THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van...

354
THUIS IN HALLE. Stadsmonitor 2018 Jasper De Witte

Transcript of THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van...

Page 1: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

1

THUIS IN HALLE.

Stadsmonitor 2018 Jasper De Witte

Page 2: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

2

Inleiding

Een stad is permanent in beweging. Daarom is het belangrijk dat het stadsbestuur de vinger aan de pols kan houden door maatschappelijke ontwikkelingen in kaart te brengen. Na een eerste editie in 2012, en een herhaling in 2015, is bij deze de derde stadsmonitor voor Halle een feit. Naar voorbeeld van de Vlaamse stadsmonitor (voor de twee grootsteden en elf centrumsteden), wil het stadsbestuur met ‘Thuis in Halle’ inzicht krijgen in hoe leefbaar en duurzaam Halle is. Hoe is het om in Halle te wonen, werken en leven?

Via dit project poogt het stadsbestuur op een systematische manier gegevens te verzamelen over allerhande thema’s die de kwaliteit van leven in de stad beïnvloeden: armoede, cultuur & vrije tijd, mobiliteit, onderwijs & vorming, ondernemen & werken, natuur, milieu & energie, overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle in een meer leefbare en duurzame richting evolueert. Die indicatoren dienen dan ook ter ondersteuning van het stadsbestuur om een omgevingsanalyse op te stellen, waarop vervolgens beleidskeuzes kunnen worden gebaseerd die zoveel mogelijk rekening houden met de ontwikkelingen en verwachtingen van de inwoners van Halle.

De Vlaamse stadsmonitor stond model voor deze stadsmonitor omdat dit toelaat de gegevens te vergelijken met die van de centrumsteden.1 Net als het geval is bij de Vlaamse stadsmonitor hebben we zoveel mogelijk informatie uit bestaande databanken gehaald. Die gegevens hebben we aangevuld met de analyse van een grootschalige survey die begin 2018 naar 1500 inwoners van Halle werd verstuurd, en die we telkens vergelijken met de resultaten van de survey die in 2017 werd afgenomen bij inwoners van de centrumsteden. Via die survey wordt gepeild naar de opinie van de burger met betrekking tot een honderdtal indicatoren. In totaal werden iets meer dan honderdtachtig indicatoren verzameld.

Het project ‘Thuis in Halle 2018’ is een initiatief van de stad Halle en werd in de loop van 2018 uitgevoerd door het HIVA KU Leuven, Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving (www.hiva.be).

1 Voor het gemak zullen we vanaf hier niet langer over de twee grootsteden en elf centrumsteden, maar over de (13) centrumsteden spreken. Dat zijn Aalst, Antwerpen, Brugge, Genk, Gent, Hasselt, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oostende, Roeselare, Sint-Niklaas en Turnhout.

Page 3: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

3

DE STADSMONITOR VAN DE VLAAMSE CENTRUMSTEDEN ALS MODEL

Deze editie van de stadsmonitor ‘Thuis in Halle’ is net als de voorgaande twee edities gebaseerd op de Vlaamse stadsmonitor, waarin allerhande maatschappelijke ontwikkelingen in de 13 Vlaamse centrumsteden worden beschreven. De Vlaamse stadsmonitor heeft als doel om de stadsbesturen toe te laten een omgevingsanalyse te maken van hun stad door het opvolgen van allerhande stedelijke ontwikkelingen, waarop ze hun strategisch meerjarenplan kunnen baseren. Hierbij wordt vertrokken vanuit een visie over wat een stad leefbaar en duurzaam maakt, die gezamenlijk ontwikkeld en gemeenschappelijk gedragen wordt door de 13 centrumsteden, de Vlaamse overheid en onderzoeksinstellingen. Die visie werd in het kader van de meest recente Vlaamse stadsmonitor (2017) geactualiseerd door de bevoegde minister Homans, samen met de centrumsteden en externe deskundigen, opdat ze goed zou aansluiten bij de voortdurend veranderende maatschappelijke context van de centrumsteden. Hierbij heeft men onder meer nieuwe klemtonen gelegd op digitale evoluties en fysiek-ruimtelijke aspecten. Op basis van de visie omtrent de leefbaarheid en duurzaamheid van de steden werd een hele resem aan indicatoren geselecteerd die moeten toelaten om bepaalde maatschappelijke evoluties in kaart te brengen, en na te gaan of de steden in de gewenste richting evolueren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

De Vlaamse stadsmonitor kan worden teruggebracht tot drie elkaar overlappende en beïnvloedende kenmerken. Ten eerste is het een meet-, communicatie- en leerinstrument op strategisch niveau. De verzamelde indicatoren over de leefbaarheid en duurzaamheid van de steden weerspiegelen een brede kijk op de steden en maken communicatie en discussie mogelijk. Hoewel het voor iedereen bedoeld is, dient dit instrument vooreerst om beleidsdebatten te stofferen in gemeenteraden, het college van burgemeester en schepenen en de managementcomités die verantwoordelijk zijn voor het functioneren van stadsbesturen. Ten tweede is de Vlaamse stadsmonitor geen beleidseffectmeting of prestatiemeetsysteem, maar eerder een geheel van omgevingsindicatoren die bepaalde maatschappelijke evoluties in kaart brengt. De indicatoren proberen complexe fenomenen meetbaar te maken door middel van cijfers waarvan de betekenis in essentie beperkt is. Daarom is het ook slechts één van de instrumenten die de omgevingsanalyse van een stad ondersteunen, waarna een beleidsvisie en strategische doelstellingen kunnen worden opgesteld. Die indicatoren geven een stand van zaken van problemen, evoluties en verwachte ontwikkelingen waar de besturen rekening mee dienen te houden. Belangrijk te vermelden is dat de stadsmonitor geen meet- of evaluatie-instrument is waarmee operationele beleidsprogramma’s kunnen worden geëvalueerd. Daarvoor zijn andere, complexere modellen nodig. Er is immers een groot verschil tussen het meten/monitoren van bepaalde maatschappelijke fenomenen, en het verklaren van die fenomenen (wat een oorzakelijk verband impliceert). Ten derde is de Vlaamse stadsmonitor een middel waarmee het strategisch beleid van lokale besturen kan worden gestoffeerd (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Een visie over wat een stad (in de toekomst) leefbaar en duurzaam maakt ligt aan de basis van de Vlaamse stadsmonitor. Deze visie werd ontwikkeld voor de allereerste editie van de Vlaamse stadsmonitor in 2004, en werd naar aanleiding van de laatste editie (in 2017) grondig geëvalueerd en geactualiseerd. Deze visie is tot stand gekomen in overleg met de betrokken steden, Vlaamse ambtenaren en experten. Als gevolg van deze actualisering heeft de visietekst niet langer de vorm van een matrix, maar wordt voor de verschillende duurzaamheidsprincipes (economisch, sociaal, fysiek- ruimtelijk, ecologisch en institutioneel) beschreven wat nodig is om een stad leefbaar en duurzaam te maken. Die bekommernissen en intenties worden door middel van een reeks indicatoren geconcretiseerd. Voor meer

Page 4: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

4

informatie over de visietekst van de Vlaamse stadsmonitor zie: https://www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be/. De visietekst vormde het uitgangspunt voor de keuze van de indicatoren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

De stadsmonitor voor Halle heeft het model van de Vlaamse stadsmonitor volledig overgenomen: de visie, de keuze van indicatoren en de definities van alle indicatoren. Dit beproefd model dat ontwikkeld werd om het beleid van de Vlaamse steden beter te kunnen monitoren en vormgeven, laat immers toe om de gegevens van Halle te vergelijken met die van de centrumsteden. Bovendien zijn de definities in de Vlaamse stadsmonitor reeds eenduidig omschreven, en wordt dit model gedragen door de 13 centrumsteden, de Vlaamse overheid en een reeks experten.

Net als bij de Vlaamse stadsmonitor maken we voor de stadsmonitor voor Halle gebruik van verschillende databronnen. Ten eerste hebben we een beroep gedaan op centrale databanken van federale en Vlaamse instellingen. Een deel van deze geregistreerde gegevens werd voor Halle reeds verzameld in het kader van de eerste editie van de Vlaamse gemeentemonitor die in maart 2018 is uitgekomen. De gemeentemonitor is een monitoringinstrument dat in alle tweehonderdvijfennegentig Vlaamse steden en gemeenten wordt gehanteerd (die geen centrumsteden zijn), en op basis waarvan lokale besturen beleidsrelevante analyses kunnen maken om hun lokaal beleid vorm te geven. Om dubbel werk te vermijden hebben we zoveel mogelijk geregistreerde gegevens die in dat kader reeds werden verzameld, overgenomen via de webtoepassing van de Vlaamse stads- en gemeentemonitor. De gegevens die we via die webtoepassing niet konden bekomen voor de stad Halle, hebben we opgevraagd bij de originele databronnen. Ten tweede heeft de stad Halle bepaalde gegevens zelf verzameld en aan de onderzoekers bezorgd. Dit betreft voornamelijk geografische informatie die toelaat om de aanwezigheid en spreiding van voorzieningen via GIS-toepassingen in beeld te brengen. Ten derde hebben we een grootschalige survey opgesteld die begin 2018 naar 1500 inwoners van Halle werd verstuurd. De uitwerking van de survey wordt in de volgende paragraaf uitgebreid toegelicht. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat in het kader van de Vlaamse Gemeentemonitor (2018) ook een survey werd opgezet en verwerkt voor alle Vlaamse gemeenten (en dus ook voor Halle). Niet zelden werden daar dezelfde of gelijkaardige vragen gesteld aan de Hallenaren als de vragen die wij in het kader van onze stadsmonitor hebben gesteld (en die exact overgenomen werden van de Vlaamse stadsmonitor). Wel verschillen de vraagstelling en/of antwoordmogelijkheden tussen de Gemeentemonitor en onze stadsmonitor voor Halle dikwijls lichtjes, waardoor die gegevens niet altijd vergelijkbaar zijn. Samen met het verschillend moment waarop de Gemeentemonitor en de Stadsmonitor voor Halle werd afgenomen, kan dit verklaren waarom de verdeling van de antwoorden voor sommige surveyvragen soms verschilt tussen de Gemeentemonitor en de Stadsmonitor voor Halle.

Bij de bespreking van elke indicator nemen we de definitie op zoals die in de Vlaamse stadsmonitor (2017) staat beschreven. Wat betreft de berekeningen die op de Gemeentemonitor zijn gebaseerd, verwijzen we voor meer informatie over de definities naar de site van de Gemeente- en Stadsmonitor (https://www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be/). Daar kan meer achtergrondinformatie worden gevonden over de berekeningswijze, de validiteit en interpreteerbaarheid van de afzonderlijke indicatoren. Indien nodig vullen we dit aan met bijkomende informatie die noodzakelijk is voor een juist begrip van de resultaten. Vervolgens bespreken we de resultaten en geven we de cijfers grafisch (in figuren en/of tabellen) weer. We pogen telkens – indien de cijfers het toelaten - een evolutie in de tijd weer te geven, alsook de vergelijking te maken met Vlaanderen, de centrumsteden en de benchmarksteden. Voor de meeste indicatoren die we uit centrale databanken van federale en Vlaamse instellingen hebben gehaald, konden we een

Page 5: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

5

vergelijking maken met het gemiddelde van de centrumsteden, Vlaanderen en vier benchmarksteden: Dendermonde, Lier, Lokeren en Ninove. De GIS-indicatoren hebben we enkel voor Halle weergegeven, en de surveyresultaten konden we enkel vergelijken met de resultaten van de Vlaamse stadsmonitor voor de 13 centrumsteden omdat die survey niet is afgenomen voor de 295 andere gemeenten en steden.

Verder stellen we vast dat de cijfers van de Vlaamse stadsmonitor soms werden aangepast/geactualiseerd en dus anders zijn dan in de oudere publicaties. Wij vullen de cijfers van vroegere versies van de stadsmonitor aan.

Aan het einde van elk thema, maken we een analyse van de indicatoren die in dat thema werden toegelicht, waarbij we betekenisvolle linken leggen tussen de resultaten en trends weergeven: de sterke punten en de aandachtpunten voor het beleid staan hierbij centraal. In dit kader verwerken we ook de input die we hebben gekregen tijdens de voorstelling van de eerste resultaten aan vertegenwoordigers van het stadsbestuur in juni 2018. Wel blijft het leggen van causale verbanden buiten de scope van deze stadsmonitor omdat daarvoor diepgaandere analyses per thema nodig zijn.

DE SURVEY ‘THUIS IN HALLE’

Voor een honderdtal indicatoren doen we beroep op een survey, een bevraging bij een representatief aantal inwoners van Halle. Op die manier krijgen we meer zicht op de tevredenheid, het gedrag en de participatie van de inwoners van Halle aan het maatschappelijk leven. Die vragenlijst bevatte exact dezelfde vragen als de vragen die in de survey van de Vlaamse stadsmonitor (2017) werden gesteld aan de inwoners van de 13 centrumsteden. Hierdoor kunnen we de antwoorden van de inwoners van Halle vergelijken met die van de inwoners van de centrumsteden. Voor een meerderheid van deze indicatoren is een vergelijking in de tijd bovendien mogelijk omdat heel wat vragen op exact dezelfde manier werden gesteld bij de vorige twee edities van de stadsmonitor ‘Thuis in Halle’. In deze paragraaf bespreken we de uitwerking van deze survey.

Organisatie van de bevraging Een netto respons van 500 inwoners van Halle die 16 jaar of ouder zijn, werd vooropgesteld en ruimschoots gehaald. Naar analogie met de Vlaamse stadsmonitor hebben we de respondenten de keuze gelaten tussen het schriftelijk of online invullen van de vragenlijst.

Vooreerst heeft de stad Halle de bevraging ‘Thuis in Halle’ kenbaar gemaakt bij haar inwoners door hierover te communiceren via artikels in de lokale pers en in bepaalde gemeentekranten. Vervolgens heeft het stadsbestuur uit alle inwoners van Halle die 16 jaar of ouder zijn een representatieve toevalssteekproef getrokken. Hierbij werd naast met de leeftijd ook rekening gehouden met het aantal inwoners in de deelgemeenten Halle, Lembeek en Buizingen. Met als doel een expliciete stratificatie hebben we de populatie van Halle vooraf ingedeeld in drie groepen op basis van de deelgemeente waar ze zijn gedomicilieerd. Vervolgens zijn drie proportionele steekproeven getrokken uit elke groep. Het gevolg is dat de steekproef de populatie op vlak van deelgemeente exact weerspiegelt. Aangezien de responsgraad van de stadsmonitor voor Halle 44,5% bedroeg in 2012 en zo’n 36% in 2015, werden 1500 inwoners van Halle lukraak geselecteerd en aangeschreven. Op die manier zou de vooropgestelde responsgraad van 500 inwoners zeker worden gehaald. De stad Halle leverde het HIVA het adressenbestand aan zodat het HIVA die personen gemakkelijk kon contacteren.

Page 6: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

6

Een eerste begeleidende brief werd eind februari 2018 per post naar de 1500 inwoners van Halle verstuurd. In die brief vond men een (anonieme) code en link naar een webpagina terug waarmee men de vragenlijst online kon invullen. Bovendien werd in die eerste brief vermeld dat wie de vragenlijst niet online kon/wilde invullen (telefonisch of via mail) een papieren versie kon bekomen, die vervolgens werd opgestuurd naar de persoon in kwestie. Via een bijgevoegde gefrankeerde omslag kon men de ingevulde, schriftelijke vragenlijst kosteloos opsturen naar de onderzoekers. Om de responsgraad te verhogen werd ongeveer een week na het versturen van de eerste brief een herinneringsbrief verstuurd naar de inwoners die de vragenlijst nog niet hadden ingevuld, en nog een week later werd een tweede herinneringsbrief verstuurd waarbij ook telkens een schriftelijke vragenlijst was toegevoegd.

Om de respons (en zo de representativiteit van de steekproef) zo hoog mogelijk te krijgen, heeft de burgemeester in de begeleidende brieven de inwoners opgeroepen hun mening over hun stad kenbaar te maken, wat vermoedelijk de betrokkenheid heeft verhoogd. Verder werd ook een bedankbrief opgestuurd naar alle respondenten die de vragenlijst hadden ingevuld, samen met een Vondel-geschenkbon (ter waarde van vijf euro). Telkens werd hierbij een omslag van de stad Halle gebruikt, eveneens om de responsgraad te verhogen.

Anonimiteit verzekerd We hebben aan de respondenten de volledige anonimiteit verzekerd. Zo werden de schriftelijke en online ingevulde vragenlijsten rechtstreeks aan het HIVA bezorgd, waardoor de stad geen inzicht kon krijgen in de individuele antwoorden. De respondenten kregen telkens een code toegestuurd, een volgnummer, dat door het HIVA werd aangewend om een lijst bij te houden van welke personen al hadden geantwoord zodat kon worden nagegaan wie al dan niet nog een herinneringsbrief en/of bedankbrief diende te krijgen. Na het afronden van het veldwerk werd de sleutel voor de combinatie van de volgnummers en de adressen vernietigd. Tot slot werden de resultaten zo verwerkt dat individuen nooit kunnen worden getraceerd.

Respons In totaal heeft het HIVA 630 vragenlijsten binnen het vooropgestelde tijdsbestek (via de post of online) ontvangen, waarmee de netto te realiseren respons van 500 ruimschoots werd gehaald.2 Na cleaning van de bestanden werden 609 vragenlijsten overgehouden, wat ons op een netto-respons van 40,6% brengt. De cleaning betrof het verwijderen van vragenlijsten indien quasi alle variabelen niet waren ingevuld of wanneer eenzelfde persoon een vragenlijst zowel schriftelijk als online had ingevuld. Van de 609 vragenlijsten werden 365 online ingevuld (60%) en 244 schriftelijk (40%); 592 volledig (97%) en 17 onvolledig (alle 17 online).3

Representativiteit (non-respons-analyse) We starten met een non-responsanalyse om de representativiteit van de survey in kaart te brengen. Daarbij vergelijken we (1) de groep respondenten, met (2) de ganse steekproef en (3) met de populatie voor de kenmerken geslacht, deelgemeente, nationaliteit en leeftijd.

2 11 schriftelijke vragenlijsten werden aan het HIVA bezorgd op een later tijdstip. Aangezien de data-analyse op dat moment reeds van start was gegaan, werden deze vragenlijsten niet ingevoerd en evenmin in rekening genomen. Ter informatie: de responsgraad van de stadsmonitor voor Halle bedroeg in 2012 44,5% en in 2015 zo’n 36%. 3 In de Vlaamse stadsmonitor werd ongeveer 25% van de vragenlijsten online ingevuld, wat heel wat lager ligt dan bij ‘Thuis in Halle’.

Page 7: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

7

Hiervoor beroepen we ons op een bestand van de stad Halle dat een aantal populatiegegevens bevat.

Uit onderstaande figuren blijkt dat de respondenten en de steekproef voldoende representatief zijn op vlak van geslacht en deelgemeente. De percentages van de respondenten komen immers sterk overeen met de percentages van de populatie.

Wat betreft de nationaliteit is dit minder het geval: terwijl 92% van de inwoners in Halle (in de populatie) de Belgische nationaliteit heeft, bedraagt dit bijna 97% bij de respondenten. Kortom, inwoners van Halle met de Belgische nationaliteit hebben vaker deelgenomen aan de enquête dan inwoners van Halle die de Belgische nationaliteit niet hebben. Als de steekproef geen goede afspiegeling is van de populatie (wat in deze het geval is voor het kenmerk ‘nationaliteit’) kan men in sommige gevallen ‘wegen’. Daarbij kent men aan elke respondent een gewicht toe: respondenten die ondervertegenwoordigd zijn in de steekproef krijgen een gewicht groter dan 1, terwijl respondenten die oververtegenwoordigd zijn in de steekproef een gewicht kleiner dan 1 krijgen. In dit geval zouden respondenten met de Belgische nationaliteit een gewicht kleiner dan 1 moeten krijgen, terwijl respondenten zonder de Belgische nationaliteit een gewicht groter dan 1 moeten krijgen. Maar in onze steekproef van 609 personen zijn er slechts 19 personen met een niet-Belgische nationaliteit: dit is een te klein absoluut aantal waardoor we voor het kenmerk ‘nationaliteit’ geen weegprocedure kunnen toepassen.

Tot slot stellen we vast dat naast de nationaliteit ook de verdeling van de respondenten in leeftijdscategorieën niet overeenkomt met de populatiegegevens van Halle. Jongere leeftijdscategorieën (16-40 jaar) en de oudste leeftijdscategorieën (> 81 jaar) hebben minder vaak deelgenomen aan de enquête, terwijl personen tussen de 56 en 70 jaar beduidend vaker hebben deelgenomen. Om te corrigeren voor deze ongelijke verdeling kregen de antwoorden van de leeftijdsgroepen die ondervertegenwoordigd waren in de respons een hoger gewicht, terwijl de antwoorden van leeftijdsgroepen die oververtegenwoordigd waren een lager gewicht kregen. We geven in onderstaande grafiek ook de leeftijdsverdeling weer na de correctie door weging. Hierdoor krijgen we een leeftijdsverdeling van de ‘gewogen respondenten’ die de leeftijdsverdeling in de populatie correct weerspiegelt.

De slotsom is dat de gewogen data representatief zijn voor de kenmerken ‘deelgemeente’, ‘geslacht’ en ‘leeftijd’, maar niet voor het kenmerk ‘nationaliteit’.

47 48 48

53 52 52

0102030405060708090

100

Respondenten (N=609) Steekproef (N=1500) Populatie ouder dan 15jaar (N=31879)

Representativiteit naar geslacht (in %)

Man Vrouw

Page 8: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

8

65 65 65

17 19 16

17 16 19

0102030405060708090

100

Respondenten (N=609) Steekproef (N=1500) Populatie ouder dan 15jaar (N=31872)

Representativiteit naar deelgemeente (in %)

Halle Lembeek Buizingen

97 92 92 92

3 8 8 8

0102030405060708090

100

Respondenten(N=609)

Steekproef (N=1500) Populatie(N=39183) Populatie ouder dan15 jaar (N=31879)

Representativiteit naar nationaliteit (in %)

Belg Niet-Belg

0

2

4

6

8

10

12

16-20 21-25 26-30 31-35 36-40 41-45 46-50 51-55 56-60 61-65 66-70 71-75 76-80 81-85 85-90 90+

Representativiteit naar leeftijdscategorieën (in %)

Respondenten (N=609) Populatie ouder dan 15 jaar (N=31879) Gewogen respondenten (N=609)

Page 9: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

9

VOORSTELLING EN INTERPRETATIE VAN DE RESULTATEN

De resultaten worden zoveel mogelijk visueel weergegeven door middel van grafieken en figuren, al dan niet ondersteund door een tabel.

Een honderdtal indicatoren in de stadsmonitor voor Halle zijn gebaseerd op een survey die in 2018 werd afgenomen bij de inwoners van Halle. Bij deze indicatoren geven we ook telkens de cijfers weer voor de jaren 2012 en 2015, ten minste als de vraagstelling niet is gewijzigd ten opzichte van de vorige edities. Hierbij maken we ook telkens de vergelijking met de resultaten van de survey die in 2017 werd afgenomen bij de inwoners van de centrumsteden in het kader van de Vlaamse stadsmonitor. Hierbij is het belangrijk voor ogen te houden dat die survey bij de inwoners van de centrumsteden in de periode maart-mei 2017 werd afgenomen, terwijl de survey bij de Hallenaren een jaar later heeft plaatsgevonden. Dit verschil qua meetmoment zou mogelijks een invloed kunnen hebben op de antwoorden van de respondenten wat betreft bijvoorbeeld de tevredenheid met betrekking tot bepaalde voorzieningen.

Om de survey-indicatoren op een correcte manier te interpreteren is het belangrijk een aantal zaken goed voor ogen te houden.

Ten eerste gaat het over een steekproef. Niet alle inwoners van Halle zijn immers bevraagd. Bijgevolg zijn de resultaten die worden weergegeven eerder een benadering van de gedragingen, opvattingen en visies van de inwoners van Halle. In navolging van de Vlaamse stadsmonitor geven we daarom geen cijfers na de komma weer. Dat zou immers de indruk wekken dat het om exacte cijfers gaat.

Ten tweede is de vraagstelling voor heel wat indicatoren dezelfde als bij de vorige twee edities van de stadsmonitor. Dit laat voor die indicatoren toe een evolutie waar te nemen doorheen de tijd voor Halle. Hierbij is het wel belangrijk dat een toe- of afname in de tijd voor surveygegevens niet per definitie statistisch significant is: om dit na te gaan moeten de betrouwbaarheidsintervallen van beide meetmomenten vergeleken worden.4 Het betrouwbaarheidsinterval geeft de onder- en bovengrens aan waartussen de populatiewaarde zich met 95% zekerheid bevindt. Op basis van dit interval kan men de (on)zekerheid nagaan waarmee een bepaalde uitspraak wordt gedaan. Als een steekproefcijfer minder accuraat is omdat bijvoorbeeld slechts weinig respondenten die indicator hebben ingevuld, zal dat interval groter zijn, waardoor de (on)betrouwbaarheid van het cijfer wordt weergegeven. Bij wijze van voorbeeld: de indicator ‘tevredenheid over het aanbod aan sportvoorzieningen’ geeft voor Halle volgende cijfers weer: 63% van de Hallenaren waren in 2015 tevreden (met als onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval 58% en 67%), en 80% van de Hallenaren waren in 2018 hiermee tevreden (met als onder- en bovengrens van het betrouwbaarheidsinterval 77% en 84%). Vermits beide intervallen niet overlappen, kunnen we stellen dat deze verschuiving significant is. Indien beide intervallen wel hadden overlapt, hadden we deze conclusie niet kunnen trekken. Wanneer twee gerapporteerde cijfers van elkaar verschillen maar de bijhorende betrouwbaarheidsintervallen elkaar overlappen, dan kan dus niet met zekerheid geconcludeerd worden dat dit verschil niet aan toeval te wijten is. In de tekst hebben we alle evoluties doorheen de tijd voor Halle besproken, ook als ze niet significant zijn. Als we zeker zijn dat een evolutie in de tijd significant is, hebben we dit duidelijk vermeld in de tekst.

Verder kunnen alle indicatoren vergeleken worden met de cijfers die in het kader van de Vlaamse stadsmonitor voor de 13 centrumsteden werden verzameld. We hebben immers 4 Geïnteresseerde lezers kunnen de 95%-betrouwbaarheidsintervallen via de stad Halle opvragen.

Page 10: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

10

exact dezelfde vraagstelling en definities gehanteerd waardoor die gegevens met elkaar kunnen worden vergeleken. Indien er een lichte wijziging is doorgevoerd aan de vraagstelling of definitie wordt dit telkens weergegeven bij de bespreking van de definitie van de indicator. Ook bij de vergelijking met de centrumsteden is het belangrijk voor ogen te houden dat een verschil niet per definitie significant is, en dat hierbij telkens de betrouwbaarheidsintervallen in rekening moeten worden genomen.

Ten derde moeten de resultaten toelaten om na te gaan of Halle evolueert richting een meer leefbare en duurzame stad, zoals gebaseerd op de visietekst van de Vlaamse stadsmonitor. Terwijl in de Vlaamse stadsmonitor de relevante intenties telkens kort worden toegelicht hebben wij ervoor gekozen om dat niet te doen. Wel kan men die altijd raadplegen op de website van de Vlaamse stadsmonitor.

Tot slot zijn sommige indicatoren samengesteld op basis van de antwoorden op verschillende stellingen: vb. openheid tegenover andere culturen, psychische gezondheid, ... Voor de Vlaamse stadsmonitor heeft men hierbij telkens nagegaan of de antwoorden op die verschillende stellingen wel voldoende sterk met elkaar samenhangen vooraleer die indicator werd weergegeven. Wij hebben deze samenhang niet nog eens apart getest voor Halle, maar hebben de exacte berekeningswijze en definitie van die indicatoren overgenomen van de Vlaamse stadsmonitor.

Page 11: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

11

ARMOEDE De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de gehanteerde indicatoren op vlak van armoede: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. In een leefbare en duurzame stad dienen kwetsbare groepen kansen te krijgen om zich te ontplooien en maatschappelijk te participeren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Dit hoofdstuk bevat elf indicatoren die evoluties op vlak van armoede en uitsluiting in Halle weergeven. Zowel financiële drempels als drempels op vlak van gezondheid, werk en de thuissituatie bepalen de mate waarin stadsbewoners in staat zijn om zich te ontplooien en een menswaardig leven te leiden. Dit hoofdstuk gaat in op het aantal personen met een zwakkere financiële positie, het aantal personen dat daadwerkelijk problemen ondervindt met het betalen van facturen, en het aantal gezinnen, kinderen en jongeren in Halle dat risico op kansarmoede loopt (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Fiscale inkomens beneden de kritische grens Definitie Het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner, het aandeel individuele aangiften onder de 10.000 euro (in %) en het aandeel gemeenschappelijke aangiften onder de 20.000 euro (in %).

In de eerste figuur gaat het om het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner (in nominale waarden). Dat is het quotiënt van het totale netto belastbaar inkomen van alle inwoners in het inkomstenjaar en de bevolking op 1 januari van het jaar dat volgt op het inkomstenjaar. Het netto belastbaar inkomen wordt berekend op basis van de aangiften in de personenbelasting en omvat de belastbare inkomsten uit beroep, vervangingsinkomens, pensioenen, dividenden, het kadastraal inkomen en onderhoudsuitkeringen.

In volgende figuren gaat het om het aandeel individuele aangiften met een netto belastbaar inkomen onder de 10.000 euro en het aandeel gemeenschappelijke aangiften met een netto belastbaar inkomen onder de 20.000 euro, ten opzichte van respectievelijk het totaal aantal individuele en het totaal aantal gemeenschappelijke aangiften. Deze indicatoren verwijzen naar het hebben van een fiscaal inkomen beneden een kritische grens: dit is relevant om weer te geven vermits armoede sterk samenhangt met financiële problemen. Gemeenschappelijke aangiften worden ingediend door gehuwden en wettelijk samenwonenden. Met de belastingplichtigen die door de specifieke aard van hun inkomen (bijvoorbeeld jongeren zonder inkomen) of door hun gezinslasten niet belastbaar zijn en dus een nulaangifte indienen, wordt in de berekeningen voor de grafiek geen rekening gehouden.

Aandachtspunten Het gaat hier telkens om het netto belastbaar inkomen. De fiscale netto inkomens komen niet volledig overeen met de werkelijke netto inkomens van de huishoudens. Zo wordt er geen rekening gehouden met de inkomens die vrijgesteld zijn van belastingen (zoals de kinderbijslagen en het leefloon) of inkomens die worden achtergehouden voor de fiscus (belastingontwijking).

Een individuele of gemeenschappelijke aangifte zegt niets over het aantal personen in het fiscale huishouden aangezien geen rekening gehouden wordt met eventuele kinderen of andere personen ten laste. Tegelijk is het zo dat de twee partners van een ongehuwd of niet

Page 12: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

12

wettelijk maar wel feitelijk samenwonend koppel (al dan niet met kinderlast) twee afzonderlijke individuele aangiften moeten indienen.

Vaststellingen Inwoners van Lier hebben in 2015 het hoogste gemiddeld belastbaar netto inkomen per inwoner van alle benchmarksteden (19 307 euro). Halle heeft de derde plaats met 19 040 euro per jaar in 2015. Daarmee ligt Halle net iets boven het gemiddelde van het Vlaams Gewest (18 970 euro). Tussen 2011 en 2014 nam het gemiddeld inkomen per inwoner in de betreffende regio’s toe met tussen de 1 600 euro en 1 900 euro. Tussen 2014 en 2015 nam dit terug lichtjes af in Lier, Lokeren, Ninove en Halle.

In de periode 2009-2015 neemt zowel het aandeel individuele aangiften als de gemeenschappelijke aangiften beneden de kritische grens af bij de inwoners van Halle en de benchmarksteden. Deze daling valt te verwachten vermits dit het inkomen in nominale waarden betreft, en dus niet geïndexeerd is. Terwijl het aandeel individuele aangiften in Halle is afgenomen van 21% in 2009 tot 18% in 2015, is de daling sterker bij de gemeenschappelijke aangiften (van 13% tot 7% in dezelfde periode). Verder zien we dat Halle een kleiner aandeel gemeenschappelijke aangiften heeft beneden de kritische grens (7%) dan de benchmarksteden, de centrumsteden (12%) en het Vlaams Gewest (9%). Enkel Dendermonde heeft een kleiner aandeel individuele aangiften beneden de kritische grens (17%) dan Halle (18%). Daarmee doet Halle het ‘voor de gemeenschappelijke aangifte’ net iets beter dan het Vlaams Gewest (19%) en de centrumsteden (20%).

Gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner, inkomstenjaren 2011-2015 - aanslagjaren 2012-2016 (in euro).

Bron: Algemene Directie Statistiek.

15.000

15.500

16.000

16.500

17.000

17.500

18.000

18.500

19.000

19.500

20.000

2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Page 13: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

13

Het aandeel individuele aangiften onder de 10 000 euro (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

Het aandeel gemeenschappelijke aangiften onder de 20 000 euro (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

0

5

10

15

20

25

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

20

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 14: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

14

Het aandeel individuele en gemeenschappelijke aangiften onder de kritische grens, inkomstenjaar 2015 – aanslagjaar 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

1718

19 18 1820 19

87

9 108

12

9

0

5

10

15

20

25

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Individuele aangiftes < 10.000 euro Gemeenschappelijke aangiftes < 20.000 euro

Page 15: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

15

Personen met overmatige schuldenlast Definitie Aandeel (%) personen van 18 jaar en ouder met overmatige schuldenlast.

Aantal personen dat op 31 december van het jaar bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België (NBB) geregistreerd staat met minstens één wanbetaling voor een consumentenkrediet (verrichtingen op afbetaling en kredietopeningen) of hypothecair krediet, afgesloten door natuurlijke personen voor privédoeleinden, in % van de bevolking van 18 jaar en ouder.

De criteria die aanleiding geven tot de registratie van een wanbetaling zijn:

1. voor de verrichtingen op afbetaling (verkopen op afbetaling, de leningen op afbetaling en de financieringshuren): als 3 termijnbedragen op hun vervaldag niet of onvolledig zijn betaald, als een vervallen termijnbedrag gedurende 3 maanden niet of onvolledig is betaald of als de nog te vervallen termijnbedragen onmiddellijk opeisbaar geworden zijn;

2. voor de kredietopeningen: als een bedrag aan kapitaal en/of totale kosten komt te vervallen en dit niet of onvolledig werd terugbetaald binnen een termijn van 3 maanden, als het kapitaal volledig opeisbaar is geworden en het verschuldigde bedrag niet of onvolledig werd terugbetaald of als het totaal terug te betalen bedrag niet werd terugbetaald binnen de maand na het verstrijken van de nulstellingstermijn;

3. voor de hypothecaire kredieten: als een verschuldigd bedrag niet of onvolledig is betaald binnen 3 maanden na de vervaldag of als een verschuldigd bedrag niet of onvolledig is betaald binnen 1 maand na de ingebrekestelling via een aangetekend schrijven.

Aandachtspunten De term ‘overmatige schuldenlast’ slaat hier enkel op wanbetalingen volgens de criteria vastgelegd door de Centrale voor Kredieten aan Particulieren van de Nationale Bank van België. Of deze achterstallen al dan niet in wanverhouding staan tegenover het inkomen wordt bij deze indicator niet beoordeeld. De indicator brengt bovendien maar een deel van de personen met schuldenlast in beeld, namelijk diegenen die geregistreerd staan bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren. Daarbij houdt men enkel rekening met achterstallen als gevolg van consumptie- en hypothecaire kredieten, niet met andere mogelijke achterstallen zoals voor huur, nutsvoorzieningen of gezondheidskosten. Deze indicator betreft alle volwassen personen met een wanbetaling op hypothecaire leningen en consumentenkredieten. Indien de lening of het krediet werd afgesloten door twee of meer personen, zijn zij allen opgenomen in de cijfers.

Vaststellingen Het aandeel personen met een overmatige schuldenlast is een indicator van de financiële kwetsbaarheid van inwoners. Onderstaande grafiek toont aan dat in 2016 het aandeel personen van 18 jaar en ouder die bij de Centrale voor Kredieten aan Particulieren geregistreerd staan als wanbetaler (met overmatige schuldenlast) ten opzichte van de totale bevolking van 18 jaar en ouder het hoogst is in de 13 centrumsteden (3,7%), gevolgd door Halle (3,3%) en Ninove (3,2%). Dit aandeel neemt in de periode 2007-2016 heel lichtjes toe in het Vlaams Gewest, de centrumsteden en in alle benchmarksteden (behalve Dendermonde): van 2,2% naar 2,7% in het Vlaams Gewest, van 3,1% tot 3,7% in de 13 centrumsteden en van 2,5% tot 3,3% in Halle.

Page 16: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

16

Het aandeel personen van 18 jaar en ouder met overmatige schuldenlast in % van de bevolking, van 2007 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Nationale Bank van België.

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 17: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

17

Verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat geniet van een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering.

Om de toegang tot de gezondheidszorg te verzekeren, bestaat er voor bepaalde groepen de verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering. Het geeft recht op een hogere terugbetaling voor geneeskundige verzorging en geneesmiddelen, een derdebetalersregeling bij artsen die daarmee instemmen en een gunstiger stelsel voor het persoonlijk aandeel (remgeld) in geval van hospitalisatie.

Volgende groepen hebben automatisch recht op de verhoogde tegemoetkoming: personen met een leefloon of gelijkaardige OCMW-hulp (gedurende minstens 3 maanden), met een inkomensgarantie voor ouderen of gewaarborgd inkomen voor bejaarden, met een toelage voor personen met een handicap uitgekeerd door de FOD Sociale Zekerheid, kinderen met een erkende handicap van minstens 66%, niet-begeleide minderjarige vreemdelingen en weeskinderen die beide ouders verloren hebben.

Wie niet automatisch de verhoogde tegemoetkoming geniet, kan een aanvraag indienen onder volgende voorwaarden:

1. op basis van een bijzondere situatie (weduwe/weduwnaar, invalide, gepensioneerde, erkend als persoon met een handicap, al minstens 1 jaar volledig werkloos of in arbeidsongeschiktheid of lid van een eenoudergezin) en een inkomensonderzoek (het huidig gezinsinkomen moet lager zijn dan een bepaald grensbedrag afhankelijk van het aantal gezinsleden)

2. op basis van een inkomensonderzoek (het gezinsinkomen tijdens het voorgaande jaar moet lager zijn dan een bepaald grensbedrag afhankelijk van het aantal gezinsleden) voor de gezinnen die zich niet in één van bovenstaande situaties bevinden maar leven in een gezin met een bescheiden inkomen.

Bij alle categorieën hebben zowel de titularissen als hun personen ten laste recht op de verhoogde tegemoetkoming.

Aandachtspunten De verhoogde tegemoetkoming wordt vaak ook de ‘voorkeurregeling’ in de ziekteverzekering genoemd. Bij de beoordeling van de evolutie van deze indicator moet men rekening houden met het feit dat elke verhoging van de inkomensgrens of uitbreiding van de rechthebbende categorieën het aantal gerechtigden op de verhoogde tegemoetkoming doet stijgen. Niet bij alle groepen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming gebeurt de toekenning automatisch. Een aantal groepen die denken recht te hebben op de verhoogde tegemoetkoming, moeten dit statuut zelf aanvragen. Een bepaald deel van de doelgroep heeft dit nog niet gedaan.

Vaststellingen Deze indicator geeft de financiële kwetsbaarheid weer van de inwoners. De verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering heeft immers als doel om armoede te voorkomen en bestrijden. We stellen vast dat Halle over de volledige periode een kleiner aandeel inwoners heeft met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering (12%) dan inwoners van het Vlaams Gewest (14%), wat in lijn ligt met de vaststellingen over het inkomen. Halle wijkt daarbij duidelijk af van de vier benchmarksteden, waarvan de cijfers

Page 18: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

18

nauw aansluiten bij de Vlaamse cijfers, maar zeker ook van de centrumsteden, die over de hele lijn boven de Vlaamse cijfers zitten (20% in 2017). Verder zien we dat het aandeel personen met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering in alle regio’s gestaag en onafgebroken toeneemt in de periode 2008-2017 (behalve in 2009 en 2014). In Halle bedraagt die toename 2,9 procentpunten, en in de centrumsteden valt de hoogste toename op te merken met meer dan 5 procentpunten.

Het aandeel inwoners dat geniet van een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering, van 2008 tot 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 19: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

19

Energie-armoede huishoudens: afsluitingen en budgetmeters Definitie Het aandeel afgesloten toegangspunten elektriciteit (of aardgas) ten opzichte van het aantal toegangspunten elektriciteit (of aardgas) in de stad.

De overheid beschouwt het beschikken over energie als een basisrecht. Om de klant te beschermen is er een specifieke procedure die de leveranciers en de netbeheerders bij wanbetaling moeten volgen. Slechts in erg uitzonderlijke situaties kan de distributienetbeheerder de toevoer van elektriciteit en/of aardgas afsluiten. Om klanten tijdens de winterperiode niet zonder energie te zetten, mag er nooit worden afgesloten in de periode van 1 december tot 1 maart.

Vooraleer de sociale leverancier een gezin mag afsluiten wegens wanbetaling, moet hij het dossier voorleggen aan de lokale adviescommissie (LAC) van de gemeente. In geval van fraude, bij onveiligheid, bij leegstand of als de klant weigert om een contract te tekenen na verhuis, is geen LAC-advies nodig.

Het aandeel ingeschakelde budgetmeters elektriciteit (of aardgas) ten opzichte van het aantal toegangspunten elektriciteit (of aardgas) in de stad.

