding behelst ingevolge sta­king van arbeid of ingevolge bedienden­contract- of dienstverhuringscontract­breuk, in de bij artikel 35, § 1, alinea 2, van de samengeschakelde wetten becloelde voorw'aarden, moet het beclrag van de aanvullencle personele belasting worden be1'ekend op het voile belastbaar bedrag van bedoeld globaal inkomen, naar rato van de belasting welke zou verschulcligd zijn indien het globaal inkomen slechts een vijfde van vorenbecloelde vergoeding behelsde. (Wetten betreffende de inkom­stenbelastingen, samengeschakeld de 3 J uni 1941, art. 46.)

5 Jnli 1949. 458

71. - Aanvnllenrle p_e·1·sone/,e bel.as­ting. - Inlcomen dat een rergoecl'ing wegens contraot1J1·e·1ac behelst.- Het glo­baal inlcomen, bedoeld bij acrtncel ft6 van de samengeschalcelde wetten, is de massa van. het b1:1tto-inlcomen sleohts een 1Jijfde van de vergoecl·img wegens contmctb1·enlc omvattend. - Het globaal inkomen waar­op, krachtens artikel 46 van de samenge­schakelcle wetten, de fictieve belasting rnoet worden berekend en die moet toe­laten, volgens de regel van evenrecligheid, het bedrag te bepalen van de aanvnllende personele belasting, is de massa van de brnto-inkomsten slechts een vi.i:fde omvat­tend van de vergoecling wegens contract­brenk. (Samengeschakelde wetten, arti­kelen 35, § 1, al. 2, en 46.)

5 .Tuli 1949. 458

72. -::- Aanvullende 11e·rsonele belas­ting . . - Inkomen dat een ve1·goecUng wegens cont1·actb1'e1t1c behelst. - Gewone wijze van attrelckA.ng van de bedl'ijfslas­ten. - De wet bepaalt voor de berekening van de aanvnllencle personele belasting geen nitzonderlijke regelen voor de af­trekking van de beclrijfslasten van de

.massa der brnto-inkomsten een Vijfde Olll­Vattend van de vergoeclillg wegens con­tractbrenk, voorzien bij artikel 35, § 1, alinea 2, van de samengeschakelde wet­ten.

5 Jnli 1949. 458

HOOFDS'.rUK VII.

SPECIALE EN UITZONDERLr.JKE BELASTING OP DE WINSTEN UIT ZEKERE VALUTA-SPECULATIES.

73. - T1·ett c~lle aankoop van b·ztiten­landse deviezen, geclaan in Belgie of in het buitenland tnssen 1 November i934 en 29 JJ1 acirt 1935, rnet uitsl1titing oz:an elke an.de·re wijze van ve1'lcr·ijging van cUe cle­viezen. - Door een speciale en nitzonder­lijke belasting te heffen op de winsten nit zekere valnta-specnlaties die alle aankoop treft in BelgH! of in het bnitenland, con· taut of op termijn, van bnitenlandse de­viezen geclnrencle het tijdperk gaande van 1. November 193± tot 29 Maart 1!}35, heeft de wetgever van die belasting elke andere wijze van verkrijging van die deviezen willen vrijstellen. (Wet van 14 Jnni 1937 tot vestiging van een speciale en nitzon­derlijke belasting op de winsten nit ze­kere valnta-specnlaties, artt. 1 en 3, § l.)

21 Jnni 1949. 407

74. - Belctstiul! die cle aanlcoop f.reft vam. b1t1tenlanclse cleviezen doo1· rnicldel vwn Bel,rJisahe franks.- Voo1· cle vestiging •van die belasting rnorten oncle·rscheiden. ·verriehf'inqen van a.anlcootJ en verkoop niet worden gecompenseenl. - Voor de vestiging van de speciale en uitzonder­lijke belasting op de winsten nit zekere valnta-specnlaties, die o. m. de aankoop van bnitenlandse deviezen door middel van Belgische franks treft, mogen oncler­scheiclen verrichtingen van aankoop en verkoop niet worden gecompenseercl. (Wet van 14 Jnni 1937 tot vestiging van een speeiale en nitzonderlijke belasting op de· winsten nit zekere valnta-specnlaties, ar­tikelen 1, 2 en 3.)

21 Jnni 1!}49. 408

HOOFDSTUK VIII. TAXE OP DE SLIJ'J'ER;I.JEN .VAN GEESTRIJKE

DRANKEN.

75. - Inlcohie1·ing van de tame. - JJ1ag niet worden geda.an ten laste van een fei­teUjke vereniging. - De openingstaxe van een drankslijterij mag niet worden ingekohierd ten laste van een feitelijke vereniging. (Wet betreffende de slijterijen van gegiste dranken, art. 6; wetten be­treffende de inkomstenbelastingen, samen­geschakeld de 31 .Tnli 1S43, artt. 60 en 79; kon. besl. van 22 September 1937, artt. 37, 38 en 40.)

3 Mei Hi49. 296

. HOOFDSTUK IX.

GEMEENTETAXE.

76. - 8tad Bnt.ssel. - Tame ten laste ·van de nitbnters van zctlen voor openba'l'e

}3ERUSTING. 529

1JC1"7copingen van waren. - RechtstTeelcse tame. - De gemeentetaxe, door de stad Brussel ingevoerd ten laste van de uit­baters van zalen voor openbare verkopin­gen van waren, is een rechtstreekse taxe.

10 Mei 1949. 310

77. - Rechtst-r;eelcse tame gel-ijken.dc op het patent. - Reclarnatie. - Jl1oet wo"tden ingediend bij de bestendige dep'lt­tatie. - De reclamatie tegen cle aanslag; in een gemeentetaxe, gelijkemle op het patent, moet worden ingecliend bij de be­stendige cleputatie.

10 Mei 1949. 310

78. - Rechtstreelcse tame gel-ijkencle op :het patent. - Gemeenter·egleinent dat betJaaU dat de irwor·der'ing van. de taJ}e zal geschieden overee1tkomsti.g de wet van 29 April 1819, d·us ·voor· de gewone r·echt­bam·lcen. - Betwistfng omtr·ent de wette­Hjlcheid vaat. de aanslag. - Moet deson­dainks wor·den rJeb·racht voOt- cle bestendige dep·utatie. - Men mag niet afieiden uit de bepaling van een gemeentereglement waarbij de invordering van de taxe, die het invoert, zal geschieden overeenkom­stig de wet van z<J April 1819, houdende bepalingen tot het verzekeren van de in­vordering van de gemeentebelastingen, dat, zelfs indien het gaat om. een rec)lt­streekse taxe, de betwisting omtrent de wettelijkheid ·van de aanslag kan worden gebracht v66r de gewone rechtbanken, in plaats van v66r de bestenclige deputatie.

10 Mei 1\W}. 310

HOOFDSTUK X.

TAXE OP DE RADIOTOESTELLEN.

79. - Tcleg·l'a"af en telefoon. - Tame op de n.iclio-elect1'ische ontvangtoestellen. - Aarcl. -De taxe op de radio-electrische ontvangtoestellen, · gevestigd door de wet van 20 Juni 1930, is een vergeldende taxe die, in principe, llet omler zicll llouden van ieder ontvangtoestel treft.

20 Juni 1949. 400

80. - Telegraaf en telefoon. - Tame op de raclio-elect-rische ontvangtoestellen. - Tame betac~lcl voor een in cle waning uernstalleenl ontvangtoestel. - Betaling die het oncler· zich houclen niet dekt van een post geplaa.tst op een autovoer·tuig. -De betaling van de taxe voor een radio­electriscll ontvangtoestel, geinstalleerd in de woning, dekt niet het oncler zich llou-

' den van een tweede post geplaatst op een autovoertuig.

20 Juni 1949. 400

YERBR., 1H-Hl. - 34

HOOFDSTUK XI. MET RET ZEBEL GELIJKGESTELDE TAXES.

81. - Weeldetame. - Overd1·acht van a-utocamion. - Facttt'lt1" waarop de zegels, becln~g van cle tame, moeten wo1·den aan­gebraoht. - Faetttm· clie een prijs ver­melclt lage1· clan de. werMlijlce prijs. -Valse verm.elding met het en/vel inzicht cle. ve1·schu.!digde tame te ontclt~iken. - In­b1·mtlc ,qestn~ft floor ar·tilcel 207 van het koninlclijlc besltt.it van 29 September· 1938. - Geen toezJassing van artilcel 196 van het Stmtwetboelc. - De vermelding, in een factum· waarop met de weeldetaxe oveteenstemmende zeg·els moeten worden aangebracllt, van een prijs, die lager is dan de werkelijke prijs van een over­dracht van een autovoertuig, maakt niet de- valsheid in geschriften uit beteugeld door artikelen 1\l-3 en volgende · ·van het Strafwetboek, docll een bijzonder wanbe-

-drijf voorzien en beteugeld door · arti­kel 207 van het koninklijk besluit van 29 Ser}tember 1938 wanneer de valsheid alleen werd gepleegd, en dat alleen ge­bruik er van werd gemaakt, met llet in­zicllt de kwi.iting te ontduiken van de taxe of van een deel van de taxe verschul­cligd op die overdracllt.

14 Februari 1949. 121

82. - Tame op het vervoer. - Arti­lwl 79 van het lconvnlclijlr. besluit van 29 SeptembeT 1988. - Tame ve'/'Schttlcligcl zelfs inclien het ver·voer voor een .IJemeente uitgevoercl wo·rclt'. - De taxe op llet ver­voer, door artikelen 76 en 79 van konink· lijk besluit van 29 September 1938 geves­tigd, houdende nieuwe afkondiging van het W etboek en de Algemene Verordening op de met llet zegel gelijkgestelde taxes en gewijzigd door llet koninklijk besluit nr 63 van 28 November 19-39, is verschul­digd zelfs inclien llet vervoer voor een ge­_meente wordt uitgevoerd en indien, dien­volgens, de prijs van het vervoer door deze laatste betaald wordt. (Kon. besl. van 29 September 19-38, artt. 69, 79 en 83.)

17 Maart 1949. 178

BEIWSTING.

i. - Sti.lz·wijgende bemsting in een ge­reohteUjlce tdtspraalc. - Begr·ip. - Een stilzwijgende berusting in een vonnis of in een arrest kan slecllts worden afgeleid nit daden of feiten die op een zekere en niet dubbelzinnige wijze doen blijken van llet inzicllt van de l)artij om zich aan de beslissing van cle rechter te onderwerpen.

13 Januari 1!t49. 25

2. ~ B·urgerlijlce zrLlcen. - BesUssi·ng clie ·slechts een, cleel va,n cle eis toelcent. -

530 BEVOEGDHEID EN AANLEG.

Betelcelving oncler voorbehoucl floor cle .. eism-. - K(l!n ;viet worclen aa.n.gezien als een bentsUng. - De betekening << on{ler aile voorbehoud ll van een arrest, hetwelk slechts aan degene die betekent een deel van zijn eis toekent, kan niet worden uangezien als een berusting in het arrest. · 13 Januari 1949. 25

3. - V;•ijwilUge 1dtvoering ·van een vonnis van onderzoelc het' bewijs toela­tende va.n een van cle inge;·oepen. oorzalcen van ontlast·ing vwn verantwoonlel'ijlcheid en de anclere n·iet bewezen ve;·Tcla;·ende. -Geen bentsting. - Wanneer een partij, om haar verantwoordelijkheicl af te wij­zen, verschillende feiten heeft ingeroepen, maakt de v.rijwillige uitvoering van het vonnis van onderzoelr dat haar tot het bewijs van een dezer feiten toelaat en de andere ingeroepen oorzaken van outlas­ting niet bewezen verklaart, geen berus­ting in dit vonuis uit.

31 1\IIaart 1949. 225

BEVOEGDHEID EN AANLEG.

1 . - V e;·dachte · n•iet orule·rwo·rpen nn.n rle nviUta..ire st;·atwetten. - Inb1"C1tlcen OJ! hoofdst·ztlc II V(tn titel I vwn boelc II vwn het Stntfwetboelc en mis(lrijven die in rle bevoeg(lheid va.Uen van de gewone ;·echt­bwnken. - V erlcnoohtheid t·ztssen a.l d1£ mi8Clrijven. - M·isdi"ijven behorencle tot rle bevoegrlhe·id vaqz. de gewone ;·echtban­lcen n:iet nanhangig gemaalct b'ij de mili­ta•ire ·;·echtbanlc van wi)zen. ;wah voo;·­werp z·ijn geweest vun. een onde·rzoelc r~oor de lcrijgsraad voor 16 Feb·nw.ri 1946. - Onbe•voegdheid vam de rnilUai're ;·eoht­banlcmz, voo•r al de misd;·ijven. - Wanneer een verdachte, welke niet onderworpen is aan de militaire strafwetten, wordt ver­volgd v66r de krijgsraad of v66r het mili­tair gerechtshof wegens misdrijven voor­zh'm bij hoek II van titel I van boek II van het Strafwetboek en wegens misdrij­ven die in de bevoegdheid vallen van de gewone rechtbanken en wanneer de laatst­bedoelde misdrijven of sommige er van niet v66r 16 Februari 1946 werden aan­hangig gemaakt bij de militaire rechtbank van wi.i,zeil of het voorwerp niet zijn ge­weest van een onder?..oek door de krijgs­auditeur, moeten de krijgsraad en het militair gerechtshof, indien zij de ver­knochtheid vaststellen van de misdrijven voorzien bij hoofdstuk II van titel I van hoek II van het Strafwetboek met de misdrijven vallende onder de bevoegdheid van de gewone rechtbanken, zich onbe­voegd verklaren om kennis te nemen van de ene en van de andere. (Besl.-wet van 26 Mei 194;4, artt. 1, 2, 1 o ,. 2b'is en 11; besl.-wet van 9 Januari 1945, art. 1; wet.

van 30 Ar1ril 1919, art. 15; besl. van de Heg. van 18 September 1945.)

3i Januari 1949. 77

2. - Aan.le!J. - B'zt·rge·rlijlce zalccn. A1·beirlsongeval. - Beg·rnfenislwsten en. vergoe(Ung ·wegens vollerUge t·ijdelijlce we;·Jconbelcwnutnheid. - Eni.ge oorza.nlc. - Arbeirlscontract. - Snmenvoeging vnn rle eisen.. - In zaken van arbeidsongeval­len, hebben de eis tot terugbetaling van de begrafeiliskosten en deze tot betaling van de wegens volledige tijdelijke werk­onbekivaamheid verschuldigde vergoeding hetzelfde juridisch feit tot oorzaak, te weten het arbeidscontract. Zij moeten sa­mengevoegd worden om de aanleg te be­palen.

18 Februari 1949. 130

.3. - St·raf:utlo,en. - E'/"lcencl lirl vun de {Jewapenrle weerstan.d. - Bevoegdheid van de m'ilitr~im ;·echtscolleges. - De erkende leden van de gewapende weerstand zijn onderworpen aan de rechtspraak van de militaire rechtscolleges gedurende het tijdperk van hun actieve dienst. (Besluit­wet van 19 September 1945, art. 7.)

14 Maart 1949. 174

4. - Stratzalcen. - Belclaagde lblleen wegen•s zijn hoedwniglwid vnn Ud va.n de weerstan.d onder·wor·twn uan de ;·eoht­spraa.lc vwit de m'ilitcdr·e t·echtscolleges. -Vonnis van de lwijgsm.ad. _ Erlcenning, nr~ het vmzqtis, van de hoednni.gheirl van li(l van de ·weerstanrl. - Bevo·egdheid van de rnilita!ire rechtsoolleges ten tijde van het vonnis. - Uit het feit dat een be­klaagde, die aan de rechts1}raak van de militaire rechtscolleges slechts onderwor­pen is wegens zijn lweclanigheid van lid van de weerstand, als zodanig erkencl werd bi.i beslissing van de bevoeg{le com­missie, vloeit voort dat het militair rechts­college, dat hem, v66r deze beslissing, ge­vonnist heeft wegens misdrijven geduren­de het tijdperk van zijn actieve c1ienst gepleegd, te zijnen opzichte bevoegd was.

H.Maart Hl49. 174

5. - B'ztl·ge'I'Ujlce .zalcen. - GesohU be­tTefjende een. cont·ra.at dat en-lcel tot voor­we·rp heeft de hmu· van een on:roerend goerl. - Onroerend goerl b'estemrl voor· de ltitoefening van een lcoophandel. - Ge­sohil behoort tot rle bevoegrlheirl van de vmrlemchter. - De vreclerechter neemt kennis in eerste aanleg, welke ook de waarde vall de eis moge wezen, van de geschillen betreffencle een overeenkomst die slechts tot voorwerp heeft de huur van een onroerend goed, zelfs dan wan­neer c1it goed is bestemd tot cle uitoefe­ning van een· koophandel. (Wet van 25 Maitrt 1876, art. 3, 1 o ; kon. besl. ll'' 63 van 13 Januari 1935, art. 2.)

28 April 1949. 274

- ~ _]

BEWJJS .

. 6 •. -'- JJiiUtaire ·rechtbanken. - Behou­dens vorige definitief gmvo·l'den besUssfng van. bevoegclheid van. de ·maitait·e t·echts­maaht, verpUchting voor .deze lctatste zich anbevaegd te verlclanm van zacl·ra z·ij haat· anbevaegdheid vaststelt. ·- On{feacht de staat van de t·eohtsple{fing. - BehOlHlens het geval waarin de bevoegdheid van de militaire rechtsmacht wenl aangenomen door een in kracllt van gewijsde gegane beslissing, moet de gezegde rechtsmacllt zich onbevoegd verklaren van zodra zij die onbevoegdheicl vaststelt; het is zon{ler be­lang dat de debatten over de grond v66r het militair gerechtshof werden gebracht.

· 9' Mei 1949. 308

7. - Stt·atzalwn. - lJi-isdT·ijven voa·r­z·ien daoJ· haotdst•ulv II vcvn t-itel I vatt· baelc II van het St·rafwetboelc. - Oat·­lo{fstijd. - U#slttiten·de bevaegclheicl van cle milita.ire t·echtsmacht. - In oorlogstijd, behm·en de misdrijven voorzien bij hoofd­stuk II van titel I van boek II van het Strafwetboek tot de bevoegdheitl van de militaire rechtsmacht, onverschillig of de beklaagde militair is of niet. (Wet van 15 Juni 1899, art. 16, gewijzigd door de wet van 19 Juli 1934, art. 3.)

9 Mei 1949. 308

8. - BtW{ferlijlce za.Jcen. - E·is tot te­r·ngyorde·l"ing va1t een zaalc. - Eis tat schaclever{foedin{f we{fens be·rov·ing vctn het ffi31Wt van cUe zaalc. - Een zelfcle oo·rzaalc. - De eis tot terugvonlering van een zaak en de eis tot schadevergoeding wegens be­roving van het genot van die zaak hebben dezelfde oorzaak, naar de zin van arti­kel 23 van de wet van 25 Maart 1876, d. w. z. de juriclische akte. waardoor de eiser de eigenclom van die zaak heeft ver­kregen.

2 Juni 1949. 366

9. - StrctfzaJcen.. - Misclrijven. voa·r­zien. 7J'ij art-llcel 2 van het besluit-wet van :26 Mei 1944. - Sa11tenhan{fencle rn;isdrij­ven, behorende tot cle bevoeffclheid van het ffewoon ,qet·echt. - Onde·rzoelc door cle M.ij{fsattd'itett1' v66r 16 Febntari 1946. -Niet-sfMnenhangencl miscl!'ijf belwrend tat de be'Uoegdheid vcm het gewoon get·echt. - Mil·itait· gerecht onbevoeffcl ten aanz·ien va.n d-it laatste tnisdrijf. - Bevoegd ten awnz·ien va.n de ancle·re nt·isdt·ijven .. - Ret militair gerecht, waarbij aanhangig wer" den gemaakt misdrijven voorzien bij arti­kel 2 van het besluit-wet van 26 Jl.iei 1944, samenhangende misdrijven behorende tot de bevoegdheid van het gewoon gerecht, doch die het voorwerp zijn geweest van een onderzoek door de krijgsauditeur v66r 16 Februar119'46, alsmede een niet-samen-. hangend misdrijfbehorend tot de bevoegd­heW van het gewoon gerecht, is onbevoegd om kennis te nemen van dit laatste mis-

drijf; het is bevoegd om over de andere misdrijven uitspraak te doen. (Besl.·wet van 26 Mei 1944, artt. 1, 2 en 1l; besl.-wet van 9 Januari 1945, art. 1; wet van. 30 April 1919, art. 15.)

14 Juni 1949-. · 375

10. - Stmtza.lcen. - Bevoegclheid ra· tione loci. - Van o•jJenbat·e onle. - Ewcep• tie .vwn onbevoe{fclheicl mag wot·den ougec W01'jJen in ho{fet· be1·oep. ~ In strafzaken is de bevoegllheid t·atione loci van open­bare orde en, dienvolgens, mag d.e exceptie van onbevoegdheid worden opgeworpen in hoger beroep.

27 Juni 1949. 419.

11. - Reolderlijlce rnacht. - bctad van de witvom·e1ule macht · binmen het leader vwt cle wet vatn 20 Mawrt 194.5. - Nood· zOJlcelijlcheicl en {fepastheid. - Ontsnappen aa.n cle beoonleling van de hoven en t·echt•. bwvlcen. - De noodzakelijkl:teid en de ge· pastheid van een maatreg·el, genomen door de uitvoerende macht in het kader van de wet van 20 Maart 1945, waarbij aan de Koning buitengewone 1Ilachten worden toegekend, ontsnappen aan de beoordeling van de hoven en rechtbanken.

30 Juni 19•49. 424

12. - JJJ-isclr·ijf ffepleegcl in. de voor. waarclen voorz·ien bij cwtilcel 2 van de wet vaQt 20 J tttti 1947. -:- V e·rlcnooht misdt'ijf behot·encl tot de bevoef!CULeid van de mili~ tOJit·e t·echtscolle{fes zetelend ove·1·een1com· stiff de tvet van 15 J wvi 1899 of van cle llewone rechtsmaoht. - Beide misdt·ijven rnoeten ~vm·den gevontvist door cle mili· taire t·echtscollelles zetele'nd overeenlcom­stif! arWcel 4 van de wet van :20 Juni t947. - Wanneer een misdrijf; clat alle de toe· passingsvoorwaarden voocrzien bij arti­kel 2 van de wet van 20 Juni 1947 verenigt, verknocht . is met een misdrijf behorend tot de bevoegclheicl, lletzij van de mili· taire rechtscolleges samengesteld overeen· komstig de wet van 15 Juni 1899, hetzij van de gewone rechtsmacht, moeten zij bekle gevonnist worden door de militaire rechtscolleges samengesteld overeenkom­stig artikel 4 van de wet van 20 Juni 19·47. (Wet van 20 Juni 1947, artt. 6 en 7.)

4 Juli 1949. 446

BEWIJS.

1. - B·nr{feTUjlce znlcen. - Aan cle con­clttsies versch~tlcz.igd geloof. - Oonclttsies cUe de onntogelijlche'id inroepen zioh in­liohtin{fen te vm·scha.fjen omtt·ent de wet'­lcelijlcheicl van. een feit. - Arrest dat vast· stelt dat clit feit niet woFdt betwist. -Gebn sohending van het awn de conclttsies vet·soh~tlcligcl {feloot. '- Schendt het geloof niet, verschuldigd aan de conclusies die

532 BEWIJS.

de onmogelijkheid inriepen zich inlichtin­gen te verschaffen nopens een element van feitelijke aard, llet arrest dat vaststelt dat · dit feit niet worclt betwist.

20 Januari 1949.. 43

2. - B1M"ge1'lijke zalcen.- Interpretatie van een oontnwt. ~ Geste1md op fle be-1AJOorr'Un,qen er van en OJJ een, overweg·ing in 1·echte. - Interp1·eta.tie niet geste1mcl op ve1·m.oeflens genom-en buiten cle alcte. -Steunt niet op vermoedens genomen bui­ten de akte; het arrest dat de interpretatie van een contract rechtvaanligt door de bewoordingen er van en door een overwe­ging in rechte.

20 Januari 1949. 47

3. - B1wgerlijke zaken. -Element i:n­geroepen do01· de reohter, niet als een be­Wijs, dooh sleohts als bevestiging vtw· een reeds ueleve1·d bewijs. - MaaJct geen ver­moeden 1Mt. -, Wordt niet ingeroepen ten titel van verlJ!lOeden een element dat door de rechter wprdt aangehaald, niet als be­wijs, doch sl~chts als een element dat een reeds geleverd bewijs bevestigt.

20 Januari 1949. 47

4. - Burgerlijl<:e zalcen. - Aan. fle a,Tcten versohulcligde t1'01HV. - An·est van het hot van. beroep. - Aan een vonnis van de oorrectionele 1'echtbanlc een beslissing toeschrijvende wellce .het n:iet bevat. -Schenfling van lle aan lle alcten ve1·sch1/.l­diglle t1·ouw. - Schendt de trouw aan een door de correctionele rechtbank gewezen vonnis verschuldigd, het arrest van het hof van beroep, over de burgerlijke belan­gen uitspraak doende, dat, dan wanneer (.lit vonnis beslist dat betichte geen mis­dl'ijf gepleegd heeft door op 13 April 1937 zonder toelating zekere werken uit te voeren, bovendien aan dit vonnis de be­slissing toeschrijft dat betichte in geen geval daarna nog een toelating aan llet beheer zal te vragen hebben.

24 Februari 1949. 145

5. - Aande alcten versch1tlcligcle tro1t1V. - Interp1·etatie van een clagvaarcling door fle 1·eohter ovm· cle ff'l'oncl. - Verlclarin!J verenigbaa1· met cle tennen 'IXtn· de clag-1Jaa!l'ding. - Souve1·eine in.te1'tn·etatie. -De rechter over de grond verklaart souve­rein een exploot van dag'Vam·ding, indien zijn interpretatie met de termen van llet exploot niet onverenigbaar is.

24 Februari 1949. 148

6. - Aan de a7cten versch1tldigcle t'I'O'ItW. ~ Proces-verbroal do·or de agenten van de llouanen en accijnzen opgesteld. - Vast­stellende dat een tabalcplan.fer een onjuiste aangifte gedaan heett. - Vrijsp1·aalc al­leen him·op gesteu;nd flat deze onj'ltistlieicl niet aan belclaa,qde te wijten is. - Geen schending 11an de! aan het proces-verbaal

versoh1t1digcle tro1tw. - Schendt de trouw niet, aan llet regelmntig ·door de agenten van de douanen en accijnzen opgesteld proces-verbaal v.erschuldigd, llet arrest, dat, zonder te miskennen dat, zoals het proces-verbaal het vaststelt, een tabuk­planter een · onjuiste aangifte · gedaan heeft, deze planter van de rechtsvervol­ging ontslaat, omdat de onjuistheid niet aan hem te wijten is. (Wet van 26 Augus­tus 1822, art. 239.)

28 Februari 1949. 152

7. -A an de nlcten verschuldigde t1'01tW. - Inte1'1J1'etntie vU'It een- stiohtingsalcte va,n naamloze vennootsohap. - Interpre­tntie onverenigbanr met de termon van fle a1;;te. - SohencZvng .van de aan de alcten ve1·sch1tlcU[1tle tronw. - Scllendt de aan de stichtingsakte van een naamloze ven­nootschap verschulcligde trouw, het arrest dat aan deze ov.ereenkomst een met haar termen onverenigbare interpretatie geeft.

1 Maart 1949. · 153

8 . .,--- Aan de ale ten 1Jersohuldi(lde t1·o~~cw. - Interpretatie va.n een. gesclwitt. - A1'­·re$t flat ajwijlct van cle bewoordingen va,n het (ICSohrift. -Intm'tJ'retnt'ie gerecht­vaanligcl do01· elementen buiten de alcte. - Geen sohencling va,n de aan de alcten versoh·nlfli.gcle trouw. - Scllendt de aan de alden verschulcligde trouw niet, het vonnis -clat, bij de interpretatie van een geschrift, de redenen aanduidt, afgeleid uit feiten buiten de akte en ter zake vast­staande, waarom het oordeelt van de schijnbare zin van zijn bewoorclingen te moeten afwijken:

3 Maart 1949. 158

9. - OnspUtsba1·e geq'ltalificeenle be­lce-ntenis. - Bnrge1·lijlce zaken. - P,artij die de bekentenis als bewijs in1·o·ept clooh bewee1·t de on.j1tisthcirl va,n zelwre elemen­ten e-r vcwz. te bewijze·n. - Bewijs onflm·­win·pen aan d.e regelen toepasse/.ijk op het bewijs van het 1·echtsteit, llat rnen aool' de belcenten.i.s wil vaststellen. - De par­tij, die als ··bewijs een onsplitsbare gequa­lificeercle bekentenis inroept,. is ontvanke­lijk tot inbrengen van het bewijs van de onjuistheicl van zekere elementen er van; docll zij mag dit bewijs slechts leveren volgens de wettelijk toelaatbare bewijs­mklclelen van het rechtsfeit dat zij door de bekentenis wil vaststellen. (Burg. Wet­hoek, art. 1356.)

17.Maart 1949. 182

10. - Verzelceringscontra.ct. Ve1'Ze-7cenle van zijn rechte1b vervallen wannee1· een aangetelcmule b1"ief, het gebrelc all!n betalin.IJ van de tJrem.ie vaststellenfle, ge­d1wencle vijftien dagen zonrle1· gevolg i8 gebleven. :-'- Arrest besUssende flat een zendb1'·ief de tennijn va.n vijft-ien clagen niet doet lopen. ~ Geen schending vnn

----]

BEWIJS. 533

mrtilcelen 1134 e·il 1135 van het B·ttrge·rUjlc W etboelc. - Schendt noch artikel 1134, noch artikel 1135 van het Burgerlijk Wet­boek, het arrest dat, vaststellende dat, luidens de termen van een verzekerings~ contract, de verzekerde slechts van zijn rechten vervallen is indien een aangete­kende brief van de verzekeraar, die het gebrek aan betaling van de premie op de vervaldag vaststelt, gedurende vijftien dagen zonder gevolg is. gebleven, beslist, dat het zenden door de verzekeraar van een gewone brief de termijn van vijftien dagen niet doet lopen.

7 April 1949. 244

11. - Sohending van de aa:n de aMen versohuldA.gde t1·ottw. - Oonolusies a·ie lwt bewijs aanb'ieden aat zelcet·e gebrelcen in de bottw de enige oorzaalc va:n ee·n brand zijn.- Vonnis dit aanbod van bew#s vor­·werpend omrlat dit bewijs geen voldoende zelcerheid ZO·!t lcunnen bijbrengen. - Geen schending van het aan lle conclttsies ver­schu,ldigll geloof. - Wanneer een partij bij conclusies aangeboden heeft te bewij­zen dat gebreken in de bouw de enige oor­zaak van een brand zijn, schendt het aan die conclusies verschuldigd geloof niet het vonnis dat ze verwerpt omdat het aange­boden bewijs niet met een voldoende stipt­heid en zekerheid zou kunnen geleverd worden.

7 April 1949. 249

12. - Schenil;ing van lle bewijslcraoht ·va:n lle a./cten. - Oonclttsies. - · Intet·p·re­ta.tie verenigbaa:r met h·ttn termen. - Geen schenlling va<n de bewijslcracht V(Mt de ale­ten. - Schendt de bewijskracht van de conclusies niet, het arrest dat a an de -con­clusies een interpretatie geeft die verenig­baar is met hun termen.

2S April 1949. 274

13. - Skafzaken. - Belclaagcle (/.-ie een gronll van t·eoht1;aard·ig·ing introept. -Bewij.s dat moet ·wot·dcn gebt·acht door het · openliaar m·inistet"'ie. - Ret behoort het openbaar ministerie het bewijs te brengen dat een grond van rechtvaardi­ging ten onrechte door de beklaagde wor.dt ingeroepen.

2 Mei 1949. 293

14. - Bewijslwacht 'Vnn cle alcten. -Overecnlcomst. - Gwnwtiveenle vei·Jcla­ring lloo·r ae reohter over cle ,q-roncl. -Verenigbawr met cle bewoonlingcn vnn de ovet·eenlco·mst. - Geen sohen(Ung vwn rle bewijslcmoht van ae nlctcn. - Schendt de bewijskracht van de akten niet, de gemo­tiveerde verklnring die de rechter over de

·groncl geeft aan een overeenkomst, wan­neer die verklaring verenigbaar is met de bewoordingen van de akte welke de. over­eenkomst vaststelt.

12 Mei 1949. 315

15. - Awn de alcten t;e·rschulcligd ge­loof. - AtTest (lnt beslist d(];t cle eis een vorcler·ing tot ontlcenning va:n erfclienst­b(];a-rheicl uitrnanlct. - Q·ttnlificnt-ie ge­ste·twd op het voorwerp '!Ja:n cle eis en n.iet o%ve1·enigbnwr met tle bewoo1·cZingen ·van d.e cla,gvncwcl·iln.g en vnn cle oonolusies. -G.eett sohentli-nrt va1~ het aa:n cle alcten vcr­sclmlcl·igrl geloof. - Schendt het aan de dagvaarding en aa:n de conclusies ver­schuldigd geloof niet, het arrest dat vor­dering tot ontkenning van erfdienstbaar­heid van waterafioop noemt, de eis, waar­van het vaststelt, zonder de bewoordingen van clie akten t~gen te sp,reken, dat hij strekt tot het horen verbieden gebruik te maken, tot het uitstorten van water, van een erf waarop de eiser beweert het eigen­domsrecht of een daarmede gelijkstaand

· recht te bezitten. 19 J\tlei 1949. 338

16. - Satnengestelde onspUts7Ja,i·e be­l.~entenis. - Bwrget·Ujlce znlcen. - Pat·tij tlie zich op de cloot· cle tegen1Ja-rtij gedane belcentenis be·roept. - Verrnag niet de be­lcentenis te besoho·ztwen als een eenvo~tdig begin vwn bewijs door gesohr·itt en alzo clo rcgel van de onsplitslinarheicl va:n de bc­ke1ttcn·is te ontdu-ilcen. - Ret behoort een partij niet, die zich beroept op een door haar tegenstander gedane gerechtelijke bekentenis, dezelfde slechts te beschou­wen als een eenvoudig begin van bewijs door geschrift ten einde het bewijs vaii het hoofdfeit toelaatbaar te maken door getuigen of vermoedens en, aldus, de regel van de onsplitsbaarhekl van de bekentenis te ontduiken. (Burg. Wetb., aJ·t. 1356.) ·

2 Juni 1949. 368

i 7. --:- Ann de alcten vC'rsolH~lcligd ge­loof. - Stra,fzr~ken. --'- Interpretntie door cle 1·echte·r van een dngvna<rcling. - Vet·~ endgb(W1' m-et de bewoo·rd·ingen va.ri. cle alcte. - So·uvet·eine interpr·etntie. - De interpretatie, die de ~·echter over de grond geeft van de dagvaarding, is souverein wanneer zij niet onverenigbaar is met de bewoordingen van die akte.

14 Juni 1949. 385

18. - Stt·atzaken. - Deslcuncligenon­derzoelc. - Reohtet· niet gebonaen cloo1· het culvies van clc deslcunclige. - Om het beclrag te bepalen van de winst, ontstaan nit de schuldige be{h·ijvighei<l van de da­cler van het misdrijf voorzien bij arti­kel 115 van het Strafwetboek, is de straf­rechter niet gebonden door het advies van een deskundige. (Strafw., art. 123ter; wet van 7 Juni 1948.)

14 Juni 1949. 386

19 •. - Aa'n cle nlcten verschnlcligd ge­loof. - Intet·pt·etat-ie oiH!eren:igbam· met de bewoordingen. vnn de gefntet·preteer·ae nl.'ten. - SohemUng van 'het aan de ctlcten

BEZIT. -~ BINDENDE BEOORDEI~ING.

ver·sohulcligrl geloof.· - Schendt het geloof van de authentieke akten van verkoop en van het lastenboek naar hetwelk ze ver­wijzen, het vonnis dat er ee:ri interpre­tatie aan geeft die onverenigbaar is met hun bewoordingen. (Burg. Wetb., artike­len 1319, 1320 en 1322.)

16 Juni 1949. 396

20. - Bekentenis door de belclaagde. -Bew-ijskraoht er vun so'ltvet·ein beoo1'deeld ·aoor de reohter ove1· de g1·ond. - Uitzon­de1"ing.- Ui'tgezonderd het geval voorzien bij artikel 16 van de wet van 17 April 1878, beoordeelt de rechter over de grond ~ouverein de bewijskracht van een door de beklaagde geclane bekentenis.

4 J uli 1949. 440

21. - GeZoot versoh·ulcligd aa-n lle ale­ten. - Bm·gerlijke za.ken. - Oonol~tsies wawrin een pa1'tij aaQtbiedt te betv'ijzen clc~t de de cujus zioh heeft ve1·bonden. lwu1· de eigendom vwn zelcere goecle1-en. over te dragen.. - Arrest dM clit auri.bacl van be­wijs ver·we1·pt door te besl·isse·n dut het strelct tot het bewijs vun het bestaan vun een ovm·eenkomst omt1'ent een n.iet-open­gevallen nc~zutensoh(l)p, - Onclu.idelijlce conol~tsies. - Geen. sahencl-ing van het uun de alcten verschttlcligd geloof. - Antwoor­dend op conclusies waarbij een partij aan­biedt te bewijzen dat de cle mtj1ts zich heeft verbonden haar de eigendom over te dragen van zekere goederen 'vermeld in een geschrift waaraart zij de waarde van een begin van bewijs door geschrift hecht, schendt het arrest, dat clit aanbod afwijst met te beslissen dat het tot voorwerp heeft het bestaan te bewijzen van een overeenkomst houdende toekenning po·st mo1·tem van de eigendom van erfgoederen en uit clien hoofde het karakter aanne­me:ride van een overeenkomst omtrent een niet-opengevallen nalatenschap, het aan de conclusies verschuldigd geloof niet zo deze laatste onduidelijk zijn.

14 Juni 1949. 477

22. - Aan de nlcten ve·rsolwlcl-igd ge­loaf. - Stmtzulce_n. - Dugvau'I'(Ung. -Jnterp·retntie . do01· cle 1·echter over de ,qrond. - Ve·renigbaar met cle bewoonl-in­gen vwn de dagvaanUng. - so~we1·eine interpreta.tie: - De interpretatie, die de rechter over de grond geeft aan een dag­vaarding, is souverein wanneer zij vere­nigbaar is met de bewoordingen dezer dagvaarding.

22 Juli 1949. 495

23. - Uitgifte van een c~rrest. - Ge­typte of gesoh1·even venneldingen. - Gel­den c~ls bewijs tot bet-iohting vaQl· vals­heicl. - De vermeldingen, zowel de ge­schrevene als de getypte, van de uitgifte

van een arrest, gelden als bewijs tot be­tichting van valsheid.

8 September 1949. 500

BEZIT. T-itels aan toonde1'. - Ongewilde buiten­

bezitstelli.ng. - Wet van 24 Juli 1921. -Verzet. - Dagvaanling tot huncl-liohting. - Dm,agwijdte. - De regelmatige dag­vaarding oni te. verschijnen v66r de voor­zitter van de handelsrechtbank tot hand­lichting van een verzet, gedaan door de­gene die beweren ongewild buiten het be­zit te zijn gestekl van titels aan toonder, brengt niet aileen de verplichting mecle te verschijnen op straf van te worden verc oordeeld bij verstek; zij behelst .ook de vaststelling van een termijn binnen welke de gedagvaarcle, op straf van verval van een recht, een daad mo~t verrichten. (Wet van 24 Juli 1921, art. 29.)

13 Januari 1949. 24

BINDENDE BEOORDELING DOOR DE RECHTER OVER DE GROND. 1. - Stntfzalcen. - Waanle van de

vcvststellingen van een cleslcundige. ~ De rechter over de groncl beoordeelt souve­rein de waarde van de vaststellingen van de deskunclige.

10 Januari 1949. 12

2. - Strafzalcen. - Nttt van. een rles­kwnclig frnderzoelc. - De rechter over de groncl beslist souverein of een nieuw des­kunclig onderzoek client te worden bevo­len.

10 .Januari 1949. 12

3. - Strutzalcen.. - Foorwe·rpen ge' bnvilct voat· rle clienst cle1· spelen. - De rechter over de grond stelt souverein vast dat de' voorwerpen, waarvan hij de vei·­beunlverklaring beveelt, gebruikt werden voor de dienst der spelen. (Wet van 24 Oc­tober 1902, art. 6.)

10.Januari 1949. 12

4. - Strajzalcen. Onwettige uitoefec ning van q;e geneesktmcle. - Gewoonte. -So~tveTeine beoonleling. - De techter over de grond beslist souverein dat de door hem voor vaststaancl gehouden fer ten het bewijs inhouden van het gewoon­lijk uitoefenen van een· tak der genees­knncle.

10 Januari 1949. 15

·s. - HtrafzMcen. - Bu·rgerlijlce verde­ring. - Deel van de verantwoo1·rlelijkheid dct•t moet wo1·den. gecl'i'agen respectievelij 7c

'--------------------- ~::.~:" - ---. --- ----~

BINDENDE BEOORDELING DOOR DE RECHTER OVER DE GROND. 535

{/,oor de verdaohte en clo01· het slachtoffer. - De rechter over de grond, die een font vaststelt ten laste van het slachtoffer van ·een verkeersongeval, bepaalt souverein de maat waarin de .verclachte en het slacht­·Offer de verantwoordelijkheid van de schade moeten dragen.

17 Januari 1949. 30

6. - Skafzalcen. Be·wijsele·menten. - So·uvereine beoordel'in·g. - Behouclens bijzomlere wetsbepaling, beoordeelt de strafrechter souverein de waarde van de hem voorgelegde bewijselementen.

17 Januari 1949. 31

7. - Strafzalcen. - Onclerhoren. va.n .QCtui.gen. - Gepa.sthC'icl. -:- B·indencle be­oonleU.nq door rle reehte·r ~n. hoger beroep. - In sti·afzaken beoordeelt de rechter in hoger beroep souverein of het onderllo~·en van getuigen nuttig is Yoor de o}Jenbarmg \'an de waarheid.

24 J anuari 1949. 52

8. - Stra.fza.Jcen.. - Schacle beroklcencl .aan cle burgerlijlce pa1·t·ij. - So·uve?·ei·ne beoorcleling. _ Ontslaat niet va.n cle ver­pliehtinu cle concl?tBies te beantwoonlen. - Indien, bij gebrek aan conclusies,. cle begToting door de rechter over de groncl \'an de aan de burgerlijke p.artij berok­kende schade souverein is, lleeft die rech­ter nochtans de ven)lichting de redenen te doen kennen op grond waarvan hij een in conclusies voorgestelde begrotingsbasis verwerpt.

24 Januari 1949. <i3

9. -In zalcen van rechtst1·eelcse belas­t·ingen. - Aanvnllende actnslag na nie·uw ·-onderzoek. - Ji'eitelijlce bestwndclel.en tot stavi.n_q van die aanslarJ. - SO?tvereine be-oonleling. - De rechter over de grond beoordeelt op bin<lende wijze of cle ele­menten voorgebracllt door het beheer tot staving van de aanvullende aanslag· g·e­vestigd na een nieuw onderzoek van een aangifte die werd verbeterd, het bewijs opleveren van de gronden waarop die ves­tiging is gesteund. (Sameng·escllakelde wetten, art. 55, § 1, al. 2.)

25 Januari 19-49. <iS

10. - AanvcuwcU.ng of bet·wistin.g cloo·r het 1Jehem·, 01J een bepaa.lde clctt7tn~, van het lierlrau van. aan cle liron inuehonclen 1Jelast·inuen. - Binde·ndc beoorclel'in_q. -De rechter over de grond beoordeelt sou­verein of, op een bepaalde datum, llet be­heer llet beclrag van de kwijting van be­lasting·en aan cle bron heeft anngenomen of betwist.

25 .Tanuari l9Ml. 72

11. - Strafzalwn. F e·rknochtheicl t·nssen mi.sclri.iven. - Ret behoort de rech-

ter over de grond het .besta·an van een verband van verknochtheid na te gaan en vast te stellen. (Wetb. van strafv., arti­kelen 226 en 227.)

7 Februari 1949. 102

12. - Alcten vn'lh fle 1'echtstJlegiH_q. -Intervretctt-ie geste?tnd 01J elementen. lievat in clie nlcten en niet in st·rij cl rnet anrlere elementen vwn lle zaalc. ~ So?tvm·eine ·in­te1·tn·etat'ie. - Is souverein, de interpre­tatie van de akten .der rechtspleging, afgc~­leid door de rechter over de grond nit de elementen welke die akten bevatten, en welke niet in strijd is met andere elemen­ten van de zaak.

10 Februari 1949. 105

13. - St·mtzalwn. - Noorlzalcel-ijkhe·irl va;n een onclerzoeksma.a.t·regel. - De recll­ter over de grond beoorcleelt souverein de noodzakelijkheid, tot vestiging van zijn overtuiging, van een onderzoeksmaatre­gel.

14 Februari 1949. 111

14. - Stra.fza./cen. - Arrest flat vast­stelt dnt cle fe-it'en van ae telastlegui·uy oncle?·scheiclen zijn van ?'eecls uevon'niste feiten. - Beoonleling in, feite. - Biu­clen,fle lieoor·deling. - De rechter over de groncl beoordeelt souyerein· in feite of de feiten van de telastlegging al clan niet onderschei<len zijn van reeds gevonniste feiten.

14 Februari 1949. 119

15. - Zaken van ·rechtst·reelcse belas­#ngen. - Binclencle 1Jeoonlel-ing. - Een beoordeling· van feitelijke aard, gedaan in de bestreclen beslissing, ontsnapt aan het toezicht van llet Hof van verbreking.

15 Februari 1949. 12fi

16. - Bn?·gerl1.jke znken. - D'}'(la_q­wijclte vnn een alcte. - Inte?"tJoretaUe ni.et in, st1"ijcl met cle bewoord:ingen er van. -Binclencle inte,·pretatie. - De rechter over de grond beoorcleelt souverein de clraag­wijdte van de akten die hem onderworpen worden, tenzij zijn interpretatie met hun bewoordingen strijdig is.

18 Februari 1949-. 131

17. - Fonnis in feite beslissenrlc dat flwnszJa?·ti.jen, sohijn.baar voo'rbelw'llileu voo·r cle leclen van. een tJ'I"ivctte Jcor·i,n [!, ·in we·rlcelijlcheifl otJenbnre aanszJCt?'tijen. zi,in. - 8o·z~ve1·e·ine beoo1·deli.ny. - De rechter over de grond beslist souverein clat dans­vergacleringen, ingericllt on(ler de schijn van vermakelijkheclen voorbehouden voor de leclen van een p~·ivate kring, in feite openbare danspartijen zijn.

21 Februari ;1949. 134

18. - Stn~fznlcen. - Misrkijven uit ec'/1 of ve?·sche-irlene fc-iten snmengestelrl.

536 BOSSEN EN WOUDEJN.

- ·De rechter over de grond· beoordeelt souverein in feite of misdrijven uit een feit of verschillende feiten zijn samenge­steld.

21 Februari 1949. 138

19. - Bm·gerlijlce zalcen. - Bew·ijs­kracht van de getuigenissen.. - So·uve­reine beoordeling. - De rechter over de grond beoorcleelt soilverein de bewijs­kracht van de getuigenissen ; hij is niet gehouden aRn te duiden waarom hij ze aanneemt of van de hand wijst.

31 Maart 1949. 225

20. - Strafzalcen. - .Verkeer. - Oeen oorzalceHjlc verband tussen een inbre·ulc op de ·verkee·rspolit·ie en een onge·val. -Bottve1·eine beoorcleUng. - De rechter over de grond beslist souverein dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen een inbreuk op de verkeerspolitie en een ongeval.

11 April 1949. 253

21. - Btrajzalcen. - Gepastheid va1t het onde·rhoor van. getuigen. in hager be­roep.- Binflende lleoordeling.- De rech­ter in hoger beroep beoordeelt op bindende wijze of er aanleidlng toe is een getuige te ondm·horen.

25 April W49. 273

22.- A1'beidsongeval.- Ongwval over-7wme1t op de weg naar het werlc. - Be­slissi.ng dat de a1·lleidet' in dien.st was van een bepctald bedrijfshoofd. - Bindende lleoonleUng wannee·r zij op feitelijlce lle­schottwingen, rust. -De beslissing van de rechter oYer de grond waarbij de arbei­der, slaclltoffer van een ongeval overko­men op de weg naar het werk, op bet ogenblik van llet ongeval in dienst was van een bepaald bedrijfshoofd en niet van een ander, is souverein wanneer zij op feitelijke bescllouwingen rust.

28 April 1949. 278

23. - Bt:ratzaken. - Waa1·de van de bew·ijselenwnten. - Gepa.stheid van de onderzoelcsmaat1·egelen. De rechter over de grond beoordeelt op bindende wijze de waarde van de hem voorgestelde bewijseleinenten, alsmede de gepastheid van bijlwmende onderzoeksmaatregelen.

2 Mei 1949. 289

24. - Straj. - Jn, q;erlwztfl'inu ;net de gew·ichtigheicl van het m·isd1'ijf. - Bin­dende lleoonleling dam· de 1·echter over ae grand binnen. de perlcen va.stgestelcl doo·r de wet. - De recllter over de grond be­paalt op souvereine wijze de straf, binnen de door de wet vastgestelde perken, naar verhouding met de gewichtigheid van het vaststaand verklaard misdrijf.

16 Mei 1949. 323

25. - StmtzaJcen. - Artilcel 113 vwn het Bt1·ajwetboek. - Ta1wn die normaal op de vija.ndelijke lege1·s ntsten. - De rechter over de grond beoordeelt souve­rein in feite of de vaststaand verklaarde feiten het vervullen uitmaken van taken van strijd, vervoer, werk of bewaking, die normaal rusten op de vijandelijke le­gers of op hun diensten. (Strafwetboek, art. 113; besl.-wet van 17 December 1942, art. 1.)

23 :Niei 1949. 347

26. - TTaststellino flat gras n·iet de op­brengst is tmn een floor de mens 1·egelmar tig anngepa.st ·we'l'h'. - Bindende beoo1'de­Ung. - De vaststelling dat. het gras, ge­wonnen in de polder, niet de opbrengst is van een door de mens regelmatig aange· past werk, behoort tot de souvereine be­oordeling van de rechter over de grond.

31 Mei 1949. 36±

27. - Strajzaken. - Onoverwinnelijlce dwaling. - Bi·ndende lleooTdeling. - De rechter over de grond beoordeelt souve­rein in feite of de als grond van recht­vaardiging ingeroepen dwaling onover­winnelijk was.

4 Juli 1949. 45&

28. - St1'afzalcen. - Schade lle1·oJcl•end afm de ll·ztTgerlijlce partij. - Bindende beoordeling. - Ontslaat niet van de ver­pliohting de oonolttsies te bean.twoo1'den. - Zo, bij gebrek aan conclusies, de rech­ter souverein de door de burgerlijke par­tij geleden scha{le raamt, heeft hij nocll­tans de verplichting de rederi aan te dui­den. waarom hij de wijze van berekening van die schade, voorgesteld door die par­tij en betwist door de verdachte, heeft aangenomen.

22 Juli 19·49. 493

29. - Btratzaken. - Foldoende aan­dttiding, in de dagvaarcling, vnn. het voo!·­werp van. de vo1'de1'ing. -De rechter over de grond beoordeelt souverein of de dag­vaarding om te verschijnen v66r de straf­rechtbank voldoende het voorwerp van de vordering aanduidt.

8 September 1949. 510.

BOSSEN EN WOUDEN.

Koper. - Jnbi'ettken 'ir1 de ka.ppingen door zijn a·angestelden. gep/,eegd. - Stm{­reohteUjlce ve1·a.ntwoo1·delijlcheid van de

'leaper en va~t zijn bo,rg. - De koper van een kapping in de onder het bosregime staande bossen en zijn borg zijn straf­rechtelijk verantwoordelijk voor de in­breuken gepleegd in de kappingen door

BURGERLIJKE PAR'l'IJ. - DOUANEN EN ACCIJNZEN. 537

de aangestelden van de koper. (Boswet­boek, wet van 19 December 1854, art. 67.)

30 lVIei 1949. 353

BURGER.LIJKE PARTIJ.

1. - Vordering geste-unrl OJJ een feit wegcns hetwellr; gemi vePvolging is ·inge­steld. - Strat1·echte1· welke op die vo1-de-1'ing -uitspraalc cLoct. - OnwetteUjkheicl. - De strafrechter mag geen uitspcraak doen over een burgerlijke vordering ge­steund op een feit, cloor de burgerlijke

DAAD VAN KOOPHANDEL.

H1~ur vw10 een to·t 1~itoeten·i11g van een lcoophandel bestema onroerend goed. -Verbintenissen voortvloeiencle uit clit con­tract. - Oorzaak vreemcl aan cle Jcoopha·n­cleZ. - De verbintenissen, voortvloeiende voor de partijen uit de huur van een on­roerend goed, worden beschouwd als heb­bende een aan de koophandel vreemde oorzaak, in de zin zoals bedoeld bij arti­kel 2 van de wet van 15 December 1872, zelfs dan wanneer clit goed bestemd is tot de uitoefening van een koophandel.

28 April 1949. 274

DAGVAARDING.

StrMzalcC1~. - Geen ve'l'plichting clc nawm van de vorclerencle· mag·ist·raat te ve1·melclen op het atsch1'ift. - De naam van de magistraat van het parket, die de deurwaarder gelast heeft een dagvaarding te betekenen, moet niet vermeld worden op het aan de belanghebbende afgelevercl afschrift; het volstaat dat het afschrift vaststelt clat de deurwaarder hanclelt op vordering van de procureur des Konings.

21 Februari 1949. 135

DEURWAARDERSEXPLOOT.

1. · - B'!wgerlijlce zalcen. - Atschrift vwn het ewplo·ot flat flag en jaar ve·rmelat. -'- AcmcluicUn.g van cle maancl blijlcend 1~it cle verrnelclingen op het fiscaal zegel. -Beslissinu vcm cle 1·cchtet· dat cle dat1~ van het eWJJloot lclaa.cr bUjkt 1~# het geheel VOJn de vennelclingen vcvn het afsch1'·ift. -Wetteli.ilce besUssin,q. - De rechter over de groncl kan wettelijk beslissen dat de datum van een exploot klaar blijkt in het betekend afschrift, wanneer dit afschrift duidelijk de dag en het jaar van het ex­ploot vermeldt en dat de aanduiding van

D

partij ten laste gelegd van de verdachte, cloch wegens hetwelk geen vervolging is ingesteld. (Wet van 17 April 1878, artt. 3 en 4.)

24 J anuari 1949:. 52

2~- Vorclering v66r de stratt·echter. -Onderstelt een scha.ae clie on.tstaan is uit het rnisdriff. - Behoudens · bijzondere wettelijke bepalingen, mag de burgerlijke partij v66r de strafrechter geen verg6e­ding vorcleren wegens schacle die niet iS' ontstaan uit het misdrijf.

14 Februari 1949. 123

de maancl klaar blijkt uit de vermeldin­gen gebracht op het fiscaal zegel dat werd geplakt op gezegd afschrift.

12 lVIei 1949. iua 2. - Betekening vw1~ een, vonn·is. -

Stmtzalccn. - Indeplaatsstelling van woorcle1~ clie cle zin niet wijzi.qt vwn enige snbstantUJle vermelcling vwn het f01'mulier van teJOUitvoe1'legging en de rechten van cle ve1·cl.ecliging niet schenclt. - Gelclige betelcenm~. - Is geldig, de betekening van een m strafzaken gewezen vonnis niettegenstaande zekere woorden van het formnlier van tenuitvoerlegging overge­nomen in het betekend afschrift van het vonnis dat aan de betekende partij wel'{l ter hand gesteld, niet dezelfde zijn ':ils. degene van het wettelijk voorschrift in­dien de in de plaats gestelde woorde~ de zin van enige sulistantiele vermelding van het formulier van tenuitvoerlegging niet wijzigen en de rechten vari ve1;dediging van de betekende partij niet hebben kun­nen schenden.

16 ~1ei 1~49. 319

DOUANEN EN ACCIJNZEN.

1. - · Ono,verwinneliflce· clwa.Jing. Gee1~ rniscl1'1:jf. - Indien de overtreder inzake douanen. en accijnzen het gebrek aan opzet niet kan inroepen, bestaat er nochtans geen misclrijf in geval van on­overwinnelijke dwaling van zijnentwege.

17 Januari 1949. 29

2. - Vervoer vwn a.lcohol zonde·r gel­clige bescheide·n. - Geleib·rief clie !'egel­m.a.Ug scheen cloch het niet was. - On­overw'ilmcUjlce a-waling. - Bestancldelen. - Stelt de onoverwinnelijke dwaling· vast van degene die alcohol heeft ingevoerd

. zoncler geldige bescheiden, het arrest dat vaststelt, enerzijds, dat de agenten der accijnzen llad(len verldaard aan die per-

538 DOUANEN EN ACOIJNZEN.

soon dat de geleibrief hun regelmatig scheen en, anderzijds, dat hem het ver­wijt niet kan worden gemaakt zijn opspo­ringen. betreft'ende de herkomst van de alcohol niet verder te hebben gedreven op een ogenblik waarop de streek, waarvan dezelfde was geacht voort te komen, was blootgestelcl aan de laatste vijandelijke a an val.

17 Januad 1!!49. 29

3. - VervoeT -in cle tolstreel.; va•n n.iet cloo1· een. beseheid uerlekte _qoede1·e;n. -Besta•nclclelen. - Is wettelljk gemotiveerd, het arrest dat ten einde de verdachte te veroordelen om, samen met twee andere verdachten, een vervoer van goederen, niet gedekt door een bescheid, te hebben uitgevoerd in de tolstreek, vaststelt dat de verdachte .de twee medeverdachten en de gesmokkelde goederen heeft vervoerd in een autovoertuig dat hij bestuurde en dat er tussen de drie personen een ge­heime verstandhouding bestond.

·17 Januari 1!!49. 3±

4. - Rechtbccnlven. - Stntfznken.. Dnu·,;nard·in,q ten. veTzoeke vnn het behee·r van rZOnnnen en. ncoijnzen. weuens een feit. - FeU nan-han.,qig gemaakt bij de 1·echte1· in ho-ge·r be·roe11. - Oonelnsies van het be­hee·r wellw v•661· cle 1·echte1· 'in hoge·r be­roe11 een mule1· fe'it im·oe11en. - Tweede teit n:iet aan.harngig gema.nkt v66r cUe rech­ter. - Wanneer llet beheer van donanen ·en accijnzen een verdachte dagvaardt ¥66r de correctionele rechtbank wegens een feit, mag het hof van beroep, waarbij 11et hoger beroep van de partijen tegen (le beslissing van de eerste 1;echter werd aan­hangig gemaakt, bovendien geen kennis nemen van e(m under feit, zelfs dan wan­neer dit tweede feit werd vermeld in een proces-verbaal dat de dagvaarding is voorafgegaan en dat wordt ingeroepen door het belleer in conclusies genomen in hoger beroep.

14 Februari 1949. 114

5. - Accijns1·eoht 011 tnbc~k. - Is cloo·r de planter slechts verschnlcligcl voo·r de tabnk tot eigen, gebntik voo1·1Jeho·uden. -De tabakplanter moet het accijnsrecht slecllts dragen voor de tabuk tot eigen ge­bruik voorbellouclen. (Wet van 2.3 Juni H38, art. 1.)