Huishoudelijke klanten die door hun commerciële energieleveranciers worden opgezegd (en geen andere leverancier vinden), komen bij hun distributienetbeheerder terecht, die dan als sociale leverancier optreedt. Dit om te voorkomen dat de klant plots zonder energie valt. Indien de klant de facturen van zijn netbeheerder niet correct betaalt en in gebreke wordt gesteld, zal de netbeheerder een budgetmeter plaatsen. Op die manier wordt ervoor gezorgd dat de klant toch verder energie kan verbruiken maar wordt vermeden dat er een nieuwe schuld ontstaat.

Er bestaan zowel budgetmeters voor elektriciteit als voor aardgas. Het systeem werkt met een betaalkaart die de klant eerst voor een bepaald bedrag moet opladen. De klant kan dan voor het opgeladen bedrag energie verbruiken.

Dankzij de budgetmeter blijft de klant bewust van het energieverbruik. Het zet de klant ertoe aan energie te besparen, waardoor de klant vermijdt dat schulden oplopen. Om redenen van schuldbeheersing zijn klanten vaak zelf vragende partij voor een budgetmeter.

Jaarlijks publiceert de VREG een rapport over de uitvoering van de wettelijke procedures voor de sociale openbare dienstverplichtingen. In dit rapport worden cijfergegevens over huishoudelijke afnemers verzameld die jaarlijks verplicht gerapporteerd worden door de distributienetbeheerders en de commerciële energieleveranciers.

Vaststellingen Het aandeel budgetmeters voor elektriciteit en aardgas is in de meeste regio’s quasi gelijk. In Halle is het aandeel budgetmeters elektriciteit en aardgas in de periode 2011-2013 naar elkaar toe gegroeid en lopen ze sindsdien grotendeels gelijk. Wat betreft het aandeel afsluitingen voor elektriciteit of aardgas is dit niet het geval: in de meeste regio’s zijn er meer afsluitingen van gas dan van elektriciteit. Dit is mogelijks verbonden met het hoger aandeel van de kosten voor aardgas dan voor elektriciteit in het gezinsbudget. Bovendien zouden de netbeheerders de indruk hebben dat mensen sneller geneigd zijn hun elektriciteitsrekening te betalen dan hun gasrekening omdat voor verwarming op aardgas alternatieven bestaan wat voor elektriciteit niet het geval is.

Page 20: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

20

In de centrumsteden zijn er beduidend meer budgetmeters (gas en elektriciteit) en meer afsluitingen gas dan in het Vlaams Gewest. Het aandeel afsluitingen elektriciteit is ongeveer gelijk tussen de centrumsteden en het Vlaams Gewest. Wanneer we Halle onder de loep nemen, stellen we vast dat er ongeveer een even groot aandeel budgetmeters (voor gas en elektriciteit) zijn als in de centrumsteden, maar wel beduidend minder afsluitingen. Halle kent ongeveer evenveel afsluitingen van gas als het Vlaams Gemiddelde, maar heeft beduidend minder afsluitingen van elektriciteit dan het Vlaams Gewest.

En terwijl er in de centrumsteden en het Vlaams Gewest (en alle benchmarksteden) in de periode 2011-2016 een toename is van het aandeel afsluitingen elektriciteit (in beide gevallen met 0,4 procentpunten) en aardgas (respectievelijk met 0,6 en 0,4 procentpunten), is die toename in Halle erg beperkt (0,02 en 0,13 procentpunten). Verder blijft het aandeel budgetmeters gas in alle regio’s in de meeste regio’s vrij stabiel: in de meeste regio’s is er sprake van een lichte toename in de periode 2011-2014 en een lichte afname tussen 2014-2016. Tot slot concluderen we dat het aandeel budgetmeters elektriciteit in alle regio’s (behalve Ninove) lichtjes is afgenomen in de periode 2011-2016.

Het aantal ingeschakelde budgetmeters elektriciteit en aardgas in Halle, en het aantal afgesloten toegangspunten elektriciteit en aardgas ten opzichte van het totaal aantal toegangspunten, van 2011 tot 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

Het aantal ingeschakelde budgetmeters elektriciteit en aardgas, en het aantal afgesloten toegangspunten elektriciteit en aardgas ten opzichte van het totaal aantal

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

2011 2012 2013 2014 2015 2016

Budgetmeters elektriciteit Afsluitingen elektriciteit

Budgetmeters gas Afsluitingen gas

Page 21: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

21

toegangspunten, in 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

Het aantal afgesloten toegangspunten elektriciteit ten opzichte van het totaal aantal toegangspunten, in 2011, 2014 en 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Afsluitingen elektriciteit Afsluitingen gas Budgetmeters gas Budgetmeters elektriciteit

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

1,60

2011 2014 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 22: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

22

Het aantal afgesloten toegangspunten aardgas ten opzichte van het totaal aantal toegangspunten, in 2011, 2014 en 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

Het aantal ingeschakelde budgetmeters aardgas ten opzichte van het totaal aantal toegangspunten, in 2011, 2014 en 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

2011 2014 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

2011 2014 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 23: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

23

Het aantal ingeschakelde budgetmeters elektriciteit ten opzichte van het totaal aantal toegangspunten, in 2011, 2014 en 2016 (in % van het totaal aantal toegangspunten).

Bron: Gemeentemonitor op basis van VREG.

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

3,00

2011 2014 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 24: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

24

Personen en kinderen in een gezin met lager werkintensiteit Definitie Aandeel (%) personen van 0 tot 59 jaar dat leeft in een gezin waarvan de werkintensiteit lager is dan 0,2, op 1 januari van het jaar.

Aandeel (%) personen van 0 tot 17 jaar dat leeft in een gezin waarvan de werkintensiteit lager is dan 0,2, op 1 januari van het jaar.

De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ) registreert de socio-economische positie van de gehele Belgische bevolking. In de nomenclatuur van de socio-economische positie van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming (DWH AM&SB) van de KSZ worden personen beschouwd als werkend, werkzoekend of niet-beroepsactief of komen in een restcategorie (‘andere’) terecht. Op huishoudniveau kan worden gekeken hoeveel volwassenen (exclusief studenten tot 25 jaar) in het gezin aan het werk zijn en in welk arbeidsregime. Op basis daarvan wordt een werkintensiteit van het gezin berekend. Deze werkintensiteit varieert tussen 0 (geen enkel volwassen lid van het gezin werkt) tot 1 (alle volwassen leden van het gezin werken voltijds). De gezinnen met een werkintensiteit lager dan 0,2 worden beschouwd als gezinnen met een lage werkintensiteit.

Aandachtspunten Een aantal groepen die klassiek als werkend worden beschouwd, worden door de KSZ niet als zodanig geregistreerd omdat zij geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid. Het gaat onder meer om uitgaande grensarbeiders, personen die in België werken voor een organisatie/onderneming die geen bijdragen verschuldigd is aan de Belgische sociale zekerheid, internationale ambtenaren en diplomaten. In bepaalde regio’s (zoals de grensgebieden of de rand rond Brussel) moet daarmee bij de interpretatie van de gegevens rekening gehouden worden.

Vaststellingen Halle heeft in gans de periode 2009-2016 een lager aandeel personen van 0-59 jaar dat leeft in een gezin met een lage werkintensiteit (9% in 2016) dan de benchmarksteden en het Vlaams Gewest (11%), en zeker in vergelijking met de centrumsteden (17% in 2016) en het Brussels Gewest (33%). In Halle is er net zoals in de andere regio’s een gestage toename in de periode 2009-2016.

Hetzelfde stellen we vast wat betreft het aandeel kinderen in een gezin met een lage werkintensiteit: Halle heeft op 2012 na over gans de periode 2009-2016 het kleinste aandeel kinderen in een gezin met lage werkintensiteit (8% in 2016), en het Brussels Gewest het grootste aandeel (33%). In 2016 leefde 17% van de kinderen in de centrumsteden in een gezin met lage werkintensiteit, wat 6 procentpunten hoger ligt dan in het ganse Gewest. En ook hier stellen we een toename vast in alle regio’s in de periode 2009-2016 (van 0,7% in Lokeren tot 4,2% in Lier). In de centrumsteden en het Vlaams Gewest is die toename het sterkst in de periode 2009-2011.

Page 25: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

25

Het aandeel personen van 0 tot 59 jaar dat leeft in een gezin waarvan de werkintensiteit lager is dan 0,2, op 1 januari, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Het aandeel personen van 0 tot 59 jaar dat leeft in een gezin waarvan de werkintensiteit lager is dan 0,2, op 1 januari, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

14,0

16,0

18,0

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

9,7 8,611,1 10,2 9,7

16,7

11,4

33,4

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest BrusselsGewest

Page 26: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

26

Het aandeel kinderen van 0 tot 17 jaar dat leeft in een gezin waarvan de werkintensiteit lager is dan 0,2, op 1 januari, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

0,00

2,00

4,00

6,00

8,00

10,00

12,00

14,00

16,00

18,00

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 27: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

27

Kansarmoede-index van Kind en Gezin Definitie Aandeel (%) geboorten in een kansarm gezin.

Aantal kinderen geboren in een kansarm gezin volgens de criteria van Kind en Gezin in jaar x, x-1 of x-2 en die wonen in de gemeente op 31/12 van jaar x ten opzichte van het totaal aantal kinderen geboren in die 3 jaar en die wonen in de gemeente op 31/12 van jaar x, uitgedrukt in percentages.

De regioteamleden van Kind en Gezin toetsen bij elke geboorte de situatie van het gezin aan 6 criteria: het maandinkomen van het gezin, de arbeidssituatie van de ouders, de opleiding van de ouders, de huisvesting, de ontwikkeling van de kinderen en de gezondheid. Een gezin wordt als kansarm beschouwd als het op minstens 3 van de 6 criteria zwak scoort.

Aandachtspunten De gegevens van deze indicator zijn gebaseerd op een subjectieve beoordeling van de situatie van het gezin door de plaatselijke regioteamverantwoordelijken van Kind en Gezin. Dat kan zorgen voor enige variatie in de scores tussen de verschillende steden. Om een correcte en relevante datakwaliteit te waarborgen, krijgen de regioteamleden geregeld opleiding over de registratiemethode. Daarnaast is er controle op foutieve registraties en niet ingevulde gegevens om te komen tot een zo volledig mogelijke gegevensregistratie. Jaarlijks vindt er ook een uitgebreide screening plaats en wordt feedback gegeven aan de regio’s.

Kinderen die niet in Vlaanderen geboren zijn maar er wel wonen, worden toch meegeteld in de berekening van de index.

De gegevens hebben enkel betrekking op de geboorten in gezinnen die begeleid worden door Kind en Gezin. In het Vlaamse Gewest gaat het om ongeveer 97% van alle geboorten. In de gemeenten dicht bij de taalgrens en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is het aandeel opgevolgde gezinnen lager omdat daar een deel van de gezinnen niet voor de dienstverlening van Kind en Gezin kiest maar voor haar Franstalige tegenhanger. Daarom werden hier geen cijfers opgenomen voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Het aantal geboorten volgens Kind en Gezin ligt hoger dan het officiële geboortecijfer omdat Kind en Gezin ook geboorten begeleidt in gezinnen zonder geldige verblijfsdocumenten en bij kandidaat-vluchtelingen.

Vaststellingen Het aandeel kinderen geboren in een kansarm gezin in Halle (5%) is het kleinst van alle regio’s in 2016, kleiner dan in het ganse Vlaams Gewest (13%) en zeker dan in de centrumsteden (22%). Dit laatste wil zeggen dat meer dan één op vijf geboorten in de centrumsteden plaatsvindt in een kansarm gezin, wat bijna dubbel zoveel is als in het Vlaams Gewest. Verder stellen we vast dat Halle anders evolueert dan het Vlaams Gewest en de centrumsteden. Zo was er in Halle een toename in de periode 2008-2011 met 3,7 procentpunten, maar is dat aandeel nadien terug afgenomen met 1,4 procentpunten in de periode 2011-2016. Dit terwijl zowel het Vlaams Gewest als de centrumsteden het aandeel kinderen geboren in een kansarm gezin gestaag toeneemt in de periode 2008-2016: met 4,9 procentpunten in het Vlaams Gewest en 6,4 procentpunten in de centrumsteden.

Page 28: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

28

Het aandeel geboorten in een kansarm gezin, van 2008 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Kind en Gezin.

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 29: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

29

Onderwijskansarmoede-indicator (OKI) Definitie De onderwijskansarmoede-indicator (OKI) voor het gewoon lager onderwijs is het aantal leerlingenkenmerken (er zijn er in totaal 4) waarop de leerlingen lager onderwijs aantikken, gedeeld door het totaal aantal leerlingen lager onderwijs (naar woonplaats van de leerlingen).

De OKI in het gewoon lager onderwijs is de verhouding van het aantal leerlingenkenmerken waarop de leerlingen van het gewoon lager onderwijs met woonplaats in de stad aantikken, gesommeerd over deze leerlingen (teller), en het totaalaantal leerlingen van het gewoon lager onderwijs met woonplaats in de stad (noemer). Als een leerling aantikt op geen enkel kenmerk wordt hij in de teller niet meegeteld, als hij aantikt op 1 kenmerk eenmaal in de teller, als hij aantikt op 2 kenmerken tweemaal, enzovoort. Aangezien er vier leerlingenkenmerken zijn (zie hieronder) is de OKI een getal tussen 0 (geen kansarmoede) en 4 (extreme kansarmoede).

De voornoemde leerlingenkenmerken geven het risico op kansarmoede weer. Het zijn:

1. Laag opleidingsniveau van de moeder: de moeder heeft maximaal lager secundair onderwijs afgewerkt.

2. Thuistaal niet-Nederlands: gezinstaal is niet onderwijstaal

3. Schooltoelage

4. Buurt met hoge mate van schoolse vertraging bij 15-jarigen met minstens 2 jaar schoolse vertraging.

Aandachtspunten In de rapporten met leerlingenkenmerken worden alle leerlingen opgenomen die op 1 februari van het betreffende schooljaar ingeschreven zijn in een school gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse overheid. We nemen de leerlingen uit het gewoon lager onderwijs. Leerlingen uit het buitengewoon onderwijs zijn niet opgenomen. De leerlingenkenmerken zijn immers niet beschikbaar voor het buitengewoon onderwijs. Er zijn factoren die ervoor zorgen dat de totalen een (beperkt) aantal eenheden kunnen verschillen met totalen in andere rapporten. Zo vermeldt de Stadsmonitor enkel leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs terwijl andere rapporten ook de leerlingen omvatten die in het Franstalig taalregime les krijgen in een school gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid. Zie de betreffende rapporten voor duiding omtrent de (verschillen in) scope van de gegevens, zoals het Statistisch jaarboek van het Vlaams onderwijs, te raadplegen op https://onderwijs.vlaanderen.be/nl/welke-gegevensvind-je-in-dataloep#Leerlingenkenmerken.

Vaststellingen Halle doet het met een score van 0,78 wat betreft de OKI ongeveer even goed als het Vlaams Gewest (0,81), en heel wat beter dan de 13 centrumsteden (1,54) in het schooljaar 2015-2016. In de periode 2008-2016 is dit aandeel wel lichtjes toegenomen in Halle (van 0,6 tot 0,8) terwijl het in het Vlaams Gewest gelijk is gebleven.

Onderwijskansarmoede-indicator in het gewoon lager onderwijs naar woonplaats, een getal tussen 0 (geen kansarmoede) en 4 (extreme kansarmoede), van 2008-2009 tot

Page 30: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

30

2015-2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 31: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

31

Huishoudens met betalingsmoeilijkheden Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat leeft in een huishouden met achterstallige betaling(en) voor huishuur/ lening voor de woning, elektriciteit/water/gas/stookolie, aankopen op afbetaling, gezondheidsuitgaven, schoolkosten, kinderopvang en andere kosten wegens financiële redenen, tijdens het afgelopen jaar.

In de survey van de Stadsmonitor werd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad gevraagd of het gedurende het afgelopen jaar is voorgekomen dat de respondent zelf of een ander lid van het gezin ‘één of meer rekeningen niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen’. Daarbij werden volgende soorten betalingen voorgelegd aan de respondent: 1. ‘huishuur/lening voor de woning’, 2. ‘rekening van elektriciteit/water/gas/stookolie’, 3. ‘gezondheidsuitgaven’, 4. ‘terugbetaling van aankopen op afbetaling (uitgezonderd voor de woning)’, 5. ‘schoolkosten’, 6. ‘kinderopvang’ en 7. ‘andere kosten’.

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’, ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’ en ‘niet van toepassing/weet niet’. Bij de berekening is geen rekening gehouden met ‘niet van toepassing/weet niet’.

In 2011 en 2014 werden enkel de eerste 4 aspecten voorgelegd. In 2017 zijn daar ‘schoolkosten’, ‘kinderopvang’ en ‘andere kosten’ aan toegevoegd. In de tabel worden de resultaten gepresenteerd van een samengestelde variabele. Het gaat om het aandeel respondenten dat op minstens 1 van de 4 items voor de reeks 2011, 2014 en 2017 (exclusief de 3 bijkomende items 2017) of op 1 van de 7 items voor 2017 (inclusief) antwoordde ‘ja, het is al eens voorgekomen dat ik de rekening niet (op tijd) kon betalen’.

Aandachtspunten Er is een verschil in de antwoordcategorieën in de Gemeentemonitor en de Stadsmonitor. In de Gemeentemonitor kon de respondent enkel ‘ja’ of ‘nee’ antwoorden. In de Stadsmonitor kon de respondent naast ‘ja’ en ‘nee’ ook kiezen voor ‘niet van toepassing / weet niet’ en dit voor 6 verschillende items.

Vaststellingen In 2017 geeft 16% van de inwoners in Halle aan dat ze met betalingsmoeilijkheden kampen voor huishuur/lening voor de woning, elektriciteit/water/gas/stookolie, aankopen op afbetaling, gezondheidsuitgaven, schoolkosten, kinderopvang of een andere kost. Dat is ongeveer evenveel als in de centrumsteden (15%) en een stuk hoger dan in Vlaanderen (9%). Zonder de schoolkosten, kinderopvang en andere kosten dalen deze aandelen tot 12% voor Halle en 13% voor de inwoners van centrumsteden. Bovendien is voor de vier items een vergelijking met de metingen van 2011 en 2014/15 mogelijk. Zo zien we dat het aandeel tussen 2011 en 2014/15 is gedaald in Halle van 17% naar 12%, maar ook in de centrumsteden (van 15% naar 13%). Tussen 2014/15 en 2017/18 is dit aandeel gelijk gebleven in Halle en de centrumsteden.

Het aandeel inwoners dat leeft in een huishouden met achterstallige betaling(en) voor huishuur/lening voor de woning, elektriciteit/water/gas/stookolie, aankopen op afbetaling, gezondheidsuitgaven, schoolkosten, kinderopvang en andere kosten wegens financiële redenen, tijdens het afgelopen jaar, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in

Page 32: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

32

%).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

* De gegevens van de centrumsteden van 2011 en 2014 zijn gewijzigd in de stadsmonitor van 2017 terwijl de definitie ogenschijnlijk dezelfde is gebleven.

* We merken ten slotte nog op dat volgens de survey die in het kader van de gemeentemonitor (2018) is opgesteld, 8% van de inwoners in Halle betalingsmoeilijkheden heeft. Dit verschil is mogelijks verbonden aan de deels andere vraagstelling.

17%

12% 12%

16%15%

13% 13%

15%

0%

2%

4%

6%

8%

10%

12%

14%

16%

18%

2011 (4 items) 2014/15 (4 items) 2017/18 (4 items) 2017/18 (7 items)

Halle Centrumsteden

Page 33: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

33

Subjectieve armoede Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft moeilijk of zeer moeilijk rond te komen met het maandelijks beschikbaar inkomen van het gezin.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Kan je gezin met het maandelijks beschikbaar inkomen rondkomen?’. Onder gezin wordt iedereen verstaan met wie men samen een huishouden vormt en onder hetzelfde dak woont. Het maandelijks inkomen werd in de survey omschreven als het totaal van de inkomsten van het gezin, na aftrek van belastingen, alles inbegrepen zoals loon, maaltijdcheques, kindergeld, pensioen of andere inkomsten uit kapitaal, onroerende goederen e.d. ...

Respondenten konden antwoorden met ‘heel erg moeilijk’, ‘moeilijk’, ‘het lukt om rond te komen met het huidige inkomen’, ‘het lukt om comfortabel te leven met het huidige inkomen’ of ‘weet niet’. Personen die aangeven moeilijk tot zeer moeilijk rond te komen met het gezinsinkomen worden hier beschouwd als personen die leven in subjectieve armoede. De categorie ‘weet niet’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen In 2017 leeft 16% van de inwoners in Halle in subjectieve armoede, wat 2 procentpunten minder is dan in de centrumsteden (18%). Dat betekent dat die personen aangeven dat ze moeilijk tot zeer moeilijk rond kunnen komen met het maandelijks beschikbaar gezinsinkomen. Verder geeft ongeveer vier op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden aan dat het lukt om rond te komen met het maandelijks beschikbaar inkomen, en nog eens vier op tien dat het lukt om comfortabel te leven.

Het aandeel inwoners dat aangeeft moeilijk of zeer moeilijk rond te komen met het maandelijks beschikbaar inkomen van het gezin, in 2017 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

16% 18%

42% 39%

42% 43%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Halle Centrumsteden

subjectief arm Het lukt om rond te komen Het lukt om comfortabel te leven

Page 34: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

34

IN HET KORT

Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld, dient een leefbare en duurzame stad op vlak van armoede kwetsbare groepen kansen te geven om zich te kunnen ontplooien en deel te nemen aan de maatschappij.

In dit kader zien we ten eerste dat het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner zich in Halle net boven het Vlaams Gewest bevindt, en dat Halle een kleiner aandeel inwoners heeft met fiscale aangiftes onder de kritische grens en met een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering dan de centrumsteden en het Vlaams gemiddelde. Verder is het aandeel personen dat leeft in een gezin met een lage werkintensiteit in Halle lager dan in de benchmarksteden en het Vlaams Gewest. Tot slot komt kansarmoede relatief gezien minder voor in Halle dan in het Vlaams Gewest en de centrumsteden. De indicator van Kind en Gezin toont dat het aandeel kansarme geboortes in Halle minder dan de helft bedraagt van het Vlaams Gewest en ongeveer een kwart van de centrumsteden. En terwijl die indicator in 2011-2016 lichtjes is afgenomen in Halle, nam die in de meeste regio’s in negatieve zin toe. Voor de onderwijskansarmoede-indicator doet Halle het ongeveer evengoed als het Vlaams gemiddelde, maar wel nog beter dan de centrumsteden. Dit alles duidt erop dat Hallenaren relatief gezien een sterke financiële positie hebben en dat het risico op kansarmoede er relatief beperkt blijft in vergelijking met het Vlaams gemiddelde en zeker in relatie tot de centrumsteden. Deze vaststelling hangt ongetwijfeld nauw samen met een reeks indicatoren die in het hoofdstuk ondernemen en werken worden besproken.

Wanneer we naar een aantal indicatoren kijken die inzage geven in de mate waarin Hallenaren daadwerkelijk problemen ondervinden, zien we ten eerste dat er in Halle een minder groot aandeel afsluitingen van elektriciteit en aardgas zijn dan in het hele gewest, en een stuk minder dan in de centrumsteden. Wel heeft een groter aandeel Hallenaren te maken met overmatige schuldenlast dan in de benchmarksteden en het Vlaamse gemiddelde, maar wel nog steeds minder dan in de centrumsteden. Bovendien neemt dit aandeel, net zoals in alle andere regio’s, toe. Verder blijkt dat bijna één op zes huishoudens aangeeft met betalingsmoeilijkheden te kampen te hebben, wat ongeveer evenveel is als in de centrumsteden, en dat Hallenaren ongeveer evenveel dan inwoners van centrumsteden aangeven in subjectieve armoede te leven. Kortom, wat betreft daadwerkelijke problemen doet Halle het beter dan het Vlaams gemiddelde qua afsluitingen van elektriciteit en aardgas, en loopt het grotendeels gelijk met de centrumsteden wat betreft overmatige schuldenlast, betalingsmoeilijkheden en subjectieve armoede.

Page 35: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

35

CULTUUR EN VRIJE TIJD De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van cultuur en vrije tijd: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. In een leefbare en duurzame stad is er een voldoende kwaliteitsvol en gediversifieerd aanbod aan culturele en vrije tijdsvoorzieningen aanwezig (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Wat betreft het aanbod aan cultuur- en vrijetijdsvoorzieningen moeten de behoeften en wensen van alle stadsbewoners aan bod komen, en dient het aanbod voldoende territoriaal verspreid te zijn over het grondgebied van Halle zodat het zo toegankelijk mogelijk is voor alle doelgroepen. De vele survey-indicatoren peilen dikwijls naar de tevredenheid met betrekking tot het aanbod aan voorzieningen, waarmee we een indicatie krijgen over de mate waarin het aanbod aan de verwachtingen van de Hallenaren beantwoord. Het bezoek aan dit aanbod duidt aan in welke mate het wordt gebruikt, en nog andere indicatoren belichten de tevredenheid over en het gebruik van winkelvoorzieningen, wat ook bijdraagt tot de belevings- en bezoekwaarde van een stad (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Tewerkstelling in de culturele en creatieve sector Definitie Aantal arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector per 1.000 inwoners.

Aantal arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector volgens de RSZ-cijfers (inclusief RSZ-PPO). Om de tewerkstelling in de culturele sector af te bakenen werd een ruime definitie gehanteerd. Volgende grote categorieën werden afgebakend: drukkerijen; uitgeverijen; films, video, geluidsopnamen; radio; architecten; culturele educatie, creatieve activiteiten, kunst en amusement; bibliotheken, archieven, musea; ontspanning en recreatie; verenigingen.

Aandachtspunten Dit is de eerste editie van de Stadsmonitor waarbij ook de tewerkstelling van RSZ-PPO (Provinciale en Plaatselijke Overheden) met terugwerkende kracht in de cijfers verwerkt is.

Vaststellingen In Halle zijn iets meer dan 5 op 1000 personen tewerkgesteld in de culturele of creatieve sector in 2016, wat iets minder is dan het Vlaams gemiddelde (7), en een stuk minder dan in de 13 centrumsteden (14). In de centrumsteden zijn er bijgevolg dubbel zoveel personen tewerkgesteld in de culturele of creatieve sector dan in Vlaanderen, en bijna drie keer zoveel als in Halle. In de periode 2009-2016 is de tewerkstelling in de creatieve sector in alle regio’s afgenomen. In het Vlaams Gewest bleef de afname beperkt tot -0,9 op 1000 inwoners. In Lier (-16) en Lokeren (-14) is deze afname het grootst, gevolgd door Halle (-7). In deze laatste drie steden is was er telkens een sterke afname tussen 2012-2013 (van -8 tot -9).

Page 36: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

36

Het aantal arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector per 1000 inwoners, van 2009 tot 2016.

Bron: Statistiek Vlaanderen, op basis van VKBO, RSZ en RSZ-PPO.

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

DENDERMONDE HALLE LIER LOKEREN

NINOVE 13 steden Vlaams Gewest

Page 37: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

37

Sportclubs en sportinfrastructuur Definitie Het aantal sportclubs per 1.000 inwoners en het aantal sportinfrastructuur per 1.000 inwoners.

De gegevens van de sportclubs op 31/12/2016 zijn opgenomen. Het betreft de sportclubs die hun gegevens hebben ingevuld in de sportdatabank van Sport Vlaanderen.

De gegevens voor de sportinfrastructuur zijn afkomstig uit de SPAKKI-databank (toestand 16/06/2017). De SPAKKI-databank is een inventaris van alle voor het publiek toegankelijke sportinfrastructuur in Vlaanderen die bijgehouden wordt door Sport Vlaanderen en permanent geactualiseerd wordt. De volgende types sportinfrastructuur worden onderscheiden: atletiekpiste, ijsschaatsbaan, manege, openlucht sportveld, openlucht zwembad, overdekt zwembad, renbaan, rolschaatspiste / skeelerpiste, sportcentrum, sporthal, sportlokaal, tennishal, watersportcentrum, wielerbaan.

Aandachtspunten De som van de getallen voor elke stad is niet gelijk aan het totaal aantal sportclubs. Een sportclub kan tot meerdere gemeenten behoren (bijvoorbeeld: een sportclub kan een uitbating hebben in Leuven en in Tienen). Om te bepalen tot welke gemeente een sportclub geteld wordt, gebruikt Sport Vlaanderen een watervalsysteem. Indien de sportclub gebruik maakt van een infrastructuur dan wordt de gemeente van de sportinfrastructuur geteld als gemeente van de sportclub. Indien een sportclub geen gebruik maakt van sportinfrastructuur (bijvoorbeeld wandelen, wielertoerisme, joggen,…) dan wordt het correspondentieadres genomen om te bepalen tot welke gemeente een sportclub behoort. Indien er ook geen correspondentieadres beschikbaar is maar wel een maatschappelijke zetel, dan wordt de maatschappelijke zetel genomen om de gemeente te bepalen. Er zijn enkele gemeenten waar een zaalvoetbal- of minivoetbalcompetitie gespeeld wordt met enkele tientallen sportclubs die sporadisch gebruik maken van een gemeentelijke sportinfrastructuur. Deze sportclubs worden tot die gemeente gerekend. Deze reeks is een nulmeting. Op 31/12 wordt vanaf nu telkens een meetpunt voorzien.

Vaststellingen Met 137 sportclubs en 119 sportaccommodaties heeft Halle in 2017 er iets minder per 1000 inwoners (respectievelijk 3,5 en 3,1) dan het Vlaams Gewest (respectievelijk 4,2 en 3,2), maar meer dan de centrumsteden (respectievelijk 3,3 en 2,8).

Page 38: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

38

Het aantal sportclubs per 1000 inwoners (op 31 december 2016) en het aantal sportinfrastructuur per 1000 inwoners (op 16 juni 2017).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Sport Vlaanderen.

5,1

3,53,3

3,13,3 3,3

4,2

2,93,1

3,7 3,6

2,52,8

3,2

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Aantal sportclubs Aantal sportaccommodaties per 1.000 inwoners

Page 39: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

39

Sportparticipatie Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat regelmatig actief aan sport doet.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke centrumstad: ‘Hoe vaak heb je de voorbije 12 maanden actief aan sport gedaan? Onder actief sporten verstaan we activiteiten die minimum 20 minuten duren (zoals zwemmen, fietsen, wandelen, voetballen….), niet kaarten, biljarten, schaken’.

De respondent kon telkens antwoorden met ‘nooit’, ‘een uitzonderlijke keer’, ‘maandelijks’, ‘meermaals per maand’, ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ en ‘dagelijks’. Personen die minstens wekelijks sporten worden als regelmatig sporter beschouwd.

Aandachtspunten In 2011 stelde men de vraag lichtjes anders: ‘Hoe vaak heb je de voorbije 12 maanden actief aan sport gedaan? Het gaat hier over activiteiten die minimum 20 minuten duren en bepaalde fysieke inspanningen vragen. Bijvoorbeeld zwemmen, fietsen, wandelen, voetballen, beweging staat centraal dus niet kaarten, biljarten, schaken.’

Vaststellingen We stellen vast dat het aandeel van de inwoners in Halle dat regelmatig sport lichtjes toeneemt in de periode 2011-2018 (van 43% naar 45%). Wel lag dit aandeel in 2015 lager met 39%. Hiermee zijn er in 2017/18 nog net iets minder regelmatige sporters in Halle in vergelijking met de centrumsteden (47%) en het Vlaams Gewest (51%). In Halle doet een derde van de inwoners nooit of slechts uitzonderlijk aan sport, en doet zo’n 45% minstens wekelijks aan sport, wat gelijkaardig is aan de centrumsteden en iets lager dan in Vlaanderen.

Het aandeel inwoners dat minstens wekelijks actief aan sport doet, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

43%39%

45%47% 46% 47%

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 40: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

40

Frequentie van het actief sporten bij inwoners van Halle, in 2011, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

25% 24% 22%

10% 11% 12%

12% 13% 10%

11% 14%11%

13%15%

17%

22%19%

22%

7% 5% 6%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2011 2015 2018

Nooit Uitzonderlijk Maandelijks Meermaals per maand Wekelijks Meermaals per week Dagelijks

Page 41: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

41

Bijwonen sportevenement Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar één of meerdere sportevenementen heeft bijgewoond.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke centrumstad: ‘Hoeveel keer heb je het afgelopen jaar een sportevenement bijgewoond?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ of ‘meer dan 12 keer’. Indien respondenten aangeven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Het aandeel inwoners dat het afgelopen jaar één of meerdere sportevenementen heeft bijgewoond is lichtjes afgenomen in Halle (van 49% in 2011 tot 44% in 2018), terwijl dat in centrumsteden lichtjes is toegenomen (van 45% in 2011 tot 47% in 2017). Dat wil zeggen dat in Halle 56% van de inwoners het voorbije jaar geen enkel sportevenement heeft bijgewoond. Verder zien we dat 43% van de inwoners van Halle die het afgelopen jaar één of meerdere sportevenementen had bijgewoond dat in Halle zelf deed. In de centrumsteden is dit aandeel een heel stuk hoger: 79%.

Aandeel inwoners dat tenminste één keer in het afgelopen jaar een sportevenement heeft bijgewoond, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

49%45% 44%45% 45% 47%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 42: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

42

Intensiteit waarmee de bevolking een sportevenement heeft bijgewoond, al dan niet in de eigen stad, in 2017/18 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

56%

39%

5%

43%53%

40%

7%

79%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

Nooit 1-12 keer Meer dan 12 keer Vooral in de eigen stad

Halle Centrumsteden

Page 43: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

43

Tevredenheid over sport- en recreatievoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de sport- en recreatievoorzieningen.

In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan sportvoorzieningen (sportcentra, zalen en pleinen voor binnen en buitensport) in de stad?’ en (2) ‘In welke mate ben je tevreden over de recreatievoorzieningen (recreatiedomeinen, wandel- en fietspaden …) in de stad?’.

Respondenten konden in beide gevallen antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ en ‘geen mening / niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten In 2011 stond bij de eerste vraag tussen de haakjes volgende “sportactiviteiten, sportcentra, zalen en pleinen voor binnen- en buitensport”.

Vaststellingen Inwoners van Halle en de centrumsteden zijn meer tevreden over de sportvoorzieningen dan over de recreatievoorzieningen (in Halle is er een verschil van 25 procentpunten in 2018, wat een stuk groter is dan in de centrumsteden). In het algemeen zijn Hallenaren minder tevreden met het aanbod aan recreatievoorzieningen dan inwoners van de centrumsteden: 55% van de Hallenaren is in 2018 tevreden ten opzichte van 70% van de inwoners in de centrumsteden (in 2017). Wel is het aandeel Hallenaren dat tevreden is (significant) toegenomen van 46% in 2011 tot 55% in 2018. Wat betreft het aanbod aan sportvoorzieningen zijn de inwoners van Halle in 2018 daarentegen meer tevreden dan de inwoners van de centrumsteden in 2017 (80% ten opzichte van 75%). En ook hier kent Halle een (significante) toename van 63% in 2015 tot 80% in 2018.

Page 44: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

44

Aandeel van de inwoners dat tevreden is over de sport- en recreatievoorzieningen, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

46 44

55

65 63

80

71 69 7076 74 75

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Recreatie aanbod Sport aanbod

Halle Centrumsteden

Page 45: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

45

Bibliotheken: aanbod en gebruik Definitie Aanbod: het aantal stuks collectie per inwoner (onderscheid gedrukt en audiovisuele materialen). Gebruik: het aandeel (%) leners in de bevolking.

De gedrukte materialen omvatten volgende categorieën: boeken, kranten, tijdschriften, strips, bladmuziek en naslagwerken.

De audiovisuele materialen omvatten: cd’s, cd-rom’s, dvd’s, daisy-boeken, muziek-dvd’s en games.

Het aandeel leners (in percentage van de bevolking) betreft de bij de openbare bibliotheken geregistreerde leners. Er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen binnen en buiten het werkgebied. Onder het werkgebied van de bibliotheek wordt verstaan de gemeente zelf bij een gemeentelijke bibliotheek en alle samenwerkende gemeenten binnen een samenwerkingsverband.

Vaststellingen Gedrukte media heeft globaal gezien een sterk overwicht op audiovisuele media in alle regio’s, en maakt in Vlaanderen en de meeste steden meer dan 80% van het aanbod uit. Halle heeft in 2015 minder gedrukte en audio visuele media per inwoner (respectievelijk 1,9 en 0,4) dan het Vlaams Gemiddelde (respectievelijk 3,2 en 0,6) en de centrumsteden (respectievelijk 3,3 en 0,7). Bovendien stellen we vast dat er een duidelijke afname is van gedrukte media in de periode 2008-2015 in Halle (van 3,1 tot 1,9 per inwoner), terwijl dat in alle andere regio’s (behalve Dendermonde) ongeveer gelijk blijft of slechts lichtjes afneemt.

In 2015 heeft Halle samen met Dendermonde het laagste aantal geregistreerde leners ten opzichte van de bevolking (18,5% in 2015). De 13 centrumsteden scoren hierbij boven het Vlaamse gemiddelde (respectievelijk 23% en 21%). In Halle neemt, net als in de andere regio’s, het aandeel geregistreerde leners af in de periode 2008-2015 (van 2,4 procentpunten in Lokeren tot 6,3 procentpunten in Ninove). In Vlaanderen bedraagt deze afname 3,6 procentpunten en in de centrumsteden 4 procentpunten.

Kortom, het aandeel leners daalt doorheen de jaren en wat betreft de collectie zelf zijn er geen duidelijke evoluties op het niveau van de centrumsteden, maar wel voor Halle waar het aantal stuks gedrukte media per inwoner afneemt in de periode 2008-2015.

Page 46: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

46

Het aantal stuks collectie per inwoner (onderscheid gedrukt en audiovisuele materialen), van 2008 tot 2015.

Bron: Gemeentemonitor op basis van CJSM, kennisportaal.

Het aandeel leners in de bevolking, van 2008 tot 2015, (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van CJSM, kennisportaal.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0 4,5 5,0

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Gedr

ukte

med

ia

Audi

o vi

suel

e m

edia

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaanderen

2008 2011 2014 2015

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaanderen

Page 47: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

47

Bibliotheekbezoek Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar een bibliotheek heeft bezocht, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een openbare bibliotheek bezocht?’. Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangeven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Aandachtspunten In 2011 werd dezelfde vraag gesteld maar zonder het woord “openbare”.

Vaststellingen Het aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een openbare bibliotheek heeft bezocht blijkt relatief stabiel in de periode 2011-2018. Iets minder dan de helft van de inwoners van Halle hebben (in 2018) het afgelopen jaar een bibliotheek bezocht (46%), wat iets minder is dan de inwoners van de centrumsteden (52%). Dat impliceert dat iets meer dan de helft van de inwoners van Halle het afgelopen jaar niet in een bibliotheek is geweest (54%). In de periode 2011-2018 is dit aandeel met 1 procentpunt afgenomen in Halle, terwijl het in de centrumsteden met 2 procentpunten is toegenomen. Verder zien we dat acht op tien inwoners die een bibliotheek hebben bezocht het afgelopen jaar, dat in Halle zelf doen (in 2018), waar dat percentage in de centrumsteden oploopt tot 94%. De inwoners van Halle gaan dus meer dan in de centrumsteden naar een bibliotheek buiten de eigen stad. Tot slot stellen we vast dat de respondenten een bibliotheek meestal 1 tot 6 keer hebben bezocht.

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een bibliotheek heeft bezocht, in de eigen stad of elders, in 2011, 2014/15 en 2017/18, (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

47% 50%46%

78%

51% 53% 52%

94%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

2011 2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral in deeigen Stad

Halle Centrumsteden

Page 48: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

48

Frequentie van het bibliotheekbezoek van Hallenaren, in 2018, (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

54%

28%

9%

8%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

nooit

1 tot 6 keer

7 tot 12 keer

Meer dan 12 keer

Halle

Page 49: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

49

Culturele centra: aanbod en gebruik Definitie Aanbod: het aantal eigen en receptieve activiteiten van de cultuurcentra per 1.000 inwoners.

Gebruik: het aantal actieve klanten (onderscheid binnen/buiten stad) en aandeel (%) van de inwoners dat actieve klant is. Het bereik is het aantal actieve klanten wonend binnen de stad in verhouding tot het aantal inwoners van de stad (%).

Een cultuurcentrum is een gemeentelijke instelling, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, waarbinnen manifestaties op kunst-, muziek- en cultuurgebied zich kunnen afspelen. Ze hebben een regionale functie op vlak van gemeenschapsvorming en cultuurparticipatie.

Eigen activiteiten zijn activiteiten waarbij het cultuurcentrum de organisator is of een beduidende inhoudelijke en financiële inbreng heeft. Het receptieve aanbod wordt georganiseerd door individuele of georganiseerde gebruikers (verenigingen, clubs…) in de infrastructuur van het cultuurcentrum. Heel vaak ondersteunen de cultuurcentra dit receptieve aanbod door het ter beschikking stellen van technische en organisatorische kennis.

Onder actieve klanten worden personen verstaan die minstens één keer deelgenomen hebben aan een eigen activiteit in dat betreffende jaar. Deze worden opgedeeld in actieve klanten die binnen én buiten de eigen stad van het cultuurcentrum wonen.

Aandachtspunten Sinds de lancering van de applicatie CCinC door het departement CJM in 2012 worden de cijfergegevens van de cultuurcentra op een gestructureerde en coherente manier opgevraagd. De werkingsgegevens voor het jaar 2011 konden als eerste in CCinC worden ingevoerd. Het departement heeft eerder al bevragingen georganiseerd bij de cultuurcentra waardoor er gegevens beschikbaar zijn vanaf 2008. Alle cijfers kunnen opgevraagd worden in het kennisportaal: www.kennisportaalccenbib.be.

Vaststellingen Wat betreft het aanbod is er een duidelijk overwicht van het aandeel receptieve activiteiten over het aandeel eigen activiteiten in Vlaanderen en in de centrumsteden. Receptieve activiteiten maken in de centrumsteden twee derde tot drie kwart van het aanbod uit (en in Vlaanderen een nog iets groter aandeel). Ook in Halle is dat het geval: in 2016 heeft Halle 29 receptieve activiteiten per 1000 inwoners ten opzichte van 6 eigen activiteiten.

We stellen vast dat in 2015 het aanbod aan eigen activiteiten per 1000 inwoners het grootst is in de 11 centrumsteden met 9 eigen activiteiten per 1000 inwoners, gevolgd door Lier (7), Halle en Lokeren (beide 6 eigen activiteiten). Lokeren heeft het grootste aantal receptieve activiteiten per 1000 inwoners in 2015 (31), gevolgd door Halle (24). Dit aantal is in beide steden beduidend groter dan dat in de 11 centrumsteden (15), en het Vlaams Gewest (11). In Halle was er een terugval wat betreft het aantal receptieve activiteiten per inwoner in de periode 2008-2014, maar is dat nadien terug toegenomen in de periode 2015-2016.

In Lokeren is er van de benchmarksteden duidelijk het grootste aantal actieve klanten van de cultuurcentra in 2015 (12 000), gevolgd door Halle (4 500) en Lier (3000). Ook in Lokeren is het aandeel actieve klanten dat in de stad woont het grootst van de benchmarksteden (71%), gevolgd door Ninove (56%), Dendermonde (49%) en Halle (47%). In Halle en alle

Page 50: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

50

benchmarksteden (op Lokeren na) is er zodus een evenwicht tussen de personen die in de stad wonen en zij die buiten de stad wonen. Lokeren heeft de grootste verhouding actieve klanten die in de stad wonen ten opzichte van het aantal inwoners in de stad (21%). In 2015 is 6% van de inwoners van Halle actieve klant, wat hoger is dan de andere benchmarksteden en evenveel als in de 11 centrumsteden.

Het aantal eigen activiteiten van de cultuurcentra per 1000 inwoners, in 2008, 2011, 2014, 2015 en 2016.

* Voor Antwerpen en Gent ontbreken de gegevens.

Bron: Kennisportaal Cultuurcentra en bibliotheken.

Het aantal receptieve activiteiten van de cultuurcentra per 1000 inwoners, in 2008, 2011, 2014, 2015 en 2016.

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

14,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 11centrumsteden

Vlaams Gewest

2008 2011 2014 2015 2016

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 11centrumsteden

Vlaams Gewest

2008 2011 2014 2015 2 016

Page 51: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

51

* Voor Antwerpen en Gent ontbreken de gegevens.

Bron: Kennisportaal Cultuurcentra en bibliotheken.

Het aantal actieve klanten, het aandeel van de inwoners dat actieve klant is, en het aantal actieve klanten wonend binnen de stad in verhouding tot het aantal inwoners van de stad, in 2015, (in %).

2015 Klanten % Stadsbewoner

Aantal actieve klanten wonend binnen de stad in verhouding tot het aantal

inwoners van de stad (%) Dendermonde 2300 49 3 Halle 4553 47 6 Lier 3212 35 3 Lokeren 12000 71 21 Ninove 1834 56 3 11 centrumsteden 115291 44 6 Vlaams Gewest 340703 45 /

Bron: Kennisportaal Cultuurcentra en bibliotheken.

Page 52: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

52

Bezoek podiumkunsten Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar 1 of meerdere podiumvoorstellingen heeft bijgewoond, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een podiumvoorstelling bijgewoond (ballet-, dans-, toneelvoorstelling of concert)?’. Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangeven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Het aandeel inwoners van Halle dat het afgelopen jaar één of meerdere podiumvoorstellingen heeft bijgewoond is ongeveer even groot dan in de centrumsteden (respectievelijk 63% en 62% in 2017/18). Terwijl acht op tien inwoners van centrumsteden dat in hun eigen stad doen in datzelfde jaar, bedraagt dat bij de inwoners van Halle slechts de helft met iets meer dan vier op tien inwoners. Verder blijkt dat de overgrote meerderheid van de inwoners in Halle die podiumvoorstellingen bezoeken dat één tot zes keer doen per jaar, en bijna vier op tien Hallenaren gaf aan het afgelopen jaar niet naar een voorstelling te zijn gegaan.

Aandeel van de inwoners dat het afgelopen jaar één of meerdere podiumvoorstellingen heeft bijgewoond, in de eigen stad of elders, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

60% 63%

43%

60% 62%

79%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral in de eigen stad

Halle Centrumsteden

Page 53: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

53

Frequentie van Hallenaren om podiumkunsten te bezoeken, in 2018, (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

37%

57%

5%

2%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Meer dan 12 keer 7 tot 12 keer 1 tot 6 keer Nooit

Page 54: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

54

Bezoekers van musea, tentoonstellingen en historische plaatsen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar een museum, tentoonstelling of een historische plaats heeft bezocht, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een museum, tentoonstelling, galerij of historische plaats (kastelen, kerken …) bezocht?’. Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangeven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen In 2017/18 hebben ongeveer zes op tien Hallenaren een musea, een tentoonstelling of historische plaats bezocht, wat iets lager is dan de inwoners van de centrumsteden (66%). Dit aandeel is zowel in Halle als in de centrumsteden quasi gelijk gebleven sinds 2014/15. Maar terwijl in de centrumsteden 67% van de inwoners dit vooral in de eigen stad doet, bedraagt dat aandeel bij Halle slechts 25%, wat heel wat lager ligt. Het overgrote deel van de Hallenaren hebben het afgelopen jaar een museum, tentoonstelling of historische plaats 1 tot 6 keer bezocht. Slechts een beperkt aandeel deed dit 7 tot 12 kaar (6%) of meer dan 12 keer (2%). Vier op tien Hallenaren heeft het afgelopen jaar geen enkel museum, tentoonstelling of historische plaats bezocht.

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een museum, tentoonstelling of een historische plaats heeft bezocht, in de eigen stad of elders, in 2014/15 en 2017/18 (in

%).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

59% 59%

25%

65% 66% 67%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%

2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral in de eigen stad

Halle Centrumsteden

Page 55: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

55

Frequentie waarmee Hallenaren een musea, tentoonstelling of historische plaats bezoeken, in 2018 (in %).bez

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

41%

51%

6%

2%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Nooit

1 tot 6 keer

7 tot 12 keer

Meer dan 12 keer

Page 56: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

56

Bezoekers van een plein-, parkevenement of zomerfestival Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar een plein-, parkevenement of zomerfestival heeft bezocht, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een plein-, parkevenement of zomerfestival bezocht?’. Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangaven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Het aandeel inwoners van Halle dat het afgelopen jaar een plein-, parkevenement of zomerfestival heeft bezocht is (significant) toegenomen van 53% in 2015 tot 64% in 2018. In de centrumsteden is dit aandeel relatief stabiel gebleven: het is er lichtjes toegenomen van 62% in 2011 tot 65% in 2017. Van de Hallenaren die het afgelopen jaar een plein-, parkevenement of zomerfestival hebben bezocht doet 57% dat in Halle zelf in 2018, waar dat in de centrumsteden een stuk hoger ligt met 84%. De overgrote meerderheid van de inwoners in Halle dat een plein-, parkevenement of zomerfestival heeft bezocht doet dat 1 tot 6 keer per jaar, in 2018 (56%).

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een plein-, parkevenement of zomerfestival heeft bezocht, in de eigen stad of elders, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

61%53%

64%57%

62% 62% 65%

84%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

2011 2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral in deeigen stad

Halle Centrumsteden

Page 57: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

57

Frequentie waarmee Hallenaren een plein-, parkevenement of zomerfestival hebben bezocht, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

36%

56%

6%

2%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Nooit

1 tot 6 keer

7 tot 12 keer

Meer dan 12 keer

Page 58: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

58

Bioscoopbezoek Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar een bioscoop heeft bezocht, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een bioscoop bezocht?’. Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangeven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Iets meer dan de helft van de Hallenaren (54%) heeft het afgelopen jaar een bioscoop bezocht, wat iets minder is dan in 2011 maar evenveel dan in 2014/15. In de centrumsteden gaat 66% van de inwoners minstens één keer per jaar naar de bioscoop in 2017. De overgrote meerderheid van de Hallenaren die een bioscoop bezoeken doet dit jaarlijks 1 tot 6 keer. En terwijl negen op tien inwoners van centrumsteden die een bioscoop bezoeken dat in hun eigen stad doen, bedraagt dit slechts 8% bij de Hallenaren. Dit laatste heeft ongetwijfeld te maken met het feit dat Halle geen bioscoop heeft als zodanig, maar dat er wel soms films worden geprogrammeerd in CC ’t Vondel.

Het aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een bioscoop heeft bezocht, in de eigen stad of elders, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

58% 54% 54%

8%

61%68% 66%

90%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2011 2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral in deeigen stad

Halle Centrumsteden

Page 59: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

59

Frequentie waarmee Hallenaren een bioscoop bezoeken, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

46%

48%

6%

1%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Nooit

1 tot 6 keer

7 tot 12 keer

Meer dan 12 keer

Page 60: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

60

Tevredenheid over culturele voorzieningen Definitie Aandeel (%) van de bevolking dat tevreden is over culturele voorzieningen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over culturele voorzieningen (museum, bioscoop…)?’

De respondent kon antwoorden met ‘zeer tevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘zeer ontevreden’. Wie met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ antwoordde, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening/niet van toepassing‘ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten In 2011 werd volgende vraag gesteld: “In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan culturele voorzieningen in de stad (bijvoorbeeld schouwburg, museum, bioscoop)?”

Vaststellingen Hallenaren zijn heel wat minder tevreden met de culturele voorzieningen dan de inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 40% en 83% in 2017/18). Dit is niet verwonderlijk aangezien in de centrumsteden een groter cultureel aanbod is. Wel is het aandeel Hallenaren dat tevreden is met de culturele voorzieningen lichtjes toegenomen van 37% in 2015 naar 40% in 2018. Bovendien stellen we vast dat in 2018 zo’n 32% van de Hallenaren ontevreden is met de culturele voorzieningen.

Aandeel inwoners dat tevreden is over culturele voorzieningen in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

37% 37% 40%

84% 80% 83%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 61: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

61

Tevredenheid van Hallenaren over culturele voorzieningen in de stad, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

40

28

32

0102030405060708090

100

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 62: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

62

Open jeugdruimte in de wijk Definitie Het aandeel (%) van de jongeren (12-18 jaar) dat woont binnen 1.000m loopafstand van open jeugdruimte. De indicator bestaat uit het aantal 12-18-jarigen dat woont binnen 1.000m loopafstand van open jeugdruimte op het totaal aantal 12-18-jarigen in de stad.

Open jeugdruimte staat voor alle publiek toegankelijke open ruimtes met jeugd-, sport-, of recreatiefaciliteiten voor jongeren (sport- en recreatiefaciliteiten op buurtgroen, speelruimte, open terrein aan jeugdinfrastructuur, skateterrein, ed.). Exclusieve terreinen voor sport behoren niet tot de indicator.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

De open jeugdruimtes zijn geïnventariseerd door de steden zelf. Deze indicator focust op open ruimtes waar jongeren kunnen samenkomen ongeacht de context, de openstelling en de openingsuren en/of de kwaliteit. De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be.

Vaststellingen We zien dat tussen 2012 en 2018 meer dan negen op tien jongeren in Halle op maximaal 1 kilometer van open jeugdruimte in de wijk woont. In de centrumsteden schommelt dit in 2017 van 17% in Oostende tot 96% in Leuven. Wel beschikt in 8 van de 13 centrumsteden meer dan 80% van de jongeren over open jeugdruimte binnen 1 kilometer loopafstand van hun woning. Ruimtelijk gezien is er een goede dekking: enkel in Breedhout is er geen open jeugdruimte.

Aandeel van de jongeren (12-18 jaar) dat woont binnen 1000m loopafstand van open jeugdruimte, in 2012, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

90,8 90,2 91,3

0102030405060708090

100

2012 2015 2018

Page 63: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

63

Aandeel van de jongeren (12-18 jaar) dat woont binnen 1000m loopafstand van open jeugdruimte, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Page 64: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

64

Overdekte jeugdruimte in de wijk Definitie Het aandeel (%) jongeren (12-18 jaar) dat binnen 1.000m loopafstand van een overdekte jeugdruimte woont. De indicator bestaat uit het aantal 12-18-jarigen dat woont binnen 1.000m loopafstand van jeugdruimte op het totaal aantal 12-18-jarigen in de stad.

Overdekte jeugdruimte staat voor alle publiek toegankelijke locaties waar de jeugd een onderdak heeft, zoals een jeugdcentrum, jeugdhuis, jeugdclub of jeugdlokaal. Het betreft dus alle vormen van overdekte ruimtes voor jeugdactiviteiten en –initiatieven, jeugdverenigingen, plekken van samenkomst, ongeacht de eigenaar van de infrastructuur. Bibliotheken, voetbalstadions, cafés, overdekte sportterreinen, etc. worden niet beschouwd als overdekte jeugdruimte.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

De jeugdruimtes zijn geïnventariseerd door de steden zelf. Deze indicator focust op alle ruimtes waar jongeren kunnen samenkomen, ongeacht de context, de openstelling en de openingsuren en/of de kwaliteit.

De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www.gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be.

Vaststellingen In Halle woont 74% van de jongeren binnen 1000m loopafstand van overdekte jeugdruimte. Dit aandeel is gelijk gebleven tussen 2012 en 2018. In de centrumsteden schommelt dit aandeel in 2017 tussen 65% (Roeselare) tot 98% (Antwerpen). Ruimtelijk gezien beschikken Breedhout en Lembeek (in de omgeving van de Edingensesteenweg en de wijk Prinsenbos) niet over een overdekte jeugdruimte.

Aandeel jongeren (12-18 jaar) dat binnen 1000m loopafstand van een overdekte jeugdruimte woont, in 2012, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

73,9 74,0 73,8

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

2012 2015 2018

Page 65: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

65

Aandeel jongeren (12-18 jaar) dat binnen 1000m loopafstand van een overdekte jeugdruimte woont, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Page 66: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

66

Speelruimte in de wijk Definitie Het aandeel (%) inwoners (totale bevolking) en kinderen (0-11 jaar) dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte. De indicator voor de totale bevolking bestaat uit het aantal inwoners dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte op het totaal aantal inwoners in de stad. De indicator voor de kinderen bestaat uit het aantal 0-11 jarigen dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte op het totaal aantal 0-11 jarigen in de stad.

Speelruimte staat voor alle publiek toegankelijke open ruimtes die door de stad worden onderhouden en waar een speel- of sporttoestel is opgesteld.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

Alle speelruimte wordt geïnventariseerd door de steden zelf. De stad selecteert hierbij alle terreinen die door hen worden onderhouden en die aan twee criteria voldoen: de speelplek is voor iedereen toegankelijk en er is een inrichting of meubilair voor sport (een schommel, een zandbak, een basketring, een voetbaldoel, etc.). Braakliggende gronden waar kinderen gaan spelen of voetballen en die misschien een grotere gebruikswaarde hebben, blijven buiten beschouwing. De indicator zegt niets over de kwaliteit van de speelruimte.

De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www. gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be.

Vaststellingen Het aandeel inwoners van Halle dat in 2018 woont binnen 400m loopafstand van speelruimte is quasi gelijk aan het aandeel kinderen in Halle (beide 60%). Deze aandelen verschillen sterk tussen de centrumsteden in 2017, waar dit schommelt tussen 37% (Aalst) en 85% (Turnhout). Wel zien we dat in Halle deze aandelen tussen 2015 en 2018 zijn toegenomen van 55% tot 60%: dit wordt verklaard door de aanleg van vijf nieuwe speeltuinen in Halle. De speelruimtes zijn redelijk verspreid over het grondgebied, en elke deelgemeente van Halle beschikt over een aantal speelruimtes. Momenteel mist vooral Breedhout, en bepaalde delen van Lembeek speelruimte.

Page 67: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

67

Aandeel inwoners en kinderen (0-11 jaar) dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte, in 2015 en 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Aandeel inwoners dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

55,4% 55,1%55,0% 55,3%60,2% 60,3%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

Aandeel (%) inwoners dat woont binnen 400mloopafstand

aandeel (%) jongeren (0-11 jaar) dat woontbinnen 400m loopafstand

2012 2015 2018

Page 68: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

68

Aandeel kinderen (0-11 jaar) dat woont binnen 400m loopafstand van speelruimte, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Page 69: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

69

Bezoek park, speeltuin of speelplein Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar een park, speeltuin of speelplein heeft bezocht, in de eigen stad of elders.

In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een park bezocht?’ en (2) ‘Hoeveel keer heb je in de voorbije 12 maanden een speeltuin of speelplein bezocht?’. Respondenten konden in beide gevallen antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’. Wie met ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ en ‘meer dan 12 keer’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Indien respondenten aangaven dat deze activiteit minstens 1 keer voorkwam, werd voor beide items de volgende bijkomende vraag gesteld: ‘Indien minstens 1 keer: vond deze activiteit vooral plaats in de stad waar je woont?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Inwoners van zowel de centrumsteden als Halle bezoeken heel wat vaker een park dan een speeltuin of –plein. In 2017/18 heeft zo’n 77% van de inwoners van Halle het afgelopen jaar een park bezocht (waarvan 65% in Halle zelf), en 50% een speeltuin of –plein (waarvan 75% in Halle zelf). Deze aandelen liggen een stuk lager dan inwoners van de centrumsteden: in de centrumsteden hebben negen op tien inwoners een park bezocht (waarvan negen op tien in de eigen stad), en hebben vijf op tien een speeltuin of –plein bezocht (waarvan negen op tien in de eigen stad). Wat betreft het bezoek van een park, speeltuin of –plein zijn er geen noemenswaardige verschillen met 2014/15. Tot slot blijkt dat in 2018 één op vier Hallenaren nooit een park bezoekt en één op twee Hallenaren nooit een speeltuin of –plein bezoekt.

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar een park, speeltuin of speelplein heeft bezocht, in de eigen stad of elders, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

76% 77%

65%

46%50%

75%

89% 89% 90%

50% 49%

89%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral inde eigen stad

2014/15 2017/18 2017/18 - Vooral inde eigen stad

Parkbezoek Speeltuin of -plein

Halle Centrumsteden

Page 70: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

70

Frequentie van bezoek van Hallenaren aan een park, speeltuin of speelplein, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

23%

50%

51%

35%

15%

9%

11%

6%

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60%

Parkbezoek

Speeltuin of -plein

Meer dan 12 keer 7 tot 12 keer 1 tot 6 keer Nooit

Page 71: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

71

Tevredenheid over veilig spelen in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Kinderen tot 12 jaar kunnen veilig spelen in mijn buurt’. Respondenten konden in antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen We stellen vast dat in 2017/18 bijna vier op tien Hallenaren vindt dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen in de buurt, wat minder is dan de vijf op tien inwoners van de centrumsteden. In Halle vindt bijna de helft van de inwoners echter dat kinderen niet veilig kunnen spelen in de buurt. Wel neemt het aandeel Hallenaren dat vindt dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen lichtjes toe in de periode 2015-2018 van 35% tot 39%.

Aandeel inwoners dat vindt dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen in de buurt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat vindt dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen in de buurt, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

35%39%

48% 49%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

39%

14%

47%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Eens Niet eens, niet oneens Oneens

Page 72: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

72

Voldoende activiteiten voor kinderen en jongeren Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor kinderen en jongeren in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In mijn buurt worden er voldoende activiteiten georganiseerd voor kinderen tot 12 jaar’ en ‘In mijn buurt worden er voldoende activiteiten georganiseerd voor jongeren ouder dan 12 jaar’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ werd in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten 25% van de respondenten antwoordde met ‘weet niet / niet van toepassing’ op de vraag over voldoende activiteiten voor kinderen tot 12 jaar, en 29% antwoordde met ‘weet niet / niet van toepassing’ op de vraag over activiteiten voor jongeren ouder dan 12 jaar.

Vaststellingen Inwoners van Halle vinden in mindere mate dat er in 2017/18 voldoende activiteiten zijn voor kinderen (32%) en jongeren (28%), in vergelijking met inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 40% en 35%). Wel is dit aandeel sinds 2014/15 toegenomen van respectievelijk 25% naar 32% en van 20% naar 28%. Ook in de centrumsteden is dit aandeel in dezelfde periode toegenomen. Verder concluderen we dat lage tevredenheidsscores resulteren in hoge ontevredenheidsscores: Niet minder dan 44% van de Hallenaren is in 2018 ontevreden met de activiteiten voor kinderen, en 45% is ontevreden met de activiteiten voor jongeren.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor kinderen en jongeren in de buurt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

25%

32%

20%

28%

35%40%

30%35%

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%

2014/15 2017/18 2014/15 2017/18

Aanbod activiteiten tot 12 jaar Aanbod activiteiten vanaf 12 jaar

Halle Centrumsteden

Page 73: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

73

Aandeel Hallenaren dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor kinderen en jongeren in de buurt, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

32% 28%

25% 27%

44% 45%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Aanbod activiteiten tot 12 jaar Aanbod activiteiten vanaf 12 jaar

Eens Niet eens, niet oneens Oneens

Page 74: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

74

Tevredenheid over jongerenvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de jongerenvoorzieningen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over jongerenvoorzieningen (speelvoorzieningen, speelplekken buiten …)?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ of ‘geen mening / niet van toepassing’. De categorie ‘geen mening / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten 20% van de respondenten antwoordde met ‘Geen mening / niet van toepassing’.

Vaststellingen Inwoners van Halle zijn iets minder tevreden over het aanbod aan jongerenvoorzieningen in hun stad (50% in 2018) dan de inwoners van de centrumsteden (61% in 2017). Verder blijkt dat bijna één op vijf Hallenaren ontevreden is met het aanbod aan jongerenvoorzieningen, en dat ongeveer een derde van de Hallenaren noch tevreden, noch ontevreden is.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de jongerenvoorzieningen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

50%

61%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Halle Centrumsteden

Page 75: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

75

Tevredenheid van Hallenaren over de jongerenvoorzieningen, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

2%15%

34%

39%

11%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Zeer ontevreden Eerder ontevreden

Noch tevreden, noch ontevreden Eerder tevreden

Zeer tevreden

Page 76: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

76

Voldoende speelvoorzieningen en geschikte plekken voor de jeugd in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende speelvoorzieningen en geschikte plekken zijn voor de jeugd in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Er zijn voldoende speelvoorzieningen in mijn buurt voor kinderen tot 12 jaar (speeltuinen, speelruimte)’ en (2) ‘Er zijn voldoende geschikte plekken in mijn buurt waar de opgroeiende jeugd vanaf 12 jaar buiten kan samenkomen’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ of ‘weet niet / niet van toepassing’. De categorie ‘weet niet / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten 9% van de respondenten uit Halle antwoordde met ‘weet niet / niet van toepassing’ op het item over speelvoorzieningen voor kinderen tot 12 jaar, en 15% deed dat voor het item over geschikte plekken voor de jeugd vanaf 12 jaar.

Vaststellingen In Halle zijn in 2018 ongeveer vier op tien inwoners tevreden met de speelvoorzieningen en geschikte plekken voor de jeugd in de buurt. Dit aandeel is lager dan bij inwoners van de centrumsteden in 2017 (respectievelijk 54% en 48%). Verder neemt dit aandeel af in Halle van 49% in 2011 tot 43% in 2018 voor de speelvoorzieningen, en van 42% tot 40% voor de geschikte plekken voor de jeugd. In 2014 was er voor de meeste centrumsteden een terugval wat betreft de speelvoorzieningen, wat we ook bij Halle (in 2015) kunnen opmerken. Tot slot zijn ongeveer vier op tien Hallenaren het in 2018 oneens met de uitspraak dat er voldoende speelvoorzieningen en geschikte plekken voor de jeugd zijn in Halle.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende speelvoorzieningen en geschikte plekken zijn voor de jeugd in de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

49%

37%43% 42%

34%40%

57%

50%54%

46% 45%48%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Speelvoorzieningen Geschikte plekken jeugd

Halle Centrumsteden

Page 77: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

77

Aandeel Hallenaren dat vindt dat er voldoende speelvoorzieningen en geschikte plekken zijn voor de jeugd in de buurt, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

43% 40%

18% 21%

39% 39%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Speelvoorzieningen Geschikte plekken jeugd

Eens Niet eens, niet oneens Oneens

Page 78: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

78

Voldoende activiteiten voor ouderen in de buurt Definitie Aandeel (%) inwoners dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor ouderen in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In mijn buurt zijn er activiteiten voor ouderen/gepensioneerden.’ De respondent had de keuze tussen ‘helemaal oneens’, ‘oneens’, ‘niet eens/niet oneens’, ‘eerder oneens’ of ‘helemaal oneens’. Om een vergelijking in de tijd mogelijk te maken werden voor de Stadsmonitor enkel de 55-plussers, die op deze stelling antwoordden met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’ in de teller opgenomen. Wel werden ook de antwoorden van alle respondenten, ongeacht hun leeftijd meegenomen in 2017/18. De categorie ’weet niet/ niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen Oudere inwoners van Halle (55-plussers) vinden in 2018 in mindere mate dat er in hun stad voldoende activiteiten zijn voor ouderen (48%) dan oudere inwoners van de centrumsteden in 2017 (59%). Dit aandeel is in Halle tussen 2011-2015 afgenomen van 47% naar 41%, om vervolgens terug toe te nemen naar 48%. In de centrumsteden lijkt dit aandeel stabiel te blijven doorheen de tijd. Bovendien vindt ongeveer één op vijf van die oudere Hallenaren in 2018 dat er niet voldoende activiteiten zijn.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor ouderen in de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %°.

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4741

4842

59 56 59 57

0

10

20

30

40

50

60

70

2011 (55-plussers) 2014/15 (55-plussers) 2017/18 (55-plussers) 2017/18 (allerespondenten)

Halle Centrumsteden

Page 79: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

79

Aandeel Hallenaren (onderscheid 55-plussers en alle inwoners) dat vindt dat er voldoende activiteiten zijn voor ouderen in de buurt, in 2011,2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

15 13 12 11

18 18 19 17

21 28 21 30

3129

32 27

16 13 15 15

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

2011 (55-plussers) 2014/15 (55-plussers) 2017/18 (55-plussers) 2017/18 (allerespondenten)

Helemaal oneens Oneens Niet eens/niet oneens eens Helemaal eens

Page 80: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

80

Bezoek uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés Definitie Mate waarin de bevolking uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés bezoekt, in eigen stad of elders, in %.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke centrumstad: (1) ‘Hoeveel keer bezocht je het voorbije jaar een restaurant, brasserie of eetcafé? (2) ‘Hoeveel keer bezocht je uitgaansgelegenheden (café, danscafé, dancing,…)?

De respondent kon telkens antwoorden met ‘nooit’, ‘1 tot 6 keer’, ‘7 tot 12 keer’ of ‘meer dan 12 keer’. Als men aangaf dat men minstens 1 keer per jaar dergelijke activiteit stelde, werd gevraagd of deze activiteit vooral plaats vond in de stad waar men woont. De respondent kon antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Vaststellingen Ongeveer zes op tien inwoners van Halle gaan in 2017/18 jaarlijks tot 12 keer op restaurant of naar een eetcafé, en een derde doen dit meer dan 12 keer. Van die personen doet 74% dat meestal in Halle zelf. Inwoners van de centrumsteden gaan iets vaker ‘meer dan 12 keer’ op restaurant (43%) en minder vaak ‘tot 12 keer’ (52%) dan inwoners van Halle. Wel gaan inwoners van centrumsteden vaker op restaurant in hun eigen stad (89%) dan inwoners van Halle. Een gelijkaardige trend speelt zich af wat betreft de uitgaansgelegenheden. Wel zien we dat een veel groter deel van zowel de inwoners van Halle als die van de centrumsteden nooit uitgaansgelegenheden bezoekt (ongeveer een derde).

Mate waarin de inwoners uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés bezoeken, in de eigen stad of elders, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

6

61

33

74

32

48

20

69

5

5243

89

3543

23

87

0102030405060708090

100

Nooit Tot 12 keer Meer dan 12keer

Vooral in deeigen stad

Nooit Tot 12 keer Meer dan 12keer

Vooral in deeigen stad

Restaurants Uitgaansgelegenheden

Halle Centrumsteden

Page 81: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

81

Tevredenheid over uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés Definitie Aandeel (%) van de bevolking dat tevreden is over het aanbod aan uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke centrumstad: (1) ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan restaurants en eetcafés?’ (2) ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan uitgaansgelegenheden in de stad (bijvoorbeeld cafés, disco’s, terrassen, …)?’

De respondent kon telkens antwoorden met ‘zeer tevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘zeer ontevreden’ en ‘geen mening/niet van toepassing’. Wie met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ antwoordde, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening/niet van toepassing‘ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen Zeven op tien Hallenaren zijn tevreden wat betreft het aanbod aan horeca, en bijna zes op tien zijn tevreden met de uitgaansgelegenheden in de stad. Dit is wel lager dan bij inwoners van de centrumsteden waar die aandelen 88% en 76% bedragen. Dit laatste is logisch gezien het grotere aanbod in de centrumsteden. In Halle lijkt de tevredenheid met het horeca aanbod wel lichtjes af te nemen in de periode 2011-2018, net als dat van de uitgaansgelegenheden. Tot slot zien we dat één op tien Hallenaren ontevreden is met het aanbod aan horeca, en bijna twee op tien ontevreden is met het aanbod aan uitgaansgelegenheden in hun stad.

Aandeel van de bevolking dat tevreden is over het aanbod aan uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

83 7972

60 6557

88 87 8878 76 76

0

20

40

60

80

100

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Horeca aanbod Uitgaansgelegenheden

Halle Centrumsteden

Page 82: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

82

Tevredenheid van Hallenaren over het aanbod aan uitgaansgelegenheden, restaurants en eetcafés in de stad, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

72%57%

19%25%

10% 18%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Horeca Uitgaansgelegenheden

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 83: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

83

Winkelaanbod Definitie Het aantal commerciële panden en de werkvloeroppervlakte per 1.000 inwoners en het respectievelijke aandeel leegstaande panden ten opzichte van het totaal aantal panden.

De gegevens van winkelvloeroppervlakte en leegstand hebben enkel betrekking op detailhandel. Detailhandel is de levering van fysieke goederen of diensten aan de consument. Detailhandel zoals hier opgenomen omvat winkels binnen de categorieën dagelijkse goederen, periodieke goederen, uitzonderlijke goederen en overige detailhandel.

Aandachtspunten De data zijn afkomstig van Locatus. Locatus verzamelt zelf informatie over alle winkels en consumentgerichte, dienstverlenende bedrijven. De veldwerkers bezoeken jaarlijks alle winkelgebieden in de Benelux. Hun gegevens, zoals (winkel)naam, winkelverkoopvloeroppervlak en branche, worden geregistreerd in de database. Naast gegevens op pandniveau bevat de database ook informatie over winkelgebieden, verzorgingsgebieden, winkelpassanten en digitale plattegronden.

Detailhandel sensu stricto omvat winkels binnen de categorieën dagelijkse goederen, periodieke goederen, uitzonderlijke goederen en overige detailhandel. Nietdetailhandel (nl. horeca, cultuur, diensten, ontspanning en transport en brandstoffen) wordt hier niet bij gerekend. De winkelvloeroppervlakte (WVO) van deze niet-detailhandelspanden wordt niet opgemeten door Locatus. Om hiervan een leegstandsoppervlakte te berekenen wordt door Locatus volgende vuistregel gehanteerd: de leegstandsoppervlakte van detailhandel sensu stricto bedraagt twee derde van de totale leegstandsoppervlakte.

Vaststellingen In 2017 heeft Halle, op Lokeren na, het laagste aanbod aan winkelvoorzieningen per 1000 inwoners (18) van alle in kaart gebrachte regio’s. In de centrumsteden bedraagt dit bijna 24, en in het Vlaamse Gewest iets meer dan 19. Van de centrumsteden heeft Mechelen het laagste aanbod in 2017 (19,8) en Oostende het grootste (30,1). Halle heeft in 2017 bovendien ook een groter aandeel leegstaande panden (13) dan de benchmarksteden, de centrumsteden (10) en het Gewest (9). Van de centrumsteden heeft Turnhout het grootste aandeel leegstaande panden (17,5) en Brugge het kleinste (5,2). In verhouding tot het aantal inwoners heeft Halle ook een kleinere winkelvloeroppervlakte (WVO) (1 606) dan de benchmarksteden, de centrumsteden (2 487) en het Vlaamse Gewest (2 048). Vermoedelijk speelt de nabijheid van Brussel een rol, omdat het weinig ruimte laat om in naburige gemeentes grote retailontwikkelingen te realiseren (Stadsmonitor Halle, 2015). Van de centrumsteden is de winkelvloeroppervlakte het kleinst in Leuven (1 873) en het grootst in Turnhout (4 402). Tot slot heeft Halle, op Lokeren na, een groter aandeel winkelvloeroppervlakte aan leegstand (14) dan de benchmarksteden, de centrumsteden (8,6) en het Vlaams Gewest (7,8).

Page 84: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

84

Het aantal commerciële panden en de werkvloeroppervlakte per 1000 inwoners en het respectievelijke aandeel leegstaande panden ten opzichte van het totaal aantal panden, in 2017.

2017

% Leegstand commerciële

panden

Aantal commerciële

panden per 1000 inwoners

WVO Detailhandel per 1000 inwoners

(in m2)

% Leegstand Detailhandel

WVO

Dendermonde 7,8 20,7 2475,2 12,7 Halle 13,3 18,3 1606,2 14,1 Lier 11,0 23,0 3574,4 7,3 Lokeren* 10,3 17,5 2677,2 25,2 Ninove 10,3 19,8 2777,9 9,8 13 centrumsteden

10,3 23,7 2487,8 8,6

Vlaams Gewest 9,0 19,3 2048,2 7,8 * Het percentage leegstand van de winkelvloeroppervlakte is in Lokeren relatief hoog, onder meer omdat een groot pand (10 000 vierkante meter) leeg staat. Indien dit pand niet zou leegstaan zou het percentage leegstand 16% bedragen.

Bron: Locatus, eigen berekeningen.

Page 85: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

85

Winkelen in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand dagelijkse boodschappen, kledij of multimedia vooral heeft gekocht in de buurt, in het stadscentrum, elders in de eigen stad, in een andere stad / gemeente of via het internet.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Waar heb je de onderstaande aankopen gedaan de afgelopen maand?’. Daarbij werd een onderscheid gemaakt tussen dagelijkse boodschappen, kledij en multimedia.

Respondenten konden antwoorden met ‘vooral in mijn buurt’, ‘vooral in het stadscentrum’, ‘vooral elders in mijn stad’, ‘vooral in een andere stad of gemeente’, ‘vooral via internet’ of ‘ik heb deze aankopen niet gedaan’. Per plaats van aankoop werd wie dit maandelijks heeft gedaan in de teller opgenomen. Iedereen die antwoordde op de vraag, werd in de noemer opgenomen.

Vaststellingen Hallenaren kopen multimedia het vaakst aan in een andere stad (41%), gevolgd door via het internet (20%). 21% koopt het niet aan. Dit verschilt sterk van inwoners in de centrumsteden die hun multimedia het vaakst in hun stadscentrum aankopen (26%) gevolgd door elders in de stad (17%) en via internet (16%). Ook daar heeft 21% van de inwoners geen multimedia aangekocht. Hetzelfde doet zich voor bij de aankoop van kledij: inwoners van de centrumsteden doen dat veel vaker in hun eigen stadscentrum (53%) en elders in hun eigen stad (13%) dan Hallenaren (respectievelijk 25% en 10%). Bijna de helft van de Hallenaren koopt kledij aan in een andere stad. Tot slot zien we dat bijna de helft van de Hallenaren hun dagelijkse boodschappen doet in hun eigen buurt, gevolgd door het stadscentrum (24%) en elders in Halle (19%). In de centrumsteden doet bijna drie kwart dagelijkse aankopen vooral in de eigen buurt, een vijfde in het stadscentrum of elders in de stad.

Aandeel inwoners dat de afgelopen maand dagelijkse boodschappen, kledij of multimedia vooral heeft gekocht in de buurt, in het stadscentrum, elders in de eigen stad, in een andere stad/gemeente of via het internet, in 2017/18 (in %).

39

6

41

20 21

4

25

10

46

105

12

26

17

8

1621

10

53

13 14

5 5

0

10

20

30

40

50

60

Buur

t

Stad

scen

trum

Elde

rs in

de

stad

Ande

re st

ad

Via

inte

rnet

Nie

t ged

aan

Buur

t

Stad

scen

trum

Elde

rs in

de

stad

Ande

re st

ad

Via

inte

rnet

Nie

t ged

aan

Multimedia Kledij

Halle Centrumsteden

Page 86: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

86

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat dagelijkse boodschappen vooral heeft gekocht in de buurt, in het stadscentrum, elders in de eigen stad, in een andere stad/gemeente of via het internet, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

48

2419

71 1

0

10

20

30

40

50

60

Buurt Stadscentrum Elders in de stad Andere stad Via internet Niet gedaan

Dagelijkse boodschappen

Halle

Page 87: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

87

Voldoende winkelvoorzieningen in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan winkelvoorzieningen is in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad gevraagd of ze het eens zijn met volgende stelling: ‘Er zijn voldoende winkels in mijn buurt (bakker, slager, bank, …)’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘geen mening/niet van toepassing’. Wie met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ antwoordde, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening/niet van toepassing‘ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen Zes op tien Hallenaren vindt in 2017/18 dat er voldoende winkelvoorzieningen in de buurt zijn, ten opzichte van bijna acht op tien in de centrumsteden. Deze aandelen zijn gelijk gebleven sinds 2014/15. Verder zien we dat bijna één op drie Hallenaren het niet eens is met de uitspraak dat er voldoende winkelvoorzieningen in de buurt zijn ten opzichte van 13% bij de inwoners van de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan winkelvoorzieningen is in de buurt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

60

31

9

60

78

138

78

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Eens Oneens Neutraal Eens

2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 88: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

88

Tevredenheid over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen?’.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer tevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘zeer ontevreden’ en ‘geen mening/niet van toepassing’. Wie met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ antwoordde, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening/niet van toepassing‘ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen Het aandeel Hallenaren dat tevreden is over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen kent een (significante) afname van 80% in 2011, over 73% in 2015 naar 55% in 2018. Hiermee doet Halle het een heel stuk minder goed dan de centrumsteden (86% in 2017), waar dit aandeel ongeveer gelijk blijft sinds 2011. Dit laatste kan verklaard worden door het grotere aanbod in de centrumsteden. Tot slot is 26% van de inwoners van Halle in 2018 ontevreden met het aanbod en 19% staat er neutraal tegenover, terwijl dat in de centrumsteden respectievelijk 5% en 9% bedraagt.

Aandeel inwoners dat tevreden is over het aanbod aan shopping- en winkelvoorzieningen, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

80%73%

26%19%

55%

88% 86%

5% 9%

86%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

Ontevreden Neutraal Tevreden

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 89: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

89

Verblijfstoerisme: overnachtingen en capaciteit Definitie Aantal overnachtingen door verblijfstoeristen per inwoner.

Benutting logiescapaciteit, uitgedrukt in aantal overnachtingen per slaapplaats.

Aantal overnachtingen in vergunde, aangemelde of erkende logies (hotels, gastenkamers, campings, vakantieparken, jeugd- en sociaal volwassenentoerisme, vakantiewoningen) per inwoner.

Het aantal overnachtingen wordt hier ook afgezet op de logiescapaciteit, uitgedrukt in aantal beschikbare bedden voor commercieel logies. Het woord “bed” hoeft daarbij niet letterlijk genomen te worden, want het betreft ook slaapplaatsen op campings.

Aandachtspunten Sinds 2015 gebruikt de FOD Economie alleen nog cijfers van vergunde, aangemelde of erkende logies. (Uitvoering van een koninklijk besluit van 12 januari 2015). Daardoor daalt het aantal bevraagde logies van sommige types sterk (bijv. jeugdlogies, campings, vakantiecentra voor volwassen). Anderzijds zijn vergunde en aangemelde vakantiewoningen nu opgenomen in de cijfers. Dit veroorzaakt soms grote verschillen tussen de cijfers van de jaren 2016 en 2015 en eerdere jaren, die niet de reële evolutie van het verblijfstoerisme weergeven. Omdat de trendbreuk te groot is wordt er geen evolutie in de tijd weergegeven met cijfers die dateren van voor 2015.

Vaststellingen In de centrumsteden en het Vlaams gewest zijn er in 2016 beduidend meer overnachtingen per inwoner (respectievelijk 4,6 en 3,5) dan in Halle (0,4) en de andere benchmarksteden. Van de benchmarksteden hebben Lier en Lokeren het hoogste aantal overnachtingen per inwoner (respectievelijk 1,3 en 1,1), gevolgd door Halle (0,4), Dendermonde (2,7) en Ninove (2,6). Terwijl dit aandeel in de periode 2006-2014 in het Vlaams gewest is afgenomen, nam het toe in de centrumsteden. In 2015-2016 zou het aantal overnachtingen per inwoner zijn gedaald in de centrumsteden, ten gevolge van de terroristische aanslagen van maart 2016 in Brussel en Zaventem. Vooral buitenlandse toeristen meden België. In Halle is geen sprake van een sterke daling in de periode 2015-2016. Er is dus niet alleen sprake van minder overnachtingsmogelijkheden in Halle, ook van een lagere benutting van de mogelijkheden.

In 2015 hebben Halle (69) en de benchmarksteden een aanzienlijk lager aantal overnachtingen per slaapplaats dan het Vlaams Gewest (108) en de centrumsteden (151).