28 Februari 1949. 152

6. - P.roces-verbanl. - Melcling rlat (le opstelle1·s << dTngers ·waren. van hu-n (W~~­stellini;sbTief ll. - Bewijs clat elk de·r op­.stelleT8 van. cle sWklcen vooTzien is wawr­cloo1· hij ge1·eohtigcl wonlt om rteld:ig 011 te treden.. - Inzake douanen en accijnzen, blijkt uit de vermeldingen van het pr(lces­verbaal, lnidens welke de opstellers « hou­ders waren van hun aanstelling-sbrieven Jl,

dat iecler van de verbalisanten voorzien was van de stukken waardoor hij gerech­tigd is om geldig op te treden. (Wet van 26 Augustus 1822, artt. 194 en 233.)

21 Maart 1949. 188

7. - Ii'-iscanl 1·egime va·n de tnbalc. -In.breuk. - Regelmatig proces-ve·rbaal van cle a.genten. cle1· a,ccijnzen. - Mctte­rU3le vaststellingen. b·innen de pet·lcen van cle bevoertdhe·icl de1· agenten. - A·rrest van vrijsprncMc. - Geen. vaststelUng va~~ cle va.lshe·icl clezm· vnststell-ingen. - Onwette­Ujlc nrrest. - Schendt de trouw verschul­digcl aan een regelmatig proces-verbaal der ag-enten van het beheer der douanen en accijnzen, het arrest dat de matertEHe feiten, door het proces-verbaal vastgesteld binnen de perken der bevoegdheid van deze agenten, niet bewezen verklaart, zon­der er op te wijzen dat het bewijs van de valsheid dezer vaststellingen geleverd werd. (Wet van 26 Augustus 1822; wet van· 23 Juni 1938, art. 4.)

25· April 1949. 264

8. - Fisoanl mginw varn de tabctk. -. Inbre·ulc. - Regelmntig lJ'I'Oces-verbnal vnn de a{len.tcn de1· aocijn.zen. - Fe-ite·J~ vnstgestelcl binnen de pe1·1wn van de bfJ­voegdheicl elm· agenten. - An·est vnn m·i.j­spt·a.nlc - Onzelwr lcttencle of de 1·eehtet· het mate1·ieel feit niet bewezen otwel we­uens ovennacht rt.a.n eiser niet toerelcen­baa..r heeft gecwht. - Wanneer een in­brenk Ol) de wetten betreft'ende de douanen en accijnzen is vastg-esteld in een regel­matig proces-verbaal der agenten van het beheer, handelende binnen de perken van hun bevoegdheid, is niet wettelijk de be­slissing van vrijspraak die onzeker laat of de recllter de vastgestelde materiele feiten· niet bewezen heeft geacht, ofwel van oorcleel is geweest dat deze feiten niet aan betichte, doch aan overmacht te wijten waren. (Wet van 26 Augustus 1822, art. 239; Grondw., art. 97.)

25 April 1949. 265

9. - Mi1Hl1'ijf. - Va.ststelUng. - Pro­ces-verbanl. - Term·iin. - Artikel 223 van de wet van 26 Augustus 1822 scllrijft niet voor dat het proces-verbaal, hetwelk misdrijven tegen de wetten op de douanen en accijnzen vaststelt, zou worden opge­maakt binnen een bepaalde termijn; het volstaat dat het niet vroeger is kunnen worden opgemaakt.

14 Juni 1949. 381

·10.- TTe·rbe·unlve·rlclat·ing va~~ cle smolc­kelgoeclm·en en ve·roordeling tot betaUng vnn cle; WCUt1'de vnn de niet-ve1·toonrle goe­rleren. - Btntf. - Inzake douanen en accijnzen, is de verbeurdverklaring van de smokkelgoecleren en, voor het geval van niet-vertonen derzelfde, de veroorde-

~] -'r-:=~==--------

ECRTSCREIDING. "539

ling tot betaling van hun waarde, een straf. (Wet van 6 April 1843, art. 22.)

20 Juni 1949. 404

11. - Bewijsrniclclelea van het gerneen t·eaht. - De wanbedrijven inzake doua­nen en accijnzen kunnen worden bewezen overeenkomstig de regelcn van het ge­meen recht van het W etboek van straf­vordering. (Wet van 26 Augustus 1822, nrt. 247.)

27 Juni 1949. 419

12. - VaststelHngen gerlaan. Ujclens een. baanaotttr6le. - Ven1.:iet'iginy van het besluit flat het besttttw cle1· contr6leclien­.sten heeft ingel"iaht, tr-lsoolc alle daclen. ge­steunc~ op flit beslu'it. - l1 a,ststellingen. cl·ie uewijselernenten. van wat~beclr··ijven inzake clouanen en acaijnzen rnogim verst!"elcken. - Alhoewel, krachtens het besluit-wet van 5 Mei 1944 (art. 1, A, 16°), het besluit van 20 Aug·ustus 1941 -clat het bestuur der -contr6lec1iensten inricht, alsook alle da­den gesteuncl op dit besluit, nietig werden verklaard, mag het beheer van douanen en accijnzen in de vaststellingen, gedaan door de contr6lediensten tijclens een baan­contr6le, bewijselementen vinclen van een: misdrijf waarvan het de beteugeling ver­volgt.·

27 Juni 1949. 419

13. - Fiscaal1·eghne van cle tabMc. -Plan.te·l" cl·ie in uebrelce blijft geheel z·ijn opbren.gst cl!·oge tabMc te ve·rtonen. - In­b1"ettlc beteuuelcl rnet een gelclboete gelijlc aa1t t-ienma,al het ontclolcen t·eaht en clie niet rnincler cla,n 1.000 tranlc rnau beclra­JJI3n. - Inbrettk gepleegd v661· cle wet va.tt 31 Deaernber 1947. - Geen aaaijnst·eaht voorz·ien voor clit soort ta,balc. - St·rc~f cl·ie kan worden. toegepast. - Indien, krach­tens artikel 7 van het besluit van 10 Juni 1942 betreffende het regime van de in­lanclse tabak en krachtens artikel 3, § 1, van de wet van 23 Juni 1938, gewijzigd door artikel 2 van het besluit van 8 Jun~ 1942, het in gebreke blijven door de plan­ter geheel de opbrengst van zijn oogst

ECHTSCHEIDING.

l. - Oongolees B·wrgerlijlc WetJJOek. Onde·rhondsgelcl.·- l'onnis flat van lc·raaht 1Jlijft ged·Lrrencle heel cle awnleg. ~ Naar luid van het Congolees Burgerlijk Wet­boek blijft een V·onnis dat, in {le loop Van een eis tot echtscheidin:g, een onderhouds­geld heeft toegekend, van kracht gedl'F i·ende heel de aanleg, zelfs in graad van boger beroep, behalve het geval waarin een beslissing de alclus bevolen voorlopige

E

droge tubak te vertonen, wordt bestraft met een geldboete gelijk aan tienmaal het ontdoken recht en die niet minder dan 1.000 frank mag bedragen, is dit misdrijf, indien het tot voorwerp had niet-gefabri­ceerde tabak en indien het wercl gepleegd v66r het in werking treden van de wet van 31 Decemben 1947 betreffende het fis~ caal regime van de tabak, niet strafbua1:/· bij ontstentenis van accijnsrecht voorzien voor dit soort tabak, tenzij met een geld­boete van minimum 1.000 frank.

11 Juli 1949. 471

14. - Geheim bezit va;n stolw·Pijtoestel. - Niet-lw-Ltcle-n va,n, het voorgesclweven. ?'e­g·ister. - Oncle·rsche-iclen. materiele fe-itert. - Toepassing van een enlcele geldboete. -Onwettelijkheicl. - Ret geheim bezit van een stokerijtoestel en het niet-hou(len van het voorgeschreven register {loor de bezit­ter van om het even welk stokerijtoestel, zijn onderscheideil materH\le feiten; de toepnssing van een en]>:ele geldboete we­gens die twee misdrijv~n is onwettelijk.

22 Juli 1949. · 484

15.- Vet·be·Lwclvel"lclaring van. cle smolc­lcelgoederen. - V e1·oonleling tot betalimg van de waat·de van .cle niet-vertoonde goe­cleTen. - St·raf. - Inzake misdrijven te­gen de wetten op de douanen en accijnzen, is de verbeurdverklaring van de smokkel­goecleren een straf, alsmede, voor het ge­val van niet-vertonen van die goederen, de veroordeling tot betaling van hun waarde. (Wet van 6 April 1843, art. 22.)

22 Juli 1949. 485

16. - Invoer i·n Belg~e. - Gebl"elc aa-n voorafgaanae vm"klwring aoo cle yt·ens ·vaq~ het Belgisch-LwJJen~btwgs EaononLisah l1erboncl. - W011·1Jeclt"i.if gepleegcl in Bel­gi,e. -Ret wanbedrijf van invoer van een voertuig in Belgie, zonder voorafgaande­lijke verklaring aan de Puitse-Groother­togelijke gTens, is een wanbedrijf gepleegd in Belg~e. ·

22 Jnli 1949. 495

maatregel wijzigt. (Congolees Burgerlijk Wetb., sectie III, knp. I, tit. VII, artike­len 150 tot 153.)

30 Juni 1949. 429 2. - Voor·sahot ad litem. - Deelt het

lot van cle kosten. - Daar het voorschot a.cl li.tem het lot van de kosten deelt, is de echtgenoot, verwee:rder in een eis tot echt­scheiding, die. in het ongelijk wo1·dt ge­steld en die dergelijk voorschot heeft ont­vangen, schuldenaar er van.

30 Juni 1949. 429

540 EPURATIE INZAKE BURGER'L'ROUW.

EPU~ATIE T~OUW.

INZAKE BUIWE.Q-

1.-Besluit-wet vun 19 September .1945. - Insohrijving op de lijst weuens « lid­mantsohup vnn Rex Ujdens de bezetti;ng en. bij toept~ssing · vun urUkel 2, 2° >>. ~ Verzet door de belanghebbende. - Ver­we;·ping wegens toetrecl'ing tot Rex 1:66-1' 10 !J1ei 1940 en beho1td er van nul Jamturi 1942. - Wettelijlcheid. -De inschrijving, op cle lijst voorzien bij artikel 4 van het besluit-wet van 19 September 1945 betref­fende de epuratie inzake burgertrouw, wegens « lidmaatschap van Rex gedurende de bezetting en bij toepassing van arti­kel 2, 2° » van dit besluit-wet, bedoelt ter­zelfdertijd de twee gevallen voorzien door die laatste wetsbepaling, overgenomen door artikel 2, 2°, van de wet van 14 Juni 1948 ; het arrest dat de toetreding tot de · voornoemcle beweging · vaststelt gedaan v66r 10 Mei 1940'en behouden na 1 Januari 1942, bepaalt slechts nader het feit be­doelcl in de inschrijving.

n Mei 1949. 304

2. - Persoon ingesch1·even doo;· de lcr·ijgsa.udite·ur ov de lijst voorzien bij (l'J'­tikel 4 vun het besluit-wet vun 19 Septem­bet· 19J,5. - Regelmatig ve;·zet beteicend aan de krijgsuucliteur. - KrijgSa1uiite·u;· en p;·octtt'ettr des K on4ngs die het verzet niet ·1Xl6;· cle rechtbunlc vun ee;-ste aun.leg b;·engen. - V erzetter lcun ua11 de recht­barilc vrage11 da,t over zijn ve·rhuctl zott worclen. 1t-itspraalc gedunn. - De persoon, ingeschreven cloor de krijgsauditeur op de lijst voorzien bij artikel 4 van het besluit­wet van 19 September 1!}45 betreffende de epuratie inzake burgertrouw, die een re-· gelmatig verzet heeft betekencl aan de krijgsanditem·, kan, indien de krijgsaudi­teur en de procureur des Konings, - of deze laatste alleen ·. sedert de inwerking­trecling vim de wet van 14 Juni 1948, -het verhaal niet v66r de rechtbank van eerste aanleg brengen, zelf vragen aan de rechtbank dat over zijn verhaal zou wor­den uitspraak gedaan.

16 Mei 194!}. 320

3. - Persoon ·ingesch·reven doo·r cle lcr·ijgsuudite1w 011 de Ujst voorzien b'i.i cu·­tikel 4 vun de wet van 14 hmi 1948. -Vonnis dut die in.s'clwij1Jing te niet doet. -Hoger beroep doo·r het openbcwr m·inis­te;·ie. - Hot vctn beroep dat cle insalwij­·ving behotult cloch een nieuw feit in cle pluats stelt vun het te-it wunrop zij wc~s uesteund. - Geinlimeenle n·iet geroepen om zich te venledigen ten annzien van dat nieuw teit. - SchencUng vun de ;-eohten vun; de venlecUg-ing. - Schendt de rechten van de verdediging, het arrest van het hof van beroep dat, op het hoger beroep van

het openbaar ministerie, tegen een vonnis dat beslist dat er geen aanleiding is tot behoud van de inschrijving van een per­soon op de lijst voor7.ien bij artikel 4 va1~ de wet van H Juni 1948 betreffende de e~)uratie inzake burgertrouw, die inschrij­vmg behoudt op grond van andere feiteu dan degene waarop zij was gesteund en zonder dat de belanghebbende werd geroe- , pen om zich te verdedigen tegeu die nieuwe grond tot inschrijving.

16 Mei 1949.

4. - Wet 1:ctn 14 Juni 1948. - ToetJa8-s'ing van nrtiicel 2, 1° en 2°. -De 1·echter is m· niet toe gehomlen. vast te stellen dnt. de feiten een entstige telco;·tlcon~ing aan de burgerpliehten ?titnwlcen. - De rechter mag, bij toe passing van artikel 2, 1 o en .2°, van de wet van 14 Juni 1948 betreffende de epuratie inzake burgertrouw, de ver­vallenverklaring van cle rechten voorzien bij artikel 123sexies van het Strafwetboek behouden zonder te moeten vaststellen dat de telastgelegde feiten eeu ernstige tekort­koming aan de burgerplichten uitmaken.

30 Mei 194!}. 361

5. - Ve·rdachte vctn een misdTijf tegen de 1ti t"Wendige veili g heicl van· cle Stnat. -Vonn.is van vrijspraa,Jc door de Jc;·ijgsmud. - Vonnis dnt het levenslang verval, vom·­z·ie;~ bij artikel 2 vun het besluit-wet va.n 19 September 1945, uitspreelct. - Vonnis van v66r de wet vnn 14 htni 19J,8. - Ho­ger be;·oep door het openbua~· ministe;·ie. - Verhanl door de verdachte v661' de t·eahtbnnlc van eerste aanleg overeenlco-nt.­stig nrtilcel 15 van de ·wet vun 14 .T mvi 1948. - Verhaal dut het hoge1· beroep ·in­uesteld door het openbaa;· ministe;·ie tegen het vonnis van de Jc;·ijgsnuul niet ontt;·ekt nan het milita4re ge;-eoht. - Wanneei· een vonnis van de krijgsraad, gewezen v66r de wet van ).4 Juni 1948, een persoon, ver­dacht ·van een misdrijf tegen de uitwen­dige veiligheid van de Staat, heeft vrijge~ sprok:en maar liem bij toepassing van ar­tike12 van het besluit-wet van 19 Septem­ber 1945, heeft vervallen verklaard van de rechten opgesomd bij artikel 123sexies van het Strafwetboek, onttrekt het ver­haal, ingesteld door de verdachte v66r de rechtbank van eerste aanleg tegen dit ge­cleelte van het dispositief, overeenkomstig artikel 15 van de wet van 14 Juni 1948, het hoger beroep, ingesteld door het open­baar ministerie tegen het vonnis van de krijgsraad, niet aan het militair gerechts­hof en verhindert het clienvolgens dit hof niet, na de verclachte te hebben veroorc cleeld tot een correctionele straf, tegen hem de vervallenverklaring uit te sprekeu voorzien pij het nieuw artikel 123sepUes van het Strafwetboek. (Wet van 14 Juni 1948, artt.' 6, al. 4, en 15, al. 5.) ·

4 Juli 1949. 432

ERFDIENS'l'BAARHEJD. - ERFENISSEN. 541

6. - Verval opgelopen blj toepassi.ng 1!an a·rtilcel Dl3sexies van het . Stratwet­boelc, zoals die 1~'etsbepaUng bestond Jcrachten·s IM'tilcel 10, § 1, van het besluit­wet' van 19 September 19115. - Ophej]ing of bepe1·lcing van het· ve·rval gevraagd 011 grond van artilcel 15 va-n de wet van Ii Juni 191,8. - Mag ·wo1'den lJevolen zon­der ·im.aehtneming van het O'ltcl artilcel 7, 2°, · van. het K ieswet7JOelc. - De opheffing of de beperking van het verval, opgelopen bij toep.assing van het oucl artikel123semies van het Strafwetboek (besluit-wet van 19 September 1945, art. 10, § 1), welke mag worden aangevraagd overeenkomstig artikel 15 van de wet .van 14 Juni 1948 betreffende de epuratie inzake burger­trouw,·mag worden bevolen zonder inacht­neming van het oud artikel 7, 2°, van het Kieswetboek.

4 J uli 1949. 439

7.- Besl1~it-wet van 19 Septembe1· 19lj5. - Een zelfde teit dat een m.isd1·ijf '!tit­maalct op hoofdstulc II, titel I, boelc II, vu.n. het Straf'wetboelc en tevens op de wet ~1;an 22 Mnart 191,0. - A1·rest 1!an het mili­tmr gereehtshot dat het eerste misdrijf niet bewezen en het tweede ve1·jaard ver­Jclctart en da.t op de venlaehte geen toepas- · sing mankt vnn artikelen 2 of 3 van het besl'!tit-wet. - Lntere ·inselwijving doo1· fle lc-rijgsa-1tditenr op de Ujst vo01·z·ien bij artilcel 4 wegens hetzelfde feit. - Jn, .solwijvinu onwettelijlc. - Wanneer het militair gerechtshof, bij hetwelk een zelf­De feit aanhangig werd gemaakt, hetwelk een misdrijf uitmaakt op hoofdstuk II, titel I, boek II, van het Strafwetboek en tevens op de wet van 22 Maart 19·40, v66r het in werking treden van de wet van 14 Juni 1948, de verdachte heeft verzonden van de vervolging door te verklaren dat het misdrijf tegen de uftwendige veilig­he.id van de Staat niet bewezen is en dat het misdrijf tegen de' Wet van 22 Maart 1940 verjaard is, zonder dat het, zoals ge­zegd rechtscollege het vermocht te doen, toepassing heeft gemaakt van artikel 7 van het besluit-wet van 19 September 1()45 betreffende de epuratie inzake burger­trouw, behoort het de krijgsauditeur niet meer de verdachte in te schrijven wegens hetzelfde feit, op de lijst voorzien bij ar­tikel 4 van bedoeld besluiFwet.

l1 Juli 1949. 465

8. - Wet vwn 14 hmi 191,8. - ToepU/s­s·ing door cle st?-a.f1'eohtbnnk in geval van 1!Fijspranlc. - UUb1'e-idii/J .. g. - Overeen-8temmencle bepe1'king van het 1'eeht van de lc1'ijgsa'!tditmw O'ln de verdaehte in te soh·rijven op cle lijst voorzien bij a.rtilcel ;,. - Bij afwijking· van het besluit-wet van 19 September 1945 betreffende de epuratie inzake burgerh·ouw (art. 7), legt de wet van 14 Juni 1948 (art. 7) op aan het recht-

sprekend rechtscollege, dat de verdachte vrijspreekt wegens een misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de Staat om een andere reden dan de verjaring van de pu­blieke vordering, toepassing te maken op de verdachte van artikelen 2 of 3 van de wet indien de verdachte zich bevindt in een van de bij die artikelen voorziene gevallen; de wet van H Juni 1948 legt eveneens op aan dit rechtscollege de ver­clacllte nit te nodigen uitleg te verschaffen over alle de feiten die de toepassing van artikelen 2 of 3 zouden kunnen wettigen, zelfs indien die feiten niet begrepen zijn in de telastlegging of er toe aanleiding llebben gegeven; indien de vrijspraak is tussengekomen na het in werking treden van de wet van 14 Juni 1948, mag de krijgsauditeur de verdachte niet m:eer in­schrijven op de lijst voorzieil -bij artikel 4 wegens :andere feiten dan degene omvat in de telastleggingen en waarom:trent het rechtsprekend rechtscollege de verdachte. heeft moeten uitnodigen uitleg te verstrek' ken.

11 Juli 1949. 465

E'QFDIENSTBAA'QHEID. VoHle'l'ing tot ontlceivning. - Voo1·werp.

- De vordering tot ontkenning van erf­dienstbaarheicl kan strekken tot de be­twisting van het bestaan, niet enkel van een natuurlijke of wettelijke erfdienst­baarheid, doch eveneens van een door 's mensen · toedoen gevestigde erfdienst-baarheid. ·

19 Mei 1949. 338

E'QFENISSEN. 1. - Kleine n.alnte·nschappen. - Huis

dienencle tevens tot ·waning en to·t emploi­tatie van een handel . .,-- Kan het voo·r­we1'p '!titmcacen van het 1·echt tot ovm·ne­ming. - Een huis, dat tevens tot woning en tot e:xploitatie van een handel dient, kan het voorwerp uitmaken van het recht tot overneming voorzien bij artikel 4 van de wet van 16 Mei 1900 op. de erfregeling van de kleine nalatenschappen.

20 Januari 1949. 42

2. - E:rfgena.am clie cle na.latensehap heett annvanrd onrle·r voo1Techt va1t 'inven­taris. - Erfgenaam die .IJebntilc heett ge­maakt van het ve1·-mof!en zioh van cle beta­ling van de sohnlden te ontslawn door alle uoecle1·en van de nnlatensoha.p over te la~ ten ann 1le sohnldeisers en nc~n de lega.ta-1'issen. - Ve1'liest niet de hoellu.nif!heid vwn · e·rfg(mna.-m. - De erfgenaam, die de nalatenschap lleeft aanvaard onder voor­recht van inventaris en die gebruik heeft gemaakt van het vermogen zicll van de

542 GEESTRIJKE DRANKEN - GEHECHTSKOSTEN.

betaling van de schulclen te ontslaan door al. de goederen, van de nalatenschap over te laten aan de schuldeisers en aan de legatarissen, verliest de hoeclanigheicl van erfgenaam niet. (Burg. Wetb., artt. 793 en. 802.)

25 Januari 1949. 65

3. - Aanvawrcl1mg onde·r voorreeht van ·inventrM'is. - Wettelijlce bezUvoortzetUng van de [JOedeTen der nalc~tenschap. - De aanvaarding van de nalatenschap onder voorrecht van inventaris stelt geen eincle aan de wettelijke bezitvoortzetting van de goederen der nal<J,tenschap. (Burgerlijk Wetb., artt. 79·3 en volg.)

25 Januari 1949. 66

4. - AanvaanUny onde1· voo1''/'echt van inventaris. - Onherroepelijke aanvawr­ding. - De aanvaarcling van een nalaten­schap onder voorrecht van inventaris is onherroepelijk. (Burg. Wetb., artt. 793 en volg.)

25 Januari ift49. 66

5. - Kleine na.la.tenscha.ppen. lVet 1;an . .16 Mei .1900, a1·t-ilcel 4, ctl'inea 4. -Yrede·rechte'l' die de conclnsies van de des­k-muUge niet bijtreerlt en een tweede des­lcmulige aanstelt. - Ttoeerle rleslc·nnrligen­oncle1'!1iOelc onrlenoortJen nan dezelflle

GEESTIUJKE D:QANKEN.

Tnbrenlc OtJ de wet betreffende het J'e­girne va<n. lle alcohol. - Va8tgestelcl cloo·r de htstJectem·s van de rU!V-itltillering ·in de nUoeten·ing van lwn beclien·ing. - Proces­verbaal. opgernaalct door het beheer van do1tanen en aceljnzen. - Vervolg·ing ·inye­stelcl doo·r· dU behee1·. - TV etteli.j khe·ill. -Is regelmatig, de vervolging nit hoofde van inbreuk op de wet betreffende het re­gime win de alcohol, ingesteld door het beheer van douanen en accijnzen op het pi·oces-verbaal dat aan clit beheer wercl qvergemaakt door inspecteurs van de ra­vitaillering die, in cle regelmatige uitoefe, ning van hun becliening, de· feiten haclden vastgesteld.

30 Mei 1!}49. 352

GEMEENTEQEGLEMENT. Toepass·ing doo1· het Hot van ve1'breidng

enlcel in zove1· het met de wet o'!:e·reen· sten~t. - Het Hof van verbreking past slechts een gemeentereglement toe voor zover het met de wet overeenstemt. (Gronclw., art. 107.)

10 Mei 1949. 310

G

1·eohtsvonnen. als het ee1·ste. ~ Op1·oep·bng 'IJOI/! de belmzghebbenden bij aangetelcende bri.even. - Wnnneer, rechtdoell{le op een vraag tot schatting van een goecl bij to€-' passing van de wet Q]) de erfregeling van de kleine nalatenschappen, de vrederech" ter de conclusies niet bijtreedt van de· door hem aangestelde deskundige en hij. er een tweede benoemt, is het tweede des· kuncligenonderzoek onderworpen aan de­zelfde reclitsvormen als het eerste; het moet worden voorafgegaan van een oproe .. ping van de belanghebbenden bij aange­tekende brieven. (Wet van 16 Mei 1900, art. 4, al. 4.)

3 Februari 19<!9. 96

6. - Kle·rne n.ctlntensohctppen. Be-sz.tssiny van de meerde1·lwirl van de belnn­gen nwt bett·elcking tot de 1titoejening vnn het 1·echt tot ove·rne11dng. - BesUssing die de solwt#ng ·uan. cle goederen voon~fgaa.t. - Gelcligheid. - De beslissing van de meerderheid uer belangen, waarbij een van de erfgenamen gemachtigd wordt het recht tot overneming nit te oefenen, voor­zien . door de wet van 16 Mei 1900 op de erfregeling van de kleine nalatenscllap­pen, mag ·getroffen worden v66r de schat­ting van het aan overneming onderworpen goecl. (Wet van 16 Mei 1900, art. 4.)

3 Maart 1949. 157

GERECHTSKOSTEN.

1. - Strntznken. - Ko·sten ve1·oor­zanlct door ve1·volgingen wegens misd·l"ij­ve·l~ vcMtgestelll ten la.ste vnn ieder van. cle veroonleelllen. - Bindende beoo1'deling lloor de rechter over de grand. - De rech­ter ·over de groncl beoordeelt souverein in welke maat de misdrijven, die ten laste van de beklaagde worden vastgestelcl, de onkosten van de vervolging llebben veroor­zaakt; het belloort hem, mits inachtne­ming van artikel 50 van het Strafwetboek, de yerl!ouding te bevalen waarin de kos­ten onder de verschillende veroordeelclen worden verdeelcl.

2± Januari 1949. 58

2. - 8tratzctlvcll. - Hoge1· beroep ge­deeltelij lc IJ.egra.1ul ve'l'/claa1'd wat bet'reft de b·zwgerl'ijlce vonler·ing. - Op de b·zw­gerlijke vorde1'ing gevallen. lcosten. van ha.ge·r be·roep 1tUsl'lti.tenrl ten laste gelegd van de venlachte. - Wettelijlcheid. -Het staat de rechter over de grond vrij te beslissen dnt de kosten· van het boger beroep, gevallen op de burgerlijke vorde­ring, geheel ten laste zijn van de ver­dachte, zelfs wanneer, op zijn .hoger be•

t-.:._-~- - --- - L

GEWI.J SDE. - GRIFFIE-GlUFFIER.

roep, bet bedrag van de schadeloosstel­ling worclt vermindenl.

7 Februari 19·49. 98

3. - Ar1ieiclsongeval. Rechtsvor·cle-l'i:ng van cle ar·beicler OlJ groncl van. de doo·r het lcon.inlcHjlc 1ieslnit van 28 Septem1ie1· 1931 samengeonlencle ~oetten of van het 1Jesluit van 9 Aug·ttstns 1941. - Rechter over· de gr·oncl wellce clie r·echtsvonler-ing heeft ·ingewilligcl. - Voo1·ziening cloo1· cle persoon cUe ve1·oonl.eeld we·rd tot ve·rgoe­ding. - Voorziening gegrond ver·Tclawnl. - Arbeider lwn niet worden, ve1·wezen ·in de lcosten vcm de awnleg in verbrelcing. -W anneer een voorziening gericb t is tegen een beslissing cUe een recbtsvordering heeft ingewillig·cl op groncl van de samen­geordende wetten betreff'ende de vergoe­ding van de scbade voortspruitende uit de arbeiclsongevallen of op grond van het bes~uit van 9 Augustus 1941, betwelk naar die wetten verwijst, kan de arbeider, slachoff'er van bet ongeval en verweerder in verbl~eking, niet worden veroordeeld tot . de .ko~>ten van de aanleg· in verbre­king·, zelfs indien de beslissing 'wordt ver­broken, om reclen dat het ongeval, oor­zaak van cle schade, niet valt onder cle toepassing van gezegde wetten of besluit. (Wet van 20 Maart 1948.)

9 Juni 1949. 369

4. - Str·afzalcen. - Hoofclelijlce ver­oo7-del'ing tot cle lcosten van cle 1JU1Jlie7ce vorde1·ing. - Onrlerstelt een zelfcle mis­tlTijf. - De boofclelijke veroordeling van verscbillencle beklaagclen tot de kosten van de publieke vordering onderstelt dat alle de beklaagclen worden veroordeeld wegens een zelfde misdrijf; bet volstaat niet dat de onderscheiden misclrijven, die zij bebben gepleegd, worden beteugeld door een zelfde wetsbepaling. (Strafwet­boek, art. 50.)

4 Juli 1949. 441

GEWIJSDE.

1. - Belwztcl op de 1Jur·ge·rUj7ce etntra­t·ielijst. ~ Gestennd op een feit wanr·om­t1·ent het· m:iUtctir gereohtshof 1Jeslist heeft dat het doo1· belanghebbende niet gepleegd werd. - Schend!ing van het gezag vcMt het gewijsde. - Schendt het gezag van het gewijscle, bet arrest dat, om een verbaal af te wijzen tegen een inschrijving op de burgerlijke epuratielijst, op een feit steunt waaromtrent bet militair gerechtshof be­slist beeft dat bet door belanghebbende niet gepleegcl wercl.

21 Maart 11}49. 185

2. - Str·afzalcen. - BrWge1'lijlce VOIYle-1'in.g. - Ver·weenle·1· clie cle conclusie van

een deslcundige betwist door' te doe1~ gel·­clen. .flat een anclenlrtidende conclus-ie we1·d aangenomen, clam· een andere ?'ech­ter. - l'e·rweerder die nciet staande ho1tdt da.t de rechtbanlc, clie thans moet 1titspre-7w-n, gebonclen, is cloor clie beslissing. -ExcetJtie van gew·ijscle niet voorgestelcl. -Stelt cle exceptie van gewijsde zaak niet voor de verweerder tegen de vordering van de burgerlijke partij clie de gegrpnd~ heid van een deskundigenonderzoek be­twist door te doen gelclen dat een ander!;l­luidende conclusie, uitgaande van een an­dere cleskundige, wercl aangenomen door een beslissing uitgesproken lloor een an­llere. rechter, docb niet staande houdt dat de rechter, die tbans uitspraak moet cloen, wettelijk gebonden is door clie beslissing.

H Juni 11}49. 384

3. - Strafzetlcen.. - Brtr·ge!'lijlce vo1·de-1'ing. - Vonn·is ·flat ziah e1· toe be1Je1'kt een cleslcmuligenonclerzoelc te bevelen en een ·voorschot toe te lcennen ann cle b1ti·­gerUjlce partij. - Geen gewijscle omt·rent cle ontvnnlcelijlche·irl of cle gegr·ondlwicl van de btwgerlijlce vo1'cle1'ing.- De beslis­sing van de strafrecbter die, recbt doende op de burgerlijke vorclering, zicb er toe beperkt een deskundigenonderzoek te be­velen en een voorscbot toe te kennen aan de burgerlijke partij heeft niet bet gezag van het gewijsde ten aanzien van de ont­vankelijkheid of cle gegrondbeicl van die vm:clering.

11 J uli 1949. ·468

GOEDEREN.

Hwismrul. - RegeZ van a1·t1.1cel 533 van het B·urye1·lijk Wetboelc. - Dmagwijdte: - De regel van verklaring bep·aald bij ar­tikel 533 van het Burgerlijk Wetboek, naar luid waarvan bet woord « huisraad )) alleen en zon{ler enige toevoeging of ver­wijzing gebrnikt, niet de paarden bedoelt, vindt slechts toepassing bij gebrek aan nadere bepaling in de bescbikkingen van de wet of van de mens.

3 Februari 1949. 95

GRIFFIE-GR.IFFIER.

Grif]ie·1· cl-ie gelclen. oncler z·ich hott.dt, hem ter lwnd gestelcl rlom· cle belangheb­benrle padifen, ten ei1Icle cle betaling van ·1·eg·ist1·at1e- en .IJ'I':iffierechten of 1Joeten te clelclcen. - Geen ·re7cen1)liohtige van die gelcle1o jegens c!e Schatlcist. - Zijn geen· openbare penningen, de gelden die door de belanghebbencle partijen werden ter band gestelcl aan een griffier van een hof of van

r

544 HERHALING. - HERZIITINING.

een rechtbank ten einde hem te dekken voor de registratie- en grilffierechten of de boeten welke hij, ter ontlasting van die partijen, rnoet betalen; de griffier is geen rekenplicbtige van die gE'Wen jegens de

HEilHALING.

Openbat·e clt·onlcenschap. - Tweecle of clercle het·ha.Ung. - Voorwaanlen. - De verzwaring van de straf, voorzien door artikel 1 van bet besluit-wet van 14 No­vember 19()9 ·betreffende de beteugeling van de dronkenschap, voor het geval van tweede of derde llerbaling, onderstelt dat de nieuwe inbreuk werd gepleegd binnen het jaar te rekenen van een veroonleling wegens inbreuk op dezelfde wetsbepaling, gepleegd in staat van herhaling.

16 ~ei 1949. 334

HE:RKENNING VAN DE EENZEL­VIGHEID VAN EEN VE:ROOR" DEELDE.

L - Artikel 518 van het Wetboe/C vwn str(I,jvonle1"ing. - WetsbepaUng V(in toe­passing op de miUtaire t·echtscolleges. ·­Artikel 518 van het Wetboek van straf­vordering is toepasselijk op de rnilitab:e rechtscolleges.

22 J uli 1949. 496

2. - ]nterpt·etatie van de besUssing v·an veroordeling. - Het t·echtscollege clat tot de hm·lcenning ovet·gant, heett geen uitspt·aak meet· te doen ove·r de bevoegd-. heid noch kennis te nemen van de beom·­deelde feiten. - Ret rechtscollege, dat de eenzelvigheid van een persoon rnoet her­l):ennen die het vroeger heeft veroordeeld, beperkt zich er toe de beslissing van ver­oordeling te interpreteren ; het l1eeft geen uitspraak meer te doen over zijn bevoegd­beid om kennis te nernen van de beoor­deelde feiten noch om dezelfde opnieuw te beoordelen.

22 Juli 1949. 496

HERZIENING.

1. - Arrest van het hof van beroep pewezen op een nietige :rechtspleginrt. -Vm·plichting voor het Hot vnn .verbTelcing dit arrest van ambtswege te vet·brelcen. -Wanneer de rechtspleging v66r het hof van beroep, naar hetwelk een aanvraag tot ·herziening werd verwezen, nietig is,

H

Schatkist. (Wetb. der registratierechten, kon. besl. rir 64 van 30 November 1939, artt. 35, 36, 37, 41, 285 ; kon. besl. van 4 Januari 1940, artt. 1, 23, 24, 25, 29, 33.)

2 ~ei 1949. 280

moet het Hof van verbreking deze recbts­pleging van ambtswege nietig verklaren.

3 Januari 1949. 1

2. - Ann'!Fraag rm·zonden na(tr een hot van beToep voor onrlet·zoelc. - OndeThOot· onder ee(l van een get1t'ige. - Persoon ont­zet uit het t"echt om in. t·eohten getuigenis af te legge11·. -· Nietigheid van het at·rest. - Wanneer het hof van beroep, hetwelk is gelast advies nit te brengen over een aanvraag tot herziening, een persoon on­der eed onderhoort niettegenstaande llij ontzet is uit bet recht om in rechten ge­tuigenis af te leggen, tenzij om er enkel inlichtingen te geven, is het arrest, dat gesteund is op dergelijk onderzoek, nietig.

3 Januari 1949. 1

3. - Nie·uw teit. - Aanvraag feiten aanvoerende die, zelfs indien zij vast­sta(l!n., slechts de afwezigheid zo~tden be­wijzen van een voM het bestaan. van het misd1'ijf niet vereist element. - Niet-ont­vankelijlcheid. --'-- Is niet ontvankelijk, de aanvraag tot herziening- ingediend krach­tens artikel 443, 3°, van het Wetboek van strafvordering (wet van 18 Juni 1894), in­dien uit de aanvraag blijkt dat de aang-e­voerde feiten slechts van aard zijn om de afwezigheid te bewijzen, in hoofde van de veroordeelde, van de wil om de strafwet te overtreden, dan wanneer clerg·elijke wil door de wet niet vereist wordt tot het bestaan van het misdrijf, waaraan de nanvrager schuldig werd verklaard.

14 M:aart 1949. 175

4. - Nienw teit. - Aan!l!mag slechts tot een veTminde1··ing V(l!n de st1'af skelc­lcencl. - Niet-ontvatl./celijkheid. - De wet laat de llerziening niet toe met het oog op een vermindering van de straf, zonder dat de wettelijke omschrijving van de in de beslissing van veroordeling opgenomen feiten betwist wordt. (Wetb. van strafv., art. 443, 3° [wet van 18 Juni 1894] .)

14 M:aart 1949·. 175

5. - F eroordeling doo1· een nvilitair ge­recht. - Nie·nw feit. - Aa.n,vraag teiten­aanvoerende v~Vn a.a1'd om de onsch1tld· van. de veroordeelde te bewijzen alsook andere teiten wellce deze dmag1vijdte niet ltebben. - Aanneming van de aanvraa.g en veTwijzing voO'r ondeTzoelc na.a·r een hot va.n beroe11, doch alleen in zov_e1·. zii

HOF VAN ASSISEN .. 545

_op de feUelb va-n de eerste soor·t steun.t. -I:ridien, in een regelmatige .aanvraag tot he:rzieriing, feiten worden aangevoerd, sedert de veroordeling ontstaan, die, zoals zi). gesteld worden, de ene van aard zijn om de onschuld van de veroordeelde te pewijzen, en de andere niet vermogen dit bewijs bij te brengen, ontvangt het Hof de aanvraag, doch slechts in· zover zij 011 de feiten van de eerste ·categorie rust, en beveelt het clat door een 11of van beroep {)Ver de aldus beperkte aailvraag tot een onderzoek zal worden overgegaan. (Wet­boek van strati'., art. 443, 3° [wet van 18 Juni 1894].)

14 Maart i949. 176

6. - Niettw feU. - Yenoijzing -naa1· ee-n hot van bm·oep voor· o-nde·rzoek. -Iridien, in een regelmatig ingediend ver­zoekschrift tot herziening, feiten worden aangevoerd die zich hebben voorgedaatt sedert de veroordeling · en waaruit, vol­gens de aanvrager, het bewijs van zijn onschuld zou blijken, ontvangt het Hof de aanvraag en beveelt het dat door een hof van beroep zal worden overgegaan tot een onderzoek. (Wetb. van strafv., arti­kelen 443, 3°, 444 en 445; wet van 18 Juni 1894.)

20 Juni 1949. 403

7. - Aan.vraa{f verwoqJen. - Nieuwe aG11111Jraag {festeumcl op andere elementen. - Ontvanlcelijlc. - Het verwerpen van een aanvraag tot herziening staat het in­dienen van een nieuwe aanvraag, gesteund op andere elementen, niet in de weg.

20 Juni 1949. 403

8. - Feit flat de veroor·cleelde niet in staat was te bew·ijzen tijclens lwt p1'oces. - Geen enlcele omstamcligheicl inger·oepen £lie de aanvTager· in de on.mogeliflcheicl zott hebber~ gestelcl dit feit te bewijzen. -Aanvraag niet ontvankelijk. - Is niet ont­vankelijk, de aanvraag tot herziening me gesteund is op een feit dat de veroordeelde niet in staat zou geweest zijn te bewijzen tijdens het geding, wanneer 'de aanvrager geen Emlrele omstancligheid inroept die hem in de onmogelijkheid heeft gesteld dit .feit te bewijzen. (Wetb. van strafvor­dering, art. 443, 3°.)

22 .Jnli 1949. 482

H OF VAN ASSISEN.

1. - Gez1vorenen plaatsvervltngers. VerpUchte eedafir;;gging. :_ V erplichting onafhanlcelijlc va1~ de ornstwndi{fheicl flat llie gezworenen geen deel hebben genornen .aan de ber-aaclslagin,q van de jtt1'Y. - De gezworenen plaatsvervangers zijn er toe gehou(J.en, evenals de titelvoerende gezwo- · renen,, (j.e eed af te:leggen; de nit het niet

VERBR., 1949. - 35

naleven van die substantiele formaliteit voortvloeiende nietigheid is onafhankelijk van de omstandigheid dat die gezworenen geen deel hebben genomen aan de beraad­slaging van de jury. (Wetb. van strafvor­dering, art. 312.) (Stilzwijgende beslis­sing.)

24 Januari 1949. 64

2. - ArTest va1t ve·root'deling. --" Voor·7 zien.ing door de veToonleelde tegen .het ar·, rest van ver-wijzing. -- DTangwijdte Va1! die .voot·z·iening. - De op tegenspraak door het hof van assisen veroordeelde be­schuldigde, welke tegen het arrest van verwijzing van de kamer van inbeschuldi­gingstelling slechts terzelfdertijd als tegen het arrest van veroordeling een voorzie­ning instelt, draagt aan het onderzoek van het Hof van verbreking enkel de nie­tigheden van het arrest va,n verwijzing op die hij aan het onderzoek van het Hof niet kan opclragen door een voorziening ingestelcl binnen de termijn van vijf da­gen voorzien bij artikel 296 van het W etc boek van strafvordering.

24 Januari 1949. 64

3. - Ar·Test van venoijzing.- Voorzie­n.ing door- lle besvh1~lcligde birwwn de tien vr·ije dagen van de betelcening at van het ar·r-est. - Nietigheaen aan het onclerzoeTe van het Hot onlleTwor·pen. - De voorzie­ning door de beschulcligde tegen het ar­rest van. verwijzing naar het hof van assisen, ingesteld binnen de tien vrije da­gen van de betekening af van het arrest, maakt bij het Hof van verbreking slechts de schendingen aanhangig van de wetten betreffende cle bevoegdheid van de kamer van inbeschulcligingstelling en van het hof van assisen, alsook de nietigheden ver­meld in artikel 299 van het Wetboek van strafvordering of voortvloeiend nit de niet-naleving der wetten clie een debat op tegenspraak v66r de kamer van inbeschul­digingstelling hebben ingevoerd en er het gebruik cler talen hebben geregeld.

28 Maart 1949. 214

4. - .Ar·r-est Vltn verW!}Ztng. Ar·ti-Tcel 299, 1°, vain hetvJTetboek vWii stmtvor­ller·ing. - Feit door de wet als misdaacl omsvhreven.- - Zi1~ van cleze teTmen. -Het feit dat het voorwerp uitmaakt van het arrest van verwijzing naar het hof van assisen wordt door de wet als mis­daad omschreven, naa~· de zin van deze uitdrukking in artikel 299, 1°, van het Wetboek van strafvordering, wanneer het arrest, in de bewoording~n, van de wet, op het bestaan van al de bestanddelen van een misdaad wijst. · -

28 Maart 1949. 214

5. - An·est Va1t. verwijzing.- Voor-zie" nit~g _door· elf) besohulcligcle. ,bin!ten de' tien

r I

546 HOGER BEROEP.

1Jrije dagen ·va;n de betelcening at van het nn•est. - Middel atueleicl hientit dat het voorbere'iclencl on.derzoelc onvoUeclig is. -:Jlficlclel atgeleicl hieniit dat het arrest' een ·in concl~tsies vom·uecz.rauen ve1·weer niet volcloencle beantwoordt.- il1iddel atueleid hieruit flat de g1'ijJie·r niet al de stulclcen ·van het gecling aan de leclen. va,n het hot heett vom·uelezen. - M·iddel atueleid h'ier­~tit da,t ·de leden va,n het hot niet onve;·­wijld hebben beraadslaagd. - Middelen niet o;ttvan1celijlc. ~ Zijn niet ontvanke­lijk, tot staving van een voorziening door de beschuldigde ingesteld, tegen een ar" rest van verwijzing naar het hof van as­sisen, binnen de tien vrije dagen van de betekening af van het arrest, de middelen afgeleid hieruit dat het voorbereidencl on­derzoek niet volledig is, of dat het arrest een· in conclusies voorgedragen verweer niet voldoende beantwoordt of dat de grif­fiet niet al de stukken van het gecling aan de leden van het hof heeft voorgelezen of dat de lec1en van het hof niet onverwijld hebben beraadslaagd.

28 Maart 1949. 214

6. - Niet ve;·sclwnen uet·wige. - Stil­zwijgend atzien van zijn ve;·hoor. -Wan­neer een regelmatig aangezegd getuige v66r het hof van assisen niet verschijnt, indien de beschuldigde of zijn raadsman niet aandringen opdat hij opnieuw zou opgeroepen worden, worden zij geacht van zijn verhoor te hebben afgezien.

6 April 1949. 230

7. - Belclaa.gde schulcUu ve1·klaard aan een ntisdaad. - Verklfb1·ing die noodza1ce­lijk vaststeU clat de belclaagde niet lM·anlc­zinnig was 01J het ogenblilc van de mis­daad. - W eigering doo1· het hot van as sol­sen desbetreffend een vraau te onderwe;·­pen awn de j~try. - Besl-issing wettel-ijlc. - De verklaring van de jury, dat de be­klaagde schuldig is aan een bepaalde mis­daad, stelt noodzakelijk vast dat de be­klaagcle niet krankzinnig was op het ogen­blik van de uitvoering van de misclaad; dienvolgens weigert het hof van assisen terecht aan de jury een onderscheiden vraag te onderwerpen betreffeilde de staat van krankzinnigheid van de beklaagde op het ogenblik van de misdaad.

4 .Juli 1949. 443

HOGER BE:QOEP.

1. - Stratzaken. - V eroordeUng va11 de beklaagde. - Hoger beroep ingestelcl aUeen dom· de b~trgerlijke ventntwoorde­lijke partij. - Gevolgen. - Wanneer te­gen een vonnis, waarbij de beklaagde wordt veroordeeld tot een geldboete en tot schadeloosstelling tegenover de burger­lijke partij, en waarbi_j, voor die veroor-

delingen, een derde persoon burgerlijk vei·antwoordelijk wordt verklaard, hoger beroep wordt ingesteld aileen door die derde persoon, vermag deze v66r de rech­ter in hoger·beroep staande te houden dat de beklaagde niet het misdrijf heeft ge­pleegd waaraan de eerste rechter hem schuldig heeft verklaard.

10 .Januari 1949. 10

2. - Hoge;· be;·oep in st1·atznlcen .. Hoger beroep door lnsthebbe;·. - Vol­macht · niet gereg·ist;·eenl. - Omstandig­he·icl wellce niet toelaat het hoger beroep onontvanlceUjlc te verlcla1·en. - Het ge­brek aan registratie van de volmacht, ge­geven aan een dercle om hoger beroep in te stellen tegen een in strafzaken gewezen vonnis, is geen oor_zaak van nietigheid of van onontvankelijkheid van het hoger be­roep.

10 .Januari 1949. 14

3. - Stratzalcen.. - Hoget· beroezJ door de 1JJ"O'cw·e·U'I' des Konings tegen een von­nis van de poUtiereohtbanlc. - Te laat betelcencl. - Hoge1· beroep onontvanlce­lijlc. - Wanneer het werd betekend na het verstrijken van de termijn van vijf­tien dagen te rekenen van de uitspraak van het vonnis, is het hoger beroep, inge­steld door de procureur des Konings tegen ·een vonnis van (le politierechtbank, niet ontvankelijk. (Wetb. van struf., art. 205 [wet van 1 lVIei ·1849, art. 8] .)

10 .Januari 1949. 17

4.·- St·ratzalcen. - Hoge;· beroep door het openbanr minister-ie. - Vormen en termijnen voo;·zien bij nrtilcel 205 van het Wetboelc van. stmf·u01'Cle;·ing. - Niet toe­passelijlc in ueval van hoger bm·oep in.ge­stelcl door cle proc·urmw des Koninus bij cle 1·eohtbanlc clie het best;·eden vom1.is heett gevdcl. - lVIist feitelijke grondslag, het micldel afgeleid hieruit dat het hoger beroep van het openbaar ministerie werd uitgeoefend zonder inachtneming van de vormen en de termijnen voorzien bij arti­kel 205 van het Wetboek van strafvorde­ring, wanneer het hoger bero.ep werd i;~ge­stelcl door de procureur des Konings bij de rechtbank die het bestreden vonnis heeft geveld.

7 Februari 1!J49. 194

5. - Stra,Jzalcen. - Hoge;· be;·oep doo1· het openbaa;· n~iniste;·ie en dom· de ver­daohte. - Verzwaring van cle veroorde­Ung ten voonlele van de b~wuerlijlce pa,;·­tij. - Onwettelijkheicl. - Rechtdoende op de enkele hoger beroepen ingesteld door het openbaar ministerie en door de verdachte, mag de rechter in hoger beroep de verclachte niet veroordelen de gehele door de burgerlijke partij geleclen schade te vergoeclen, wanneer het beroepen von-

HOGER BEROEP. 547

nis hem slechts had veroordeeld tot her­stelling van een deel van die schade.

14 Februari 1949. 116

6. - Burgerlijlce za-lcen. - Rechtbanlc van eerst'e aq;nleg zetelend in hoge1· be­roep. - Ove·r de feitelijke toedmcht van de zaal.: ttitsp1·aalc doende omdat het ge­schil tot haa1· bevoegdheid belwo·rt. - Al'­tilcel 473, laatste alinea, van het Wetboelc 1J't2n bwrgerlijlce 1·eohtspleging. - Bepaling die geen wijze van evocatie van tle zaak invoert. - Uitzondering op de t·egelen be­M·effencle de aa!t.hangigmalcing bij de 1'ech­ter, dooh n4et op de 1·egelen ove·r de aan­Wg. - Artikel 473, alinea 3, van het Wet­hoek van burgerlijke rechtspleging, naar luid waarvan de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in hoger beroep, uit­spraak doet over de grond wanneer zij oordeelt dat het geschil tot haar bevoegd­heid behoort, voert geen wijze in van evo­catie van de zaak en doet geen afbreuk aan de regelen over de aanleg; het brengt enkel een uitzondering mede op de regelen over de aanhangigmaking bij de recht­bank van eerste aanleg, en zijn toepassing is dienvolgens niet onderworpen aan de voorwaarde dat de rechtbank de beroepen beslissing vernietigt.

24 Februari 1949. 148

7. - Strafzalcen.. - V onnis van de cor-1"eotionele 1·echtbanlc een enkele stt·af ttit­sprelcencle wegens twee misdrijven. -Hot va-n beroep dat slechts een misd!'ijf bewe­zen ve1·lclaa1·t. - Behottclen van de straf cloor tle eerst'e rechter tt'it,qestYrolcen. -Eenparigheid niet vm·eist. - Wanneer het hof van beroep, waarbij een hoger beroep aanhal).gig werd gemaakt tegen een vonnis dat, wegens eenheid van opzet, hoofdens twee misdrijven een enkele straf uit­spreekt, slechts een misclrijf voor vast­staand houdt en niettemin de door de eer­ste rechter uitgesproken straf handhaaft, moet zijn beslissing niet met eenparige stemmen gewezen worden. (Strafwetboek, art. 65; wet van 4 September 1891, art. 2.)

7 Maart 1949. 159

8. - Strafzalcen. - Beroepen vonnis dctt twee belclaagclen hoofclelijlc tot cle leas­ten van cle tmblielce voHlet·ing ve1·oorcleeU. - Recht0r in hoge·r beroep spreelct een cler belclaagclen m·ij, bevestigt cle straf te" gen cle ancle1·e tLitgeszJrolcen en veroor­deelt cleze laatste alleen tot dezelfcle leas­ten. - Geen verzwar·ing van cle toestancl va-n cleze betichte. - Verzwaart de toe­tancl niet van een betichte, appellant te­gen een vonnis dat hem hoofdelijk met een ancler medebetichte veroordeelde tot de kosten van de pu])lieke vordering, de rech­ter in hoger beroep die de tweede vrij­spreekt, de tegen de eerste uitgesproken

straf bevestigt, en deze laatste alleen tot dezelfde kosten veroordeelt.

21 Februari 1949. 142.

9. - Stmtzalcen. - B·U1',qerUjlc verant­woorclelijlce partij. -Staat vm·tegenwom·­cligcl float· cle M inistet· va1t lanclsve1·flecli­ging. - Vonnis van cle lcrijgsmad. -Akte van beroezJ onclert'elcencl tloor een acl­vocaat van het JJiin·iste1·ie van lanclsve1·de­cligi1ig. - JJ1 achtiging van cle onclertelce­naat· te clien e·incle. - Rechtvaa1·cliging slechts tLit een afschrift van een ministe­r·ieel besltLit voortvloe·iencle. - Besltt·it niet belcenclgemaalct. - Ove·rgelegcl af­schrift ?viet .eensltticlencl verlclaanl clOOI' cen bevoegcle overhe1:cl. - Geen ,·echtvaal·­cl·i.ging van cle mcwht'igin .. g. - W anneer de akte van beroep namens de Staat, burger­lijk verantwoordelijke partij, vertegen­woordigcl door de Minister van landsver­clecliging, tegen een vonnis van de krijgs­raad gericht, door een advocaat van het Ministerie van landsverdediging onderte­kencl is, vloeit cle rechtvaardiging van de machtiging te cHen einde van de. onder­tekenaar van de akte niet voort nit de overlegging van een afschrift, dat niet cloor een bevoegde overheid eensluidend werd verklaarcl, van een niet bekendge­maakt ministerieel besluit, dat hem de macht verleent in rechten op te treden namens de .Minister.

28 Maart 1949. 213

10. - Skafzalcen. - Hoger beroep floor het openbawr ministel'ie en aoor een btwgerlijlce partij. - Rechte1· ·in hoge1· be-1'0ep zoncle1· macht o1n een veroonleling, ttitgesprolcen ten bate van cle btwgerlijlce ]Jartij, a.ppellcmte, te vernietigen. of te ver­min.cleren. - Niet in lcenn.is gestelcl met de beslissing gewezen ten opz·ichte va1t em~ n·iet in hoge1· beroev zijncle burge·rUjlce pa1·Uj. - Op de enkele regelmatige hogere beroepen van het openbaar miuisterie en vari de burgerlijke partij, heeft de rechter in hoger beroep niet de macht e~n veroor­deling- te vernietigen of te verminderen, die door de eerste rechter tegen Q.e be­tichte of de burgerlijk verantwoordelijke partij werd uitgesproken ten bate van de burgerlijke partij, appellante, en kan hij geen kennis nemen van de beslissing ge­wezen over de vordering van een andere niet in hoger beroep zijncle burgerlijke partij.

28 Maart 1949. 213

11. - Stmtzalcen. - Milita·i-r ge1·echts­hof. - Vonnis onr een. ancle·re 1·eclen clan cle onbevoegclhe-i.cl nietig verlclaMcl. -Evocat'ie. - Wanneer het militair ge­rechtshof, om elke andere reden clan de onbevoegclheid, het vonnis van een krijgs­raad vernietigt, bij welke de zaak geldig

HOGER BEJWEP ..

aanbangig wercl gemaakt, moet bet over cle grond uitsvraak doen.

6 April 1949. 240

12. - Skatzalcen. - B'ltfgerlijlce vor­(l,erilng.- Hoger bei·oep door het openbaat' ininiste·l"'ie alleen. - ·Rechter in hoge1· be­roep over de b~wgerlijlce vonle1'ing ttit­spraalc doen.de. - OnwetteUjlche'icl. -\Viurneer de zaak aileen 'door bet boger ber:Oep van het openbaar )ninisterie bij hem aanhangig werd gemaakt; mag de rechter in hoger beroep niet over de bur­gerlijke vorclering uitspraak cloen. (Wet­hoek van strafv., art. 202; wet van llVIei 1849, art. 5; aclvies·van de Raacl yan State van 12 November 180(3.)

11 April 1949. . 251

13. - Stntf.~akcll.- E-vocettie.- TTo01·­waanlen. - Artikel 215 van bet Wetboek van strafvordering Iegt aan de rechtel' in boger beroep, welke het beroepen vonnis te niet cloet, de verplichting op uitsp1·aak te doeu ·over de grond telkens de vernieti­ging van het beroepen vonnis niet is ge­rechtvaardigd door de reden dat de eerste rechter onbevoegd was of dat de zaak bij clie rechter niet wettelijk aanhangig werd gemaakt.

25 April 1!)49. 271

14. - B·ur[!e·rlijlce. zalcen. - Evocatie. - Beg1·ip. - De evocatie, l1itzondering op het principe van de duhhele aanleg, wercl ingevoerd door het Wethoek van burger­lijke rechtspleging in een helang van open­bare orde met het doel aan de partijen een vluggere en min kostelijke rechtsbede­ling· te verschaffen. Zij zou haar bestaans­reclen verliezen inclien de rechter in hoger heroep niet terzelfdertijd, door een en zelfde vonnis, definitief uitspraak moest· {loen over de groncl van de zaak. (Wet­hoek van burg. recbtspleg., ·art. 47il'.)

5 Mei 1949. 302

15. - B-u1·gerl·ijlce zalcen. ,_ Evooatie. - Rechter in hoger beroetJ die slechts 1tit­spraa.lc doet ove1· zekere p~tnten van de eis en een onde·rzoelcsm.aatregel beveelt voor andet·e pttn.ten, tenvijl hij al de Jcosten voorbehott(lt. - Onwettelijlcheicl. - In burgerlijke zaken, scbendt de rechter in boger beroep de wet wmmeer bij, na cle zaak aan zich te hebhen ·getrokken, de wedereis van de verweenler afwijst en uitspraak doet over zekere punten van cle hoofdeis, docb, alvorens uitspraak te doen over de andere punten, een deskundigen­()nderzoek beveelt . eu alle {le koste1,1 voor­beboudt. (\Vetb. van burg. rechtspleging, m:t: 473.)

5 lVIei 1949. 302

16. - Stratzalcen. UitlevePing. -Besoh'iklcin.g van· de macUcamer· (lie he~

door· een vreemd onderzoelcsrechter vet·­leend_ bevel tot aanlwucling u.itvoerba(tr maa!Gt. - Besohilcking gewezen in ·eers.te aanleq. - Is slechts in eerste aanleg ge­wezen de beschikking van de raadkamer, welke in eerr procedlire tot uitlevering, bet bevel tot aanbouding verleend door een vreemd onderzoeksrechter in Belgie uitvoerhaar maakt. (\Vet ,;im 15 lVIaa'rt 1874; art. 3.)

16 Mei 1949. 329

17. - Stratzalcen. Vonnis vwn vrij-StJraalc. - Hoget' beroep door de -bu.t·ger­lijlce pcwtij aUeen. - Vet·oordeling 01J strafgebie(l lloo1· de t·echtc1" in hoger. be­r·oep. '--- OnwetteUjlcheicl. - Op het hoger beroep van de burgerlijke partij aileen te­gen een vonnis van vrijspraak van de be­klaagde, mag de recbter in hoger beroep tegen deze Iaatste geen veroordeling op strafgehied uitspreken.

23 Mei 1949. 342

18. - St-l"afzMcen. - Veroorclelin.g van de beldnagde. - Hoger· ber-oetJ ingestelcl (loor· de burge1·Ujlc vemnt-woonleli.jlce pwr­t'ij nUeen. - Dntagwijdte van, dit hoger be,roetJ. - Zelfs wanneer de beslissing die de beklaagde veroordeelt iw kracbt van gewijscle is gegaan, is de derde, die bur­gerlijk verantwDordelijk verklaarcl wenl, gerechtigd om v66r de rechter in boger berDep alle verweermiddelen aan te voeren welke de beklaagde zou mDgen ingeroepen hebben en namelijk het voordeel te eisen van een inmiddels tussengekomen wet die bet bed;rag van de op het feit toepasselijke geldstraffen vermindert. -

3o Mei 1949. 351

19. - St1·atzalcen. - Beroepen vonnis vernietigcl wegens vonngeb1'elc. - Rechte·r in houer beroep moet ttitsp1'a(t/c (loen ove1~ de g1·ond. - In strafzaken moet de rech­ter in boger beroep, cUe 'het beroepen von­nis te niet doet Dmdat zekere van de ge­tuigen niet regelmatig de eed hebben afge­legd, uitspcraak elDen over de grDncl. (\Vet­hoek van strafv., art. 215.)

14 Juni 1949. 374

2o. - StntfZ(tJcen. - Vonnis (lat scha­rleloosstcllin,q toelcent aan de b~wgerUjlce 11a1·tij. - Hoge·r beroep .v1·eemd aan. rle lnwgerlijlce vonlerin.g. - Reohter· in hoget· be1'0ep (lie de verrlachte ontlast van een rleel 1;an cle sohculeloosstell-ing. ~ Onwet­t'elijlcheicl. - De recbter in hDger beroep mag de verdachte niet ontlasten van een: deel van de schadeloosstelling toegekencl aan de burgerlijke partij wanneer bet ho­ger berDep de burgerlijke VDrdering v66r hen1 nief aanhmigig beeft gemaakt.

27 Juni 1949. 418.

21. ___:_ Str,atzalcen. - 'l'ot z'ich t1·e.lcken .. - Ve1'1Jlichtend lca.ralcte·r. - Waunee:J; in

HOOFDE:GIJKHEID. - HUUR. 549

strafzaken de l'echter in hoger beroep het beroepen vonnis te niet doet en dat die vernietiging niet is gemotiveerd doordat de eerste rechter onbevoegd was of dat de zaak bij die rechter niet wettelijk aanhan­gig werd gemaakt, is hij er toe verplicht uitspraak te doen over de grond. (Wet­hoek van strafv., art. 215.)

22 J uli 1949. 486

22. - Strafzalcen. - Vonn-is van de krijgsraad. - Hoger be·roep doo1· de Tcrijgsauditem\ - Ontvanlcelij.lc zelts wan­neer het vonn·is zijn vo1·deringen heett ingewilligd. - Het. recht van de krijgsau­diteur om hoger beroep in te steUen tegen <le vonnissen van de krijgsraad is niet be­perkt tot de gevallen waarin die vonnissen niet alle de vorderingen van het openbaar ministerie hebben.· ingewilligd. (Besl.-wet van 27 Januari 1916, art. 1.)

22 J u.u 1949. 486

23. - Stratza.ken. - Hoger bei'Oep do01· het openbaar ministM·ie. - Draau­wijdte. - Behoudens in het geval voor­zien bij artikel 1 van het besluit-wet van 10 November 1945, draagt het boger beroep van het open baar ministerie, indien het ontvankelijk is, aan de rechter in boger beroep·de kennis op van de publieke vor­deririg zoals zij v66r de eerste rechtell' aanhangig werd gemaakt.

22 · J uli 1949. 486

24. - MUitair ge1·eehtshof. - BesUst in pl'inaipe op stu7c7cen. -Ret militair ge­rechtshof, uitspraak doende in boger be­roep, oordeelt in principe op stukken. (Be­sluit-wet van 27 Januari 1916, art. 3.)

22 Juli 1949. 489

HOOFDELIJKHEID.

. Oneigenlijlc rnisdt'ijf. - Gemeensehap­pelijlce tout. - Ellceen va1i de daders ge" 'houden tot geheel herstel van de sehade. - Geen hoofdeUjlcheid Wsse1t hen. - In­dien, in geval van gemeenschappelijke fout, elkeen vail de daders van een onei­genlj.jk misdrijf jegens het slachtoffer ge" houden is de gehele schade te herstellen tot de verwezenlijking waarvan hij heeft bijgedragen, mag de hoofdelijkheid tussen de daders, zoals zij uit artikelen 1202 en volgende van het Burgerlijk Wetboek voortvloeit, tuss1m hen niet uitgesproken worden. (Burg. Wetb., artt. 1202 en 1382.)

17 Maart 1949. . - 180

HUU!l . .

1. - V1·aa.u tot he1·steZ in het gen.M. ~ Definitief inuewilligd v66r het in werlciny

treden van de wet van 31 J·uU 1947. - Ar" tilcel 42, § 1, van gezegde wet Zaat aan de r·eehtet• in Tcort geding niet toe te beslissen da.t d·ie vmag ongeg1·ond is. - Wanrreer een vraag tot herstel in het genot, ge­steund op artikel 30 van het l:iesluit~wet van 12 Maart 1945, definitief werd inge­willigd v66r het in werking treden· van de wet van 31 Juli 1947, laat artikel 42, § 1, van die laatste wet niet toe a an de Voor~ zitter van de rechtbank van eerste aalileg; zetelende in kort geding, te beslissen dat clie. vraag ongegrond wall.

3 Februari 1949. 91

2. - Vet·h~tring v<n~ menbelen. - Arti­Jcez 1711 van het B~trgerlijlc Wetboelc. -Betelcenis van het .woord « nw~tbele1t >>. ~ Regel 'l!an ve1'1claring van artilcel 533 van hetzelfde wetboelc niet toepasselijlc. - In a1'tikel 1711 van het Burgerlijk Wetboek bedoelt het woord « meubelen >> al de men­belen, in tegenstelling met de onroerende goederen en sluit dientengevolge de toe­passing uit van de regel van verklaring bepaald bij artikel 533 van hetzelfde wet-. boek. ·

3 Februari 1949. 95

3. - Latvdpaeht. - Besluit-wetten va1v 28 ·A·ttgustus en 2 October 1946- - Veran­dering van eigenaar na de opzegging. -Vet·Tc'fii,qet· flie, voor 25 October 1946, aan de paohtel' zij11 inzieht heeft te lcennen gegeven zelf in bedt'ijf te nemen., of de in.bedrijfneming et· van o11-er .te dragen a.an zijn eehtgenoot(e), zijn atstammelingen of zijn bloedvm·wanten in opgaande Un.ie. - Htttwvet·Zenging ·is n.iet toeZJasseUjlc. -De huurverlenging, voorzien bij artikel 1 van het besluit-wet van 28 Augustus 1946 houdende instelling van een voorlopig re­gime betreffende de vervaldag der land" pachten, is niet toepasselijk wanneer het verhuurde goed ·is overgegaan in ·hunden van een andere eigenaar, na een opzegging die werd gegeven zelfs zonder kennisge­ving van het inzicht het goed zelf in ge: bl'uik te nemen, en de verkrijger v66r. 25 October 1946 'regelmatig aan de pachter het inzicht heeft betekend zelf het g0ed in bedrijf te nemen of de inbedrijfneming et vnn over te dragen aan zijn echtge: noot(e); zijn afstammelingen Of zijn bloed­verwanten in de opgaailde linie. (Besluit­wet vari 28 Augustus 1946, art. 2, aange­vuld dool' art. 2 va!l het besluit-wet van 2 October' 1946.)

2s Api·n 1949. 216

4. ~ Vm·Ues van het .. Ve1·h~ttrde goed, - Beg1·-ip. - Gevolgen. - Ret J;llateriee1 te niet gaan van het verhuurde goed, waarvoor het niet meer dienen kah tot hBt· ·gebruik. waarvoor ·de overeenkomst werd gesloten,. heeft voor gevolg dut ·9.e

550 HUWELIJK. - JACHT.

huurovereenkomst zonder voorwerp wordt zelfs wanneer het verlies is toe te schrij­ven aan de handelingen van de verhuur­der. (Burg. Wetb., art. 1741.)

5 M:ei 1949. 303

$. - Httishtl!ltr. - H·ttttt·verlenging. -Vet·koop doot· de Dienst van het seqnestet·. - Vennindering van de htturverlenging. - Alleen van toepassing in geval van vet·-lcoop v66r de inwerlvin,qtt·eding van de wet vcm 31 Jttli 1947. - De bepaling van arti­l>:ei 8, alinea 3, van de wet van 31 Juli 1947, naar luid waarvan, onder zekere voorwaarden, de duur van de hunrverlen­ging wordt teruggebracht op zes maanden wanneer het verhunrd goed wordt ver­kocht door de Dienst van het sequester is slechts van toepassing wanneer de ver: koop geschieclt na de inwerkingtreding van de wet van 31 Jnli 1947.

12 Mei 1949. 316

6. - Niettwe eis. - Bttrgerlijlce zalcen.. - Overnemet· vctt~ een han(lelshttttrovm·­eenlcomst gedaagd ten einde ttitzetting. -Ovm·neming vnn de hmtr01)ereen7comst be­telcend geclm·etule de aanleg. - Betelce­ning ·ingeroepen v66t· de t·echtet· in hoget· beroep. - Venveer tegeti de hoofdeis. -De overnem_er van een handelshunrover­eenkomst, geclaagd ten einde uitzetting door de verhunrcler aan wie de overne­ming niet werd betekend, formuleert geen nieuwe eis wanneer hij, v66r de rechter in hoger beroep, tegen de hoofdeis aan-

JACHT.

1. - Vet'boden tttigen. - Tuigen ge­sohilct om het vwngen van het wild te ver­gemalclcelijlcen. - Zin van deze termen. - In artikel 8 van de wetten van 28 Fe­bruari 1882 en 4 April 1900 op de jacht bedoelen de woorden « tnigen geschikt om het vangen of vernielen van het wild te vergemakkelijken '' niet alleen de tuigen waarvan het vergemakkelijken van het vangen of het vernielen van het wild de gewone bestemming is, maar ook de tui­gen die, al hebben zij een andere normale bestemming, van deze laatste door hun bezitter worden afgewend om tot het van­gen en vernielen van het wild gehruikt te worden, uitgezonderd nochtans de jacht­t~ligen die de wet uitdrukkelijk voorziet of toelaat door het feit zelf dat zij toelaat te jagen. · .

28 Maart 1949. 206

2. - Vet·boden tttigen. - Hazenjaoht bij middel vat~ een autovoertuig waarvan

J

voert dat gedurende de aanleg de overne­ming aan de verhuurder wercl betekend. (Wetb. van burg. rechtspl., art. 464.)

16 Juni 1949. 395

HUWELIJK.

1. - Grove telcortlcoming doot· een va<n de echtgenotet~ aan zijn tJliohten.-~ JJfant­t·egelen bevolen dom· de voorzittet· van de rechtbank. - Begri.jpen. mulet· meet· het vet·bod aan de tnan zijn eigen goederen te ver'l)reemden of met hypotheek te be­zwat·en. - De spoecleisende en voorlopige maatregelen, die de voorzitter van de rechtbank kan gelasten in geval een van de echtgenoten grotelijks zijn plichten verzuimt, begrijpen o. m. het verbod aan de man zijn eigen onroerencle goederen te vervreemden of met hypotheek te bezwa­ren. (Burg. Wetb., art. 214j.)

27 Januari 1949. 75

2. - At·tilcel 21J,j van. het Btwgerlijlc Wetback. - Bevelsolwift van de voot·zit­tet· va.n de t·echtbanlc vcm eerste aanleg. - Mag ctllee·n op aan.vTctag van een vaqt de echtgenoten worden ve·rleend. - Het bevelschrift voorzien bij artikel 214j van het Burgerlijk Wetboek mag alleen op aanvraag van een van de echtgenoten worden verleend door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg.

14 Juni 1949. 382

de Z·ichten het vcmgen of vemielen van het wild vergemnlclcelijlcen. - VeTblindend vet'lichtingstoestel. - Maalct .een titig ttit door artilcel 8 v_an de wet op de jacht ver­bdden. - Autovoet·t·uig dat geen enlcele vet·at~dering onclerging met het oog op de jacht. - Otnstancligheid cUe het misclr·ijf niet ttitslttit. - Het verlichtingstoestel van een 11utovoertuig, dat de hazen ver­blindt en rr alzo het vangen of vernielen van vergemakkelijkt, en: dat de bezitter tot clat doel bestemt, maakt een tuig nit, door artikel 8 van de wet op de jacht ver­bo.den, zelfs indien het autovoe~·tuig zelf geen enkele veranclering onderging met het oog op het vangen of het vernielen van het wild. ·

28 Maart 1949. 2{)7

3. - Bttiten de tijdst'ippen doot· de t·e­gering va.stgesteld. - Feit bij nacht ge­pleegcl. - Toepasselijlce ,stmf. - Het feit te jagen buiten de door de regering be­paalde tijclstippen, wanneer het bij nacht gepleegd wordt en wanneer de rechter het

KINDERTOESLAGEN.- MEDEPIJICHTIGHEID. 551

bestaan van verzachtende omstandigheden niet vaststelt, geeft aanleiding tot toepas­sing van een gevangenisstraf van acht da­gen tot een roaand en van een geldboete

KIND ER.TOESLAGEN. 1. - Wet vnn 10 J1mi 1937. - Bedoelt

slechts de na.tuurl'ijke per·sonen met ttit­sluit'ing van de zedelijke wezens. - De wet van 10 Juni 1937, die tot voorwerp heeft de uitbreiding van de )rindertoesla­gen tot de werkgevers en tot de niet-loon­trekkenden, bedoelt slechts de natuurlijke personen met uitsluiting van de zedelijke wezens.

7 Juli 1949. 463 2. - Regime va11 bijdmge dat vt·eemde

of Congolese collectiviteiten trett en hm~

LIJFSDWANG. Stratzalcen. - Ver·dachte minderjar·ig

op de dag der feiten. - Ver·oor·deling tot /.ijfsdwang. - Onwettelijlcheid. - De

MEDEPLICHTIGHEID. 1. - In.br·euk op nr·tikel 1ll1bis van het

Strafwetboelc. - Bewuste bijstand van de dader in cle han.rlelingen wellce het mis­dt'ijf hebben. voorber·eicl of ver·gemalclce­lijlct, ,_., Stmfbar·e medeplichtigheicl. -Maakt de strafbare medeplichtigheid nit, de bewuste bijstand, verleend aan de da­der van een aangifte aan de vijand, in c1e handelingen welke het misclrijf hebben voorbereicl of vergemakkelijkt. (Strafwet­boek, art. 67, al. 4.)

14 Februari 1949. 111

2. - Reohtstr·eelcs a.an.zetten door· mis­.dadige lcttiper·ijen at a.rgUstigheden tot het plegen van. een wanbedrijf. - Ar·tilcel 66, alinea 4, vctn het 8trafwetboek. - Ver·­eiste voo·rwcta·rden. - Zet rechtstreeks aan, naar c1e zin van artikel 66, alinea 4, van het Strafwetboek, tot het plegen van een wanbedrijf, door misdaclige kuiperijen Df arglistigheden, hij die een derde ertoe brengt, niettegenstaande zijn verzet, een roisdrijf te plegen, inclruk op hem maakt, hem overtuigt van het'wettelijk karakter

K

L

van 100 frank. (Wet van 28 Februari 1882, artt. 6, 15 en 30; wet van 30 December 1936.)

28 Maart 1949. 207

cle hoedanigheia toekent van aan het be~ slttit van ll September 1939 onclerworpen per·sonen. - Regime niet over·eensten'z,­mena met de wet van 10 Juni 1937. -Ret koninklijk besluit van 2 September 1939; dat het koninklijk besluit van 22 Decem­ber 1H38 heeft gewijzigd, richt een regime van bijdrage in hetwelk rechtstreeks de vreemde of CDngolese collectiviteiten treft; het is, in strijd met de wil van de wetgever, dat het aan deze laatste c1e hoe­danigheid toekent van personen onderwor­pen aan bedoeld besluit.

7 Jnli 1949. 463

lijfsdwang mag niet worden uitgesproken tegen een. veroordeelde wegens misdrijve:n. gepleegd gedurende zijn minderjarigheid.

. (Wet van 27 Juli 1871, art. 6.)

M

24 Januari 1H49. 52

van de nit te voeren daad en hem de ver­zekering geeft dat, door zijn toedDen, dit feit niet zal gestraft worden.

14 Februari 1949. 1~

3. - Httl1J ver·leencl tot cle uitvoerirt~ vat~ eer1 misclaad. - Artikel 66, alinea 3-van het Str·atwetboelc. - KenmeTlcen varr cle httlp. - De hulp verleend tDt de uit---­voering van een misdaad en bij artikel 66 alinea 3, van het Strafwetboek bepaald --=-is een tot deze uitvoering noodzakelijJ;.oL = hulp, doch het is onverschillig dat de0 "" hulp omvangrijk of gering is.

7 Maart 1949. j_6 ~

4.- Stmtzaken. - Douanen. en. accij'~' ·-zen. - AtTest van V61'001'deling. - a~~ steund op ar·ti7cel67 van het Stmtwetboe ~ ~ - An·est cle bewerin.g van cle betichte rvi~ ~ bectntwoordencle cla-t dit artilcel een po~ --4li t·ieve daad van cleelneming onder·stelt-Is niet gemotiveerd, het arrest dat, 1:J -::"li toepassing van artikel 67 van het Str :.cStca.-~~-wetboek, de betichte schuldig verkla::L --=-aan medeplichtigheid aan een inbreu:k: • J de wetgeving betreffende de douanen

VEILIGHEID VAN DE STAAT.

MISDADEN EN W ANBEDIUJVEN TEGEN DE UITWENDIGE VEI­LIGHEID VAN DE STAAT.

1. - Aanbod tot het plegen v(tn e&n misd1'ijf. - Artilcel 123bis van het Strat­wetboelc. - Voorwaarden ven!ist voor het r:tanbod. - Er is slechts dan een aanbod, naar de zin 'van artikel 123bis van het Strafwetboek, indilom het uitgedrukt aan­Gocl degene ·bereikt tot wie het is gei'icht Jf een vertegenwoordiger of een agent. mn deze laatste.

3 Januari 1949. 6.

2. - A1't-i/cel 121bis van het StnJ,fwet­~oelc. - Verlclilclcing geclawn aan een der­ie. - Dercle clie een ·ve?'bind·ingsagent i.~ ~·ussen de ve1·dachte en de vijandelijlw Jverheid. - A.angifte aan de vijand. -11aakt een aangifte aan de vijand uit, de rerklikking aan een Q.erde welke slechts· le verbindingsagent is geweest tussen de rerdachte en de vijandelijke overheid.

17 Januari 1949. 30•

3. - OzJeising door de vijand. - Niet JOO?'Zien doo1· het Venl1·a,q van Den Haarr Jan 18 October 1907. - Welke geen wer­celijlce opeising ~tUnvaalct. - Slttit de toe­Jassing niet uit van artilcel 115 van het ?tratwetboelc. - Een opeising, gedaan miten de gevallen voorzien bij het Ver­!rag van Den Haag del. 18 October 1907 !ll welke geen werkelijke opeising uit­naakt, · sluit de toe passing niet uit van trtikel 115 van het Strafwetboek op de­:ene welke hulp heeft verschaft aan de­•ijand.

24 Januari 1949. 50:

4. - Toelcenning aan de Schatlcist van ~e om·echtstreelcse winst ontstaan uit de alwldige bedrijvigheid van de beklaagde. - Bepnling ex aequo et bono. - Voor·­oaanlen. - Is wettelijk, het arrest van Let militair gerechtshof dat, vaststellende· :at een inbreuk op artikel 115 van het itrafwetboek werd gepleegd uit winst­ejag, bij onmogelijkheid het beclrag van e door de beklaagde onrechtstreeks ver­rezenlijkte winsten mathematisch te be .. alen, deze berekent ex aequo et bono met 1achtneming van de verschillende ele-­Ienten welke die berekening kunnen be­lVloeclen. (Strafwetb., art. 123tm·; wet an 7 Juni 1948, art. 1.) 24 Januari 1949. 55·