Page 90: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

90

Aantal overnachtingen door verblijfstoeristen per 1000 inwoners, in 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

Aantal overnachtingen per 1000 inwoners, in 2006, 2008, 2010, 2012 en 2014.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

272 421

1.3471.102

264

4.607

3.531

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

2006 2008 2010 2012 2014

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 91: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

91

Benutting logiescapaciteit, uitgedrukt in aantal overnachtingen per slaapplaats, in 2015.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

6069

89 89

65

151

108

0

20

40

60

80

100

120

140

160

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Page 92: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

92

IN HET KORT

In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van cultuur en vrije tijd een voldoende kwaliteitsvol, gediversifieerd en (territoriaal) verspreid aanbod aan culturele en vrije tijdsvoorzieningen voorziet, dat voldoet aan de wensen van de inwoners van de stad.

Hierbij stellen we vooreerst vast dat Halle een beperkter aanbod heeft aan cultuur- en recreatievoorzieningen van het Vlaams Gewest (en vaak ook de centrumsteden): er zijn in het algemeen minder arbeidsplaatsen in de culturele en creatieve sector (en die bovendien afnemen), er zijn minder sportclubs en sportinfrastructuur, in de bibliotheken zijn er minder gedrukte en audiovisuele media (bovendien neemt de gedrukte media af in Halle terwijl het in de andere regio’s gelijk blijft), en Halle heeft een relatief laag aanbod aan winkelvoorzieningen (zowel qua aantal als qua winkelvloeroppervlakte). Wel heeft Halle meer eigen en receptieve activiteiten in de cultuurcentra dan Vlaanderen. Kortom, het lijkt erop dat er in Vlaanderen en dikwijls ook in de centrumsteden een sterkere concentratie van culturele en recreatieve voorzieningen is dan in Halle.

Wanneer we het bezoek van Hallenaren aan allerhande culturele en recreatieve activiteiten onder de loep nemen, zien we dat ze in vergelijking met inwoners van centrumsteden heel wat culturele en recreatieve voorzieningen minder vaak bezoeken: er is een lager aandeel geregistreerde leners in de bibliotheek (dat bovendien net zoals in andere regio’s afneemt), er zijn minder actieve klanten van cultuurcentra die in Halle zelf wonen, Hallenaren bezoeken minder vaak musea, tentoonstellingen en recreatievoorzieningen, bioscopen (onder meer omdat er geen bestaat in Halle zelf), parken en restaurants. Andere culturele voorzieningen bezoeken ze ongeveer even vaak als inwoners van centrumsteden zoals sportevenementen, bibliotheken, podiumkunsten, plein-, parkevenement of zomerfestival, speeltuinen en uitgaansgelegenheden. Wel worden alle voorzieningen in vergelijking met inwoners van de centrumsteden minder vaak in de eigen stad bezocht. Het feit dat Hallenaren heel wat recreatieve en culturele voorzieningen minder vaak (of soms even vaak) bezoeken dan inwoners van centrumsteden, maar altijd minder vaak in Halle zelf, lijkt alles te maken te hebben met het beperktere aanbod. Het lijkt er dan ook op eerste zicht op dat het aanbod recreatieve voorzieningen in Halle (shopping, cultureel, sport,…) achter blijft bij de vraag.

Het aanbod en het bezoek van cultuur- en recreatievoorzieningen in Halle hangen natuurlijk ook samen met de tevredenheid met die voorzieningen, wat een indicatie geeft over de mate waarin het aanbod aansluit bij de vraag. In dat kader blijkt dat de tevredenheid van Hallenaren lager is dan die van inwoners van centrumsteden wat betreft recreatievoorzieningen (dit is wel toegenomen), culturele voorzieningen, horeca & uitgaansgelegenheden & het aanbod aan shopping en winkelvoorzieningen (bij deze laatste is de tevredenheid bovendien afgenomen) en het aanbod aan winkels. Ook wat betreft voorzieningen voor jeugd (en ouderen) zijn Hallenaren minder tevreden dan inwoners van centrumsteden: ze zijn minder tevreden met het aanbod aan activiteiten voor kinderen en jongeren, met het aanbod aan jongerenvoorzieningen, met het aanbod aan speelvoorzieningen en geschikte plekken voor de jeugd, en ook met het aanbod aan activiteiten voor ouderen. Bovendien vinden Hallenaren minder dan inwoners van centrumsteden dat kinderen tot 12 jaar veilig kunnen spelen in hun buurt (bovendien is een groot deel van de Hallenaren het hiermee oneens). Enkel op vlak van sportvoorzieningen zijn Hallenaren in meerdere mate tevreden dan inwoners van centrumsteden (hierbij is de tevredenheid bovendien sterk toegenomen tussen 2015 en 2018).

Page 93: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

93

De meeste indicatoren omtrent het bezoek van activiteiten vertonen geen evolutie sinds de vorige meting(en), of vertonen na een daling tussen 2011 en 2015 terug een stijging in 2018. Ook wat betreft de tevredenheid met de voorzieningen valt er geen eenduidige evolutie te bespeuren. Op basis van dit alles stellen we vast dat de conclusie die in de Stadsmonitor Halle (2015) werd gemaakt op vlak van cultuur- en recreatievoorzieningen nog steeds van tel is: “Het verschil in aanbod met de centrumsteden zet zich door in veel van de indicatoren rond deelname aan en tevredenheid over de culturele of vrijetijdsvoorzieningen” (Stadsmonitor Halle, 2015). Het lijkt er dus op dat Halle geen centrumfunctie vervult op vlak van cultuur en recreatie: Hallenaren zullen hiervoor vaker dan inwoners van centrumsteden naar een andere stad gaan, wat natuurlijk geen probleem hoeft te zijn.

Page 94: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

94

MOBILITEIT De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van mobiliteit: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. In een leefbare en duurzame stad moeten de woonplaats, school en/of werk, winkels, … goed bereikbaar zijn, en dit met een verscheidenheid aan vervoersmiddelen waardoor men duurzame verplaatsingen kan stimuleren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we een aantal indicatoren die inzicht geven in welke vervoersmiddelen inwoners van Halle bezitten, of ze milieuvriendelijk zijn of niet, welke vervoersmiddelen men hanteert om zich te verplaatsen in de vrije tijd of om naar school of werk te gaan. Voorts verwerven we inzicht in de wijze waarop Hallenaren het mobiliteitsnetwerk waarnemen en hoe veilig dit netwerk is op vlak van verkeersongevallen. Tot slot belichten we onder andere hoe Hallenaren de bereikbaarheid van het centrum van Halle beoordelen, net als het aanbod aan parkeerplaatsen en openbaar vervoer in hun stad (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Vervoermiddelenbezit Definitie Aandeel (%) van de gezinnen dat in het bezit is van een auto/moto of bromfiets/fiets/elektrische fiets/ bakfiets of fietskar/abonnement openbaar vervoer/ lidmaatschap autodelen.

In de survey van de Stadsmonitor werd in 2017 volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Over hoeveel auto’s, moto’s/bromfietsen, fietsen en abonnementen openbaar vervoer beschikt het gezin waar je deel van uitmaakt? (Met gezin bedoelen we alle personen waarmee je samen een huishouden vormt en momenteel onder hetzelfde dak woont.)’.

De respondenten kunnen het aantal aanduiden voor auto’s, moto’s/bromfietsen, fietsen, elektrische fietsen, bakfietsen/fietskar, abonnementen openbaar vervoer (NMBS, De Lijn) en lidmaatschap autodelen.

Aandachtspunten De vraag naar het fietsbezit is in de loop der jaren licht gewijzigd. 2011: Over hoeveel fietsen beschikt het gezin waar je deel van uitmaakt? 2014: Over hoeveel fietsen/ elektrische fietsen beschikt het gezin waar je deel van uitmaakt? 2017: Vraag naar fietsbezit opgesplitst in 2 vragen: a/ Over hoeveel fietsen beschikt … en b/ Over hoeveel elektrische fietsen beschikt.

De cijfers van de centrumsteden uit de stadsmonitor van 2011 komen niet overeen met de gepubliceerde cijfers in de stadsmonitor van 2017. Wij hebben de cijfers die in 2011 werden gepubliceerd aangehouden.

Vaststellingen In 2018 heeft 92% van de Hallenaren minstens één auto, gevolgd door de fiets (80%), een abonnement openbaar vervoer (51%), een bromfiets en elektrische fiets (elk 17%), een bakfiets (4%) en een abonnement autodelen (3%). Deze percentages komen sterk overeen met die van inwoners in centrumsteden in 2017. Wel hebben die laatsten in iets mindere mate een auto (84%), een bromfiets (10%) en een abonnement openbaar vervoer (45%). Wat betreft evoluties stellen we vast dat er in de periode 2011-2014/15 telkens een toename

Page 95: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

95

was van het aandeel gezinnen met minstens één auto, fiets en abonnement openbaar vervoer in zowel Halle als de centrumsteden. In de periode 2014/15-2017/18 was er dan weer een afname op te merken van die drie vervoersmiddelen, afnames die significant waren voor de fiets en de abonnementen openbaar vervoer. Tot slot stellen we vast dat 7% van de Halleneren drie of meer auto’s heeft, en 35% twee auto’s.

Aandeel gezinnen dat in het bezit is van minstens één auto, bromfiets, fiets, elektrische fiets, bakfiets, abonnement openbaar vervoer of lidmaatschap autodelen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel gezinnen dat minstens één auto, fiets of abonnement openbaar vervoer bezit, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

92

17

80

174

51

3

84

10

82

134

45

30

20

40

60

80

100

Auto Bromfiets Fiets Elektrischefiets

Bakfiets AbonnementOV

Autodelen

Halle Centrumsteden

94 9792

8893

80

59

71

51

8591

8489 90

82

55

66

45

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18

Auto Fiets Abonnement OV

Halle Centrumsteden

Page 96: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

96

Aantal auto’s, fietsen en abonnementen openbaar vervoer dat gezinnen in Halle bezitten, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

8%

50%

35%

7%

20% 20% 20%

39%

49%

31%

13%

6%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

0 1 2 3 ofmeer

0 1 2 3 ofmeer

0 1 2 3 ofmeer

auto Fietsen Openbaar vervoer

Page 97: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

97

Autodelen Definitie Aantal leden en voertuigen per 10.000 inwoners bij autodeelinitiatieven Cambio en Cozycar.

Cambio is een autodeelbedrijf dat deelwagens aanbiedt aan particulieren en bedrijven. Cozycar is een dienst van Autodelen.net vzw die ondersteuning biedt aan buren die onderling willen autodelen. Beide autodeelinitiatieven zijn onder meer actief in de 13 centrumsteden.

Aandachtspunten Dit overzicht is niet volledig. Zo zijn er een aantal peer-2-peer initiatieven zoals Drivy, Tapazz en Caramigo die actief zijn in de centrumsteden en goed zijn voor gezamenlijk ca. 2200 deelwagens en een 12.000 geregistreerden in 2017. Daarnaast zijn er nog een aantal initiatieven die enkel in Gent en Antwerpen operationeel zijn zoals Partago, Bolides, Stapinn, Dégage en ecomobiliteit Gent.

Het beeld dat deze indicator schetst, is dus onvolledig. Hier moet rekening mee worden gehouden bij de interpretatie van de cijfers.

Vaststellingen In Halle zijn er relatief veel geregistreerde leden bij Cozycar per 10 000 inwoners (9) in vergelijking met de meeste benchmarksteden. Enkel Lier heeft er meer, met 12 leden per 10 000 inwoners. Wel blijkt dat de centrumsteden verreweg het grootste aandeel leden hebben (16 per 10 000 inwoners). Ondanks het lagere aandeel geregistreerde leden in Halle in vergelijking met de centrumsteden, heeft Halle wel evenveel geregistreerde deelwagens per 10 000 inwoners dan de centrumsteden, waardoor we kunnen stellen dat een voertuig in Halle met minder leden wordt gedeeld.

Wat betreft Cambio, stellen we vast dat er vooral in Lier veel leden zijn: zo’n 63 per 10 000 inwoners. Verder zien wee dat er in Halle en Ninove geen enkele deelwagen van Cambio is, waardoor het niet hoeft te verbazen dat er quasi geen geregistreerde leden zijn.

Aantal geregistreerde leden en deelwagens bij Cozycar per 10 000 inwoners in 2017 (in %).

9,3

1,83,1

12,2

2,4

16,3

2,1

0,3 0,21,1

0,2

2

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

14,0

16,0

18,0

Halle Ninove Dendermonde Lier Lokeren 13centrumsteden

Aantal geregistreerden Aantal deelwagens

Page 98: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

98

Aantal geregistreerde leden en deelwagens bij Cambio per 10 000 inwoners in 2017 (in

%).

Bron: Autodelen.net vzw.

1,3 0,8

9,9

63,0

11,7

0,0 0,0 0,4 2,6 0,50,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

Halle Ninove Dendermonde Lier Lokeren

Aantal geregistreerden Aantal deelwagens

Page 99: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

99

Milieuvriendelijkheid van het wagenpark Definitie Verdeling van het aantal personenwagens in het bezit van particulieren naar ecoscore en CO2 -uitstoot.

Van het totale personenwagenpark in het bezit van particulieren zijn de ecoscore en de CO2 -uitstoot gekend. De ecoscore is een maat voor de milieuvriendelijkheid van de wagen. De score houdt rekening met de belangrijkste milieu-impacten (directe en indirecte emissies van broeikasgassen, fijn stof, stikstofoxiden, SO2 , CO, koolwaterstoffen en geluidsproductie) die het voertuig veroorzaakt. De ecoscore gaat van 0 tot 100. Een voertuig met een ecoscore lager dan 50 kan als zeer milieuonvriendelijk worden beschouwd. Voertuigen met een ecoscore van meer dan 70 zijn dan weer milieuvriendelijke wagens.

De CO2 -uitstoot wordt uitgedrukt in gram per kilometer. Hoe lager de CO2 -uitstoot hoe milieuvriendelijker de wagen.

Aandachtspunten De indicator rapporteert over het totale personenwagenpark van particulieren maar geeft ook informatie over de nieuw ingeschreven personenwagens. Bedrijfswagens (zowel geleased als in het bezit van een bedrijf) zijn niet mee opgenomen. De data over het wagenpark zijn afkomstig van de Dienst Inschrijvingen Voertuigen (DIV) en beschrijven telkens het park op 31 december. De emissie- en brandstofgegevens komen van de Rijksdienst voor Wegverkeer (RDW), Nederland.

Vaststellingen Terwijl in 2014 nog 56% van het wagenpark in Halle bestond uit wagens die niet als milieuvriendelijk worden beschouwd (een ecoscore van 60 of lager), is dat in 2016 afgenomen tot 48%. Deze afname doet zich in elke regio voor tussen 2014 en 2016: in Vlaanderen van 65% naar 56% en in de centrumsteden van 63% naar 55%. Desondanks bestaat in alle regio’s behalve Halle 2016 nog steeds de helft of meer van het wagenpark uit wagens met een ecoscore van 60 of lager. Omgekeerd is het aandeel wagens met een goede ecoscore (70 of hoger) toegenomen in alle regio’s: in 2016 heeft 14% van de wagens in Halle een ecoscore van 70 of hoger waar dat in 2014 nog 8% bedroeg. In zowel Vlaanderen als de centrumsteden heeft 11% van het wagenpark een ecoscore van 70 of meer in 2016.

We zien een gelijkaardige evolutie in dezelfde periode wat betreft de CO2-uitstoot van het wagenpark. In Halle neemt het aandeel wagens met een hoge CO2-uitstoot (135 of hoger) af van 67% in 2014 tot 59% in 2016, terwijl het aandeel auto’s met lage CO2-uitstoot (134 of lager) toeneemt van 32% in 2014 tot 40%. In Vlaanderen is deze evolutie beperkter: het aandeel wagens met hoge uitstoot neemt af van 70% in 2014 tot 63% in 2016, en het aandeel wagens met lage uitstoot neemt toe van 30% in 2014 tot 37% in 2016. Kortom, ondanks de positieve evolutie wat betreft de ecoscore en de uitstoot van het wagenpark, bestaat nog steeds een groot aandeel wagens in de Vlaanderen en Halle uit wagens met een lagere ecoscore en een relatief hoge CO2-uitstoot.

Page 100: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

100

Verdeling van het aantal personenwagens in het bezit van particulieren naar ecoscore, in 2014, 2015 en 2016 (in %).

Bron: Departement Omgeving, Afdeling Energie, Klimaat en Groene Economie.

Verdeling van het aantal personenwagens in het bezit van particulieren naar CO2-uitstoot, in 2014, 2015 en 2016 (in %).

Bron: Departement Omgeving, Afdeling Energie, Klimaat en Groene Economie.

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016

Halle Ninove Dendermonde Lier Lokeren Centrumsteden Vlaanderen

<=50 51-60 61-65 66-70 >70

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016 2014 2015 2016

Halle Ninove Dendermonde Lier Lokeren Centrumsteden Vlaanderen

>184 160-184 135-159 115-134 105-114 95-104 <95

Page 101: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

101

Verplaatsingen in de vrije tijd Definitie Modale verdeling van de verplaatsingen in de vrije tijd, per vervoermiddel, in %.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoe verplaats je je in je vrije tijd? Kruis bij elk vervoermiddel aan hoe vaak je je daarmee verplaatst. Met vrije tijd bedoelen we de tijd die je hebt los van werk, school, huishoudelijke taken, zorg voor kinderen en/of ouderen en nachtrust.’.

Volgende antwoordcategorieën waren mogelijk: ‘te voet’, ‘met de fiets’, ‘met de motor/bromfiets’, ‘met de tram of bus’, ‘met de trein’, ‘met de auto als bestuurder’, ‘met de auto als passagier’ en ‘andere’. Voor elk van de categorieën diende de respondent aan te geven met welke frequentie hij gebruik maakte van dit vervoermiddel. De keuzemogelijkheden waren: ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’, en ‘ zeer vaak/altijd’.

Wie antwoordde met ‘vaak’ of ‘zeer vaak/altijd’ werd in de teller opgenomen.

Aandachtspunten Dit is geen standaard modale verdeling in dat opzicht dat de som van de gebruikte modi hoger ligt dan 100%. Het is een weergave van die modi waarvan de respondenten aangeven (zeer) vaak gebruik te maken in hun vrije tijd.

In 2011 werd gevraagd ‘Hoe verplaats je je meestal in je vrije tijd? De rest van de vraagstelling was dezelfde. Bovendien zijn de cijfers van de centrumsteden die in de stadsmonitor van 2011 zijn gepubliceerd niet gelijk aan de cijfers die in de stadsmonitor van 2017 zijn gepubliceerd. Wij hanteren de cijfers die in 2011 werden gepubliceerd.

Vaststellingen 55% van de Hallenaren verplaatst zich in 2017/18 te voet in hun vrije tijd en 22% met de fiets, wat een stuk lager is dan inwoners van centrumsteden (respectievelijk 60% en 48%). Ten opzichte van 2011 is het aandeel Hallenaren dat in 2017/18 te voet gaat toegenomen (van 43% naar 55%), en het aandeel dat zich met de fiets verplaatst ongeveer gelijk gebleven. Verder stellen we vast dat Hallenaren in 2017/18 veel minder dan inwoners uit centrumsteden de bus en/of tram gebruiken (13% ten opzichte van 26%), en vaker beroep doen op de trein (17% ten opzichte van 10%). Zo’n 3% van de inwoners van Halle en van de centrumsteden gebruikt een bromfiets. Tot slot gebruikt 64% van de Hallenaren de auto (als bestuurder) om zich te verplaatsen, en 43% de auto (als passagier). Beide aandelen zijn aanzienlijk hoger dan bij inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 54% en 33%). Kortom, verplaatst men zich in de vrije tijd het vaakst met de auto (als bestuurder) (64%), gevolgd door te voet (55%), met de auto als passagier (43%), de fiets (22%), de trein (17%), de bus/tram (13%) en de bromfiets (3%). In vergelijking met de centrumsteden lijkt Halle op vlak van mobiliteit nog sterker gericht op de auto en minder op fiets en openbaar vervoer (behalve wat betreft de trein).

Page 102: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

102

Modale verdeling van de verplaatsingen in de vrije tijd, te voet en met de fiets, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Modale verdeling van de verplaatsingen in de vrije tijd, met de bus/tram en trein, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

43

58 55

23 21 22

48

60 60

4147 48

0

10

20

30

40

50

60

70

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Te voet Fiets

Halle Centrumsteden

1113 13

10

17 17

2831

26

811 10

0

5

10

15

20

25

30

35

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Bus/tram Trein

Halle Centrumsteden

Page 103: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

103

Modale verdeling van de verplaatsingen in de vrije tijd, met de motor/bromfiets, als autobestuurder of als autopassagier, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4 3 3

6267 64

3844 43

5 4 3

51 55 54

32 36 33

01020304050607080

2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18

Motor/bromfiets Autobestuurder Autopassagier

Halle Centrumsteden

Page 104: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

104

Verplaatsingen tussen woonplaats en werk/school Definitie Modale verdeling van de verplaatsingen tussen woonplaats en school/werk, per vervoermiddel, in %.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Als je werkt of studeert, hoe verplaats je je naar en van het werk of school? Kruis bij elk vervoermiddel aan hoe vaak je je daarmee verplaatst.’.

Volgende antwoordcategorieën waren mogelijk: ‘te voet’, ‘met de fiets’, ‘met de motor/bromfiets’, ‘met de tram of bus’, ‘met de trein’, ‘met de auto als bestuurder’, ‘met de auto als passagier’ en ‘andere’. Voor elk van de categorieën diende de respondent aan te geven met welke frequentie hij gebruik maakte van dit vervoermiddel. De keuzemogelijkheden waren: ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’, en ‘ zeer vaak/altijd’.

Wie antwoordde met ‘vaak’ of ‘zeer vaak/altijd’ werd in de teller opgenomen.

Daarnaast werd in de survey van 2017 nog een bijkomende vraag gesteld: ‘Op welke manier leg je het grootste deel van de afstand naar je werk of school af? Als je bijvoorbeeld 500 meter wandelt naar de bushalte en dan 10 km op de bus zit, is het antwoord de bus.’ Op deze manier werd gepeild naar het hoofdvervoermiddel.

Respondenten mochten maximaal één antwoord aanduiden. De volgende antwoordcategorieën waren mogelijk: ‘te voet’, ‘met de fiets’, ‘met de motor/bromfiets’, ‘met de tram of bus’, ‘met de trein’, ‘met de auto als bestuurder’, ‘met de auto als passagier’ en ‘andere’.

De antwoorden werden ondergebracht in vier groepen: Stappen (te voet), Trappen (fiets), Openbaar vervoer (bus/tram, trein) en Privaat gemotoriseerd vervoer (motor/bromfiets, autobestuurder en auto-passagier).

Deze vragen werden enkel voorgelegd aan de respondenten die op een eerdere vraag hadden aangegeven te werken of naar school te gaan en zich daarvoor dienden te verplaatsen.

Vaststellingen Om naar het werk of school te gaan, staat het privaat gemotoriseerd vervoer bij Hallenaren op de eerste plaats als hoofdvervoermiddel met 57%, gevolgd door het openbaar vervoer (29%), de fiets (8%) en te voet (6%). De auto als bestuurder is bij Hallenaren het meest gebruikte vervoermiddel (56%), gevolgd door de trein (29%), te voet (25%), de fiets (15%) en tram/bus (13%) in 2018.

Er zijn heel wat verschillen tussen Halle en de centrumsteden qua vervoermiddel. Zo gaan Hallenaren vaker te voet naar hun werk dan inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 25% en 16%) en met de trein (respectievelijk 29% en 13%), iets vaker met de auto als bestuurder (respectievelijk 56% en 48%). Inwoners van de centrumsteden gaan dan weer vaker met de fiets naar het werk dan Hallenaren (respectievelijk 36% en 15%). Tot slot constateren we dat in de periode 2011-2018 Hallenaren in afnemende mate te voet, met de auto en de bromfiets naar hun werk gaan, en in toenemende mate met de trein.

Modale verdeling van de verplaatsingen van Hallenaren tussen woonplaats en werk/school, naar type vervoersmiddel, in 2018 (in %).

Page 105: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

105

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

Modale verdeling van de verplaatsingen van inwoners tussen woonplaats en werk/school, te voet en met de fiets, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Modale verdeling van de verplaatsingen van inwoners tussen woonplaats en werk/school, met de bus/tram en trein, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

6

8

29

57

0 10 20 30 40 50 60

Stappen

Trappen

Openbaar vervoer

Privaat gemotoriseerd vervoer

3229

25

1715 15

25

1816

36 35 36

0

5

10

15

20

25

30

35

40

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Te voet Fiets

Halle Centrumsteden

Page 106: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

106

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Modale verdeling van de verplaatsingen van inwoners tussen woonplaats en werk/school, met motor/bromfiets, als autobestuurder of als autopassagier, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

15

1113

18

28 29

24

19

1513 13 13

0

5

10

15

20

25

30

35

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Bus/tram Trein

Halle Centrumsteden

74 4

63

55 56

19

10 10

4 4 2

5249 48

158 6

0

10

20

30

40

50

60

70

2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18

Motor/bromfiets Autobestuurder Autopassagier

Halle Centrumsteden

Page 107: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

107

Verplaatsingen tussen woonplaats en werk/school: afstand, tijdsduur en snelheid Definitie Afstand, tijdsduur en snelheid van de woon-werk/ schoolverplaatsingen. In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Welke afstand leg je in totaal af naar je werk of naar de school (enkele rit)?’ en (2) ‘Hoeveel tijd heb je gemiddeld tijdens school- of werkdagen nodig om de afstand – van deur tot deur - naar je werkplaats of school af te leggen? Het gaat hier om één enkele rit.’ Deze vragen werden enkel voorgelegd aan de respondenten die op een eerdere vraag hadden aangegeven te werken of naar school te gaan en zich daarvoor dienden te verplaatsen.

Aandachtspunten Een beperkt aantal outliers werden omgezet naar missing value. Dit is het geval voor pendelafstanden boven de 200 kilometer en reistijden boven de 6 uur.

Vaststellingen Hallenaren leggen gemiddeld 21 kilometer af naar school/werk in 2017/18, wat evenveel is als inwoners van de centrumsteden. Wel doen Hallenaren er iets langer over (39 minuten ten opzichte van 35 minuten), wat impliceert dat ze het minder snel doen (33 km/u ten opzichte van 36 km/u).

Gemiddelde afstand, reistijd en –snelheid voor woon-werk/schoolverplaatsingen, in 2014/15 en 2017/18 (in kilometer, minuten en kilometer per uur).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

22 21

3739

3633

20 21

3235 36 36

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

2014/15 2017/18 2014/ 15 2017/18 2014/15 2017/18

Afstand (km) Tijd (minuten) Snelheid (km/u)

Halle Centrumsteden

Page 108: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

108

Duurzaam verplaatsingsgedrag korte afstanden Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat zich duurzaam ((a) te voet, of (b) per fiets) verplaatst voor korte afstanden.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoe vaak heb je de voorbije 12 maanden … (a) de fiets genomen voor korte afstanden / (b) je te voet verplaatst voor korte afstanden?’

De respondenten konden voor (a) en (b) antwoorden met ‘nooit’, ‘een uitzonderlijke keer’, ‘maandelijks’, ‘meermaals per maand’, ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ en ‘dagelijks’. Wie antwoordde met ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ of ‘dagelijks’ werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 geven bijna zes op tien Hallenaren aan dat ze zich minstens wekelijks te voet verplaatsen voor korte afstanden. Dat is in 2017 bij zeven op tien inwoners van centrumsteden het geval. En terwijl bijna de helft van de inwoners van de centrumsteden in 2017 de fiets minstens wekelijks hanteert om zich voor korte afstanden te verplaatsen, is dat slechts bij twee op tien Hallenaren het geval in 2018. Tot slot zien we dat 44% van de Hallenaren in 2018 aangeeft dat ze nooit de fiets gebruiken om zich voor korte afstanden te verplaatsen.

Aandeel inwoners dat zich duurzaam te voet of per fiets verplaats voor korte afstanden, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

59%

19%

70%

48%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Te voet Fiets

Halle Centrumsteden

Page 109: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

109

Frequentie van Hallenaren die zich te voet en met de fiets verplaatsen voor korte afstanden, in 2018 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

44

20

8 95

964

11 1114 14

19

26

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Nooit Eenuitzonderlijke

keer

Maandelijks Meermaals permaand

Wekelijks Meermaals perweek

Dagelijks

Halle Fiets Halle Te voet

Page 110: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

110

Fietsvriendelijk karakter van de buurt Definitie Het fietsvriendelijk karakter van de buurt wordt in beeld gebracht door:

• Het aandeel (%) inwoners dat tevreden is over het onderhoud van de fietspaden in de buurt.

• Het aandeel (%) inwoners dat tevreden is over het aanbod aan fietsstallingen in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werden aan een representatief staal van inwoners uit de centrumsteden volgende stellingen voorgelegd: ‘De fietspaden in mijn buurt zijn goed onderhouden.’ en ‘In mijn buurt zijn er voldoende fietsstallingen.’.

Respondenten konden antwoordden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet/niet van toepassing’. Wie met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ antwoordde werd in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet/ niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten Elke respondent wordt bevraagd over de tevredenheid over het fietsvriendelijk karakter in de buurt. Dit brengt met zich mee dat een deel van de respondenten ‘geen mening/niet van toepassing’ antwoordde, maar dit blijft voor deze indicator eerder beperkt. Deze respondenten worden niet in de noemer mee opgenomen omdat er van uit gegaan kan worden dat vooral niet-gebruikers geen mening hebben. Op deze manier sluit de tevredenheidsscore dichter aan bij deze van de gebruiker, zij het niet optimaal. Bij de gebruikers zitten allicht ook niet-stedelingen. Hun mening is niet bevraagd. Bij de interpretatie van de cijfers moet hiermee rekening gehouden worden.

Vaststellingen Vier op tien Hallenaren vinden in 2017/18 dat de fietspaden in hun buurt goed zijn onderhouden en drie op tien vinden dat er voldoende fietsstallingen zijn. In de centrumsteden vindt iets meer dan de helft van de inwoners dat de fietspaden in hun buurt goed zijn onderhouden, en vinden net zoals in Halle drie op de tien inwoners dat er voldoende fietsstallingen zijn in hun buurt. Terwijl deze aandelen ongeveer gelijk blijven in de centrumsteden in de periode 2014/15 – 2017/18, vinden Hallenaren in lichtjes toenemende mate dat de fietspaden goed zijn onderhouden en dat er voldoende fietsstallingen zijn.

Aandeel inwoners dat tevreden is over het onderhoud van de fietspaden in de buurt en over het aanbod aan fietsstallingen in de buurt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Page 111: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

111

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Tevredenheid van Hallenaren over het onderhoud van de fietspaden in de buurt en over het aanbod aan fietsstallingen in de buurt, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

3339

2129

52 53

30 32

0102030405060

2014/ 15 2017/18 2014/ 15 2017/18

Fietspaden goed onderhouden Voldoende fietsstallingen

Halle Centrumsteden

39 29

2218

3953

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Fietspaden goed onderhouden Voldoende fietsstallingen

Eens Neutraal Oneens

Page 112: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

112

Verkeersveilige buurt Definitie De verkeersveilige buurt wordt in beeld gebracht door:

• Het aandeel (%) inwoners dat het (helemaal) eens is met de stelling dat het in hun buurt veilig fietsen is.

• Het aandeel (%) inwoners het (helemaal) eens is met de stelling dat in hun buurt kinderen tot 12 jaar zich zelfstandig op een veilige manier kunnen verplaatsen.

In de survey van de Stadsmonitor werden aan een representatief staal van inwoners uit de centrumsteden volgende stellingen voorgelegd: ‘In mijn buurt is het veilig om te fietsen.’ en ‘In mijn buurt kunnen kinderen tot 12 jaar zich zelfstandig op een veilige manier verplaatsen.’.

Respondenten konden antwoordden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet/niet van toepassing’. Wie met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ antwoordde werd in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet/ niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen In 2017/18 vindt 42% van de Hallenaren dat ze zich veilig kunnen verplaatsen met de fiets, en 29% dat kinderen zich zelfstandig en veilig kunnen verplaatsen ((in de Gemeentemonitor 2018 is dat respectievelijk slechts bij 27% en bij 17% van de respondenten van Halle het geval). Dat is een stuk lager dan bij de inwoners van de centrumsteden waar die aandelen respectievelijk 57% en 38% bedragen. Verder valt op dat een groot deel van de Hallenaren (42%) het niet eens is met de stelling dat het veilig fietsen is in hun buurt, en dat bijna één op twee Hallenaren het oneens is met de stelling dat in hun buurt kinderen tot 12 jaar zich zelfstandig op een veilige manier kunnen verplaatsen.

Aandeel inwoners dat het (helemaal) eens is met de stelling dat het in hun buurt veilig fietsen is, en dat kinderen tot 12 jaar zich in hun buurt zelfstandig op een veilige manier kunnen verplaatsen, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4230 29

5742 38

0

20

40

60

2017/18 2014/15 2017/18

Zelfstandig en veilig verplaatsen kinderen

Halle Centrumsteden

Page 113: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

113

Tevredenheid van Hallenaren over de stelling dat het in hun buurt veilig fietsen is, en dat kinderen tot 12 jaar zich in hun buurt zelfstandig op een veilige manier kunnen verplaatsen, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

4229

1722

42 49

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Veilig fietsen Kinderen kunnen zich zelfstandig en veiligverplaatsen

Eens Neutraal Oneens

Page 114: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

114

Bereikbaarheid van het centrum van de stad met de fiets en het openbaar vervoer Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat ze het centrum van de stad gemakkelijk kunnen bereiken met de fiets en het openbaar vervoer.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over de bereikbaarheid van het centrum van je stad? (a) Met de fiets, (b) Met het openbaar vervoer.

De respondenten konden voor (a) en (b) antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ en ‘geen mening/ niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’ werd in de teller opgenomen. Respondenten die antwoordden met ‘geen mening/ niet van toepassing’ werden niet meegenomen in de berekeningen.

Aandachtspunten De antwoordcategorie ‘geen mening/niet van toepassing’ werd niet mee in de teller opgenomen. Een vrij groot aandeel van de respondenten heeft voor deze antwoordcategorie gekozen. Voor “Met de fiets” was dit 22%, voor “Met het openbaar vervoer” 29%.

Vaststellingen Hallenaren zijn in mindere mate tevreden over de bereikbaarheid van hun stadscentrum met de fiets en het openbaar vervoer dan inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 66% en 76%, en 63% en 71%). Bovendien zijn één op zes Hallenaren ontevreden met de bereikbaarheid van het centrum van hun stad met de fiets en het openbaar vervoer.

Aandeel inwoners dat vindt dat ze het centrum van de stad gemakkelijk kunnen bereiken met de fiets en het openbaar vervoer, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

66 6376 71

0

20

40

60

80

Fiets Openbaar vervoer

Halle Centrumsteden

Page 115: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

115

Tevredenheid van Hallenaren over de bereikbaarheid van het centrum van de stad, met de fiets en met het openbaar vervoer, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

66 63

19 21

16 16

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Fiets Openbaar vervoer

Eens Neutraal Oneens

Page 116: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

116

Verkeersslachtoffers Definitie Het aantal verkeersslachtoffers (doden en zwaargewonden) in een regio per 1000 inwoners (gemiddeld aantal inwoners van jaar x en jaar x+1).

Doden: som van de doden (zij die ter plaatse overleden) en de dodelijk gewonden (zij die overleden binnen de 30 dagen na de datum van het ongeval).

Zwaargewonden: De personen die bij een verkeersongeval gewond werden (maar niet dodelijk) en wier toestand een opname in het ziekenhuis van tenminste 24 uur noodzaakte.

Lichtgewonden: elke persoon die gewond is naar aanleiding van een verkeersongeval en op wie de bepaling van dodelijk of zwaar gewond niet van toepassing is.

Aandachtspunten De cijfers van Algemene Directie Statistiek (ADS) steunen op een registratie van ongevallen door de lokale en de federale politie. Vergelijking met de data uit de processen-verbaal van het parket heeft uitgewezen dat deze cijfers een onderschatting zijn van de realiteit. ADS voert correcties uit op de gegevens en herkalibreert de cijfers omwille van de onvolledigheid van de gegevens. Bij de kalibratie worden coëfficiënten bepaald die gebruikt worden om onvolledige gegevens te extrapoleren naar hun populatiewaarde. De kalibratie berekent de verhouding tussen het aantal ongevallen zonder doden per politiezone, afkomstig uit het PVregister en het aantal ongevallen zonder doden per politiezone, afkomstig van de verkeersongevallenformulieren. De kalibratiecoëfficiënt wordt dan toegepast op de variabelen van de ongevallen zonder doden. De ongevallen met doden worden niet gekalibreerd omdat deze gegevens vervolledigd worden bij de FOD Economie op basis van de meldingen door de parketten. Ook de ongevallen geregistreerd door de federale politie worden niet gekalibreerd. Onderrapportering en dus ook -kalibratie is er vooral voor het aantal lichtgewonden, vandaar dat deze cijfers hier niet opgenomen zijn.

Vaststellingen Het gemiddeld jaarlijks aantal dodelijke en zwaargewonde verkeersslachtoffers per 1000 inwoners is in dalende lijn sinds 2005, en dit zowel in Halle als in heel het Vlaams Gewest. Halle heeft op het jaar 2013 na altijd het minste aantal verkeersslachtoffers (per 1000 inwoners) van alle regio’s.

Page 117: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

117

Aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers per 1000 inwoners, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

0

0,1

0,2

0,3

0,4

0,5

0,6

0,7

0,8

0,9

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Halle Gemiddelde benchmarksteden 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 118: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

118

Verkeersslachtoffers bij voetgangers en fietsers Definitie Het aantal verkeersslachtoffers (doden en zwaargewonden) in een regio per 10 000 inwoners (gemiddeld aantal inwoners van jaar x en jaar x+1). Dit betreft fietsers en voetgangers.

Doden: som van de doden (zij die ter plaatse overleden) en de dodelijk gewonden (zij die overleden binnen de 30 dagen na de datum van het ongeval).

Zwaargewonden: De personen die bij een verkeersongeval gewond werden (maar niet dodelijk) en wier toestand een opname in het ziekenhuis van tenminste 24 uur noodzaakte.

Lichtgewonden: elke persoon die gewond is naar aanleiding van een verkeersongeval en op wie de bepaling van dodelijk of zwaar gewond niet van toepassing is.

Aandachtspunten De cijfers van Algemene Directie Statistiek (ADS) steunen op een registratie van ongevallen door de lokale en de federale politie. Vergelijking met de data uit de processen-verbaal van het parket heeft uitgewezen dat deze cijfers een onderschatting zijn van de realiteit. ADS voert correcties uit op de gegevens en herkalibreert de cijfers omwille van de onvolledigheid van de gegevens. Bij de kalibratie worden coëfficiënten bepaald die gebruikt worden om onvolledige gegevens te extrapoleren naar hun populatiewaarde. De kalibratie berekent de verhouding tussen het aantal ongevallen zonder doden per politiezone, afkomstig uit het PVregister en het aantal ongevallen zonder doden per politiezone, afkomstig van de verkeersongevallenformulieren. De kalibratiecoëfficiënt wordt dan toegepast op de variabelen van de ongevallen zonder doden. De ongevallen met doden worden niet gekalibreerd omdat deze gegevens vervolledigd worden bij de FOD Economie op basis van de meldingen door de parketten. Ook de ongevallen geregistreerd door de federale politie worden niet gekalibreerd. Onderrapportering en dus ook -kalibratie is er vooral voor het aantal lichtgewonden, vandaar dat deze cijfers hier niet opgenomen zijn.

Vaststellingen Het gemiddeld jaarlijks aantal verkeersslachtoffers bij fietsers en voetgangers per 10 000 inwoners ligt in 2014-2016 in Halle (respectievelijk 0,8 en 0,7) onder het gemiddelde van de centrumsteden (1,6 en 0,9). Die laatste steden worden echter vaak gekenmerkt door een groot aantal, traditioneel fietsende studenten. Voor alle regio’s samen ligt het aantal verkeersslachtoffers bij fietsers tussen 0,8 (Halle en Ninove) en 3,3 (Lier), en bij voetgangers tussen 0,2 (Lokeren) en 0,9 (de centrumsteden). Omdat het over relatief lage absolute aantallen gaat, kan er niet zoveel gezegd worden over de evolutie van het aantal verkeersslachtoffers in Halle: we zien dat dit een relatief grillig verloop kent sinds 1997 (en tot 2016), waaruit moeilijk een eenduidige evolutie kan worden afgeleid.

Page 119: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

119

Aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers in Halle bij voetgangers en fietsers per 10 000 inwoners, van 1997 tot 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

Gemiddeld aantal dode en zwaargewonde verkeersslachtoffers bij fietsers en voetgangers per 10 000 inwoners, in de periode 2014-2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

1997 1998 1999 2000 2001 2002 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

fietsers voetgangers

1,3

0,8

3,3

2,2

0,8

1,6 1,5

0,50,7

0,50,2

0,60,9

0,6

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Fietsers Voetgangers

Page 120: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

120

Toegankelijkheid bushaltes in de stad Definitie Aandeel haltes openbaar vervoer die toegankelijk zijn voor respectievelijk rolstoelgebruikers, rolstoelgebruikers mits assistentie en mensen met een visuele beperking.

Sinds maart 2016 screent De Lijn al haar haltes op toegankelijkheid. Medewerkers halte-infrastructuur van De Lijn kijken systematisch alle haltes na op een aantal parameters, zoals de perronhoogte, de hellingsgraad, de aanwezigheid van geleidetegels, … Op basis van die inventarisatie wordt bepaald of de halte al dan niet toegankelijk is. Er zijn drie gradaties van toegankelijkheid: toegankelijk voor personen in een rolstoel, toegankelijk voor personen in een rolstoel mits assistentie en toegankelijk voor personen met een visuele beperking. Alle toegankelijkheidsgegevens komen terecht in een centrale databank van De Lijn. In april 2017 was ongeveer 75% van de haltes geïnventariseerd. De inventariseringsgraad is echter niet overal gelijk. In bijna alle centrumsteden ligt die tussen 90% en 100%. Uitzondering hierop zijn Gent (83%), Mechelen (34%) en Turnhout (0%). Voor die laatste stad kan dus geen aandeel berekend worden.

Voor meer informatie: https://www.delijn.be/nl/overdelijn/organisatie/ zorgzaam-ondernemen/toegankelijkheid/.

Aandachtspunten De aandelen gaan enkel over de haltes die al gescreend zijn. In de meeste centrumsteden zou tussen de 90% en 100% van de haltes gecontroleerd zijn op hun toegankelijkheid.

Vaststellingen Halle scoort in 2017/18 minder goed op de toegankelijkheid van bushaltes voor personen met een motorische beperking (7,6%) dan de centrumsteden (18,4%). Wel is in Halle bijna de helft van de bushaltes van De Lijn toegankelijk voor personen met een motorische beperking mits assistentie, wat hoger is dan in de centrumsteden (39%) en de benchmarksteden. Tot slot is 2,7% van de bushaltes in Halle toegankelijk voor personen met een visuele beperking. Daarmee scoort Halle heel wat lager dan de centrumsteden waar dat 8% bedraagt, maar hoger dan de benchmarksteden (op Lier na).

Page 121: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

121

Aandeel haltes openbaar vervoer van De Lijn die toegankelijk zijn voor respectievelijk rolstoelgebruikers, rolstoelgebruikers mits assistentie en mensen met een visuele beperking, op 16 mei 2018 (in %).

Bron: De Lijn.

* Stand van zaken op 19 november 2017.

13,9

28,5

0,0

7,6

49,5

2,7

8,4

14,7

5,83,8

10,2

0,0

9,3

32,2

0,0

18,4

39,1

8,2

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

Toegankelijk voor personen met eenmotorische beperking

Toegankelijk voor personen met eenmotorische beperking mits assistentie

Toegankelijk voor personen met eenvisuele beperking

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Centrumsteden*

Page 122: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

122

Voldoende openbaar vervoer in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het aanbod bussen/trams in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er rijden voldoende bussen/trams in mijn buurt’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘ weet niet/niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werd in de teller opgenomen. Respondenten die antwoordden met ‘weet niet/ niet van toepassing’ werden niet meegenomen in de berekeningen.

Vaststellingen Drie op vier Hallenaren zijn tevreden over het aanbod bussen/trams in de buurt, terwijl dat aandeel in de centrumsteden iets hoger ligt met vier op vijf inwoners. Dit aandeel is in Halle in de periode 2011 – 2017/18 ongeveer gelijk gebleven, terwijl dat in de centrumsteden met 5 procentpunten is afgenomen.

Aandeel inwoners dat tevreden is over het aanbod bussen/trams in de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

7685

78 8175 80

0

20

40

60

80

100

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 123: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

123

Voldoende parkeerplaatsen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het aanbod parkeerplaatsen voor bewoners in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er zijn voldoende parkeerplaatsen voor bewoners in mijn buurt’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet/niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werd in de teller opgenomen. Respondenten die antwoordden met ‘weet niet/ niet van toepassing’ werden niet meegenomen in de berekeningen.

Vaststellingen Vier op tien Hallenaren zijn tevreden over het aanbod parkeerplaatsen in hun buurt, wat iets lager is dan in de centrumsteden waar dat bijna één op twee inwoners betreft in 2017/18. Bovendien stellen we vast dat dit aandeel in Halle (significant) is afgenomen van 51% in 2011 tot 44% in 2015 om in 2018 zich op 42% te bevinden, terwijl dat in de centrumsteden slechts marginaal is afgenomen (van 52% in 2011 naar 49% in 2017). In de Gemeentemonitor 2018 geeft slechts 22% van de respondenten van Halle aan dat ze vinden dat er voldoende parkeerplaatsen zijn voor bewoners in hun stad.

Aandeel van de inwoners dat tevreden is over het aanbod parkeerplaatsen voor bewoners in de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor

51 52

4451

4249

0

10

20

30

40

50

60

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 124: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

124

Tevredenheid over de staat van de wegen, voet- en fietspaden in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de staat van de wegen, voet- en fietspaden in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘In welke mate ben je tevreden over de staat van de wegen?’ en (2) ‘In welke mate ben je tevreden over de staat van fiets- en voetpaden?’.

Respondenten konden antwoordden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’, werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘geen mening / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen 43% van de Hallenaren is in 2017/18 tevreden met de staat van de wegen, wat ongeveer evenveel is als de inwoners van de centrumsteden (45%). Verder blijkt dat Hallenaren in 2017/18 in mindere mate tevreden zijn met de staat van de voet- en fietspaden (35%) dan inwoners van centrumsteden (41%). Wel is het aandeel inwoners van Halle dat tevreden is met de staat van de wegen en van de voet- en fietspaden in de periode 2015-2018 (significant) toegenomen van respectievelijk 32% tot 43% (staat van de wegen) en van 26% tot 35% (staat van voet- en fietspaden). Momenteel is het aandeel Hallenaren dat tevreden is voor beide categorieën ongeveer gelijk aan het aandeel in 2011. Wel is duidelijk dat Hallenaren in meerdere mate tevreden zijn met de staat van de wegen dan met de staat van de voet- en fietspaden. Tot slot stellen we vast dat ongeveer één op drie Hallenaren niet tevreden is met de staat van de wegen en voet- en fietspaden in 2018.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de staat van de wegen, voet- en fietspaden in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

44

32

43

3226

3538

44 4541 41 41

05

101520253035404550

2011 2014/ 15 2017/18 2011 2014/ 15 2017/18

Wegen Voet- en fietspaden

Halle Centrumsteden

Page 125: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

125

Tevredenheid van Hallenaren over de staat van de wegen, voet- en fietspaden, in 2018

(in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

43 35

2528

32 37

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Wegen Voet- en fietspaden

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 126: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

126

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat in een leefbare en duurzame stad op vlak van mobiliteit de woonplaats, school en/of werk, winkels, … goed bereikbaar moeten zijn, en dit met een verscheidenheid aan vervoersmiddelen waardoor men duurzame verplaatsingen kan stimuleren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Mobiliteit wordt voor een groot deel bepaald door de vervoersmiddelen waarover men beschikt of waarvan men gebruik kan maken. In dat kader zien we dat negen op tien Hallenaren in 2018 beschikken over een auto, acht op tien over een fiets en één op twee over een abonnement openbaar vervoer. Inwoners van centrumsteden hebben iets minder vaak een auto dan Hallenaren, en ongeveer even vaak een fiets of abonnement openbaar vervoer. In 2018 zijn vier op tien Hallenaren tevreden over het aanbod aan parkeerplaatsen in de stad (wat lager is dan in de centrumsteden), en zijn ongeveer vier op tien Hallenaren en inwoners van centrumsteden tevreden met de staat van de wegen. Verder blijkt dat slechts één op drie Hallenaren tevreden is met de staat van de voet- en fietspaden (wat iets lager is dan in de centrumsteden). Hieruit blijkt dus dat Hallenaren meer tevreden zijn met de staat van de wegen dan met de staat van de voet- en fietspaden. In dit kader zien we ook dat slechts vier op tien Hallenaren in 2018 vinden dat de fietspaden in hun buurt goed zijn onderhouden (wat lager is dan in de centrumsteden), en dat drie op tien dat er voldoende fietsstallingen zijn (wat evenveel is als in de centrumsteden). Verder vinden vier op tien Hallenaren dat ze zich veilig kunnen verplaatsen met de fiets, en drie op tien dat kinderen zich zelfstandig en veilig kunnen verplaatsen met de fiets (dit is een stuk lager dan in de centrumsteden). In lijn hiermee blijkt dat inwoners van Halle in mindere mate tevreden zijn over de bereikbaarheid van het stadscentrum met de fiets en het openbaar vervoer dan inwoners van de centrumsteden. Wel zijn drie op vier Hallenaren wat dit laatste betreft tevreden over het aanbod bussen/trams in de buurt (wat iets minder is dan in de centrumsteden).

In lijn met bovenstaande, stellen we vast dat Hallenaren zich in hun vrije tijd het vaakst met de auto verplaatsen, aanzienlijk vaker dan inwoners van centrumsteden. Ook gaan ze vaak te voet, en gebruiken ze de trein heel wat vaker dan inwoners van centrumsteden. Wel verplaatst slechts één op vijf Hallenaren zich geregeld met de fiets in hun vrije tijd (wat een stuk minder is dan in de centrumsteden), en gebruiken ze de bus en/of tram veel minder vaak dan inwoners uit centrumsteden. Dit laatste is logisch gezien het beperktere aanbod in Halle (Stadsmonitor Halle, 2015). Voor korte afstanden verplaatsen Hallenaren zich eveneens veel minder vaak met de fiets, in vergelijking met inwoners van centrumsteden. En ook wat betreft de verplaatsingen tussen woonplaats en werk/school, zien we een gelijkaardige trend. Hallenaren gebruiken vaker de auto en veel vaker de trein dan inwoners van centrumsteden, en veel minder vaak de fiets. Sinds 2015 valt er geen noemenswaardig verschil op te tekenen qua vervoersmiddelengebruik.

Op vlak van verkeersslachtoffers is het gemiddeld jaarlijks aantal dodelijke en zwaargewonde verkeersslachtoffers in dalende lijn sinds 2005, en dit zowel in Halle als in heel het Vlaams Gewest. Halle heeft op het jaar 2013 na altijd het minste aantal verkeersslachtoffers (per inwoner) van alle regio’s. Ook het gemiddeld jaarlijks aantal verkeersslachtoffers bij fietsers en voetgangers ligt in 2014-2016 in Halle onder het gemiddelde van de centrumsteden. Dit hangt mogelijks wel samen met het relatief lage aantal fietsers in Halle.

Tot slot zien we dat iets minder dan de helft van het wagenpark in Halle uit niet-milieuvriendelijke wagens bestaat in 2016, een aandeel dat wel is afgenomen in de periode 2014-2016 (zowel in Halle als gans Vlaanderen). Omgekeerd is het aandeel wagens

Page 127: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

127

met een goede ecoscore toegenomen in alle regio’s. Een gelijkaardige evolutie zien we met betrekking tot de CO2-uitstoot van het wagenpark in Halle en Vlaanderen: het aandeel wagens met een hoge uitstoot neemt af, en het aandeel auto’s met lage uitstoot neemt toe.

Uit dit alles besluiten we dat Halle op vlak van mobiliteit nog sterk is gericht op de auto en minder op de fiets en het openbaar vervoer (behalve wat betreft de trein). Waar het auto- en treingebruik in Halle beduidend hoger liggen dan in de centrumsteden, gebruikt men zowel bus/tram als de fiets slechts half zo vaak als inwoners van centrumsteden. Het beperkte gebruik van de fiets is ongetwijfeld verbonden met een aandachtspunt voor het stadsbestuur dat reeds in de Stadsmonitor Halle (2015) werd geformuleerd, namelijk de fietsvriendelijkheid van de stad.

Page 128: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

128

NATUUR, MILIEU EN ENERGIE De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van natuur, milieu en energie: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad moet oog hebben voor de effecten van de stad op het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van de inwoners. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van natuur, milieu en energie (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Vooreerst is het belangrijk over voldoende en kwaliteitsvol groen te beschikken, netwerken die kwalitatief en leefbaar zijn, maar ook het ecologisch bewustzijn en gedrag bij de stadsbewoners en alle actoren die actief zijn in de stad zijn van belang. In dit kader belichten we de aanwezigheid van en de tevredenheid van Hallenaren over het groen in de stad, en geven een indicatie van de mate van waterzuivering. Verder bespreken we het verbruik van water en energie door gezinnen en de hoeveelheid restafval per inwoner, en de mate waarin Hallenaren bereid zijn om duurzame keuzes te maken. Tot slot bespreken we het aandeel van de inwoners van Halle dat betalingsmoeilijkheden heeft wat betreft water en energie (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel ontbreekt de indicator huishoudelijk afval, die in de Vlaamse stadsmonitor wel wordt berekend: OVAM berekent het huishoudelijk afval op gemeentelijk niveau niet omdat gemeenten soms samenwerken voor afvalinzameling waardoor het cijfers selectief ingezameld afval per gemeente niet altijd juist zou zijn.

Groen in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 150m loopafstand van woongroen.

Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 400m loopafstand van buurtgroen.

Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 800m loopafstand van wijkgroen.

De indicatoren bestaan steeds uit het aantal inwoners dat woont binnen de afgesproken loopafstand van de groenvoorziening op het totaal aantal inwoners van de stad.

Volgende gebieden/gronden worden als ‘groen’ beschouwd:

• Gebieden onder natuurbeheer. Dit zijn de gebieden die beheerd worden door het ANB of terreinbeherende verenigingen zoals Natuurpunt vzw, Limburgs landschap vzw en Durme vzw.

• Alle groencategorieën volgens de VITO-landgebruikskaart niveau 1 en de parken uit niveau 2, zie aandachtspunten. Voor woongroen wordt geen rekening gehouden met het landgebruik, maar gaat het om het groen dat aanwezig is in de woonomgeving ongeacht de toegankelijkheid. De twee volgende punten gelden daarom niet voor het woongroen.

• Privétuinen of groen op commerciële en industriële percelen werden uitgesloten. Ook het groen op kerkhoven, golfterreinen, zoo en attractieparken, sportterreinen en campings werd niet meegeteld omdat dit niet als vrij toegankelijk groen wordt beschouwd.

• Militaire domeinen werden uitgesloten.

Page 129: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

129

Het groen moet eveneens voldoen aan een ‘minimumoppervlakte’. Woongroen wordt gedefinieerd als elk type groen, ongeacht de grootte. Buurtgroen wordt gedefinieerd als groen met een minimumoppervlakte van 0,2ha en wijkgroen als groen met een minimumoppervlakte van 10ha.

Aandachtspunten De berekeningen voor deze indicator werden in opdracht van ABB uitgevoerd door VITO. Als basis voor de berekeningen werd de landgebruikskaart, die VITO eerder voor het departement Omgeving (Poelmans et al., 2016) heeft ontwikkeld, gebruikt. De landgebruikskaart bestaat uit 4 niveaus, met 10x10 m resolutie.

De cellen die voldoen aan onze definitie van ‘groen’ van 10x10 m worden geclusterd om de oppervlakte en toegankelijkheid van de groenclusters te kunnen bepalen. Water en landbouw werden niet opgenomen, met uitzondering van een aantal specifieke gevallen. Voor meer info zie de technische fiche groentypologieën die te raadplegen is via onderstaande link.

Er werd daarnaast ook rekening gehouden met volgende barrières die een groencluster steeds verdelen in aparte clusters: snelwegen, meerbaanswegen en op- en afritten, spoorwegen en waterwegen.

Het onderscheid tussen privaat en openbaar groen kan niet gemaakt worden op basis van publiek beschikbare gegevens. Daarom werd dit benaderd op basis van het Wegenregister. Groenclusters waar een openbare weg - uitgezonderd autosnelwegen, op- en afritten en meerbaanswegen - doorloopt of naast loopt, worden beschouwd als toegankelijk voor het publiek. Om nog resterende groenclusters in op- en afritten uit te sluiten die grenzen aan een toegankelijke weg, werden ook groenclusters van < 7 ha die volledig omsloten zijn door autosnelwegen, of door meerbaanswegen en/of spoorwegen en waar geen andere openbare weg doorheen loopt, uitgesloten.

De reisafstand werd bepaald via de openbare wegen van het Wegenregister. Autosnelwegen werden uitgesloten voor buurtgroen en wijkgroen. De gedetailleerde werkwijze die gevolgd is bij de ontwikkeling van deze indicator is te raadplegen op gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be in de technische fiche groentypologieën.

Vaststellingen In 2013 heeft Halle het grootste aandeel groenvoorzieningen in de oppervlakte van de stad van alle regio’s: 43% woongroen, 34% buurtgroen en 29% wijkgroen (ten opzichte van 32%, 24% en 21% voor het Vlaams Gewest). In alle regio’s is het grootste deel van de oppervlakte ingenomen door woongroen, gevolgd door buurtgroen en wijkgroen. Wat betreft het buurtgroen in Halle, zien we dat hoewel Halle over een aantal bossen beschikt de onmiddellijke omgeving niet bepaald dicht bevolkt is. Vooral in Lembeek zou buurtgroen ontbreken, maar ook in Buizingen, en inde wijken Sint-Rochus, Breedhout en het gebied tussen Victor Demesmaekerstraat en J. Jacminstraat.

Ook wat betreft het aandeel inwoners dat in de nabijheid van een groenvoorziening woont, doet Halle het goed: alle inwoners wonen op 150m loopafstand van woongroen, 99% van de inwoners wonen binnen 400m van buurtgroen en vier op vijf inwoners woont binnen 800m van wijkgroen. In alle regio’s (op de centrumsteden na) woont minstens 97% van de inwoners in de buurt van woon- en buurtgroen. Wel woont men in alle regio’s beduidend minder vaak in de nabijheid van wijkgroen: de inwoners van de centrumsteden (59%), het Vlaams Gewest (67%) en Halle (81%). Ook hier is Halle koploper van alle regio’s (op Ninove na waar 83% van de inwoners in de buurt van wijkgroen woont).

Page 130: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

130

Aandeel groenvoorziening in de oppervlakte van de stad, in 2013 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).

Aandeel inwoners dat woont binnen 150m loopafstand van woongroen, binnen 400m van buurtgroen en binnen 800m van wijkgroen, in 2013 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Woongroen Buurtgroen Wijkgroen

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Woongroen Buurtgroen Wijkgroen

Page 131: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

131

Voldoende groen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan groen is in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er is voldoende groen in mijn buurt (parken, bomen, gras, enz.)’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens/niet oneens’, ‘eerder oneens’, ‘helemaal oneens’ of ‘weet niet/niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’ werd in de teller opgenomen. Een klein aantal respondenten koos voor de antwoordcategorie ‘weet niet/niet van toepassing’. Deze respondenten werden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de indicator.

Vaststellingen In 2018 vindt 66% van de Hallenaren dat er voldoende aanbod aan groen is in hun buurt, waar dat bij inwoners van de centrumsteden drie op vier is in 2017. Terwijl dit aandeel tussen 2011 en 2015 in Halle significant is afgenomen, is dat sindsdien terug lichtjes toegenomen.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan groen is in de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

70 7162

7166

74

01020304050607080

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 132: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

132

Groen in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 1.600m loopafstand van stadsdeelgroen.

Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 3.200m loopafstand van stadsgroen.

Aandeel (%) van de inwoners dat woont binnen 5.000m loopafstand van stadsbos.

De indicatoren bestaan steeds uit het aantal inwoners dat woont binnen de afgesproken loopafstand van de groenvoorziening op het totaal aantal inwoners van de stad.

Volgende gebieden/gronden worden als ‘groen’ beschouwd:

• Gebieden onder natuurbeheer. Dit zijn de gebieden die beheerd worden door het ANB of terreinbeherende verenigingen zoals Natuurpunt vzw, Limburgs landschap vzw en Durme vzw.

• Alle groencategorieën volgens de VITO-landgebruikskaart niveau 1 en de parken uit niveau 2, zie aandachtspunten.

• Privétuinen of groen op commerciële en industriële percelen werden uitgesloten. Ook het groen op kerkhoven, golfterreinen, zoo en attractieparken, sportterreinen en campings werd niet meegeteld omdat dit niet als vrij toegankelijk groen wordt beschouwd.

• Militaire domeinen werden uitgesloten.

Het groen moet eveneens voldoen aan een ‘minimumoppervlakte’. Stadsdeelgroen wordt gedefinieerd als groen met een minimumoppervlakte van minstens 30ha, stadsgroen als groen met een minimumoppervlakte van 60ha en stadsbos als groen met een minimumoppervlakte van 200ha.

Aandachtspunten De berekeningen voor deze indicator werden in opdracht van ABB uitgevoerd door VITO. Als basis voor de berekeningen werd de landgebruikskaart, die VITO eerder voor het departement Omgeving (Poelmans et al., 2016) heeft ontwikkeld, gebruikt. De landgebruikskaart bestaat uit 4 niveaus, met 10x10m resolutie.

De cellen die voldoen aan onze definitie van ‘groen’ van 10x10 m worden geclusterd om de oppervlakte en toegankelijkheid van de groenclusters te kunnen bepalen. Water en landbouw werden niet opgenomen, met uitzondering van een aantal specifieke gevallen. Voor meer info zie de technische fiche groentypologieën die te raadplegen is via onderstaande link.

Er werd daarnaast ook rekening gehouden met volgende barrières die een groencluster steeds verdelen in aparte clusters: snelwegen, meerbaanswegen en op- en afritten, spoorwegen en waterwegen.

Het onderscheid tussen privaat en openbaar groen kan niet gemaakt worden op basis van publiek beschikbare gegevens. Daarom werd dit benaderd op basis van het Wegenregister. Groenclusters waar een openbare weg - uitgezonderd autosnelwegen, op- en afritten en meerbaanswegen - doorloopt of naast loopt, worden beschouwd als toegankelijk voor het publiek. Om nog resterende groenclusters in op- en afritten uit te sluiten die grenzen aan een toegankelijke weg, werden ook groenclusters van < 7 ha die volledig omsloten zijn door

Page 133: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

133

autosnelwegen, of door meerbaanswegen en/of spoorwegen en waar geen andere openbare weg doorheen loopt, uitgesloten.

De reisafstand werd bepaald via de openbare wegen van het Wegenregister. Autosnelwegen werden uitgesloten voor buurtgroen en wijkgroen.

De gedetailleerde werkwijze die gevolgd is bij de ontwikkeling van deze indicator is te raadplegen op gemeente-en-stadsmonitor.vlaanderen.be in de technische fiche groentypologieën.

Vaststellingen In Halle bestaat in 2013 een groter deel van de oppervlakte van de stad uit stadsbos (14%), stadsdeelgroen (26%) en stadsgroen (23%). In vergelijking met de benchmarksteden en de centrumsteden (respectievelijk 12%, 16% en 15%) is dat meer. Het Vlaams Gewest heeft enkel iets meer stadsbos (15%) dan Halle.

Inwoners van Halle wonen ook beduidend vaker in de nabijheid van stadsbos (96%), stadsdeelgroen (88%) en stadsgroen (99%) dan inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 76%, 68% en 92%) en inwoners van het Vlaams Gewest (respectievelijk 85%, 75% en 88%). Wat betreft het aandeel inwoners dat in de nabijheid woont van een groenvoorziening lijken alle benchmarksteden sterk op elkaar, behalve Lokeren: die laatste stad heeft net als de centrumsteden een beduidend lager aandeel inwoners dat dicht bij groenvoorzieningen woont.

Aandeel inwoners dat woont binnen 1600m loopafstand van stadsdeelgroen, binnen 3200m van stadsgroen en binnen 5000m van stadsbos, in 2013 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).

0102030405060708090

100

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Stadsbos Stadsdeelgroen Stadsgroen

Page 134: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

134

Aandeel groenvoorziening in de oppervlakte van de stad, in 2013 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO).

0

5

10

15

20

25

30

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Stadsbos Stadsdeelgroen Stadsgroen

Page 135: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

135

Tevredenheid over het groen in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het aanbod aan groen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan groen in de stad? (parken, bomen, gras …)’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ en ‘geen mening/ niet van toepassing’.

Respondenten die met ‘zeer tevreden’ of ‘eerder tevreden’ antwoordden, werden in de teller opgenomen. Een klein aantal respondenten koos voor de antwoordcategorie ‘geen mening/niet van toepassing’. Deze respondenten werden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de indicator.

Aandachtspunten In 2011 werd in de survey volgende stelling voorgelegd: ‘Er is voldoende groen in de stad (parken, bomen, gras, enz.)’. Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’, ‘helemaal oneens’. Dit verschilt bijgevolg een beetje van de actuele vraagstelling.

Vaststellingen In 2018 is 56% van de Hallenaren tevreden over het aanbod aan groen in de stad, ten opzichte van zeven op tien in de centrumsteden. Verder stellen we vast dat in 2018 twee Hallenaren op tien ontevreden zijn met het aanbod groen in hun stad. Het aandeel inwoners van de centrumsteden dat tevreden is met het aanbod aan groen in de stad is in de periode 2011-2018 ongeveer gelijk gebleven, terwijl dat bij de Hallenaren is afgenomen tussen 2011 en 2015, om nadien terug toe te nemen tussen 2015 en 2018.

Aandeel inwoners dat tevreden is over het aanbod aan groen in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

58%

74%

47%

69%

56%

71%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 136: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

136

Tevredenheid bij Hallenaren over het aanbod groen in de stad, in 2018 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

56

22 22

0

10

20

30

40

50

60

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 137: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

137

Zicht op groen vanuit de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is met het zicht op groen vanuit de woning.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden met het zicht op groen vanuit je woning (groendaken, bomen, struiken, park, tuin…)?’.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ of ‘geen mening/niet van toepassing’.

Wie antwoordde met ‘zeer tevreden’ of ‘eerder tevreden’ werd in de teller opgenomen. Een klein aantal respondenten koos voor de antwoordcategorie ‘geen mening/niet van toepassing’. Deze respondenten werden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de indicator.

Vaststellingen Zo’n zes op tien Hallenaren en inwoners van de centrumsteden zijn tevreden over het zicht op groen vanuit hun woning in 2017/18. Deze percentages blijven stabiel in de periode 2014/15 en 2017/18. Er is weinig verschil met de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat tevreden is met het zicht op groen vanuit de woning, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

64% 61%62% 63%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 138: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

138

Waterzuivering / Zuiveringsgraad riolering Definitie De waterzuiveringsgraad is de verhouding van het totaal aantal op een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) aangesloten inwoners ten opzichte van het totaal aantal inwoners van de stad.

Aandachtspunten Het berekenen van de zuiveringsgraad gebeurt aan de hand van een GIS-analyse. Op straatniveau wordt gekeken of er een riolering aanwezig is. Deze data worden geaggregeerd op gemeentelijk niveau en uiteindelijk op gewestelijk niveau. Om de berekeningen uit te voeren, worden een aantal veronderstellingen gemaakt: ten eerste wordt aangenomen dat iedereen die in een straat woont met een riolering, daar ook is op aangesloten. Ten tweede wordt er van uit gegaan dat wie op minder dan 50 meter van een riolering woont, daar op aangesloten is.

Er wordt zowel rekening gehouden met grootschalige afvalwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) als met kleinschalige waterzuiveringsinstallaties (KWZI’s). Individuele behandelingsinstallaties voor afvalwater (IBA’s) zijn niet meegeteld doch zijn tot op heden qua aantal verwaarloosbaar.

Vaststellingen Terwijl Halle in 2005 en 2006 nog de slechtste leerling van de klas was, heeft deze stad een inhaalbeweging gemaakt en sindsdien een stabiele en hoge score wat betreft de waterzuiveringsgraad (88% in 2016), die ook een stuk boven het gemiddelde van het Vlaams Gewest ligt (83%) en het gemiddelde van de benchmarksteden. De zuiveringsgraad neemt in alle regio’s gestaag toe in de periode 2009-2016. Wel neemt de snelheid waarmee de zuiveringsgraad stijgt opnieuw af. Uit de Vlaamse stadsmonitor 2017 blijkt dat de waterzuiveringsgraad in alle centrumsteden hoger ligt dan het Vlaams gemiddelde.

Het totaal aantal inwoners dat aangesloten is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, ten opzichte van het totaal aantal inwoners, van 2005 tot 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

90,0

100,0

2005 2006 2009 2012 2013 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 139: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

139

Het totaal aantal inwoners dat aangesloten is op een rioolwaterzuiveringsinstallatie, ten opzichte van het totaal aantal inwoners, in 2009, 2013 en 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

90,0

100,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

2009 2013 2016

Page 140: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

140

Energieverbruik huishoudens voor verwarming Definitie Het energieverbruik voor verwarming door huishoudens, uitgedrukt in MWh per inwoner.

Deze indicator is het resultaat van een software tool die een geografische spreiding van het brandstofverbruik in Vlaanderen per gemeente mogelijk maakt voor de verschillende sectoren. Het uitgangspunt hierbij is de energiebalans voor Vlaanderen. Verder worden er kadastrale gegevens gebruikt over het aantal gebouwen en het aantal wooneenheden.

Het brandstofverbruik per inwoner wordt berekend door het totale brandstofverbruik van de gemeente te delen door het gemiddeld aantal inwoners in de gemeente in het jaar x en x+1.

Voor meer informatie: https://www.vmm.be/ publicaties/lozingen-in-de-lucht-2000-2016.

Aandachtspunten Niet alle huishoudens hebben op alle vragen van de socio-economische enquête geantwoord. Dit kan een vertekend beeld geven. In universiteitssteden en kustgemeenten worden studentenkamers en buitenverblijven niet meegerekend, wat ook voor vertekende resultaten kan zorgen.

Vaststellingen Het energieverbruik voor verwarming door huishoudens in Halle (6,6) ligt dicht tegen het gemiddelde van het Vlaams Gewest (6,7) en iets lager dan dat van huishoudens in de centrumsteden (7,4). Verder zien we dat het energieverbruik voor verwarming in de periode 2008-2014 in alle regio’s afneemt. Ook kent het in alle regio’s eenzelfde, wisselend verloop omdat het sterk afhankelijk is van het buitenklimaat. Zo heeft de koude winter in 2010 tot een hoger energieverbruik geleid.

Het energie verbruik van huishoudens voor verwarming, van 2008 tot 2014 (in MWh/inwoner).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Milieumaatschappij (VMM).

0

2

4

6

8

10

12

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 141: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

141

Betaalbaarheid energie en water Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat behoort tot een gezin dat het afgelopen jaar één of meer rekeningen van elektriciteit, water, gas of stookolie niet op tijd kon betalen omwille van financiële redenen.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Is het gedurende het afgelopen jaar voorgekomen dat jij of een andere persoon van het gezin één of meer rekeningen van elektriciteit/water/gas/stookolie niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’, ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen In 2018 kon één op tien Hallenaren één of meerdere rekeningen voor elektriciteit, water, gas of stookolie niet tijdig betalen omwille van financiële redenen. In de centrumsteden is dat bij 9% van de inwoners het geval in 2017. Wel valt op dat terwijl dat aandeel in Halle lichtjes is toegenomen sinds 2015, dat in de centrumsteden gelijk is gebleven.

Aandeel inwoners dat behoort tot een gezin dat het afgelopen jaar één of meer rekeningen van elektriciteit, water, gas of stookolie niet op tijd kon betalen omwille van financiële redenen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

8

10

89

109

0

2

4

6

8

10

12

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 142: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

142

Restafval Definitie De totale hoeveelheid restafval uitgedrukt in kg per inwoner.

De totale hoeveelheid huishoudelijk afval is al het afval dat ingezameld wordt door, in opdracht van of in samenwerking met de gemeenten, zowel het afval dat afkomstig is van huishoudens, als het vergelijkbaar afval dat afkomstig is van bedrijven.

Heel wat stromen worden selectief ingezameld met het oog op nuttige toepassing (hergebruik, recyclage, composteren, vergisten). Het niet-selectief ingezamelde deel van het huishoudelijk afval wordt het restafval genoemd en omvat het huis-aan-huis ingezamelde huisvuil, het grofvuil dat huis-aan-huis en op het containerpark wordt ingezameld en het gemeentevuil.

Voor meer informatie: http://www.ovam.be/afvalmaterialen/huishoudelijk-afval-en-lokale-besturen/ inventarisatie-huishoudelijke-afvalstoffen.

Vaststellingen In 2016 produceren inwoners van Halle iets meer restafval (159 kg) dan inwoners van het Vlaams Gewest (152 kg) maar minder dan inwoners van de centrumsteden (196 kg). Wel produceert Halle (op Lokeren na) het meeste restafval van de benchmarksteden in 2016. In Halle is de hoeveelheid geproduceerd restafval afgenomen in de periode 2013-2014 en nadien ongeveer stabiel gebleven. In alle regio’s is in de periode 2013-2016 de hoeveelheid restafval lichtjes afgenomen.

De totale hoeveelheid restafval, van 2013 tot 2016 (in kg per inwoner).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM).

0

50

100

150

200

250

2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 143: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

143

Tevredenheid huisvuilvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de huisvuilvoorzieningen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over de huisvuilvoorzieningen? (containerpark, huisvuilophaling, …)’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Zeven op tien inwoners van Halle zijn tevreden over de huisvuilvoorzieningen in 2018, terwijl dat in de centrumsteden acht op tien bedraagt in 2017. Wel stellen we vast dat dit aandeel in Halle (significant) is toegenomen van 60% in 2011 tot 70% in 2018, waar dat ongeveer gelijk is gebleven in de centrumsteden in dezelfde periode.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de huisvuilvoorzieningen in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

60%

80%

63%

82%

70%81%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 144: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

144

Milieubewust handelen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks biologische producten koopt.

Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks lokaal gekweekte groenten of fruit eet.

Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks het weggooien van eten beperkt.

Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks vegetarisch eet.

Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks bij de aankoop van groenten let op het seizoen.

In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoe vaak heb je de voorbije 12 maanden: (1) biologische (bio) producten zoals groenten, fruit of vlees gekocht, (2) groenten of fruit gegeten die lokaal gekweekt worden (bv. uit een moestuin of groentebak, volkstuin, boerderij/hoeve…), (3) het weggooien van eten beperkt, (4) vegetarisch gegeten en (5) bij aankoop van groenten gelet op het seizoen?

De respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘een uitzonderlijke keer’, ‘maandelijks’, ‘meermaals per maand’, ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ en ‘dagelijks’. Respondenten die per stelling antwoordden met ‘dagelijks’, ‘meermaals per week’ of ‘wekelijks’ werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Inwoners van Halle lijken sterk op de inwoners van centrumsteden op vlak van milieubewust handelen. Er wordt in 2018 het meest gelet op het beperken van het weggooien van eten (zo’n zes op tien inwoners doen dit minstens wekelijks), gevolgd door het letten op het seizoen bij het aankopen van groenten (zo’n vier op tien inwoners), het aankopen van bio voedsel (één op vier inwoners), het eten van lokaal gekweekte groenten en fruit (één op vijf) en vegetarisch eten (een klein vijfde van de Hallenaren). Wel stellen we vast dat het aandeel Hallenaren dat bio voedsel koopt (significant) is afgenomen van 34% in 2015 tot 24% in 2018, een daling die sterker is dan in de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat minstens wekelijks biologische producten koopt, lokaal gekweekte groenten of fruit eet, het weggooien van eten beperkt, vegetarisch eet en let op het seizoen bij de aankoop van groenten, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

34%24% 20%

63%

17%

44%31% 27%

18%

64%

22%

40%

0%10%20%30%40%50%60%70%

2014/15 2017/18 2017/18 2017/18 2017/18 2017/18

bio voedsel kopen lokaal gekweektegroenten en fruit

eten

weggooien vaneten beperken

vegetarisch eten letten op hetseizoen

Halle Centrumsteden

Page 145: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

145

Bereidheid tot ecologisch gedrag Definitie Aandeel van de inwoners (%) dat bereid is een aantal milieuvriendelijke maatregelen te nemen of deze al genomen heeft.

In de survey van de Stadsmonitor werd aan een representatief staal van de bevolking uit de centrumsteden volgende vraag voorgelegd: ‘Doe je reeds onderstaande zaken of ben je bereid deze in de toekomst te doen?’. De respondenten kregen volgende items voorgelegd: - Milieuvriendelijke producten kopen, zelfs al zijn ze duurder - Verwarming lager zetten - Minder water gebruiken - Minder elektriciteit gebruiken - Hoeveelheid afval verminderen - Minder fossiele brandstoffen (benzine, diesel, gas, steenkool, …) gebruiken - Kleiner gaan wonen - Kleine spullen (gereedschap, speelgoed, …) delen - Autodelen/auto gemeenschappelijk gebruiken - Tuin delen/tuin gemeenschappelijk gebruiken - Woning delen (cohousing, …).

Respondenten konden antwoordden met ‘doe ik al’, ‘wil ik doen’ of ‘zal ik niet doen’. Ecologisch gedrag slaat op de respondenten die het vandaag reeds doen. Bereidheid tot ecologisch gedrag slaat op de respondenten die aangeven het te willen doen.

Vaststellingen Wanneer we het ecologisch gedrag onder de loep nemen, stellen we vast dat de handelingen die Hallenaren en inwoners van de centrumsteden het vaakst doen betrekking hebben op het besparen van grondstoffen (verwarming, water, elektriciteit, afval en brandstoffen), en het kopen van milieuvriendelijke producten. Inwoners van de centrumsteden doen dit telkens in iets meerdere mate (behalve het verbruik van water en het kopen van milieuvriendelijke producten).

Wanneer we de bereidheid tot ecologisch gedrag omtrent het besparen van grondstoffen in ogenschouw nemen, zien we dat hoe groter het aandeel inwoners dat dit al doet, hoe lager de bereidheid. Kortom: de bereidheid is het hoogst voor het verminderen van fossiele brandstoffen en het laagst voor het lager zetten van de verwarming. Een even groot deel van de Hallenaren is bereid om milieuvriendelijke producten te kopen dan dat ze het ook daadwerkelijk doen (ongeveer vier op tien).

De items die betrekking hebben op het delen van zaken (woning, tuin, auto) worden beduidend minder vaak gedaan. De bereidheid van mensen om dit te doen zou dan weer een stuk hoger liggen. Tot slot geeft 16% van de Hallenaren aan dat ze kleiner wonen, wat eveneens ongeveer evenveel is als het aandeel dat bereid is om dat te doen.

Page 146: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

146

Aandeel inwoners dat een aantal milieuvriendelijke maatregelen genomen heeft, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

0 10 20 30 40 50 60 70 80

verwarming lager zetten

minder water gebruiken

minder elektriciteit gebruiken

hoeveelheid afval verminderen

minder fossiele brandstoffen

kleine spullen delen

autodelen

Tuin delen

woning delen

milieuvriendelijke producten kopen

kleiner wonen

Centrumsteden Halle

Page 147: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

147

Aandeel inwoners dat bereid is een aantal milieuvriendelijke maatregelen te nemen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45

verwarming lager zetten

minder water gebruiken

minder elektriciteit gebruiken

hoeveelheid afval verminderen

minder fossiele brandstoffen

kleine spullen delen

autodelen

Tuin delen

woning delen

milieuvriendelijke producten kopen

kleiner wonen

Centrumsteden Halle

Page 148: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

148

Aandeel Hallenaren dat bereid is een aantal milieuvriendelijke maatregelen te nemen of deze al genomen heeft, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

0 10 20 30 40 50 60 70

verwarming lager zetten

minder water gebruiken

minder elektriciteit gebruiken

hoeveelheid afval verminderen

minder fossiele brandstoffen

kleine spullen delen

autodelen

Tuin delen

woning delen

milieuvriendelijke producten kopen

kleiner wonen

Bereidheid tot ecologisch gedrag Ecologisch gedrag

Page 149: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

149

IN HET KORT

In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van natuur, milieu en energie oog moet hebben voor de effecten van de stad op het welzijn, de gezondheid en de veiligheid van de inwoners (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Ten eerste stellen we vast dat er heel wat meer groen in de buurt is (woon,-, buurt- en wijkgroen) in Halle dan in het Vlaams Gewest en de centrumsteden, zowel in oppervlakte van de stad als qua nabijheid van de woonplaats van Hallenaren. Hetzelfde zien we op vlak van stadsdeelgroen, stadsgroen en stadsbos (het Vlaams Gewest heeft enkel iets meer stadsbos dan Halle). Maar hoewel er objectief gezien veel groen is in Halle, zijn Hallenaren heel wat minder tevreden met het groen dan inwoners van centrumsteden. Dit is een vreemde vaststelling die mogelijks te maken kan hebben met het verschillend tijdstip van de enquête, met een algemeen lagere tevredenheid bij Hallenaren, of met de vaststelling uit de Stadsmonitor Halle (2015) dat het groen in Halle zich vooral concentreert in minder dicht bevolkte gebieden.

Wat betreft de waterzuiveringsgraad heeft Halle een inhaalbeweging gemaakt: momenteel is de waterzuiveringsgraad stabiel op een hoog niveau (boven het Vlaams gemiddelde), en in alle andere regio’s gestaag verbeterd sinds 2009. Verder zien we dat Hallenaren in 2016 iets meer kg restafval produceren dan inwoners van het Vlaams Gewest en inwoners van de meeste benchmarksteden, maar minder dan inwoners van de centrumsteden. Wel is de hoeveelheid geproduceerd restafval in de periode 2013-2014 afgenomen in Halle en de andere regio’s, en nadien ongeveer stabiel gebleven. Samenhangend hiermee stellen we vast dat zeven op tien inwoners van Halle in 2018 tevreden zijn met de huisvuilvoorzieningen, wat wel nog steeds lager is dan in de centrumsteden waar acht op tien inwoners tevreden zijn. Voorts leunt het energieverbruik van Hallenaren voor verwarming dicht aan tegen het Vlaams gemiddelde, en is het iets lager dan in de centrumsteden. In alle regio’s is het energieverbruik afgenomen in de periode 2008-2014, en volgt het een gelijkaardig verloop dat sterk afhankelijk is van het buitenklimaat. Tot slot blijkt qua betaalbaarheid, dat ongeveer één op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden in 2017/18 één of meerdere rekeningen voor elektriciteit, water, gas of stookolie niet tijdig konden betalen omwille van financiële redenen.

Het milieubewust handelen van Hallenaren lijkt sterk op dat van inwoners van de centrumsteden. Hallenaren proberen het vaakst het weggooien van eten te beperken, gevolgd door het rekening houden met het seizoen bij het aankopen van groenten, het kopen van biologisch voedsel, vegetarisch eten en lokaal gekweekte groenten en fruit eten. Wel zien we dat het aandeel Hallenaren dat bio voedsel koopt significant is afgenomen in de periode 2015-2018, een daling die sterker is in Halle dan in de centrumsteden. Tot slot stellen we vast dat de ecologische handelingen die Hallenaren en inwoners van de centrumsteden het vaakst doen verbonden zijn aan het besparen van grondstoffen (verwarming, water, elektriciteit, afval en brandstoffen) en het kopen van milieuvriendelijke producten. En hoe meer inwoners reeds besparen op bepaalde grondstoffen, hoe lager de bereidheid nog is om dit te doen.