·s. - Ve1·oonleling. - Verval van de··. echten opgesomd bij artilcel 123sexies. an het Stntfwetboelc. - Ve1·val niet at­anlceUjlc van de voorwaarde dat de .ver­achte minstens achttien jaar oud zou · fjn. - In geval van veroordeling wegens ~n misdrijf, voorzien bij hoofdstuk II an titel I van boek II van het Strafwet-

~~~~~~~~~~~ ----in

:.L___ -d-

1=-W ~: ~· r ~· r i n

~- 18

~====:::..~c~ ---z:.- z

?;J:----

L ---

~tJwlc&lt~·i,~ ~ Onont· telijk; het ·igheid en n-:oek on-

391)

GAAN.

geste'lina ·roep alle ~·men ge~

mist in :lag, :net ~chter in ~ rechter :pt, dan pslechts. verwor-

7

·eund OJJ· t tegen­:sing. -~itelijke een fei­;proken

16.

~tuele·ia ~tellin{f ~ad on-voort­

let' ken. le aan­~ist in g, het en tot paalde. tat zij de be~ wan­

lij de et be-

~l gc~ C 'IJUIIL :st in , het inter-

44

el ge­:e va1i tst in :, het inter-

46

l\HSD. EN WANB. 'l'EGEN DE UI'l'WENDIGE VEILIGHEID VAN DE STAAT. 563

boek, is het verval van de rechten opge­somd bij artikel 123sewies van hetzelfde wetboek niet afhahkelijk van de voor­waarde dat de veroordeelde minstens achttien jaar oud wu zijn op de datum van de feiten. (Strafwetb., artt. 123sewies en 123septies; besl.-wet van 10 November 1945, art. 2; wet van 14 Juni 1948, arti­kelen 10 en 11.)

31 Januari 1949. 70

6. - Besluit-wet van 10 November 1945, artilcel 2. - Ve1·oordel'ing tot een niet door de wet voorziene geldboete. -Onwettelijlcheid. - Wanneer de militaire rechtbank toepassing maakt van artikel 2 van het besluit-wet van 10 November 1945, kan het geen veroordeling uitspreken tot een geldboete die niet is voorzieli door de bepalingen van de strafwet welke toepas­selijk zijn op de ten laste van de ver­dachte voor vaststaand gehouden misdrij-ven.

31 Januari 1949. 84

7. - HulpvM·sohajJing aan de vijand. --,--- Opeising door de v·ljand. - Opeising in overeenstemming met cle Oonventie van Den Haag dd. 18 Ootobe1· 1907. - Geen itnbteulc op artilcel 115 . van het Stmtwet­boelc. - Is niet strafbaar, cle hulpver­schaJffing aan de vijand die gedaan wordt in uitvoering van een opeising door de vijand, voorzien door het reglement ge­hecht aan de Conventie van Den Haag dd. 18 October 1907. (Wet van 25 Mei 1910.)

7 Februari 1949. 97

8. - Httlpversohu,ffing aan de vijand. - Uitvoering van een werlcelijlce 011eising dooh geclaan buiten de perlcen van de Oonventie van Den Haa-g dd. 18 October 1907. - Voo1·waarden vereist opdrLt de1·­gelijlce lever·ing niet zott vallen onder toe­passing van a1·tilcel 115 van het Stra{wet­boelc.- De hulpverschaJffing aan de vijand in uitvoering van een werkelijke opeising gedaan door de vijand, zelfs buiten de gevallen voorzien bij de Conventie van Den Haag dd. 18 October 1907, is geen vrijwillige hulpverschalffing aan de vijand en valt dus niet onder de toepassing van artikel 115 van het Strafwetboek wanneer de· opgeeiste persoon zich in de omnoge­lijkheid bevindt zich te onttrekken aan de opeising of wanneer hij deze slechts uitvoert om, tegen een ernstig, onmiddel­lijk en· dreigend kwaad, belangen te vrij­waren die hij gerechtigd was v66r alle andere te vrijwaren en die hij niet anders kon vrijwaren dan door die uitvoering.

7 Februari 1949. 97

9. _:_ Httlpvm·sol!,affing aan de vijancl begaan uit winstbejag. - Arrest dat ver­oordeelt tot een gevangenisst1'af en de zaalc ve1·schttift op een onbepaalde datum om uitspraalc te doen over de toelcenning

aan de Sohatlcist van de winst ontstaan ttit de schuldige bed1'ijvigheid. - Onwet­telijlcheid. - Bij de veroordeling tot een gevangenisstraf wegens hulpverschalffing aan de vijand begaan uit winstbejag, mag de rechter over de grond de zaak niet op een onbepaalde datum verschuiven om uitspraak te doen ovel' de toekenning aan· de Schatkist ·van .de winst welke uit de schuldige bedrijvigheid is ontstaan. (Straf- ·. wetboek, artt. 115 en 123tet·, al. 1.)

7 Februari 1949. 101

10. - A1·tilcelen 115 en .118bis van het Stratwetboelc. Toepassing 011 een vreemdeling va,n vijandelijlce nationali­teit. - Voo1·waa1·den. - Artikelen 115 en 118bis van het Strafwetboek zijn toepas­selijk op een vreemdeling van vijandelijke nationaliteit die, op het ogenblik van qe feiten, geen deel uitmaakt van het bezet~ tingsleger en die, daar hij in Belgie een onderko:men had gezocht, een verplichting had aahgegaan jegens Belgie wegens de genoten gastvrijheid.

14 Februari 1949. 111

11. - Misdaden voorzien- bij artilce­len 113, 11.5 en 118bis van het Stmfwet­boelc. - !Jfisdrijven die de wil om de straf­wet te ove1·t-rede·n n·iet vereisen. - De wil om de strafwet te overtreden is geen voor­waarde tot het bestaan van de misdaden voorzien bij artikelen 113, 115 en 118bis van het Strafwetboek, dit laatste gewij­zigcl bij artikel 3 van het besluit-wet van 17 December 1942.

14 Maart 1949. 175

12. - Aangifte aan de vijand. ·_ Aan· gifte aan een deTde gedaan. - Toepas­sin.gsvoo1·waanlen va1~ a1·tilcel 121bis van het Strafwetboelc (besl.-wet van 8 Ap1'il 1917, art. 1). -. Een aangifte, die niet. rechtstreeks aan een vijanclelijke over-. heid geclaan wordt, doch aan. een derde persoon, valt onder toepassing van arti­kel 121bis van het Strafwetboek (besluit-. wet van 8 April 1917, art. 1), wanneer de dader wist dat zij ter kennis· van de vijandelijke overheid zou gebracht wor­den en wanneer hij met kwaacl opzet ge­handeld heeft om de aangegeven persoon bloot te stellen aan de opzoekingen, ver­volgingen of gestrengheden van cle vijand.

21 Februari 1949. 140

1.3.- Vm·lenen van httlp aan de 'IYijand. - Hulp van aard om de vija,nd te helpen op het ogenblilc van de levedng. - Leve­ring stTafbaat·. afgezien van hCt geb.ntilc clat de vija.ncl e1· van deed.- Het-verlenen van hulp aan de vijand is strafbaar, in­clien, op het ogenblik van de levering, de hulp van aard was om de vijand doel-

i:i64 MISD. EN WANE. TEGENDID UlTWENDIGE VEILIGHEID VAN DE STAAT.

matig te helpen, welk ook het gebruik weze dat de vijand er van gemaakt heeft.

14 Maart 1949. 176

14.- Ve;·valle·nverkla;·ing van de rech­ten bedoeld bij art'ilcel 123sexies van het St?-afwetboek. - Veroonleelde tot een correcUonele straf.- Yervallenve;-Jclar·ing famtltcttief voor de ;·echten. - Sedert het van kracht worden van de wet van 14 Juni 1948, is de vervallenverklaring van de rechten bedoeld bij artikel 123semics van het Strafwetboek, ten opzichte van de tot een correctionele straf veroordeelde, een maatregel welke de rechter kan opleggen of niet, geheel of ten dele, tijdelijk of levenslang. (Wet van 14 Juni 1948, arti­kel 10; Strafwetb., art. 123se1Jties.)

28 Maart 1949. 19S

15. - Toelcenning aan ae Schatlcist. -1Wet van 7 J~tni 191,8.- Toelcenming omva•t niet (tlleen de winsten ve;·wezenUjlGt op cle prijs van de le:ver·ingen aan de vijana. -Omvat oolc cle onreohtstreelcse voonlelcn ;tit de onwettelijlce bedr·ijvigheicl van de solHtld·ige ontstaan. Luidens arti­kel 123te;· van het Strafwetboek, gewij­zigd door de wet van 7 Juni 1948, moeten eigendom van de Schatkist verklaard wor­den, niet aileen de winsten verwezenlijkt op de prijs van de schuldige leveringen aan de vijand, maar ook de onrecht­streekse voordelen die een winst van de onwettelijke bedrijvigheid Vall de schul­clige uitmaken of het beclrag van de waar­cle dezer voordelen.

28 Maart 1949. 209

16. - Strajwetboelc, art·ilcel 115. ·­An·est vaststellencle dat aan een ambte­naar gedane geschenlcen deze· hebben aan­gespoord om talt"ijlce;· en belangrijlcer werlcen aan de beklaagden toe te vertro·u­wen. - Gepast antwoord op de conclusies cUe ae cluJang inroepen en aanvoe;·en dat cle geschenlcen slechts st;·elcten tot het be­lcomen van betaling van geclane opeisin­gen. - Het arrest, dat vaststelt dat ge­-schenken, door de beklaagden aan de ge­meenteambtenaar gegeven, die het aan­duiden van de firma's, belast met de uit­voering van door de vijand opgeeiste werken in zijn bevoegdheid had, deze ambtenaar hebben aangespoord om hun talrijker en belangrijker werken toe te vertrouwen, beantwoordt op passende wijze de conclusies die de dwang inroepen en aanvoeren dat deze geschenken sle<;hts strekken tot het bekomen van betaling van de gedane opeisingen. ·

11 April 1949. 254

17. - Strajwetboelc, artikel 115. -A.rrest beslissende dat zelcere we;·lcen on­der toepassing vallen van dit artilcel en dat andere ttitgevoerd gedurende het-

zelfcle tijdperlc onde;· dwang ven·icht wer­den. - Geen tegenst;·ijdigheid. - Bevat geen enkele tegenstrijdigheid, het arrest clat beslist dat v<ior de vijand geduremle een bepaald tijdperk uitgevoerde werken onder toepassing vallen van artiliel 115 van het Strafwetboek, dan wanneer de uit­voering van andere werken, gedureilde hetzelfcle tijclperk, geen misdrijf uitmaakt omclat deze werken onder clwang werden uitgevoerd.

11 April 194S. 254

18. - Artikel 115 van het Stmjwet­boelc. - Bo~twen, voor cle 'U"ijand, van cellen. bestemd voor de opslltiting van Bel­gen, leden van weerstanclo·rganisaties. ·­Ondenwrning van we;·lcen rnet miUtai;·e doeleinden. - Het bouwen voor de vijand van cellen bestemd voor de opsluiting van Belgen, leden van weerstanclsorganisaties, kan een onderneming van werken met mi­litaire doeleinclen uitmaken, welke valt onder de toepassing van artikel 115 van het Strafwetboek. (Besl.-wet van 25 Met 1945, art. 1, 1°.)

2 Mei 1949. 292

19. - Besl·uit-wet vctn 17 December 191,2, a;-tilcel 1. ----: Inte;·p;·etatieve be1Ja­ling van a;·tilcel113 van het Strafwetboelc.

. -,-- Artikel1 van het besluit-wet van 17 De­cember 1942 heeft enkel artikel 113 van het Strafwetboek aangevulcl met een in­terpretatieve tekst.

23 M:ei 1949. 347

20. - Besl;tit-wet van. 17 Decembm· 1942. - Dat7t1n van inwerlcingtreaing. -Ret besluit-wet van 17 December 1942 houdende aanvullingen van en wijzigingen aan de artikelen 113, 117, 118bis en 121bis van het Strafwetboek is in werking ge­treden op 29 Januari 1943.

23 Mei 1S49. 347

21. - Artilcel 118bis van het Strafwet­boelc. - Inb;·e7tk die lean bestaan in een enlcele claad. - De misdaad voorzien bij artikel 118bis van het Strafwetboek kan bestaan in een enkele daad.

23 Mei 1949. 347

22.- Levm·ing van hulp aan cle v·ijand. - An·est van veroonleling gewezen v661" cle inwe;·kingt;·eding van de wet van 7 Ju.ni 1948 tot wijziging van artilcel123ter van het Strafwetboelc. - Vm·brelcing voor zover enlcel een vennootschap b7trgerlijk ver·antwoordeliilc wordt verlclaar·d voor cle geldelijlce veroorclelingen 7titgesp;·olcen tee gen de belclaagde, hawr o;·gaan of hacw aangestelde. - Hot van ve;··wijzin,q dat ttitspmalc doet na de inwerlcingtr:edinrt van de wet van 7 J1tni 191,8. - Toepassing van de nieuwe wet. - Niettegenstaande l1et arrest, gewezen v66r de inwerkingtre· ding~ van de wet van 7 Junil948 tot wijzi-

-~---1 ------------_-=-::::---=-~ --:c:..:::._-::=-o.=:---< ~~~~-------~----

:MISD. EN WANE. 'l'EGEN DE UI'.l'WENDIGE VEILIGHEID VAN DE STAAT. 565

ging van artikel 123ter van het Strafwet­boek, in kracht van gewijsde is gegaan voor zover het de beklaagde veroordeelde, namelijk tot de toekenning aan de Staat van de vergelding van zijn schuldige be· drijvigheid, en het slechts verbroken werd voor zover het burgerlijk verantwoorde­lijk verklaarde cle vennootschap waarvan de beklaagde het orgaan of de aangestelde was, schendt de rechter van verwijzing gezegde wet van 7 Juni 1948 indien, uit­spraak doende na haar inwerkingtredin~, hij weigert z.e toe te passen aan de ven­nootschap. _ 30 Mei 1949. 351

23.- A.1'tUce~ 115, § 2, 1°, 2o en 3°, van het stn~fwetboelc. - Leve1'•ing -tloor tus­senpersoon. - Betelcen·is. - Moet aange­zien worden als een levering door tussen­persoon, nanr cle zin van artjkel 115, § 2. 1o, 2o en 3°, van het Strafwetboek, de levering die, nlhoewel niet rechtstreeks gedaan aan ae vijand, nochtans aan deze laatste, met het weten van de leverancier, toekomt cloor het toedoen of de tussen­komst van een derde.

14 Juni 1949. 385

24. - Toelcenning. acm de Sohatkist van de w·inst ontstaan ~tit cle beclr-ijv·iu­lwicl van de sohulclige . ....:. Veroo1·deling wettelijlc ttitgesproken tegen de sohulclige, ze~fs inclien cle winst ten goecle is gelcomen aan een vennootsohap waar·vnn cle sohttl­clige het o·rgann of cle nnngestelde wns. -De toekenning aan de Schatkist van cle so=en, goederen en voordelen, die de winst vormen welke is ontstaan uit de schuldige bedrijvigheid van de persoon veroordeeld wegens inbreuk op artikel 115 van het Strafwetboek, moet worden uit­gesproken ten laste van clie persoon, zelfs wanneer de sommen, goederen en voor­delen ten goede zijn gekomen aan een ven­nootschap waarvan de schuldige het or­gaan of de aangestelde is. (Strafwetboek, artt. 123ter en 123cleoies; wet van 7 Jlmi 1948.)

14 Juni 1949. 385

25. - A1·tilcel 115 van het Strafwet­boelc. - Misclaad gelcenrnei·lct cloor· de ge­daohte van verraacl. - Ve1Tnacl van de Staat moet eohter· het inzioht of cle drijf­veer van de clacler niet zijn geweest. -De gedachte van verraad van de Staat kenmerkt de misdaad voorzien bij arti­kel 115 van het Strafwetboek ; doch, opdat die misdaad strafbaar weze, wordt niet vereist dat het verraad van de Staat het inzicht of de drijfveer van de dader zou zijn geweest.

14 Juni 1949. 386

26. - A.1·t-i1ce~ 115 van het Str-ajwet­boelc. - Bestanddelen voor dit misclrijj vereist. - Opdat er inbreuk weze op arti-

kel 115 van het Strafwetboek, wordt pr vereist, doch volstaat het, dat de dader, zijn plichten jegens de Staat miskennende en zich rekenschap gevende van de hulp welke hij voor de oorlogsvoering aan de vijanden van de Staat verschaft door een bij het voormeld artikel bepaakle daad, en waarvan hij zich kon onthouden, niet­temin heeft toegestemd ze vrijwillig te verrichten.

14 Juni 1949. &"6

27. - Artilcel 115 1'an het Strajwet­boelc. - Materiele bestanddelen vnn het misd·l"ijj. - Ovenl1·noht aan de vijand va-n de eigenclom van de gelevenle goederen. - Maulct geen essent-iee~ bestancldeel ttit. - Inbreuk op artikel 115 van het Straf-wetboek kan bestaan wanneer de goede­ren ter beschikking worden gesteld van de vijand, zonder nochtans dat de eigen­dom er van aan de vijand worclt overge­dragen. (Stilzwijgende beslissing.)

14 Juni 1949. - 386

28. - A1·lilcel 115 ·van het Stmj-wet­boelc. '-- Oonolttsies van cle verdachte wel· lee de o1wve1·winnelijlce dwaling im·oepen nopens cle toetteUjkheid van de inlijvinq van de Oostlcantons bij het D~titse Reich. - Passencl antwoo1·d. - Beantwoordt op passende wijze de conclusies van de ver­clachte, waarbij cle onoverwinnelijke clwa­ling omtrent de wettelijkl,leid van de in­lijving van de Oostkantons bij het Duitsc Reich werd ingeroepen, het arrest dat vaststelt dat de verclachte het bewijs niet brengt van bijzondere omstancligheden die van aarcl zijn een onoverwilmeliJk karair­ter toe te kennen aan de beweerde dw:l­ling en dat het clecreet tot inlijving zon­der invloecl is gebleven op de grote meer­derheid der inwoners van die kantons.

15 Juni 1949. 31l0

29. - A_,rtilcel 115 van het StmJ-wet­boele. - Oonoltts·ies van de ve1·dachte wet­lee cle dwang inroepen voo1·tvloeiencle uit de inlijving van de Oostkantons bij het D~titse Reioh: - Passend antwoo·rd. -­Beantwoordt op passende wijze de conclu­sies van de verclachte, waarbij de dwang werd ingeroepen voortvloeiende uit de in­lijving van de Oostkantons bij het Duitse Reich, het arrest dat vaststelt clat de ver­dachte met vreugde de terugkeer heeft begroet van die kantons bij het Reich, sedert het begin van de bezetting olfficiele functies heeft waargenomen, propagan<la voor een nationaal-socialistisch organisme heeft ingericht en aan cle vijand kennis heeft gegeven van een vermogen van pro­ductie waaromtrent hij onwetend was.

15 Juni 1949. 390

30. - Artilcel 115 van het Strafwet­boelc. - Httlp verleend door twee werk-

v I

566 MISD. EN WANB. TEGEN DE UITWENDIGE VEILIGHEID VAN DE STAAT.

Jiuizen, geleuen lwt een i;n Belgw en." het andet· in Dttitsland. - Oonclttsies van de venlachte awnvoerend dat zij slechts een werkhttis uitmaakten. - Passend ~tnt­woot·d. - Beantwoordt ·op passende wijze de conclusies van de verdachte, aanvoe­rend dat de twee werkhuizen die hebben geleverd aan de vijand en gelegen zijn het een in BelgH:; en het ander in Duitsland, in werkelijkheid slechts een werkhuis uit­maakten, het arrest dat vaststelt dat die werkhuizen op technisch en juriclisch ge­bied onclerscheiden waren en niet opge­houden hebben een eigen bestaan te be-waren.

15 Juni 1949. 390

31. - ArtUcel 115 van het Stratwet­boele. - Oonclusies van de vercl(tchte wcl­lce de rechter vet·zoeken te bepalen wel/ce de not·male pt·oductie was n·odig om de slttit'ing van de werkhui.zen te vermijden.. - Passend antwoonl. - Beantwoordt op passende wijze cle conclusies van de ver­dachte, waarbij aan cle rechter werd ge­vraagd de normale procluctie te .bepal.en die nodig was om de sluiting van cle·werk­huizen te vermijclen, het arrest clat bree•l­voerig overweegt, aan de hand van de deskundige verslagen, welke, volgens de productie-capaciteit van die werkhuizcm, de geoorloofde maximumbeclrijvigheid was, en dat vaststelt dat clit maximum wercl overschreclen ten gevolge van VL'I'­schillende voetstappen van de verclachte, voetstappen welke uit winstbejag wer•ien geclaan.

15 Juni 1949. 390

32. - .At·Wcel.123clecies van het Stra.f­wetboelc. - Belgische naamloze venn'jot­schap om.gevm·md i11 een vennootschap naar Dttits Techt. -- B·nTgerlijk verant­woordelij k verklaanl voo-r de toekennin[l aan de Schatlcist van de winsten ontstaan wit (le schttldige bedTijviglwid van ham· beheerders niettegenstaande zij beweercle dat deze laatsten enlcel als leden. van de Tnad van toezicht van de vennootschnp 'IXtn Duits t•echt hnd(len gehandeld. - A.t·­Test dM vaststelt dat de Belgische t;en­nootschap is blijven vom·tbestaan, dat de venlachten stee(ls hdar beheerdet·s zijn gebleven en dat het die vennootschap is wellce voordeel heett gelwald ttit de ve·rgel(ling van hun schul(lige bedrijvig­heid. - WetteUjke besUssing. - Werd wettelijk burgerlijk verantwoordelijk ''er­klaard voor de toekenning aan de Sch:lt­kist van de winst ontstaan uit de schul­dige beclrijvigheid van haar beheerders, de Belgisclle naamloze vennootscllap die gedurencle de vijandelijke bezetting W8rd omgevormcl in een vennootscllap :uaar Duits recllt en die staancle lloudt dat haar belleerders enkel hebben gehandeld nls Ieden van de raad van toezicllt van de

vennootschap naar · Duits recht, indien llet arrest vaststelt dat de :(3elgische ven­nootschap steeds is blijven voortbestaan, dat de verdachten nooit llebben opgehou­clen, als beheerders, haar organen of aan­gestelden te zijn en dat llet die vennoot­scllap is well~e voorcleel lleeft gellaald uit de vergelding van hun schuldige bedrij­vigheid. (Strafwetb., art. 123decies.)

15 Juni 1949. 390

33. - Dienen van 's vijands tJDlitielc of oogmencen.. - Gedachte van verraad. - Gebrelc aan een pz.iaht van tTOttw jegens Belgie. - TT eTplicht-ing voor een om·log­voet·ende de oorlogswetten en. -uewoonten te eet·biedigen. - Maalct geen pz.icht van tronw uit. - De gedachte van verraad, die de inbreuk kenmerkt 's vijands poli­tiek of oogmerken te dienen, onderstelt een gebrek aan een plicht van trouw je­gens Belgie; de verplicllting voor een oor­logvoerende, in oorlog fegen Belgie, de oorlogswetten en -gewoonten na te leven maakt geen plicht van trouw uit tegen­over BelgH:;. (Strafwetb., art. 118bis; be­sluit-wet van 17 December 1942, art. 3.)

4 Juli 1949. 445

.34. - Inb·reu,lc op at·tilcel 118bis van het Stmfwetboelc. - Dmauwij(lte niet ge­wijzig(l (loot· de wet van 20 Jnni 1947. -De draagwijdte van artikel 118bis van het Strafwetboek werd niet gewijzigd door de wet van 20 Juni 1947.

4 J uli 1949. 446

35. - Verval vwn de rechten ozJgesomd bij artikel 123sexies van het Stmtwet­boelc. - Opgelopen (lom· de veToordeelde wellce oolc zijn. nationaliteit weze. - Elke persoon clie wettelijk veroordeeld werd tot een crlminele straf wegens een mis­drijf voorzien in lloofdstuk II, titel I, boek II, van het Strafwetboek, wordt, welke ook zijn nationaliteit weze, verval­len verklaard van de recllten opgesomd · bij artikel 123sexi.es van dat wetboek.

4 Juli 1949. 446

·36. - Anngifte aarn de vijand. - Per­soon die erlcent de dacler van die aangifte te zijn. - Niet vervolgd. - AndeTe per­soon vet·om·deel(l. - Bewijs van. zijn sahttlcligheid. - Wettelijlce ver·oordeling. - De omstandigheid dat een persoon, die erkend lleeft de dader te zijn van een aan­gifte aan de vijand, niet wordt vervolgd, maakt geen wettelijke llinclernis uit voor de veroordeling van een andere persoon wegens hetzelfde feit, indien llet vaststaat dat deze laatste heeft gellandeld, lH~tzij alleen, lletzij met de bijstancl van de eerste.

4 J uli 1949. 453

MISDRIJF,•- Mu"'NT. 567

37. - Aangifte aan de vijand. ~ Mis­odrijf van gemeen recht tegen de partimt­lieren. - Alhoewel deel uitmakend van hoofdstuk II, titel I, boek II, van het Strafwetboek, beteugelt artikel 12lbis van <lit wetboek, niet een misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de Staat, maar een misdrijf van gemeen recht gepleegd tegen. particulieren.

4 Juli 1949. 456

38;- Aangifte ctan de vijand.- Mede­deling van een feit awn de bezettende overheid. - Vermtlten van een plicht. -Geen misckijf. - De mededeling van een feit aan de bezettende overheid maakt geen strafbare aangifte nit, naar de zin zoals bedoeld bij artikel 121bis van het Strafwetboek, wanneer zij in hoofde van de dader slechts het vervullen van een plicht is.

4 Juli 1949. 456

.39. - At·tilcel 115, § 2, 3° en 4o, van. Jwt Stmtwetboelv. - M·iscldjf dat een 1Htlp aan cle vijancl onderstelt. - Begrip. - Het rriaterieel bestanddeel van het mis­drijf, beteugeld door artikel 115, § 2; 3° en 4°, van het Strafwetboek, is een hulp aan de vijanden van de Staat, d. i. een hulpverschaJffing aan die vijanden welke -van aard is de behoeften van hUn oorlogs­economie te voldoen.

22 J uli 1949. 498

MISDR.IJF.

1. - Heling. ~ Onde·rsche·iden wanbe­drijf. - Vereist het bestaan niet van een verstanclhouding tussen cle helet· en de dacler van het misdrijf waarin het bezit van de geheelde voot·werpen zijn oot·­sprong vindt. - Wijl zij een bijzonder misdrijf is, onderscheiden van de misdaad Df van het wanbedrijf waarin het bezit van de geheelde voorwerpen zijn oor­sprong vindt, vereist de heling niet, als bestanddeel, het bestaan van een vooraf­gaande verstandhouding tussen de heler en de dader van die misc1aad of van dat wanbedrijf. (Strafwetb., art. 505.)

10 Januari 1949. 16

2. - Overtrecl·ing. - Landel-ijlc Wet­ooek .. - Laten roncllopen van d·iet·en op een andet·s eigendom. - Beg·rip. - Valt onder <le toepassing van artikel 88, 3°, van het Lanc1elijk Wetboek, hij wiens dieren, ingevolge een nalatigheic1 van fijnentwege, en namelijk ingevolge de

sle.chte staat van zijn afsluitingen, rond­lopen op een anc1ers eigendom.

31 Januari 1949. 87

3. - Douanen en accijnzen.- Dwang. - Grand van t·echtvaarcliging. - De dwang is een grond van rechtvaarc1iging in zaken van inbreuken op de wetten. op d.e douanen en accijnzen zoals in alle an­dere strafzaken.

zs, Februari 1949. 152

4. - Heling. - Bestanddelen. - He­ling bestaat dan alleen wanneer degene die de zaak verkregen heeft, gewete~ heeft, op het ogenblik dat hij ze ontving, c1at zij een weggenomen, verduisterde of met behulp van een misc1aac1 of van een wanbedrijf verkregen zaak was. (Straf­wetboek, art. 505.)

27 Juni 1949. 416

5. - Grond van rechtvaat'd·iging. -Bevel van een meerdet·e. - Klaarblijkend ct·im·ineel lca·ralctet· van dit bevel. -Maalct geen gt•bncl van t·echtvaardiging uit voor de ondergeschikte. - De omstan­digheid dat een overheic1spersoon heeft geh:l:ndeld op het bevel van een van zijn meerderen maakt geen grond van recht­vaardiging uit wanneer de onc1ergeschikte zich niet heeft kunnen vergissen nopens het crimineel karakter van het hem gege­ven bevel. (Strafwetb., artt. 70, 151 en 260; wet van 20 Juni 1947, art. 3.)

22 Juli 1949. 490

MUNT.

Inot·eulce·n op de t'eglementen inzalce wisselcont1'6le. - Fet·volging. - Ten ver­zoelce van het Belgisch-L~twemb~trgs Insti­tmtt voot· de wissel. - Draagwijclte var~, cle tussenlwrnst vat~ dit instit~mt·. - Met te beschikken dat, inzake inbreuken op de besluiten en reglementen betreffende de wisselcontrole, de vervolging wordt uitgeoefencl op verzoek van het Belgisch­Luxemburgs Instituut voor de wissel, draagt artikel 3 van het besluit-wet van 4 Juni 1946 aan <lit inshtuut cle uitoefe­ning niet op van de publieke vordering, noch zelfs van de vordering tot toepassing van gelc1elijke straffen; die wetsbepaling heeft tot voorwerp het instellen van de publieke vordering door het openbaar mi­nisterie slechts toe te laten op aanvraag of op verzoek van het voormelc1 instituut.

4 Juli 1949. 443

'568 N ATIONALITEI'l'.

N

NATIONALITEIT.

1. - Verval van cle stac~t van Belg. Besluit-wet van 20 Jttni 1945, artikel 1. -Belg die betwist dat de toepass·ingsvoo·r­waarden vctn die wetsbepuling voorhunden zijn. - Ar·rest dut het hoger· bet·oep uf­wijst om cle enlcele ovet·weging c~ut de belanghebbende met ijve·r een letdende tunctie heett ttUgeoetend in de dom· cle vijand opgerichte polit~elce ot·gctr~;ismen. -Beslissing niet wetteltjk gemot'tVeenl. -Wanneer v66r de l·echter een persoon het bestaan betwist van de voorwaarden ver­eist bij artikel 1 van het besluit-wet van 20 Juni 19'45, betreffende het verval van de Belgische nationaliteit, is het arrest niet wettelijk gemotiveerd dat cUe be':"e­ring verwerpt om de enkele overwegmg dat de belangllebbende met ijver een lei­dende functie lleeft uitgeoefencl in de do~n· de vijand opgericllte IJolitieke orgams-men.

10 Februari 1949. 108

2 - Vervctl. - Beslttit-wet van 20 .T1tni 19Ji, - Heeft tot voorwet·p de zedelijke wederopbouw van heel het land. - Door uit de Belgische gemeenscllap zekere ele­menten uit te sluiten die het zeclelijk pa­trimonium er van zouclen kunnen scha­den heeft het besluit-wet van 20 Juni 1!t45 betreffende het verval van de Bel­giselle nationaliteit tot voorwerp de zecle­lijke wederopbouw van heel het land. (Wet van 20 Maart 1!t45, art. 1, 5°.)

30 Juni 194!}. 424

3. - Vervul. - Beslu·it-wet vam. 20 Jttni 1945. - Maatt·egel van bwrgerlijlce uard. - Ret verval van de Belgische nationa­liteit, voorzien bij het besluit-wet van 20 Juni 1W5, is geen straf, maar een maatregel van burgerlijke aard.

30 Juni 1!t4!t. 424

4. - Verval.- Ministet··ieel besluit van '21 Juni 1945. - Lijsten A en B opgemaalct door het college vctn btwgemeestet· en schepenen. - Voorloptge lijsten bestemcl om de opdracM van de Minister van jus­·titie te vergmnalclcelij Jcen. - Dejinitieve lijst. - Verwarring door het college van burgemeester en schepenen tttssen de lijst A en de lijst B. - Zander invloed op de wetteUjlcheid van de beslissing van de min4stet·. - Geen schending van het recht van ve·rdedi.ging. - Ret voorschrift

van het ministerieel besluit del. 21 Juni 1!t45, naar luid waarvan llet college van burgemeester en schepenen twee onder­scheiclen lijsten opmaakt van de perso­nen, vervallen van de Belgische nationa­liteit, de lijst A houdende vermelding van de personen die leidencle functies hebben waargenomen in een door de vijand opge­l'icht organisme en de lijst B houdende vermelcling van de actieve propaganclisten van de vijand, maakt slechts een voor­schrift van aclministratieve aa1;d nit, be­stemcl om de opclracht te vergemakkelij­ken van de Minister van justitie, welll:e een enkele definitieve lijst vaststeld en be­kend maakt ; dienvolgen,<; is de omstandig­heid dat het college van burgemeester en schepenen een persoon heeft ingeschreven op de voorlopige lijst A in plants van op de voorlopige lijst B, zonder invloed op de wettelijklleid van de beslissing van de minister, waartegen aileen boger beroep kan worden ingesteld door de belangheb­bende ; die omstandiglleid maakt evenmin een schending van de rechten der verde­diging nit. (Min. besl. van 21 Jnni 1945, §§ 1, 2 en 4; besl.-wet van 20 Juni 1945: art. 3, gewijzigd door de wet van 1 Jum 19±!}, art. 1G.) (Eerste arrest.)

30 Juni 1949. 424

5. - VC1'val. - Daflen d·ie een avtieve tn·opagcmcln voot· fle vijand ttitmalcen. -Hindenfle beoordeling door fle rechte·r ove·r de gronfl - Pm·Tcen. - De recllter over de groncl. beoordeelt souverein of door be­paalde claden een persoon « een actief p~o­pagandist van de vijand ll is geweest, ln­dien hij de gebruikelijke zin van. die woorden niet heeft miskend. (Eerste ar­rest.)

30 Juni 1949.

6. - Vervctl. - Muatt·egel niet ·t~itge­sloten door· fle wet van 20 Maa1·t 1945. -Door de Koning te maclltigen besluiten te nemen, cl~e kracllt van wet llebben, om 's Lands zedelijke wederopbouw te verze­keren, llee'ft de wet van 20 Maart 1945 die macht niet beperkt tot een opclracht van eenvoudige burgerlijke en nationale op­voecling en heeft ze maatregelen, zoals het verval van qe Belgische nationaliteit, niet uitgeslotel.l · indien dit laatste nodig was tot 's Lands zeclelijke wederopbouw. (Wet van 20 Maart 1945, art. 1, 5°.) (Tweede arrest.)

30 Juni 1!}49. 424

OOHLO.G EN OORLOGSMISDADEN.

OOR.LOG DEN.

EN OOR.LOGSMISDA-

1. - Schors'ing vfm de tennijnen ·in bwrgerUjlce en handelszalcen.. - BesluU­wet van 1 Mei 1944, at·tUcel 2. - Toepas­seU.jlc op de termijn vooTzien. b·ij m·tilcel 29 van de wet van 24 Jttk 1921 bett·ettenfle de ongew'ilfle bttitenbezitsteU·ing van fle tUels aan toonder. - Artikel 2 van het besluit-wet van 1 Mei 1944 betreffende het schorsen van de verjaringen en ontzeggin­gen van een eis in burgerlijke en handels­zaken, het vervallen inzake overeenkom­sten en llet verlengen van sommige ter­mijnen, is toepasselijk op de termijn voorzien bij artikel· 29 van de wet van 24 Juli 1921 betreffende de ongewilde bui­tenbezitstelling van de titels aan toonder, binnen welke degene die verzet lleeft ge­daan en die gedagvaard werd v66r de voorzitt(;'r van de handelsrechtbank, ver­plicht is, op straf van llandlicllting van zijn verzet door de rechter, het bewijs te leveren van de instelling van een eis tot terngvordering.

13 Jannari 1949. 24

2. - Beslttit-wet V((;n 13 Me·i 1940 fle bestt"ajfing verzwa'l'enfle van sommige ge­dtt'l'ende de t-ijfl van. oot·Zog gepleegde fei­ten. - Toepasselijlc op fle diefstal ge­pleegd op een plaats waar de vet'flttiste­ring fler Zichten, t·egelmnt-i,q bevolen, niet verwezenlijlct wns. - De diefstal gedu­rende de tijd van oorlog gepleeg'd, binst de verduistering der lichten, op een plaats waar deze door de bevoegde overlleid be­volen was, valt onder toepassing van het besluit-wet van 13 Mei 1940, zelfs indien, in feite, de diefstal niet door de verduis­tering der licllten vergemakkelijkt werd, deze niet nageleefd zijnde geweest ter plaatse waar llij gepleegd werd.

21 Februari 1949. 133

3. - Bezet grondgeb·iefl. - Verpl-ichting voot· de bezetteT fle openbare ot·de en het pltblielr; leven. te ve·rzelceren·. - Rechtigt de bewoners van het bezet gebied niet om be1'0ep te doen op de fttssenlcomst van de bezetter tegen medebwrgers welke oolc de gevolgen dant·van tnogen zijn. - De ver­plichting voor de vijand, die een grond­gebied bezet, de openbare orde en llet pu­bliek leven te verzekeren en desnoods te herstellen, rechtigt de bewoners van dit grondgebied niet, die vrezen dat een mis­drijf tegen de openbare veiliglleid ge­pleegd wordt, vrijwillig beroep te doen op de tussenkomst van de bezetter, wnder

0

de gevolgen in acht te nemen die nit der­gelijke tussenkomst kunnen voortvloeien.

7 Maart 1949. 160

4. - Stnfttttt van de gewapende weer·­stnnd. - AtTest van veroonleling, tegen een erlcena lifl vwn fle weet·stnnfl de ont­zetting ttitspt'elcende van de t·echten opge­somd b·ij a·rtilcel 31 van het St·rafwetboek. - At·rest, bovendien, het geheel vet·val ttits1J'relcende van de t·echten ann de hoe­danigheid vnn lid van de weerstand ve·r­bonden. - Wettel-ijlche·id. - Ret arrest van veroordeling dat tegen een erkend lid van de weerstand de ontzetting uitspreekt van de rechten opgesomd bij artikel ;n van het Strafwetboek, mag tegen hem het geheel of gedeeltelijk verval uitspreken van aan de hoec1anigheid van lid van de weerstanc1 verbonden recllten. (Desl.-wet van 19 September 1945, art. 3, A, 3°, en D.)

14 Maart 1949. 174

5. - Oorlogsmisdaden. - Beg1"i1J. -Maakt een oorlogsmisdaad nit, naar de zin van de wet van 20 Juni 1947, llet feit dat de dubbele voorwaarde verenigt van een misdrijf te zijn tegen _de strafwet en tevens een overtreding van de oorlogswet­ten en -gewoonten.

4 Juli 1949. 446

6. - Verd'l'ftg vnn Den FJaag van 18 Oc­tobe·r 1907. - Tet·echtstelUng vcm gijze­lanrs. - Dnad d·ie impliaiet wot·dt nange­z·if1n als zijnde een schending van de OO'I'­logswetten. - Indien llet Verdrag van Den Haag· van 18 October 1907 en het er aan toegevoegd reglement, goec1gekeurd door de wet van 25 Mei 1910, geen uit­drukkelijke bepaling betreffende de gijze­laars behelzen, wordt de tereclltstelling van gijzelaars noclltans impliciet be­scllouwd door artikelen 4G en 50 van llet voormeld reglement als zijnde een schen~ ding van de oorlogswetten en -gewoonten.

4 Juli 1949. 446

7. - Sclwnd·ing van de oot·logswetten en -gewoonten. - Verplichting of verbod niet ttitflt'ulclcelijlc ve-rmeld in een intet·­nntionaal verdntg. - Klnnrbli.ilcend lca­ralcter van fle schend·ing. - BeoordeUng behoort aan de t·echter ove1· de grand. -Onder voorbehoud van de verpliclltingen en van de ontzeggingen vermeld in uit­drukkelijke bewoordingen in een interna­tionaal verdrag, goedgekeurd overeenkorn­stig artikel 68 van de Grondwet, belloort de beoordeling van llet klaarblijkend ka­rakter van de scllending der oorlogswet-

mo OPENBARE DRONKENSCHAP.

ten en -gewoonten tot de bevoegdheid van de rechter over de grond.

4 Juli 1949. 446

8. - Oorlogsmisdaden. - Wet van 20 J·uni 1947. - At·tikelen 2, 4 en volgen­.ile. - BepaUnuen over de bevoegclheid en o·ver de rechtspleging. - Artilcel 2 van J~et Strafwetboelc niet toepasselijlc. - De ttrtikelen 2, 4 en volgende ·van de wet van .20 Juni 1947 maken geenszins zekere fei­ten · strafbaar cUe het vroeger niet waren, noch wijzigen enige gevestigde straf; zij zijn bepalingen over de bevoegdheid en ()Ver de ·rechtspleging, waarop de regel van artikel 2 van het Strafwetboek niet toepasselijk is.

4 Juli 1949. 446 9. - Oot·lo,qsmisdaclen. - TVet van

20 Jtmi 1947.- At·tilcel 3.- Naclet·e bep.a­ling van de g1"0nd van t·echtvaardiging voot·zien bij at·tilcelen 70, 156 en 260 van het Stratwetboelc.- Interpt·etatieve stra.t­bepalinu. - Artikel 3 van de wet van 20 Juni 1947 heeft tot enig voorwerp de juiste draagwijdte te bepalen van de grond van rechtvaardiging voorzien bij artikelen 70, 152 en 260 van het Strafwet­boek ten opzichte van zekere som·ten mis­drijven; voormeld artikel 3 is aldus een verklarende stnifbepaling.

4 Juli 1949. 446 10. - Vijandelijlce lcrijgsgevangenen.

- Ve·rdrag van Gene·ve van 27 J1~li 1929. - BetHtlingen vwn ctrtilcelen 2 en volgende· vwn cle wet vctn 20 J1tn.i 1947.,- Niet stTij­dig met voormeld verdrag. - Daar de be­palingen over de bevoegdheid en over de rechtspleging, voorzien bij m·tikelen 2 en volgende van de wet van 20 Juni 1947, van toepassing zijn o. m. op de personen, be­horende tot de Belgische strijdkrachten, welke misdrijven, door die bepalingen be­doeld en in de omstandigheden voorzien bij gezegd artikel 2, zouden gepleegd heb­ben, schendt de toepassing er van op een vijanclelijke krijgsgevangene noch arti­kel 63 noch artikel 82 van het verdrag van Geneve van 27 Juli 1929, goedgekeurd door de wet van 17 lVIaart 1932.

4 Juli 1949. 446 11. - Wet vctn 20 .htni 1947. '- Oor­

logswetten en -gewoonten,. - Begrip. -De oorlogswetten en -gewoonten, waar­heeli de wet van 20 ·.Juni 1947 verwijst, 2;ijn niet enkel de oorlogswetten en -ge­woonten die vermelcl zijn in de interna­tionale verdragen, goedgekeurcl overeen­komstig artikel 68 van de Grondwet, doch :Ook, betreffende de cloor die overeenkom­sten niet geregelde zaken, de principes van het volkenrecht voortvloeiend uit de tussen de beschaafde naties gevestigde ge­'woonten.

4 Juli 1949.. 446

12. - Gewoonte gevesUgd t·ussen be­schctafde naties. - Niet aangehactld in een internationaal verdrag. - Vctststel­ling van het bestaan van de gewoonte. -Behoort tot de beoordeling van de rechter over de gt·ond. - Inzake oorlogswetten en -gewoonten, behoort tot de bevoegdhei~ van de rech ter over de grond de vaststel­ling van het bestaan van een gewoonte, gevestigd tussen beschaafde naties doch niet vermeld in een internationaal ver­drag, goedgekeurd overeenkomstig arti­kel 68 van de Grondwet.

4 Juli 1949. 446

13. - Vet·drag van Den Haag van 18 Octobet· 1907. - Aangehecht reglement. - Wetten van het bezet land in strijd met de belangen van de bezetter. - Wet­ten niet ongeldig uewot·den ingevolge de bezetUng. - VerpUchting voor de bezet­ter die wetten te eerbiedigen. - Uitzon­dering. - Zelfs dan wanneer zij in strijd zijn met de belangen van de bezetter, zijn de wetten van een door de vi.iand bezet land niet ongeldig gemaakt ingevolge de bezetting; artikel 43 van het reglement gehecht aan het verdrag van Den Haag van 18 October 1907, goedgekeurd door de wet van 25 Mei 1910, bepaalt dat de be­zetter gehouden is bedoelde wetten, be­houclens volstrekte verhindering, te eer­biedigen.

4 Juli 1949. 456

14. - Verdrag van Den Haag van 18 Oct'obe·r 1907. - ATtilcel 3. - Dt·aau­wijdte. -· Artikel 3 van het verdrag van Den Haag van 18 October 1907, goedge­keurd door de wet van 25 Mei 1910, heeft geen ander voorwerp dan de verantwoor­delijkheid van de oorlogvoerende Staten in te voeren in. geval van schending van het reglement betreffende de oorlogswet­ten en -gewoonten; dit artikel is dienvol­gens niet toepasselijk op de verantwoor­delijkheid van de onderdanen van die Staten.

22 .Juli 1949. 490

OPENBA~E D~ONKENSCHAP.

1. - Veroordeling wegens inbreltlc op artilce~ 1 vctn het besluit-wet van 14 No­vember 1939. - Geen vaststelling dat de belclactgcle zich bevond in een openbare plaats. - On-wettelijlce veroordelin,q. ,_ Is onwettelij:(;:, de veroordeling uitgespro­ken bij toepassing van artikel 1 van het besluit-wet van l4 November 1939 betref­fende de beteugeling van de dronkenschap, wanneer het vonnis niet vaststelt dat de beklaagde in staat van d~·onkensehap werd gevonden in een openbare plaats.

16 Mei 1949. 334

OPENBARE ORDE, ~ PENSIOENEN. 511

.2. - Veroordeling wegens inbreulc op artilce! 1 van het bes!uit-wet van M No­"'IJemb.er· 1939. - Straf lager dan een geld­boe.te van 15 tmnlc. - Onwette!ijke straf. - Hij die in staat van dronkenschap wer(l bevonden in een openbare plaats, wordt gestraft met een geldboete die niet lager zijn mag dan 15 frank. (Besl.-wet van 14 .November 1939, art 1.)

16 Mei 1949. 335

3. - Inbrettlc op ar-Ulcel 1 van het be­.s!uit-wet van 14 Novernber 1939. - Geld­boete benec!en cle 15 f·ranlc. - Onwette­Ujlce straf. - Hij, die in een openbare plaats in staat van dronkenschap wordt bevonden, wordt gestraft met een geld­boete die niet minder dan 15 frank mag bedragen. (Besl.-wet van 14 November 1939, art. 1.) ·

4 Juli 1949. 455

OPENBAIW O:RDE.

Nietigheid van openbare orde.- Begrip. - Een nietigheid is slechts dan van open-

PENSIOENEN.

1 . ....,.. Wet van f26 A!tgustu,s 1947. - Be­trett s!echts de licharne!ijlce schade die het gevo!g is van feiten of oorlogsgebmtr­tenissen voorgeva!!en ged1wende het tijd­perlc wellc zij vaststelt. - V erlceersonge­va! door· een rnilitair in bevo!en dienst

_ veroorzaalct. - Ongeva! zonder verband met oor!ogsfeiten of gebe!tr·tenissen. -Onge'l!a! dat 1titsluitend de gewone gctr·ni­zoensdienst in vredestijd betr·eft. - Wet niet toepasselijlc. - De wet van· 26 Augus­tus 1947 op de vergoedingspensioenen be­treft slechts de vergoeding van de licha­melijke schade die het gevolg is van oor­logsfeiten of gebeurtenissen voorgevallen gedurende het tijdperk welk zij vaststelt : zij betreft de schade niet die voortvloeit nit een verkeersongeval, gedurende het vastgestelde tijdperk, door een militair in bevolen dienst veroorzaakt, wanneer dit ongeval zonder enig verband is met oor­logsfeiten of gebeurtenissen en in betrek­king staat met bedrijvigheden .die i:Litslui­tend de gewone garnizoensdienst in vre­destijd betreffen. (Wet van 26 Augustus 1M7 op de vergoedingspensioenen, art. 1.)

21 Maart 1949. 183

2. - Besluiten van 10 September 1940 en f25 September· 1941. - Aclministmtieve commissies. - Geen souverein beslissings­recht. - Besluiten die de hoven en recht-

p

bare m'de wanneer zij de economische of sociale orde aanbelangt of indien het ka­rakter van openbare orde voortvloeit uit de tekst van de wet.

5 Mei 1949. 298

OVEREENKOMST.

Exceptio ·non adimpleti contractus. -Betv·ijs moet tvorden gebracht door de excipiens. - Ontvankelijlcheid van de ewceptie. - Niet afhanke!ijlc van de voor·­waarde tlat de ge_qrondheid van de ewcep­tie hie et nunc zou vaststaan. - Indien llet bewijs van de gegrondlleid van de exceptio non adimp!eti contractus moet worden ingebracht door de ewcipiens, stelt geen enkele wetsbepaling de ontvan:­kelijkheicl van de exceptie afllankelijk van de voorwaarde dat de gegrondheid er van vaststaat op het ogenblik zelf waarop ze wordt voorgesteld, zonder dat een on­derzoeksmaatregel kan worden bevolen.

13 Januari 1949. 26

banlcen niet b'inden. -De administratieve commissies van eerste aanleg en van ho­ger beroep, ingericht door de besluiten van 10 September' 1940 en 25 September 1941 betreffende de· militaire pensioenen nit de oorlog 1940-1945 voorvloeiende, had­den geen souvereine beslissingsmacht en hun besluiten kunnen de hoven en recht­banken niet binden.

7 April 1949. 246

3. - Wet een recht op pensioen inste!­lende. - Betwist-ing v66r het ge1·echt. -Erkenning van het recht afhangende van de souvereine vastste!!ing door· de aclmi­nistr·at-ie van een voorwaar·de van het recht. - Noodza7celij7cheid van een uit­dntklce!ijke wetsbepa!ing we!ke dit r·echt aan cle adrninistratie toe/cent. - Wanneer eenwet een recht op pensioen heeft inge­steld, kan de erkenning van clit recllt, in geval van betwisting v66r llet gerecht, slechts afhangen van de souvereine vast­stelling door de administratie van een van de voorwaarden van dat recht, wanneer een uitdrukkelijke wetsbepaling derge­lijke macht aan de administratie toekent. (Gronclwet, art. 92.)

7 April 1949. 246

4.- Wet van 26 A1tgn.st1tB 1947. - Ver­wondingen opge!open door een militair in dienst van het bezettingsleger. -· Schade tengevolge van de oor·log geleden 'in cle

572 PERS. - P.OLITIE VAN DE KOOPHANDEL.

ttUoefening van de militai·re plieht. - De verwondingen, opgelopen in de uitoefe­ning van de militaire dienstplicht door een militair van het bezettingsleger in Duitsland, zijn, naar de zin van de be­woordingen van artikel 1 van de wet van 26 Augustus 1947, « een schade tengevolge van de oorlog geleden in de uitoefening van de militaire plicht >>.

14 Juni 1949. 373

PE:QS.

Drulcwerk zonder naam van de schr-ij­ver of van de drulclceT. - Vrijstelling van de straf. - Voorwaarden. - Genieten slechts de bij artikel 300 van het Straf­wetboek voorziene vrijstelling van straf, degenen die cle clrukker of de personen cloen kennen, van wie zij het gedrukte schrift gekregen hebben, indien, op het

. ogenblik waarop zij die inlichting ver­strekken, de clrukker of die persooon niet reeds is gekencl door het gerecht. (Straf­wetb., artt. 299 en 300.)

31 Januari 1949. 78

PLEITBEZOR.GER

1. - Daden van zijn ambt.- Nee'l"leu­gen van conclttsies. -... V ennoeden van lastgev·ing vanwege de paTtij wellce hij 1Jertegenwoor·digt. - De pleitbezorger, die regelmatig wercl aangesteld, wordt vermoecl last te hebben om alle daden van zijn ambt te verrichten welk de recht­vaarcliging van een bijzonclere machtiging niet vereisen; alclus wordt hij vermoed last te hebben om conclusies neer te leg­gen.

9 Juni 1949. 371

2.- Neerleggen van concl·usies.- Oon­clttsies die een daad tt-itrrialcen wellce een recht van de pa1·tij schendt. - Ontlcente­nis. - Ontvanlcelijkheid. - Een partij is ontvankelijk de conclusies te ontkennen die een pleitbezorger in haar naam heeft genomen, wanneer die conclusies een daad uitmaken welke een van haar rechten schenclt. (Wetb. bm'g. rechtspl., art. 352.)

9 Juni 1949. 371

POLITIE VAN DE KOOPHANDEL.

1. - Ministerieel beslttit van 22 Att>(JUS­tus 1946. - Betelcenis van de ttitdntlclcing

geestrijlce dmnlcen. - In artikel 3 van het ministerieel besluit van 22 Augustus 1946 houdende samenorclening, wijziging en verplichting van de prijsreglemente­ring inzake champagne, wijn, likeurwijn, aperitieven, likeuren en geestrijke drun­ken, begrijpen· de woorden geestrijlce dranken niet de verbruiksalcohol, welke slechts een grondbestancldeel van de geestrijke dranken is.

14 Februari 1949. 123

2. - Aanmat-iging vwn benaudng van oorstJrong. - Branclewijn Domaine tie Bressac Cognac uenoe·nul. - Gem~ schei­clingstelcen v66r het woorcl Cognac. -Aanmatig·lng van de benwrn·ing Cognac. -Het te J,;:oop stellen van brandewi.in on­der cle b~naming van Domaine de BTessac Orgnac zonder scheiclingsteken v66r het woorcl Cognac is van aarcl te laten denken clat het om ecllte cognac gaat en maakt een aamnatiging uit van benaming van o01·sprong. (Wet van 18 April 1927 betref­fende de bescherming van de benamingen van o01·sprong van wijnen en brandewij­nen, art. 2.)

21 Maart 1949. 189

3. - Onwett-ige slachting. - Beslttit­wet van 28 FeMuar·i 1947. - Vereisten voor cle toepassing van een gelclboete. -Het wanbedrijf van onwettige slachting wordt, afgezien van de gevangenisstraf, slechts gestraft met een geldboete, wan­neer de dader uit winstbejag gehandelcl heeft en, op het ogenblik van het mis­drijf, de meester was van het geslachte clier. (Besl.-wet van 28 Februari ·1947, artt. 1 en 2.)

6 April 1949. 238

4. - Besltt'it~wet van 22 Jnn'lta1"i 1945. - Opeising van dieren doo·r de Ministe·r van econo·mische zalce·n. - Niet a,fhanlce­lijk, van een weig01·ing te leveren. - Arti­kel 3 van het besluit-wet van 22 Januari 1945, naar luid waarvan de Minister van economische zaken mag overgaan tot op­eising van clieren, stelt de uitoefening van die macht niet afhankelijk van het voor­afgaimd bestaan van een weigering te leveren.

8 September 194D. 508

5. - Besl'lt'it-wet van 22 Jamtari 1945. - Opeising. - Pleegvonnen.. - De bete­kening van een opeising, gedaan krach­tens artikel 3 van het besluit-wet van 22 Januari 1945 door cle bevoegde minister, worclt door de wet aan geen enkele pleeg­vorm onclerworpen.

8 September 1949. 508

:::1

RECH'rEN VAN DE VERDEDIGING. 573

RECHTEN VAN DE VERDED~ GING.

R

1. -:- Stratzalcen. - H eropening van de clebatten bevolen in atwezigheid van de ve1·dachte. - Beslissing niet betelcend aan deze laatste. - Bttiten ellce tegens11malc door het openbaa1· ministerie neergelegde st1tlclcen. - Vonnis van veroordeling. -Schending van de 1·echten van de ve1·de­diging. - Schendt de rechten van de ver­dediging, de rechter over de grond die, na de heropening van de debatten te heb­ben bevolen in afwezigheid van de ver­dachte, en zonder dat die beslissing werd betekend aan deze laatste, een veroorde­ling uitspreekt, dan wanneer de verdachte niet vrijwillig is verschenen noch werd opgeroepen om te verschijnen op de te­rechtzitting waarop gebruik werd ge­maakt van nieuwe stukken, neergelegd door het openbaar ministerie.

3 Januari 1949. 6

2. - Stratzalcen. - Militai1· gerechts­hof. - Slltiten van de debatten. - Stltlc­ken nade1·hand bij de bltndel gevoegd door een andere partij dan de verdachte. -Arrest dat, zich steunende op die stulclcen, een verzet van de ve1·dachte afwijst als zijnde te laat gedaan. - Stttlcken niet medegedeeld aan de ve1·dachte. - Schen­d,in,q van de 1·echten van de verdediging. - Schendt de rechten van cle verdecliging, het arrest van het militair gerechtshof dat verklaart clat het verzet van de ver­dachte te laat werd gedaan, zich- claartoe steunencle op stukken onclerworpen aan het hof tijclens zijn beraaclslaging, clan wanneer niet blijkt clat die stukken vooraf werden medegecleelcl aan cle verclachte of clat deze laatste in cle mogelijkheid wercl gestelcl kennis er van te nemen.

3 Januari 1949. 8

3. -· Stmfzalwn. - Middel afgeleid uit de 1veige1'ing 1·e1cening te holtden met con­clttsies wellce, volgens het 1·eglement van het mil-itair gerechtshot, te laat we1·den neergelegd v661· dit hof. - Geen bewijs van die weigering noch van een v1·aag om 11itstel van de zaalc. - Middel mist in teite. - De verclachte vermag niet te kla­gen clat zijn recht van verclecliging zou· geschonden· zijn door de weigering reke­ning te- houclen met conclusies omdat deze, volgens het reglement van het militair gerechtshof, te laat werclen neergelegd, wanneer uit geen enkel stuk van de rechtspleging blijkt clat cle raaclsman van de verdachte clergelijke weigering · zou

hebben opgelopen noch clat hij om uitstel van de zaak zou hebben verzocht ten einde zich naar dit reglement te gedragen.

7 Februari 1949. 104

4. - Stratzalcen. - Rechte1· in hoge1· beroep die cle clatum _van cle feiten nader bepaalt. - Geen schending van de 1·echten van cle ve1·clecliging. --'- De rechter in ho­ger beroep kan, zonder de rechten van de verdediging te schenden, de datum nader bepalen van de feiten, in de oorspronke­lijke dagvaarcling en in het beroepen von­nis aangewezen.

21 Maart Hl49. 186

5. - St·rafzqJcen. Getttigenissen ter tereohtzitting van de em·ste 1·eohter opge­nomen, door het an·est nitgesohakeld. -Getuigenissen afgelezen te1· te1·eohtzitting van de reohter in hogm· be1·oep. - Par­tijen over cleze get11igenissen gepleit heb­bencle en er niet van verwittigd dat zij zouden ttitgeschalceld w01'den. - An·est verlcla1·encle dat nwt deze getttigenis.~en r1een rekening we1·d gehouclen en dat het hot alle nuttige overtnigingselementen be­zit. - Geen schending van de rechten van cle verdecUging. - De verdachte mag er zich niet over beklagen dat zijn recht van verdediging zou geschonden zijn geweest door het feit dat er lezing gegeven werd van getuigenissen, ter terechtzitting van cle eerste rechter opgenomen en nadien door het arrest uitgeschakeld, dat par­tijen over deze getuigenissen gepleit heb­ben, en dat, om er niet van verwittigd te zijn geweest, dat deze laatste uit de debatten zouden verwijdercl worden, zij niet in de gelegenheicl werden gesteld zekere getuigen te doen verhoren, dan wanneer het arrest verklaart dat de rech­ter in hoger beroep geen rekening heeft gehouden met de in eerste aanleg opgeno­men getuigenissen en dat hij in het .bezit is van alle elementen noclig om zijn over­tuiging te vormen.

6 April 1949. 240

6. - Stratzalwn. - Stulr, in hager be­roep bij het dossier uevoegd. - V 66r het shtiten de1· clebatten. -_ Betichte die in _de .geleyenheid weTd gesteld van het st1ilc lcern~is te nernen. ~ Geen schending van -de rechten van de veraecliyiny. - Schendt cle rechten van cle verdediging niet, · het voegen van een stuk bij het dossier, in hoger beroep, doch v66r het sluiten cler clebatten, dan wanneer uit geen enkel ele­ment van de rechtspleging blijkt dat cle betichte niet bij machte ·was van dit stuk -.

RECHTERLIJKE INRIC:HTING.

kennis te nernen of dat de rnededeling van dit laatste hem geweigerd is geweest.

25 April 1949. 258

7. - Stratzalcen. - Arrest ·van veroot·­deling. - Nota van de yaadsman van de burgerlijlce partij betreffende de grand­slag van de betichting. - Bij het dossim· .rtevoegd · tijdens de bemadslaging van de rechters. - Niet aan de· betichte mede,qe­deeld noch geweerd als vreemd aan de debatten. - Scheriding van de -rechten van de verdediging. - Wanneer, tijdens de beraadslaging van de· rechters, een nota van de raadsrnan van de burgerlijke partij betreffende de grondslag van de be­tichting bij het dossier werd gevoegd, schendt het arrest van veroordeling, ge­wezen zonder vaststelling dat deze nota als vreernd.aan.de debatten geweerd werd, de rechten van de verdediging, dan wan­neer uit geen enkel stuk van de rechtsple­ging blijkt dat de betichte van gezegde nota kennis heeft gehad.

25 April 1949. 260

8. - Stt·atzalcen. - Bijkomend oncler­zoelc in hager bet·oep. doot· het openbaar minister·ie. - Voot·waarden vereist opdat de rechte1· in hoget· beroep t·ekening ermede zou lcunnen houden. -De rechter in hoger beroep mag rekening houden met een ten verzoeke van het openbaar minis· terie gedaan bijkornend onderzoek, onder de dubbele voorwaarde nochtans en dat de wet het bewijs vanhet ten laste gelegd misdrijf niet onderwerpt aan een bijzon­dere rechtsvorrn, en dat de partijen ken­nis hebben kunnen nemen van het bijko­mend,·onderzoek en in de gelegenheid wer­den gesteld het te bespreken.

25 April 1949. 273

9. - Stratzalcen. - Tot z·ich trelclcen. ----: Militair gerechtshof. - Geen verwitti­ging van de verdachte: - Maalct geen schending uit van de t·echten van de ver­dediging. - Wanneer het rnilitair ge­rechtshof in hoger beroep beslist, wordt de rechtspleging in principe op stukken vervolgd ; dienvolgens kan, in de huiclige stand van de wetgeving, de omstancligheid dat de verdachte er van niet werd ver­wittigd dat het militair gerechtshof de rechtspleging v66r de eerste rechter en het beroepen vonnis zou te niet doen en zou uitspraak doen over de grond, geen scherr­ding van de rechten van de verdediging uitmaken. (Besluit-wet van 27 Januari 1916, art 3.)

22 Juli 1949. 486

10. - Rechtet· in hager beroep die een onregelmatig v66r de eerste rechter ge­dane verlclaring 1tit de debatten verwij­det·t. - · Geen verplichtin,q de verdachte daarvan te verwittigen. - De eerbied

voor de rechten van de verdediging ver­plicht de rechter in hoger beroep niet, welke voornemens is een onregelmatig v66r de eerste rechter gedane verklaring nit de debatten te verwijderen, daarvan de verdachte vooraf te verwittigen.

8 September 1949. 50()