Page 150: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

150

ONDERNEMEN EN WERKEN De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van ondernemen en werken: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad is een aantrekkingspool die vraag en aanbod op elkaar afstemt, economisch veerkrachtig is en allerhande activiteiten genereert die een maatschappelijke meerwaarde hebben (zoals werkgelegenheid en waardig werk). In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van ondernemen en werken (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we het economisch weefsel van Halle, en de economische betekenis en performantie van de stad. Andere indicatoren richten zich op de aantrekkelijkheid van Halle voor niet-Hallenaren, en nog andere indicatoren vertrekken vanuit het arbeidsmarktperspectief: die laatsten belichten de mate van werkzaamheid en werkloosheid, naargelang bepaalde kansengroepen op basis van geslacht, nationaliteit, … Ook bespreken we de mate waarin er sprake is van arbeidsreserve of arbeidskrapte, het economisch vernieuwingspotentieel en de mate waarin sociaal zwakkeren kansen hebben in Halle (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Bruto toegevoegde waarde per inwoner Definitie De bruto toegevoegde waarde per inwoner is de som van de voortgebrachte goederen en diensten op het grondgebied van een stad of regio in verhouding tot het inwoneraantal. Het is een maat voor de geproduceerde welvaart in een stad.

De bruto toegevoegde waarde voor de steden wordt voor de volgende groepen van economische actoren aldus berekend:

S11 Bedrijven en instellingen: de bruto toegevoegde waarde op arrondissementeel niveau (zoals gepubliceerd door het INR) wordt over de gemeenten verdeeld volgens de tewerkstellingsstructuur van de gemeente op basis van de RSZ voor het totaal van alle bedrijfstakken verminderd met de bruto toegevoegde waarde van de financiële instellingen, de overheid en de niet-markt VZW’s. Eenzelfde versleuteling gebeurt voor S12 Financiële instellingen (NACE rev.2 64-66), S13 Overheid (NACE rev.2 84-85) en S15 Niet-markt VZW’s (NACE rev.2 90-94). De bruto toegevoegde waarde van S14 Zelfstandigen wordt verdeeld over de gemeenten volgens het jaargemiddelde van de RSVZ-statistiek van de zelfstandigen (zelfstandigen, helpers, hoofdberoep, bijberoep, actief na pensioenleeftijd).

De spreiding van de bruto toegevoegde waarde volgens de institutionele sectoren geeft het belang weer van de grote economische actoren in de totstandkoming van de bruto toegevoegde waarde.

Voor meer informatie: http://stat.nbb.be/.

Aandachtspunten De indicator is een raming op basis van data van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. De officiële cijfers zijn beschikbaar tot op arrondissementeel niveau. Het gaat om de welvaart die voortgebracht wordt op het grondgebied van een stad. Dat verschilt van het inkomen dat inwoners van een stad daadwerkelijk verdienen. Immers, door uitgaande pendel kunnen inwoners van een stad elders werken en daar bijdragen tot de toegevoegde

Page 151: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

151

waarde, terwijl hun inkomen toegerekend wordt aan hun woonplaats. Het omgekeerde geldt voor inkomende pendel.

Vaststellingen Halle heeft in 2015 samen met Lier de grootste btw van de benchmarksteden (ongeveer 45 000 euro), wat iets lager ligt dan de btw van de centrumsteden (48 000 euro), maar aanzienlijk hoger dan dat van het Vlaams Gewest (33 000 euro). Ninove heeft de laagste btw van alle regio’s in 2015 (22 000 euro). Verder zien we dat de btw sinds 2009 toeneemt in alle regio’s: de grootste toename zien we in de centrumsteden (+ 6 000 euro), gevolgd door Halle (+ 5 700 euro) de laagste in Ninove (+ 2 000 euro).

Bruto toegevoegde waarde per inwoner, van 2009 tot 2015.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Studiedienst Vlaamse Regering (SVR) – departement Kanselarij en Bestuur (DKB).

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 152: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

152

Arbeidsproductiviteit Definitie De bruto toegevoegde waarde per werkende of arbeidsproductiviteit is de bruto toegevoegde waarde voortgebracht op het grondgebied van een stad door de werkenden actief in die stad. Het is een maat voor de efficiëntie van de werkgelegenheid.

Voor de definitie van bruto toegevoegde waarde verwijzen we naar de fiche over bruto toegevoegde waarde per inwoner. Voor de berekening van de werkgelegenheid voor de gemeenten is het uitgangspunt de totale werkgelegenheid op arrondissementeel niveau volgens de gepubliceerde regionale rekeningen van het INR. Deze wordt over de gemeenten verdeeld pro rata het aandeel van elke gemeente in zijn arrondissement volgens de RSZ bezoldigde tewerkstelling en RSVZ zelfstandige tewerkstelling.

Voor meer informatie: http://stat.nbb.be/

Aandachtspunten De indicator is een raming op basis van data van het Instituut voor de Nationale Rekeningen. De officiële cijfers zijn beschikbaar tot op arrondissementeel niveau.

De voortgebrachte bruto toegevoegde waarde is niet enkel afhankelijk van de ingezette arbeid, maar ook van kapitaal en technologische vooruitgang.

Vaststellingen Halle doet het wat betreft arbeidsproductiviteit beter (97 000 euro in 2015) dan de benchmarksteden, het Vlaams Gewest (80 000 euro) en de centrumsteden (82 000 euro). Bovendien kennen alle regio’s een toename qua arbeidsproductiviteit in de periode 2009-2015, die het hoogst is in Halle (+15 000 euro).

De bruto toegevoegde waarde voortgebracht op het grondgebied van de stad ten opzichte van het aantal werkenden in de stad (= arbeidsproductiviteit), van 2009 tot 2015.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Studiedienst Vlaamse Regering (SVR) – Departement Kanselarij en Bestuur (DKB).

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 153: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

153

Vestingen volgens aantal werknemers en sector Definitie Het gaat om het aantal vestigingen van bedrijven met personeel in dienst. De werknemersaantallen worden geteld volgens locatie van de daadwerkelijke werkplaats (vestiging).

Niet alle bedrijven bestaan uit meerdere vestigingen.

Aandachtspunten Het gaat enkel om vestigingen met bezoldigd personeel in dienst.

Vaststellingen Halle gelijkt sterk op de andere regio’s wat betreft de verdeling van de vestigingen naar werknemersklasse en sector. Er zijn heel wat meer micro-vestigingen in Halle (76% in 2016) dan kleine (17%) middelgrote (6%) en grote (2%) vestigingen. Wat betreft de verdeling van de vestigingen naar hoofdsector is de tertiaire sector het grootst in Halle (67% in 2016), gevolgd door de quartaire (20%), secundaire (13%) en primaire sector (1%). Halle komt op dat vlak sterk overeen met de centrumsteden, Dendermonde en Lier. In de periode 2008-2016 is er een heel kleine toename van het aandeel in de primaire sector in Halle (+ 0,5%) en de quartaire sector (+2%), en een afname van het aandeel van de secundaire sector (-1%) en is het aandeel van tertiaire sector gelijk gebleven.

Het aandeel vestigingen naar werknemersklasse, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).

0,0010,0020,0030,0040,0050,0060,0070,0080,0090,00

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Micro Klein Middelgroot Groot

Page 154: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

154

Het aandeel vestigingen naar hoofdsector, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

% Primaire % Secundaire % Tertiaire % Quartaire

Page 155: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

155

Netto groei ondernemingen Definitie De netto-groei van de ondernemingen (%) wordt berekend als het verschil tussen het aantal startende en stopgezette ondernemingen in het jaar T tegenover het totaal aantal ondernemingen op 31 december T.

Ondernemingen omvatten alle Btw-plichtige natuurlijke personen en Btw-plichtige vennootschappen. Het gaat hier bovendien om ondernemingen met hun hoofdzetel gevestigd in de centrumsteden. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze ook daar hun activiteit uitoefenen.

Aandachtspunten Het gaat hier enkel over Btw-plichtige natuurlijke personen en vennootschappen zoals gedefinieerd in de Kruispuntbank Ondernemingen (KBO). De KBO kent dagelijks aanpassingen, al dan niet teruggaand in de tijd waardoor de afgeleide statistieken ook aan wijzigingen onderworpen zijn.

Het gaat in voorkomend geval om de hoofdzetels van ondernemingen. Deze kunnen vestigingen hebben op andere plaatsen. Het datamateriaal laat een exhaustieve analyse op dat niveau vooralsnog niet toe.

Vaststellingen Halle kent in 2016 de hoogte de netto-groei van ondernemingen (4,5%) van alle regio’s, op de centrumsteden na (5%). Het Vlaams Gewest heeft een groei van 4,2% in datzelfde jaar. In Halle is in de periode 2008-2016 (met uitzondering van 2010) elk jaar een positieve groei van de ondernemingen waar te nemen tussen 1 en 4,5%. De minder goede cijfers van de periode 2008-2010 hebben plaats gemaakt voor betere cijfers in 2014-2016.

Netto-groei ratio van ondernemingen, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) – FOD Economie.

4,04,5

4,1

3,4

2,5

5,0

4,2

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

6,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Page 156: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

156

Netto-groei ratio van ondernemingen, van 2008 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) – FOD Economie.

- 2,0

- 1,0

0,0

1,0

2,0

3,0

4,0

5,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 157: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

157

Overlevingsgraad van ondernemingen Definitie Het gaat om het aandeel startende ondernemingen dat na 5 jaar nog actief is. Concreet staat in de teller het aandeel van de ondernemingen dat in T-5 opgericht is en na 1825 dagen nog steeds actief is en in de noemer alle in T-5 opgerichte ondernemingen.

Ondernemingen omvatten alle BTW-plichtige natuurlijke personen en BTW-plichtige rechtspersonen in de aard van een handelsonderneming. Het gaat hier bovendien om ondernemingen met hun hoofdzetel gevestigd in de centrumsteden. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze ook daar hun activiteit uitoefenen.

Aandachtspunten Het gaat hier enkel over BTW-plichtige natuurlijke personen en rechtspersonen in de aard van een handelsonderneming zoals gedefinieerd in de Kruispuntbank Ondernemingen (KBO). Het KBO kent dagelijkse aanpassingen, al dan niet teruggaand in de tijd waardoor de afgeleide statistieken ook frequent aan wijzigingen onderworpen zijn. Bovendien begint de reeks bij startende ondernemingen in 2008. De overlevingsgraad op 5 jaar is dan pas gekend in 2013 en hierdoor is de tijdreeks nog vrij beperkt.

Het gaat in voorkomend geval om de hoofdzetels van ondernemingen. Deze kunnen vestigingen hebben op andere plaatsen. Het datamateriaal laat een exhaustieve analyse op dat niveau vooralsnog niet toe.

Vaststellingen In 2015 is de overlevingsraad van ondernemingen op vijf jaar in Halle (65%) hoger dan in de centrumsteden (62%), maar iets lager dan in het Vlaams Gewest (66%). Wel kent Halle in de periode 2013-2015 als enige regio een groei van de overlevingsgraad van alle regio’s (+ 6 procentpunten). In alle andere regio’s is de overlevingsgraad gelijk gebleven of afgenomen in dezelfde periode. Kortom, terwijl Halle het in 2013 nog minder goed deed, sluit het nu aan bij het Vlaams Gewest en doet het beter dan de centrumsteden.

Het aandeel startende ondernemingen in jaar T dat na 5 jaar nog actief is ten opzichte van alle ondernemingen die in jaar T werden opgericht, van 2013 tot 2015 (in %).

Bron: Statistiek Vlaanderen op basis van KBO, berekening Statbel.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13 steden Vlaams Gewest

2013 2014 2015

Page 158: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

158

Netto jobcreatie Definitie De netto-jobcreatie geeft aan hoeveel (bezoldigde en zelfstandige) jobs er in de stad zijn bijgekomen in een bepaald jaar. Het gaat om de evolutie van de tewerkstelling tussen T-1 en T in verhouding tot de tewerkstelling op T-1 (telkens jaargemiddelde). De jobs kunnen ingevuld worden door personen woonachtig in de stad of daarbuiten. Deze indicator zegt iets over de groei en dynamiek die de stedelijke economie voortbrengt.

De jobs zijn de tijdens de referentieperiode vervulde arbeidsplaatsen bij de in België gevestigde productieeenheden. Bij de jobs zijn alle uitgeoefende hoofd- en nevenactiviteiten van eenzelfde persoon inbegrepen, evenals de nevenactiviteiten van de personen die geen hoofdactiviteit uitoefenen. De jobs omvatten (jobs voor) loontrekkenden, zelfstandigen en helpers. Bij de raming van het totaal aantal jobs gaat het telkens om het jaargemiddelde van het betreffende jaar. Dit wordt berekend als het gemiddelde van de vier kwartaalgemiddelden, die werden herrekend op basis van gegevens van de laatste dag van het tweede en vierde kwartaal.

Voor meer informatie: www.steunpuntwerk.be/cijfers.

Aandachtspunten Ook de jobs van werknemers die tijdelijk afwezig waren van het werk, mits er een formele arbeidsverhouding bestond, worden meegeteld (bijvoorbeeld bij ziekte, zwangerschapsverlof of vakantie).

Vaststellingen In de periodes 2009-2010, 2011-2012 en 2015-2016 was er in Halle een daling van de netto-jobcreatie (die in 2012 en 2013 negatief was). De laatste twee jaren (2015 en 2016) doet Halle het wel beter dan het Vlaams Gewest en het gemiddelde van de benchmarksteden met een netto-jobcreatie van 2,4 en 1,7 per 100 bestaande jobs.

Netto-jobcreatie ten opzichte van het voorgaande jaar, van 2009 tot 2016 (in %).

-1,5

-1

-0,5

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Halle Benchmarksteden Vlaams Gewest Centrumsteden

Page 159: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

159

Bron: Eigen berekeningen op basis van Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ Gedecentraliseerde statistiek, RSZPPO, RSVZ, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

Page 160: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

160

Jobratio Definitie De jobratio geeft het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) weer.

De jobs zijn de tijdens de referentieperiode vervulde arbeidsplaatsen bij de in de gemeente gevestigde productie-eenheden (vestiging). Het totaal aantal jobs wordt gevormd door het totaal aantal loontrekkende jobs, de jobs van zelfstandigen en de jobs van helpers.

De totale bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) omvat de niet-beroepsactieve bevolking en de beroepsbevolking. De niet-beroepsactieve bevolking bestaat uit die personen die niet werken, niet beschikbaar zijn voor een job en/of niet actief op zoek zijn naar een job. De beroepsbevolking bestaat uit diegenen die aan het werk zijn (werkenden) en zij die beschikbaar zijn voor een job en actief op zoek naar werk (niet-werkende werkzoekenden).

Voor meer informatie: www.steunpuntwerk.be/cijfers.

Aandachtspunten De teller omvat het aantal arbeidsplaatsen in een stad, ongeacht door wie ze ingevuld worden. De noemer omvat de bevolking van 20-64 jaar woonachtig in de stad, ongeacht of en waar ze werkt.

De plaats van de vestiging, die bepaalt waar de job wordt geteld, is de gemeente (van de vestigingseenheid) waar de werknemer is tewerkgesteld. Jobs van werknemers zonder vaste plaats van tewerkstelling, van werknemers werkend bij de klant, van gedetacheerde werknemers en van thuiswerkers worden toegewezen aan de vestigingseenheid van de eigen onderneming waarvan zij administratief afhangen.

Voor werknemers van buitenlandse ondernemingen zonder vestiging in België en personeel van huishoudens (waar de woonplaats van de werkgever als plaats van tewerkstelling wordt beschouwd) moet vanaf 2014 een beperkte aanduiding van de plaats van tewerkstelling opgegeven worden. Hierdoor kunnen de jobs van werknemers van ondernemingen die hoofdzakelijk in het Vlaamse, Waalse of Brusselse Hoofdstedelijk Gewest actief zijn, niet aan één specifieke werkgemeente, -RESOC of -provincie worden toegewezen. Vandaar dat vanaf 2014 voor een aantal jobs deze lagere geografische niveaus niet gekend zijn.

Voor de bevolking op arbeidsleeftijd wordt hier de totale bevolking tussen 20 en 64 jaar genomen. Dit in overeenstemming met de Europese context waar deze leeftijdsafbakening sinds enige jaren gehanteerd wordt.

Vaststellingen De jobratio van Halle ligt in de periode 2006-2015 onder die van de centrumsteden, maar boven het gemiddelde van het Vlaams Gewest. In 2015 bedraagt de jobratio van Halle 87%, die van de centrumsteden (104%) en in het Vlaams Gewest (75%). Van de centrumsteden doet enkel Lier beter dan Halle met 93 jobs. De jobratio vertoont in de meeste regio’s geen grote wijzigingen in de periode 2006-2015. Op Lier na kennen alle regio’s een toename: in Halle (7,6), in het Vlaams Gewest (3,2) en in de centrumsteden (0,4).

Page 161: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

161

Het aantal jobs per 100 inwoners op arbeidsleeftijd (20-64 jaar), van 2006 tot 2015, jaargemiddelde (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

0,0

20,0

40,0

60,0

80,0

100,0

120,0

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 162: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

162

Economische specialisatie Definitie De verhouding van de bezoldigde werkgelegenheid in de 10 belangrijkste economische bedrijfstakken in de stad tegenover de totale bezoldigde werkgelegenheid in de stad. Als dusdanig is dat ook een maat voor de concentratie van activiteiten. De berekening wordt gemaakt voor alle bedrijfstakken en voor alle bedrijfstakken zonder de quartaire sector. Dit omdat de quartaire bedrijfstakken veelal grote werkverschaffers zijn en vrijwel steeds in de top 10 van de belangrijkste bedrijfstakken voorkomen.

De berekeningen gebeurden op het niveau van de NACE 2-digit bedrijfstakken. In totaal zijn er 88 bedrijfstakken volgens NACE rev.2 bedrijfstakindeling. De quartaire sector bestaat uit de overheid, het onderwijs, de gezondheidszorg, maatschappelijke diensten, sport en cultuur (NACE rev.2 84-94).

Voor meer informatie: www.rsz.fgov.be/nl/statistieken.

Aandachtspunten Deze indicator heeft enkel betrekking op de bezoldigde werkgelegenheid (dat wil dus zeggen niet op de zelfstandigen). Bij de interpretatie ervan moet ook rekening worden gehouden met het feit dat deze indicator uitgedrukt is in jobs, en niet in toegevoegde waarde. Sterk kapitaalintensieve sectoren met een relatief grotere productiviteit zouden een hogere score behalen mocht deze indicator uitgedrukt zijn in toegevoegde waarde. Dergelijke data zijn echter niet beschikbaar voor de NACE bedrijfstakken op gemeentelijk niveau.

Vaststellingen In Halle neemt de detailhandel een prominente plaats in, als belangrijkste bedrijfstak, net als onderwijs, bestuur, groothandel en de uitzendbranche. Voor alle bedrijfstakken geldt dat eind 2015 de 10 belangrijkste bedrijfstakken in Halle goed waren voor 83% van de bezoldigde tewerkstelling, wat een stuk hoger ligt dan in de centrumsteden (63%), het Vlaams Gewest (57%) en de benchmarksteden. Dit betekent dat de 10 bedrijfstakken relatief gezien een belangrijkere positie hebben in Halle dan in de andere regio’s. Tussen 2011 en 2015 nam de concentratiegraad in alle regio’s lichtjes toe: in Halle (2,3 procentpunten), in Lier en Lokeren (0,8 procentpunten) en in Ninove (3 procentpunten).

Ook voor bedrijfstakken zonder de quartaire sector heeft Halle eind 2015 de hoogste concentratiegraad (88%) van alle regio’s. In het Vlaams Gewest bedraagt die concentratiegraad 56% en in de centrumsteden 63%. De concentratiegraad neemt ook voor deze maatstaf in alle regio’s (behalve Dendermonde) toe: in Halle (2,3%), in het Vlaams Gewest (1,6%) en in de centrumsteden (1,8%).

Page 163: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

163

De bezoldigde werkgelegenheid in de 10 belangrijkste economische bedrijfstakken in de stad ten opzichte van de totale bezoldigde werkgelegenheid in de stad, op 31 december in 2011 en 2015 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).

De bezoldigde werkgelegenheid in de 10 belangrijkste economische bedrijfstakken in de stad (exclusief de quartaire sector) ten opzichte van de totale bezoldigde werkgelegenheid in de stad, op 31 december in 2011 en 2015 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ).

6672

6169

81

6356

6773

62

72

83

6357

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Dendermonde Lier Lokeren Ninove Halle 13centrumsteden

Vlaams Gewest

2011 2015

6776

63

7786

6254

66

78

67

8088

6356

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Dendermonde Lier Lokeren Ninove Halle 13centrumsteden

Vlaams Gewest

2011 2015

Page 164: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

164

Economische vernieuwingspotentieel Definitie Het gaat om het aandeel van bedrijfstakken met economisch vernieuwingspotentieel (‘starting fields’) in de totale bezoldigde tewerkstelling volgens de RSZ. ‘Starting fields’ zijn vrij breed gedefinieerde gebieden uit wetenschap, technologie en innovatie waar multidisciplinaire combinaties toepasbaar zijn en waar trends te bespeuren vallen die te maken hebben met verschillende maatschappelijke uitdagingen. Het Steunpunt Ondernemen en Regionale Economie heeft dit vertaald naar bedrijfstakken (sleutelsectoren)1 , waarbij wordt opgemerkt dat een eenduidige definitie niet eenvoudig is. Het gaat onder meer om farmacie, transportmiddelen, de nutsindustrie, de afvalsector, zakelijke en audiovisuele diensten. De volgende NACE rev.2-codes zijn betrokken: 10-11, 21, 26, 29, 30, 33, 35, 36, 38, 39, 50, 51, 58, 59, 60-64 en 69-73. Voor meer informatie: https://www.rsz.fgov.be/nl/ statistieken

Aandachtspunten Het betreft een selectie van bedrijfstakken waar trends te bespeuren vallen die te maken hebben met verschillende maatschappelijke uitdagingen. Dat is niet eenduidig, en wil niet zonder meer zeggen dat elk bedrijf buiten die omschrijving daar niet bij hoort. Het is een statistische, bedrijfstakmatige afbakening.

Vaststellingen Het aandeel sectoren met economisch vernieuwingspotentieel in Halle ligt in 2016 op 16%, wat iets hoger is dan alle andere regio’s, op Lier na waar dat 28% bedraagt. Verder zien we dat in de periode 2009-2016 er geen grote verschillen zijn qua aandeel economisch vernieuwingspotentieel (het grootste verschil betreft 1,3 procentpunt).

Het aandeel bedrijfstakken met economisch vernieuwingspotentieel (‘starting fields’) in de totale bezoldigde tewerkstelling volgens de RSZ, van 31 december 2009 tot 31 december 2016 (in %).

Bron: RSZ, verwerking Statistiek Vlaanderen.

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 165: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

165

Pendelintensiteit Definitie Er is een onderscheid tussen de in- en uitgaande pendelintensiteit.

De ingaande pendelratio of –intensiteit is het aandeel van de (bezoldigde) pendelaars wonend buiten de stad en werkend in de stad in verhouding tot het aantal bezoldigde werknemers werkend in de stad.

De uitgaande pendelratio of –intensiteit is het aandeel van de (bezoldigde) pendelaars wonend in de stad en werkend buiten de stad in verhouding tot het aantal bezoldigde werknemers wonend in de stad.

De inkomende pendel is een afgeleide component van de loontrekkende binnenlandse werkgelegenheid. De binnenlandse werkgelegenheid zoals in deze component uitgewerkt omvat het aantal voltijdsequivalente loontrekkende jobs (VTE) of het aantal effectief gepresteerde arbeidsuren van alle loontrekkenden vanaf 15 jaar die een hoofdjob hebben in Vlaanderen. Centraal staat hierbij dus de telling van het aantal VTE of gepresteerde arbeidsuren volgens werkplaats.

Binnen de categorie van loontrekkenden wordt de groep van uitgaande pendelaars onderscheiden: zij die wonen in Vlaanderen maar werken in een buurland, een ander gewest, een andere gemeente. De data zijn uitgedrukt in jaargemiddelden.

Voor meer informatie: www.steunpuntwerk.be/cijfers.

Aandachtspunten Aangezien voor zelfstandigen de werkplaats wordt gelijkgesteld met de woonplaats worden voor de pendelstatistieken enkel de loontrekkenden weerhouden.

Vaststellingen Halle heeft in 2014 (op Lier na) de hoogste inkomende pendelratio (75%) van alle regio’s: het Vlaams Gewest (70%), de centrumsteden (65%). Deze ratio is in de periode 2006-2014 in alle regio’s lichtjes toegenomen (in Halle met 2,4 procentpunten). De uitgaande pendelratio van Halle is gelijk aan die van het Vlaams Gewest (73%) en een heel stuk lager dan in de centrumsteden (49%). Ook deze ratio is in alle regio’s lichtjes toegenomen in de periode 2006-2014 (in Halle met 0,3%).

De grootste verschillen tussen inkomende en uitgaande ratio’s zijn te vinden in Ninove (61% en 77%) en de centrumsteden (65% en 49%), maar wel omgekeerd. Zo ligt Ninove relatief dicht bij de tewerkstellingspool Brussel, wat zou kunnen verklaren waarom de uitgaande pendelratio een stuk hoger ligt dan de inkomende. In de centrumsteden is dan omgekeerd: daar is de hogere inkomende ratio en de lagere uitgaande ratio verbonden aan de centrumfunctie van die steden.

Page 166: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

166

De inkomende en uitgaande pendelratio, in 2014 (in %).

Bron: Steunpunt Werk - Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

De inkomende pendelratio’s, van 2006 tot 2014 (in %).

Bron: Steunpunt Werk - Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

64

75 76

63 6165

7070 73 7066

77

49

73

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Inkomend Uitgaand

0102030405060708090

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

INKOMEND

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 167: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

167

De uitgaande pendelratio’s, van 2006 tot 2014 (in %).

Bron: Steunpunt Werk - Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

0102030405060708090

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

UITGAAND

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 168: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

168

Werkzaamheidsgraad Definitie Aandeel (%) werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar).

De werkenden bestaan uit alle personen van 20 tot 64 jaar die in de referentieperiode betaalde arbeid verricht hebben.

De totale bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) omvat de niet-beroepsactieve bevolking en de beroepsbevolking. De niet-beroepsactieve bevolking bestaat uit die personen die niet werken, niet beschikbaar zijn voor een job en/of niet actief op zoek zijn naar een job. De beroepsbevolking bestaat uit diegenen die aan het werk zijn (werkenden) en zij die beschikbaar zijn voor een job en actief op zoek naar werk (niet-werkende werkzoekenden).

Voor meer informatie: www.steunpuntwerk.be/cijfers.

Aandachtspunten Er is geen geregistreerde basisstatistiek over het totaal aantal werkenden op gemeentelijk niveau beschikbaar; het betreft dus steeds een geconstrueerde statistiek op basis van verschillende bronnen. Vanaf het jaar 2003 gebeurt de raming in het kader van de Vlaamse Arbeidsrekening die het Steunpunt Werk ontwikkelt in samenwerking met het Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

De werkenden worden berekend als de som van de loontrekkenden, de zelfstandigen en de helpers. Op die manier benadert de reeks zo volledig mogelijk de ganse groep werkenden tot op gemeentelijk niveau. Er wordt geen rekening gehouden met terbeschikkinggestelde leerkrachten, zeelieden, huishoudpersoneel, zwartwerk en werknemers bij internationale instellingen.

Voor de bevolking op arbeidsleeftijd wordt hier de totale bevolking tussen 20 en 64 jaar genomen. Dit in overeenstemming met de Europese context waar deze leeftijdsafbakening sinds enige jaren gehanteerd wordt.

Vaststellingen Halle heeft de hoogste werkzaamheidsgraad (76% in 2016) van alle regio’s, hoger dan de centrumsteden (68%) en het Vlaams Gewest (73%). Dat wil zeggen dat 76 op 100 20-64-jarigen in Halle aan de slag zijn. Terwijl in 2007-2008 de werkzaamheid in alle regio’s nog toenam, is dit in 2009 stilgevallen (vermoedelijk omwille van de financiële en economische crisis) en ook in Halle zien we in die periode een lichte daling, waarna de werkzaamheidsgraad redelijk stabiel blijft, om de laatste jaren weer te stijgen. Wat betreft de verdeling van het geslacht zien we dat mannen in 2016 nog steeds een beduidend hogere werkzaamheidsgraad hebben dan vrouwen, en dit in alle regio’s (in Halle respectievelijk 79% en 73%). De relatief hoge werkzaamheidsgraad in Halle geldt ook voor mannen en vrouwen afzonderlijk.

Page 169: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

169

Het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking op arbeidsleeftijd, van 2007 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

Het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking op arbeidsleeftijd, naar geslacht, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

62

64

66

68

70

72

74

76

78

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

77 79 77 78 77 7671 73 69 68 72 69

0102030405060708090

100

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Man Vrouw

Page 170: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

170

Leeftijdskloof in de werkzaamheid Definitie De leeftijdskloof (in procentpunten) op vlak van werkzaamheid wordt berekend als het verschil tussen de werkzaamheidsgraad van de 20-49-jarigen enerzijds en van de 50-64-jarigen anderzijds.

De werkzaamheidsgraad wordt berekend als het aandeel (%) werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd, hier meer bepaald bij de 20-49-jarigen en bij de 50-64-jarigen.

De werkenden bestaan uit alle personen die in de referentieperiode betaalde arbeid verricht hebben. De werkenden worden berekend als de som van de loontrekkenden, de zelfstandigen en de helpers.

De totale bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) omvat de niet-beroepsactieve bevolking en de beroepsbevolking. De niet-beroepsactieve bevolking bestaat uit die personen die niet werken, niet beschikbaar zijn voor een job en/of niet actief op zoek zijn naar een job. De beroepsbevolking bestaat uit diegenen die aan het werk zijn (werkenden) en zij die beschikbaar zijn voor een job en actief op zoek naar werk (niet-werkende werkzoekenden).

Voor meer informatie: www.steunpuntwerk.be/cijfers.

Aandachtspunten Er is geen geregistreerde basisstatistiek over het totaal aantal werkenden op gemeentelijk niveau beschikbaar; het betreft dus steeds een geconstrueerde statistiek op basis van verschillende bronnen. Vanaf het jaar 2003 gebeurt de raming in het kader van de Vlaamse Arbeidsrekening die het Steunpunt Werk ontwikkelt in samenwerking met het Departement Werk en Sociale Economie (WSE).

De werkenden worden berekend als de som van de loontrekkenden, de zelfstandigen en de helpers. Op die manier benadert de reeks zo volledig mogelijk de ganse groep werkenden tot op gemeentelijk niveau. Er wordt geen rekening gehouden met terbeschikkinggestelde leerkrachten, zeelieden, huishoudpersoneel, zwartwerk en werknemers bij internationale instellingen.

Voor de bevolking op arbeidsleeftijd wordt hier de totale bevolking tussen 20 en 64 jaar genomen. Dit in overeenstemming met de Europese context waar deze leeftijdsafbakening sinds enige jaren gehanteerd wordt.

Vaststellingen 20-49 jarige inwoners van Halle kennen een gelijkaardige werkzaamheidsgraad (80%) als in de benchmarksteden: Lier kent in 2016 de laagste werkzaamheidsgraad (77%) en Dendermonde en Ninove kennen de hoogste (81%). Deze werkzaamheidsgraad is tussen 2003-2008 gestaag toegenomen in Halle en de benchmarksteden, en vanaf 2009 tot 2016 terug afgenomen: in Halle (- 3 procentpunten). De werkzaamheidsgraad van 50-64 jarigen (66% in 2016 in Halle) ligt een stuk lager dan die van de 20-49 jarigen. Wel is deze werkzaamheidsgraad in de periode 2003-2016 sterk toegenomen in Halle (16%) en de benchmarksteden.

In 2016 bedraagt de werkzaamheidskloof tussen beide groepen 14% in Halle, wat iets lager is dan het Vlaams gemiddelde (15%), maar hoger dan dat van de centrumsteden (12%). Van de benchmarksteden is de werkzaamheidskloof het hoogst in Dendermonde (19%) en het laagst in Lier (13%). Aangezien de werkzaamheidsgraad van 20-49 jarigen vanaf 2009 is

Page 171: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

171

afgenomen in Halle en de benchmarksteden, en die van de 50-64 jarigen is blijven toenemen (al sinds 2003), is de werkzaamheidskloof tussen beide groepen afgenomen in gans de periode 2003-2016. In Halle is deze afname (op Lier na) het grootst met 20 procentpunten. In de centrumsteden en het Vlaams Gewest is de werkzaamheidskloof tussen beide leeftijdsgroepen afgenomen met 16 procentpunten in de periode 2003-2016.

Het aandeel werkenden van 20-49 jaar ten opzichte van de ganse bevolking van 20-49 jaar, van 2003 tot 2016 (in %).

Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

Het aandeel werkenden van 50-64 jaar ten opzichte van de ganse bevolking van 50-64 jaar, van 2003 tot 2016 (in %).

72

74

76

78

80

82

84

86

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

0

10

20

30

40

50

60

70

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 172: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

172

Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

Leeftijdskloof tussen 20-49 jarigen en 50-64 jarigen in de werkzaamheid, van 2003 tot 2016 (in %).

Bron: Vlaamse Arbeidsrekening o.b.v. RSZ-DMFA, RSZPPO, RSVZ, RIZIV, CBS, IGSS, OEA, SEE, RVA, IWEPS, FOD Economie - Bevolkingsstatistieken, DWH AM&SB bij de KSZ (Bewerking Steunpunt Werk).

0

5

10

15

20

25

30

35

40

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 173: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

173

Werkzaamheid naar herkomstgroep en herkomstkloof Definitie De werkzaamheidsgraad wordt berekend als het aandeel (%) werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20 tot 64 jaar) per herkomstgroep, op 1 januari van het jaar. De herkomstkloof in de werkzaamheid is het verschil in procentpunten tussen de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst en personen van niet-EU-herkomst.

Werkenden zijn hier de personen die als werkend worden beschouwd in de nomenclatuur van de socio-economische positie van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ). Het gaat om personen die werken in loondienst (zowel in de privésector als in de overheidssector), personen die tewerkgesteld zijn als zelfstandige, personen die tewerkgesteld zijn als helper bij een zelfstandige en personen die tegelijk werken in loondienst en als zelfstandige of helper bij een zelfstandige.

Om de herkomst van een persoon te bepalen worden 4 criteria in rekening gebracht: de huidige nationaliteit van de persoon, de eerste in het Rijksregister gekende nationaliteit van de persoon, de eerste nationaliteit van de vader en de eerste nationaliteit van de moeder. Is 1 van deze 4 criteria een niet-Belgische nationaliteit, dan wordt de persoon beschouwd als een persoon van buitenlandse herkomst. Om de personen van buitenlandse herkomst op te delen in verschillende herkomstgroepen wordt eerst gekeken naar de eerste nationaliteit van de vader, daarna naar de eerste nationaliteit van de moeder, de eerste nationaliteit van de persoon en de huidige nationaliteit van de persoon.

Voor meer informatie: http://www.ksz.fgov.be/.

Aandachtspunten Een aantal groepen die klassiek als werkend worden beschouwd, worden door de KSZ niet als zodanig geregistreerd omdat zij geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid. Het gaat onder meer om uitgaande grensarbeiders, personen die in België werken voor een organisatie/onderneming die geen bijdragen verschuldigd is aan de Belgische sociale zekerheid, internationale ambtenaren en diplomaten.

Vaststellingen In 2016 hebben mensen van Belgische herkomst in Halle de hoogste werkzaamheidsgraad (77% in 2016), gevolgd door niet-Belgen van EU-herkomst (74%) en personen van niet-EU-herkomst (59%). Deze rangorde kent in alle regio’s hetzelfde patroon: in het Vlaams Gewest is dat respectievelijk 75%, 60% en 51%. In Halle hebben elk van die drie groepen een betere score dan in het Vlaams Gewest in 2016, en dan in de andere benchmarksteden. In Halle is de werkzaamheidsgraad van personen van EU herkomst en van niet-EU herkomst lichtjes toegenomen in de periode 2009-2016. Terwijl in alle benchmarksteden de werkzaamheidsgraad van personen van Belgische herkomst lichtjes is toegenomen of gelijk gebleven in die periode, is die van personen van EU herkomst afgenomen in sommige benchmarksteden (in Dendermonde, Lier en Ninove), net als die van personen met niet-EU herkomst (in Lier en Ninove). De werkzaamheidskloof is van alle regio’s het laagst in Halle (18%) en het grootst in de centrumsteden (25%), gevolgd door het Vlaams Gewest (24%). In Halle, de centrumsteden en het Vlaams Gewest neemt deze kloof toe tussen 2009 en 2011, om tussen 2011 en 2016 terug af te nemen.

Page 174: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

174

Het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking op arbeidsleeftijd, naar herkomstgroep, op 1 januari 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Het aandeel werkenden in de bevolking op arbeidsleeftijd in Halle (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking in Halle op arbeidsleeftijd, naar herkomstgroep, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Het aandeel werkenden in de bevolking met Belgische herkomst op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking met Belgische herkomst op arbeidsleeftijd, van 2009 tot 2016 (in %).

75 77 74 76 76 7568

7468 69 69

6055

5953 52

5751

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Werkzaamheidsgraad BE Werkzaamheidsgraad EU Werkzaamheidsgraad Niet EU

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

BE EU NIET-EU

Page 175: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

175

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Het aandeel werkenden in de bevolking met niet-Belgische EU herkomst op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking met niet-Belgische EU herkomst op arbeidsleeftijd, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Het aandeel werkenden in de bevolking van niet-EU herkomst op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) ten opzichte van de ganse bevolking van niet-EU herkomst op arbeidsleeftijd,

71

72

73

74

75

76

77

78

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

60

62

64

66

68

70

72

74

76

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 176: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

176

van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

Werkzaamheidskloof naar herkomstgroep, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

0

10

20

30

40

50

60

70

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

2018

21

24

19

25 24

0

5

10

15

20

25

30

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Page 177: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

177

Werkzaamheidskloof naar herkomstgroep (Belgisch en niet-EU), van 1 januari 2009 tot 1 januari 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

0

5

10

15

20

25

30

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 178: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

178

Algemene werkloosheidsgraad Definitie De werkloosheidsgraad (15-64 jaar) wordt berekend als het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar).

De niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) zijn de werkzoekenden met de hoogste graad van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van Eurostat (het EU-bureau voor de statistiek).

De beroepsbevolking is samengesteld uit werkenden (loontrekkenden, zelfstandigen en helpers) en nietwerkende werkzoekenden.

Voor meer informatie: https://arvastat.vdab.be/.

Aandachtspunten Cijfers over werkloosheid worden dikwijls benaderd vanuit het perspectief van inschrijving als werkzoekende. Dergelijke statistieken behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, …).

Voor het berekenen van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) wordt in Vlaanderen het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De NWWZ bestaan uit 4 categorieën: werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd (BIT), vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Sommige werkzoekenden zijn in deze statistieken niet mee opgenomen (bijvoorbeeld werkzoekenden in opleiding, jobstudenten, …).

De voorliggende algemene werkloosheidsgraad (15-64 jaar) wijkt licht af van de door de VDAB zelf gepubliceerde werkloosheidsgraad waar de 15-17-jarigen niet meegeteld worden. Bij de leeftijd 15-64 jaar gaat het om een internationale afbakening.

De beroepsbevolkingscijfers zijn afkomstig van het Steunpunt Werk. Om de werkloosheidsgraden te berekenen worden de meest recente beroepsbevolkingscijfers op het moment van de berekening gehanteerd. Voor elk jaar gaat het dus om de beroepsbevolking van 2 jaar eerder. De werkloosheidsgraden worden nadien niet opnieuw herrekend met de beroepsbevolking van het jaar zelf.

Vaststellingen De algemene werkloosheidsgraad van 15-64 jarigen in Halle is de laagste van alle regio’s in 2016 (7%), wat één procentpunt lager is dan in het Vlaams Gewest. In de centrumsteden is de werkloosheidsgraad een heel stuk hoger dan in andere regio’s (12%). Terwijl de werkloosheidsgraad tussen 2005-2008 nog in dalende lijn was, neemt ze sinds de economische en financiële crisis van 2008 in alle regio’s terug toe tot in 2014 (in 2011 was er een terugval in de centrumsteden), om nadien ongeveer op hetzelfde niveau te blijven (of licht te dalen).

De relatief lage werkloosheidsgraad in Halle geldt zowel voor mannen als voor vrouwen. In 2016 ligt de werkloosheidsgraad in de benchmarksteden iets hoger bij mannen dan bij vrouwen (met uitzondering van Lier). In Halle is de kloof het grootst met 0,7 procentpunten. De kloof qua werkloosheidsgraad tussen mannen en vrouwen in Halle is er in ganse de periode 2005-2016 (met uitzondering van de periodes 2006-2008 en 2011-2012). Wel stellen we vast dat de werkloosheidsgraad van vrouwen in Halle en de benchmarksteden

Page 179: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

179

sterker is afgenomen dan die van mannen in de periode 2005-2008, en dat die van vrouwen minder sterk opnieuw is toegenomen dan die van mannen in de periode 2008-2016.

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar) (= werkloosheidsgraad), van 2008 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar) (= werkloosheidsgraad), naar geslacht, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

0

2

4

6

8

10

12

14

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

77

8 877

6

88

7

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Mannen Vrouwen

Page 180: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

180

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar) (= werkloosheidsgraad) bij Hallenaren, naar geslacht, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar) (= werkloosheidsgraad), bij mannen, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de beroepsbevolking (15-64 jaar) (= werkloosheidsgraad), bij vrouwen, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

012345678

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Mannen Vrouwen

0123456789

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

0

2

4

6

8

10

12

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 181: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

181

Langdurige werkloosheid Definitie Aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de totale groep niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar).

De niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) zijn de werkzoekenden met de hoogste graad van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van Eurostat (het EU-bureau voor de statistiek).

Langdurig werkzoekenden zijn 1 jaar of langer werkzoekend.

Voor meer informatie: https://arvastat.vdab.be/.

Aandachtspunten Cijfers over werkloosheid worden dikwijls benaderd vanuit het perspectief van inschrijving als werkzoekende. Dergelijke statistieken behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, …).

Voor het berekenen van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) wordt in Vlaanderen het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De NWWZ bestaan uit 4 categorieën: werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd (BIT), vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Sommige werkzoekenden zijn in deze statistieken niet mee opgenomen (bijvoorbeeld werkzoekenden in opleiding, jobstudenten, …).

Bij de leeftijd 15-64 jaar gaat het om een internationale afbakening.

Vaststellingen Halle heeft van alle regio’s het kleinste aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden (42% in 2017 ten opzichte van 48% in het Vlaams Gewest). In de centrumsteden is exact één op twee niet-werkende werkzoekenden al meer dan 1 jaar op zoek naar een baan. In Halle is het aandeel langdurige niet-werkende werkzoekenden in de periode 2008-2017 toegenomen (5,7 procentpunten), net als in alle andere regio’s: met 5,7 procentpunten in het Vlaams Gewest en 7,5 procentpunten in de centrumsteden.

Page 182: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

182

Aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) in de totale groep niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar), van 2008 tot 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

0

10

20

30

40

50

60

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams gewest

Page 183: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

183

Werkloosheid van laaggeschoolden Definitie Bij de laaggeschoolde werkloosheid wordt de verhouding genomen tussen de laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) en de totale groep niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar).

De niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) zijn de werkzoekenden met de hoogste graad van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van Eurostat (het EU-bureau voor de statistiek).

Als laaggeschoold worden deze personen beschouwd die ten hoogste een diploma lager onderwijs of 1ste graad van het secundair onderwijs, leertijd, deeltijds beroepssecundair onderwijs of 2de graad secundair onderwijs behaald hebben.

Voor meer informatie: https://arvastat.vdab.be/.

Aandachtspunten Cijfers over werkloosheid worden dikwijls benaderd vanuit het perspectief van inschrijving als werkzoekende. Dergelijke statistieken behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, …).

Voor het berekenen van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) wordt in Vlaanderen het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De NWWZ bestaan uit 4 categorieën: werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd (BIT), vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Sommige werkzoekenden zijn in deze statistieken niet mee opgenomen (bijvoorbeeld werkzoekenden in opleiding, jobstudenten, …).

Bij de leeftijd 15-64 jaar gaat het om een internationale afbakening.

Vaststellingen Halle kent in 2017 het kleinste aandeel laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden van alle regio’s (41%). In het Vlaams Gewest bedraagt dit aandeel 47% en in de centrumsteden 50%. In de periode 2008-2016 neemt dit aandeel in Halle en alle andere regio’s af met 6 à 10 procentpunten (in Halle met 10 procentpunten). Deze globale daling is een gevolg van een algemene stijging van de scholingsgraad. Gedurende heel de periode 2008-2017 heeft Halle het laagste aandeel laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden van alle regio’s.

Page 184: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

184

Aandeel laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar) ten opzichte van de totale groep niet-werkende werkzoekenden (15-64 jaar), van 2005 tot 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

0

10

20

30

40

50

60

70

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 185: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

185

Werkloosheid naar herkomst Definitie De werkloosheidsgraad wordt berekend als het aandeel (%) werkzoekenden in de beroepsbevolking (15 tot 64 jaar) per herkomstgroep, op 1 januari van het jaar. De beroepsbevolking wordt gevormd door de som van de werkenden en de werkzoekenden. De herkomstkloof in de werkloosheid is het verschil in procentpunten tussen de werkloosheidsgraad van personen van Belgische herkomst en personen van niet-EU-herkomst.

Werkzoekenden zijn hier de personen die als werkzoekend worden beschouwd in de nomenclatuur van de socio-economische positie van het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ). Het gaat om werkzoekenden na voltijdse tewerkstelling met werkloosheidsuitkering, werkzoekenden na een vrijwillig deeltijdse job met werkloosheidsuitkering en werkzoekenden na studies, met wachtuitkering/inschakelingsuitkering of overbruggingsuitkering. Het gaat dus enkel om uitkeringsgerechte werkzoekenden.

Om de herkomst van een persoon te bepalen worden 4 criteria in rekening gebracht: de huidige nationaliteit van de persoon, de eerste in het Rijksregister gekende nationaliteit van de persoon, de eerste nationaliteit van de vader en de eerste nationaliteit van de moeder. Is 1 van deze 4 criteria een niet-Belgische nationaliteit, dan wordt de persoon beschouwd als een persoon van buitenlandse herkomst. Om de personen van buitenlandse herkomst op te delen in verschillende herkomstgroepen wordt eerst gekeken naar de eerste nationaliteit van de vader, daarna naar de eerste nationaliteit van de moeder, de eerste nationaliteit van de persoon en de huidige nationaliteit van de persoon.

Voor meer informatie: http://www.ksz.fgov.be/.

Aandachtspunten Een aantal groepen die klassiek als werkend worden beschouwd, worden door de KSZ niet als zodanig geregistreerd omdat zij geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid. Het gaat onder meer om uitgaande grensarbeiders, personen die in België werken voor een organisatie/onderneming die geen bijdragen verschuldigd is aan de Belgische sociale zekerheid, internationale ambtenaren en diplomaten.

Vaststellingen Er bestaat een duidelijk verschil tussen de werkloosheidsgraad van personen van Belgische herkomst en die van buitenlandse herkomst. In 2016 heeft Halle samen met Lier de kleinste herkomstkloof in de werkloosheid – het verschil tussen de werkloosheidsgraad van personen van Belgische herkomst en niet-EU herkomst - van alle regio’s (-6%). Die kloof bedraagt -10% in het Vlaams Gewest en -11% in de centrumsteden. De herkomstkloof was in de centrumsteden en het Vlaams Gewest het grootst in 2010 en 2014, en daalde nadien terug tot het niveau van 2009.

Page 186: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

186

Werkloosheidskloof naar herkomstgroep, op 1 januari van het jaar, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid (KSZ).

-18

-16

-14

-12

-10

-8

-6

-4

-2

02009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 187: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

187

Werkloosheidsgraad van jongeren en ouderen Definitie De werkloosheidsgraad van jongeren (15-24 jaar) wordt berekend als het aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-24 jaar) in de beroepsbevolking (15-24 jaar).

De werkloosheidsgraad van ouderen (50-64 jaar) wordt berekend als het aandeel niet-werkende werkzoekenden (50-64 jaar) in de beroepsbevolking (50-64 jaar).

De niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) zijn de werkzoekenden met de hoogste graad van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van Eurostat (het EU-bureau voor de statistiek).

De beroepsbevolking is samengesteld uit werkenden (loontrekkenden, zelfstandigen en helpers) en nietwerkende werkzoekenden.

Jongeren zijn hier de 15-24-jarigen.

Ouderen zijn hier de 50-64-jarigen.

Voor meer informatie: https://arvastat.vdab.be/.

Aandachtspunten Cijfers over werkloosheid worden dikwijls benaderd vanuit het perspectief van inschrijving als werkzoekende. Dergelijke statistieken behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, …).

Voor het berekenen van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) wordt in Vlaanderen het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De NWWZ bestaan uit 4 categorieën: werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd (BIT), vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Sommige werkzoekenden zijn in deze statistieken niet mee opgenomen (bijvoorbeeld werkzoekenden in opleiding, jobstudenten, …).

De beroepsbevolkingscijfers zijn afkomstig van het Steunpunt Werk. Om de werkloosheidsgraden te berekenen worden de meest recente beroepsbevolkingscijfers op het moment van de berekening gehanteerd. Voor elk jaar gaat het dus om de beroepsbevolking van 2 jaar eerder. De werkloosheidsgraden worden nadien niet opnieuw herrekend met de beroepsbevolking van het jaar zelf. Sinds januari 2013 zijn maxi-vrijstellingen enkel mogelijk voor 60-plussers. Voorheen was de leeftijdsgrens 58 jaar. Een werkloze met een maxi-vrijstelling is vrijgesteld van inschrijving als werkzoekende en moet niet langer beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt. Doordat werkzoekenden langer beschikbaar moeten blijven voor de arbeidsmarkt, wordt de groep (oudere) werkzoekenden groter.

Vaststellingen In Halle is de werkloosheidsgraad van jongeren (15%) een stuk hoger dan die van ouderen (7%). Dit is in alle regio’s het geval. In de centrumsteden is dat respectievelijk 24% en 11% en in het Vlaams Gewest 17% en 7%. In de centrumsteden is dat voor beide leeftijdscategorieën dus heel wat hoger dan het Vlaams gemiddelde. Halle heeft daarentegen de laagste werkloosheidsgraad bij jongeren (15%) van alle regio’s, en op Dendermonde na ook de laagste werkloosheidsgraad bij ouderen (7%). In de periode 2008-2016 is de werkloosheidsgraad bij jongeren in alle regio’s relatief sterk toegenomen: in Halle

Page 188: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

188

(+4,5%), in het Vlaams Gewest (+5,5%) en in de centrumsteden (+7,2%). Deze toename is in Halle het beperktst gebleven van alle regio’s op Ninove na (+4%). In dezelfde periode is de werkloosheidsgraad bij ouderen veel minder sterk gewijzigd (met maximaal 1,9 procentpunt). In Halle is die toegenomen met 0,4 procentpunten, in de centrumsteden met 1,5 procentpunten en in het Vlaams Gewest met 0,1 procentpunt. In drie van de vier benchmarksteden is de werkloosheidsgraad bij ouderen zelfs afgenomen in die periode.

Aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-24 jaar) in de beroepsbevolking (15-24 jaar), in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

Aandeel niet-werkende werkzoekenden (15-24 jaar) in de beroepsbevolking (15-24 jaar), jaargemiddelde, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

18

15

19 19

15

24

17

6 7 7 7 7

11

7

0

5

10

15

20

25

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Jongeren (15-24 jaar) Ouderen (50-64 jaar)

0

5

10

15

20

25

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 189: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

189

Aandeel niet-werkende werkzoekenden (50-64 jaar) in de beroepsbevolking (50-64 jaar), jaargemiddelde, van 2005 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling (VDAB).

0

2

4

6

8

10

12

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 190: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

190

Spanningsratio Definitie De spanningsratio geeft aan hoeveel niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) er beschikbaar zijn ten opzichte van het totaal aantal openstaande vacatures.

De niet-werkende werkzoekenden zijn de werkzoekenden met de hoogste graad van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt en gedefinieerd overeenkomstig de bepalingen van Eurostat (het EU-bureau voor de statistiek).

De openstaande VDAB-vacatures tonen de stock (of voorraad) aan vacatures die op de laatste dag van de maand bij de VDAB uitstaan. Het gaat over vacatures uit het Normaal Economisch Circuit zonder Uitzendopdrachten (NECzU) die rechtstreeks aan de VDAB gemeld worden.

De jaarindicator geeft het gemiddelde over de maanden januari-december.

Voor meer informatie: https://arvastat.vdab.be/

Aandachtspunten Cijfers over werkloosheid worden dikwijls benaderd vanuit het perspectief van inschrijving als werkzoekende. Dergelijke statistieken behoren tot de bevoegdheid van de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling (VDAB, ACTIRIS, …).

Voor het berekenen van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) wordt in Vlaanderen het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De NWWZ bestaan uit 4 categorieën: werkzoekenden met werkloosheidsuitkeringsaanvraag (WZUA), jongeren in beroepsinschakelingstijd (BIT), vrij ingeschreven niet-werkende werkzoekenden en andere verplicht ingeschreven niet-werkende werkzoekenden. Sommige werkzoekenden zijn in deze statistieken niet mee opgenomen (bijvoorbeeld werkzoekenden in opleiding, jobstudenten, …).

Om de openstaande vacatures te ramen wordt gebruik gemaakt van de vacaturedatabank van de VDAB. Deze databank bevat evenwel niet alle vacatures van geheel Vlaanderen. In de vacaturecijfers van de VDAB worden ook vacatures meegeteld die de VDAB ontvangt van buiten Vlaanderen (Brussel, grensstreken). Deze vacatures ‘buiten Vlaanderen’ worden enkel meegenomen voor de berekening van de spanningsratio op het niveau van Vlaanderen, maar niet voor de berekening ervan op het niveau van de gemeente.

De spanningsindicator doet geen uitspraken over het aantal werkzoekenden dat effectief voor elke vacature beschikbaar is. Dit omdat er abstractie wordt gemaakt van de vereisten van de vacatures of de aanwezige competenties bij de werkzoekenden.

Vaststellingen Halle heeft in gans de periode 2008-2017 (op 2014 na) telkens de laagste spanningsratio van alle regio’s. In 2017 klokt Halle af op 2 terwijl dat voor het Vlaams Gewest 6 is en voor de centrumsteden 7. In Ninove is de spanningsratio het hoogst met 8,7 in 2017. De laatste jaren is de arbeidsmarkt terug wat krapper geworden doordat er minder niet-werkende werkzoekenden beschikbaar zijn per openstaande vacature. In 2008 lag de spanningsindicator laag in vergelijking met het voorgaande jaar. Vervolgens is die in de crisisjaren 2009-2010 toegenomen in heel wat regio’s om in 2011 terug af te nemen. Vervolgens verhoogde het aantal niet-werkende werkzoekenden per openstaande vacature opnieuw. Sinds 2015 daalde de spanningsratio opnieuw in de meeste regio’s.

Page 191: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

191

Het aandeel niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) die beschikbaar zijn ten opzichte van het totaal aantal openstaande vacatures, van 2008 tot 2017 (in %).

Bron: VDAB.

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 192: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

192

Deeltijds werken Definitie Aandeel (%) van de loontrekkenden dat werkt met een deeltijdse arbeidsregeling tegenover het totaal aantal loontrekkenden (20-64 jaar), op 1 januari van het jaar.

In het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ) worden de loontrekkenden opgedeeld in werkenden met een voltijdse arbeidsregeling, werkenden met een deeltijdse arbeidsregeling en werkenden met een speciale arbeidsregeling. Werkenden met een deeltijdse arbeidsregeling zijn werknemers die gemiddeld slechts een gedeelte presteren van de arbeidstijd van de referentiepersoon. Deze referentiepersoon is de voltijdse werknemer in dezelfde onderneming (of bij gebrek daaraan in dezelfde sector) die dezelfde arbeid uitoefent als de werknemer. Het speciale regime heeft betrekking op het werk in korte/onregelmatige contracten (uitzendarbeid, seizoensarbeid, gelegenheidsarbeid in land- en tuinbouw of in de horeca).

Loontrekkenden zijn hier de personen die als werkend in loondienst (zowel in de privésector als in de overheidssector) worden beschouwd in de nomenclatuur van de socio-economische positie van het DWH AM&SB van de KSZ. Bij personen die tegelijk werken in loondienst en als zelfstandige of helper bij een zelfstandige wordt gekeken naar de belangrijkste job. Is dat de loontrekkende job, dan wordt deze persoon hier beschouwd als loontrekkende.

Er wordt bij de berekening van de cijfers per gemeente gekeken naar de woonplaats van de loontrekkenden, niet naar de plaats van tewerkstelling.

Voor meer informatie: http://www.ksz.fgov.be/.

Aandachtspunten Een aantal groepen die klassiek als werkend worden beschouwd, worden door de KSZ niet als zodanig geregistreerd omdat zij geen band hebben met de Belgische sociale zekerheid. Het gaat onder meer om uitgaande grensarbeiders, personen die in België werken voor een organisatie/onderneming die geen bijdragen verschuldigd is aan de Belgische sociale zekerheid, internationale ambtenaren en diplomaten.

Vaststellingen Drie op tien loontrekkende inwoners van Halle werkten in 2016 deeltijds, waar dat bij de centrumsteden 33% is en in het ganse Gewest (34%). Deze percentages zijn trouwens erg gelijkaardig voor alle benchmarksteden. Wel zien we dat vrouwen veel vaker deeltijds werken. In Halle werkt 46% van alle loontrekkende vrouwen deeltijds, wat iets lager ligt dan in de centrumsteden (52%) en het Vlaams Gewest (55%). Mannen daarentegen werken in veel mindere mate deeltijds: in Halle zo’n 13%, in de centrumsteden 15% en in het Vlaamse Gewest (14%).

Page 193: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

193

Aandeel loontrekkenden dat werkt met een deeltijdse arbeidsregeling ten opzichte van het totaal aantal loontrekkenden (20-64 jaar), op 1 januari 2016 (in %).

Bron: Statistiek Vlaanderen.

3330

35 34 33 33 34

13 14 15 13 15 15 14

52

46

54 5551 52

55

0

10

20

30

40

50

60

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Totaal Mannen Vrouwen

Page 194: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

194

Tewerkstelling binnen de sociale economie Definitie Aantal doelgroepwerknemers in de verschillende werkvormen van de sociale economie per 1.000 inwoners van 18 tot en met 64 jaar.

Het aantal doelgroepwerknemers in de beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, de arbeidszorg en de initiatieven in het kader van de lokale diensteneconomie tijdens het laatste kwartaal van het jaar, per 1.000 inwoners van 18 tot en met 64 jaar. Met de uitdovende werkvorm van de invoegbedrijven wordt hier geen rekening gehouden.

In de beschutte werkplaatsen kunnen werkzoekende personen met een arbeidshandicap terecht die door hun handicap voorlopig of definitief niet aan de slag kunnen op de gewone arbeidsmarkt. De sociale werkplaatsen verschaffen werkgelegenheid aan zeer moeilijk inzetbare werkzoekenden in een beschermde arbeidsomgeving. In de praktijk gaat het om mensen met een laag opleidingsniveau, die minstens vijf jaar inactief zijn en fysieke, psychische of sociale beperkingen of moeilijkheden hebben. Arbeidszorginitiatieven richten zich tegelijk op arbeidsdeelname en zorgbegeleiding van personen die omwille van persoons- en/of maatschappijgebonden redenen niet (meer) kunnen werken onder een arbeidscontract in het reguliere of beschermende tewerkstellingscircuit. Met de lokale diensteneconomie ten slotte wil de overheid een aanvullend dienstenaanbod realiseren dat inspeelt op maatschappelijke noden en behoeften die niet of onvoldoende beschikbaar zijn op de markt of via de reguliere dienst- en hulpverlening (o.a. huishoudelijke hulp, kinderopvang en groenonderhoud). De lokale diensteneconomie mikt op de tewerkstelling van laag- en middengeschoolde langdurig werklozen, leefloontrekkers en rechthebbenden op financiële maatschappelijke hulp.

Het gaat telkens om cijfers over het laatste kwartaal van 2016. Wegens een wijziging in de methode van gegevensverzameling in 2016 zijn er geen vergelijkbare gegevens beschikbaar voor de voorgaande jaren. Het totaalcijfer voor Vlaanderen betreft de tewerkstelling van doelgroepwerknemers in alle door de Vlaamse overheid gefinancierde beschutte en sociale werkplaatsen, arbeidszorg en lokale diensteneconomie. Een beperkt aantal van die tewerkstelling wordt gerealiseerd in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

Voor meer informatie: https://www.werk.be.

Aandachtspunten Het gaat hier enkel om het aantal doelgroepwerknemers in de sociale economie. Met personen die als begeleider tewerkgesteld zijn in de sociale economie wordt hier geen rekening gehouden.

Daarnaast gaat het om cijfers over het aantal doelgroepwerknemers tewerkgesteld in de werkvormen van de sociale economie die in de gemeente gelegen zijn (cijfers naar werkplaats), niet over het aantal inwoners dat in de sociale economie werkt (cijfers naar woonplaats). Aangezien inwoners ook in een andere gemeente in een sociale economie-initiatief kunnen werken, kunnen cijfers naar werkplaats en woonplaats verschillen.

Vaststellingen Eind 2016 werkten er in Halle 266 personen als doelgroepwerknemer in één van de werkvormen van de sociale economie, wat 11,5 werknemers bedraagt per 1000 inwoners van 18 tot en met 64 jaar. Daarmee heeft Halle er relatief veel in vergelijking met de benchmarksteden: Lier heeft er wel het meest (612).

Page 195: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

195

Het aantal doelgroepwerknemers binnen de sociale economie, in 2016 (in %).

Arbeidszorg Beschutte werkplaats

Lokale diensteneconomie

Sociale werkplaatsen

Totaal Totaal per 1000

inwoners van 18 tot en met 64

jaar Dendermonde 10 8 18 0,6 Halle 186 48 32 266 11,5 Lokeren 6 20 26 1,1 Lier 610 2 612 28,4 Ninove 1 1 0,0 13 centrumsteden

7935 7,9

Vlaanderen 25443 6,4 Bron: Statistiek Vlaanderen.

Page 196: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

196

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van ondernemen en werken een aantrekkingspool moet zijn die vraag en aanbod op elkaar afstemt, economisch veerkrachtig is en allerhande activiteiten genereert die een maatschappelijk meerwaarde hebben (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Tewerkstelling is duidelijk een sterk punt van Halle. Halle kent sinds 2007 de hoogste werkzaamheidsgraad (zowel bij vrouwen als mannen) van alle regio’s: in 2016 zijn er 76 op 100 inwoners op arbeidsleeftijd aan de slag. Voorts heeft Halle ook de laagste algemene werkloosheidsgraad van alle regio’s, en ook dit zowel voor mannen als vrouwen. Die positieve tewerkstellingscijfers zijn er in Halle bovendien voor de verschillende doelgroepen op de arbeidsmarkt. In vergelijking met de benchmarksteden, de centrumsteden en het Vlaams gemiddelde heeft Halle:

- De kleinste herkomstkloof op vlak van werkzaamheid. - De kleinste herkomstkloof op vlak van werkloosheid. - Het kleinste aandeel langdurig niet-werkende werkzoekenden. - Het kleinste aandeel laaggeschoolde niet-werkende werkzoekenden. - De hoogste werkzaamheidsgraad voor personen van Belgische herkomst, EU-

herkomst maar niet van Belgische herkomst, en personen van niet-EU herkomst.

Dit alles wijst erop dat er gelijkere kansen zijn voor deze groepen op de arbeidsmarkt in Halle.

Verder zien we dat Halle een lage werkloosheidsgraad heeft bij jongeren en ouderen. Wel blijft de werkloosheidsgraad van jongeren een stuk hoger dan die van ouderen, en is die in alle regio’s relatief sterk toegenomen in de periode 2008-2016. Dit is wel niet uitzonderlijk, maar blijft wel een aandachtspunt tussen de positieve tewerkstellingscijfers. Wat betreft de leeftijdskloof op vlak van werkzaamheid doet Halle het iets minder goed dan het Vlaams gemiddelde, maar nog steeds beduidend beter dan de centrumsteden. Deze kloof is in alle regio’s afgenomen. Dit komt omdat de werkzaamheidsgraad van 20-49 jarigen sinds 2009 is afgenomen, en die van 50-64 jarigen is blijven toenemen.

De goede tewerkstellingscijfers gaan hand in hand met de hoogste (en toenemende) arbeidsproductiviteit van alle regio’s per werkende actief in Halle. Dit wijst op een goede economische performantie van Halle, en is in lijn met de geproduceerde welvaart per inwoner: in 2015 heeft Halle (op de centrumsteden na) de grootste bruto toegevoegde waarde van alle regio’s, aanzienlijk hoger dan het Vlaams gemiddelde. Ook deze indicator neemt in alle regio’s toe sinds 2009. De hoge economische output van Halle hangt vermoedelijk ook samen met het type loopbaan. Zo zien we dat Hallenaren in mindere mate deeltijds werken dan inwoners van andere regio’s, en dit zowel bij mannen als vrouwen. Dit laatste kan niet eenduidig als positief of negatief worden beschouwd: hoewel een hoog aan deel fulltime werkenden positief kan worden beschouwd met het oog op arbeidsproductiviteit en btw, kan het evenzeer duiden op een onevenwichtige leef- en werkbalans.

De positieve tewerkstellingscijfers zijn ook verbonden met de kenmerken van de ondernemingen. Zo zien we dat de overlevingsgraad van ondernemingen op vijf jaar tijd in Halle hoger is dan in de centrumsteden, maar wel iets lager dan in het Vlaams Gewest. Maar terwijl Halle het in 2013 op dit vlak nog minder goed deed, heeft het als enige regio een groei van de overlevingsgraad gekend in 2013-2015, waardoor het nu aansluit bij het Vlaams Gewest en het beter doet dan de centrumsteden. Verder zien we dat Halle in 2016, op de centrumsteden na, de hoogte netto-groei van ondernemingen kent van alle regio’s. En hoewel de netto-jobcreatie in Halle een relatief grillig verloop kent, doet Halle het in

Page 197: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

197

2015-2016 wel iets beter op dit vlak dan het Vlaams Gewest en de benchmarksteden. Verder zien we dat de jobratio onder die van de centrumsteden ligt, maar boven het gemiddelde van het Vlaams Gewest. Opvallend in Halle is de sterke economische specialisatie, de grootste van alle regio’s: de tien belangrijkste bedrijfstakken zijn er goed voor 83% van de bezoldigde tewerkstelling, wat een stuk hoger ligt dan in de centrumsteden (63%), het Vlaams Gewest (57%) en de benchmarksteden. Dit kan als aandachtspunt tussen de positieve cijfers worden beschouwd: de tien grootste bedrijfstakken hebben relatief gezien een belangrijkere positie in Halle dan in de andere regio’s, wat Halle kwetsbaar kan maken. Economische specialisatie kan immers een risico inhouden doordat er te weinig wordt gediversifieerd en geïnnoveerd. Tot slot zien we dat Halle een relatief hoge inkomende en uitgaande pendelratio heeft, die beide ongeveer even groot zijn. In dit kader valt vooral het verschil met de centrumsteden op waar de inkomende ratio een heel stuk hoger is dan de uitgaande pendelratio. Dit wijst erop dat Halle op vlak van tewerkstelling geen centrumfunctie vervult, in tegenstelling tot de centrumsteden.

Kortom, Halle doet het erg goed op vlak van ondernemen en werken, meer specifiek heeft het een hoge werkzaamheidsgraad, een lage werkloosheidsgraad, een hoge arbeidsproductiviteit en bruto toegevoegde waarde per inwoner. Ook hebben allerhande doelgroepen meer kansen op de arbeidsmarkt in Halle, en is de overlevingsgraad van ondernemingen sterk toegenomen waardoor het nu aansluit bij het Vlaams Gewest.

Page 198: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

198

ONDERWIJS EN VORMING De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van onderwijs en vorming: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad biedt een kwaliteitsvol en gediversifieerd aanbod aan onderwijsvoorzieningen aan. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van onderwijs en vorming (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we indicatoren die inzicht geven in de mate waarin het aanbod aan onderwijsvoorzieningen voldoende territoriaal gespreid is, zodat het maximaal toegankelijk en bereikbaar is. Alle doelgroepen moeten in staat zijn om de schoolcarrière op een goede manier te voltooien en een gepaste kwalificatie te verwerven. Dit geldt niet enkel voor minderjarigen: ook volwassenen dienen de mogelijkheden te krijgen om bepaalde capaciteiten en competenties te ontwikkelen, ongeacht de levensfase waarin ze zich bevinden. Zo beschrijven we in dit deel de verwevenheid van het lager onderwijs in de buurt, een aantal drempels voor het correct beëindigen van de schoolcarrière. Ook belichten we de mate waarin leerlingen die niet het Nederlands als thuistaal hebben en volwassenen het aanbod aan onderwijsvoorzieningen gebruiken, de aantrekkingskracht van de onderwijsvoorzieningen en de tevredenheid met het aanbod, en de betaalbaarheid van onderwijs en vorming in Halle (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Lager onderwijs in de wijk Definitie Aandeel (%) van de kinderen (2-11 jaar) dat woont binnen een loopafstand van 400 meter van een lagere school. De indicator bestaat uit het aantal kinderen (2-11 jaar) dat binnen een loopafstand van 400m van een lagere school woont op het totaal aantal kinderen (2-11 jaar) in de stad.

Rekening houdend met de leerplicht vanaf 6 jaar beperkt de indicator zich hier tot de lagere school in het gewone onderwijs.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www.stads-en-gemeentemonitor.be.

Vaststellingen Er is een toename van het percentage kinderen dat op maximaal 400 meter van een lagere school woont ten gevolge van de creatie van een nieuwe basisschool in Halle. Terwijl dit in 2012en 2015 nog 26% bedroeg, is dit in 2018 opgelopen tot 30%. Dat wil zeggen dat in 2018 bijna één op drie kinderen maximaal 400m moeten afleggen tot hun school. In de centrumsteden varieert dit aandeel bij 2-11 jarigen van 22% (Genk) tot 74% (Antwerpen). Wel merken we op dat hierbij geen rekening werd gehouden met de capaciteit van de school en het feit of men al dan niet in de dichtstbijzijnde school terecht kon.

Page 199: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

199

Het aandeel kinderen van 2-11 jaar dat woont binnen een loopafstand van 400m van een lagere school ten opzichte van het totaal aantal kinderen van 2-11 jaar in Halle, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Het aandeel kinderen van 2-11 jaar dat woont binnen een loopafstand van 400m van een lagere school ten opzichte van het totaal aantal kinderen van 2-11 jaar in Halle, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

0

5

10

15

20

25

30

35

2012 2015 2018

2-11 jaar

Page 200: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

200

Schoolse vertraging in het lager onderwijs Definitie Aandeel (%) van de leerlingen met schoolse vertraging in het vierde leerjaar van het gewoon lager onderwijs.

De indicator is de verhouding van het aantal leerlingen ingeschreven in het vierde leerjaar van het gewoon lager onderwijs met een of meerdere jaren schoolse vertraging en het totaal van de leerlingen ingeschreven in het vierde leerjaar van het gewoon lager onderwijs.

Schoolse vertraging is het verschil in leerjaren tussen het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar en bij normale studievordering zou moeten ingeschreven zijn, en het leerjaar waarin de leerling daadwerkelijk is ingeschreven.

Leerlingen uit het buitengewoon lager onderwijs en leerlingen die onderwijs volgen in een specifieke pedagogische methode (Steiner, Freinet, Leefschool,…) zijn niet opgenomen in deze indicator omdat deze leerlingen niet geregistreerd worden volgens het klassieke leerjarenpatroon. Ook het kleuteronderwijs komt hier niet aan bod.

Aandachtspunten Het gaat over het aantal ingeschreven leerlingen op 1 februari van het desbetreffende schooljaar.

Schoolse vertraging is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven door onvoldoende beheersing van en inzicht in de leerstof. Andere oorzaken zijn een verlate instap in het lager onderwijs, ziekte, enzovoort.

Schoolse vertraging geeft alleen een beeld over hoeveel achterstand een leerling heeft opgelopen tot het eerste jaar van de tweede graad van het secundair onderwijs, waarbij het niet duidelijk is waar (al dan niet in de stad), wanneer (lager of secundair) en in welke omstandigheden de jongere deze vertraging heeft opgelopen (bijvoorbeeld het jaar vrijwillig zittenblijven wegens omschakeling studierichting).

Het geografisch criterium is de stad van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven, en niet van de hoofdzetel van de school. Leerlingen die les volgen in een schoolgebouw binnen de stad, ook als dat behoort tot een school met hoofdzetel buiten de stad, worden meegerekend. Omgekeerd worden leerlingen, die les volgen in een schoolgebouw gelegen buiten de stad dat echter behoort tot een school met hoofdzetel binnen de stad, niet meegerekend. In de edities vóór 2014 van de Stadsmonitor was de hoofdzetel van de school het criterium.

Tot slot geven we mee dat deze gegevens voor Halle iets onregelmatiger zijn aangezien het gaat over kleinere aantallen waarbij toevallig fluctuaties meer opvallen.

Vaststellingen In Halle heeft 15% van de leerlingen in het vierde leerjaar gewoon lager onderwijs één jaar vertraging, en heeft 1,2% van de leerlingen twee jaar of meer vertraging in het schooljaar 2016-2017. Daarmee doet Halle het voor beide categorieën beter dan de centrumsteden waar dat respectievelijk 17% en 3% bedraagt, en iets minder goed dan het Vlaams gemiddelde wat betreft het aandeel leerlingen met één jaar vertraging (13%), maar iets beter wat betreft het aandeel leerlingen met twee jaar of meer vertraging (in het Vlaams Gewest is dat 1,6%). Wanneer we het schooljaar 2016-2017 vergelijken met dat van 2008-2009 stellen we vast dat in alle steden (op Lier na) het aandeel leerlingen met schoolse vertraging is

Page 201: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

201

afgenomen voor beide categorieën: Halle heeft wel de kleinste afname met respectievelijk 0,3 en 0,5 procentpunten dan in de centrumsteden of Vlaanderen.

Aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het vierde leerjaar van het gewoon lager onderwijs, in 2016-2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

Het verschil in procentpunten tussen het aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het vierde leerjaar van het gewoon lager onderwijs van 2016-2017 en 2008-2009 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

15,0% 14,5%

16,6%15,5%

14,4%

17,2%

12,6%

1,4% 1,2%2,3% 2,8%

2,2%3,0%

1,6%

0,0%

2,0%

4,0%

6,0%

8,0%

10,0%

12,0%

14,0%

16,0%

18,0%

20,0%

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

1 jaar vertraging 2 jaar of meer vertraging

-3,3%

-0,3%

-3,1%

-4,8%

-4,0%

-2,1% -2,3%

-1,3%

-0,5%

0,2%

-3,4%

-0,4%

-2,2%

-0,8%

-6,0%

-5,0%

-4,0%

-3,0%

-2,0%

-1,0%

0,0%

1,0%

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

1 jaar vertraging 2 jaar of meer vertraging

Page 202: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

202

Schoolse vertraging in het secundair onderwijs Definitie Aandeel (%) van de leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het secundair onderwijs.

De indicator is de verhouding van het aantal leerlingen ingeschreven in het eerste jaar van de tweede graad van het secundair onderwijs met een of meerdere jaren schoolse vertraging en het totaal van de leerlingen ingeschreven in het eerste jaar van de tweede graad van het secundair onderwijs.

Schoolse vertraging is het verschil in leerjaren tussen het leerjaar waarin de leerling op grond van zijn geboortejaar en bij normale studievordering zou moeten ingeschreven zijn en het leerjaar waarin de leerling daadwerkelijk is ingeschreven.

Leerlingen die onderwijs volgen in een onthaalklas anderstalige nieuwkomers zijn niet opgenomen in deze indicator, omdat deze niet ondergebracht worden binnen de structuur van graden en leerjaren.

Aandachtspunten Het gaat over het aantal ingeschreven leerlingen op 1 februari van het desbetreffende schooljaar.

Schoolse vertraging is niet noodzakelijk een gevolg van zittenblijven door onvoldoende beheersing van en inzicht in de leerstof. Andere oorzaken zijn een verlate instap in het lager onderwijs, ziekte, enzovoort.

Schoolse vertraging geeft alleen een beeld over hoeveel achterstand een leerling heeft opgelopen tot het eerste jaar van de tweede graad van het secundair onderwijs, waarbij het niet duidelijk is waar (al dan niet in de stad), wanneer (lager of secundair) en in welke omstandigheden de jongere deze vertraging heeft opgelopen (bijvoorbeeld het jaar vrijwillig zittenblijven wegens omschakeling studierichting).

Het geografisch criterium is de stad van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven, en niet van de hoofdzetel van de school. Leerlingen die les volgen in een schoolgebouw binnen de stad, ook als dat behoort tot een school met hoofdzetel buiten de stad, worden meegerekend. Omgekeerd worden leerlingen, die les volgen in een schoolgebouw gelegen buiten de stad dat echter behoort tot een school met hoofdzetel binnen de stad, niet meegerekend. In de edities vóór 2014 van de Stadsmonitor was de hoofdzetel van de school het criterium.

Tot slot geven we mee dat deze gegevens voor Halle iets onregelmatiger zijn aangezien het gaat over kleinere aantallen waarbij toevallig fluctuaties meer opvallen.

Vaststellingen Halle heeft in het schooljaar 2016-2017 het grootste aandeel leerlingen met één jaar schoolse vertraging (29,5%), gevolgd door de centrumsteden (25%), de benchmarksteden (23%) en het Vlaams Gewest (22%). Verder heeft Halle ook het grootste aandeel leerlingen met een vertraging van twee jaar of meer (6,6%), op de centrumsteden na waar dat 7% bedraagt. Dit zou mogelijks verklaard kunnen worden door het hoge aandeel leerlingen van wie de thuistaal niet het Nederlands is in Halle: deze taalbarrière kan de schoolloopbaan bemoeilijken (Stadsmonitor Halle, 2015). Bovendien zien we dat het aandeel leerlingen met schoolse vertraging (van één jaar of meer) in Halle toeneemt met 3,5 procentpunten in de

Page 203: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

203

periode 2007-2008 en 2016-2017, terwijl dit aandeel in alle andere regio’s afneemt: in de centrumsteden met 2,9 procentpunten en in het Vlaams Gewest met 2,2 procentpunten. Tot slot stellen we vast dat het aandeel leerlingen met schoolse vertraging nauw samenhangt met het type opleiding (ASO, BSO, TSO). In Halle bevindt het grootste aandeel leerlingen met één jaar en twee jaren of meer vertraging zich in het BSO in het schooljaar 2016-2017 (54% en 14%), gevolgd door het TSO (30% en 7%), en het ASO (14% en 2%).

Aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het algemeen secundair onderwijs in 2016-2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

Verschil in procentpunten van het aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het algemeen secundair onderwijs tussen 2007-2008 en 2016-2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

22,7%

29,5%

24,6%21,7%

4,8%6,6% 7,0%

4,9%

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

35,0%

Gemiddeldebenchmarksteden

Halle 13 centrumsteden Vlaams Gewest

1 jaar vertraging 2 jaren vertraging

-0,3%

2,6%

-0,5%-0,7%

-1,7%

0,9%

-2,4%

-1,5%

-3,0%

-2,0%

-1,0%

0,0%

1,0%

2,0%

3,0%

Gemiddeldebenchmarksteden

Halle 13 centrumsteden Vlaams Gewest

1 jaar vertraging 2 jaren of meer vertraging

Page 204: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

204

Aandeel leerlingen met schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het ASO, BSO en TSO, van 2008 tot 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

70,0%

2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Ratio ASO - 1 jaar vertr. Ratio ASO - 2 jaar of meer vertr.

Ratio BSO - 1 jaar vertr. Ratio BSO - 2 jaar of meer vertr.

Ratio TSO - 1 jaar vertr. Ratio TSO - 2 jaar of meer vertr.

Page 205: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

205

Spijbelgedrag in het lager onderwijs Definitie Aandeel (%) leerlingen in het gewoon lager onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is (spijbelt).

Dit aandeel (%) is de verhouding van het aantal leerlingen dat ten minste 30 halve dagen in het gewoon lager onderwijs ongewettigd afwezig is ten opzichte van het totaal aantal leerlingen ingeschreven in het gewoon lager onderwijs.

Het geografisch criterium is de gemeente van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven.

Leerlingen die onderwijs volgen in het buitengewoon lager onderwijs zijn niet opgenomen in deze indicator.

Voor meer informatie: www.agodi.be/cijfermateriaal-problematische-afwezigheden-en-tucht.

Aandachtspunten De cijfers omvatten de melding van scholen wanneer leerlingen ten minste 30 halve dagen ongewettigd afwezig zijn. Leerlingen die regelmatig, maar gewettigd afwezig zijn, worden hierin niet opgenomen. Bovendien zijn leerlingen die sporadisch spijbelen (minder dan 30 halve dagen) ook niet opgenomen.

De cijfers hebben betrekking op het aantal problematisch afwezigen die gemeld werden aan het Departement Onderwijs. Misschien melden de scholen niet alle afwezigheden. Het werkelijke aantal spijbelaars ligt daarom waarschijnlijk hoger. De limiet voor aangifte van 30 halve dagen is vrij hoog, en omdat de scholen dit moeten doorgeven aan het Departement Onderwijs, zegt deze indicator dus iets over de zware gevallen en de mate waarin scholen daarvan aangifte doen.

Het geografisch criterium is de stad van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven, en niet van de hoofdzetel van de school. Leerlingen die les volgen in een schoolgebouw binnen de stad, ook als dat behoort tot een school met hoofdzetel buiten de stad, worden meegerekend. Omgekeerd worden leerlingen niet meegerekend die les volgen in een schoolgebouw gelegen buiten de stad dat echter behoort tot een school met hoofdzetel binnen de stad.

Omwille van de kleine absolute aantallen – en dus privacy-overwegingen - kunnen geen cijfers wordt gegeven over specifieke kansengroepen zoals het aandeel leerlingen dat regelmatig spijbelt en waarvan de moeder een laag opleidingsniveau heeft of waarbij de thuistaal niet het Nederlands is.

Tot slot geven we mee dat deze gegevens voor Halle iets onregelmatiger zijn aangezien het gaat over kleinere aantallen waarbij toevallig fluctuaties meer opvallen.

Vaststellingen Halle heeft, op Dendermonde na, het kleinste aandeel leerlingen van het gewoon lager onderwijs dat regelmatig spijbelt in het schooljaar 2015-2016 (0,2%). Daarmee doet Halle het heel wat beter dan het totaal van de centrumsteden waar dat 0,9% bedraagt en beter dan de meeste benchmarksteden.

Page 206: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

206

Aandeel leerlingen in het gewoon lager onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is, in 2014-2015 en 2015-2016 (in %).

Bron: Departement Onderwijs en Vorming.