11. - Stratzalcen. - NeerleggiJng door het openbaar ministm·ie, na het sluiterb det· debatten, van een nota als antwoord­op de conclusies vatt de verdacht.e. -Nota niet medegedeeld aan de .verdachte. -Geen het·opening van de debatten. - At·­rest van veroot·deUng dat verwijst naar de stulclcen van de bundel. - Schendinu van de rechten van de verdediging. - De rechten van de verdediging worden ge­schonden wanneer, na het sluiten van de debatten, het openbaar rninisterie een nota bij de bundel voegt als antwoord op de conclusies van de verdachte en dat, zonder mededeling van die nota aan de verdachte en zonder heropening van de debatten, een arrest van veroordeling wordt gewezen, hetwelk naar de stukken van de bundel verwijst.

8 September 1949. 50(}

QECHTEQLIJKE INQICHTING.

1. - J.llilitait·e t·echtscolleges. - Aan­stelling van ojflciet·en tot een bepaalde ,qt·aafl voor de flltut· van lum opdracht van leden van de militaire t·echtscolleges. -Draagwijdte. - Het besluit tot aanstel­ling van een officier tot een bepaalde graad voor de duur van zijn opdracht van lid van een rnilitair rechtscollege ver­leent hem geen rechterlijk ambt, doch alle de bevoegdheden toekomende aan die graad en o. rn. de bevoegdheid om, met de nit de aanstelling voortvloeiende graad, voor te kornen op de lijsten welke dienen tot de uitloting van de officieren die geroepen worden om deel uit te rna­ken van een milltair rechtscollege, dit tot op de dag waarop zijn naarn niet rneer moet worden behouden op die lijsten. (Besl.-wet van 10 December 1942, art. !l; besluit van de Regent van 21 Mei 1948, art. 1.) -

10 Januari 1949. 19

2. - Strafzalcen. - Zaalc verwezen door de eerste voorz·itter naar een lcamer van het militair gm·echtshof. - Zaak la­ter ve1·wezen naar een andere kamer. -Voorwaarden tot geldi,qheid , v_an die tw~ede verwijzing. - Is regelrnatig,. de wijziging welke de eerste voorzitter van het rnilitair gerechtshof brengt, wegens de noodwendigheden van de clienst, in de rne­dedeling van een zaak aan een der karners van· dit rechtscollege zolang de eerst aan­geduide karner geen aanvang heeft ge-

RECHTERLIJKE INRICHTING: 575

maakt met het onderzoek van de zaak. (Decreet van 30 Maart 1808, artt. 23 en volgende.)

24 Januari 1949. 51

3. - Openbaar ministede. - Substi­tuut-'[Jroc!treur des Konings· zijn tuncties waarnemend in een ander pa1·ket van het­z.eltde rechtsgebied. - Opdracht door de procureur-generaal gegeven, overeenkom­stig artikel 205bis van de 1vet van 18 Jun·i 1869. - Wettelijkheid. -De functies van het openbaar ministerie in een parket worden geldig waargenomen door een ma­gistraat van een ander parket van het­zelfde rechtsgebied, die daartoe afgeva·ar­digd werd door de procureur-generaal, overeenkomstig artikel 205bis van de wet van 18 Juni 1869. (Besl.-wet van 23 No­vember 1945.)

21 Februari 1949. 135

4. - Bevel tot aanhouding atgeleve1·d door een 1·aadsheer in het hot van be1·oep de tunctie.s van ondm·zoeks1·echtm· waar­nemend. - Bevestiging door de kamer van inbeschuldigingstelling. - Onderzoelcende raadsheer maalct deel !tit van de zetel. -Wettelijlcheid. - Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling uitspraak doet over de bevestiging van een bevel tot aan­houding, afgeleverd door de raadsheer door haar aangesteld, overeenkomstig ar­tikelen 235 en 236 van het Wetboek van strafvordering, om de functies van onder­zoeksl~echter waar te nemen, maakt deze magistraat wettelijk deel uit van cle ze­tel. · 14 Maart 1949. 170

5. - Militair gerechtshot en krijgsraad. - Samenstelling voorzien b·ij art-ikelen 6 en 7 van het besluitcwet van :26 Mei 1944· - Toepassing na 15 Febnta1·i 1946. -Vo:o1·waa~·den. - Na 15 Februari 1946, ne­men de krijgsraad en het militair ge­rechtshof, ' samengesteld overeenkomstig artikelen 6 en 7 van het besluit-wet van 26 Mei 1944, verder kennis van de mis­drijven welke · bij hen aanhangig waren gemaakt en van deze die v66r 16 Februari 1946 het voorwerp uitmaakten van een onderzoek, namelijk van de misdrijven wegens welke v66r deze datum een bevel tot huiszoeking door de krijgsaucliteur was afgeleverd geworden. (Besl.-wet van 26 Mei 1944, art. 11; besl. van de Regent van 18 September 1945.)

28 Maart 1949. 202

6. - A1·rest van de kamer van inbe­schttldigingstelling.- Verwijzing naar het hot van assisen. - Een van de 1·aads­he1·en tot een andm·e lcame1· van het hot b·ehorend. - Vermoeden van wetteUjlc ·be­let van de 't'ervangen 1·aadsheer. - Vast­stalling van het belet niet vereist. - Het

arrest van verwijzing naar het hof vail" assisen, geveld door drie raadsheren, wa:arvan een, volgens de tabel, tot een anclere kamer behoort, moet het belet van de aldus vervangen raadsheer niet vast­stellen; door het feit dat een raadsheer van het hof van beroep, die door de tabel geroepen was om in de kamer van inbe­schuldigingstelling te zete~en, door een raadsheer uit een andere kamer van het hof vervangen werd, bestaat · er een ver­moeden dat de eerste wettelijk belet was.

28 Maart 1949. 214

7. - Samenstelling van het !'echtscol~ lege. - V ermeldingen van het arrest en. van het p!·oces-verbaal van de terechtzit­ting. - Het bewijs van de regelmatige samenstelling van een rechtscollege moet niet noodzakelijk blijken uit het enkel proces-verbaal van de terechtzitting; het volstaat dat het blijkt uit de samenge­voegde en niet strijdige vermeldingen van. dit proces-verbaal en van de gewezen be­slissing,

25 April 1949. 26S

8. - Hot van be1·oep. - Magistraten· zetelend in een ande1·e lcame1· dan degene. tnaMaan zij gehecht zijn. - Vermoeden van wettelijk belet van de magist1·aten deel uitmakend van die kamer. - Wan­neer magistraten van een hof van beroep gezeteld hebben in een kamer waaraan zij niet zijn gehecht, wordt er vermoed, tot bewijs van het tegendeel toe, dat de magistraten, welke zij vervangen hebben, wettelijk belet zijn geweest.

9 Mei 1949. 301>

9. - Militaire. 1·echtsmacht. - Be­lclaagde die gepensionneerde ojJicie1· is. -A1·tilcel 140 van de wet van 15 Jttni 189!1 niet va1t toepassing.- De gepensionneerde officier maakt geen deel meer uit van het leger; bijgevolg is artikel 140 van de wet van 15 Juni 1899, naar luid waarvan ten opzichte van een beklaagde-officier geen rechterlijke functie mag worden uitge­oefend .door een o1fficier van lagere graad of min oud in die graad, niet van toe-passing.

16 Mei 1949. 3.22

10. - Samenstelling van de zetel. -Stratzalcen. - Verzet. - Rechtscollege dat uitspraalc doet op het verzet, ander8 saniengesteld dan datgene dat de beslis­sing bij verstek heett !titgesprolcen. - · Beslissing van dat tweede ~-echtscollege­.Qeste!tnd op het onderzoek gedaan v66r het eerste. - Wettel-ijlcheid. - Na het verzet te hebben ontvangen, mag· het rechtscollege zijn beslissing steunen op het onderzoek, gedaan op de terechtzit­ting die de besli'ssing bij verstek is voor-

ti76 RECHTSPLEGING IN STRAFZAKEN.

a.fgegaan, zelfs indien de zetel anders is sai:nengesteld.

20 Juni 1949. 402

11. - Oorreot-ionele reohtbank. Ka-n!e·i· best(utncle !t'it een 1·eohter. - Miclclel tot afwi,izing. - Ma.Q wo1·clen voorgestelcl, alleen dooT de verdaohte, niet dom· de b·urgerl-ijlc vemntwoordelijlce pa1·tij. -De ve1;dachte aileen vermag te beweren dat de zaak, welke werd gebracht v66r de correctionele rechtbank bestaande uit een l'echter, moest worden gebracht voor dezelfde rechtbank samengesteld uit drie rechters ; dergelijk vermogen behoort niet aan de burgerlijk verantwoordelijke partij. (Wet van 25 October 1919, enig ar­tikel, § IX.)

27 Juni 1949. 412

12. - .Militair gereohtshof en lwijgs­raad . .,- Samenstelling. - Besl!tit-wet van 26 Mei 194ft, artilc,el 11. - 1lfisclrijf dat reeds het voorwerp ~titm(takt van een onderzoek. - Betekenis van die bewoor­<Ungen. - l\'Iaakte reeds het voorwerp uit van een onderzoek, naar de zin van die bewoordingen in artikelll van het besluit­wet van 26 IHei 1944, en moet derhal ve worden berecht door een krijgsraad en door een militair gerechtshof samenge­steld overeenkomstig artikelen 6 en 7 van het voormeld besluit-wet, het misdrijf, be­doeld in artikel 2 van hetzelfde besluit­wet, wegens hetwelk de krijgsauditeur een bevel tot huiszoeking heeft verleend vv6r 16 Februari 1946,

4 J uli 1949. 435

. .13. - Militair gereohtshof. - Oorlogs­Ujd.- Grij]ier aangewezen door de Minis­ter van justitie . ..:... Moet niet alle cle voo1·­·wiwrden vervullen vereist voor een wer­JceUjlc grijJieT. - De grif!ier aangewezen door de ·Minister van justitie om, in tijd van o01·log, het ambt van grif!ier van het militair gerechtshof waar te nemen, moet niet voldoen aan alle de bekwaamheids­voorwaarden, vereist door alinea 3 van artikel 115 van de wet van 15 Jm1i 1899 voor een werkelijk gr:Lffier. (Besl.-wet van 9 l\'Iaart 1940, art. 3.)

4 Juli 1949. 446

14. - MiUtaire reohtsoolleges. Offi-cier die van een hogere g1·aad of van ue­lijke (!Taad dan (le ve1·daohte moet zijn. - Bepalinu niet van toetJassin,q op de ma­gistraten of ambtenaren benoemd tot reohterlijlce fttnoties, atuezien van lwn hoedanigheid van reserveojfioier. - De bepalingen van artikelen 82, 83 en 140 van de wet van. 15 Juni 1899, naar luid waar­van de officier, die een rechterlijke func­tie waarneemt, ten opzichte van de ver­dachte niet lager in graad mag zijn en zelfs soms een hogere graad moet hebben,

zijn aileen van toepassing op de officieren die, in die hoedanigheid, geroepen· zijn oi:n rechterlijke functies uit te oefenen; zij zijn niet van toepassing o]} de magistra~ ten of ambtenaren benoemd tot die func­ties, afgezien van hun hoedanigheid van reserveofficier.

22 Juli 1949. 486

15. - Krijgsraacl. ~ Loting van de mi­litaire leden. - Eedaflegging. - Beu;ijs. - De vaststelling in het proces-verbaal van de terechtzitting van de krijgsraad dat de militaire leden van dit rechtscol­lege werden aangewezen door uitloting, met aanduiding van de datum van de lo­ting, alsmede de vaststelling dat zij de vereiste eed hebben afgelegd, met aandui­ding van de wetsbepaling die het eedfor­mulier bepaalt, maken het bewijs uit van de wettelijkheid van die verrichtingen wanneer desbetreffend geen betwisting is opgerezen v66r de rechter over de grond.

8 September 1949. 499

RECHTSPLEGING IN STRAFZA­KEN.

1. - Onderzoelc op de teTeohtzUting. -Uiteraard op tegenspraalc. - Het onder­zoek op de terechtzitting van een straf­rechtbank is uiteraard op tegenspraak.

3 Januari 1949. 6

2 • .,- Deslcttndig onderzoelc. - Geen ver­pUoht-ing voor de desk~tndige de belclaag­den te horen en in h~tn aanwezioheid over te gaan tot zijn ve1-riohtingen. - In straf­zaken gebiedt geen enkele wetsbepaling aan de deskundige de beklaagden te ho­ren en in hun aanwezigheid over te gaan tot zijn verrichtingen.

10 Januari 1949. 12

3. - Eed. - Gereohtelijlce deslcundi.Qe aangesteld tijdens het vooronderzoelc. .,­VeT7r,la1·ing op de te1·eohtzitting van het 1·eohtsoollege van wijzen. ;_ Verlclarinu waarbij de deslMtndige zioh m·bij beperkt relcensohap te geven van zijn vroeuere deslcundige verriohtingen. - Eed van ge­tu·ige alleen vereist. - De gerechtelijke deskundige, a-angesteld tijdens het voor­onderzoek, moet enkel de getuigeneed af­leggen op de terechtzitting van het rechts­college van wijzen wanneer hij zich erbij beperkt rekenschap te geven van zijn vroegere deskundige verrichtingen en hij door dit rechtscollege niet wordt gelast met een deskundigenopdracht.

10 Januari 1949. 19

4. - ZUtingblad. - Getuigen. - Aan­(ltticl'inu van hun leettijd en van h!tn woon- . plaats. - Niet voorgesohreven op strat

::::1 -,--- ------------- E-~-~ - --:::--=.:.::::_:::_::-----:-_l

RECHTSPLEGING IN S'.rRAFZAKEN. 577

'Van n·ieti,qheid. - De aanduiding in het zittingblad van een strafrechtbank van de leeftijd en van de woonplaats van de getuigen wordt niet voorgeschreven op strnf van nietigheid.

10 Januari 1949. 19

5. - Militai1· gerecht. Uiteenzetting der teiten doo1· het openbaa1· min·isterie. -Wet'sbepaUng wellce d·ie witeenzetUng 1·e­qelt'. - De uiteenzetting der feiten door het openbaar ministerie v66r de militaire rechtscolleges wordt geregeld door arti­kel 184 van het Wetboek van rechtsple­ging voor het leger te lande del. 20 Juli 1814; artikel 190 van het Wetboek van strafvordering, dat v66r de strafrechtban­ken een voorafgaan{le uiteenzetting· van de zaak door het openbaar ministerie voor­ziet, is niet van toepassing op de rechts­pleging v66r de militaire rechtscolleges.

17 Januari 1\l4\l. 31

6. - Op de terechtzitting van ae !Grijus-1·aaa zonae1· eed gehoorrle get~tige. - A·r­rest vnn veroo·raeling gestemtd onde·r meer op rle stttld;en vnn cle 1·echtspleging. -Geen vnststelling clctt 'ingevolge een in kmcht ·van gewijsde {fegnne lwslissimg de qett!i[!e wenl ontzet van het 1·echt om ·in ;·echten getttigenis af te le[!{fen. - Nief'i[!­li.ei.d van het a·rrest. - Is nietig het arrest van llet militair gerechtshof dat een ver­oordeling uitspreekt, steunend onder meer op de stukken. van de rechts11leging, dan wanneer een g·etuige zonder eedaflegging werd gehoord v·66r de krijgsraad en het niet blijkt dat hij door een in kracht van gewijscle gegane beslissing ontzet was van het recht om in recllten getuigenis af te leggen.

24 Januari 194\l. G2

7. - Opnemin{f 1'wn de get·lt'i[lenissen. -Niet voo·rgeschreven voo1· de rechtsoolle­ges zetelencle in lantste annle[!. - Het op­nemen van de getuigenissen is niet vo~'Jl'ge­schreven voor de reclltscolleges zetelende in lantste aanleg. (Wetb. van strafv., artt. 155 en 18\l ; wet van 1 M:ei 18i9, art. 10.)

7 Februari 194\l. 98

8. - OorrecUonele ·rechtbnnk of volitie-1'echtbank. - Fenlachte die niet de laat­ste het woonb heett gelcregen. - Geen nwn­m·naa te aien eincle. - Geen nieUaheid. -In correctionele- o'f politiezaken is het feit dat de verdacllte niet de laatste het woord heeft gellad slechts een oorzaak van nietigheid wanneer de verdachte het woord lleeft gevraagd en het hem werd geweigerd. (Wetb. van strafv., artt. 153, 190 en 210.) (Stilzwijgende beslissing.)

1-! Februari 1949. llT 1

VERBR., 1949. - 37

9. - Pmces-ve1·bnnl 'Dan de te1·echtzit­ting. - p,·oces-verbaal vaststellende dat een ,·echte·r, bij een bezoelc te1· plaats, door een toege1Joegd griffier is bij gestnnn ae­weest. - Ontstentenis vctn handtekening van cle toegevoegde gr'iffier. - Hancltelce­ning van cle fJ1"iffie1·~tU·ttlwris. - Nietiglwid van de melclinaen betreffencle het bezoeh: ter 1Jlnnts. ~ Wanneer een proces-verbaal van de tereclltzitting vaststelt; dat, voor een bezoek ter plaats, de griffier vervangen is geweest door een toegevoegd griffier, zijn nietig de vermeldingen van llet pro­ces-verbaal die dit bezoek betreffen en door de griffier-titularis, niet door de toe­gevoegde griffier, ondertekend zijn.

14 :M:aart 1\l4\l. 171

10. - Ondervraging van bet-ichte do01· het cw·rest vnstgestelcl. - Geen ve1·pUch­t'ing deze vaststelUng in het proces-ver-1Janl 'IJWn de te1·echtzUtina OJJ te telcenen. - Wanneer llet arrest vasstelt dat de schuldige ondervraag·d werd, moet deze vaststelling in llet proces-verbaal der te­reclltzitting niet opgetekend worden.

28 Maart 1!t49. 20\l

11. - OncleTzoelc cloor de k·rij gsandi­teur wcaens een doo·r het beslnit-wet vctn 26 Mei 1944 becloelcl misdrijf. - Beschik­lci.ng van bn'itenvervolgingstellin[!. - Be­schilclc·ina clie het oncle1·zoek sltl,it. - On­clerzoelc ant slechts 01J g·rond vnn hct ont­staan van niettwe bezwnren kan lwropencl ·wonlen. - De bescllikking van buitenver­volgingstelling, c1oor de krijgsauditeur verleend overeenkomstig artikel 3 van het besluit-wet van 26 Mei 1944, na onderzoek geopend wegens een bij gezegd besluit-wet voorzien misdrijf, lleeft de uitwerking van de beschikking voorzien bij arti­kel 128 van het Wetboek van sh·afvorde­ring; dienvolgens kan het ontlerzoek la­ter slechts heropend worden op grond van llet tussenkomen van nieuwe bezwaren. (Besl.-wet van 26. Mei 19±4; wet van 15 Ju­ni 189\l, art. 133; Wetb. van stran'., arti­kelen 128 en 246.)

28 Maart 1\l49. 212

12. - Kamer vnn 'inbeschnldiginastel­Ung. - Arrest van verwifzing nnar het hot vnn ass·isen. - Dossier voontf te'r be­schikkin{! gestelcl vwn de 1Jelclaagde. -Ter1m:jn. - Zonclng of teestdn.rJ in de loop van de termijn. - Geen verlena·ing vnn deze. -De kamer van inbeschulcligingstel­ling mag geen arrest van verwijzing naar llet llof van assisen uitspreken zonder dat ·het dossier van de rechtspleging, minstens tien dagen v66r de verscllijning van de be­klaagde, ter griffie ter bescllikking van deze laatste gesteld werd; maar de om­standiglleicl dat een van de dagen van deze termijn, buiten de eerste of de laat­ste, een Zondag is of een feestdag waarop

578 RECHTSPLEGING IN STRAFZAKEN.

de grilffie gesloten is, brengt geen · verlen­ging van de termijnmede. (Wet vai:J.19 Au­gustus 1920.)

28 Maart 1949. 214

13. - Getttigen. - Bloed- at ctanDeJ·-1JJanten van de bttrgerlijke parUj. - Fer­hoar. - Wettelijlcheid. - In strafzaken verbiedt geen enkele wettelijke bepaling bloed- of aanverwanten van de burgerlijke partij ter zitting als getuigen in verhoor te nemen.

6 April 1949. 230

14. - H·ztiBzoelc·ing zonder bevel van cle reahte1· uitgevoerd. - OntBtenteniB ·in het zwoceB-verbaal van enige melding betret­tende een ve1·zet vanwege de inwaner en het gebntik van dwangrwiddelen. - Om­Btandigheicl die de wettelijlcheid van de httiBzoelcing niet bewijBt. - Uit het feit <lat een proces-verbaal van lmiszoeking, zonder bevel van de rechter uitgevoerd, geen melding maakt van verzet vanwege de inwoner of van het gebruik van dwang­midclelen te zijnen opzichte, blijkt niet ·clat <le inwoner in deze huiszoeking heeft toe­gestemd, noch dat deze, dienvolgens, re­gelmatig was. (Grondw., art. 10.)

6 April 1949. 232

15. - Eed. - DeBlct{ndige door· de on­derzaelcB·rechter aangeBtelcl. - GetttigeniB ter terechtzitting van het 1·echtscollege van wijzen. - GetttigeniB waarbij de deBlcttn­d·ige er· z·ich toe beperlct relcenBchap te ge­ven van cle uitBlag van z·ijn varig onde1'­zoelc. - Eecl alB get·uige alleen vereiBt. -De door de onderzoeksrechter aangestelde deskundige moet ter terechtzitting van het rechtscollege van wijzen slechts de eecl afleggen als getuige, inclien hij zich er bij beperkt rekenschap te geven ·van de uitslag van zijn vorig onderzoek.

11 April 1949. 255

16. - Melding in het proceB-verbaal van de te·rechtzitUng dat alle get·uigen cle eed hebben atgele{Hl.- BewijB van de ee(l­aflegging alB getttige van de door de on­derzoelcBrechte·r aangeBtelde deBlcttndige, cUe er Z'ich toe beperlct 1'elcenBchap te ge­ven van de ·u-itBlag van zijn vo1'ig onde·r­zoelc. -De vermelcling van het proces-ver­baal der terechtzitting, dat al de getui­gen de eed overeenkomstig de wet hebben afgelegd, bewijst de eedaflegging als ge­tuige van de deskunclige die, door de on­derzoeksrechter aangesteld, zich er bij be­perkt ter terechtzitting rekenschap te ge­ven van de uitslag van zijn vroeger on­tlerzoek.

11 April 1949. 255

17. - Proces-vm·baal van de terechtz-it­ting vaBtBtellende dat een zelfde tJerBoon de ee(l als getttige en de ee(l alB deB lcttn-

cUge heett afgelegd. - Geen tegenBtrijc cligheid. - De vermelding, in het proces' verbaal der terechtzitting, dat een per­soon de eed als getuige heeft afgelegd is niet in strijd met deze dat dezelfde per­soon de eed als deskundige heeft afgelegcl.

11 April 1949. 255

18. - Btwgerlijke vordet"ing. - DeB­lcunclig anderzoek. ~ Acm cle bepalingen van· het Wetboek van Btratvordering on­derworpen. - DeBlcwncli-ge die geen eed v66r de rechter heett af.gelegcl. - An·eBt op (lit deBlcttn(l'ig onde1·zoelc gesteund. -Nietighe·id. - De deskunclige, door het hof van beroep, kamer der correctionele beroepen, aangestelcl, zelfs dan wanneer het hof van de vordering van de burger­lijke partij niet meer te kennen heeft, moet, op straf van nietigheid van het des­kunclig onderzoek, de eed afleggen zoals door het Wetboek van strafvordering is voorgeschreven; is clienvolgens nietig, het arrest op een deskundig onderzoek ge­steund, dan wanneer een van de deskun­digen de eed v66r de rechter niet heeft afgelegcl en zich er toe beperkt heeft, on­deraan zijn verslag, zijn handtekening door de vermelding yan de eecl te doen voorafgaan.

25 April 1949. 267

19. -· Tolle. - Eed. - Geen aan1'0e­ping van de Godheicl. - Nietigheid. - Is nietig het arrest van veroordeling, het­welk steunt op een door een tolk vertaalde getuigenverklaring, wanneer het zitting­blad niet vaststelt dat, bij het afleggen van de eed voorgeschreven bij artikel 332 van het Wetboek van strafvordering, de tolk de aanroeping van Gods naam eraan heeft toegevoegcl. (Besl. van 4 November 1814, art. 2.)

23 Mei 1949. 341

20. - Get'lti(Je aehoord zonder eed te1· tereahtzitting van cle correationele 1'echt­banlc. - Y anniB dat en led vaBtBtelt dat de gettt'ige definitief wenl verooTdeelcl door het militair gereahtBhof. - Yonnis angel­dig. - Is ongeldig, het vonnis van de cor­rectionele rechtbank wanneer een van de getuigen, meer dan vijftien· jaar ou<l, werd gehoord ter terechtzitting zonder de eed af te leggen om reden dat hij clefinitief werd veroordeeld door het militair ge­rechtshof, maar zonder dat wordt vastge­steld door het vonnis of door een stuk van de procedure dat die veroorcleling de ontzetting medebrengt van het recht om in rech ten getuigenis af te leggen, tenzij om er enkel inlichtingen te geven. (Wetb. van strafv., artt. 155 en 189.)

14 Juni 1949. 383

21. - BtwgerUjke partij aangeBteld 01J

cle te·reahtjitting. - W·ijziging in de Bn-

-- ----- -::-:.=::-.1

HEDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN. 579

-menstellinu vnn de zetel. - H erbeyinnen •van het onderzoek op cle ter·echtzitt'inu. -B·aruer·Uj lee par·tij yehoord als geMt'ige ·in het nieuw onder·zoelc, niettegenstaande het verzet van de ver·dachte. - Nietighe·icl. - Het horen, niettegenstaande het verzet van de verdachte, van de burgerlijke partij als getuige, is een oorzaak van nie­tigheid van het vonnis, zelfs wanneer het onderzoek op de terechtzitting wercl her­begonnen weg·ens een wijziging in de sa­menstelling van de zetel van het rechts­college voor hetwelk de burgerlijke partij zich had aangesteld en het onderhoren van de burgerlijke partij geschiedt in de loop van het nieuw omlerzoek.

20 .Juni 1949. 405

22. - Oon·ectionele r·echtbanken. -Geen venJUchtingen in elke zaak get·ltigen te horen op de terechtz'itting. - Geen en­kele wetsbepaling legt op aan de correc­tionele rechtbanken, uitspraak doende in eerste aanleg of in hoger beroep, in elke zaak getuigen te horen op de terechtzit­ting. (Wetb. strafv., artt. 190 en 221.)

22 Juli 1949. 489

23. - Get~t·ige uehoord zonde·r eed. -Proces-ver·baal van de tm·echtzitting clctt vaststelt dat die uet·nige definitief vc·roor­deeld we·rd. - Vaststellinu onvoldoende om de ontzettinf! van hot ·recht orn in rechten uetuigenis af te leggen te betvij­zen. ~De vermelding van het proces-ver­baal van de terechtzitting dat een getuige definitief veroordeeld werd, zoncler na-

. dere bepaling, is niet voldoende om te be­wijzen dat die getuige ontzet is van het recllt om in rechten getuigenis af te leg­gen, tenzij om er enkel inlichtingen te geven.

8 September 1949. 4&9

24. - Minde·rjnrige beneden de vijftien · jaar, gehoonl onder eecl cloor· de con·ectio­nele r·echtbanlc. - An·est van het hof vnn beroep dat die verh:lar'ing niet uit de debat­ten •ver·wijdert. - Nietigheid. - Het ho­ren onder eecl door de correctionele recht­bank van een getuige beneden de leeftijcl van vijftien jaar maakt het vonnis ongel­dig, alsmede het arrest dat gezegd vonnis bevestigt zoncler de onregelmatige verkin­ring uit de debntten te verwijderen. (Wet­boek van strafv., art. 79.)

8 September 1949. 502

25. - Get·n·igc opni.enw gehoord net een ee·rste ve·1:lvla·r-ing to hebben afgelerJd on­der eed. - Herhaling vcm de eecl niet ·voor·gesclweven door cle wet. - Geen en­kele wetsbepaling vereist de herhaling van de wettelijke eed door een getuige die, na onder eed een eerste verklaring te hebben afgelegd v66r de correctionele rechtbank,

opnieuw worclt gehoord door die recht­bank in de zelfde zaak.

8 September 1949. 507

'QEDENEN VAN DE VONNISSEN EN AR.llESTEN.

HooFDSTUK I. - Algenw-ne ·reuelen.

HooFDS'ruK II. - In b1wge1"lijke zalcen.

HooFns•ruK III. - In strafzalcen.

Hoo@STUK IV. -· Tn .zaken van belasUn-gen.

HOOFDS'fUK V. - In 'ln'i.Utiezalcen.

HooFDSTUK VI. - In zal"en van ep~wat'ie.

HOOFDSTUK I.

ALGEJ>lENE REGELEN.

1. - Aans1Jr·aalc ·vr·eenul aan het ge­ding. - Geen verplicht-ing ze te beant­~voo·rclen. - De rechter is niet gehouden midclelen te beantwoorden clie voorgesteld worden tot staving van een annsprank, welke vreemd is ann het geding.

24 Maart 194!l. 196

HOOFDSTUK II.

IN BURGERLIJKE ZAKEt'!.

2. - Btwgedijlce .'<'CLTcen. - Part-i.j die vrcwgt te wonlen tocgelaten tot het be­wijs van zelcere felton. - Arrest dat d·ie vraa,q afwijst om ·reden dat die feiten niet- 1·eecls bewe.zen zijn. - Geen passend antwoor·d. - Schencl·ing van artilcel 97 vnn de G'rondwet. - Het arrest, dnt een in regelmatige conclusies gedaan aanbod van bewijs van zekere feiten afwijst om de enkele reden clat die feiten niet reeds bewezen zijn door een voorgaand straf­rechtelijk onderzoek, beantwoonlt niet op passende wijze de conclusies en schendt dienvolgens artikel 97 van de Gronclwet.

13 Jnnuari 1949. 25

.3. - B·wr,qe,rUjlce zaken. - OonclttSies wnar·b·ij de gegronclheid van een exceptie wonlt betwist. - l'onn·is clat zich er7iij be­pr~alt cle exce'])Ue ontvankeUjTc te ve1'7cla­r·en en een onderzoelcs·mac~tregel to beve­len. - Geen ver·pVicht-ing vooraf rle con­cl·ns·ies te beantwoorden. - De rechter, die zich · erbij beperkt te verklaren dat een partij ontvankelijk is de exceptio non adirnplet-i cont·mctus voor te stellen en een onderzoek te bevelen, is er. niet toe ge­houden vooraf de conclusies van de tegen­partij te beantwoorclen waarbij de ge­gronclheid van de exceptie wordt betwist.

13 Januari 1949. 26

580 REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN.

4. ~ B·urge'l'l-ijke zalGen. ~ Pa·rtij die in conclusies een aanbocl van bew·ijs doet tot staving vcm een eis. ~ TTonnis dat cle eis ongegrond verklaa.rt zondeT op het ann­bod va.n be~vijs ttitspTa.a.k te doen. ~ Schending va.n a.rtilcel 97 va.n de Grondwet. - Schendt artikel 97 van de Grondwet, het vonnis dat een eis afwijst, zonder uit­praak te doen over een in regelmatige con­clusies voorgesteld aanbod van bewijs, ge­daan tot staving van die eis.

13 Januari 1949. 28

5. - Bw·gedijke zalcen. - Scha.tting van het basisloon va.n het slaahtojfer va.n een ongeval. - Arrest da.t clit loon ver­lcla.a.rt te sahatten ex aequo et bono. -'-­Beslissing wettelijlc gemoUvee1·d. ~ Is wettelijk gemotiveerd, het arrest dat, tot vaststelling van het basisloon van het slachtoffer van een ongeval, verklaart, bij gebrek aan nauwkeurige gegevens, het­zelfde te schatten ex ctequo et bono met inaclltneming van het loon der arbeiders van dezelfde categorie.

20 Januari 1949. 46

6.- BtwgeTlijlce zaken.- Pa.rtij wellce een verweenniddel voorclraagt. - Middel verworpen·. - Redene:n die onzeker lctten of de reahtm· heeft geoorcleeld dat dit ve1·­weer in feite ongegTond ~vas of dat het in 1·eahte niet dienencl was. - Vonnis niet gemotiveeTcl. - Is niet gemotiveerd naar de eis van artikel 97 van de Grondwet, het vonnis dat een in conclusie voorgedra­gen verweermiddel verwerpt om redenen welke onzeker Iaten of de rechter heeft geoordeeld dat clit verweer in feite niet opging of dat het in recl1te niet dienend was.

3 Februari 1949. 91

7. - Burgerlij ke zaken. - TT onlering gestemul OtJ a1·tikel 1382 van het Btwge:r­li:ik W etboek. - Arrest clat die vordering afwijst omdat cle vm·weeTdeT ziah heeft geclra_qen oveTeenkomstig de bevelen vnn cle mil'itctire overheid. - Gonalusies vnn de aanle,qger wnarbij tv01'clt betwist dat die bevelen een wettelij ke gronclslag zo·u­den hebben. - Gonalusies niet beantwoord. - Arrest niet gernotiveerd. - Is niet ge­motiveerd, het arrest dat een vordering, gesteund op artikel 1382 van het Burger­lijk Wetboek, afwijst om reden dat de ver­weerder zich heeft gedragen overeenkom~ stig de bevelen gegeven door de militaire overheid, zonder de conclusies te beant­woorden waarbij de aanlegger betwistte dat die bevelen een wettelijke grondslag zouden hebben.

10 Februari 1949. 107

8. - Burgerlijlce zaken. - Partij wellce voo1·behottd maalct nopens de gelcligheid van een beslnit-~vet waarvan op haar toe-

pa,ss-ing wo1·dt gemnakt. - TToorbehottd ge'in.te1·pretee1·d door de eerste 1·eahter als zijnde een betwist-ing van de geldigheid van het besluit-wet. - Partij die v66r de 1·eahter in hager beroep venv,ijst naar de ntid(lelen ~voo1·ged1·agen '1)66r de eerste ·reahter en naar cle n'iet strijdige 1·edenen van deze laatste. - Reahter in hager be-1·oep die de eis van de pa·rtij verwerpt zonder haar betw·isting te beantwoorden. - SahencUng van a1·tikel 97 van cle G1·ond-1.vet. - Schendt artikel 97 van de Grand­wet, het arrest dat, wanneer een partij v66r de eerste rechter voorbehoud had ge­maakt nopens de geldigheid van een be­sluit-wet waarvan op haar toepassing werd gemaakt en wanneer het beroepen vonnis dit voorbehoud interpreteerde als zijnde een betwisting van de geldigheid van dat besluit-wet, de eis van de partij verwerpt zonder de door haar opgewor­pen betwisting te beantwoorden, niette­genstaancle in haar conclusies genomen in hoger beroep die partij had verwezen, zowel naar de middelen die zij had inge­roepen v66r de eerste rechter, als naar de niet strijclige redenen van het beroe­])en vonnis.

10 Februari. 1949. 109

9. - Blwge1·lijlce zalcen. - Arbeidsonge­val. - TTMtstelling dat het beclmg van de ·we,qens vollerUge t'ijdelij lee ~Ve1·Tconbe­kwnamheicl veTsahttldigde vergoeding niet betwist wonlt. - Vaststelling clat het ba­s·isloon noah in de inle·iclende clagvctardirtg noah in llet beroepen vonn·is vermeld i.s. - Geen tegenst1·ijrligheid. - Bevat geen enkel tegenstrijdigheid, de beslissing die, in zaken Yan arbeidsongevallen, vaststelt, enerzijds dat het -bedrag van de wegens volledige tijdelijke werkonbekwaamheid verschuldigde vergoeding niet betwist worclt en, anderzijds, dat het basisloon noch in de inleidende dagvaarding noch in llet beroepen vonnis vermeld wordt.

18 Februari 1949. 130

10. - B·1t1·ge1·li.ike zctken. - Besahott­wingen in· aonalusies tt.Ueengezet zonde1· clat de jn1'iclisahe clraagw'ijdte e1· van lie­tJ(ta,lcl ~venl en zonde-r clat e1· ttit een ,i11-1'iclisah gevolg afgeleid wercl. - Geen ve1'­pliohting ze te benntwoorden. - De verc plichting de vonnissen en arresten te mo­tiveren omvat de verplichting niet de be­schouwingen te beantwoorden welke een partij in conclusies heeft uiteengezet zon­der er de juriclische draagwijdte van te bepalen of er uit een rechtsgevolg af te leiden. . 10 Maart 1949. 168

11. - BtwgeTlijll;e zalcen. - Bezwaar in onnauwlce~wige be~voonlingen aange­voenl. - Geen ve1·pliahting het te be­antwoorden. - De rechter over de grond

_-_l

REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN. 581

heeft de verplichting niet te beantwoor­den wat in onnauwkeurige bewoordingen werd aangevoerd.

10 Maart 1949. 168

12. - Bttri;erlijke zctlcen. - Arrest e·iser afw'ijzende zonder een door hem -in z'ijn concl-us'ies gedaan aanbod -van bew-ijs te beanttvoorden. - Verb-relcing tvegens geb-relc actn motive-ring. - Schendt arti­kel 97 van de Grondwet, het arrest dat eiser afwijst, zonder een aanbod van be­wijs, door deze laatste in regelmatige con­clusies gedaan, te beantwoorden.

24 Februari 1949. 143

13. - B-lw_qerlijke zalwn. - An·est vaststellende dttt een ongevttl te tv'ijten -is awn de samenloop van verscheidene fouten wnnrvoor verschillende pe-rsonen aan-~pralceUjlc zijn. - A-rrest een van deze personen veroordelende orn de anderen te 'IJrijwa-ren tegen alle te hn-nnen lnste ·nit­gesp-rol;;en veroo1·delingen. - Tegenstrij­d-igheicl vnn beweegre(Zenen rnet een ge­brelc nan mot·ieven gelijkstnande. ~ Is door een tegenstrijdigheid van beweegre­denen aangetast, die met een gebrek aan motieven gelijkstaat, het arrest dat vast­stelt dat een val in een liftkoker tevens te wijten is aan de duisternis van de lichtkoker en van de cabine - gebrek dat met zijn gevolgen aan de medeeigenaars en nan cle syndicus van het onroerend goed te wijten is - en aan een gebrek in l1e bouw van de grendel van de portaal­deur - gebrek dat aan de constructeur van de lift te wijten is -, en dat deze constructeur veroordeelt om de medeeige­naars en de syndicus te vrijwaren tegen nlle te hunnen laste uitgesproken veroor­delingen ten bate van de rechthebbenden van het slachtoffer. (Grondwet, art. 97.)

31 Maart 1949. 223

14. - B-n-rgerlijke .znken. - Verlies -van een opgeeist schi.p. - Stant dlt ver­Ues nan een dnad van tle ·vifnnd toesclwij­·vende. - l' onnis -vaststellencle aat het door het zeewezen ingestela onderzoelr. het 11evnl niet ·u-itsl-nit ·van scht~ld of onvo01'­.'IJicht'ighe-id van de bemannin_q. - Ant­woord zonder d-nbbelzinni[!heicl noch te­uenstrijcl·igheicl op cle conclnsies van de Staat. - Beantwoord zonder 'dubbelzin­nigheicl noch tegenstrijdiglleid de conclu­sies van de Staat, die, om zijn verant­woordelijkheid af te wijzen, het verlies van het opgeeist schip aan een daad van de vijand toeschreef, llet vonnis dat, bij vaststelling dat het door llet zeewezen ingesteld onderzoek het geval van schuld of onvoorzichtigheid van de bemanning niet uitsluit, beslist dat de Staat het be­wijs niet geleverd heeft dat ovllem rustte.

31 Maart 1949. 225

15. - B-nrgerlijke zalcen. l'erplich-ting cle vonnissen te motivm·en. - Yor·rn­voo?·sclwij't. - De door artikel 97 van de Grondwet opgelegde verplichting te mo­tiveren is een vormvoorschrift; een aan­veclltl:iaar motief kan de verbreking niet medeslepen wegens schending van arti­kel 97 van de Grondwet.

31 Maart 1949. 225

1'6. - Bitrge1·lijke znh:en. - Eiser clie Z'ich er toe bepe1·Jct voo1·belwud te malcen omt1·ent de aitthenticite-it of de ~·echtz-in­n-igheicl V(tn een nkte. - Geen ve1·pliching voor de 1·echte-r flit voorbehond te ontrnoe­ten. - Een eenvoudig voorbehoud door de partij omtrent de authenticiteit of de rechtzinnigheid van een akte maakt geen eis, verweermiddel of exceptie uit; de rechter is er dus niet toe gellouden het te ontmoeten.

30 .Juni 1949. 429

HOOFDSTUK III.

IN S'fRA~'ZAKEN.

1·7. - St-mfzalven. - An·est clat cle eise'r veroo1·deelt wegens paging tot clief­stal met ge-wel·a of bedreigingen. - Ge­brek aan vaststelling van cle aand1ticling, door de voorz-itter op de ter·echtzitting, van a.rt-ilr.el 483 van het Strafwetboek. -Geen niet-igheid vnn het an·est. - Is niet onwettelijk, het arrest van het lwf van beroep, waarbij de eiser wordt ver­oordeeld wegens poging tot diefstal met geweld of bedreigingen, zonder dat wordt vastgesteld dat de voorzitter artikel 483 van het Strafwetboek heeft aangeduicl op de tereclltzitting·.

3 Januari 1949.

18. - St1·afzalcen. - Arrest van -ve-r­oo-rdeling clat het misclri)f omsclwijft in de be-woorclingen vnn cle wet. - Geen con­cl-usies. - BesUss-ing wettelijlc uerecht­vaardigcl. - Bij gebrek aan conclusies motiveert de rechter over de grond wette­lijk de verklaring van schuld door de vaststelling in de bewoording·en van de wet, van het bestaan van de bestandde­len van het misdrijf.

10 Januari 1949. 16-

19. - Strafzalcen. - Bewijs clat con­cl-usies toerden overrteleua v66r ae rechte-r over rle grand.- Wanneer bewezen is door het zittingblad van een strafrechtbank en door llet vonnis dat een partij conclusies heeft genomen welke werden overgelegd v,66r de recllter, dat aan dit zittingblad is gellecllt een geschreven stuk namens die partij, ]>:an het bewijs, dat de conclusies bevat in dit geschrift degene zijn welke op de terechtzitting werden genomen,

582 RFJDENJDN VAN DE VONNISSEN IDN ARR:EJS'l'EN.

blijken uit de vermelding, aangebracht en getekend door de grifiier, clat die con­clusies werden gelezen en neergele.gd op de terechtzitting waarvan spraak.

10 .Tanuari 1949. 19

20. - Stntfzalwn.- VerpUcht'ing voor rle rechter .zijn beslissing te motiveren. -Geen verplichting, rle mot-ieven van zi.in inot-leven te geven. - Zo de rechter de verplichting heeft zijn beslissing te moti­veren, is hij ertoe echter niet gehouden de motieven van zijn motieven te geven. (Gronclw., art. 97.)

17 Januari 1(}49. 30

21. - StrMznlcen. Onvr·i,jwUlige slngPn en verwonrl'i-ngen. - A1Test dnt vaststelt rlnt het geb1·eJc ctnn vooruU­zi.cht of V001'Z01'g de t·echtstreelcse om·­znnlc is vwn het ongevnl. - Gepnst nnt­woonl oz; rle concl1ts·ies vnn rle verrlachte volgens welke er geen oorzalcelijlc ver­banrl bestnnt t·nssen rle gevolr1en van het ongeval en het misrl·rijf flat hij zou, lcun­nen ,qepleegfl hebben. - Met vast te stel­len dat het gebrek aan vooruitzicht of voorzorg van de verdachte de recht­streekse oorzaak is van het ongeval, be­antwoordt het arrest cle conclusies van de verdachte volgens welke er geen oorzake­lijk verbancl bestaat tussen de gevolgen van het ongeval en het m'isdrijf dat hij zoi1 hebben kunnen begaan.

17 Januari 1949. 36

22. - St·ratznken. - B1wge·rUjke vor­de·ring. - V erdachte flie z·ich er bij be­perlr;t in feite het bestann · te betwisten van elk bewijs vnn het misd·r!jf. - At·­t·est rlat vaststelt dat het onrlerzoek het bestaan vcm het misrlrijf heeft bewezen. - Gepast antwoorcl. - Wanneer de ver­dachte zich erbij beperkt staande te hou­den dat er in feite geen enkel bewijs be­stoncl van het hem ten laste gelegd mis­clrijf, beantwoordt het arrest op passende wijze die bewering door de vaststelling dat het onderzoek het bestaan van het misdrijf heeft bewezen.

24 Januari 1949. 52

23. - .iliilitni-r gerechtshof. Oonclu-

mogelijlcheicl hacl een t·mm t·echts voor te stelcen en nnderz'i,icls rlat cle weggebrui­lwr, cUe 1tit rle tegenove'/'gestelcle rich#ng l.>wam, cle veTzelcering niet hebben leon rlat de eerstbecloelcle clie mogeUjlcheirl had. - Geen te,qenst·rijcligheicl. - De rechter kan, zonder tegenstrijdigheid, be­slissen, enerzijcls, dat een weggebruiker de mogelijkheid had een tram rechts voor te steken en, anderzijds, clat een wegge­bruiker, die nit de tegenovergestelde ricll­ting kwam, de verzekering niet hebben kon dat de eerstbedoelde die mogelijkheicl llad.

31 Januari 1949. 79

25. - St·rafzctlce·n. - B'ltrgerlijlce V01'­rlering. - Yonnis clat iniJreu./cen vaststelt wellce cloor twee weggebntilcers zi:in be­gann. - Gehele verantwoorclel-ijlcheicl van het ongevnl ten laste gelegrl van een van rlie weggebntilcet·s. - Geen tegenstrijclig­hC'icl. - De rechter die, ter gelegenlleid van een verkeersongeval, inbreuken vast­stelt welke door twee weggebruikers zijn begaan, kan zonder tegenstrijdigheid be­slissen da t het ongev.al geheel is toe te schrijven aan de font van een hunne'r.

31 Januari 1949. 79

26. - Strnfzalcen: - Vraag om rles­lcmuligonclerzoelc. - Retlen rlie ellc nnt ontneemt nan het gevonlercl onrlet·zoek. - Geen venJlioht'iny voor cle t'echter cle m·aag 1t'itrlntlc7celijlc te beantwoonletL -vVanneer de rechter zijn beslissing steunt op een reden die elk nut ontneemt aan een vraag tot deskundigenonderzoek, moet hij deze niet uitdrukkelijk beantwoorden.

31 Januari 1949. . 81

27. - Strafznlcen. - Geen verpUcht'ing al clo argu.nrenten te tveerleg[!en. - De verpliclling de vonnissen en arresten te motiveren sluit deze niet in al de tot sta­ving van een middel ingeroepen argumen­ten te beantwoordeii.

31 Januari 1949. 83

28. - Stt·afzMcen. Hoofclzalcelijke rleelnemin,q. - AtTest 1J[tn veroo·rclelintT rlat 1titrlr·nlclcelij 7c de bestanclclelen van cle stntfiJal'O rleelnen~ing vaststelt. - A1-rest wettelijlc gemotiveenl. - Is wettel'ljk ge­motiveercl, het arrest clat, onder cle uit­drnkkelijke vaststelling van de bestand­delen van de strafbare deelneming·, de verdachte veroordeelt als clader van het misdrijf. (Strafwetb., art. 66.)

31 Januari 1949. 88

sies genomen float· cle veJ'rlachte na het sluUen van cle rlebatten en niet verzoe­lcende om heropening rle1·zelfrle. - Moe­ten niet wonlen beant'!voorrl. - Het mili­tair gerechtshof moet de conclusies van de verdachte niet beantwoorden welke werden genomen na het sluiten van de debatten en die om de heropening tler­zelfcle niet verzoeken.

24 Januari 1949.

29.' - Stt·afzalcen. - B'ltrgerlijlce vor­clering. - Schatting ex rnquo et bono van

61 de scharle. - Voorwaarrlen tot wettelijlc­heicl. - De rechter welke zich in cle on-

24. --· Str-afzalcen. - Vonnis clat vnst- jmogelijkheid bevindt met een mathema­stelt enerzijrls dat de weggeb·l"!tiket· cle tische nauwkeuriglleid het bedrag te be-

----.:==,1

REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN. 583

palen van een door de burgerlijke partij geleden schade, schat deze wettelijk ex mq·u.o et bono, rekening· homlencle met al de elementen die · op zijn berekening een invloed kunnen uitoefenen.

14 Februari 1949. 115

30. - Stmtzaken. Ve·r·vallenveT7cln-1'ing van het. 1·echt om een voertuiy te best·u·ren uitgesprolcen wegen s cle liclw­rnelijlce on1w7cwnam.heifl ·van fle venlachte. - 1!1otivering. - Het vonnis dat voor een bepaalde termijn de vervallenverkla­ring van het recht om een voertuig te besturen uitspreekt wegens de lichame­lijke onbekwaamheid yan de verdaehte, moet, om gemotiveercl te zijn, vaststellen llat de duur van het nitgesproken verval overeenstemt met de waarschijnlijke dnur van clie onbekwaamlleicl

14 Februari 1919. 118

31. - Stratza.h:en. - BnrrJerlijke vor­fle'l'ing. - Oonclusies vun fle belvlaagfle, e1· toe st?-elclcenfle om, vnn fle vergoefl'ing nwn fle weflmoe vn·n het slachtof!e1· vwn een onoeval ve1·sclm]fl'igfl, het beflntp te zien aftTelc1cen van een pensioen wawrtoe het ove'l'lijflen nwnleifling heett pegeven. - ibTest e'l' op ~vijzencle flat de schaflever­goecling en het wed·uwepensioen ?;e·rsch'ii­lenfle oorzalcen en vooTwerpen hebben en het wefluwevensioen niet fle herstell-iJng nitnHutlct van fle schnfle cloo1· het rnisflori.jf verooTznalct. - Passend antwoorfl. - Be­sUssing wettelijlc gemot-iveercl. - Ant­woorclt op passende wijze op cle conclusies van beklaagcle bewerende dat, gezien de schadevergoeding, aan de weduwe van het slachtoffer van een ong·eval verschul­digd, moet overeenstemmen met het feite­lijk verlies door het overlijden van dit laatste aan de weduwe veroorzaakt, ge­zegde schadevergoecling moet verminderd worclen met het beclrag van een pensioen, waartoe het overlijden Yan het slachtoffer aanleiding heeft gegeven ten bate van zijn weduwe, het arrest dat er ou wijst dat de door cle clader van het ongeval verschnl­dig·de vergoeding en het pensioen naar rechten van oorzaak en voorwerp ver­schillen en dit pensioen niet cle herstel­ling uitmaakt Yall de door het misclrijf veroorzaakte schncle.

14 Maart 1949. 172

32. - St·mtzn7cen. - B·Lwgerlijl~e ·wr­£le1·i.ng. - Oonolusies ·wn belclangfle een omstancliue scha.ttinu ·wn rle beweerfle schnfle eisend. - A·rrest fle onmogeUjlc­heid vaststellenrle e·r een muthenw.tische schattinp van te mnl~en. - SchatUng ex requo et bono. - Beslissing wetteUjlc ge­motiveerfl. - Is wettelijk gemotiveerd het arrest dat, in antwoord op de conclusies van beklaagde, een omstanclige schatting eisend van de door de burgerlijke partij

beweercle schade, vaststelt dat het onmo­gelijk is deze schade met een mathema­tische zekerheid te bepalen en dat het be­hoort .ze ex fcquo et bono te begroten.

21 Februari 1949. 138

33. - St·ratzaken. - OonclHsies van belclnagfle ·in teite het bestaan van een bestnnclfleel van het misd1·ijf betw·istenfle. - An·est fl-it bestwnflfleel vaststaltnfl ver­lclarenfl. - Beslissino wetteUjlc ,qemoti­vee1·fl. - Wanneer de condusies van be­klaagde zich er toe beperken in feite het bestaan van een bestanddeel van het mis­drijf te betwisten, is wettelijk gemoti­veerd het arrest dat beslist dat dit be­standlleel vaststaa t.

21 Februari 1949. 140

34. -· St-rntzaken. - Eerste ·1·echter belclnagde •ue·roo·rdeelfl hebbencle na fle wettelijke 1Jencbming van het tei.t gew·ij­zigfl te hebben. - Rechter in hoge1· be­mep rle ·1Jeticht1!nr1 niet bewezen verlcln-1'e·Jule. - Beslissing flie zowel de oorspron­k,eUjke als de ·in fle plants gestelfle be­t-ichf.in.rt beoogt. - Wam1eer, op hoger beroep tegen een vonnis, dat beklaagde veroordeelt, na cle aan het feit in de dag­vaarding gegeven beilaming gewijzigd te hebben, de rechter in hoger beroep de be­tichting niet bewezen verklaart, beschikt hij hierdoor dat noch cle oorspronkelijke betichting noch deze door de eerste rech­ter aangenomen bewezen zijn.

21 Februari 1949. 141

35. - St·mtzalcen. - Inbrmtlc op a·rt-i­lcel 391bis vnn 'het Strntwetboelc. ~ Be­l.;langfle bewerenfle dnt hij thans geen winstgevenrle befl'l'ijv·igheifl meeT ttitoetent en flnt .zijn echt,qenote z·ich het aot-ief vnn cle pem.eenschnp heett toegee-i,qenfl. - Ar­rest h·iemp nntwoorrlencl flat belclaagfle zich 01J peen 'V1'ijwillige werlcloosheifl mart beroepen en ant het aan rle echtgenote toegesclweven feit floor cle btwgerlijlce 1'Ccllter 1Jeoorfleelcl werfl. - Gemotivee1·fl an·est. - vVanneer degene, die beticht wercl van inbrenk op artikel 39lbis van het Strafwetboek, in zijn conclusies be­weerd heeft, dat hij thans geen winst­gevende bedrijvigheid meer uitoefent en dat zijn echtgenote, aan wie hij veroor­cleeltl was g·eweest een onclerhoudsgeld te betalen, zich het actief van de. gemeen­schap heeft toeg·eeigend, is het arrest van veroordeling gemotiveerd, hetwelk beslist, enerzijcls, clat betichte zich op zijn vrij­willige werkloosheid niet mag beroepen en, anderzijds, dat het aan de echtgenote toegeschreven feit de beslissing vooraf­gaat van de burgerlijke rechter die het bedrag van het onderhouclsgeld heeft vast­gesteld, en door lleze beoordeeld werd.

28 Maart 1949. 203

- -- \

584 REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN.

36. Strafzalwn. - An·est van ver­oordeUn,q een verweenn·iddel niet beant­woordend. - Regelmatige concl·nsies. -An·est niet met redenen omJcleed. -· Is niet wettelijk met redenen: omkleed, het arrest van veroordeling dat een door de be.klaagde in regelmatige conclusies voor­gesteld ve.rweermiddel niet beantwoordt,. (Grondw., art. 97.)

6 April 1949. 227

37. - St-rafzalcen. - B-nrge'l'lijke vor­cle1·ing. - Besl-issing op een d·nbbelzinni.ge 1·eden gestennd. - Geb·rek aan redenen. -· Is niet wettelijk met redenen omkleed, wegens clubbelzinnighe.id van de rede.n waarop het steunt, het arrest clat de bur­gerlijke vorclering van de Staat tegen de clader van een heling afwijst om recle.n dat de geheelde sommen en titels werden in beslag genomen en de Staat alclus geen schade onderging. (Grondw., art. 97.)

6 April 1949. 227

38. - St·ratzctlcen. - Vaststelling door het arrest dat de betichte, dom· te aan­vctarden mede te werken aan een dagblad, dat 's vijands pol-it-ielv ·in de hand weTkt, de raad gevolgd heeft van een afgevnar­digcle vnn een Engels ministerie. - Vnst­stell-ing dat, bij deze medewerlcing, de be­tichte bl-ijlc heett gegeven van lcwand op­zet. - Geen tegenst1'ijcligheid. - Zijn niet strijdig, de vaststelling van een ar­rest dat betichte, door te aanvaarden me­de te werken aan een dagblacl dat 's vijands politiek in de hand werkt, de raad gevolgd heeft van een afgevaardigcle van een Engels ministerie., en de vaststel­ling dat hij, bij deze me.dewerking, blijk heeft gegeven van kwaad opzet. (Straf­wetboek, art. 118bis.)

25 April 1949. 257

39. - St1·atzM,;en. - Inlire·nk OZJ artl­kel 115 vnn het St·ratwetlioelc. - Ooncln­sies vnn de beUnngde cUe de dwang in-1·oepen voortvloeiende n-it opeisi·ngen doo1· de ·v·ijnnd. - Arrest vctn veroonleling dnt vaststelt dnt er geen we·rlcel-ij ke ope·isin­gen zijn geweest. - Besl·issing wettel·ijk ,qemotiveercl. - Is wettelijk gemotiveerd,

· het arrest van veroordeling, uitgesvroken wegens inbreuk op artikel 11.5 van het Strafwetboek, hetwelk, aan de conclusies van de beklaagde, aanvoerend clat er dwang is geweest voortvloeiende uit de opeisinge.n door de vijand, feitelijke vast­stellingen tegenstelt waaruit het afleidt dat de ingeroepen opeisingen geen werke­lijke opeisingen zijn.

2 Mei 1949. 291

40. - Strnjznken. - JJI-isdrijf tegen de 1titwen(lige 1Je-ilighe·id ·van de Stant. -Veroonlel-ing tot etm co1·rectionele strat en tot het verval van zekere 1·echten. -

Geen ve;·pl·icht-lng het witgeszn·olcen ve;·vat te ;not·iveren door bijzonclere redenen. -Het arrest dat een beklaagde, wie een misdrijf tegen de uitwendige veiligheid van de Staat wordt ten laste gelegd, ver­oordeelt tot een correctionele straf en te­gen hem de vervallenverklaring uitspreekt van de rechten opgesomd bij artikel 123se­wi.es van het Strafwetboek, moet niet, bij ontstentenis van conclusies daaromtrent, die laatste beschikking motiveren door bijzondere reclenen. (Strafwetb., artike­len 123sew·ies en 123septies; wet van 14 .Ju­ni 1948, art. 10.)

2 Mei 1949. 292

41. - St·mtzaken. - Oonclttsies vctn de belclaagde zich e-rtoe bepe1·1cencl te lietwis­ten elM het bewijs van de ·1nisd1'ijven werd voo;·geli1·acht. - A·rrest dat vaststelt clat de telastleggi-ngen bewezen zijn. - A;·-rest wettel.ijlc ge-m-otiveerd. - Wanneer, in re­gelmatige conclusies, de beklaagde zich bepe.rkt tot de betwisting dat het bew'ljs van het bestaan van de hem ten laste ge­legde misdrijven niet werd gebracht, is het arrest wettelijk gemotive.erd dat vast­stelt dat alle de bestandclelen van de mis­drijven werden beweze.n door het op de terechtzitting gedaan onderzoek.

2 Mei 1949. 295

42. - Sf1·atznlcen. - Aanrijding. -Arrest dat vnststelt da.t het moton·ijwiel best'lt'!tnl werd doo·r een persoon van rnin clan nchttien jaar oud maar dat die per­soon geen to·ut heett begaan. - An·est dnt anclerzijds vaststelt dat de eigenaa·r van het rnotorrijw·iel een to1tt heett begann met cle leiding van zijn voertuig toe te vert'I'O'ltv,;en nnn een jongeling vnn min dan achtt·ien jctn·r, man1· dnt er geen om·­zalceli.ilc veTbanrZ bestnnt t·ussen die tout en het ongeval. - Geen tegenst;·ijdighei(]. - Zijn niet te.genstrijclig, de motieven van een arrest dat, uitspraak doende over de gevolgen van ee.n aanrijding, vaststelt, e.nerzijds, dat de motorrijder de leeftijd van achttien jaar niet had bereikt en, anderzijds, dat de eigenaar van het mo­torrijwiel een . fou t l1eeft beg a an met de leiding van zijn voertuig toe te vertrou­wen a an een .i ongeling van min clan ach t­tien j aar, maar dat er geen oorzakelijk verbancl bestaat tusse.n die font en het ongeval.

9 Mei 1949. 306

43. - Beschiklcing van r'le ntetdlc(tmer tot verwijzing ;war de co·Nectionele ;·echt­ba.nlc. - Yorig bevel waa1·liij een lichame­lijk oncler.zoelc werd gelctst. - Bevel niet medegedeeld aan de lielclaagde. - Be­schilclcing tot venv·ijzing gewezen tJ66·r de nitvoering van clie plicht. - Beschilclcing d·ie niet ctnnduidt waarom die pl-icht n·iet rneer noodzalcelijlc is voor de ve;·otJenbn-

:-_l

REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN. 585

·ri-ng van de ·waarheid. - Geb1·eTv aa-n 1"e­denen. - Schending van (le 1·eahten vnn de verded-iging. - Scbendt artikel 97 van de Grondwet en de recbten van de verde­diging, de bescllikking van de raadkamer tot verwijzing van de beklaagde naar de correctionele recbtbank, wanneer een vo­rig bevel van betzelfde rechtscolleg·e, dat niet werd medegedeeld aan de beklaagde, heeft beslist dat een lichamelijk onder­zoek noodzakelijk was voor de veropen­baring van de waarbeifl en clan wanneer de beschikking tot verwijzing werd ge­wezen zonder dat die plicht werd uitge­voerd en zonder dat de reden wordt aan­geduicl waarom hij het niet meer zijn moest.

16 Mei 1949. -325

44. - Sk(!jzal;;en. - B·nrged·ijl~e •Po1-­dedng. - Beklaagden die elk een inbreu.k op de Wegcode hebben begaan. - Vonnis dat besl-ist dat de schade geleden door de tweede belclaagde ·voor enige oorzaalc heeft de inbrenlc begaan door de ee1·ste. -Geen tegenstt·ijdigheid. - Er·bestaat geen tegenstrijcligheid tussen de beschikkingen van een vonnis, waarvan de ene twee ge­bruikers van de openbare weg veroordeelt om elk een inbreuk te llebben gepleegd op de Wegcode, en de andere beslist dat de schade geleclen door de tweede ge­bruiker voor enige oorzaak heeft de in­brenk gepleegd door de eerste.

16 Mei 1949. 333

45 . .:__ Stntf:ml;;en. - Geen ·verplichting voor de mchter alle de argmnenten te be­antwoorden. - De verplichting· de von­nissen te motiveren sluit niet in clegene alle cl_e tot staving van een eis of van een exceptie voorgebrachte argumenten te be­antwoorden.

23 J\!Iei 1949. 339

46. - St-rafzalven. - Stl"ijdige motie­ven. - Besl-issing n·iet gemot-i·veer(l. -Behelst strijdige motieven, wat gelijk­staat met afwezigheid van motieven, bet arrest dat beslist, aan de ene zijcle dat de vervolging wegens inbreuk op bet besluit­wet van 6 October 1944 op de wisselcoh­trole wercl uitgeoefend ten verzoeke van bet Belgisch-Luxemburgs Instituut voor de Wissel, wijl de organen van bet Insti­tuut welke klacht bebben neergelegcl, daartoe macbt hadclen gekregen door de beraadslaging van 12 Maart 1945 en, aan de andere zijde, erop wijst dat, wanneer die beraaclslaging wercl genomen, de raad van dit instituut beeft geacht zich niet te moeten bezig houclen met de kwestie van de vervolgingen.

23 Mei 1949. 346

47. - Strafzaken. - Oonclusies van rle beklaa,qde die ve·rzachtende omstandlrt-

heden i1woeven. - Veroordeling van de belclangde tot de stmf voorzien bij de ove1·treden ~vetsbepaling. - Impliciete ve·rwer1Jing van de aoncl~Lsies. - Met de beklaagde te veroordelen tot de straf voor­zien do.or de overtreden wetsbepaling, be­antwoordt de recbter impliciet de conclu­sies die verzacbtencle omstandigheden in­roepen.

23 Mei 1949. 347

48. - St-/'afzaken. - Ooncl~Lsies d·ie de geldigheid betwisten van het beslnit­wet van '1!'0 SeptenLber 1945 waarbi.i aTti­kel 123ter van het St1·atwetboek wo1·dt geinteqweteenl en dit wetboelc door toe­voeging V(tn een art:ilcel 123decies wordt aange-uu.ld. ~ An·est dat va8tstelt dat d-it besl,u-it-wet werd genomen binnen het lea­der en m-lts de vormen vastgesteld door cle ·wet vwn 20 Maa-rt 1945. - Passend ant­woonl. - Beantwoordt op passencle wijze de conclusies welke de gelcligheicl betwis­ten van het besluit-wet van 20 Septem­ber 1945 waarbij artikel 123ter van het Strafwetboek wordt geinterpreteercl en dit wetboek wordt aangevuld door toe­voeging van een artikel 123decies, het ar­rest clat vaststelt dat clit besluit-wet werd genomen binnen het kader en mits de vormen vastg·estelcl door de wet van 20 .Maart 1945.

30 Mei 1949. 351

49. - St·mfzalcen. Ooncl·us-ies. -Bcsahon~ving tv(LCL-rop geen cis, vm·weer of exceptie is gestewnd. - Rechter n·iet ge­holtclen die aonclnsies te beantwoo·rden. - De rechter is er niet toe gehouden een beschouwing, voorkomende in conclusies, te beantwoorclen, wanneer uit die be­schouwing nocli eis, noch verweer, nocb exceptie wordt afgeleid.

14 Juni 194(). 386

5<0. -· M·isd(Lflen en wnnbed·rijiJen te­gen de n-it~vend·ige veil-i,qheid van de Staat. - Strafwetboelc, n1·tikele-n 115 et 12.~de­cies. - Beticht-ing van h·ttlpve1·sahajJing nan de vijand. - Beheenle1; van ve·rschil­lende vennootschazmen. - Vennootschnp d·ie in aonolnsies stnande honat dat zij niet btwgerl-ijlc verantwoordelijlc /;;an 1-VOr­den verlclaa1·d voor het geheel· va.n ae gel­delijl;;e st-ra,ffen en scha(levergoecUngen. -An·est dat (lie concl-zts·ies verwenJt en het p·unt onzeker laat of het heeft beslist in fdte (lat de misd-rijven wenlen gepzee,q,d als behee1·der van (l-ie vennootschatJ of in 1·eahte dat cleze verantwoordelijlc is voo·r de misd-rij-ven gepleegd door han1· behee-rde-r in andere onde1·nemin,qen. -Arrest n·iet ~vettelijlc gemotiveenl. Wanneer een naamloze vennootschap, waarvan de beheerder wordt vervolgcl we­gens hul1werscba;ffing aan de vijand, in conclusies staande houdt clat zij niet bur-

586 REDENEN VAN DFJ VONNISSF~N EN ARRESTEN.

gerli,ik verantwoordeli.ik kan worden ver­klaard voor geheel de uitgesproken gel­deli,ike straffen en aan de Staat toege­kende schadevergoecling, omdat de feiten van de telastlegging tevens de bedrij­vigheid bedoelen van de verdachte in an­dere ondernemingen, is het arrest niet wettelijk gemotiveerd dat die conclusies verwerpt doch onzeker laat het punt of het heeft beslist dat in feite de yeroorde­ling uitgesproken tegen de verdachte en­kel de misdrijven begaan in hoedanig­lleid van beheerder van die vennootschav, beteugelt ofwel dat in rechte cle verant­woorclelijkheid van die vennootschap zich uitstrekt tot de misdrijven gepleegd door haar beheerder in andere ondernemingen. (Grondw., art. 97; Strafwetb., artt. 115 en 123deci-es .)

27 Juni 1949. 414

51. - Straf.eaken. - Feroordeling we­gens n·iet-aangij'te van goedc1·en toebeho­

-rend aan veulachten van ·wisclri:iven te­[ten de nitwencl'ige 1!eiUuheid 1:an de StaM. - Vdjspraal.; wegens. heUny. - Geen te­genstri.jrligheicl. - Een veroordeling we­gens niet-aangifte van goederen, toebe­horend aan een verdachte van misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat, is verenigbaar met een vrijspraak wegens heling; die twee beslissingen van het arrest spreken zich niet noodzakelijk tegen. (Grondw., art. 97.)

27 Juni 1949. 416

52. - Straj'zalcen. - A.rrest clat •IJer­wijst naa1· een vooi·gaanrl arrest ge-wezen in dezelj'de zaak. - Geen verpUchting voor cle rechte1· de tekst van het voo·r­gaand cwrest over de nemen. - Het arrest dat verwi,ist naar een vorig arrest, ge­wezen in dezelfde zaak, moet de tekst van die laatste beslissing niet overnemen.

4 Juli 1949. 44G

53. - Stntj'zalcen. - Conclusies. -TT ooncaanlen vereist opdat zij -moeten wonlen benntwoo1·d. - De strafrechter is slechts gehouden conclusies te beantwoor­clen wanneer zij mondeling wen1en geno­lnen door de verdachte of wanneer zi.i regelmatig schrifteli.ik bi.i <lie rechter aan­hangig werden gemaakt. (Grondw., arti­kel 97.)

22 Juli 1949. 481

54. - Strafzaken. ~ Bur,qerli:ilue 'VO'/'­

dering. - Conclnsies bewerenrl dut cle bijstn-nd, ve-rleencl rloo1· een man nan z1.jn echtgenote, een doo1· het B-n-rgerl'ljk Wet­bock opgelegcle verpli.cht·in,q 'is. ~ A_r1·est dnt vctststelt dat de medewerkin,q in de explo·itnt-ie van een hn-ndel niet cler,qelijl.;e ve·rpl-icldng nitmnnkt. - Ar,rest wette­lijlc gemoti-veenl. - Beantwoordt c1e be­wering dat het feit voor een man bi.i­stand te verlenen ann zijn echtgenote

slechts de uitvoering is van een door het Bmgerlijk Wetboek opgelegde verplich­ting, het arrest c1at beslist clat c1e mede­werking in de exploitatie van de handel van de echtgenote vreemd is aan de ver­plichting·en welke het Burgerlijk Wet­bock oplegt aan de man uit hoofde van zijn lloedanigheid van gezinshoofd.

22 J uli 194[). 481

5:5.- St-rnj'zalce-n.- Argmnenten voor­,qesteld in plei.ttennen. - Rechte1· n·iet verpl-icht ze te beanhvoonlen. - De rech­ter is niet verplicht de argumenten te be­antwoorden die slechts in pleittermen zijn voorgesteld.

22 Juli 1949. 486

56. - St·mtzaken. - V?'fb(f,.tJ tot onrler­lwren vnn r1et1tigen. - Vonnis dat de recle·n opgeett wctarom clit verhoor nutte­loos ·is. - Vonnis wettelijk gemot-ivee·rd. - Is wettelijk gemotiveerd, het vonnis dat, antwoorc1enc1 op een verzoek van de verdachte tot het onderhoren van getui­gen, de reden opgeeft waarom dit verhoor nutteloos is.

22 Juli 1949. 491

57. - Stratz·nlcen. - Voegen van een tu.ssengeschil bij de g rond 'Unn cle znalc. - JJ1nnlct geen verwerping nit van de con­clltsies over het t'nssengesch·il. - Het ar­rest, c1at zich er toe beperkt een tussen­gescllil te voegen bij de grond van: de zaak, verwerpt de betreffencle dit tussen­gescllil genom en conclusies niet.

22 .Juli 1949. 493

58. - Verwnt·woonlelijlcheid (b·uiten overeen.lcomst ontstnan). - Stratzalcen. - B·n-rgerlijlce vonle·ri.ng. - Concl-zts·ies vnn rle venlnchte. - D·ie u.U z:elcere tel­ten de afweziyheirl afteiden van om'znlce­l-ijlc 'Verba.ncl t·usse-n het rnisd,l"ijf en de schnrle.- Veroonlel-ing tot herstellinu vnn rle schrule. - Geen vaststelling vnn de on­j-nistheirl van de j'eiten of van de gevolgr treklc-ing floor de verdnchte. - Onwette­Ujlce vm·oonlel-ing. - Wanneer de ver­dachte, in conclusies, uit zekere feiten afleidt dat er geen Ciorzakeli,ik verband bestaat tussen het misc1rijf en de schade aangevoerd door de burgerlijke partij, mag de rechter de ven1achte niet veroor­delen tot herstclling van die schade zon­der het niet-bestaan vast te stellen van de in conclusies aangellaalde feiten en zonder de reden aan te duiden waarom verclachtes gevolgtrekking onjuist is.

22 Juli 1949. 493

59. - St·ra.j'zaken. - D·u.bbelz-inni.ge re­den. - GebTelc awn -re;lenen. - Is behept met dubbelzinnigheid, gelijkstaande met een gebrek aan redenen, het arrest dat de verdachte vrijspreekt van een misdrijf in-

----==--~~~--- ---=- ---=-~=-~-_-_:r__ -==:==--==-===-=-~---

REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN. 587

ozake donane en accijnzen om de enkele reden dat de verdachte de voorziene rech­ten heeft betaald. (Gronclw., art. 97.)

8 September 1949. 502

HOOFDS'l'UK IV.

IN ZAI{EN VAN BELASTINGEN.

60. - In zalcen ·van rechtst?·eelcse 1Je­]r~st-ingen. - Yri:istellinu voorz·ien 1J'ij cw­Ukel 4, § 3, van flc samcnueschalcelilc wet­ten.- Vast goad bestcmfl voo1· de 1titoefe­ning vwn een open1Jare ered;i.cnst. - Vast­stclUng rZat cle bccUcnaa1· van clc 01Jenba1·e .ereaienst op ellc n1r .. r ·van llc llcbg geroe1Jen is om zijn 1Jellien·inJJ nit te oefenen. -An·est rZat llaaruit afleillt flat, waa1· clie bellienacw moet wonen op lle 1Jlrwts zelf 1.oc~nr hij ~ve1'7czctcLm is, cUt yoea on?·echt­-Bt·rcelcs is bestem.rZ voor cle uitoefening vnn rZe openba1·e ereclienst en het dienvol­vens moet wonlen vrifgestel!L. - Ar·rest 1oettelijk gemotiveenl. - Is wettelijk ge­motiveerd, het arrest dat, om de vrijstel­ling voorzien bij artikel 4, § 3, van de samengeschakelde wetten toe te staan voor een gedeelte van een vast goed die­'llende tot woning voor de bedienaar van de eredienst, a:fieidt nit de vaststelling dat die bedienaar op elk nnr van de dag is geroepen om zijn bediening nit te oefe­nen, dat die bec1ienaar moet wonen op de plaats zelf waar hij werkzaam is, zodoen­de de onrechtstreekse bestemming· van dat gedeelte van het goed voor de nitoefening Ytm de eredienst ynststellend.

18 J anuari 1949. 40

61. -. In zalcen vnn 1'echtst1·eelcse be-1nstingen. - V?"i.jstel/!ing voat·zien b·ij CL1'­tilcel 4, § 3, van de snmcnaeschalcelcle wet­-ten. - Vnst aoecl bestemd voor cle nit­oefening van een openbnre ereclienst. -Vnststellina !Lat de 1Jercelen dienen tot tu·in van cle pasto'l"i e van rle beclienaa1· ?Jan de e·redienst en tot szJeel1Jlein voo1· de lcin­cle·rcn d·ie cle goclscUenstlessen vola en.- A1·-1·est dat clan1·wit nfleiclt clat rZie percelen een noorlznlceliflce 1r.it1J?·eicling zifn vwn !Le 1okalen bestern!L -uoor de open1Jcwe ere­dienst en voor het onrlfl'I'Wijs. - BesUs­sinu niet wetteUfk gemotivee1·rZ. - Laat aan het Hof van verbreking niet toe zijn toezicht nit te oefenen en is, derhalve, niet wettelijk gemotiveerd, het nrrest dat vaststelt dat percelen dienend tot tnin van de woonst van een bedienaar van de eredienst en tot speelplein voor de kinde­ren die de godsdienstlessen volgen, de noodzakelijke nitbreiding zijn van de lo­kalen bestemd voor de ope):lbare eredienst en voor het onderwijs. (Grondw., art. 97; samengeschakelde wetten betreffende de inkomstenbelastingen, art. 4, § 3.)

18 Januari 1949. 40

·62. - Znlpen vnn 1·echtst·reelcse 1Jelas­Unue·n. - Grond1Jelnstinu. - V·ractg tot 1.'erm:i:nrle·ring van cle · belasting. - Bepn­ling vwn het bruto-inlcomen vnn een vast qoe!L ve1'1£'n1Wd met innchtneming vnn het lcosteloos 1iehee1· vnn dit goed aoo1· een derde. - Gei!Telc ann vaststei.Una ant het een lnst betreft weUce we1·a berZongen doo1· rZe eiuenanr nls voorwan·rde vnn rZe ve1·-1Htring. - BesUss·ing niet wettelijlc gemo­tiveer!L. - Is niet wettelijk gemotiveercl, het arrest clat, om een vraag tot vermin­dering van de grondbelasting a:f' te wij­:r.en, rc'kening hondt, bij het bepalen van het bruto-inkomen van een verhunrd vast goed, met het kosteloos beheer door een !lercle, zoncler vast te stelleri dat dit be­heer voortvloeit nit een last die door de verlnmrder wercl opgelegd bij de verlm­ring vnn dit goed. (Grondw., art. 97; sa­mengeschakelcle wetten, nrtt. 5, § 1, en ).3, § 1.)

15 Febrnari 1949. 127

63. - Znken vnn 1·echtst1·eekse belrt8-ti-itgen. - Geen verpUchting voo1· de Tech­te?' rle ·reclenen va.n zijn 1·edenen op te geven. - Indien de rechter de redenen van zijn beslissing moet opgeven, moet hij nochtans de redenen van clie redenen niet nandniclen. (Grnndw., art. 97.)

22 i\'Iaart 194\l. 191

·64. - Znlcen vwn ?'echtstreelcse belas­t-{'ngen. - Ver1Jete1·ing vnn een onjniste anngifte. ~ Bepal'inJJ van de inlcomst(Jn in rlc 11erZrijfs1Jelns#ng belnstbna1·. - Arrest rlat niet toelnnt te on!Lerscheiclen of een gege·ven, !Lett het ctnnneernt, beschouwrZ wm·dt a.ls het 1Jewij s nitmnlcenrZe vnn de ·inlwmsten ofwel, of het n?Test zich be­?'oept op !Le vergelijlcingsproced·ure. - A r­rest n·iet 1oettelijlc ge-rnot-ivee?"rl. - Is niet wettelijk gemotiveerd het arrest dat niet toelaat te onderscheiden of een gegeven, rlat het nanneemt, om cle in de beclrijfsbe­lasting belastbare winsten van een belas­tingplichtige, wiens aangifte onjnist is, te bepnlen, beschonwd worclt als het be­wijs nitmakende van deze inkomsten, of­wel, of het arrest, dit gegeven als niet bewijskrachtig beschouwende, zich be­roept op de procedure door vergelijking met de normale winsten van gelijksoortige belasting·plichtigen. (Grondw., art. 97; wetten betreffende de inkomstenbelastin­gen, smnengeschakelcl de 31 Jnli 1943, artt. 28, al. 1, en 55.)

20 Mnart 1949. 220

HOOFDSTUK V.

IN MILI'l'IEZAKEN.

65. - Militiezalcen. - Hoge miliUe­·rnarZ. - Fnwu tot ontslng vnn de nct-ieve rlienst. - 'l'e lnnt inge!Liencl. - Ove1"macht

588 REGELING VAN RECHTSGEBIEDo

ingeroepen om zulks 'ltit te leggeno - Aan­·vraafl venvmopen zoncler het 1niclclel te be-antwoonlen ajgeleicl tt'it de ovennncht 0 -

Besl-issing n·iet gemotiveerclo - Is niet ge­motiveerd, de beslissing van de lloge mili­tieraacl cUe een aanvraag tot ontslag van de actieve dienst verwerpt om de enige reden dat zij werd gedaan na het verstrij­ken van de wettelijke terrnijn, zonder het micldel te beantwoorden afgeleid uit de overmacht, voortvloeiende uit de zo pas bekomen naturalisatie van de belangheb­bende, welke deze laatste heeft verhin­derd die termijn te eerbiedigeno

17 .Januari 1!J49o 37

ROOFDSTUK VI.

IN ZAKEN VAN EPURATIEo

66. - Etmrnt-ie inzMce b·wrgert,ronwo - Besltdt-1vet van 19 September 19450 -Inschrijving op de lijsto - Verzet door de belnnghebbencleo - Verwerping geste-und OZJ (le tact-reeling tot de Rexbewegingo -Ar1oest dnt de annl vnn die beweging niet a(Lnd1ti(lto - Besliss·ing wettelijlc gemoti­veerdo - Daar de wetgever zelf beslist heeft dat de Rexbeweging een beweging was waarvan het, na 5 .Januari 1941, alge­meen bekend was dat zij de politiek, de propaganda of de plannen van de vijand diende, is het arrest wettelijk gernoti­veerd hetwelk een incchrijving op cle lijst behoudt op grond van de vaststelling van toetreding tot die beweging zonder de aard van derzelve nader te bepaleno (Be­sluit-wet van 19 Septembre 1945, artto 2, 2o, en llo)

9 Mei 19490 304

~EGELING VAN UECHTSGEBIED.

1. - Btraf,::;Mceno - Beschilclcing 'Van de rancllwmer die de venlachte verwijst nnn1· de co1Tectionele 1'echthanlc wegens huisdiefstalo - Vonnis van onbevoeg(llwid gestemul hierop clnt het feU de b-ij arU­lcel 21;0 van het Btratwetboek voorziene m·isclaall tt'itrnaakto - VentieUg,ing van de beschikkingo - Venvijzing naar een Teamer van 'inbeschttlcl'igingstelling 0

Wanneer een beschikking van de raad­Imrner de verdachte heeft verwezen naar de correctionele rechtbank onder de te­lastlegging van huisdiefstal en de correc­tionele rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om reden dat het feit de bij artikel 240 van het Strafwetboek voor­ziene rnisdaad uitrnaakt, ontstaat uit cle tegenstrijcligheid van die beide in kracht van gewijsde gegane beslissingen een negatief geschil van rechtsgebiedo In ge­val nit de stukken van de rechtspleging scllijnt te blijken dat het feit onder de

toepassing valt van de hierboven bedoelde wetsbepaling, vernietigt het Rof van ver­breking, op het verzoek tot regeling van rechtsgebied, de beschikking van de raad­kamer en verwijst het de zaak naar een karner van inbeschuldigingstellingo

10 .ranuari 19490 !}

2. - Besch-iM?ing vnn de rand1camer cUe een pmosoon beticht van misdnncl nan1· de correctionele 1oechtbanlc ve1·wijst, na a.anneming vnn ve1·zachtende omstand·ig­hedeno - Vonnis van onbevoegllheid ra­tione loci. - NegaUef geschil van rechts­gebiedo - Onbevoegllheid ratione loci van de correctionele rechtbanko - Verniet-i­g·inu van de beschiklcingo - Ve1owijzing 'Gan cle zaak naar de bevoegcle kwmer van inbeschttlcligingsteUingo - Wanneer een beschikking van de raaclkamer, na aan­neming van verzachtende ornstandigheden, een persoon van misdaad beticht naar de correctionele rechtbank verwezen heeft en wanneer deze rechtbank zich 1·atione loC'i onbevoegd heeft verklaard, vernietigt het Rof, waarbij de zaak door een verzoek­schrift tot regeling van rechtsgebied aan­hangig werd gernaakt, de beschikking van de raadkamer, indien de correctionele rechtbank, tot kennis derwelke de zaak was gebracht geweest, onbevoegd schijnt en verwijst het de zaak naar de bevoegde kamer van inbeschnldigingstellingo

7 Maart 19490 1G8

3. - Bt1·atrmkeno - GeschU t1tssen de b·u·rgerlijlce en m-ilitaire 1'Cchtsmnchto -Besch-ilclcing van de rancllcnmer clie de znc[l.; aan de onclerzoeks1°echter ontt·relct 0

- Beslissing vcm onbevoegdverklnring van cle 7crij[J81'CU[do - Regaling van 1'echts­flebiedo - M'isdrijven clie tot lle bevoegcl­heid van de mUita'i1·e rechtsmacht schij­nen te beho1°eno - Vernietigi.ng vnn het vonnis van onbevoeudverlclndnuo - Ve·r­-wijz:iny 1wa·r cle kl"ijgsa·uditf31i1" bij een an­dere krijgsrando - vVanneer, nadat een beschikking van de raadkarner de recbts­pleging aan de onderzoeksrechter onttrok­ken heeft omdat de misdrijven tot de be­voegdheid van de militaire rechtsrnacllt behoroen, de krijgsraad een beslissing nm onbevoegdverklaring gewezen heeft, die in kracht van gewijsde gegaan is, vernie­tigt het Hof van verbreking, bij regelingo van rechtsgebiecl, het vonnis van onbe­voegdverklaring, inclien de zaak tot de bevoegdheicl van de militaire rechtsmacht sehijnt te behmoen, en verwijst ze naar de krijgsauditeur bij een andere krijgsraaclo

21 Februari 19490 133

4. - Reuelmatige beschilcking tot ve1°­wijzing nacw de polit-ierechtb(tnk ten ann­zien van een bet-ichteo - Politierechtbnnlc (la(trenboven in lcennis gestelcl met dag­vcta·rdinuen van cle ambtenaar van het

REGEI~ING VAN REOHTSGEBIED. 589

OlJenbaar min·isterie ten laste van zelfde betiohte en van een tweede betiohte. -Da_qvacwding aan de t·weecle betiohte ge­geven u'it hoof(/.e vcm een feU dat tot de bevoegdheid van cle oon·eot-ionele ?·eoht­banlr, be/wort. - Vonnis van onbevoeucl­heicl van cle oorrecUonele ?·eohtbanlc, ~tit­spraalr, doende in hoger beroep, op cle verlrnoohtheid van cle cl?'ie m·isclrijven geste~mcl. - TT entietiging van· het vonnis in zove?· cle ?·echtbank zich onbevoegcl heett ·vm·lclaanl om vctn cle feite~t, ten laste van cle eerste betichte gelegd, lcen­nis te nemen. - TT e·pw·ijzing binnen cleze pe!"lcen naar een nnclere oorreotionele ?·eohtbanlc nitsprnalc cloencle in hooer be­?·oep. - Wamwer, na een regelmatig·e be­scbikking tot verwijzing naar de politie­recbtbank door de raadkamer geveld, en na een dagvaarding van de ambtenaar van het openbaar ministerie ten laste van zelfde beticbte uit boofcle van een ander misdrijf behorende tot de bevoegclbeid van de politierecbtbank, en een dagvaarcling van zelfde magistraat ten laste van een tweede beticbte uit boofde van een mis­drijf beborende tot de bevoegdheicl van de correctionele recbtbank, deze recbt­bank, uitspraak doencle op bet boger be­roep tegen bet vonnis van de politierecht­bank, zicb onbevoegd verklaart voor het gebeel wegens de verknocbtheid welke zij tussen de clrie misdrijven vaststelt, ver­nietigt bet Hof, waarbij een verzoek tot regeling van recbtsgebiecl aanhangig :werd gemaakt, bet vonnis van de correctionele recbtbank in zover cleze zich onbevoegd beeft verklaard om kennis te nemen van de misdrijven ten laste gelegd van de eerste beticbte en verwijst bet de zaak, binnen cleze perk en, na ar een :mdc·rp cor­rectionele recbtbank uitspraak doende in boger beroep.

28 Maart 1949. 204

5. - Geschil tnssen een beschilclcin_q tot verwijz·ing naM cle iJOlitierechtbnnlc en een vonnis vnn onbevoegclverlclaTing. - Onbevoe.qclheicl hie·rop geste?tncl dat cle na.a1· cle politie1·echter verwezen misdrij­ven samenhangencl zijn met een wanbe­cl·rijf clat bij cle cormctionele ?'eohtbanlc act11.hangig, is. - OnrZe1·zoelc cloor het Hot. - Vonnis van onbevoegrZheirZ dat gegroncl schijnt. - Ve·rn·ietiging van de beschilc­king. - Gren.zen. - Om het recbtsgebied te regelen wanneer de correctionele recbt­bank, in boger beroep uitspraak doende, een vonnis van de politierecbter bevestigd beeft, waarbij deze laatste zicb onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van een wanbedrijf door de raadkamer naar de politierecbtbank verwezen en van een in­brenk op de politic van het verkeer, deze misdrijven samenbangend zijnde met een wanbedrijf dat bij de correctionele recbt­bank in eerste aanleg aanhangig is, on-

derzoekt bet Hof of de correctionele recbt­bank regehnatig scbijnt in kennis te zijn gesteld van clit laatste wanbedrijf en of al de misdrijven samenbangend scbijnen; in bevestig·end geval, vernietigt bet de bescbikking van de raadkamer, maar en­kel in zover deze bescbikking de politie­rechter aanduidt als de bevoegde recbter, en verwijst het de aan de politierecbter onderworpen misdrijven naar de correc­tionele recbtbank waarbij bet wanbedri.if reeds aanbang-ig· werd g·emaakt, opdat zij over bet gebeel van de vervolgingen zou uitspraak doen.

25 April 1949. 262

6. - St·raf,'"alcen. - Beschilclcing van cle raarZI,;nmer rZie rZe belclaagde verw-ijst nanr de correoUonele q·echtbanlc wegens misbntilc van ve?·t1·ouwen. - TTonnis van onbevoegrZhe-icl gestmmrZ hie1·op dat het fei.t rZe misrZnncl ~titritnalct voorzien bij a?·­tilcel 240 van het Strafwetboelc. - Geen verzachtenrZe omstanrZ·igherZen aangeclnid in rZe lleschilclcing. - Regeling van ?·echts­gebi.erZ. - TTern·ietig·ing vnn rZe beschilc­lcing. - Verwijzing naar een lcame1· van inbeschnlrZigingstelling. - Wanneer, na verwijzing door de raadkamer van een beldaagde naar de correctionele recht­bank onder de telastlegging van misbruik van vertrouwen (Strafwetb., art. 491), de correctionele recbtbank, bij een in- kracbt van gewijsde gegaan vonnis, zicb onbe­voegd beeft verklaard omclat het feit de misclaad uitmaakt voorzien bij artikel 240, alinea 1, van het Strafwetboek, vernietigt bet Hof van verbreking, op bet verzoek tot regeling van recbtsgebiecl, de beschik­king van de raadkamer indien nit de stuk­ken van de recbtspleging scbijnt te blij­ken dat bet feit onder de toepassing valt van artikel 240, alinea 1, voormeld, en verwijst bet de zaak naar een kamer van inbeschuldigingstelling.

2 Mei 1949. 282

7. - Gesch-il t?issen een besohUclcinu van cont·raventionalisedng en een vonnis van rZe 1Jolitierechtbanlc. - TTonnis van onbevoegrZhe·irZ _qesteunrZ op cle omstanclig­heicl rZnt het misclTijf, clat naar rZe polit-ie­rechtbnnlc we1·rZ verwezen, ve1'7mocht is met een wnnbedrijf rZat aanhangig is bij de correctionele rechtbank. - Nnzicht floor het Hot. - Vonn·is vnn onbevoegrZ­heid (Zat gegronrZ schijnt. - TTernietigin(f van rZe beschUclC'ing. - Perlcen. - Wan­neer de politierechtbank zicb onbevoegd beeft verklaard om kennis te nemen van een door de raadkamer gecontraventiona­liseerd wanbedrijf en van een tot zijn bevoegclbeid beborend misclrijf, om reden dat die beide misdrijven verknocbt zijn met een wanbeclrijf dat aanhangig werd gemaakt bij de correctionele recbtbank,

590 REJK1TINHOF. - SCHIP-SCHEJEJPVAAR'l.'.

zetelend~ in eerste aanleg, onderzoekt het Hof van verbreking, ten einde het rechts­gebied te regelen, 9f de vervolging van rlit wanbedrijf regelmatig schijnt te zijn ingesteld v66r de correctionele rechtbank en of al de misdrijven onderliiig ver­kn<icht zijn; zo ja, vernietigt het Hof de beschikking van de raadkamer, doch en­kel voor zover cUe beschikldng de politie­rechtbank aanwijst als zijnde de bevoegde rechter en verwijst het de aan de politie­rechtbank opgedragen vervolging naar de correctionele rechtbank.

14 Juni 1949. 379

8. - StmfzMcen. - BeschUclc-iny ·van de nuulkcbnter waarbij twee venlachten naa·r fle politie1·echtbanlc werden ve·rzon­den. - Gecont1·aventionaliseerd ·wanbe­drijf en inMeulcen op de lVegcode. -lTerlmwchte m·isdrijven. - Vonnis van on­llevoeydheid omdat een van de ·inbrettlcen op de Wegcode een wanbed1"ijf uitmct(blct flat behoo1·t tot de bevoegdheid vnn de co·rrectionele reohtbanlc. - Ve1·niet-iying -vnn de beschUclcing. - Draagwijdte van de ·vernietiging. - W anneer ingevolge een beschikking van de raadkamer, waarbij een verdachte naar de politierechtbank wonlt verzonden wegens een gecontra­ventionaliseerd wanhedrijf en een tweede. verdachte in verdenking wordt gesteld wegens verknochte inbreuken op de Weg­code, de correctionele rechtbank, zetelende in hoger beroep, zich onbevoegd heeft ver­klaard omdat een van de inbreuken op de Wegcode, bedoeld in de beschikking, een wanbedrijf uitmaakt dat behoort tot de bevoegdheid van de correctionele recllt­bank, zetelende in eerste aanJeg, en dat alle die misdrijven ondeelbaar verknocht zijn, vei'nietigt het Hof van verbreking, rechtdoende op het verzoek tot regeling van rechtsgebied, de beschikking van de raadkamer inclien de vaststellingen van het vonnis van onbevoegdheid juist schij­nen te zijn en verwijst het de zaak naar de raadkamer anders samengesteld ; die vernietiging strekt zich evenwel niet uit tot de beslissing 'die, wat betreft het ge­contraventionaliseerd wanbedrijf, het be­staan van verzachtende omstandigheden aanneemt.

4 .Juli 1949. 436

SCHIP-SCHEEPVAART. 1. - .Zee·verzelceringen. - Besltt# van

3 Maart 1943. - Sohorsing van de tt-itoefe­nin.q van de ·reohtsvordering wegens aban­(lonnement. - Niet van toepas8'ing wan­neer de te·nnijnen voorzien bij alinea 1

s

REKENHOF.

1. - RelcenpUcht-iyen a.wn de ,·echts­macht va.n het Rekenlwf onde1·worpen. -Wet vnn .15 JJiei 1846, artilcel 7, alinea 2. - BepaUng va.n toepassiny onder voo1·­beho·ud van de tdtzonderingen door de wet vom·zien. - De bepaling van arti­kel 7, alinea 2, van de wet van 15 Mei 1846, naar luid waarvan elke agent met de behandeling van aan 's Lands Schat­kist toebehorende penningen gelast, re­kenplichtige wordt door het feit alleen van de afgifte vnn die penningen tegen zijn kwijting en, ·aienvolgens, aan de rechtsmacht van het Rekenhof onderwor­pen wordt overeenkomstig artikel 11 van dezelfde wet, is slechts toepasselijk onder voorbehoud vnn de door de wet voorziene uitzonderingen. ·

17 Maart 1949. 180

2. - Onde'rpostontHtngeres. Han-clelt slechts onder cle vernnttooo1·deUjlcheid van een relcenplicht·if!e. - Heeft zelf de hoeclnnigheid van rekenplicht-ige n·iet. -li'·ict nan rle 1·echtsmacht va1t het Relcenhof onclenvo·rpen. - Een ondenJostontvange­res, zelfs indien zij aan de behandeling van de openbare penningen <leelneemt, heeft, luidens de krncht van wet hebbende bepalingen op het comptnbiliteitstelsel vnn het beheervan posterijen, de hoeda­nigheid van reli:enplichtige niet; zij han­delt onder de verantwoordelijkheid van een rekenplichtige en is, tlienvolgens, zelf niet ann de rechtsmacht van het Reken­hof onderworpen. (Wet van 15 Mei 1846, artt. 7, al. 2, en 55; kon. besl. vnn 10 De­cember 1868 ; algemene instructie van het Beheer der posterijen, titel V, « Algemene Boekhouding JJ, nrtt. 1, 14, 21, 81, 84 en 137, § 2).

17 Maart 1949. 180

3. - Jttrisdict-ie. Draagwijflte. -Het Rekenhof heeft slechts jurisdictie over de nmbtenaren in de maat waarin zij belast zijn met de openbare penningen of dnt zij rekenplichtig zijn tegenover de Schatkist. (Grondw., art. 116; wet van 15 Mei 1846, artt. 7 en ll ; wet van 29 Oc­tober 1846, artt. 5 en 10.)

2 Mei 1949. 280

van art-ilcel 1 van het lJesluit 1·eeds ver­strelcen waren v66r zijn ·inwe-r!cingt1:edin.q. - Schorsing van de rechtsvordering we­gens abandonnement, voorzien bij alinea 2 van artikel 1 van het beslnit van 3 Maart 1943, is slechts het gevolg van de schor­sing der termijnen voorzien bij alinea 1

~--1

SEQUESTER DER GOEDEREN. 59~ I

van die bepaling ; ZlJ 1s niet van toepas­sing wanneer die termijnen verstreken waren v·66r het in werking treclen van het besluit.

20 Januari 1949. 43

2. - Zeevenzelceri11gen. - Nieuwe ·110-lis. - Besl·uit-wet van 27 Ji'eb·r·u.wri 1947, a·rt·ikel_ 4. - !;VetsbepaUng cUe niet van openbaTe orfle is. - Is niet van openbare orcle, het artikel 4 van het besluit-wet van 27 Februari 1947 waarbij zekere lopencle verzekeringspolissen voor koopvaanlij- en vissersvaartuigen worden vervangen door een nieuwe polis.

16 Juni 1949. 397

3. - Binnenscheep·vaart. - KoninlcUjlc beslwit van 27 September 1926 hou.aende ·reglement van cle scheepvaar·t op ae Be­neden-Schelcle. - MarHB·nvr·es voor·geschr·e­ven floor § 3 vcm ar·tilcel 40 van voonnela besluit. - ManmztvTes voo·rgeschr·even 011 geheel ae affleling van de Schelde begr·e­pen t1tssen een grens gelegen op 1 le-ila­meter stroomopwaarts van het zttifteUjk ltiteinfte fleT kactien van Antwerpen en de N eflerlandse gr·ens en niet enkel in fle plaatsen en omsta.nftigheden bedoelfl ·in §§ 1 en 2 van artikel 40 vcm het besl·uit. - De toepassing van § 3 van artikel 40 van het koninklijk besluit van 27 Septem­ber 1926, houdende reglement van de scheepvaart op .de Beneden-Schelde, voor­schrijvend dat wanneer een vaartuig voor stroom vaart en een manceuvre van zwaaien uitvoert, elk zich in de nabij­heid bevindend schip dat voor stroom vaart verplicht is zijn vaart te vermin­deren totdat het vaartuig dat de manceu­vre van zwaaien uitvoert geen beletsel meer is voor het doorvaren, is niet be­perkt tot de smalle waters, bruggen, sluisgeulen of andere plaatsen en omstan­digheden bedoeld in de §§ 1 en 2 van de­zelfde wetsbepaling. (Kon. besl. van 17 September 1926 houdende reglement be­treffende de scheepvaart op de Schelde van af 1 kilometer boven het zuidelijke uiteinde der kaaien van Antwerpen en de Nederlandse grens.)

14 Juli 1949. 476

SEQUESTER DEll GOEDEREN VAN PERSONEN AAN WIE MISDRIJVEN TE<iEN DE UIT­WENDIGE VEILIGHEID VAN DE STAAT WOR.DEN TEN LASTE GELEGD. 1. - Beslltit-wet van .l"t Jamtar-i .1945,

ar·tilcel 10. - Betelcenis va.n fle woorclen « in geval van buitenvervolgstelUng ll. -

De woorden « in geval van buitenvervolg-

stelling ll hebben, in artikel 10 van het besluit-wet van 17 Januari 1945 betref­fende het sequester der goederen van de· personen aan wie misdaden en wanbedrij­ven tegen de uitwendige veiligheid van de Staat worden ten laste gelegd, dezelfde betekenis als in het Wetboek van straf­vordering. Dienvolgens bedoelen zij niet enkel het geval waarin een beschikking van buitenvervolgstelling is tussengeko­men g·esteund op het g·ebrek aan bewij­zen, doch tevens alle cle gevallen waarin een beschikking is tussengekomen ge­steund op een oorzaak van verval van de publieke vordering cUe een einde stelt aan de vervolgingen.

3 l!'ebruari 1949. 93

2. - Besl-nit-wet van 17 Januari 1945, ar·tilcel 10. - Betelcenis van de terrnen « in geval van bltitenver·volg·ingstelling ll. - In artikel 10 van het besluit-wet van 17 Januari 1945, betreffende het sequester der goederen van de personen aan wie misdaden of wanbedrijven tegen de uit­wendige veiligheid van de Staat worden ten laste gelegd, hebben de termen « in geval van buitenvervolgingstelling ll de­zelfcle betekenis als in het Wetboek van strafvordering; zij bedoelen niet enkel het geval waarin een beslissing van bui­tenvervolgingstelling gewezen werd op grond van het gebrek aan bezwaren, maar elk g·eval waarin een beslissing gewezen werd op grond van een oorzaak van ver­val van de publieke vordering, die de ver­volging doet ophouden.

24 Februari 1949. 144

3. - Wettelijlc voon·echt van ae Schat-­lcist. - Betelcening awn de dienst van het seq·uester van het bedrag veTschnlftigcl in ae cli1·ecte belast-ingen. - Inkomsten en Toer·ende goeaeren van de gesequestreerae onbeschilcbaa.r·. - Wanneer de bevoegde· ontvunger aan de Dienst van het Seques­ter het bedrag van de door de geseques-­treerde verschuldigde belastingen heeft betekend, zijn de inkomsten en roerende goederen van de gesequestreercle, waaro:r·· in voorcleel van de Schatkist voor de in­vordering van cle clirecte belastingen, in­teresten en kosten, een wettelijk voor­recht bestaat, onbeschikbaar tot beloop van het bedrag van gezegde belastingen, interesten en kosten. (Wetten betreffencle de inkomstenbelastingen, samengescha-­kelcl de 15 J anuari 1948, art. 71; kon. besl. van 22 September 1937, art. 74.)

23 Juni 1949. 409'

4. - Wanbecl'l'ijf van niet-aang·ifte van ,qoeae-ren. - Bestanddelen. - Het wan­bedrijf vun niet-aangifte van goecleren, toebehorend aun een verdachte van mis­drijven tegen de uitwendige veiligheid v~n, de Staat, bestaat van zoclra degene d1e,.

592 STRAF.

om het even op welke wijze, het bestaan kennende vtin goederen, recl1ten of be­langen, die onder sequester zijn gesteld krachtens het besluit-wet van 17 Januari 1945, nalaat ditbestaan te berichten aan de Dienst van het sequester binnen de be­paaltle tijdruimte; clit wanbedrijf bestaat zelfs indien de beklaagde de zaak niet in zijn bezit heeft gehad. (Besl.-wet van 17 Januari 1945, art. 7.)

27 Juni 1949. 416

STRAP.

1. - B·ijlcornende deciemen. - Wet 'l;(tn 14 Augnstns 19!,7. - Onzelcerheicl nopens de omstwndi,qheicl op Ji;et misclr·ijf wenl gepleegrl v66r of nn het in werlcing t·re­clen •unn die wet. - Toepnssing er van niet gerechtvnnnligcl. - Is niet wettelijk ge­rechtvaardigd, de toepassing 011 een geld­boete van de verhoging met 90 deciem voorzien bij artikel 12 van de wet van 14 Augustus 1947, wanneer de vaststel­lingen van llet vonnis onzeker laten of het misdrijf werd gevleegd vo6r of na 27 Sep­tember 1947, datum van het in werking treden van die wet. (Wet van 24 Juli 1921, art. 2, 1°.)

14 Februari 1949. 113

2. - Vervallenverklaring t:wn het reoht om een voertnig te besttwen. - Liohnme­lijke onbelc1vanmhei.cl van de verrlnohte. - V ervnl dnt geen strnf witmMtlct doch een 11Wa.t1·egel '!jan .openba·re veil·i,qheid. -De vervallenverklaring van het recht om een voertuig te besturen, u'itgesproken we­gens de lichamelijke onbekwaamheid van de verdachte, is een maatregel van open­bare veiligheid.

14 Februari 1949. 118

3. - Samenloop vwn misclaclen. - Ma­teriele samenloop. ,_ Eenrlaarlse srtmen­loop. - In beirle gevallen toepass·ing vnn een enlcele st1·af. - In geval van samen­loop van misdaden, wordt een enkele straf uitgesproken, of het over een materiele samenloop of een eendaadse samenloop gaat. (Strafwetb., artt. 62 en 65.)

7 J\llaart 1949. 164

4. -· O·vertrecl·ing. - Vervnngende ge­vnn[!enisst1-af. - Ten hoogste rlrie dagen. - De vervangende gevangenisstraf, we­gens een overtrecUng uitgesproken, mag drie dagen niet overschrijden. (Strafwet­boek, art. 40.)

14 Maart 1949. 170

5. - Misdaad tegen rle ttUwendiye veili,qheid ·van de Stnat. - Diefstal onder de verzwa.rende omstancligherlen voorzien b·ij het besluit-wet van 13 Mei 1940. -Sarnenlopende nii.sdrijven. - Beide met de

cloollstra.j gestraft. - Verzachtencle 0'/n­stanrl.iuheden. - 'l'oepa.ssi:ng van a1·tUcel 80 vrtn het St1·afwetboelc. - In geval van sa­menloop tussen de misdaad voorzien bij artikel 113 nm het Strafwetboek en een diefstal met Yerzwarende omstandigheden door het besluit-wet yan 13 Mei 1940 met de dood gestraft, is de zwaarste straf deze voorzien door dit beslnit-wet en moet de recllter, llienvolgens, indien hij het be­staan van verzachtende omstandigheden aanneemt, artikel 80 van het Strafwet­boek en niet artikel 81 van zelfde wet­boek toepassen.

28 Maart 1949. 199

'6. - Ferbeu.nlverkla·rinu. Gebrel.; aan 1;aststellin,q van cle door rle wet ver­eiste voorwnnrden. - Ve1'b1·elcing. - Het arrest dat de verbeurdverklaring uit­spreekt, zonder het bestaan vast te stel­len van de voorwaarden waaraan· de wet de toepassing van deze maatregel onder­werpt, laat aan het Hof van verbreking niet toe zijn toezicht nit te oefenen over de wettelijkheid van de veroordeling. (Gronclw., art. 97.)

G April 1949. ~~!l

7. - Dounnen en accijnzen. Een-clnarlse samenloop t:wn m·i.sdrij'!Jen. - 8a­men·uoe[ling van rle geldboeten. - Wan­neer eenzelfde feit verschillende inbreuken op de wetten op de douanen en accijnzen uitmaakt, moeten de voor ell;: misclrijf voorziene geldboeten samengevoegd wor­den. (Strafwetb.; artt. 65 en 100, al. 2.)

6 April 1949. 239

8. - Donanen en accijn.zen. - Een­claadse sa,menloop van rnisdrijven. GeldstJ·affen rUe cle inn·inu van fiscale 1·echten verzelceren. - Sarnenvoeu,in-rJ. -vVanneer, in zaken van douanen en accijn­zen, hetzelfde feit verschillende misdrij­Yen uitmaakt, moeten de geldstraffen, ge­steld om de inning der fiscale rechten te verzekeren, worden samengevoegd; zij 1~1ogen niet worden herleid tot de zwaarste straf. (Strafwetb., artt. 65 en 100, al. 2.)

9 Mei 1949. 307

9. - Verbenrcl·verlclar·ing •ran wapenen en van 11Wnif'ie. - On·wcttig bezU. -Niet verborlen wa,penen. - Bijlcomencle straf. - Toepnssinu van a'rtilcel 42 van het Strafwetboelc. - Geen verbmtnlver­klnrin,q in geval van vrijspraak of van vet·vnl vnn rle tJUblieJ,oe vonlerinu cloo,r verjnriny. - 'Vanneer het niet gaat om verboden wapenen, is de verbeurdverkla­ring, voorzien door de wet op de vervaar­diging van, de handel in en het dragen van wapenen of de handel in munitie, een bijkomende straf, toepasselijk overeen­komstig artikel 42 van het Strafwetboek ; zij kan niet worden uitgesproken in ge-

STRAF. 593

-val van vrijspraak of van verval van de publieke vordering door verjaring. (Wet van 3 J anuari 1933, gewijzigd door de wet van 4 Mei 1936, art. 5, 5°.)

9 Mei 1949. 309

10. - Vervangende gevangenisstmf. -Oo·r·reotionele stt·af. ~ VeTvangende ge­vangenisst'/'af van ten minste aoht dagen. ~ De vervangende gevangenisstraf van een correctionele geldboete, uitgesproken wegens een inbreuk op de Wegcode, is van ten minste acht dagen. (Stl'afwetb., arti­kel 40.)

16 Mei 1949. 321

11. - Verzaohtende omstandigheden. - Ve-roo1·deling tot een st1·at lager dan degene va.stgesteld floor de wet. ·- An·est dat aancluiclt in weUce maat et· t·elcening dient te worden gehouaen met d-e ver­zachtencle omsta,ncligheden. - Het arrest dat, na in het voordeel van de beklaagde verzachtende omstandigheden te hebben aangenomen, een straf uitspreekt die la­ger is dan degene vastgesteld door de wet -voor het vaststaand verklaard misdrijf, duidt daardoor zelf de maat aan waarin de rechter oordeelt dat met die verzach­tencle omstandigheden moet worden re­lrening gehouden.

16 ~fei 1949. 323

12.- Bijlwmencle deoiemen. - FeUen gepleertd v661" '%I Se1Jtember 19.17. - Geld­boete venneenlenl met 90 deoiem .. - On­wettelijlchcid. -- Is onwettelijk, de beslis­sing cUe met 90 deciem een geldboete ver­hoogt welke wordt uitgesproken wegens een misdrijf gepleegd v66r 27 September 1947. (Wet van 14 Augustus 1947, art. 12.)

16 Mei 1949. 336

13. - Besl1tit-wet •van 31 Ja,nua,d 1946 betretJencle de contt·ole van cle 1'eiz'i.get·s in de logementhnizen. - Reglement va-n de gemeente Sm·aing del. 13 Deoembet· 1946. - Gebrelc ann bepnUng die de toepnssing ·van artikel 85 van het Stt·atwetboelc voor­ziet. - Onmogelijlcheicl ve1·zctohtencle om­stancl·igheclen awn te nemen. -- Bij gebrek aan bepaling die de toepassing voorziet van artikel 85 van het Strafwetboek, mag de rechter geen verzachtende omstandig­heden aannemen ten aanzien van inbreu­ken op het besluit-wet van 31 Januari 1946 betreffende de controle van de reizigers in de logementhuizen of op het reglement van lle gemeente Seraing dd. 13 Decem­ber 1946. (Strafwetb., art. 100.)

30 Mei 1949. 3u0

14. - BegritJ. - De straf is een sane­tie welke door de strafwet wordt inge­voerd wegens een misdrijf.

30 Juni 1949. 42-±

YERBR., 1949. - 38

15. - Opcleoiemen. -Wet vwn 14 A·tt­fJ1t.stu.s 1947. - Onzelcerheid omt1·ent het pu.nt te weten ot een misdrijf werd ge­pleegd v66r of na het in wedcing t'/'eden van ,qe:zegae-wet. - Toepassing van deze wet niet gerechtvaardigd. - Is niet wet­telijk gerechtvaardigd, de toepassing op een geldboete van 90 deciem, bij toepas­sing van artikel 12 van de wet van 14 Au­gustus 1947, wanneer de vaststellingen van het arrest onzeker laten of het misdrijf werd gepleegd v66r of na het in werking treden van gezegde wet. (Wet van 24 .Juli 1921, art. 2, 1 o.)

4 .J uli_ 1949. 434

1'6. - Fm··va,-ngencle gevangenisstt·af. - Politiegelclboete. - JJiamim1tm drie cla,­uen. - De vervangencle gevangenisstraf mag, voor een politiegeldboete, de drie dagen niet overschrijden. (Strafwetb., ar­tikel 40.)

4 Juli 1949. 441

1'7. - Fe1·vangende gevangenisstraf. -Oo·rreoUonele geldboete. - Minimum aoht dayen. - Voor een correctionele geldboete is de vervangimde gevangenisstraf ten minste acht dagen. (Strafwetb., artt. 1, 25 ~n 40.)

4 J uli 1949. 442

18. - Do11anen en a,ootj'nzen. Een-claaclse sa-menloop va,n misclTijven. - ,<jn-1/Wnvoeoing van cle geldboeten. - Uit­zondering. -'-- Wanneer een zelfde feit ver­schillende misdrijven tegen de wetten op de douanen en accijnzen uitmaakt, moe­ten de geldboeten voorzien voor elk van die misclrijven worden samengevoegd, be­houdens afwijking voorzien door de wet ; dergelijke afwijking vloeit voort hieruit clat de wetgever een zelfde feit met ver­scllillencle straffen heeft beteugeld naar gelang het wordt gepleegd met of zonder een bijzondere omstandigheid.

22 J uli 1949. 484

19. - Wanbedl"ijf. - Fet·vnngencle ge­vwn,qenisst·rnt. -JJiamirnnm dTie maanden. - De wegens een wanbedrijf uitgesproken vervangende gevangenisstraf mag de drie maanden niet overschrijden. (Strafwetb., artikel 40.)

8 September 1949. 505

20. -- Do1wnen en nocijnzen. Een- , claaclse samenlOOlJ vwn misdrijven. - Sn­·menvoeging van de geldboeten. - Wan­neer een zelfde feit verschillende misdrij­ven tegen de wetten op de douanen en accijnzen uitmaakt, moeten cle geldboeten voorzien voor ieder van die misdrijven worden samengevoegcl, behoudens afwij­Idng voorzien door cle wet. (Strafwetb., artikelen 65 en 100, al, 2.)

8 September 1949. 505

594 TALEN (GF.:i3RUIK DER).

TALEN (GEB!lUIK DER).

1 . - P·rwnse taal. - N ederlwndse taal (GebntUv van de). - Nietigheid van een alcte van 'de 1·eohtspleg·ing. - Late1· op tegenspraalc [!ewezen niet z·wive·r vooTbe-1'eidend ·arrest. - Nietigheid gedelct. -De nietigheicl van een akte van cle. rechts­pleging, wegens schencling van de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken is gedekt door een later op tegenspraak gewezen niet zuiver voorbereidencl arrest. (Wet van 15 Juni 1935, art. 40, al. 2.)

10 Januari 1949. 12

2. - PTanse taal. - N ede·rlandse tanl (GebruUc van de). - Deslcttndig verslag. - Y e·rslag gesteld in een andere tnal dan die van de 1·eohtspleging. - Gelcliglwid. - Yoo1·waa1·den. - Is geldig, het verslag gestelcl in cle Franse taal in een straf­rechtspleging in de Nederlanclse taal wan­neer cle desknndige werd gemachtigd, door het bevel waarbij hij werd aangesteld, de Franse taal te bezigen, dit wegens zijn bijzonclere bevoegdheicl in een speciaal vak en wegens het feit dat hij de Neder­landse taal niet machtig is. (Wet van 15 Juni 1935, art. 33.)

10 Januari 1949. 12

3. - Frnnse taal-Nederlanclse taal (Ge­brttilc van de). - Wet vnn 15 Jtmi 1935. - Nietigheicl. -Later op tegenspraalc ge­·wezen a·rrest vnn veroo1·deling. - Niet'ig­heid gedekt. - De nietigheid voortvloeien­de nit de niet naleving van cle wet van 15 Juni 1935 op het gebrnik der talen in gerechtszaken is gedekt door een later op tegenspraak gewezen arrest van ver-oordeling. '

24 Januari 1949. 50

4: - Franse tanl-Nede1·landse tanl (Ge­brutlc van de). - Stratzalcen. - Nietig­lwia van een prooes-verbanl vctn ae t'e­reohtzitting. - Arrest van vemorfleling op een lntere zitting gewezen. - OtJ te­genstwanlc gewezen arrest. - Nietigheicl geflelct. - Een nietigheid voortvloeiende nit de schending van de wet betreffende het gebrnik der talen in gerechtszaken, in het proces-verbaal van een terechtzit­ting van het hof van beroep begaan, is geclekt door het arrest van veroordeling, flat op tegenspraak op een latere terecht­zitting gewezen werd en dat zelf door geen enkele nietigheid, uit de schencling van dezelfde wet voortvloeiende, is aan­getast. (Wet van 15 .Tuni 1935, art. 40.)

7 l\1:aart 1949. 159

T

5. -· Franse tnctl-Nederlandse tanl (Ge­bntilc van de). - Alcte nietig verlclaara wegens sohend.i:ng van de wet vnn 15 Jtmi 1935. - Stuiting van de. te1·mi4nm1 van reohtspleging. - De stuiting v;m de op straf van verval voorgeschreven termij­nen van rechtspleging, welke voortvloeit uit een akte die, wegens schending van de wet van 15 .Tuni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken nietig werd verklaard, geschiedt op de dag van de be­slissing die de akte nietig verklaart. (Wet van 15 Juni 1935, art. 40, al. 3.)

6 April· 1!!49. 238

·6. - DuUse tnnl (Gebntilc van de). -Reohtspleginu v66r het H of vnn .ve1·1Jre-7cing. - Best•reden beslissing in ae Duitse tctal opgestela. - Recht voo1· het Hot te bevelen ant voo1· het onde1·zoek en het be1·eohten van ae znalc van de Jh·anse (of N ederlandse) taal geb1'uik zal gemaalct tvorden. - Wanneer de bestreden beslis­sing in de Dnitse taal is opgesteld ge­weest, mag het Hof van verbreking beve­len da t tijdens het geding in verbreking voor het onderzoek en het berechten van cle zaak, van de Franse (of van de Ne­derlandse) taal gebruik zal gemaakt wor­den. (\Vet van 15 .Tuni 1935, art. 27.)

l1 April 1949. 251

7. - F1·nnse tnal-Neclerlandse taal (Gee bruilc vnn ae). - NieUgheid van het von­nis en vnn de voom,fgnanfle 1·eohtspleuing. - Op tegenspran/,; ge·wezen en niet zttiver 1-'0orbereiclena nrrest. - Nietigheifl ge­delct. - De nietigheden welke ten aan­zien van de wet van 15 Juni' 1935, het vonnis van de correctionele rechtbank en de voorafgaande rechtspleging kunnen aantasten, zijn gedekt door een later ar­rest dat op tegenspraak is gewezen en niet zniver voorbereiclend is. (Wet van 15 Juni 1935, art. 40.)

2 Mei 1949. 288

8. - Frnnse tnal-Nedednndse tnal (Ge­bntilc van de). - Yonnis opgestela in het Frnns. - Hogm· bemep. - Gebntilc. van cle Franse tactl voo·r cle reohtspleginu in hoge·r beroep en voor het a1'1'est. - Wet~ telijlcheid. ~ Wanneer het door hoger beroep bestreclen vonnis is opgesteld in het Frans, rnoet er van die taal gebrnik worden gernaakt voor de rechtspleging v66r het hof vau beroep en voor het ar­rest. (Wet van 15 .Tnni 1935, art. 24.)

2. Mei 1949. 288

9. - F"mnse taal-Neile'l'lanclse tctal (Ge­bl'nUv utn cle). - KriJgsmad. - Ve1·-

'l'ELEGRAAF EN TELEFOON. -:- UITLEVERING. 595

dachte clie, bij zijn em·ste onderV1·aging doot· .de kr·ijgsaucllteut· omtrent de 7ceus van de taal, de Franse ·taal aanduidt. -l?,echtspleying wettelijlc in het Frans ue· voerd.- Wanneer cle eerste maal dat hem werd gevraagd door de krijgsauditeur in welke taal hij wenste dat de rechtsple­ging zou worden gevoerd, cle verdachte de Franse taal heeft aang·ecluid, wordt cle rechtspleging wettelijk in het Frans ge­voerd v66r de krijgsraad. (Wet van 15 Juni 1935, art. 18.)

30 ]dei 1949. 358

10~ - Franse tetal-Nederlandse taal (Gebmilc van de). - Vonnis vat~ de lwijgsmad opgesteld ·in cle Fran.se taetl. -'­Gebr-u-ilc van cle Ft·anse taal voor· cle ·reohtsplegimg v66-r het militair gm·echts­hof. - Wettelijlcheid. - Wanneer het vonnis van de krijgsraad in het Frans is opgesteld, moet er van die taal gebruik worden gemaakt v66r het militair ge­rechtshof. (Wet van 15 Juni 1935, art. 24.)

30 Mei 1949. 358

11. - Franse taal-N edm·landse taal (Gebruilc V(J;I~ de). - Nietighe·id gedelct door een niet zttilver voorbereiclencle op tegenspraalc gewezen vonnis. - Uitwet'/c­sel oncle·rgesehilct aan. cle wettel'ijlcheid van au vonn·is, - Artikel 40, alinea 2, van ·cle wet van 15 Juni 1935, hetwelk be-

paalt dat elk niet zuiver voorbereidend vonnis dat o];l tegenspraak _werd gewezen, de nietigheid dekt van de voorafgaande akte_n van de rechtspleging, bedoelt een vonnis dat niet op zich zelf nietig is. '

14 Juni 1949. 374

TELEG:RAAF EN TELEFOON.

Zie BELASTINGF;N.

TUSSENKOMST.

StTaf;;;aken.. - Bt~rgerlijlt venvntwoor­clelijke tJartij. - Voot·waanlen tot dag­·vaat·ding vwt. cleze p(J;rtij 1'66r cle eerste t·echtet'. - De burgerlijk verantwoorde­lijke partij kan niet gehouden worden in· de debatten v66r de eerste rechter tussen te komen, wanneer een vonnis reeds hetzij over de ontvankelijkheicl hetzij over een bestancldeel van de publieke vordering uit­spraak geclaan heeft; indien zij · v66r elk· vomiis van deze aarcl, doch wanneer reeds onderzoeksplichten ter terechtzitting ver­vuld werden, gedaagd wordt, heeft zij het recht te VI·agen dat de plichten die haar recht van verdecliging aanbelangen op te­genspraak zouden herbegonnen worden:

7 M:iart 1949. 164

u

UITLEVEIUNG.

1. - Arrest van de ketme·r van ·inbe­seh1tl(z.ig·ingstelU;ng. - Dat een aoo·r de vreemde overheicl ve'l"leena bevel tot aan­houdin_q uitvoerbaar rna.alct. - Vreemcle­ling die voorlopig wm·a aangeho1Hlen.. -Midclel af.qele·iit hien~u aat hij geen mecle­cleling heeft gelct"egen. van het bevel tot nanho1tding b'innen cle termijn van clt·ie ·weken te relil§nen van. de voo'/"lotJige acm­houcling en dat hi:i n·iet wenl ·in vrijlwicl gestelcl. - Micldel zonder .invloea op ae ·wettelijlcheicl vnn het arrest van cle kn­me·r van inbesch·ulcligingstelliny. - De omstandigheid cl:it de in BelgHl, overeen­komstig artikel 5, alinea 1, van cle wet van 15 Maart 1874 op de uitleveringen, voorlopig aangehouden vreemdeling niet in. vrijheicl wercl gesteld na het verstrij­ken van de termijn van drie weken, niet, tegenstaande hij gedurende · die termijn geen mededeling heeft gekregen van het bevel tot aanhouding. ver leeml door de vreemde ·overheid, is zonder invloed op de wettelijkheicl van het arrest van de ka­mer van inbeschulcligingstelling dat na-

clien het door de vreemde overheid ver­leend bevel tot aanhouding uitvoerbaar verklaart. (Wet van 15 Maart 1874, art. 3; wet van 28 Juni 1889, art. 1.)

16 ~1ei 1949. 329

2. - Bese7L'i7clcing vrm cle ·raacllca.me·r. -Die een cloo1· de vreemae ovet·heicl ver­leend bevel tot nanho·ucling. 1titvoerbaa1· maakt. - Vet·schijnci/ng van ae vt·eemde­Ung v66i" ae ·maclkame·f. - Niet voot·zi.en cloor cle wet. - De wet erkent niet aan cle vreemdeling, tegen wie een bevel tot aanhoucling werd verleencl cloor de vreem­de overheicl ten einde uitlevering, het recht . te verschijnen v66r cle· J•aadkamer die moet beslissen of dit bevel in Belgie uitvoerbaar moet worden verklaard. (Wet van 15 Maart 1874, art. 3, al. 2 en 3.)

16 ~1ei ·1949. 329

3. - Bevel tot aanhomlin.g verleencl cloor cle vreemcle overheicl. - Emeqttatur aoor cle · t·aacllcamet·. - Niet afhankeUjlc van het in aoht nemen doo1· cle vreernde overheid van ct·rtikel 8 van rle wet van· 20 Apt·il1874.- De wet van 15 Maart 1874·

596 YALSHEID. - VERANTWOORDEI,IJKHEID.

do.et het exequatur, door de raadkamer, van een bevel tot aanhou{!ing verleend uoor de vreemue overheicl ten eincle uitle· vering, niet afltangen van ue voorwaarcle dat artikel 8 van de wet van 20 April Jl';74

VALSHEID.

1. - Insolwijvlng wegens V(tlslwid. -Ve1·brelcing.- Strafzalcen. - Verzoelc tot insohrijving wegens valsheid tot staving van een middel tot vm·brelcing. - Middel ongegrond in de onderstelling da-t het voo1·gewend feit va.ststona. - Verzoelc on­Q1Hvanlcelijlc. - Is, bij gebrek aan belang, niet ontvankelijk, het verzoek tot ins.chrij­ving wegens valsheid tegen de vermelilin­gen van de beslissingen waartegen de voorziening is gericht en tegen clegene van de ,zittingblauen, wanneer het miduel tot verbreking, tot staving waarvan clit ver­zoek weru i:O:gediend, in de onderstelling dat bet voorgewend felt zon vaststaan, noclt in feite noel! in rechte gegrond is.

10 Jannari 1949. 19

2. - Insolwijvinp van. valsheid. - At·­rest van het tnilitair gereohtshof. - Ver­.zoelc tot insoht'ijving va11 vnlsheid gedaan tot staving van een midrlel vnn ae voot·zie­·ning. - Maalct sleohts een tttssengesohil uit va11 de in dit 1niddel voorgestelde eis tot verbrelcing.- Het verzoek tot inschrij­Ying van valsheid tegen de vermeldingen Yan een arrest van het militair gerechts­hof, ingediend tot staving va:n ee11 micldd van de voorziening, maakt ~lechts een tussengeschil uit van de in het middel voorgestelde eis tot verbreking.

7 Februari 1949. 98

3. - Insoll:rij'ving vwn valsheid. Stratzalcen. - Yerzoek in,qediend tot sta­ving van een middel. - Middel dat, in de onaet·stelling ·aat het felt waarop het ntst en tot bewijs waa1·van de insohrijving vnn valsheicl st1·ekt, slechts aanleiding zozt ge­ven tot een vm·bi'ek·ing aoot· middel vnn inlco1·ting die het bestreden an·est zott herstell;en in de stnat waarin het zioh be­vi:ndt. - Yerzoelc onontvanlceli.jk. - Is niet ontvankelijk, het verzoek tot inschrij­ving van valsheicl tegep de vermeldingen van een arrest van het militair gerechts­hof wanneer het middel tot verbreking, tot staving waa~·an dit verzoek wordt ingediend, slechts aanleiding zou geven, ~ in de onderstelling dat voor vaststaand wordt geho:uden het feit waarop dit mid­del rust en tot bewijs waarvan de illschrij­ving strekt, - tot een verbreking bij mid­del van inkorting die het bestreden arrest

v

betreffende de voorlopige hechtenis we1'tl in acht genomen door de vreemde over­lleid. (Wet van 15 lVIaart 1874, art. 3, ali­nea 2.)

16 ~lei 1949. 329

zou herstellen in de staat warrrin het zich bevindt.

7 Februari 1949. 98

4. - InsohTi.jving van valsheid. Stratzaken. - Voorgewen·d feit gesteu.nd op een lo·tttere bewering. - Geen bewijs no'oh a.anbod van bewijs. - Ye1·zoelG on­ontvankBlijk. - Is niet ontvanlrelijk, het verzoek tot betichting van valsheid ge­steund op .een loutere bewering waarvan geen enkel bewijs wordt voorgebracht noch zelfs voorgestekl.

7 Februari 1949. 99

5. - Valsheia in gesoll:riften. Ge-bTttilc door de vm·vnlseT. - Een en/eel mis­di·ijf. - De valsheid en het gebruik van het vals stuk door de vervalser maken de uitvoering uit van ·een enkel misdadig in­zicht en, dientengevolge, een enkel mis­drijf.

7 lVIaart 1949. 163

6. - Fa.lsheid in ,qesclwiften {fepleeg(l om het nonnnal vm·lceet· van. een au.to­voertt/.ig toe te laten. - Yoert·uig doo1· m-iddel vnn een m.isdt'ijf vm·Jcre{len. -Strafbare valsheid. - De valshekl in ge­schriften, gepleegd om zich een machti­ging te verschaffen, die het normaal ver­keer van een autovoertuig toelaat, dan wanneer dit laatste door de vervalser door micldel van een misdrijf verkregen weru, kan de bestanddelen 1:ertonen van een strafbare valsheid, namelijk het mo­rele element van het misdrijf en de moge­lijkheicl van de schade.

7 Maart 1949. 163

VE:ItANTWOO!tD ELIJKH EID (BUITEN OVE.QEENKOMST ONTSTAAN).

1 . - Bij een ,qeUjrivier gelegen eigen­dom. ~ Dijlc ,qelegen op het eigendom. -Eigenam· niet verplioht de dijk te her­stellen of te beletten dat, bij hoog getijde, (le nabttrige landen ondM u;afe1' komen. -De eigenaar wiens eigendom paalt aan een getijrivier heeft niet, in hoeclanigheid van eigenaar, de verplichting ·de op zijn eigen­dom gelegen dijk te herstellen en, zo-

r:--=-- ---------------

VERAN'.rWOORDELIJKHEID. 597

doende, te beletten dat, bij hoog getijde, de naburig·e landen onder water komen.

6 Januari 11149. 8

. 2. - Ongeval te -wijten aan ae sa-men­loop van versche-iclene to·uten -waarvoo·r ·ve-rschWencle pe·rsonen awnspra-lceUjlc zijn. - Ve·rhouclingen t1tssen clie personen. -Bijdmge in de herstelUn{l van de schade. - In ve·rhoudinrJ met de invloed van ellce tout op het ontstaan van het on{leval. -W anneer een ongeval te wijten is a an de samenloop van verscheidene fouten waar­voor verschiliende personen aansprakelijk zijn, zijn deze personen gel10uden, "in hun onderlinge betrekkingen, bij te dragen tot de herstelling van de schade riaar verhou­ding van de invloed door elkeen van deze fouten op het ontstaan van het ongeval uitgeoefend. (Burg. Wetb., art. 1382.)

31 Maart 1949. 223

.3. -.Heling. - Inbeslagne-ming van ae {leheelde voo·nverpen.- Mogel-ijlee schnde. - De omstandigheid, dat de geheelcle voorwerpen door het gerecht in beslag werden genomen, sluit niet noodzakelijk de mogelijkheid uit van een door de heling veroorzaakte schade.

6 Avril 19-±!-1. 227

4. - Btoo·rnissen t;an de nnb·U'!trschap. - Gronclslct{l van de verant-woordel-ijlc­he·id. - De verplichting, de stoornissen van de nabuurschap te herstellen, heeft artikel.1382 van het Burgerlijk Wetboek als grondslag.

7 April 1949. 242

·s. - Btoornissen ·va•n cle nabuu·rschap. - Btoornissen aan een e-i,qenclom. veroor­zaalct floor op een nnng·renzena e·rt ttitge-1Joercle -wet·ken. - Verant-woorcleUjkhe-icl van de ei{lenanr vnn dit e1·t. - De eige­naar die, bij het uitvoeren of doen uitvoe­ren van werken op zijn erf, verzuimt alle nodige voorzorgen te nemen om te vermij­den dat de naburige eigenaars de bezwa­ren er van zouclen onclergaan, welke de gewone maat van cle verplichtingen van de nabuurschap overtreffen, is tot volledig herstel van de alclus door zijn font veroor­zaakte schade gehouden.

7 April 1949. 242

6. - Stoo·rn-issen van ae na-b·uurschap. - Stoo·rn·issen ann cen e·i{lendo-m veroo1·­zanlct tloor op een anng·renzencl e1·t ttitge-1!0erde -werlcen. - Ve·mnt-woordeUjkheicl ·van de na.nnerne·r vctn ae -werlcen. -Wan­neer een schade, die de gewone maat van de nadelen van de nabuurschap te boven gnat, onwettelijk ann een eigendom ver­oorzaakt werd door werken op een aan­grenzend erf uitgevoerd, kan de verunt­woordelijklleid van de aannemer, clie de

werken voor de eigenaar heeft uitgevoerd, voortvloeien niet enkel nit een bepaalde fout, welke hij in de opvatting of de uit­voering van de werken zou begaan heb­ben, maar ook uit het feit dat hij tot de schending van het eigendomsrecht van de nabuur heeft bijgedragen.

7 April 1949. 242

7. - Toelcenn-ing vwn schadevergoeding -wegens de stojjelijlce schnde voortvloeien­de uit het overlijrlen vnn een Teind. - Be­sl!iss·ing gestettn:a op ae enlcele beschou­-wing aat het kind ·in een zelcet·e maat bijd'l'oeg tot rle fnmil-iale lasten. - On-wet­telijlcheicl. - Uit het enkel feit dat een kind in een zekere maat bijdroeg tot de familiale lasten, blijkt niet noodzakeli jk dat het overlijden van dit kind ann de vader een stoffelijke schacle heeft berok­kend <lie de toekenning van een vergoe­ding rechtvaardigt. (Burg. Wetb., arti­kel1382.)

2 Mei 194!-1. 2!JO

8. - BwrgerUjlce ·verant-woordel'ijlcheid vnn de cvan.stelle1·. - Voor·wanrden. - De voorwaarclen tot burgerlijke verantwoor­delijkheid van de aansteller zijn clat de dader van het schaclelijk feit de hoecla­nigheid van aangestelde heeft en dat dit feit gepleegcl wenl in de uitoefening van de becliening waarvoor hij gebezigd werd. (Burg. Wetb., art. 1384, al. 3.)

15 Juni 1!-149. 394

9. - Burgerli:ike ·t·crant·woordelijlcheid vwn ae nnnstelle1-. - Arrest dnt vnststel.t rlnt de eigennar vcm een moto1·voe·rtttl {I zelf onbelcwaam ·is o1n te st·nren en clie zorg overlant aw1~ zijn zoon. - Gevol{l­trek.kin{l dat de zoon de bestend·ige annge­.~telde vnn de vncle·r ·is voor het stu1·e1~ vnn het voerttt-i{l.- Wettelijlclwid.- De rech­ter over de grond, die vaststelt dat de eigenaar van een motorvoertuig zelf-onbe­kwaam is het te sturen en die zorg over­laat nan zijn zoon, leidt daaruit wettelijk af clat de zoon de bestendige aangestelde van de .vader is voor het sturen van het voertuig. (Burg. Wetb., art. 1384, al. 3.)

15 J uni 1949. 39-±

10. - Bnrgerlijke verant-woordelijlc­heitl van tle nanstelle·r. - Zoon bestenclige awngestelcle vctn zijn vctrle·r voot· het stu-1'en van een voerttti{t. - 1-Vordt vermoecl te 1wnaelen ·in hoeclan-igheid van cwnge-

. stelrle zelfs wanneer hl:i het voe·rtnig be­z·igt om zich na.a·r een voetbnl-lnntch te be­geven. - W anneer de zoo11 de bestendige aangestelde van zijn vader is voor het sttiren van een motorvoertuig, wordt hij, behoudens tegenbewijs, vermoecl te han~ delen in lloeclanigheicl vaiT aangestelde van .de vader, zelfs wanneer hij het voPrc tuig bezigt om zicb m\ar een voetbalmatch

598 VERBREKING ..

te begeven of· er vrienden van terug te brengen. (Burg. Wetb., art. 1384, al. 3.)

15 Juni 1949. 394

11. - V e1;{l,ntwoor·delijkheid van de aa.nsteller. - Gebrelc aan verbanrl tussen de daad van de_ aangestelde en de rlicnst. - Geen ve1·antwoordclijlche·id vatn de aan­steller. - De aansteller is niet verant­woordelijk voor de schade veroorzaakt door zijn aangestelde die, met verlof zijn­de en. momenteel·buiten aile verband van ondergeschiktheid jegens hem, een auto van een derde heeft ontvreemd en met dit voertuig een ongeval heeft veroorzaakt. (Burg . .Wetb., art. 1384.)

20 Juni 1949. 401

12. - St1·atzalce-n. - Bw·gerUjlce vo1'­der·ing.- Fo1tt van de ve1·dachte. - Fo1tt va1v een derde. - Fo~tt rlie cle verrlachte niet ontlast van zijn f3igf3n ve1·a11.twoonze­lijkheid. - De omstandigheid dat de door de burgerlijke partij geleden schade is toe te schrijven, niet enkel aan het misdrijf gepl~egd door de verdachte, maar tevens aan de font van een -clerde, outlast de ver­dachte niet, jegens het slachtoffer, van de gevolgen van zijn eigen font.

27 Juni 1949. 412

VE.QBREKING.

HOOFDSTUK I.- Bevoegdheid.

ROOFDSTUK II. - Uitgestrektheid.

HooFDS~'UK III. - Verwijzing nn verb·re-lcing.

BEVOEGDHEID.

·1. - Bevoegclheid. - B·wrum·lijlce za­ken. - Geb1··uilcelijke zin V£in cle bewoo1'­dingen van een. contract. - Oontrolerecht V(l;n het Hot van vm·b-l'eking. - Ret Rof heeft bevoegdheid om na te gaan of de interpretatie van de rechter over de grond van de woorden van een beding van een contract in overeenstemming is met de ge­bruikelijke zin van die woorden.

20 Jannari 1949. 47

2. - Bevoegdheid. - Btwge1'lijke za­lcen. - Bevoegrlheid van het Hot van ve1'­breking orn de bestreden beslissing te in­te1'1J1'ete1·en. - Ret Rof van verbreking heeft bevoegdheicl om de bestreden beslis­sing te interpreteren.

10 Februari 1949. 105

3. - Bevoegdheid .,;an het Hot. -Stratzrtlcen. - Feitelijlce beschouw·ingen. -· Onbevoegdheid. - Ret Hof mag geen kennis nemen van feitelijke beschouwin-

gen tegen de bestreclen beslissing aange­voerd.

21 Februari 1949. 136

4. - Bevoegdheid. Stratznlcen. -TTerzoelc tot inobservatiestelling. - Onbe­vo·egdheid. - Ret Rof is niet bevoegd om kennis te nemen van een verzoek tot inob­servatiestelling in de psychiatrische afde­ling van een strafinstelling. (VVet van 9 .April 1930, art. 3.)

·25 .April 1949. 267

5. - Bevel van de M·inister V(l;n jtts­titie. - Verdttiste·ring doo1· een grijfier vnn gelden waarvnn TIA.j niet relcenpliohUg was jegens de Schatlcist. - A1Test va·n het . Relcenhot 1t'itsp1·aalc doenrle over de ventntwoonlelijlcheirl vwn rle ff1'ijfier. .,--­Machtsoversclwijfling. - Vernietiging. -Op de vordering van de procurenr-gene­raal, handelend op bevel van de Minister van justitie, vernfetigt het Rof van ver­breking, wegens machtsoverschrijding, het arrest van het Rekenhof dat uitspraak heeft g-edaan over de verantwoordelijk­heid van een grilffier die sommen heeft verduisterd waarvan hij geen rekenplich­tige was tegenover de Schatkist. (Wet van 27 Ventilse jaar VIII, art. 80.)

2 Mei 1949. 280

6. - Bevoegdheirl. - Bescho~twingen vcm fe-ite.lijlce aanl. - Onbevoegdheid. -Ret Rof van verbreking vermag geen ken­nis te nemen van de tegen de bestreclen beslissing ing-eroepen beschouwingen van feitelijke aard.

2 Mei 1949. 284

7. - Bevoegrlheicl. Stratzaken. -Feitelijlce elementen wctat'op het arrest vnn ve1'001'rlelin.!J ste~tnt orn rle iclentiteit te 1·echtva.a1'digen die het toekent awn· de vet·oo-rdeclde. - OntsnnjJpen aan het toe­zicht va11. het Hot van verb1'elcing. - Ont­snappen aan het toezicht van het Hof van ve1'breking, de feitelijke elementen waar­op het arrest van veroordeling steunt om de iclentiteit die het toekent aan de ver­oordeelde te rechtvaardigen.

30 Mei 1949. 359

8. - Bevoegrlheic~. - Freemrle wet. -Jnte1·pretatie cloor de i·eohter over de grand. - Onbevoegrlheirl van het Hof van verbrcldng. - Ret Rof van verbreking heeft niet cle bevoegdheid om de jnistheid na te gaan van de door de rechter over de g-roncl aan een vreemde wet gegeven interpretatie.

4 Juli 19-49. 456

ROOFDSTUK II.

UITGESTRIEKTHEID.

·9. ·- D;·aagwijrlte. - Stmtzakcn.

-,- -----------------------------1_ __ ;;::::::==--=-:::-_::-:_-::_--::_-::_-::_-::_--=---=----=--=---_:=::_-::_:-_ -:._::._- I

VERBREKING. 599

Voot·zlening doo-r de venlachte alleen. -Vet'bt·elcing van de ve·roordeling.- Gevolg ten aanz-ien vnn de b-u·rget·Ujlc vm·antwoo-1'­delijlce prtt·Uj. - Wanneer het vonnis van veroordeling worclt verbroken op de en­kele voorziening van de verclacbte, dan worclt, wegens de verbreking, de beslis­sing zoncler voorwerp waarbij de rechter -over de grond beeft verklaard dat een 'persoon burgerlijk verantwoordelijk is voor die veroordeling.

10 Januari 1949. 17

10. _:_ Drrwgwijdte. - Stmtzalwn. Onontvnnlcel'ijlc hoge·r beroep -door het open.bam· m·lnistet·ie. - Beaelmatig hager beroep tloot· de b~wgerlijlce pat·t-lj. - Geen Jwget· beroe1J door de venlaehte. - V er­brelcinrJ, op tle voot·zienina van de vm·­dachte, van cle ove·r cle publ-ielce vo·rclerPng gewezen. beslissitlfl weaens onontvnnlce­'lijlchehl van het hoaer lJCroep door het openbaa·r ministe·rie. - Strekt z·ich niet uit tot tle ove·1' cle btwgerlijke vot·de·r·ina gewezen beslissing. - vVanneer de over de Dublieke vordering gewezen beslissing· wordt verbroken omdat bet 'boger beroep van het openbaar ministerie ten onrechte ontvankelijk werd verklaard, brengt cle verbreking, zelfs indien zij uitgesproken wordt op de voorziening van de verclachte, de vernietiging niet mecle van d.e heslis­sing welke gewezen werd over de door de burgerlijke partij ingeste1de vordering·.

10 Januari 1949. 17

11. - Dt·cw.a·wijclte. - Burge·rlijke zn­lcen. - Beschilclc·ina die cle eis van de ve·r­h~ttwcler tot hmtt·ve·rbt'ekina ongegrond verlclaart. - Beschilcking clie de bijlco­mencle eis tot schadeloosstelling wegens doo·r cle huu·rdet· aanaeonwhte beschndi­gingen verwerpt. - TTerorelcing van de ee-rste beschilclciny b·rengt verot·eJct:ng tnerle vwn. de tweerle beschilck·in,q. - Wanneer een vonnis twee beschikkingen omvat, de ene waarbij de eis van de verhuurder tot

huurverbreking ongegroncl wordt ver­klaard, en de andere waarbij de bijko­mende eis tot schadeloosstelling wegens door de huurder aangebrachte beschadi­gingen wordt afgewezen, brengt cle ver­breking van de eerste beschikking de ver­breking mede van de tweede.

13 Januari 1949. 28

12. - Dmn[!'Wi,idte. - Btrnfzalcen. V,ao·rzienina rlom· rle venlachte nlleen. Arrest llat vet·Jclnnrt llnt lle vet·oonlelin­.aen teaenstelbnar z-ijn a-an rle Dienst vnn het seq'lte8te·r. - TT et·b1'e7c-ina vnn de ve·r, oonlel-in(!en. - Ge-volg ten cwnzien van. lle Dienst va.n het seqttestet·. - W anneer cle beslissing van veroordeling van cle ver­dachte wordt verbroken op de enke1e voor­ziening van de verdacllte, wordt zonder voorwerp de beslissing- van de rechter

o-i,er de grond waardoor de uitgesproken veroordelingen tegenstelbaar worden ver­klaard aan de Dienst van het sequester.

31 Januari 1949. 85

13. - Dmaawijclte. - St-rnjzalcen. -Voot·ztening lloo-r de venlachte nlleen. -Verot·e]C'itlfl vnn de ve·roonlelingen. - Ge­vola ten cinnzien. vwn de burge·rlijlc verant­woonlelijlce pat'ti.j. - Wanneer de beslis­sing van veroordeling van de verdachte wordt verbroken op de enke1e voorziening van de verdachte, wordt zonder voorwerp, de beslissing van de rechter over de grond waarbij een persoon burgerlijk verant­woordelijk wordt verklaanl voor die ver­oordeling.

31 Januari 1949. 85

14. - D·magwijllte. - Btt·ntzaken. Foorzien·ina lloor cle venlcwhte. - Ym·lJre­lcin f1 vnn lle beslissing over de tmblielce vot·de·l'inf!. - Brenat de ve-rbt'ekin.Q mede vwn de besJ..issing m;er de b·twget·lijlce V01'­

cle-rin[J.- Wanneer, op de voorziening van de verdachte, de beslissing gewezen over de publieke vordering wordt verbroken, brengt die verbreking degene mede van cle beslissing gewezen over de burgerlijke vordering en die llet gevolg is van de eerste.

31 Januari 1949. 85

15. - Drangwijclte. - Stt·atznlcen. Fe·rbrelci:na o-mclat de rechter ovet· cle gt·ond rle toepnssing van lle bijkomencle rleciemen n-iet wettelijlc t·echtvaat,'rligt. -Verb·relcing en vet·-wijzing beperkt tot di.t rleel van lle 1Jesliss·ina .· - Wanneer een vonnis wordt verbroken om de enige re­aen dat de rechter over de grond de toe­passing van bijkomende deciemen op een geldboete niet Wettelijk heeft gerechtvaar­<ligd, zijn cle verbreking en de verwijzing beperkt tot, clit deel van de beslissing.

14 Februari 19-!9. 113

16. - Dmaat.v·ijdte. Ve·rvanaende aevanaenisst1'af het 1.vettelijlc m-amimttm oversclw·ijrlencl.- Ferbrelc·ina tot clit pwnt vnn cle beslissina 1Jeve·r7ct. - De verbre­king, die uitgesproken wordt omdat de eerste rechter een vervangende gevange­nisstraf heeft uitgesproken die het wette­lijk maximum overschrijdt, is beperkt tot cUt punt van de beslissing.

14 :M:aart 1949. 170

17. - Dmnawi:irlte. St·mtzalcen. -Voorz'ieniny te[/en een nrrest van het mili­tnrir ae·rechtshof een onrzet·zoeksmaatreael bevelenrle. - Voo·rz·iening teaen. het arrest vwn 1jeroonlelino. - Ferbreldurt van di.t te(!e·n het fttssenar·rest zonder voot·wet·p. tegen het tussenat·rest zonder voot·wet·p. - vV anneer de betich te zich terzelfdertij c1 tegen een arrest van het militair gerechts-

'600 VERBREKING.

hof heeft voorzien, dat een onderzoeks­maatregel beveelt, en tegen een eind~rrest van veroordeling, wordt de voorz1emng tegen het tussenarrest zonder voorwerp ten gevolge van de verbreking van het eindarrest.

28 Maart 1949. 206

18. - Draag'Wi.jdte. Strajzalcen. -V erbrek·ing van de veroonleUng 'We gens inlrreulc op de 'Wet op de jaeht ~titgespro­lcen. - Brengt de verbrelc·ing mode van. cle geldboete witgesprolcen 'We~ens niet-afgifte van het 'Wapen na deze wbre~tlc. - De verbreking van de veroordeling van de be­tichte wegens inbreuk op de wet op de jacht strekt zich uit tot de veroordeling tot geldboete wegens gebrek aan afgifte van het wapen, door betichte, na deze ilibreuk. (Wet van 28 Februari 1882, arti­k~l 20.)

28 Maart 1949. 207

19. - Draagwijdte. - Onmogelijlcheicl voor het H of zijn toezicht ttit te oefer~.en over de wettelij lcheid van cle vet·oordelmg tot verbe·unlverklar·ing. - VerbrelC'ing be­perlct to-t doze tJeroonleling. - Wam1eer de verbreking uitgesproken wordt omdat het arrest aan het Hof niet toelaat zijn toezicht over de wettelijkheid van de ver­oordeling tot verbeurdverklarfng nit te oefenen, is zij tot dit punt beperkt.

6 April 1949. 229

20. - Dmagwijdte. - St·i·atzalcen. -V erbrelcing van het an·est om, r·eden dat de t~itgesprolcen ver·vangende uevangenis­straf lager is dan flegene bepaalcl door de wet. - VerbTeking beperlct tot flit punt. - W anneer het vonnis van vero.ordeling wordt verbroken om de enkele reden dat de uitgesproken vervangende gevangenis­straf lager is dan degene bepaald door de wet, is de verbreking beperkt tot de ver­oordeling tot de vervangende gevangenis-straf. ·

16 Mei 1949. 321

21. - Dmngwijclte. Stratzalcen. -Voot·zieninu dooT de beklaagde. - Verb·re­lcing van de besehilclcing tot verwijzing van de raadlcamer. - B1·engt de verbre­lcing mede vnn de ·beslissingen van veroot·­fleling gewezen ingevolge de besehilclC'ing tot ver'Wijzing. - De verbreking, op de voorziening door de beklaagde, van de be­schikking van de raadkamer tot verwij­zing naar de correctionele rechtbank brengt de verbreking mede van cle veroor­delingen uitgesproken ingevolge de ver­broken beschikking.

16 Mei 1949. 325

22. - Draagwijdte. Stmtzalcen. -Bijlcomencle deeiemen onwettelijlc toege­past. - Gefleeltelijlce verb1'elcing. -Wan-

neer de verbreking wordt Uitgesproken omdat de geldboete werd vermeerderd met 90 deciem, in plaats van met 60 deciem, slaat zij slechts op clit punt.

16 Mei 1949. 336

23. - Dmagwijdte. St-ratzalcen. -Douanen en aecijnzen. - Onwettelijlce toepnss·ing van een hoofclgevangenisst·raf. - Ve·rbrelc·ing op de voot·ziening door· het openbaar ministerie. - ver·br·eJcing en verwijzing beperlct tot d-it fleel vnn het cUsposit-ief. - vYanneer inzake douanen en accijnzen, op de voorziening van het openbaar ministerie, de verbrcking wordt uitgesproken omdat het arrest onwettelijk de vordering tot veroordeling tot de hoofdgevangeliisstraf heeft verv.allen ver­klaard door amnestie, ·is zij beperkt tot dit deel van het dispositief.

11 Juli 1949. 473

24. - Dmctgwijflte. Vm·vnngende gevangenisstrat cUe het wettelijlc mctmi­muu~ oveTsch1'ijflt. - Vet·brek-ing en ver­wijzing beperkt tot flit deel vnn het .be­sch-ilclcend gecleelte. - Wanncer een ar­rest van veroordeling wordt verbroken omdat de rechter een vervangende gevan­genisstraf heeft uitgesproken die het wet­telijk maximum overschrijdt, zijn de ver­breking en de verwijzing beperkt tot dit deeJ van het beschikkencl gedeelte.

8 September 1949. 505

HOOFDSTUK Ill.

VERWIJZING NA VERBREKING.

25. - Vet·wijzinrt nn ver·brelc-ing. Strnfzalcen. - Arrest van een hot vnn be­roep gewezen op een nanv'l'a.ctg tot he'l'zie­n·inu. - VeTbt'elcing. - Vet·w-ijzing naat· een anfler· hot vnrt beroep. - Wanneer het Hof van verbreking een arrest vernietigt waarbij het hof van beroep een advies uitbrengt over een aanvraag tot herzie­ning, wordt de aanvraag verwezen naar een ander hof van beroep ten einde over te gaan tot een nieuw onderzoek.

3 Januari 1949. 1

26. - TTet·wijz·ing nn ve·rbrelcing. Stmtznken. - Publ·ielce vordering ver-vnl­len bij gebt'elc ann gelflig hager beroep floo·r het openbacw rnin·ister·ie. - Ver·b·re­k·ing zonfle·r veTwijz·ing. - Wanneer de over de publieke vordering gewezen be­slissing wordt verbroken omdat het hoger beroep van het openbaar ministerie ten onrechte ontvankelijk werd verklaard, is er geen aanleiding tot verwijzing.

10 Jannari 1949. 17

27. - TTet''wijzinu na 'Verbrelcing. Vonnis ve·rbt'olcen om de enkele reflen fla.t

VERJARING IN S'J'RAFZAKEN. 601

cle verval!Cnverlclaring ·ran het recht om een voert~tig te best1wen niet wenl ge'lnO­tiveei·cl. - Vei··w·ijzing bepei'lct tot fl·it p·unt. - Wanneer een vonnis wordt ver­broken om de enkele reden dat de verval­lenverklaring van het recllt om een voer­tuig te besturen wegens de lichamelijke onbekwaamlleid 'van de verdachte niet wettelijk is gemotiveerd, is cle verwijzing beperkt tot llet verval van llet recht om een voertuig te besturen.

14 Februari 1949. 11.8

28. - Venvijzing nn verb·relcing. -Relcenhof.- Verbi'Oicen an·est.- ·ve·rwij­zing naa.r een commissie ad hoc van de Knmer van vollcsvC1·tegenwoonligel's. -W anneer het Hof een arrest van llet Re­kenhof verbreekt, verwijst llet de zaak naar een commissie a-<l hoc, in de schoot van de Kamer der volksvertegenwoordi­gers gevormd. (Wet van 29 October 1846, art. 13.)

17 Maart 1949. 180

29. - Venoijziug nu •t:ei·breldug. -Onmogelijkheicl voo1· het Hot z·ijn toezicht nit te oefenen o·ver cle wetteUjkhe·icl 'l}a.n cle ve1·ooi'clel'ing tot verbe~p·flverlclaring. -Verbrelcing van cleze •t:ei'001'rlel-ing. - Ver­·wijzing. - Wanneer de gedeeltelijke ver­breking llierop gesteund is dat het arrest aan llet Hof niet toelaat ~ijn toezicllt over de wettelijklleid van de veroordeling tot verbeurdverklaring nit te oefenen, wordt de verwijzing bevolen.

6 April 1949. 229

-30. - Vei·wijz·ing na vei·b1·e1cing. -Stl'a.fzalcen. - Bw·ge·rlijlce vo1·cler-ing. -Beslissing vei'bi'Oken omclat fle rechter in hoge1· bEWoep };:ennis heett genomen van een b·ui·gerl-ijlce VOi'rle·r·ing waa1·van hij geen. lcennis mooht nemen. - B~trgei'lijlce vonleTing clefinitief gevonnist. - Vei'bi'e­lcing zoncler vei'Wijzing. - Wanneer een beslissing verbroken wordt om reden dat de recllter in hager beroep van een bur­gerlijke vorclering heeft kennis genomen, waarvan bij geen kennis mocllt nemen omdat zij definitief gevonnist was, wordt de verbreking zoncler verwijzing nitge­sproken.

1l April 1949. 251

31. - Venoi.jzin,q nu verbrelc-ing. -Strafzalcen. - V ei'bi'CIC!ing van het an·est voo1· z·ove1· het ee1v ve·rvangencle gevange­nisstntf uitspreelct cl·ie lage1· is clan clegene bepaalll clOOi' cle wet. - Ve·rbi'elcin,q zon­clei· ve·rwijzing. - Wanneer .het vonnis van veroordeling worclt verbroken voor zover het een vervangende gevangenis­straf uitspreekt die lager is dan degene bepaald door de wet, geschiedt de verbre­king zonder verwijzing. ·

16 Mei 1949. 321

32. - Ver·wijzinu na verbrelcing. -St1·atzalcen. - Fe1'bi'elc-ing omllat cle gelcl­boete wenl ve'/'1nee·rllei'll met meer clan 60 cleciem. - Vei'brelcing zonfle1· verwij• zing. - De verbrekilig uitgesproken om' dat de geluboete wercl vermeerdercl met 90 rleciem, in plaats van met 60 deciem, geschiedt zonder verwijzing.

16 Mei 19'1.9. 336

33. - l'eru!'ijzing na verb'/'elcing. -Strafza/.:en. - TTe1·b·relc-in_q van het vonnis omclat cle rechter ·i.n hager beroe1J beschilct heeft ove1· cle pt~bl·ielce voi'clei·ing, clie niet v66r hem was aanhangig gemaalct en wua1·over clefinitief wus gevonnist. - Ver" brelcin[J zoncler ve·rwijzing. - Wanneer een beslissing slechts wordt verbroken voor zover cle recllter in hager beroep be­schikt heeft over de publieke vordering die niet v66r hem_ aanhang·ig was gemaakt en waarover definitief was gevonnist, ge­schieclt de verbreking zoncler verwijzing.

23 Mei 1949. 342

.34. - Ferwijzing na verbrelcinu. -Sti·atzalcen. - TTerb1'eiV'ing van het vonnis ·in zove1· rle rechte·r in hager beToep ·uit­spraa.k heeft gecluan over cle btti'gerl-ijlce 'IJO'i'cle1'ing dan wwnneer cleze niet v66r hem was rJebmaht en clefinitief was gevon­nist. - Ve·rbi'elcing zo-ncle·r verwijzin[J. -Wanneer een beslissing verbroken wordt doch slechts in zover cle rechter in hager beroep uitspraak heef1 gedaan over de bm·gerlijke vordering, dan wanneer cleze niet v66r llem was gebracht en clefinitief was gevonnist, worclt de verbreking uitge­sproken zonder verwijzing.

27 Juni 1949. 418

VER.JAR.ING IN STR.AFZAKEN.

1. - Pu.blieke vonleri1ng ve·rjuanl. -OmstancUgheicl cl·ie cle ·verja1·ing niet mecle-1l1'engt van cle te bek·wctrner t·i.jcl ingestellle lnwgerl·ipce voi'cler-i.ng. - De verjaring van de publieke vorclering wegens een misdrijf, brengt de verjaring niet merle van de te bekwamer tij{l ingestelcle vorde­ring van de burgerlijke partij. (Wet van 30 Maart 1891, art. 1.)

3 Januari 1949. 4

2. - Pttblielce vonle·ring. Schorsing gell~wencle cle aanleg in verbi'eldng. - De verjaring van de vublieke vordering wordt geschorst sedert de verklaring van voor­ziening in verbreking tot aan het arrest dat over cleze voorziening uitspraak cloet.

28 Februari 1949. 150

3.- Stntfzaken.- Publielce voHle·ring. - Wa:nbecl'l'ijf •Jtaai' tle politierechtbanlc ven.vezen en ovei·trecl-in_qen. - Verjar·inu nooazakelijlt:erwijze ve·rwo1·ven na ver-·

G02 VERJARING IN STRAFZAKEN.

&trijlcen van een jaar bij ontste,ntenis van oorzaak tot scho1·sing. - De publieke vor­dering, wegens een naar de IJOlitierecht­bank verwezen w'anbedri.if en wegens overtredingen is noodzakelijkerwijze ver­jaard, wanneer een jaar verloiJen is se­dert de dag waaroiJ de feiten gepleegd werden, indien geen oorzaak tot schorsing van de verjaring kan ingeroeiJ<m worden. (Wet van 17 April1878, artt. 21, 23 en 26.)

, 21 Maart 19-49. 187

4. - Strafz((,ken. - P'ttbl'ieke ·Do1·de1·Ing ve1"j((,((,'Nl. - OmstanrUghe'itt clie de 'Verja-1"ing niet medeb-rengt vnn de te bekwnmeT tijd ·ingestelde buTgeTlijlce vo1·dering. -De verjaring van de publieke vordering volgende uit een misdrijf brengt deze niet melle van de te bekwamer tijd ingestelde burgerlijke vordering. (Wet van 30 lVIaart 1891, art. 1.)

21 Maart 1949. 187

5. - Stmtznken. - Vervoer. - T'erja­ring van een jnwr. - De vorderingen die volgen uit een inbreuk op de wet en de verordeningen betreffende de politie op het vervoer verjaren na verloop van een jaar te rekenen van de dag af waarop het misdrijf gepleegcl werd. (Wet van 1 Au­gustus 1899, art. 7.)

21 Maart 1949. 188

6. - Strctfznken. - Onclerzoelc te·r zU­tvng geilctctn. ~ Stu#i:ngsctlcte. - Het on­derzoek ter zitting gedaan maakt een stui­tingsakte van de verjaring uit. (Wet van 17 April 1878, artt. '21 en 26.)

21 Maart 1949. 188

7. - P~~blielce vonlm·i·ng. - Beslwit-·wet vctn 29 AprU 1943. _ 8elwrsing vnn de vm·jcwing. - Te 1·e1cenen van de •inwe1·­kingt1·ecling ctf vwn dit besl·wit'-wet. - Het besluit-wet van 29 April 1943 schorst niet met terugwerkencle kracht de verjaring van de publieke vordering· ten aanzien van de misdrijven becloeld in zijn arti­kel 1; de schorsing van de publieke vorde­ring, begint slechts te rekenen van de in­werkingtrecling af van dit besluit-wet.

iG Mei 194!1. 323

8. - Pt~blielce vonlering. - A·r·rest vnn vet·oonleling. - V.astst'ellingen 'IHtn het a·r­rest noch alcten vnn de ·rechtspleging die toelaten na te gaan of de p1~blieke v01'de­ring al clwn niet verjaanl is. - Verbre­lcing. - Wanneer noch de vaststellingen van het arrest noch de akten van de rechts­pleging, waarop het Hof van verbreking vermag acht te slaan, toelaten na te gaan of de publieke vordering al dan niet ver­jaard was, verbreekt het Hof het arrest van veroordeling.

16 Mei 194!1. 32-!

9. - B·urge·rUjlce vonlering ingesteld v661· de verjwring vnn cle tJubUelce vo1·de-1"inu .. - A1·rest dat de 7Jm·ge·rlijke vorde-1"ing verwet·pt. - A1'1·est flat onzetcer laat of de 1'eehte1· de vonlering ctfwijst omdat ze ongegroncl is otwel ver,iaanl is. - Be­slissing onwetteUjlc. - Is niet wettelijk gemotiveerd, het arrest dat .de vordering van de burgerlijke partij, ingesteld v66r de. verjaring van de publieke vordering, afwijst en onzeker laat of het de burger­lijke vordering beschouwd heeft als zijnde ongegrond of als zijnde verjaard.

-14 Juni 1!149. 377

10. - Doua1l·en en acaijnzen. - Do01· de a·genten vnn het beheer 1·egelmatig op- . genwalct proces-verbanl. - Stuiting van de ve1·ja1·i·ng. ~ Inzake misdrijven tegen de wetten op de clouanen en accijnzen is het proces-verbaal, dat reg-elmatig werd opgemaakt door de agenten van het be­heer, een daad die de verjaring van de publieke vordering stuit.

14 J uni 194!1. 381

-11. - JJ:fisclri.jf te{len rle ·wette·n op de do,ua·nen en aceijnzen. - Ve·ro01·deling tot ve1·lJe~t'l"d1;erlclarhzg van de s-mokkelgoecle­ren of tot betaling van h'ltn waarde. -Onwetteli,ilche'icl. - Wanneer de publieke vordering-, ontstaan uit een misdrijf tegen de wetten op de douanen en accijnzen, vervallen wordt verklaurd door verjaring, kunnen de verbeurdverklaring van de smokkelgoederen of de veroordeling van de verclachte tot betaling van de waurde van de niet-vertoonde goecleren, niet wor­den uitgesproken.

20 Juni 1949. 404

12. - P·ztblielce vo·rdering. - Geeontnt­ventionnliseenl wnnberlrijf. - Is, bij ge­bTelc aan groncl tot sehoTsing, VC1"jcta1·d een jaa1· na. het tJle!le·n van het 1nisd·rijf. - De publieke vordering, ontstaan uit een geeontraventionaliseerd wanbedrijf, is verjaard ten laatste een jaar na het ple­gen van het misdrijf indien er geen grond tot schorsing bestaat. (Wet van 17 April 1878, artt. 23 en 26.)

4 J:uli 1!149. 441

1.3. - Jl1·isclrijf tegen cle ·wetten OtJ de rlo,uanen en acoijnzen. - P·ztblieke V01'de­'l"ing verjaanl. - Femonleling tot cle ver­bennlver7cla1·ing vwn de smolckel!loecleren. - F eroonlez.ing tot de betal'ing van de wa.anle van clie goecle·ren. - Onwetteli,ilc­heid. - vVanneer de publieke vordering, ontstaan uit een misdrijf tegen de wetten op de douanen en accijuzen, verjaard is, kunnen de verbeurdverklaring van de smokkelgoederen of de veroordeling van de venlachte tot betaling van de waarde van die niet vertoonde goederen, niet .wor­den uitgesproken ..

22 Juli 1949. 485

:VERKEER. 603

14. - Stttitingsdaad. ~ Wanbed1'ijf. -Yonle·ringen.· van cle 111'ocurmw des K o­·nings st1·elclcena tot het ondm·horen van ,ile .ve1·dachte en tot het nagaan van zijn ve·r7cla1'ing. - Vo1·dePingen uitgelolct do01· .de. venlachte. - Onclm·:<:oelcsven·ichtingen clie cle verjaring stu.i.ten. - Zijn onder­zoeksverrichtingen, welke de verjaring van de publieke vordering, ontstaan uit een wanbedrijf, kunnen stuiten, de vorde­riJigen van de procureur des Konings strekkend tot het onderhoren van de ver­{[achte en tot het nagaan van zijn verkla­ring, zelfs indien zij werden uitgelokt {[oor de verdachte.

8 September 1949. 508

VERKEER.

1. - Wijziging van 1"ich#ng van het 1!0e1·tuig. WWJTschwwingstelcen. lJ!laat·regel van algem.ene onle; onathanlce­Hjlc van cle lcwesties van ve1·Jcee·rsvoo·r­mng. - De verplichting voor de bestuur­der van een voertuig, die zijn richting wil wijzigen, door een teken kennis er van te geven aan de andere weggebrui­kers, is een maatregel van algemene orde die is opgelegd welke ook de rechten en de verplichtingen mogen wezen clie wette­lijk voor de gebruikers uit hun respec­tieve standeU: voortvloeien. (Kon. besl. ·van 1 Februari 1934, art. 96.)

17 Januari 1949. 36

2. - Ver·vallenverlclarinr! van het 1·echt een voertttig te st1wen. - Vennelcling 011 cle eenzelvig,heiclslcaa.rt of op een ancle·re kaart cloor cle re,qeri'llff ctf te leve1·en. -Voorzien bij a1·tilcel 2 van cle wet van .1 Attgustus 1924. - Artikel 2 van de wet van 1 Augustus 1924 voorziet dat, wan­neer een vonnis de vervallenverklaring 11itspreekt van het recht een voertuig te sturen, melding van het vo1mis en van de duur van de vervallenverklaring zal wor­den gemaakt op de eenzelvigheidskaart ing·esteld bij het koninklijk besluit van tl Februari 1919 of op een kaart af te le­veren in de· voorwaarden clie door de regering zullen worden vastgesteld.

24 Januari 1949. 58

3. - Kntisen en voorsteken V(l,n in be­weg,inu zi.jncle voert·u.iuen 011 1'(1,ils. - Ve1·­plicht'ing om, behou.clens onmogelijlche·icl, cle ·rechterzijcle V(l,n ae 1"ijweg te volrwn. - Rechte·rzijcle va.n de 1'ijweg waaro11 een spoo1·weg loopt, niet (l,a.ngelegcl 011 een bijzondere beclcling en W(l,a1'01J zich geen enlcel voertuig op ·rails bevinclt. - Orn­standi(fheicl wellce geen verbod mecle-1J1·en,qt aat gf!cleelte V(l,n de rijweg te ge­bntilcen. ·- De weggebruiker die een in beweging zijncle yoertuig op rails kruist

of voorsteekt · moet, behoudens onmoge­lijkheid voortvloe'iencl uit de engheid of de belemmering van de doorgang, de rechterzijde van cle rijweg volgen, zelfs indien op dat gedeelte van de weg een spoorlijn loopt, zo cleze niet is aangelegd op een bijzondere bedding en niet is inge­nomen door een rijdend of stilstaand voertuig op rails. (Kon. besl. van 1 Fe­bruari 1934, art. 37; kon. besl. van 27 Ja­nuar'i 1931, art. 12.)

31 Januari 1949. 79

4. - Kntisen en voo1·stelcen van ~>061'­tuigen op rails. - ATtilcelen 38 en 39 van het lcon·inlcz.ij lc besl·!!it v(l,n 1 Ji'ebl'uar·i 193.f. - Bepalingen clie h.et geval bedoe­len van stilst(l,ande vom·tttigen- De.arti­kelen 38 en 39 van het koninklijk besluit van 1 Februari 1934 bedoelen en:kel het kruisen en het voorsteken van stilstaancle :voertuigen op rails· aan hun stilstand-11laats.

31 Januari 1949. 81

5. - W eg clie niet venlwr lo011t dan de a(l,nslniting. - Arrest fl(l,t besUst clat een weg derg.elijlc 7centelcen vertoont, zich fl(l,a1'1Jij •stewne1u:t op vaststellingen die ovet·eenstemmen met het wettelijlc be­U1"i1J. - Wettelijlcheid. - De rechter over de groncl beslist wettelijk dat een open­bare 'weg niet vercler loopt dan zijn aan­sluiting met een andere weg, wanneer bij daartoe elementen van feitelijke aard in­roept clie overeenstemmen met het begrip gehulcligd door het Algemeen Reglement .OD de verkeerspolitie. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, art. 51.)

31 Januari 1949. 83

6. - Fm·Tcee1·svoorranu. - An·est fl(l,t vaststelt dat de weg n·iet venle1· loopt d(l,n ·de actnsluUinrf•· - Redenen van het arrest clie impliciet vaststellen cla.t cle anclere 'Weg niet sec1mcla·i1' is. - Ve1'7ceers·vom·­nvng in voo1;cleel van cle weggebru.ilcer clie 011 de l(l,(l,tstbecloelde weg, 1'ijclt. ~ Wette­lijli;lwid. - Wanneer, om over de ver­keersvoorrang te oordelen, cle rechter verklaart dat, in het beslechte geval, die vraag moet worden geregeld bij toepas­sing van artikel 51 van het koninklijk besliiit van 1 Februari · 1934 en dat zij afhangt van het punt te weten of de weg gevolgcl door de verdachte verder loopt clan zijn aansluiting met degene gevolgd door een andere weggebruiker,. stelt hij alclus implic'iet vast clat die laatste weg de kentekenen niet vertoont van een se­cundaire weg.

31 Januari 1949. 83

7. - Verplicht-ing voo·r de gebntilcm· V(l,n cle secmtd(l,i'l'e weg cle doorgang vrif te la ten voo1· cle g,ebntilce1· van cle · hoofcl-

604 VERKEER.

weg. - Jnb1'e1tk cloo·r aeze lnatste op arti­lcel 29, 4°, vnn het Jconinlclijlc besl-ltit vnn 1 Febnuwi 1934. - Inbre1tlc cl·ie clegene van de eerstbecloelde gebntike·r niet u·it­sl'ltU. - De weggebruiker van een secun­daire weg, die een hoofdweg oprijdt, is verplicht de dom·gang vrij te laten voor de gebruiker van de hoofdweg; de ver­-keersvoorrang van die laatste weggebrui­ker is niet afhankelijk van de voor­waarde dat hij zelf 'niet in overtreding zou wezen met artikel 29, 4°, van de Weg­code. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, art. 54.)

14 Februarl 1!J49. 124

8. - Wegsplitsing, annsW-iting ·of knti­sing. - TVeggebruilce·r die rechts 1t-it een -weg lwrnt die noah onder de hoofclwegen noch oncler de seowulni1·e weuen gerang­schilct !V01"dt. - Ande1·e weggebnt'ilcer over een hoofdweg, 1'·ifdend. - Toestand niet ·uitdrulclceUjlc voorz·ien door het regle­ment op de verlcee1·spolitie. - Geen ver­pUcht·ing voo·r de eerste voorzorgsrnactt­regelen te tretten 01ndat hij een hoofd­wtu nnclert. - Wanneer, bij een weg­splitsing, aansluiting of krnising, een weggebruiker rechts nit een weg komt welke de reglementaire bepalingen noch onder de hoofdwegen noch onder de se­cundaire wegen rangschikken, terwijl een under weggebruiker over een hoofdweg rijdt - toestand niet uitdrukkelijk door het reglement op de verkeerspol'itie voor­zien -, is het ·aan de eerste niet voorge­schreven voorzorgsmaatregelen te treffen om reden dat hij een hoofdweg naclert. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, art,. 55.)

11. April1949. 252

9. Weggebntilcer die l'inlcs wil dranien. --,- De weg afsnijdena van een wegg,ebnt-ilcer d·ie zijn weg vooTtzet. -Tweerle weggebntilcer rl·ie doo1· rle ee·rste niet leon gez·ien worrlen. - Geen inb1·eu1c op cwtilcel 57, 2°, van de Wegcode. - In­clien de weggebruiker, die links wil draaien, de weg van de weggebruiker die zijn weg vervt,tlgt niet mag afsnijden, on­verminderd de toepassing van artikel 31, 2°, van -de Wegcode, pleegt hij nochtans slechts inbreuk op artikel 57, 2°, van ge­zegde code indien de weggebruiker, van wie hij de weg afsnijdt, voor hem zicht­baar was.

25 April 1949. 268

10. - Bnrge1·Ujlce vonle·ring gestemul op ee·1t inb1'e'ltlc op ct1"t-ilcel 54 vnn de Weu­cocle. - Oonclns·ies vnn de b·twgei·lijlce pnrt'ij bewe·rend clat de doo1· de belclnagde gevolgcle weg semtnclai·r was en, cl·ienvol­fJ,ens, a1·tilcel 54 vnn cle Wegcocle rnoest worclen i·n ncht genomen. - Beslissing die de burgerlijlce vorcler·ing afwijst. -

Orn cle en kele ·reclen clnt de in b1'etik op n1·tilcel 54 niet bewezen is. ~ Beslissing onwettel.ijlc. - Is, wegens de dubbelzin­nigheid van zijn motieven, onwettelijk, het vonnis dat een eerste bestuurder van een voertuig aileen verantwoordelijk Yel'· klaart voor de schade veroorzaakt door een aanrijding van voertuigen om de enkele reden dat de inbreuk op artikel 54 van de Wegcode, ten laste gelegd van de tweede bestuurder, niet is bewezen, dan wanneer de eerste bestuurder, burgerlijke partij, in regelmatige conclusies staande llield dat de weg, waarop cle tweede be­stuurcler reed, een secundaire weg was en dat, clienvolgens, de gebruiker er van zich moest geclragen naar de voorschrif­ten van het vom·meld artikel 54.

25 April 1949. · 270

11. - K oninlclij 7c besl:u-it van 1 F'e­bnta.ri 1934, a1·tUwl 4.9. - Niet vnn toe­passing op best·uttrdeTs van voeTtttigen 011 -mils. - Artikel 42 van het koninkl'ljk be­sluit van 1 Februari 1934 is niet van toe­passing op de bestuurders van voertuigen op. rails die de openbare wegen gebruiken kraclltens bijzondere toelatingen of ver­gunningsakten. (Kon.. besl. van 1 Febrn­ari 1934, art. 2, ·§ 4.)

12 lVlei 1949. 312

12. - Kntising van openbn1·e wege·n. - Elk van d·ie openbct1'e -wegen voo1·zien va·11 het wanrsch!twingstel.;en met omge­lceerde clriehoek. Verlcee1·svoo1Tan.r1 voo·r de weggeMtt'ilcer d·ie vnn Techts lcornt. - Wanneer elk van de openbare wegen, die elkaar kruisen, voorzien is van het waarschuwingsteken nr 7 van ta­bel I gehecht aan de Wegcode (omge­keercle gelijkzlijdi,ge driehoek), behoort de verkeersvoorrang aan de weggebrui­ker die van rechts komt. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, artt. 51, 4°, 55 en 131, § 4.)

16 lVlei 1940. 317

13. - Bestmtnler d·ie links wil afslaan bii het nalleren vctn een lcntis·ing. - VeT­p~icht zoveel rnogelijlc nna·r linlcs ttit te w·ijlcen. - Zoncle·r het veTlceer te hinde­·ren dat ·uit cle tegenove1·gestelcle riGhting lcomt. - Drna.gwijclte vnn clit laatste voo1·sclwift. - In artikel 31, 2°, van de

· Wegcode, naar luid waarvan blj bet na­deren v.an een kruising van openbare wegen, de bestuurder die naar links wil afslaan, zoveel mogelijk nnar links moet uitwijken « zonder evenwel )let verkeer te hinderen dat uit de tegenovergestelde richting komt >>, heeft clit laatste voor­schrift niet tot voorwerp aan de bestuur­der te verbieden de middellijn van de rij­weg te overschrljden, d. i. het li_nker ge­deelte van die weg in te nemen; het be-

--=.__-:--:-_:=o:_:_-_:_-_r r:=--==-=--=-=~--=~--'

VERKEER. 605

tekent dat de 'weggebruiker : 1° indien de toestand der plaatsen hem de zeker­heid geeft dat geen voertuig uit de tegen­overgestelde richting komt, -zoveel moge­lijk ·naar links moet uitwijken, voor zo­ver de zwenking clie hij wil uitvderen !het toelaat; 2° ind'ien hij die zekerheid niet hebben kan, de dom·gang moet vrij­laten voor een normaal voertuig en zelfs een breclere doorgang indien het verkeer van de voertuigen {lie hij ziet zulks ver­eist. (Kon. besl. van 1 Februari 1!}34, art. 31; besl. van de Reg. van 18 October ~94.6, art. 3.)

16 lVlei 194!}. 326

14. - Best-nnrder cUe z'ijn dch#ng wi! -wij.'i!'igen. - l'erpl'icht z~tllcs doM een te­Jam Jcenbaa1· te m.alcen aan de andere wey­gebJ·uilvers. - 1l' egyeb·J·u·ilce1· wellce die best~t·1wcle1· 'IIOl.yt en geen aanrijding heeft 1cnnnen ve1·m.ijden b·ij het voorste!cen. -Omstand·ig,heicl die op zich zelf niet be­·:wijst dat cle eerste bestmwclm· n·iet tijdig het voo1·geschreven telcen heeft gegeven. ~ De · omstancligheid dat de gebru'iker van de openbare weg, die een bestuurder volgt die zijn richting wijzigt, geen aan­rijding heeft kunnen vermijden door een beweging van voorsteken uit te voeren, bewijst niet op zicll zelf dat de eerste be­stuurder niet te gepasten tijde het door artikel 96, 1 o, van de Wegcode voorge­schreven teken lweft gegeven.

16 lVIe'i 19-4!}. 327

15. - Teken voorzien 'door de Wag­code. - Geplaatst op een hooyte die min­de'!' is dan de voorgeschreven hoogte. -'l'elcen dat genutlckel-ijk z·ichtbaar is. -De ve·rplichtiny die het aandu.idt m.oct wonlen nagelcomen. - l\foet worden na­gekomen, de verplichting aangewezen door een teken dat de vorm, de afmetin­gen en de kleuren heeft, alsmede de beelden en opschriften druagt die voor­zien zijn door de W egcode, maar dat op de openbare weg is geplaatst Ol) een hoogte die m'in{ler is dan degene bepaald door artikel 136, 1 o, van zelfde code, in­dien het aldus geplaatst teken gemakke­lijk zichtbaar is voor de gebruiker van de openbare weg. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, artt.. 135 en 136, 1 o ; besl. van de Reg. van 16 October 1947, art. 6.)

16 Mei 194!}. 330

16. ~ Weggebntilce1· die in een bocht ite 'ltiterste 1'echte1"Zijde van de djweg niet ho~tdt. ~ Ove1·macht. - l'aststelling, door de rechte1· over fle g1·ond flat de weggebrttilce1·s ve1·plicht zijn te 1·ijden op een metm· van- de boonl van de wey. -Vaststelling- van de ove·rmacht. - Stelt vast dat de weggebruiker van een open­bare weg verhinderd is geweest door over-

maeht in een boeht de uiterste rechter­zijde van de rijweg te houden; het arrest dat erop wijst dat, ingevolge de plaatse­lijke toestand en de toestand van de weg, de gebruikers er van verplicht, zijn te rijden op een meter van de boord van de weg. (Kon. besl. van 1 Februari 1!}34, art. 2!J, 3o.)

16 lVIei 19--!9. 332

17. - Samentreffe-n van wegen van {JC­l'ijlce be~a.ng1·ij/cheid. ~ l'er7cee1·svooor­'ra.ng, op ya.ns de breedte van de weg, ver­schnldi{ld aan (le wegyebruikM die van rechts komt. - Pleegt een inbreuk op artikel 55 van de Wegeode, de wegge­bruiker die, bij samentreffen van wegen van gelijke belangrijkheid, de doorgang niet vrij laat, op guns de breedte van de weg, uan de andere weggebruiker die, bij het naderen van een splitsing, . aanslui­tlng of kruising, van rechts komt; hij mag niet inroepen, als omstandigheid die de inbreuk wegneemt, het feit dat de an­dere weggebruiker de rechterkant van de weg niet heeft gehouden. (Kon. besl. van 1 Februari 1934, art. 55.)

23 lVIei 1!}4!}. . 344

18. - K·misiny In een bebottwde lwm van twee hoofclwegan met pelij}ce belang-1'ij7che-id. - Foon·a.ny q;oo1· de weggebnt.i-7ce1' die van Techts lcomt. - Een ringlaan met twee rljwegen en een weg waarop een spoorweg loopt en, aan de andere kant, de radiale weg Brussel-Bergen met een rijweg waarlangs een spoorweg loopt en twee zijwegen, zijn, wanneer zij zich in een bebouwde kom bevinden, hoofd­wegen van gelijke belangrijkheid en de verkeersvoorrang behoort aan de wegge­bruiker die van rechts komt. (Wegcode, ar_tt. 52 en 55 [besl. van de Regent van 16 October 1947, artt. 3 en 4] .)

30 Mei 1M!t. 354

1·9. - Openbare we_q met meer dan een hoofdweg in de bebOU11Hie lcom.men. -Ve1·l·iest dit lca1·alcte1· aan de _aansl.nit'ing, na (lewellce hij niet verder /.oozJt. - Door een anflet·e weggebntilcer yevolgrle wey clie oolc niet ve1·de1· loopt clan de aan­slnit-inrJ. ~ Voorrang voo1· fle weyyebnt:i­lcer die van 1·echts lcomt. - De openbare weg niet meer dan een rijweg, die in de bebouwde kommen wordt beschouwd als hoofdweg, verliest dit karakter aan de uansluiting, na dewelke hij niet verder loopt, zelfs indien de door een andere V)"eg­gebruiker gevolgcle weg evenm:ln verder loopt dan de aansluiting ; de verkeers­voorrang behoort aan hem die van rechts komt. (W egcode, artt. 51, 52 en 55 [be­sluit van de Regent 'can 16 October 1!}47, urtt. 3 en 4] .)

30.Mei 1!}4!}. 355

606 VERKIEZINGEN.- VERKOOP.

20. - Voorsteken van een stustaand ,qenisstntf wegens m·isd1·-ijf voorzien b'ij voe·rt1tig, - OnoveTzichteUjlce bocht. - . hoofdst1tk II, tUel I, boell; II, van het · Tloo!·stelcen i1v abnoTm.al.e omstandighe- , St1·afwetboelc, gepleegd in oorlogstijd. -den. - De rechter, die beslist dat het 'Intl'eklcing. - Artikel 7, 2°, van het Kies­voorstekeil van een stilstaand voertuig ' wetboek, voor zoveel het de tijdelijke in een onoverzichtelijke bocht « een voor- schorsing bedoelt van de rechten ·om te steken in normale omstandlgheden uit- · ' kiezen of om verkozen te worden, van de maakt ll, schendt artikelen 64, 10°, ·en 36, 1

. personen veroordeeld tot een correctionele 3°, van de Wegcode. (Kon. besl. van 1 .Fe- 'gevangenisstraf wegens een misdrijf bruari 1!J34.) voorzien bij hoofdstuk II, titel I, boek II,

14 Juni 1949. 377 van het Strafwetboek, gepleegd in tijd

21. - TT oo1·steken vctn een st-ilstaancl voert·uig . . - VoorwaaTden. - De om­standigheid dat voor een. !lestuurder, die een stilstaand voertuig voorsteekt, een ander voertuig niet op dit ogenblik zicht­baar is, bewijst niet dat die bestuurder de door artlkel 35 van de Wegcode voor­geschreven voorzorgsmaatregelen heeft genomen. (Kon. besi. van 1 Februari 1934.)

14 J uni 1949.. 377

22. ~ Openbctre weg wact·rop twee spoo1·Ujnen lopen. - Vertaklcing zondm· onafhanlcelijlc bestaan-. - Is geen spoor­li:i'n. - :Maakt geen tweecle spoorlijn uit; naar de zin bedoeld bij artikel 52, 4°, van de Wegcode, zoals het van kracht was v66r het besluit van 16 October 1947, de vertakking die geen onafhankelijk be­staan heeft en die het gelijktijclig ver­keer van twee trams niet toelaat, de ime op de spoorlijn zelf, de andere op de ver­takldng.

22 Juli 1949. 492

VERKIEZINGEN.

1. - Schorsing van het 1·echt O'lh te lciezen en om ve1·kozen te worden. -ICies·wetboelc, a·rtilcel 7, 2°. - TTeroor­deelclen tot een co·rrecUonele geva.nf!.en-is­stmt. - M·iscl1'ijf voorzien b-i.i hoofd­st1tlc II, t-itel I, boelc II van het Straf­wetboelc, f!CtJlee'gd in ooTlogstijcl. - Jn­trekkinf!. - Artikel 7, 2°, van het Kies­wetboek, voor zoveel het de tijdelijke schorS'lng bedoelt van de rechten om te kiezen of om verkozen te worden, van de personen veroordeeld tot een correctionele 'gevangenisstr:i.f wegens een misdrijf voor­zien bij hoofdstuk II, titel I, boek II :van het Strafwetboek. gepleegd in tijd van oorlog, werd iugetrokken door artikel 10 -iran Iiet beslu.it-wet van 19 September 1945 en is trouwens onverenigbaar met het nieuw artikel123septies van het Straf­wetboek. (Wet van 14 Juni 19-48, art. 10, § 2.)

4 Juli 1949. 438

2. - Kieswetboelc, urt-ilcel 7, 2°. -F e'I'001'deelclen tot een correct-ionele f!eVctn-

van oorlog, werd ingetrokken door arti­kel 10 van het besluit-wet van 19 Septem­ber 1945 en 'is trouwens onverenigbaar met het nieuw artikel 123septies van .het Strafwetboek. (Wet van 14 Juni 1948, art. 10, § 2.)

11 Juli 1949. 475-

VERKNOCHTHEID.

Stra.fzalcen. - .. Begrip. - De verknocht­heid is het verband dat bestaat tussen twee of meer misclrijven en dat van die aard is dat het vereist dat de zaken te samen en door clezell'de rechtbank worden

. beslecht. (Wetb. van strafv., artt. 226 en 227.)

7 Februari 1949. 102

VERKOOP.

1. - V erniet-ig'inf! ·ztit oo1·zaak vnn be­naclel'ing voo1· meer clan zeven twaalfcle. - .A_r1·est dat de vo·rdm·inf! tot vernieti­ging inwill'igt. - TTaststelling flat de ver­lcoop niet is tot stand f!,elcomen. - Be­slissinf! ontbloot vcui tvettelijlce groncl­slag. - Is vai1 wettelijke grondslag ont­bloot, het arrest dat een vordering tot vernietiging van een verkoop van een ort­roerencl goed, nit oorzaak van benade­Iing voor meer dan zeven twaalfde, in­willigt dan wanneer het vaststelt dat die verkobp nog niet is tot stand gekomen.

2 Juni 1949. . 367

2. - On·roerencl f!,Oecl. - Venl'iet'ig·in{i ·tt'it oorzaalc van benaclel'inf! voo1· mee1· clcm zeven twaalfrle. - Schatting van de waarde v·a.n het goed. - Ten tijcle van cle ve,rkoop. - Om te beoordelen of er be­nadeling voor meer dan zeven twaalfcle bestaat, moet het onroerend goecl worden geschat volgens zijn staat en zijn waarcle ten tljcle van cle verkoop. (Burg, Wetb., art. 1675.)

2 Juni 1949: '367

3. - TT edcoopbelotte. Schorsencle voor-waarcle. - Ve·r·vulUng. - Beneflciunt .tlie aun cle belo,ver z·ijn wil cloet kennen om cle eigenclom van het ffOCcl te ve1'7Wi.i-

VERLATING VAN FAMILIE.- VERZET. 607

gen. - Verlcoop voltroklcen. - In geval van verkoopbelofte onder schorsende voor­waarde, is de verkoop voltrokken wan­neer, de voorwaarde vervuld zijnde, de beneficiant van de belofte zijn wil doet kennen aan de belover om de eigendom van het goed te verkrijgen tegen de in de belofte vastgestelde prijs. (Burg. Wetb., artt. 1582, 1583 en 1589.)

2 J uni 1949. 367

VERLATING VAN FAM.ILIE. Bevelschrift ··van de voon:ritte1· van de

1·echt1Janlc van ee·rste aanleg. - Arti­lcel 214j van het Burgerlijlv Wetboelv. -Gerechtelijlce 1tits1waak naar de zin zoals 1Jedoeld bij a.rtikel .~91bis van het Stmt­wetboelc. - Het bevelschrift van de voor­zitter van de rechtbank van eerste aan­leg, verleend op grond van artikel 214j van het Burgerlijk W etboek, is een ge­rechtelijke uitspraak naar de zin zoals bedoeld bij artikel 3917Jis van het Straf­wetboek.

14 Juni 1949. 382

VERNIELING VAN BUNDELS. Rechtspleging ·in ver1J1·elving,. - Bltrge1·­

Ujlve zaken. - SWlcken van de ~·echts­pleg·ing door een 1J·ran'fl ve·rnield. - He1·­samenstelling. - Bewijs van de ·inhoud van de voorzien.ing, van haa1· 1Jetekening en van de nede·rlegging van de st1tlclcen ter gr·ijfie. - Bewijs doo1· alle middelen va·1~ 1·echt. - El.ementen als 1Jewijskntch­tig aangenomen. - Wanneer een rechts­pleging in verbreking, waarvan de stuk­ken door een brand vernield werden, her­samengesteld is, mag het bewijs van de inhoud van de voorziening, van haar be­tekening en van de neerlegging der stuk­ken ter griffie van het Hof door alle rechtsmiddelen geleverd worden; het lmn voortvloeien u"it de neerlegging ter grif­fie, door de voor cle eiser optredende ad­vocaat bij het Hof van verbreking, van een afschrift van de voorziening, door hem eensluidend met het origineel ver­klaard, uit een verklariiig van de ontvan­ger der registratie bevestigencl dat het verzoekschrift en het exploot van bete­kening er van op een bep-aalde datum ge­registreerd werden, en nit het ontvangst­bewijs door de grtffie afgeleverd bij de neerlegging van deze stukken.

24 Maart 1949. 196

VE.QVOERCONTJ,lACT.

Beslttit-wet van 30 Decembe·r 1946. -Besl'IJ.it van 15 Mei 1947. -· TTervoenUen-

sten tt.itsluitend ten 1Jehoeve van het per­soneel van een we·rlcgever. - Betelcenis van rUe woonlen.- In artikel 2, alinea 2, 1°, van het besluit-wet van 30 December 1946, en dienvolgens eveneens "in arti­kel 1, litt. E, van het besluit van· de Re­gent dd. 15 Mei 1947, hetwelk verwijst naar de eerste bepaling, betekenen de woorclen << vervoerdiensten uitsluitend ten behoeve van het personeel )) <<vervoer­diensten ten behoeve van het personeel van een werkgever met uitsluiting van de vervoerdiensten tlie 1personen begrijpen vreemd aan dit personeel )). ·

3 Januari 1949. 3

VERZET.

1. - Stratzalce1•. - Behoeftig/3 1Je­kla.agcle die z·ich in hechtenis 1Jevindt. -Verzet door m·iddel va.n verkla.ring aan de bestu .. wrrle·l' va.n ae st1·a.jinrichting. -Zonde1· it.itwer7cing op de 1J·u1·ge1·lijlce vm·­oo·rrlel'ing. - TTerzet tegen deze verool·de­ling ve1·eist een a.a.n rle bltl"gel'!ijlce pa1·tij lletelcenrl cleu.nva.a.nle1·semploot. De wettelijke bepaling die aan de behoeftige beklaagde toelaat ·verzet te doen door midclel van een verklaring gedaan aan de bestuurder van de straf'inrichting waar hij zich in hechtenis bevindt, betrett slechts de strafrechterlijke veroordeling; de burgerlijke veroordeling kan slechts opnieuw ter sprake gebracht worden door een betekening bij deurwaardersexploot aan de burgerlijke partij. (Wetb. van strafv., art. 187; kon.- besl. nr 236 van 20 J'anual'i 1936, art. 2.

21 Maart 1949. 190

2. ·.,.- Vonn·is van rle lwijgsntarl 1Jij 1;er­stelc gewezen. - Betelcening gerlaan rloo1· lezing va.n het vonn·is. - Doet rle terrn-ijn van verzet g,een a.a.nvwnu. nernen. ----:De be­kening van een vonnis bij verstek on, derstelt noodzakelijk dat de tekst of min­stens een uittreksel uit het vonnis afgele, verd of toegest\mrd worclt aal). de bete­kende partij of aan een door de wet d::tar­toe aangeduicle persoon; de lezing a an de betichte, door een agent van de openbare macht, van het b'ij verstek door de krijgs~ raad gewezen vonnis doet de termijn van verzet geen aanvang nemen. (Wetb. van burg. rechtspl., artt. 61 en volg.; Wetb. van strafv., art. 187; wet van 25 Juni 19-21, art. 3.)

25 April 1949. 261

.3. - Stmtza.lcen. - Gevolgen. - Ve1·­nietig,ing vrtn rle beslissing bij ve1·stelc. ~ l' oo1·t1Jesta.a.n va.n rle pmcea~we. - Het verzet doet enkel de beslissing bij verstek te niet; het laat het onderzoek voortbe­staan dat werd geclaan op de terechtzit-

()08 VONNISSEN EN ARRESTEN.

ting bij verstek. (Wetb .. strafv., art. 187; wet van 9 M~art 1908, art. 1.1 . 20 .Juni 1949. 402

4. - Kame1· van in/JeschuldiginrJstel­Ung. - A.Prest van liltitenvervolgingstel­Ung op het ve1·zet van de /J·Lwge·rUjke 1Ja?"­tij. - Fcmonleling van die 1J(t1'tij, zelfs 1mn (t?n/Jtswege, tot scluuleloosstelling. -Wanneer, op het verzet van de burger­lijke partij, de kamer van inbeschuldi­gingstelling een beschikking van buitenver­volgingstelling bevestigt, moet zij, zelfs van ambtswege, de .burgerlijke partij ver­oordelen tot schadeverg·oed'lng jegens de v'erdachte. (Wetb. strufv., art. 136.)

4 J uli 1949. 433

5. - Stratzalcen. - TTe1·zet vwn de ver­clachte beperkt tot cle besUssfny ove·r de pn/Jlielce vonler'i-ng. - Bnrge1·l'ijlce pcwt·ij toegelaten om deel te nemen aan de clebat­ten ove1· het ver:zet. - TVetteUjkhe·icl. -Niettegenstaande de verdachte, verwezen bij verstek zowel wat de publieke als wat de burgerlijke vordering betreft, zijn ver­zet heeft beperkt tot de besliss'lng over de IYUblieke vorclering, moet de burgerlijke pnrtij worden toegelaten om deel te ne­men aan de debatten over het verzet, daar de vrijspraak van cle verdachte de veroorcleling van de burgerlijke partij tot de kosten van de publieke vordering zou medebrengen.

22 J uli 1949. 497

6. - Vonn·is van (/e 1c1·ijgsmad. - Ge­wezen b·ij ·veTstelc. - BekendrnnHng,. -Hoojclstrnffen. Betelcen·is vnn clit woonl. - De bekendmaking bij uittreksel van een vomrls gewezen bij verstek door de krijgsraad, zoals voorzien bij a~·ti­kel 9, alinea's 2 en 3, van het besluit-wet van 26 Mei 1944, moet onder meer de hoofdstraffen vermelden; dienvolgens moet zij geen melding mnken vnn de ver­oorcleling tot verbeurdverklnring, noch van de toekenning aan de Schatkist voor­zien bij artikel 123te1· van het Strafwet­boek. (Besl.-wet van 1 Jnli 1946, art. 1.)

22 Juli 1949. 4\!7

VONNISSEN EN ARQESTEN.

. 1. - Strafzal;;en. - Beschilcldng tot verwi;izing door 'de 1'cta(l/ccw!Cr. - Ve?·­betedng doo1· (le Techte·r ove'l' de g1'0/li(l vnn de (/at-ltm van (/e teUen. - Betichte in de g,elegenheid uestelcl z·ich te ve1·cle­digen tegen de ver/Jetercle o·rnsclwijving. ~ Besliss·ing 1vetteMjlc. - De rechter ,over de grond, bij wie feiten worden aan­hangig gemaakt door een besclrikking van de raaclkamer, heeft de macht een ver­gissing te verbeteren begaan door de

raadkamer wat betreft de datum van de in c1e beschikking bedoelde feiten; de be­tichte moet echter in de mogelijkheid worden gesteld zich te verdedigen tegen de alclus verbeterde omschrijving van de feiten.

3 Januari 1949. 4

2 .. - De (W·resten nweten worden nitge­sprolce·Jh do01· fle 1·echteTs die nanwezig zijn geweest 011 alle cle te1·echtziftingen 'Van de zanlc. ~ Te1·echtzittingen wanrop enlcel beslissingen van nitstel ~verden ge­wezen. ~ Fallen niet onde·r toepnssing van de voormelcle regel. - Artikel 7 van de wet van 20 April 1810, waarbij wordt opgelegd dat de arresten zullen worden gewezen door de rechters die aanwezig zijn geweest op alle de terechtzittingen van de zaak, bedoelt niet de terechtzit­tingen waarop de zaak enkel wordt uit­gesteld en geen daacl van onderzoek wordt verricht.

10 Jnnunrl 1\!49. 19

3. - I'Jtrnfzalcen. - Vonnis. - Ke·izer­lijlc rlecreet va.n 30 JJ!Iaart 1808; artilce­len 36 en '/fl. - N,iet vnn toepassing ·in strajznlcen. - De artikelen 36 en 73 vnn het keizerlijk decreet van 30 Maart 1808 zijn niet van toepassing in strafzaken.

10 Januari 1949. 19

4. - Stmfznlcen. - JY.ietig vonnis pan (le krijgsraa.d. - Arrest vnn het militai1· gel·echtshof uestettnd OJJ eig.en reclenen en C< op (le niet strijdige 1:edenen van de eerste 'rechter )). - Arrest niet'ig,. - Is nletig, het arrest van het militair ge­rechtshof dat, nn impliciet de nietigheid te llebben aangenomen van het vonnis van de krijgsraad, de uitgesproken ver­oordeling rechtvaarcligt niet enkel door reclenen die het arrest eigen zijn, maar ook door cc de niet strijdige redenen van de eerste rechter ~); zodoenoe steunt het arrest gedeeltelijk ·OP de bestanddelen van l!et ongeld'lg vonnis en neemt llet de nietigheid over waardoor l!et is aange­tast.

17 Jauuari 1949. 35

5. - Stntfzalcen. - Be1·oepen vonnis en zitt-ingblad. - Niet goerl.qekeunle doo?·­halingen. - Niet su/Jstnnfi.ele vermelclin­gen. - Geen n·ief'ighe·icl. - Niet goedge­keurde doorhalingen, vreemd aan de sub­stantHlle vermeldingen, tasten de geld'lg­heid niet aan noch van het beroepen von· nis noch van het proces-verbaal van de terechtzitting waarin zij voorkomen.

24, Januari 1949. 59

6. - De a-rresten rnoeten wo·rclen ltU­gesproken (/oar de rechteTs (lie aanwezig zijn geweest op alle •cle ten3chtzittingen. - De terechtz'ittingen wanTop enlcel be-

VONNISSEN EN ARRES'J'EN. 609

sUssingen ran uitstel werden gewezen vnllen niet ondet· toepassin,g vn-n voo·r­melde ·regr;l. - Artikel 7 van de wet van 20 April 1810, hetwelk voorschrijft dat de arresten zullen worden uitgesproken door de rechters die aanwezig zijn ge­weest op alle de terechtzittingen van de zaak, bedoelt niet de terechtzittingen waarop de zaak _enkel in voortzetting werd versclloven en geen daad van· onder­zoek were! verricllt.

24 .Januari 1949. 59

7. - Strnfzaken. - Fordedngen vnn het openbuar min·isterie. ~ Geen verplich­tiny de inhond e·r ·wn te vennelden. -N och de vonnissen en arresten in straf­zaken, noch de zittingbladen moeten de inhoud van de vorderingen van het open­baar miliisterie vermelden ; de vermelcling dat llet openbaar ministerie in zijn vor­tleringen werd gehoord volstant.

24 .Januari 1949. 59

8. - Stratzalwn. - Get·uigeu. Bur-geTiijke pa·rtij gehoord onder eed op <de te-rechtz'itting. ~ Geen verzet. - Geen nietiuheid. - Het hm·en van de bnrger­lijke vartij onder eed op de terechtzit­ting brengt geen nietigheicl teweeg wan­neer nocb het openbaar ministerie nocb de vt>rdacllte zicb daartegen llebben ver­zt>t.

:31 J au uari 19-!9. 87

9. - Stmfznken. Politierechtba.IIIG. - Betichtc noch ondervra.ag,d noch in z·i.in ·1nhlclelen run ·venlecliging aelword. J!onnis IJij ve·rstelc. ~ Is een vonnis ·bij verstek, het vonnis door de politierecllt­hank geveltl zonder dat hetichte of zijn hrijlwndm·e gevolmaclltigcle 'ondervraagd werd of in zijn nriddelen van verdecliging gelloonl, zelfs dan wanneer de hijzoudere gevolmaclltigde het getuigenverlloor lleeft hijgewoond en de vorderingen van bet openbaar miuisterie beeft gelworcl.

!!.S Maart 1M9. 202

10. - Stra.fzalwn. - Fonnis ·van de lt:l"ijrJsraad ll'iet-ig ·wege11s yeiJrek ann re­!Jelmatigc ecclc~.fleg(J1ing door cle des/w.u­lligen.. - Ar1·est van het n/.ilitair yerechts­hof aesteu.ntl OZJ e·igen bewcegreclenen en !leze vwn de eer·ste 1·echte1·. - Niet-ia cw­rest. - Het arrest van bet militair ge­recbtsbof, dat, de verklaringen van des­kundigen voor tle krijgsraad nit de dehat­teu verwerpende wegens gehrek aan regel­ma tige eedaflegging, stilzwijgeud de nie­tigbeicl van llet heroepen vonnis vaststelt, is zelf door nietigheid aangetast, indien bet de heslissing van veroorcleling niet nlleen op eigen heweegredenen steunt, nuutr ook ov de heweegredenen Yml tle em·ste rechter.

2.'> Maart 1949. 205 \'ERBH., Hl49. - ;Jfl.

11. - Samenstelling va:n lle zetel. -Bewij& ·van Z'ijn regelmcttigheid. - Von­n:ig en JH"Ocessen-verbaal vwn de terecht­zittinf!. - Elk vonnis, desgevallend door de processen-verhaal van de terecbtz-it­ting aangevuld, moet bet bewijs hevatten clat de rechtbank die llet geveld beeft, wettelijk was samengestelcl.

28 Maart 1949. 20!1

12. - Stmtzalce-n. ~ WetsbepnUngen waa·rva·1~ melding rnoet gemankt worden in de ueslissingcn van vemordeUng,. -De toegepaste wetshepalingen, waarvan in de arresten eu vonnissen van veroordeling melding gen~aakt worden, ziju deze die de misclrijven omschXijven eu de straffen hepalen.

6 April 194!). 232

13. - Stmfzalcen. - TToo·rzitter van de zetel verklnrende cla.t een. tussen gescll!il bij lle gror11l z:al gevoegcl wo·rllen. - Uit­spraak, door cle ·voor·zitte·r, ·vnn een bc­s/..issing van het rechtscollege. - Door te verklaren <lat. een tussengescllil bij de grond van de zaak zal gevoegd worden, spreekt de. voorzitter vnn bet recl\tscol­lege een beslissing vnu tlit lnatste nit.

6 April 19-!9. 240

14.- Stm.tznken.- Getu·iuenis omvet­tclijk OZJrJenomen. - Rechte·r ·in hager uemep beslissencle rla.t het niet noclig · is tot ontdeklci'IIU van de waai}!C'icl. - Recli­ter in hoger beroep geen gevola treklwnrl ·nit cle n·iet-iue a.kte clie hBt aet·uiaenis be­vat. - Door te beslissen tlat een onwet­telijk opgenomen getuigenis niet nocl'ig iH tot ontdekking van tle waarheid, trekt de recbter in hoger beroep geen gevolg nit de nietige akte die clit getnigenis bevat.

11 April 1949. 25!i

15. - Stmfzakeu. - Get'll'ige :zonde'l' eecl ·verhoonl. - Proces-·vel'lw.al cler te­r·echl:zUt-in!l •vaststellende clat cle aef'ltige cloor de lci-ijgsracul ve·roonleelrl -we·l'll we­_qens ·inbreuk op a·rt-ilteZ 113 van het Strctf­·wetuoek. - Definit-ie.f l.:a-ra Jeter :van het vonn-is niet ·vasta,estelcl. - Defin-it'ief lca­·ra.lcter teaen[Je81JI'olcen cloor ee-n IJij de IJ·wndeZ {le-voegrl ·n-ittrelcsel uit een arrest ·van vri.f81JI'a.alc van het rn-il'ita:ir aerechts­hof. - N-iet-iuheid -van het arrest 01J h.et [!Ctll'ii/Cil·is '!Xtn cleze get·nige [JCSteuncl. -Is nietig, het arrest van het militair ge­rechtshof tlat een veroordeling uitspreekt, door munelijk te stenuen op bet getuige­nis v66r de krijgsrand afgelegd door eeu zon<ler eedaflegging ·verhoortle getuige, tlan wa1meer het proces-verbaal van d{e terechtzitting enkel vaststelt dat deze ge­tuige hij vonnis van de krijgsraad ver­oortleeld werd wegens inhreuk op arti­kel 113 van bet Strafwethot>k, zonder op

610 VONNISSEN EN ARRES'l'EN.

het definitief karakter van clit vonn"is te WIJZen, karakter dat overigens wordt tegengesproken door een bij de bundel der rechtspleging gevoegcl uittreksel nit een arrest van vrijsvraak van het rnili­tair gerechtshof.

25 Avril 1949. 266

16. -Arrest •,;an het -1wilitcdr ue·rechts­hof dat het beroepen •IJonn-is te n'iet doet, alsm-ede het onflerzoek geflacw OZJ een be­JHMtldc terechtzi.t#nu. -· A-ITest dat stmtnt OZJ het onde·rzoelv geda.an OZJ een andere terechtzittinu. - vVetteUjlo;heid. -_Wan­neer slechts het vonnis van de krijgsraad en het onderzoek gedaan op een bepaalde tereclltzitting nietig zijn, stennt het rnili­tair gereclltsllof wettelijk zijn arrest op \le claden van onderzoek gedaan op andere tereclltzittingen van de krijgsrnad.

2.3 Apr'il 1949. 271

17; - Stmfza1cen. ·wetsbepa.linuen rlie moeten cwnged-nicl -worden in cle be­sl-issinuen van verooTdeUnu. - De toe­gepaste wetsbepalingen, die in de von­nissen en arresten van veroorcleliitg moe­ten worden aangeduid, zijn degene die een inbreuk omscllrijven en degene die de straffen bepalen; die verplichtihg strekt zicll niet nit tot de bepalingeu betreffenc1e de rechtspleging en de rechtsmacllt.

2 :Mei 19-!9. 283

18. - Beschilvlvend ged-eelte. - ]Je­slis8illfl -ra.n de rechter. - Plaats -in de

-telcst, - Zonder belanu. - Maakt het be­scliH::kend gedeelte nit, elke beslissing vari de rechter, welke ook de plants moge wezen die zij inneemt in de tekst vim het vomris of van het arrest.

2 ;)fpi 1949. 283

1.9. - Strnfzaken. - Niet-igheicl begaan -in eerb,te aanleu. - Ar·rest clat onzeke-r lactt. het pu.nt te -weten of het d·ie n·ietiu­he'icl 'l!iet heett ovm·uenomen. - Verb1'e-1cinrt- - Laat aan J1et Hof van verbreking niet toe zijn toezicht uit te oefenen en moet, dienvolgens, worclen vei;broken, het arrest waarvan de vermelclingen onzeker laten· het punt te weten of het de nietig­he"id niet . lleeft overgenomen waardoor de rechtsple.ging van eerste aanle.g was nangetast.

2 Mei 1940. 291

20. - Stra.tza.ken. Verg-iss-ing-in de aan[lecluicle wetsbe.pal-inuen .. - U-itspraalv -van een ·wettel-i)lce ·st-raf. - Geen n-ieti.g­heid. - De vergissing begaan in de aan­duiding van de toegepaste. wetsbepalingen brengt de nietighe-id van. het arrest niet mecle wanneer de- uitgesproken straf clege­ne is die door. (le wet is gesteld op het

feit waarop zij wordt toPgevast. (Wt>tb. van strafv., artt. 411 ell 414.)

2.'J Mei l94H. 347

21. - Ar-rest -van het hof van beroep, - Geste-nnll op het o-nderzoelc v66-r het hof. ---,---- Fe·rlclnl'ing onwettelijlc gedaa-n (loo·r een get-ttige v661" fle eerste 1·echter, - N-iet -uituesloten doo-r het an·est. -Hoj' van liemep dat zich lle niet-ig,heid, 11egcwn in ee-rste a.anleg, eigen maa.lct. -Het arrest van het hof van beroep, cl_at steunt op bet onderzoek geclaan v6or het hof en clat een onwettel'ljk door een ge­tnige. v66r de eerste rechter gedane ver­ldaring niet nitsluit, maakt zich die nie­tiglleicl eigen.

14 Juni 1949. 383

22t. - An·est va.n de kame-r -va-n inbec schuld-ig-ingstelling. - Y ennekUng ambst­hal-ve van. cle datum van het ann de pat·c Uje-n g,ezonclen a.anuetekencl be-r-icht en -van de clntn·m van de te·t·echtz-itting voo·r -wellce cl-it be-richt -we·rd gegeven. - N-iet -voo·ruesch·reven door de wet. - Geen en-kele wetsbepaling schrijft voor dat ambst" halve melding zou worden gemaakt in de arresten van de kamer van inbesclluldi­gingstelling van de dntum van de terecht­zitting voor we.lke een aangetekend be­richt wenl gegeven aan de partijen noel! van de datum van dit bericht.

4 Juli 1949. 433

2-3. - Strajzalcen. - Hof van be1·oep. - Onrle·rvraging van de venlcwhte. -N-ie·nwe oncle-rV1·aging, v661· cle !t:itsp1·aak, omtrent cle iclent-iteit. - N-i-et voo?·ge­schreven cloor de 1.vet. - Geen enkele wetsbepaling schrijft aan het hof van bee roep voor, nadat het reeds tot de onder­vraging van de verdachte is overgegaan en de zaak in beraad heeft gehouden, de verdachte andermaal, v66r de uitspraak van het arrest, te ondervragen omtrent zijn iclentiteit. (Wetb. strafv., artt. 1£0 en 211.)

4 .Juli 19-!!l. 437

24. - Vonu-is van de Tcrijgsraa-cl. - Ver­rlachte die ve-rschijnt zonde-r vofJ?"beho-nd te malcen. - Houe·r bemep. - A1·1·est va-n het m-il-ita.ior ge1·echtshoj. - TV onlt OZJ te­gensp?·aalc ge-wezen. - Is ov tegenspraak gewezen, het arrest van het militair ge­techtshof uitspraak cloende op het hoger beroep tegen een vonnis van de krijgsraad, wanneer de verdachte zonder voorbehoud is verschenen voor de kr'ljgsraad en hij zich over cle groncl· lleeft vercledigd ..

4 .Juli 194!l. 446

2,5. - Dispositief. - Besl-issing van cle 1·echte.-r. - Plaat:s in fle. tckbt -ran het -~:o-n­nis. - 0-n-vc-rschillig. - Is een beschik­kend gecleelte, welke ook zijn plaats weze

VOORLOPIGE HIDCHTENIS. - VOORZIENING IN VERBRITIKING. 611

in de tekst van het vonnis, al hetgeen de rech ter beslist betreffende de bij hem aan­hangig gemaakte vordering.

8 September 1949. 500

VOOR.LOPIGE HECHTENIS.

OnregelmctNg,e hechtenis. - Zoncler in­vloecl op cle owznwht van bevoegclheicl en op de ontvanlcelijkheicl van cle vervolging voorzien bij a-rtilcelen 2 en volgencle V(tn (le wet vwn 20 J·nn·i .1947. - De omstan­cligheid dat een verdachte onregelmatig in staat van hechtenis werd gesteld door <le Belgische overheid, is :wnder invloecl op de bevoegdheid van de militaire rechts­colleges voortvloeientl uit artikelen 2 en volgende ,;an de wet van 20 Juni 1947, evenals op de ontvankelijkheid van de vervolging ingericht door die wetsbepa­lingen.

.J: .Tnli 194f). 446

V 0 0 R. Z I E N I N G IN V E R. B R. E­KING.

Hoo~-oSTl:IC I. - Door wie en tegen w·ie voorz·ien'ing kan worclen ·in{festel.a.

Hom-osruK II. - Besl'issingen waa1·tegen voo·rzien-i'ng rnogel.ij/,; ·is.

HotwosruK III. - Tennijnen.

HoOl'DSTUK IV. - Vornwn.

Hoo~-nRrl'K Y. - Afstamd.

HOOFDSTUK I

DOOH WI:E EN TEGEN WIE VOORZIENING KAN WORDEN INGESTELD,

1.-Beslissingen ·wawrteoen vooTzien·i'fi(J ·mogel'ijlc is. - Stmtzalcen. - MiUtair {!C'I'echt. - Inbeticht-i-ngstezl'ing cloo1· lle /,:rijgsau.cUte·ur. - Voo1·z·ienino niet ont­ut·nkelijk. - Is niet ontv:mkelijk, de voorziening van de verdachte tegen zijn inbetlchtingstell~ng floor de krijgsaucli­teur .. (Wetb. van strafv., art 416.)

17 .Januari 1949. 31

2. - Str(tfzctlcen. - B·wrgerlijh:e parfi.i eise-res. - Voorzien·ing gericht tegen (le beslissing ove·r cle 1J'ltbUelce vonzm·ing. -Qntva.nlceli:i khe·icl lieperkt tot de ve1·oor­deli'ltg tot lle kosten van cle publielce vor­(le-rinu. - De voorziening van cle burger­lijke partij tegen de beslissiug over de pn­blieke vorderiug is slechts ontvankelijk in de maat waarin zij slaat op cle veroor­deling tot de kosten van deze vordering.

21 FPbrnari 1941::. HJ

YEH!lR., 1!H9. - 3!J,

3. - Zalcen van rechtst-reekse belastin­gen. - Yoorzien-ing ingestelcl ·voo1· cle di­rectenr cle·r bel(tst-ingen cloor cle ctfgevaa1'­(l-i{fde JJI'O·vinci.ale ·inspectenr. - Voor­Z'iening ont•vamlcel'ijlc. - Is ontvankelijk, de voorziening gericht tegen Pen in zaken va'I1 rechtstreekse belastingen gewezen ar­rest, onclertekencl « door de afgevaarcligde provinciale inspecteur 11 « vo.or de met ver­lof zijnde directenr 11. (Wet van 6 Sep-

. tember 1895, art. 13.) · 1 Maart 1949. 155

4. -'- Zalcen ·vw1. rechtstreek8e lielas­tiurfe/1. - FoorzieuiJI{/ illf/C·~felrl door de provinciale 1nspecteu r, doo1· de di·recteur (ler be7ast1ngei7. a.fueva.anz.i{fcl. - Ot)(lnwht nit de ·mehli-ngen van de voorziening voo1·t­vloeienlle. - Op(kacht vennoecl regelrna­tio te z·i:in. -De opdracht aan'cle provin­ciale inspectenr door de directeur cler be­lastlngen gegeven om zich tegen een ar­rest in zaken van rechtstreekse belast~n­gen in verbreking te voorzien, OlXlracllt die nit de meldingen van de vooi'ziening voortvloeit, wordt vermoed regelmatig te zijn.

l Maart 1949. 155

5. -- Za.k.en va.n ·rechtstreel"se belast-in­gen. - Organon va.n cle Stant hamlel.endc krnchtens de bevelen van h·nn o·versten. -l1 ooFzierl'in{f ·ingestelcl ·(l061' de provincia.Ze ijJUJpeoteu,r' awn w'ie tle met verlof !Zijnde d:i·recte'/l.r .<ri.jn bevoe{fdherlen heeft ove·r{fc­rl·m!fen.- Wettelijkheid.- Daar de orga­nen van de Staat dezes recllten v66r hpt ge.recht, krachtens lle bevelen van hun <'YerstPn, kunnen doim gelden, is het 011

wettelijke wijze dat de provinciale ii:lspec­teu.r, a an wie de met verlof zijnde clirec­t;em• :zij'ili bevoegdlleden heeft overgeclra­gen, ·Z!ich ini vei·breking voorziet tegen een in zaken van rechtstreekse belastingen ge­·wezen arrest. C\>Vet van 6 September 1895, art. lil.)

1 Mnart 1049. 155

•6. - Zaken van rechtstreel,;se beinstin­{!Cn. - Yoor.z-iewin(J doo·r lle cU,rectewr va:n de belastingen. - Yoorz·ien·ing ingestehl in hoecUtn·igheid van o·r{fann vwn cle Staa.t. -Wanneer-cle directet1r cler bela sting en ztcll namens de Minister van financi>en, in ver­breking voorziet tegen een a!Testin zaken van rechtstreekse belastingen . gewezen, hanclelt hij niet te persoonlijken titel, docll In hoedunigheid van orgaan. van de Staat.

1 Maart 1949. 155

7. ·- i'{tmf,za.ken. - Bw'ge1·Ujke vo·rcle­·rinu. - Personen tegen wie men zi.ch lean voorzie·n. - Geen f!C(z.ing VO(JT cle mchte·r over cle groncl t·nssen eise·r en de pe'l'soon teu,e·11 wie de voorz·ien·ino ge,rioht is. -Yoo1·z-ien'ina. niet ontvankelijk. - Is ~1iet ontvankPlijk, cle voorziening gericllt tPgen

<112 VOORZJENING IN VFJRDRFJKING.

een persoon met wie eiser geen gelling heeft gehad v66r cle rechter over de grond.

21 ~1aart 1949. lHB

8. - Hnrge·rU:il.:e zakeH. - Yoorz'ienhlg ingestelcl floor de 11a.rt'ij 1:eroonleelll o·m :zeke·re venveenle1·s ·in de hoofdzcw.lt: te ·iiri:iwaren. - Fooniening ge·richt ter1en de dse·rs in rle hoofdzaaJ,:. - Niet-ont­van/,:elijlcheirl. - De partij, die veroor­rleelcl wercl om zekere van cle verweer­ders in de hoofdzaak te vrijwaren tegen de veroorclelingeu te hunnen laste uitge­sproken ten voordele van de eisers in cle hoofdzaak, en waarvan de voorziening slechts die beslissing van het arrest be­stl'ijdt, is niet ontvankelijk om haar voor­ziening tegen de eisers in de hoofdzaak te richten.

:n Maart 194!1.

·9. - Bu·rgerUjke zaken. - TToorziening in.qestela floor de pad'ij rUe .vemonleelrl werd om zeli:e·re verweenlers in cle hoofd­:zaa./,; te vrijwaren. -· Voorziening [!e·richt te{fen rle anrle·re verweenlers In de hoofcl­zrutli'. - Niet-ontvanlwlijlche·irl. - De P<H'tij, die veroordeeld werd om zekere Yan de verweerclers in de hoofdzaak te vrijwaren tegen de veroordelingen te hun­nen laste uitgesproken ten voordele van de eisers in de hoofdzaak en waarvan de voorziening· slechts ·cue beslissing van het arrest bestrijdt, is niet ontvankelijk om haar voorz"lening te richten tegen deze van de verweerclers in de lloofdzaak die bui­ten zaak gesteld werden en die zij niet veroordeelcl werd te vrijwaren.

31 Maart 1949. 223

10. - Strafzaken .. - T1oorzienh1g inge­steld door een advocaat. - Oeen gesch-rift v66-i' de gr-ijfie·r ove·r[Jele.qd, dat van een bijzondere machti,q·in.q doet blijl.oen. -N·iet-o1·1tvanlceUjlchehl. - Is niet ontvan­ketljk, de voorziening ingesteld door een ndvocaat, die van geen bijzondere machti­ging doet blijken door een aan de griffier overgelegd geschrift, in voorwaarden die het later onderzoek er van door partijen en door het Hof van vetbreking toelaten. (Wetb. van strafv., art. 417.)

11 April 1949. 256

11. - B·1t1'ge1·lijke zaken. - Pe1·so1wn tegen w·ie voo1·ziening mogeUjlc is.- TToo·r­dening geTicht tegen een paTtij te[Jen ·welke rle e-ise·r g{Jen enlcele eis heej't inge­,qtelfl v66·1' rle rechter ove·r rle gmrul. en in ·1;oorcleez van .welke rle best·recle-n besUs­.s-ing _qeen enkele ve·roonleUng uiispreekt ten laste van cle eiser. - Onontvwil.lt.el'ijk­heid. - Is niet ontvankelijk, de yoorzie­ning g·ericht teg·en een partij welke de eiser in verbrekilig geen enkele eis heeft ingestelcl v66r de rechter over de grond

en in voorrleel Yan welke lle bestreden beslising geen enkele veroorcleling uit­spreekt ten laste vnn de eiser.

2~ April Hl49. 27H

12. - Stmf.?:aken. - Foorzie11.in[J, rloor l1ef OJJCnbaar m.i-nisterie. - 01!erlijden nr.n de beklaa[Jcle, 17Crweerde·r. - l1oorz1e­ililly :zonrler 1XJorwerp. --' Het overlijden van de beklaagde, verwl~erder in verbre­king, doet cle publieke vordering verval­len en maakt de voorziPning van het oveu­bnar ministrrie zmHler voorwerp.

:2 Mei 1!l·!!l. 295

13. - Personen tegen wie ·voorz·ieniny mogelij/,: is. - Burge·rlijke znlwn.- Deel­lmar geschil. - Ye·rweenle·rs in w·ie'lls rou1·rlee/. [!i3en 11e·roonleling wenl wit{fesp·ro­ken ten laste ·w.-11 de e·ise1·. - (Jeen 1;er­'I.IWI'lJin{f van. een vonlerhl[f van de eiser ter,en de 11enveenle·r. - Y oo·1'zie·win[J on­ontvan/,,el.i]k. - Is niet ontvankelijk, wnnneer het · geschil niet ondeelbaar is, de voor.ziening gericht tegen een partij in Wiens voorcleel het arrest geen enkele ,·eroordeling uitspreekt ten laste van de t'iser, noch ten aanzien derwelke het ar­rest geen enkele vordering van de e·iser nf­wijst.

12 Mei 194(}. 312

14. - Pe'I"SOIWn daartoe rwrechtigd. -8tmjzaken. - Beslissin{f over rle lw.·r.qer­lijke vonlerintJ. - TToor.?:ienin[J rloor llet openbaa1· ndn·istede niet ontvaukeUjk. -Het openbaar ministerie bezit geen hoe­clanighe'id om zicll te voorzien tegen een beslissing die slechts de burgerlijke yor­dering betreft, ingesteld door de burger­lijke partij tegen de beklaagde en de bur­gerlijk vE'rnntwoonlelijkE' 1111rtij.

l(; Mei 194.!J. 321

15. - Beslissingen waa·rte{fen voorzie­ni·n(J ·nW{Jel:ijk is. - 8tmjza1cen. - Yom·­z'ien·lng rloor ee·n /Jeklaaqrle tegen de be­sUsslng, gewezen ten a.anzien van een me­rle/Jekl(l.[t.fJcle en 1:a·n rle voor rleze bm·ger­lijk 1JCrrtntwooHlelijl.:e partij. - Yoo·rzie­·winrt onontv(/!nkelfjk. - Een beklaagde be­zit geen hoedanighe'icl om zich te voorzien tegen de beslissing gewezen over de vorde­ring van het openbaar ministerie tegen een medE>beklnagde en tegen tle voor deze bur­gerlijk verantwoordelijke partij, gezegcle beslissing zoncler invloed zijmle op de wettelijklleid van de te zijnen laste ge­W!'zen besliss'ing·.

Hi NlPi 1!l4!J 32R

1•6. - ,<;tra.tzake·n. - Yoorz'ienin[J rloo·r rle Bela,ische 8ta.nt, M·inister·ie van finan­cii;n, tegen een a.rrest van het m.oiUta-tr ge­reclltshof. - Tfoo1·z1enin[J inaesteld door een pleitbezm·ger k·ra.chtens een rnacllti· rtinu uitgaande va11 een ·inspectem· van de

YOORZIENIJ'\G II\ YERRREKIJ'\G. 613

reyistratie e11 cle domeinen ·welke ver­klaart te lnwdelen Jwmens lle JJUn:ister ·Jxw- finaudEin. - Yoo-rzien:iii[J ·reyelmaUy. - Is regelmatig, de voorziening door de Belgisclle Stnat, l\flnisterie van :financien, tegen een arrest vnn llet militair gerecllts­!Jof. ingesteld door €en pleitbezorger kracll­tens een machiiging uitgaamle van een insvecteur van de reglstratie E>n van de clomeinen welke verkhwrt te banclelpn 111imens de Minif.;ter vnn ftnancH!n.

ao l\iei HH!l. :JJO

17. - lnznl~e rlirevtc belastiuyeu. -JJ oct ·worde-n ·ing,estelcl door de parf'i:i z·elf of door haa-r bi]:~oil(ler yemaclitiy,de. -Is, inzake clirecte belastingen, niet ont­vankelijk de voorzie1rlng die niet wenl in­gestelcl door <le partij zelf of cl oor llaar bljozOIHler gemaclltigclP.

ill Mei 19-Hl. 362

18. - lllemorie.- Arrest vct-n het mi.U­tair rterechtshof. - Voorzien-i·ny door de lwrrwrli;ike part-ij. - ilie-mo·r-ie 1teerr1eleycl ter yriffie vnu, het m:ilit(l,ir yerechtshof ODC'I"eenk-omst-ig, a·rt·il."-el li vam. het lJesl-u-it­mcf vnn .l9 October 19,V,. - T-ussenh·omst mn een advocaat IJ'ij het Hot 'V(//1! 1;e-rlwe­killlf wiet •J:ereist. - Wanneer de burger­lijke partij zich in vcrbreking lweft voor­Zi€ll tegen een arrest van het militnir ge­rechtshof, is cle tussenkomst van een aclvo­eaat bij llet Hof van verbreking niet ver­eist voor de neerleggiug, overeenkomstlg artikel 5, alinea 2, van llet besluit-wet van l!i October 1944, van een memorie ter grif­fte van het militair gereehtshof.

H .Juni 194fl. i:lT2

19.- St-rafzakell.- l1oo·r2·ieuiny teyen een ctrrest vnn het m-il-ita·i1· y,erechtshof, i·n­yestelrl -in naam ran een 'IUtamloze ven­uootschap door een tJle-itbezomer 7;-rach­tens een macltt-iyhlff. - Geen recht·wardi­!fillff van de -rnctchten ·unn de o'll(le·rtelce­uaa-rs 1mn de volmacht - Ouont·vwnl.e­lijkheid. - Is niet ontvt~nkelijk, de voor­ziening gericllt tegen een arrest van ·llet militair gerechtslwf, in naam van een Hattmloze vennootschav, door een vleitbe­zorger, l1rager van een volmacllt, wan­ueer blijkt uit geen enkel stuk wanrov het Hof volmacht acht te slaan clat de oncler­tekenaar~ van diE' volmacht vanwE>ge de vennootscllap de macllt hm1llen gekregen om ze te geven.

F) .Juni 19-W. :J90

20. - Juz-ake rechtst-reeJ.-se belasti-n­yeu. - 1-'oorz--ien-iny door ee11 ·wreniy·iuy .zonrler winstye·cend doel. - LaBlf!eV-i-11[! nan de orJde:rtekellaar ·can de ·coo-rzien-i-rl!f uit,rf(lnnde -van t·wee lieliee-nle·J"<~ zo-nde-r dat tleze lantste doe-n blijlcen utn een rner­rlraclit t·nn- 1Je·t:oegrl7Je1rl door de lielieer-

rarul, :oelfs dan wctnneer de statuten lie­twleu. dat cle 1!erenirJ.ing ten opzichte ·van rle denlen gelrlig ve·rtegen-woordigcl ·is cloor t·wee bel!eenle-rs. - Yoo·rz·iening niet out·t:a'll/,oeli:ik. - Is niet ontvankeli.i)!:, de voorziening in verbreking door een vereni­ging zonder winstgevend doel wanneer de last, gegeven ann de ondertekenaar van de voorziening, uitgaat van twee bebeer­tlers van de vereniging, die niet doen blij­ken van een overclracllt van bevoegclbeid door de beheerraad, zelfs clan wanneer de statuten bepalen llat : « voor alle andere nkten clan deze welke tot het dagelijks be­stuur of- tot een bijzonclere overdracllt van bevoegdheid behoren, zullen de samenge­voegde handtekenlngen van twee bebeer­ders volstaan om de vereniging gelclig, ten opzicbte van de derclen, te vertegenwoor­lligen >>. (Wet van 27 .Juni Hl21, art. 13.)

21 .Tuni 1H4JJ. 406

21. - &t rafznl;en. - Naamloze veu­noot-schnp e-lse-res. c- G-rand van niet-ont­·vankelijkheirl afrteleirl h-ientit flat de ven­nootschap n·iet rcf!elmat-iy ZO'II- 1;m·teyen­woor(l-i{frl zi.jn. - venn.ootschap '!7erteyell­-woordiyd v66-r het Hot van ·ve-rb-rel.;inf! 2'0-als zi:i het is rte·weest -v66r de -rechtel· ove-r rl-e grond. - Foo1·ziening on.t·t:ankeUjh:. -Is niet gegrond, de groncl van niet-ontvan­kelijkheid, voorgesteld tegen cle voorzie­ning van een naamloze vennootschap en afgeleid hieruit dat cleze laatste niet'regel­matig is vertegenwoordigcl, wanneer de e-lseres vertegenwoorcligd is v66r het Hof van verbreking zoals zij het is geweest v·66r de recbter over de groncl, zonder clat de verweercler claaromtrent enig bezwaar be eft <1oen gelllen.

21 .Juni Hl4H. 414

22. - Strafza ken. - Arrest ·van buiteu­rer·vol.yiu f!Stell-iu_q. - V Oorz-ien-inu door. de uurye-rlijl.:e part-i:i. - Dra,ay-w-ijdte. - De burger lijke vurtij lweft hoedanigheid om zich alleen te voorzien tegen een arrest van buitenvE>rvolgingstelling, docb enkel in zover dit arrest hanr veroorcleelt tot schadeloosstelling, tot de lwsten van cle vublieke vorclering en van degene van de burgerlijke vordering.

·4 Juli 1JJ-!H. 43a

2,3. - Strafzrtken. - lJourwen en rtc­ciju:·en. - J-l-isd-rijf liete·l~f!eld cloo-r cen hoofdue-vangeni.sst-ra-f en rl001' een yeld­boete. - Arrest dnt de amnest·ie toepast up rle yevanyen-isstrnf en dat cle ve-rdachte ·Deroonleclt tot rle y.e/cdboete. - Voo·rzie­llill(f door het openbaa-r ministe·rie. - E·n­kel ont-wnlcel-i:il• ·voor zo·cer rdj is f!ericht teyen de besl-iss·iny bet1·ejfe1!de de yevan­nisstraf. - Inzake doi.mnen en accij_uzen mug llPt ovenbaar ministerie zich in ver­king voorzien tegen het arrest tlat, alhoe-

fiH VOORJ~;IENTNG IN VERDREKING.

wt>l bet de venhtehte veroonleelt tot eeu g-c•ltlboete. verklaart llat de toepass-lng vau de lloofdgevaugeuisstraf vervallen is door amnestie; clocb zijn voorzieniug is slechts ontvaukelijk voor zover zij geriellt is tegen die laatste beslissing.

11 .J uli 1949.. 47::l

HOOFDSTUK II.

l\~;SLISRINGEN WAAR'l'EGEN VOORZIENING :MOGELIJ:K lS.

2 14. - BesUss'inyen wna·rtegen voorz'ie­ning nW[JClijk is. - St·ra,fzalcen. - ilf'il:i­tni-r aerecht. - Yonn·is gewezen in ee?·s'fe acrnleq doo-r de lcri:iusmcul. - JToo1·z·ieni·nu 11iet cnt.tvankeUjl.:. - Is niet ontvaukelijk, de voorziening ingestelcl tegen een in eer­Rte aanleg gewezen vonnis van de krijgs­raad. CWetb. strafv., art. 407; wet van -1 Augustus 1832, art. 15.)

17 .Jauuari 19,19.- 31.

2•5. - BesUsshtgen ·wnrtrteyen voorzie­llinri ·mO!Jelijlc ·is. - Strafzn/,:e·n. - Be­sclt-ilckiug tot b'ijUjfnem'ing door de nuul­l."amer. - Kan niet het voorwe·rp nitrnnken ran een voorzie·ninu.- De bescllikking tot bijlijfuemiug, verleend door de raadkmner liij toe passing van artikel134 van he~ Wet­l)oek van strafvordering en van artrkel 9 van tle wet van 20 April 1.874, kan niet bet voorwerp uitmaken van een voorzie­ning.

24 .T anunri 194g,. fi4

2.6. - Stntfznlcen. 'l'ermijn. Be-slissi'll{f o·uer de lm,.r,qerUjlce vonleriny, -.-lrrest dat een pmvisionele ve-ruoecU-nu toe­kent e11 eeu. rteneeskumcl-iy onrlerzoek be­Pee/.t. - F oorz-ien-inrt v66r de einrlbeslis~ .,iliff.- Onontvanlcel'ijklwirl.--: Is niet ont­Ynnkelijk, de voorziening, ingestelcl v66r <le eimlbpslissing, tegen de beRlissing die, reclltcloende op de burgerlijke Yordering, 11icll erbij beperkt ann de burgerlijke par­tij een provisionele vergoeding toe te ke.n­rwll en een geneeskundig omlerzoe.k te be­Ye.len. · (Wet b. van strafv., art. 41(1.)

m Jnnuari 1.949. 83

2,7. - Lnnclloper·i:i. - StelUny ter be-8clt.ll.:lc-ing vwn de reg,e-ring . . - Geen voo·r­delliiU/. - De beslissiug, che een persoon ter beschikking van de regering stelt we­gens lnncUoverij of bedelntij, is niet vat­batn· voor een vootziening in verbreking. (Wet van 27 November 1.891., art. 14.)

31. J anuat'i 19·49. 88

28. -_ St·mtzalven. - Voorz·ien'ing 1w ·ver·we·rp·ing _vwn een eerste voo-rz'ien'iny on­ont'vnnl.;eUjlo.- A-rrest ·vnn ve'l"werp-ing.­Letter ontclekte. Ufd·ig gerlnne Mstanrl vnn rle eerste 'IJ001'Zien1ng. - T·weecle 'voorzie-

ni11g teyen hetzelfde arrest uut:uallkelijk. - De regel dat een (( voorzienmg na de verwerping van een eerste voorzien'lng on­ontvankelijk is JJ, is niet toepasselijk Wail­neer het Hof van verbreking de eerste yoorzieuing lleeft verworpen uiettegen­stannde de afstnml er van, doch waurvan het Hof ingevolge omstandigheden onaf­hnnkelijk vtm de wil vnn cle eiser geen kennis heeft gekregen.

7 Februnri 1.949. 98

2•9. - Bu·ruerlijke zake11. - Aanley­uer welke twee ve·rlcnoehte ·vorrle·r-i-lttten heett -ingestelrl. - Geseh-il n-iet ondeelbaa·r. -· "1t'l'est flat een ·van de vor.cle-rin[Jen vol­komen 1/e[lrOIId verldaart en cle a:ndere 011-,qertrund. - FoorzienillfJ teuen fle verwee·r­rle·rs in rle beicle 1:orderinyen. - Onont­'l'(l'lll,:eUjlc voor zorer z·ij ·is rJe't"icht teuen cle ve·rweenler -in rle geg1·ond ve·rlclaanle vo-nleriu.,rt. - Warmeer tle aanlegger in verbreking twee vorder'lngen heeft inge­steld, ·welke geen ondeelbaar gescbil uitma­ken, docll slechts verlmocllt zijn, en wan­neer wercl gevonnist dat de eerste van die vonleringen volkomen. gegrond is en de tweecle ongegrond, is, bij gebrek nan be­lang, de voorziening niet ontvnnkelijk voor zover zij is gerit;llt tegen de verweer­der in de eerste vordel'ing.

10 Februari l!.l4H. 107

30. - Stnt/zalcen. - 'l'enn-ijn. Be-sl·issing over rle IJ-u.·rgerlijke vo1'cleriny, -A·r-re8t een 1j0o1·sahot toelcennenrle en eeu desknncUq on.cle1·zoelc bevelencle. - Niet­ontvanlce'z·ijkhe·iil. - Is niet ontvankelijk, de voorziening, v66r de einclbeslissing· 'lnge­steld tegen een beslissing die, over de vor­clering van de burgerlijke partij uitspraak tloencle, zich er toe beperkt aan deze lnat­;;te een provisionele vergoecling toe te ken­nen en een deskumlig onclerzoek te beve­lr~n. (Wetb. van strafv., art. 416.)

1-1 Manrt. 19!!:•. 172

31. - Stmjza1<ell. - Ar·t'e8t ·vn-n 'UC'i'­

uorrleUn_q.- Bevel 'van otunidrlellijke aa:n­ho-zul-in,q. - Foo1·zien·ing te,qen rle besl·ts­sinq van ve·roo'l'(leUnu ve·rwo1'1Wn.- Voo·r­z·ie·;t·ing tegen het bevel vrtn onrn·irlrlelJ,-i.jlce aanho·ncl-iny vnn be/.any ontbloot. - Wan­neer de veroordeelde zicll in verbreking voorzien lleeft tegen llet arrest van ver­oortleling <htt zijn omniclclellijke aanlluu­ding beveelt, en wanneer, ten gevolge van tle verwerping van de voorziening, in zo­ver z'lj tegen de beschikking van veroor­Cleling gericllt is, cleze in kracht van ge­wijsde is gegaan, wordt de voorzienil;tg zonder belung in zover zij tegen llet bevel van onmidclellijke aanbomling gericllt is.

28 Maart ~949. · 212

32,. - BesUss·in.gen ·waartegen ·1iten z·ich IW-n voorzoien. - An·esten van cle Jcnrne1·

YOORZTENING IN VERBREKING. 615

·van i.nbesclptldiyiii[JsteiUIIg, - JJeslisseude rlat het ope'nbcwr lwlany cle hamdhav'ing vw1 cle lwchtenis Htn de bekla(/,gcle ve·r­eist. - Lntere bescMkk'illg tot b'ijli,ifHe­mhi[JIIIet onnl'idcle!Ujke Hitvoe·riug.- Vuo·r­.~ieniurf ter1en cle beschikking tot bijUjfHe­,mhlg, ver·worzJen. - Voorz·ien·ingen tegen de eerste a·ITesten zouder voor·1.verp. - W'or­den zoncler voorwerv, cle voorzieningen van cle beklaagcle tegen arresten van de kamer vnn inbesclmlcligingstelling beslis­sencle clnt het openbaar belang de hanclha­ving van de hechtenis van de aanlegger vereiste, wanneer cleze lantste, op llet ogenblik waarop bet Hof over deze voor­zieningen moest uitsprnak cloen, aunge­houclen is kraclltens een in clezelfcle zaak verleencle bescbikking tot bi,ili,ifneming, waarvan de onmidclellijke uitvo!'ring be­volen wenl en clie in krrrcht van gewijsde is gegaan ingevolge de verwerping van de Pr tegen ingestelcl!' voorziening,

28 Maart 1949. 214

33. - &trafzakell. - An·est ·vnn ver­oul'(leliii[J. - Be·vel tot Ollllliddellijke aau­huucUurf. - l'oorzieuing tegen cle beslis­Nillff ran •~:eroordeliuy, ·verworpen. - T1om·­zielliuy teyen het bevel tot onmidclelUjke aa·nlz,o·urliny zouder voo1··weFp, ~ Wanneer clte beklaagde een voorzi!'ning lleeft inge­st!'lcl tegen een . arrest van v!'roorcleling dat zijn onmiclclellijke aanlloucling beveelt <'n clat, ingevolge de verwerping van cle voorziening yoor zover zi.i is gericht tegen !le beslissing van veroorclel'ing, cleze laat­Rte in kracht van gewi,iscle is gegaan, is de voorziening gericht t!'gen h!'t bevel tot onmiclclellijke aanhoucling zonder belang.

J(i Mei 194!1. 32(i

34. - &tmtrwken. Politierechtbanl.; !lie bi.j fle fJI'oncl van de rw.al,:-lleeft fJC­z;oe[!cl een nl'iclclel va:n niet-ontva·nl.;elijk­lleid, afg,eleicl ·nit fle bif a:rtilMJl 45 utn de Gronclwet bcpcwlrlc pwrlcmenta'ire on­Nchenflbaarhehl - Vonni8 ·vnn de correc­/ioiWle ·rechtlnt:ll/,; rlat lzet lW[Jer beroep uiet ontva:nkeUjk verklnart. - VoorZ'ie-11 iliff i:nyestelcl teyen cUt vonn·is v66r het dmlvonnh·. - Voorziewi'llfl niet ontvanlce­Ujlo:. - H!'t vmmis van de correction!'le reelltbank, clat · onontvankeli,ik verklaart het boger beroep 'ingestelcl door de ver­llachte tegen een vonnis van cle politie­reclltbank waarbij een midclel van niet­ontvankelijkheicl, afgeleicl nit de bij arti­kel 45 van de Gronclwet be]Jaalcle parle­mentaire onschenclbaarheid, wordt gevoegn bij de groncl van de zaak, is geen uitspnwk over een geschil over de bevoegclhe'itl en, clerhalve, is cle tegen clergelijk vonnis, v66r het einclvonnis, ingestelcle vom·zie­ning niet ontvankelijk, CW etb. strafv., nr­tikel 416.)

30 Mei 1949.. 357

35. - lnzake clirecte bel.cLstinyen. :___ JToorzieniii[J net voorziening. 'is 11:iet ontvan­keUJk. - De regel, luiclens welke, w>in­neer een voorziening in verbreking werd verworpen wegens een ·andere .reclen clan een schencling van de wet van 15 Juni 1H35, cle partij welke Z!' heeft ingediend zich, omler geen voorwenclsel en door geen mitltlel ho!'gen;tamcl, niet meer 'in verbre­king kan voorzien tegen hetzelfde arrest, is toepasselijk inzake clirecte belastingen. (Wetb. van strafv., art. -J38; wet van 18 Juui 1869, art. 132.)

31 Mei 1949. 364

3•6. - BesUssinyen waa:rte[Jen ·voo·rzie­nin,q IIWfJCUjk is. - Beschikki.ng tot vei'­·wijr~iurf cloor cle maclh:amer. - Hoge1· be­roep on on tvan lceUj k verldnnnl cloor cle /,:wnwr ·vcm inbeschnlcli[!inrJsteHinrJ. - Ai·-

. rest aestemul hierop clat cle appellant niet cle bevoeyclheid vnn de 1'CWrlknme'r, maar de ontvanh:eUjkheirl va.n de tntblielce vor­rlei·iny heett betwist. - Yoo·rZ'ienin.rJ v66r

, de e1mlbeslis8'iny. - Onontva:nlceUjkhe·ill. - Is onontvankelijk cle voorziening, inge­stelcl v66r cl!' eindb!'slissing, tegen een ar­rest van d!' kamer van inbeschulcliging­stelling clat beslist dat bet boger beroep van de beklaagde tegen cle beschikk'ing van verwijzing naar cle correctione le recht­bank niet ontvankelijk is, clan wanneer de belflaagcl!' ni!'t cle bevoegtlheicl van de rancl­kamer, maar cle ontvankeli,ikheicl van de vublieke vordering had betwist. (Wetb. van strafv., art. 416.)

l4 .J uni 194!l.. 383

37. - 8tHtfznl.'e·n. - 'l'enniju, - Be­Nlfgsilll! o·ve·r cle IJ·It'l',(ferl1jl•e vonlerinrJ,, -Arrest clat een 1l'I'Ovi8'iouelc ver!fOCcliny toelwnt en de .maJc u:itstelt voor tJleidooi o·ve1·· het beckaa van cle schacleve·ryoedhz ll. - Yoo·r.zienhz.[J v66r cle eindllesk~siny, -On o11 f'vankeUj khehl. - Is niet ontvanke­lijk, cle voorz'lening, ing·esteld v66r cl!' einclbeslissing, tegen cl!' beslissing clie, uit­spraak doende over de vonlering van dP burgerlijke partij, zich er toe beperkt ann cleze laatste een provisionele vergoecling toe te kennen en de znak uitstelt voor pleidooi over het beclrag nm de schade­yprgoe(l'ing. (Wetb. strafv., art. 416.)

20 Juni HJcl.9. 401

38. - Beslissingen wrw1·tearm voo1·zie­nin11 nW[JClijk is. - Btntfzaken. - Be­sUs.~inr;, clic cle tJu.blieke •v.o·rderiny ver•val­len ·verklaa.rt rlom· vDrjariny. - TToo·rzic­ninrJ door cle 'Verdachte. - Onontvanke­li:i k. - Is niet ontvankelijk, cle voorzie­ning cluor cle venlachte gericht tegen een beslissing die cle ]JUblieke vorclpring ver­vall!'n verklaarcl door verjaring.

20 ;r uni 1949, . 403 ;

616 VOORZIENING TN VFJRBREKING.

39. ~ Strafzaken. ~ Militair· gerechts­hof. ~ Incidenteel arrest dat besHst flat lie~ ouclerzoek van cle krijgswtul'iteu·r ·rerJel­matig is. ~ Voorziening ·ing,estelcl v66r het: ei·nrl(l,rrest ~ Onont·vanlceUjlc. ~ Is niet ontvankelijk, de voorziening, ingestelcl v66r het einclarrest, tegen een tussenar­rest van het militair gerechtshof clat be­slist dat het voorbereideud omlerzoek, ge­tlaan door de ln'ijgsauditeur zouder tus­senkomst van de rechterlijke commissie, regelmatig is. (VVetb. strafv., art. 416.)

4 .Jnli 1949. 438

40. ~ BesUssiuyen waarteyeu ·worzle­uiuy mog,eUjlc ·is. ~A./Test ye·wezen op tc­.f/CIIS1Jntak floor het m-il-ita-ir yerechtslw'f. ~ Wact'rbij een t:-nssengesch-il, v·J:eMnrl aan de bevoeyrlheicl, ·wonlt r1evoeycl bl:i cle yronrl Dnn (le zaal.;. ~ Met beDel tot 'VOO·r­lop-i_qe tennitvoerleyylnrJ. ~ l'oo·rzien·iny terN~n. cle bescll:ikld·nu van.· ·voorlopiye ten­nif·voerlerwiur/. ~ Yoorzieniug zonder be­lnnrJ. ~ De verdachte heeft er geen be­lang bij te beweren dat de rechter in ha­ger beroep zonder voltloencle redenen de nHlrlopige tenuitvoerlegging heeft bevolen van een op tegenspraak gewezen arrest tlat een tussengeschil, vreemd aan de be­voegdheicl, voegt bij de grond van de zaak, daar cle voorziening tegen cUt arrest niet ontvankelijk is v66r het eindarrest.

22 .Tuli 19!9. 493

41. ~ Strafzal.;en. ~ Foorziewing ·11a. roo·rziewiny n iet ontva.u kelijlc. ~ Toepas­Niii[J ·rwn die reuel op cle a.r·resten. va-n het milUa-ir [!,erechtsl!Of. ~ Wanneer een voor­r.iening, gericht tegen een arrest van het militair gereclltshof, werd verworpen om een andere reden dan de schending van cle wet v"n 15 .Juni 1933 betreffende het ge­breuk der talen in gerechtszaken, is cie nieuwe voorziening, gericht door dezelfde a anlegger tegen dezelfcle besl"lssing, niet ontvankelijk. (Wetb .. strafv., art. 438; wet

· nm S l\inart 1948.) 22 .Tnli 1Jl49. 49fi

42o. ~ Militie. ~ HesUss-i-lly ·va'/1 rle her­ke-n·r-in.qsntad cl-ie (le aanleyye1· rourlop·iy af/,:e·nrt. ~ Ve·1·zoek strekken(le tot -inl-ij­t>i-ll[f,. ~ !8 geen 'L'Ourz-ien·iny. - Kan niet als een voorziening in verbreking worden besclwuwd, het verzoek strekkencle tot in­lijving van de aanlegger die als tijclelijk ongeschikt wercl afgelq~ru:rL!loor de her­keuringsraad.

s S<'vtember l!H!J. 511

IIOOFDS'l'UK III.

TER~IIJNEN.

. 43. ~ 'ferm-ijn 'V(t/'b ·vourz·ieniny. ~ Be­schilcldnrJ tot '/Je·rwijz-iny ye-wezen in laa.t-

ste na.nleg, door de rcwclknmer. - Tenni:i-n va·n vuorz-iellinrJ loopt tm·zelfclert-ijcl als cleuene Da·n cle ·voorz-ieni-ng teuen de e·incl­l!eslissing. ~ De termijn van voorziening tegen de bescllikking van de raadkamer die de beklaagde verwijst naar de correc­tionele reclltbnnk en die in laatste aanleg is gewezen, loopt terzelfdertijd als de ter­mijn van voorziening tegen de eimlbeslis­sing van het rechtscollege van wijzen. (Stilzwijgende beslissing.)

lC Mei Ul49. 325

HOOFDS'l'UK IV.

VoRMEN.

. 44. -- St·rafzalcen. ~ Foorzieniny cloor het belteer, vervolgencle pa·rtij. ~ Geen IJeieken·inu. ~ Voor·z·ier!'ing n·iet ontDanke­lijk. ~ Is niet ontvankelijk, de voorzie­ning van het beheer van financii\n, vervol­gende partlj, welke niet wercl betekend nan de partij tegen welke zij is gericht. ('VPtb. strafv., art. 418.)

17 .T anuari l!l49. 29

45. ~ Yonn Htn cle voorzieniny. - El·­awn te hechten stuh:ken. ~ B'ltrgerUjke za­ke'll. ~ M-iclclel yestemul op rle verlceerde interpretctt-ie cloor de rechtcw •van een be­rlin!! t'a·n een contnwt. ~ BecU-ny act1I[Je­haalcl in de l!esli.ssiny. ~ M-iddel en be­sUss·in[J clic [ieen andere becl'inyen D·an d-it ()OIItmct 'i-lwoepen. - Geen 'l.·erpl-ich#ny t'oor de e-iser de telcst Dnn het cont·mct te Doeyen b-i.i z·ijn voorz·ien-iny,. ~ Wanneer het micldel van een vom:ziening gesteund is op de verkeerde interpretatie, door het ar­rest, van een beding van een contract, is de eiser er niet toe gehouden de tekst van (Ht laatste te voegen bij zijn voorziening indien het belling worclt aangehaald in het arrest en imlien, nocll llet middel, noch llet arrest de interpretatie van llet beding gronclen op andere bedingen van hetzelflle contraet.

20 ;rannari. HJ-!H. 47

4•6. ~ Vurm. ~ Strufznlce'll. ~ B·uryer­lijlc vemnt·woordelijlce pnrt-ij eiseres. -Yoor.zi.en-iny, n-iet IJetel.;encl. ~ Onontvanl.:e­U:ikheid. ~ Is niet ontvankelijk, de voor' ziening, ingesteld door de burgerlijk ver­antwoordelijke partij, die niet werd bete­kend aan de partlj tegen welke zij is ge­richt. (Wetb. van strafv., art. 418.)

ill .Jannari 1!149.

47. ~ Stm,fzaJ.-eu. ~ Arrest ·van hct milit(tir yerechtshof. ~ Mem.o'l"ie neerye­le[!d meer· clctn Di:if ·rrije clayen net cle ·ver­kla-r-inrl ·van vou·rziewiny. ~ Ono-ntvanl,:e­l'ijk. ~ Het Hof nm verbreking slaat geen ncht op een memorie neergl'legd me'er clan ,-ijf vrije dagen na liP verklaring van voor-

VOOR7,IFJNING II\' VERBREKING. 617

ziening tegen het HlTest van llet militair gereclltsllof, (Besl.-wet vnn 1!) October 1944, art. 5. J

:11 .Jmmnri 1!149. 88

48. - l'onn. - Verzoelcschl"ift o:nder­telcenfl door een aclvoca.at lri;i het Hot van t'erl!reldng. - Andere acl·,;ocrwt dan dege­ne die optreedt ·voor de eiser. - Advocnat optrerlend voor de eise·r aanged·iticl in het , ·verzoekschritt. ~ Yorwzieufng 1·e_qelmatig. - Artikel 9 nm clt~ wet van 25 ~'ebrnari .Hl25 stelt de regelmntiglleid vnn de voor­ziening in verbreking niet afhnnkelijk van de voorwaarcle clat de aclvocnnt bij het Hof vnn verbreking, die llet verzoekscllrift ondertekent, de allvocaat weze die op­treedt voor de eiser; de nanduiding in het verzoekscllr'lft van cle advocaat die op­treeclt voor cle eiser is ecllter vereist opdnt rle verweerder weten zou nan wie zijn ant­woord moet worden bE'tPkent.

<! FE'brunri 194!1. Ill

49. -In znken van douanen em acc·ijn­.':ien. - Foon:icni'llg rlo01· lwt lieheer vau jinctuciiin. - Geen /Jetekerl'iny. - Voorzie­niny ouontva:nl,:el-ijk. - Is niet ontvanke­lijk, de voorziening van het belleer van financien, vervolgencle partij, welke niet wenl betekencl aan de partij tegen welke zij is gericht. (Wetb. van strafv., art. 418.)

7 Febrnari 1949.. 103

50.- Fo·rtn.- St·rafzake·n. - Jl'tl:rge·r­lijke part'ij en li·lwge-rlijlv ·wrallt·woorcle­l'ijke pa1·tij eiseressen. - Geen ·u.itgijte IJnn de 1Jest1·e(zen l!esl.iss·ing, 7Jijge,;oeud. -Niet-ontvanlcelijkhe-id. - Is .niet ontvan­kelijk, cle voorziening van de burgerli:fke partij of van de burgerlijk verantwoorde­lijke partij, waarbij geen authentieke uit­gifte van de bestreclen beslissing gevoegcl is. (Wetb. van strafv., art. 419.)

21 Fehruari 194!J. 142

51. - Za./cen ·van rechtst1·eekse 7Jelas­ti:ngeu. - Nede·rleug-inu van het ,;oomf­!Ja.an(l lietekend rekwest, 'l:wn een 71#1/ifte van het arrest en uw rle sW.kken tot sta­·l'iny van de voo·rzienhl(f, te·r fJI'ijJic vwn het Hot vnn l!emetJ. l!innen rle t<wmijn ·van vee1·tiu tl(tgen te reh:enen van de cTa-1-nm vwn het a.rrest. - Sanct·ie : 1;ervnl. -- Het voorafgaand betekencl rekwest aan het Hof vim verbreking, gericllt tegen een in zaken van rechtstreekse belastingen door een hof van beroep gewezen arrest, alsook een uitgifte v>m llet arrest en de stnkken tot staving van tle voorziening, moeten, op straf van verval, ter griffie van het lJOf van beroep worden neclergelegcl, binnen de termijn van veertig dagen te re­kenen van cle datum van het arrest. (Wet van G September· :!B!J5, art. 14.)

1 ::\1aart 1949. 155

521. - BIII'(Jerlijlo reranfltJoordeU:ike Jw.rli;i eiseres. - Yerplichf'ing een ·nitgi/tc van het IJestreclen arrest 1Jii de stu./vken te ·noC(JCII.- [(ennis •~:an het 'liemepen vou-11 is -ve·reist om de ·vooryesteldc rn-icldelcn te licnntuJoorden. - Verpl:iaht-i.nrJ ool,o een u:itgifte 1;an liet 1Jonnis l1ij clc st·nklce-n tc voepen. - Is niet ontvankelijk, de voor­ziening van de burgerlijk verantwoorcle­lijke vartij die, alhoew<>l zij een authen­tieke uitgifte van !let bestreden arrest overlegt, geen authentieke uitgifte van !let beroeven vonnis bi.i rle stukken gevoegd lleeft, dan wanneer de kennis van cUt laatste vereist is om de door ell' vom·zie­ning voorgesteldP midrlelPn te bpnntwoor­teu.

7 l\iaart 1949. 162

53. - Inzal.-c Mrecte 1Jela.st1·ngell. -Yeerlc_q_qen ·U·'ln lwt. ·ue1·zoekschr·itt te·r [1-rif­fie van het hof 'V(tn /Jeroep. - Door de oyerl!nmliging Yan l!et verzoekschrift tot verbreking ter gri.ffie van llet l!of van be­roep, gepft c1e eiser zijn inzicht te lwnnen zich te voorzien tegen een arrest gewezen cloor llet lwf van beroep. (Wettpn betref­fcmde de inkomstenbelastingen, samenge­sclwkeld de 31 Jnli 1943, art. 67; wet yan !i September 18Wi, art. 14.)

21 Mei 1!l4fl. 362

54.- I11zake I'CC/Ifstreekse l!ela8fhlfJCII. - Voo1·.deniny beteh,end, niet awn ([e WOOII.­

tJlrWfs va·n rle ver·weenler, ·m(Ut-r aan een t:erkee/'(l a.tlres. - ?f-iet-igheicl d-ie de /Je­la:n gen van de l!ctelcen cle niet heett [JC­sohaa.d. - l'oor:<'iewing ontwtnl.:eUjk. -Is ontvankPlijk, de voor.ziening inzakp rPchtstrpekse belastingen wanneer zij werd betekend, niet aan de woonplaats van flp verweercler in verbreldng, maar aan een verkeercl adres, indien n'iet wordt bewezpn dat de nietigheid van het exploot de bP­lungen van de betekencle heeft geschnn<l. (Wet van G RPptembPr 1R!J5, nrt. 14, § :1; WPtb. burg. rechtspleg., art. 17n.)

21 .Tnui lM!l. 407

55. - Form ran rlc ·voorziell'iii(J. -BnrfJC1'l-i:ih:e .zaken. - E.rploot mm l!efc­l.:enhlg 1:nn het rerzoekschl'itt rlat rle woonzllaats ·val'· rle ·rr'r-weerder ll'iet aall­du.irlt. - Foo·rzieni'IIIJ Ulltvan/,:e7ijlc ·inrlien uiet ·wordt lw-wezen (/at de 11'ietigheirl de IJela.nyen vnn rle rerweeNler II eejt ge­sehnarl. - In burgerlijke zaken is de voorziening ontvanke lijk niettPgensta anclp het Pxvloot van bPtekening van het ver­zoekschrift <le aandnicliug niet bevat van de woon11laats van tle nrmleggPr, incliPn niet worclt b~wezen dat de nietigi!Pid <lP belangpn van de YPrweercler lleeft ge­schaad. (Wet van 25 Februari 1!125, art. 8; Wetb. burg, reclltspleg., art. 61 en 173.)

23 .l uni 194!J. 409

(i18 vVET.

56. - Inzake clirecte belastingen. -Uebre/,; ann toe,uoeuinu, · b'i;i 71et venoelc­schrift, van cle ·1t:itgJjte van de besUssinu l7an rle rl'irectenr cle1· belast-inuen 1wa·r de lwweegl'edenen 1.vacwvan lwt bestreclen cu·­rest ·1;er-wijst. - Foorzien·ing onontvnulre­lijl.:. - Is niet ontvankelijk, de voorzie­ning gericbt tegen een arrest dat verwijst 11aar de beweegredenen van de beslissing nm de directeur der belastingen waarte­gen llet lloger beroep werd ingesteld, wan­neer bij llet verzoekscllrift geen nitgifte van die beslissing is gevoegd,.

5 Juli 1949. 457

57. - Form. - Inzctke cU·recte bela­sfi.n{len. ~'- Anndu:irling vnn rle [J,CSchonden wetsuepaHngen. Vo,a-rzien'i-llg cl-ie de 8chencl'ing irwoept vnn het besl·wit van, cle 8Ccretn·r-is-{lene'l'(t.nl van het Jli-i-JI'isterie 1;an fi·nancii.!n vnn J(j J'll-ni 19ftl. - Geen ·im·oe­phlfl van de sehencli-lt{J ·z;a-n a:rf.ikel 3 van het besl·u.U-wet van ii 1lie·i 1944. - Ontvan­kelijlrheicl. - Om ontvankelijk te zijn moet de voorziening, gesteund op de scben­cling van een bepating van bet besluit van de secretaris-generaal van llet Ministerie nm finanei,en del. 16 .Tuni HJ41 betreffende cle nationale crisisbelasting, niet aanclui­den als zijnde gescllonden artikel 3 van lwt beslnit-wet van 5 Mei 1944 krachtens welke llet gezegd besluit voor tijclel'ijk gel­dig wordt gebouden.

5 .Juli 194!J. 460

58. - Stratzakeu. - BesUssillf! ove·r een eis tot fiCclwon{lell t·nsse'/1 kom.st in{le­steld doo·r rle ·verdachte. - F oorz·ien-in{! rloor rle venlrwhte. - Foorz·ieninrJ niet be­tekeml. - Onont·vankel-ijk. - De vDorzie­ning door de verdachte tegen de beslissing over de door hem 'ingestelde eis tot ge­dwongen tussenkomst is niet Dntvankelijk wanneer zij niet wercl betekencl aan lle oartij tegen welke zij iR gericht. (Wetb . .. ~trafv., art. 148.)

H .Tuli 194H, 4Ui'>

59. - Stntfzakeu.- T'oorzie·n·i'l!fl ctoor rte lnwge'l'l:ijke tJrtrtij. - Memo·rie nee1'{fe­lef!fl te·r fJI"ijjie vrtn het Hot van verb·re­J,;i·ll.f! cloo1· cUe pa;rt·ij zelf. - Memo1·ie niet ontvwnkel-ijk. - Is niet ontvankelijk, cle memorie van cle burgerlijke partij, eiseres in verbreking, door die vartij zelf, zonder de ambtelijke tussenkomst vau een advo-

eaat bij het Hof nm verbreking, neerge­legrl ter grtffie van clat hof. (Wetb. strafv., art. 424; besl. van 15 Maart 1815, art. 53.)

11 Jnli 1H49. 476

,60. - 'l'enni:in. - A·rrest ·ra'/1 'veroorcle­Uny {lewrzen bij 1;erstek. -:- lloo·rzien·iny cloo1· het beheer vnn fina-ncii:in, vervol{lellcle tJart'ij. ___.: Fooi·zien-i'/1[1 ingesteld vu61· de betel"eniny ·ua-n het a.rrest. - Onont·vanke­lijk. -· Is niet ontvaukelijk cle voorzie­ning, gericht door het bebeer van financien, V<'rvolgende partij, tegen een arreRt van veroordeling, gewezen bij verstek, en dat, op bet ogenblik van cle voorziening, aan cle veroordeelcle niet was betekend. (Wetb. strafv., art. -U3; wet van !l Mamt HJ08, art. 3.)

8 September 1949. 507

61. - Stratzaken. - 11:iet ol!deruete­lcerule memo·l"ie. - w·o'l'(lt ·11iet ·in acht {!e­nome-n doo·r het Hot. - Het Hof van ver­breking slaat geen acllt op een gescbrift, betiteld « memorie )) , neergelegcl tot sta­ving· van de voorziening in. verbreking, cloch llat gpen llandtpkening draagt.

8 September 1fl-4H. 504

HOOFDSTUK V.

A~'STAND.

·62,. - Af8tctncl. - In zalcen ran do'lla­nen en acci-;nzen. - Aclvocaat ·H/.'1! het be­heer 'V((,/1. flnancWn. - NooclzalteUjh'lle-icT ·ran een IJijzonclere lastue,vin[l. - Om in na_am van het beheer van financien, ver­volgende partij, gelclig afstand te doeu van een Yoorziening in verbrek'ing, moet <le a:dvocaat van het beheer doen blijken van een bijzonclere lastgeving.

7 Febrnari 1!14£•, 10<1

'63. - Aj'8tancT. - TToorzien·ill{f door het behee'l' vcm fina:ncii:in tegen een a'l'·rest ·vnn. v·tijspranl". - Afsta.ncl van de ·voo·r­zien:ing cUe met een ntstwncl van de vorrTe­'l"inrt. uelijk staa.t. - Dec·reternent. - Het Hof clecreteert cle afstancl van de voor­ziening door bet Bebeer van financ'ien, vervolgende partij, tegen een arrest van vrijspraak ingesteld, deze afstancl met een afstand van de vordering gelijk staande.

28 E'ebrnari 1949,. 149

w WET.

1. - TYet uw 20 Jliaart 19ft;j waa·rli'ij cwu- de Konin{l bnitengewone rnachten worden toerJekencl, - Bes~uit-wetten die

.~lecht8 gecl11rencle een t-ijclpe1'k ·,;an 2·es ·rnaanrTen mouen IJCnomen wordeu. - En rl'ie ophouden van knwht te zijn 01J cze da­t·um IJepaald 1;001' het te;/'lf.[lb•rengen vam het leuer op vreclesvoet. ~ OmstamUghe-

WET. 619

rlen die clc macht van de Kon·ing niet 1Je­pe1'ken tot ·inaat1·egelen d·ie doo1· hun aanl ze~t tijrlelijl•; zijn, - Indien de Koning, lmdens artlkel 1 van de wet van 20 Maart 1945, slecltts gedurende zes maanden de macht !tau o1n bepal'lngen te verorcleren clie kracltt nm wet hebben en indien de alzo genomen besluit-wetten ophouden van kracht te zijn op de voor het terug bren­gen van lwt leger op vredesvoet bepaalde <latum, volgt daaruit geenszins dat cle Ko­ning, gedurende clit tijdperk van zes maan­clen, slecltts maatregelen kon treffen .wel­ke, door !tun aarcl zelf, voorlopig en tijde-lijk waren. ·

::JO .Jnni 194H. 424

2,. - InuetroMcen wet. - T1·eeclt niet otmieu.w In werking cloo·r· het ajsclwffen ran de wet die ze hecjt inget·rolcken. -J<Jen ingetrokken wetsbepaling treeclt niet opnienw in werking door het afsehaffeu Yan de wet die ze heeft ingetrokken.

4 .Juli 1949. 43H

3. - 'l'crugwe·rkerulc kntcht. - Rcgle­IJicntel'iny llie vemnderlijlc en tijdeliilc is. - Intrelclduu, of wijziging. - Yerldnde1·t haar toepassing niet 011 jeiten geplce'rJll ten tijde rlat zij van lcmcht was. - fiet intrekken of het wijzigen van een regle­me~I~ering, di~ van veranderlijke en tij­cleli,Jke aarcl IS, lteeft n'let tot gevolg de ingetrokken of gewijzigde reglementering zonder tot'passing te maken op feiten die

gevleegd werden ten tijcle dat zij uog van kracltt was

-! .Jnli 1949.

4. - Teruywcrkell(/e l.'ntcht. - Fe1·kla­J'endc stmjbepalinu. - 'l'oepasMng op jei­tcn 1Jeplceua net het ·van kntcht. wonlen ran de uelnterpretee·rde wet. - Geen schen_rUnu ·van de 1·egel van de niet-te·rug­r.~erkmg ·van fle skajwette·n. - De toepas­SH_Jg Yan een verklarende strafbepaling op fe1ten gepleegd v66r haar afkondiging ~loch na het in werking treden van de ge: n~tervreteenle wet, maakt geeu schending mt van de regel van de niet-terngwerkencle kracht van de strafwetten,

4 Juli l!J-!H. 4-~i

5. - Koninkz.ijk 1Jesluit. - 'l'oepassiurt er van roar zover het o·vereensternt met cle wetten. - De hoven en rechtbanken passen slechts de algemene prm·inciale en plaatselijke beslniten en ve~·onleningen toe voor zover zij overeenstemmen met de wetten. (Grondw., art. 107.)

7 .J\~li U149. 4fill

·6, - Inyetmlclceon ~vet. - '1'1·eedt n·iet opnie·u.w in we1·ldng door het a.jschaffeu van ~le wet clie ze heejt 1ugetmkken. -Eeu mgetrokken wetsbepaling treedt niet opnieuw in werking dooi· het afschaffen van de wet die ze lweft ingetrokken.

11 .Jnli 194!>. 47;}

ETABL. EM. BRUYLA~T, n. V .,

Regentiestraat, 67, Brussel Een alg. dir.: R. BRUYLANT,

Brugmannlaan, 421, Ukkel Handelsreg. Brussel, 10357