2014-2015 2015-2016

Totaal man vrouw Totaal man vrouw DENDERMONDE 0,3 0,3 0,2 0,1 0,1 0,1 HALLE 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 0,2 LIER 0,1 0,2 0,0 0,4 0,5 0,3 LOKEREN 0,3 0,3 0,3 0,4 0,4 0,4 NINOVE 0,1 0,0 0,3 0,3 0,1 0,4 13 centrumsteden 0,8 0,9 0,8 0,9 0,9 0,9

Page 207: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

207

Spijbelgedrag in het voltijds secundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs Definitie Aandeel (%) leerlingen in het voltijds secundair onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is (spijbelt).

Dit aandeel (%) is de verhouding van het aantal leerlingen dat ten minste 30 halve dagen in het voltijds gewoon secundair onderwijs ongewettigd afwezig is ten opzichte van het totaalaantal leerlingen, ingeschreven in het voltijds gewoon secundair onderwijs.

Aandeel (%) leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is (spijbelt). Leerlingen die onderwijs volgen in het buitengewoon secundair onderwijs zijn niet opgenomen in deze indicator.

Dit aandeel (%) is de verhouding van het aantal leerlingen dat ten minste 30 halve dagen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (inclusief op werkplek) ongewettigd afwezig is ten opzichte van het totaalaantal leerlingen ingeschreven in het deeltijds beroepssecundair onderwijs.

Het geografisch criterium is de gemeente van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven.

Voor meer informatie: http://www.agodi.be/ cijfermateriaal-problematische-afwezigheden-en-tucht.

Aandachtspunten De cijfers omvatten de meldingen van scholen wanneer leerlingen ten minste 30 halve dagen ongewettigd afwezig zijn. Leerlingen die regelmatig, maar gewettigd afwezig zijn, worden hierin niet opgenomen. Bovendien zijn leerlingen die sporadisch spijbelen (minder dan 30 halve dagen) ook niet opgenomen.

De cijfers hebben betrekking op het aantal problematisch afwezigen, die gemeld werden aan het Departement Onderwijs. Misschien melden de scholen niet alle afwezigheden. Het werkelijke aantal spijbelaars ligt daarom waarschijnlijk hoger. De limiet voor aangifte van 30 halve dagen is vrij hoog, en omdat de scholen dit moeten doorgeven aan het Departement Onderwijs, zegt deze indicator dus iets over de zware gevallen en de mate waarin scholen daarvan aangifte doen.

Het geografisch criterium is de stad van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven, en niet van de hoofdzetel van de school. Leerlingen die les volgen in een schoolgebouw binnen de stad, ook als dat behoort tot een school met hoofdzetel buiten de stad, worden meegerekend. Omgekeerd worden leerlingen niet meegerekend die les volgen in een schoolgebouw gelegen buiten de stad dat echter behoort tot een school met hoofdzetel binnen de stad.

Omwille van de kleine absolute aantallen – en dus privacy-overwegingen - kunnen voor sommige steden geen cijfers wordt gegeven over specifieke kansengroepen zoals het aandeel leerlingen dat regelmatig spijbelt en waarvan de moeder een laag opleidingsniveau heeft of waarbij de thuistaal niet het Nederlands is.

Tot slot geven we mee dat deze gegevens voor Halle iets onregelmatiger zijn aangezien het gaat over kleinere aantallen waarbij toevallig fluctuaties meer opvallen.

Page 208: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

208

Vaststellingen In Halle spijbelt een kleiner aandeel van de leerlingen in het ASO regelmatig en problematisch in het schooljaar 2015-2016 (0,2%) dan in de centrumsteden (0,4%) en evenveel als in de Vlaamse Gemeenschap (0,2%). Ook wat betreft het aandeel spijbelaars in het TSO doet Halle het beter (0,4%) dan de centrumsteden (2%), alle benchmarksteden en de Vlaamse Gemeenschap (0,8%). En op Lier na, heeft Halle ook een kleiner aandeel spijbelaars onder de leerlingen in het BSO (5,7%), dan de centrumsteden (8,3%), de Vlaamse Gemeenschap (5,5%) en de benchmarksteden. Hieruit blijkt tevens dat leerlingen in Halle, maar ook in de centrumsteden het vaakst spijbelen in het BSO, gevolgd door TSO en ASO. Het aandeel leerlingen dat problematisch aanwezig is, neemt bovendien toe in de centrumsteden en in de ganse Vlaamse Gemeenschap in de periode 2014-2015 en 2015-2016. Verder zien we dat 3,8% van de leerlingen met een moeder met een laag opleidingsniveau in het voltijds secundair onderwijs spijbelt in Halle in 2015-2016. Van alle benchmarksteden doet enkel Ninove doet het beter met 3,4% in datzelfde schooljaar.

Aandeel leerlingen in het voltijds secundair onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is, volgens onderwijstype, in 2014-2015 en 2015-2016.

Voltijds secundair onderwijs

ASO TSO BSO

2014-2015

2015-2016

2014-2015

2015-2016

2014-2015

2015-2016

DENDERMONDE / / 1,6 2,7 12,2 10,3 HALLE 0,2 0,2 1,2 0,4 3,6 5,7 LIER 0,4 0,2 1,3 0,8 3,7 3,9 LOKEREN 0,2 / 1,2 1,3 8,8 6,7 NINOVE 0,1 / 0,6 1,3 7,8 4,9 13 centrumsteden 0,3 0,4 1,5 2,0 6,8 8,3 Vlaamse Gemeenschap 0,2 0,2 0,7 0,8 4,9 5,5

Bron: Departement Onderwijs en Vorming.

Aandeel leerlingen in het voltijds secundair onderwijs waarvan de moeder een laag opleidingsniveau heeft dat regelmatig problematisch afwezig is, in 2014-2015 en 2015-2016 (in %).

Laag opleidingsniveau moeder in het voltijds secundair onderwijs

2014-2015 2015-2016

DENDERMONDE 7,0 7,0 HALLE 3,2 3,8 LIER 3,0 4,4 LOKEREN 4,5 3,8 NINOVE 4,8 3,4

Bron: Departement Onderwijs en Vorming.

In Halle spijbelt 31% van leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs regelmatig in het schooljaar 2015-2016, wat een heel stuk hoger ligt dan het aandeel leerlingen dat spijbelt in het voltijds secundair onderwijs. In de centrumsteden ligt dit aandeel met 45% nog een stuk hoger dan in Halle.

Page 209: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

209

Het aandeel leerlingen in het deeltijds beroepssecundair onderwijs dat regelmatig problematisch afwezig is, in 2014-2015 en 2015-2016.

Deeltijds beroepssecundair onderwijs

2014-2015 2015-2016

Totaal Man Vrouw Totaal Man Vrouw DENDERMONDE 35,8 36,6 34,3 45,4 42,9 50,0 HALLE 39,2 40,4 36,1 30,5 30,0 31,4 13 centrumsteden 42,4 43,1 41,1 45,1 45,6 44,1

Bron: Departement Onderwijs en Vorming.

Page 210: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

210

Leerlingen in het secundair onderwijs met thuistaal niet-Nederlands Definitie Dit betreft het aandeel leerlingen ingeschreven in het voltijds secundair en het deeltijds beroepssecundair onderwijs wiens thuistaal niet het Nederlands is ten opzichte van het totaal van de leerlingen ingeschreven in het (voltijds gewoon secundair of deeltijds beroepssecundair) onderwijs. Het geografisch criterium is de woonplaats van de leerlingen. Dus de cijfers slaan enkel op de leerlingen die in de stad zelf wonen.

‘Thuistaal niet-Nederlands’ is een leerlingenkenmerk, dat gebruikt wordt bij het berekenen van de werkingsmiddelen voor het kleuter- en leerplichtonderwijs. De thuistaal is ‘niet-Nederlands’ wanneer de leerling opgroeit in een gezin waar niemand Nederlands spreekt of in een gezin met drie gezinsleden waarvan maximaal één gezinslid Nederlands spreekt. Broers en zussen worden als één gezinslid beschouwd. Leerlingen wiens thuistaal onbekend is, worden in deze indicator verondersteld thuis Nederlands te spreken.

Aandachtspunten Tot vorige editie werd deze indicator omschreven als ‘Participatie van allochtonen in het secundair onderwijs’. Het criterium om ‘allochtoon’ af te bakenen was in de edities 2014 en 2011 eveneens de thuistaal niet-Nederlands. In de editie 2008 werd het nationaliteitscriterium gehanteerd. De cijfers over de thuistaal niet-Nederlands geven geen volledig correct beeld van de situatie van personen van vreemde herkomst in het secundair onderwijs. Zo zijn ook de van huize Franstaligen leerlingen inbegrepen, wat vooral voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Vlaamse rand rond Brussel een vertekening geeft.

Het geografisch criterium is de gemeente/gewest van de woonplaats van de leerlingen. In de vorige editie van de Stadsmonitor (2014) was het criterium de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven. In de daaraan voorafgaande edities was dat de hoofdzetel van de school. De reeks is opnieuw opgemaakt.

Vaststellingen Halle heeft van alle benchmarksteden het grootste aandeel leerlingen in het secundair onderwijs waarvan de thuistaal niet het Nederlands is (16,6% in 2016), en ook groter dan het Vlaams Gewest (12,7%), maar wel een stuk lager dan in de centrumsteden waar bijna een kwart van de leerlingen in thuis geen Nederlands spreekt (24,3%). Dat Halle een relatief groot aandeel leerlingen heeft waarbij de thuistaal niet het Nederlands is, heeft vermoedelijk te maken met het feit dat Halle zich in de Vlaamse rand rond Brussel bevindt en met de inclusie van de Franstaligen leerlingen in deze cijfers. Tot slot zien we dat dit aandeel in Halle, net als in het ganse Vlaams Gewest, is toegenomen met 4,8 procentpunten in de periode 2009-2016, wat iets lager is dan de toename in de centrumsteden (7,1 procentpunten).

Page 211: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

211

Aandeel leerlingen in het secundair onderwijs met thuistaal niet-Nederlands, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

30,0%

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 212: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

212

Vroegtijdig schoolverlaten Definitie Aandeel (%) 18-25-jarigen dat in een bepaald jaar zonder kwalificatie uitstroomt uit het secundair onderwijs, tegenover het totaalaantal 18-25-jarigen dat in dat jaar uit het secundair onderwijs uitstroomt (met of zonder kwalificatie).

Dit is de verhouding (in %) van het aantal 18-25-jarigen dat in een bepaald jaar het voltijds gewoon secundair onderwijs, het deeltijds beroepssecundair onderwijs, Syntra Vlaanderen (leertijd) of het buitengewoon secundair onderwijs zonder kwalificatie (diploma, getuigschrift, certificaat,…) verlaat, tegenover het totaal aantal 18-25-jarigen dat in dat jaar dit onderwijs verlaat (met of zonder kwalificatie). Hiervoor worden individuele gegevens van de leerlingen door de tijd (longitudinaal) gebruikt.

Het geografisch criterium is de gemeente van de woonplaats van de leerlingen.

Aandachtspunten Deze indicator dient niet verward te worden met die van de vroegtijdige schoolverlaters, berekend op basis van de Enquête van de Arbeidskrachten (EAK) van Statbel/Eurostat. Deze laatste is echter niet op gemeenteniveau representatief, maar staat ook bekend onder de naam ‘ongekwalificeerde uitstroom’. Hij meet het aantal 18- tot en met 24-jarigen die als hoogste diploma lager onderwijs of lager secundair (1ste of 2de graad) onderwijs hebben en in de referentieperiode van de 4 laatste weken geen opleiding hebben gevolgd, in verhouding tot het totaalaantal 18- tot en met 24-jarigen. Belangrijk verschil tussen beide indicatoren is dat de hier voorgestelde indicator geen verwijzing bevat naar de (brede) vormingactiviteiten, zoals dat wel bij de EAKindicator het geval is. De categorie ‘zonder kwalificatie die een opleiding volgt’ wordt dus niet van de hier besproken indicator ‘afgetrokken’. Een ander belangrijk verschil is dat de hier voorgestelde indicator gebaseerd is op objectieve administratieve bestanden. De EAKindicator daarentegen is gebaseerd op een survey die de uitspraken van de betrokkenen zelf registreert.

Vaststellingen In Halle stroomt in het schooljaar 2014-2015 ongeveer één op tien 18-25 jarigen uit het secundair onderwijs uit zonder kwalificatie (10,3%), wat ongeveer evenveel is als in het Vlaams Gewest (10,4%), maar wel een stuk lager dan in de centrumsteden (15,7%) en in het Nederlandstalig onderwijs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (18,5%). Verder zien we dat dit aandeel in Halle is afgenomen met 4 procentpunten tussen 2009-2010 en 2014-2015, wat op Dendermonde na de sterkste afname is van alle regio’s. In het Vlaams Gewest bedraagt die afname 2,2% en in de centrumsteden 3,6%.

Page 213: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

213

Aandeel 18-25 jarigen dat in een bepaald jaar zonder kwalificatie uitstroomt uit het secundair onderwijs, tegenover het totaal aantal 18-25 jarigen dat in dat jaar uit het secundair onderwijs uitstroomt (met of zonder kwalificatie), van 2009-2010 tot 2014-2015 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

0,0%

5,0%

10,0%

15,0%

20,0%

25,0%

2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 214: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

214

Aantrekkingskracht van het secundair onderwijs Definitie Verhouding (uitgedrukt in %) van de jongeren die zijn ingeschreven in een school voor gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs in de stad, tegenover alle jongeren die in de stad wonen en ingeschreven zijn in het gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs (binnen of buiten de stad).

Dit is de verhouding van het aantal jongeren ingeschreven in het gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs (naar vestigingsplaats), tegenover het aantal jongeren dat in de stad zijn woonplaats heeft en ingeschreven is in het gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs (binnen of buiten de stad). Indien de verhouding groter is dan 100%, betekent dit dat er meer leerlingen schoollopen in de stad dan dat er leerlingen wonen. Dit kan een indicatie zijn dat de stad een centrumfunctie vervult op het vlak van het secundair onderwijs.

Op 1 september 2009 werd het hoger beroepsonderwijs (HBO5) ingevoerd. De opleiding verpleegkunde, die vroeger behoorde tot de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs, ging vanaf die datum over naar het hoger beroepsonderwijs en verdwijnt dus uit de cijfers van het voltijds gewoon secundair onderwijs. Vandaar dat ze vanaf 2009-2010 niet meer in deze cijfers voorkomen.

Aandachtspunten Het geografisch criterium van het aantal jongeren ingeschreven in het voltijds gewoon secundair onderwijs is de stad van de vestigingsplaats van de school waarin de leerlingen zijn ingeschreven, en niet van de hoofdzetel van de school. Leerlingen die les volgen in een schoolgebouw binnen de stad, ook als dat behoort tot een school met hoofdzetel buiten de stad worden meegerekend. Omgekeerd worden leerlingen, die les volgen in een schoolgebouw gelegen buiten de stad dat echter behoort tot een school met hoofdzetel binnen de stad, niet meegerekend. Ook in de vorige editie van de Stadsmonitor was de vestigingsplaats van de school het criterium.

Vaststellingen In Halle lopen er heel wat meer jongeren school dan dat er jongeren wonen: de gemiddelde score van 241 in het schooljaar 2016-2017 wil zeggen dat er 141% meer leerlingen school lopen in Halle dan dat er wonen. Het is duidelijk dat Halle op vlak van secundair onderwijs meer dan de benchmarksteden en de centrumsteden een centrumfunctie vervult.

In de Stadsmonitor Halle (2015) werden hiervoor volgende verklaringen aangehaald:

- Er zijn een aantal specifieke richtingen in de scholen in Halle die uniek zijn voor de regio

- De scholen zijn goed bereikbaar, onder meer dankzij het station in Halle

- De scholen hebben een goede reputatie

- In de dichte omgeving is het aanbod aan secundair onderwijs beperkt

- Er zijn Vlamingen die net over de taalgrens wonen, maar ervoor kiezen om hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs in Halle te sturen (Stadsmonitor Halle, 2015).

Het Vlaams Gewest dat alle gemeenten op het grondgebied van het Vlaams Gewest omvat, ligt net iets boven de 100%, wat wil zeggen dat er iets meer jongeren schoollopen dat er jongeren wonen. Tot slot zien we dat in Halle, net als in de centrumsteden, de

Page 215: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

215

aantrekkingskracht van het secundair onderwijs globaal is afgenomen in de periode 2007-2008 en 2016-2017 (met respectievelijk 4 en 11 procentpunten). In het Vlaams Gewest is die toegenomen met 1 procentpunt.

Verhouding van de jongeren die zijn ingeschreven in een school voor gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs in de stad, ten opzichte van alle jongeren die in de stad wonen en ingeschreven zijn in het gewoon (inclusief deeltijds) en buitengewoon secundair onderwijs (binnen of buiten de stad), van 2007-2008 tot 2016-2017 (100 = neutrale waarde).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Departement Onderwijs & Vorming.

100

120

140

160

180

200

220

240

260

2007-2008 2008-2009 2009-2010 2010-2011 2011-2012 2012-2013 2013-2014 2014-2015 2015-2016 2016-2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 216: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

216

Betaalbaarheid schoolkosten Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat woont in een gezin dat het afgelopen jaar de schoolkosten niet (op tijd) kon betalen omwille van financiële redenen.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Is het gedurende het afgelopen jaar voorgekomen dat jij of een andere persoon van het gezin één of meer rekeningen niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen?’. In de antwoordcategorieën werd er specifiek gepeild naar ‘schoolkosten’.

Respondenten konden antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’, ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’ en ‘niet van toepassing / weet niet’. Wie antwoordde met ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘niet van toepassing / weet niet’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen In 2018 kon 6% van de inwoners van Halle het afgelopen jaar bepaalde schoolkosten niet tijdig betalen omwille van financiële redenen, wat evenveel is als in de centrumsteden in 2017.

Aandeel inwoners dat woont in een gezin dat het afgelopen jaar de schoolkosten niet (op tijd) kon betalen omwille van financiële redenen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

6 6

0

2

4

6

2017/18

Halle Centrumsteden

Page 217: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

217

Voldoende aanbod kleuter- en lager onderwijs Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan kleuter- en lager onderwijs aanwezig is in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er is voldoende aanbod aan kleuter- en lager onderwijs in mijn buurt’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ werd in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten Er zijn verschillen in de vraagstelling en de antwoordcategorieën tussen de Gemeente- en Stadsmonitor. In de Gemeentemonitor werd er gevraagd of er voldoende kleuter- en lager onderwijs is in de gemeente, in de Stadsmonitor in de buurt. In de Gemeentemonitor werd de antwoordcategorie ‘geen mening / weet niet’ gebruikt, in de Stadsmonitor ‘weet niet / niet van toepassing’. De andere antwoordcategorieën zijn gelijk.

De resultaten per stadsdeel zijn terug te vinden op de websites van de respectievelijke steden.

Vaststellingen Zeven op tien Hallenaren vinden dat er voldoende aanbod aan kleuter- en lager onderwijs is in hun buurt, ten opzichte van acht op tien inwoners van de centrumsteden. Dit is wel een stuk lager dan de bijna negen op tien inwoners van Vlaanderen die tevreden zijn met dit aanbod (wel belangrijk om de deels andere vraagstelling van de gemeentemonitor voor ogen te houden). Wel zien we dat dit aandeel in Halle is toegenomen met 8 procentpunten tussen 2015 en 2018, waar de toename in de centrumsteden beperkter was met 4 procentpunten tussen 2014 en 2017. Dit is vermoedelijk verbonden aan de creatie van een nieuwe basisschool in Halle.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod aan kleuter- en lager onderwijs aanwezig is in de buurt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

65%73%78% 82%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 218: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

218

Tevredenheid over de onderwijsvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over het aanbod aan onderwijsvoorzieningen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over de onderwijsvoorzieningen?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘zeer tevreden’ en ‘geen mening / niet van toepassing’. Wie antwoordde met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ werd in de teller opgenomen. De categorie ‘geen mening / niet van toepassing’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten In de Gemeente- en Stadsmonitor wordt enkel naar de algemene tevredenheid over de onderwijsvoorzieningen gepeild. Er wordt in de vraagstelling dus niet gespecifieerd om welke vorm van onderwijs (basis-, secundair of hoger onderwijs) het juist gaat. De respondent beantwoordt de vraag op basis van zijn of haar ervaring en inzicht.

Er zijn verschillen in de antwoordcategorieën tussen de Gemeente- en Stadsmonitor. In de Gemeentemonitor werd de antwoordcategorie ‘weet niet / niet van toepassing’ gebruikt, in de Stadsmonitor ‘geen mening / niet van toepassing’. De andere antwoordcategorieën zijn gelijk.

Vaststellingen In 2018 zijn acht op tien inwoners van Halle tevreden met de onderwijsvoorzieningen in hun stad, wat iets lager is dan in 2017 in de centrumsteden (86%) en Vlaanderen (87%). In de periode 2011-2018 is dit aandeel lichtjes gedaald in Halle van 84% naar 79%, terwijl dat in de centrumsteden quasi volledig gelijk is gebleven tussen 2011 en 2017.

Aandeel inwoners dat tevreden is over het aanbod aan onderwijsvoorzieningen in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

84% 87%

75%83%79%

86%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 219: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

219

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van onderwijs en vorming een kwaliteitsvol en gediversifieerd aanbod aan onderwijsvoorzieningen aanbiedt (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Dankzij de creatie van een nieuwe basisschool in Halle is het percentage kinderen dat op maximaal 400 meter van een lagere school woont, opgelopen tot 30% in 2018, waar dit in de centrumsteden varieert van 22% (Genk) tot 74% (Antwerpen). In dit opzicht stellen we vast dat zeven op tien Hallenaren vinden dat er voldoende aanbod aan kleuter- en lager onderwijs is in hun buurt, wat nog steeds iets minder is dan de acht op tien inwoners van de centrumsteden. Wel is dit aandeel toegenomen sinds 2015, vermoedelijk opnieuw omwille van de creatie van de nieuwe basisschool. In lijn hiermee zien we dat acht op tien inwoners van Halle tevreden zijn met de onderwijsvoorzieningen in hun stad, wat wederom iets lager is dan in de centrumsteden en het Vlaams gemiddelde. Desondanks zien we dat Halle duidelijk een centrumfunctie vervult op vlak van het secundair onderwijs (nog meer dan de centrumsteden): er lopen immers heel wat meer jongeren school dan dat er jongeren wonen. Wel is deze aantrekkingskracht net als in de centrumsteden afgenomen sinds 2007-2008, terwijl die in het Vlaams Gewest lichtjes is toegenomen.

Wat betreft het spijbelgedrag, blijkt dat Halle het kleinste aandeel leerlingen in het lager onderwijs heeft dat regelmatig spijbelt, waarmee Halle het beter doet dan de centrumsteden en de meeste benchmarksteden. Leerlingen die ASO volgen in Halle, spijbelen even vaak als in de Vlaamse Gemeenschap en minder vaak dan in de centrumsteden. Leerlingen die TSO volgen in Halle spijbelen minder dan in de Vlaamse Gemeenschap en de centrumsteden. Ook wat betreft het aandeel spijbelaars die BSO volgen, doet Halle het relatief goed in vergelijking met de centrumsteden, en even goed als de Vlaamse Gemeenschap. Het is duidelijk dat het spijbelgedrag samenhangt met het type onderwijs (ASO, BSO en TSO). Verder blijkt dat Halle een groot aandeel leerlingen heeft in het secundair onderwijs waarvan de thuistaal niet het Nederlands is. Enkel in de centrumsteden is dit aandeel groter, waar bijna een kwart van de leerlingen in thuis geen Nederlands spreekt. Dit komt vermoedelijk doordat Halle zich in de Vlaamse rand rond Brussel bevindt waardoor er veel Franstalige leerlingen in deze cijfers zijn opgenomen.

Wanneer we de schoolse vertraging in het vierde leerjaar lager onderwijs onder de loep nemen, besluiten we dat Halle het voor beide categorieën beter doet dan de centrumsteden. Qua schoolse vertraging in het eerste jaar van de tweede graad van het middelbaar onderwijs, moeten we concluderen dat Halle in het schooljaar 2016-2017 het grootste aandeel leerlingen heeft met één jaar schoolse vertraging van alle regio’s, en (op de centrumsteden na) het grootste aandeel leerlingen met een vertraging van twee jaar of meer. Dit zou mogelijks verklaard kunnen worden door het grote aandeel leerlingen in Halle waarbij de thuistaal niet het Nederlands is, vermits die taalbarrière de schoolloopbaan kan bemoeilijken (Stadsmonitor Halle, 2015). Verder valt op dat het aandeel leerlingen met schoolse vertraging (van één jaar of meer) in Halle toeneemt, terwijl dit in de andere regio’s afneemt. Tot slot blijkt dat het aandeel leerlingen met schoolse vertraging eveneens nauw samenhangt met het type opleiding (ASO, BSO, TSO). Positief is wel dat, ondanks de schoolse vertraging, de ongekwalificeerde uitstroom in Halle ongeveer even groot is als in het Vlaamse Gewest, en een stuk lager dan in de centrumsteden.

Page 220: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

220

OVERHEID De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van overheid: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad is het aanbod aan stadsdiensten afgestemd op de vraag. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van overheid (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit hoofdstuk worden een aantal indicatoren besproken die meer inzicht verschaffen in de mate waarin Halle een leefbare en duurzame stad is op vlak van haar overheid, en of Halle in de gewenste richting evolueert. Zo dienen de stedelijke administratieve diensten en voorzieningen op maat van de vraag zijn, alsook op een kwaliteitsvolle manier georganiseerd. Verder komt het vertrouwen in instellingen aan bod, alsook de bereidheid van inwoners van Halle om te participeren in hun buurt en stad. Hierbij is tevens aandacht voor goede communicatie van belang. Verder komt ook de tevredenheid van Hallenaren aan bod wat betreft met de administratieve dienstverlening en voorzieningen aan bod, net als de mate waarin stadsbewoners voelen dat dat ze voldoende geïnformeerd en geconsulteerd worden. Dit alles geeft inzicht in de mate waarin Hallenaren betrokken zijn bij hun stad, hun maatschappelijk engagement en burgerschap (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Vertrouwen in de federale overheid en de Vlaamse overheid Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vertrouwen heeft in de federale overheid en de Vlaamse overheid.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate heb je vertrouwen in de federale overheid (Belgische overheid)?’. De respondenten konden antwoorden met ‘zeer veel’, ‘veel’, ‘noch weinig, noch veel’, ‘weinig’ en ‘zeer weinig’. Eenzelfde vraag werd gesteld voor de Vlaamse overheid. Wie antwoordde met ‘zeer veel’ en ‘veel’, werd in de teller opgenomen.

Aandachtspunten De vraag is vrij algemeen gesteld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld de regering, het parlement en de administratie. De cijfers geven een globale indruk van het vertrouwen van de bevolking in de overheden.

Vaststellingen Slechts 17% van de Hallenaren heeft in 2018 vertrouwen in de federale overheid, wat ongeveer evenveel is als inwoners van de centrumsteden (19% in 2017). Hoewel ook het vertrouwen in de Vlaamse overheid laag is, is het toch iets hoger bij Hallenaren en inwoners van de centrumsteden in dezelfde periode (respectievelijk 22% in 2018 en 23% in 2017). Bovendien hebben meer dan vier op tien Hallenaren weinig vertrouwen in de federale overheid, en heeft iets meer dan één op drie Hallenaren weinig vertrouwen in de Vlaamse overheid. Wel zien we dat zowel in Halle als in de centrumsteden het vertrouwen in de federale overheid is toegenomen in de periode 2011-2014/15 (respectievelijk met 3 en 8 procentpunten). Nadien, tussen 2014/15-2017/18 is dit gestabiliseerd.

Page 221: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

221

Aandeel inwoners dat vertrouwen heeft in de federale overheid en de Vlaamse overheid, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Vertrouwen van Hallenaren in de federale overheid en de Vlaamse overheid, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

1316 17

21 2022

12

20 1922

2623

0

5

10

15

20

25

30

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Federale overheid Vlaamse overheid

Halle Centrumsteden

17 22

4342

41 35

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Federale overheid Vlaamse overheid

Veel Neutraal Weinig

Page 222: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

222

Vertrouwen in het gerecht en de politie Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vertrouwen heeft in het gerecht en de politie.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate heb je vertrouwen in:

a) het gerecht/ de justitie en b) de politie?’ De respondenten konden telkens antwoorden met ‘zeer veel’, ‘veel’, ‘noch weinig, noch veel’, ‘weinig’ en ‘zeer weinig’. Wie antwoordde met ‘zeer veel’ en ‘veel’, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen Zowel Hallenaren als inwoners van centrumsteden hebben in 2017/18 meer vertrouwen in politie dan in het gerecht. Zo’n vier op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden hebben in 2017/18 vertrouwen in de politie, terwijl één vierde van de Hallenaren en drie op tien inwoners van de centrumsteden vertrouwen heeft in het gerecht in dezelfde periode. Omgekeerd zien we dat inwoners van Halle in meerdere mate weinig vertrouwen hebben in het gerecht (36%) dan in de politie (18%). Wel neemt voor beide indicatoren het vertrouwen bij Hallenaren (significant) toe in de periode 2011-2018, alsook bij inwoners van de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat vertrouwen heeft in het gerecht en de politie, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Vertrouwen van Hallenaren in het gerecht en de politie, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

13

2226

32

44 42

18 2129

34 3743

0

10

20

30

40

50

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Het gerecht De politie

Halle Centrumsteden

2642

3840

3618

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Gerecht Politie

Veel Neutraal Weinig

Page 223: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

223

Vertrouwen in het stadsbestuur Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vertrouwen heeft in het stadsbestuur.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate heb je vertrouwen in het stadsbestuur?’. De respondenten konden antwoorden met ‘zeer veel’, ‘veel’, ‘noch weinig, noch veel’, ‘weinig’ en ‘zeer weinig’. Wie antwoordde met ‘zeer veel’ en ‘veel’, werd in de teller opgenomen.

Aandachtspunten De vraag is vrij algemeen gesteld. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld de burgemeester, het schepencollege, de gemeenteraad, de administratie e.d. De cijfers geven een globale indruk van het vertrouwen van de bevolking in de lokale overheid.

Vaststellingen Hoe dichter het bestuursniveau bij de burger, hoe groter het vertrouwen. Dit bleek reeds uit het verschil in vertrouwen tussen federale en Vlaamse overheidsdiensten, en dit zet zich door in een gunstiger resultaat qua vertrouwen in het stadsbestuur. Terwijl 35% van de inwoners in de centrumsteden (en in gans Vlaanderen) in 2017 aangeeft vertrouwen te hebben in hun stadsbestuur, bedraagt dat 25% in Halle in 2018. Deze aandelen blijven zowel in Halle als in Vlaanderen relatief stabiel tussen 2011-2017/18. Tot slot zien we dat 31% van de Hallenaren aangeeft weinig vertrouwen te hebben in hun stadsbestuur, waar dat ongeveer een vijfde is in de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat vertrouwen heeft in het stadsbestuur, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

2732

25

33

25

35

0

10

20

30

40

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 224: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

224

Vertrouwen van Hallenaren in het stadsbestuur, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

25

44

31

0

20

40

60

80

100

Weinig

Neutraal

Veel

Page 225: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

225

Bereidheid om mee te praten over de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat bereid is om mee te praten over wat er gebeurt in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je bereid om mee te praten over wat er gebeurt in jouw stad?’.

Respondenten konden antwoorden met: ‘helemaal niet bereid’, ‘niet bereid’, ‘noch bereid, noch niet bereid’, ‘bereid’ en ‘heel bereid’. Wie ‘bereid’ of ‘helemaal bereid’ is om mee te praten over zijn stad, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen Vier op tien Hallenaren zijn in 2018 bereid om mee te te praten over ontwikkelingen in hun stad en is één op vier Hallenaren niet bereid om dit te doen. In de centrumsteden ligt dit aandeel iets hoger, waar bijna één op twee inwoners bereid zijn om mee te praten over hun stad in 2017. Verder zien we dat er een lichte toename is van dit aandeel zowel in Halle (van 35% in 2011 naar 46% in 2015, waarna het terug lichtjes is gedaald tot 42% in 2018) als in de centrumsteden (van 40% in 2011 tot 47% in 2014, waarna het ongeveer op hetzelfde niveau is gebleven).

Aandeel inwoners dat bereid is om mee te praten over wat er gebeurt in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Mate waarin Hallenaren bereid zijn om mee te praten over wat er gebeurt in de stad, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

35 4046 47

4248

0

20

40

60

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

42

33

25

0

20

40

60

80

100

Bereid Neutraal Niet bereid

Page 226: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

226

Consultatie van inwoners Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat het stadsbestuur de inwoners voldoende consulteert.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Het stadsbestuur doet voldoende inspanningen om de wensen van de bevolking te kennen.’ en (2) ‘Het stadsbestuur doet voldoende inspanningen om bewoners bij veranderingen te betrekken’.

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’ en ‘helemaal oneens’. Wie op beide stellingen antwoordde met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’, werd in de teller opgenomen.

Een klein aantal respondenten koos voor de antwoordcategorie ‘weet niet’. Deze respondenten werden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de indicator.

Vaststellingen Een vierde van de Hallenaren vindt in 2018 dat het stadsbestuur de bevolking voldoende raadpleegt, waar dat bijna een derde is bij inwoners van de centrumsteden. Deze aandelen blijven zowel in Halle als de centrumsteden stabiel in de periode 2011-2017/18. Hierbij is het criterium dat de respondenten het met beide stellingen (helemaal) eens moeten zijn: zowel wat betreft om de wensen van de bevolking te kennen als om bewoners bij veranderingen te betrekken. Wanneer we beide stellingen apart nemen, zien we dat ongeveer een derde van de Hallenaren het hiermee eens zijn, en dat ongeveer drie op tien inwoners van Halle het hiermee oneens zijn.

Aandeel inwoners dat vindt dat het stadsbestuur de inwoners voldoende consulteert, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Mate waarin Hallenaren vinden dat het stadsbestuur voldoende inspanningen doet om de bewoners bij veranderingen te betrekken en de wensen van de bevolking te

25

32

2429

26

32

05

101520253035

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 227: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

227

kennen, in 2011, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

3128

33 3133 34

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Het stadsbestuur doet voldoende inspanningen om dewensen van de bevolking te kennen

Het stadsbestuur doet voldoende inspanningen ombewoners bij veranderingen te betrekken

2011 2015 2018

Page 228: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

228

Spreiding van informatie Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat zich voldoende geïnformeerd voelt over de activiteiten, de dienstverlening, de initiatieven en de beslissingen in en door de stad.

In de survey van de Stadsmonitor zijn volgende vier stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Ik krijg voldoende informatie (1) over de activiteiten in de stad (bv. inzake cultuur, openbare werken, etc.), (2) over de voorzieningen in de stad (bvb. inzake zorg, opvang, onderwijs, etc.), (3) over nieuwe ingrepen en plannen in de stad (bvb. inzake nieuwe buurtinrichting, mobiliteitsplannen, etc.) en (4) over de beslissingen van het stadsbestuur.’

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’, ‘helemaal oneens’. Wie op minstens drie van de vier stellingen antwoordde met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’, werd in de teller opgenomen.

Circa 10% van de respondenten heeft bij de stelling rond voldoende informatie over voorzieningen in de stad ‘weet niet’ aangegeven. Deze respondenten werden niet meegenomen in de analyse.

Aandachtspunten Deze indicator peilt eerder naar de kwantiteit dan naar de kwaliteit (bijvoorbeeld begrijpbaarheid) van de informatie.

Vaststellingen Zes op tien Hallenaren en inwoners van de centrumsteden zijn in 2017/18 tevreden over de verspreiding van informatie over en door hun stad. In Halle is er een (significante) stijging van dit aandeel van 49% in 2015 tot 60% in 2018, een stijging die ook – zij het in mindere mate – in de centrumsteden valt waar te nemen. Wanneer we de afzonderlijke dimensies van deze indicator onder de loep nemen, stellen we vast dat een grote verschillen zijn qua tevredenheid wat betreft de verschillende stellingen. Zo blijkt dat ongeveer acht op tien Hallenaren vinden dat ze voldoende informatie krijgen over activiteiten, gevolgd door zeven op tien wat betreft informatie over voorzieningen (68%), en zes op tien met betrekking tot nieuwe ingrepen. Tot slot vinden slechts vier op tien Hallenaren dat ze voldoende informatie krijgen over de beslissingen van het stadsbestuur.

Aandeel inwoners dat zich voldoende geïnformeerd voelt over de activiteiten, de dienstverlening, de initiatieven en de beslissingen in en door de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Page 229: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

229

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat tevreden is over de verspreiding van informatie over en door de stad over activiteiten, voorzieningen, nieuwe ingrepen en beslissingen, in 2011, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

5357

4955

60 60

0

10

20

30

40

50

60

70

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

81

62

50

31

80

63

55

38

79

6861

39

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Over de activiteiten in destad (bv. inzake cultuur,openbare werken, etc.)

Over de voorzieningen in destad (bvb. inzake zorg,

opvang, onderwijs, etc.)

Over nieuwe ingrepen enplannen in de stad (bvb.

inzake nieuwe buurt-inrichting,

mobiliteitsplannen,...)

Over de beslissingen vanhet stadsbestuur

2011 2015 2018

Page 230: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

230

Digitale contacten met het stadsbestuur Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat digitaal contact neemt met het stadsbestuur voor formulieren, het melden van klachten, het verzamelen van informatie over activiteiten en beslissingen en het geven van zijn of haar mening op een vraag van het stadsbestuur.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Heb je het voorbije jaar contact opgenomen met het stadsbestuur om formulieren op te vragen, een melding te doen, informatie in te winnen over activiteiten of beslissingen van het stadsbestuur of om je mening te geven?’. Bij wie ‘ja’ antwoordde werd gevraagd welke kanalen men daarvoor heeft gebruikt.

Respondenten konden antwoorden met: ‘niet gedaan’, ‘aan het loket of balie’, ‘telefonisch’, ‘via de post’, ‘via de website van de stad of e-loket’, ‘via mail’, ‘via sociale media’ of ‘andere’. De indicator brengt enerzijds in beeld wie het voorbije jaar contact heeft gehad met het stadsbestuur. Anderzijds focust de indicator op wie uitsluitend digitaal contact heeft opgenomen. Hierbij werden de respondenten die enkel ‘via de website’, ‘via mail’ of ‘sociale media’ contact hebben genomen in de teller opgenomen. Respondenten konden per item verschillende contactmogelijkheden aangeven.

Vaststellingen 45% van de Hallenaren heeft het voorbije jaar via verschillende (klassieke en/of digitale) informatiekanalen contact opgenomen met het stadbestuur in 2018. Bij de centrumsteden is dat in 2017 ongeveer evenveel (43%). 22% van die contacten gebeurt uitsluitend digitaal in Halle, waar dat in de centrumsteden 28% bedraagt. Wanneer we enkel kijken naar de uitsluitend digitale contacten stellen we vast dat het inwinnen van informatie over activiteiten in Halle vaker via digitale media verloopt (47%) dan bijvoorbeeld de andere vormen van contact. In de centrumsteden is dit minder vaak het geval: 32% van de inwoners van de centrumsteden wint informatie in over activiteiten uitsluitend via digitale kanalen.

Page 231: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

231

Aandeel inwoners dat digitaal contact neemt met het stadsbestuur voor formulieren, het melden van klachten, het verzamelen van informatie over activiteiten en beslissingen en het geven van zijn of haar mening op een vraag van het stadsbestuur, in 2017/18 (in %).

* Dit percentage slaat op alle contacten met het stadsbestuur het voorbije jaar, zowel klassieke als digitale.

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

45

1922

47

25

1922

43

2630

3229

2528

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Formulier Klacht Info activiteiten Infobeslissingen

Mening geven Totaal

Contact * Uitsluitend digitaal

Halle Centrumsteden

Page 232: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

232

Tevredenheid over de loketvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de loketvoorzieningen van de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad voorgelegd: ‘In welke mate ben je tevreden over het aanbod aan loketvoorzieningen van de stad? (aanvraag paspoort, aangifte verlies rijbewijs, …)’.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Wie antwoordde met ‘zeer tevreden’ en ‘tevreden’, werd in de teller opgenomen.

Aandachtspunten De tevredenheid over de loketfunctie in de stad is slechts een beperkt aspect van wat onder het begrip ‘administratieve dienstverlening’ kan verstaan worden. In zijn ruime betekenis slaat administratieve dienstverlening zowel op de dienstverlening door de stad, de politie, het OCMW, bedrijven, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden als op de administratieve dienstverlening van andere overheden en van hun instellingen in de stad. Ook de administratieve dienstverlening van semipublieke actoren die op één of andere manier met de overheid verbonden zijn, hetzij door regelgeving, hetzij door subsidiëring (actoren in de welzijnszorg, onderwijs, gezondheidszorg, arbeidsmarkt, economie,...) zou hier aan bod kunnen komen. Deze uitgebreide invulling van administratieve dienstverlening is binnen het kader van de survey van de Stadsmonitor onmogelijk. Daarvoor zou een afzonderlijke bevraging of een andere methodiek moeten worden gehanteerd. Dit is vooralsnog niet gebeurd.

Vaststellingen Bijna zeven op tien Hallenaren zijn tevreden met de loketvoorzieningen van de stad in 2018, waar dat 72% bedraagt in de centrumsteden in 2017. De tevredenheid over loketvoorzieningen is lichtjes afgenomen in Halle en in de centrumsteden (respectievelijk van 73% in 2011 tot 67% in 2018, en van 76% in 2011 tot 72% in 2017). Tot slot is ongeveer één op acht inwoners van Halle ontevreden over de loketvoorzieningen van hun stad.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de loketvoorzieningen van de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

73 7669 7167 72

0

20

40

60

80

100

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 233: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

233

Aandeel Hallenaren dat tevreden is over de loketvoorzieningen van de stad, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

67

20

13

0

20

40

60

80

100

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 234: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

234

Tevredenheid over voorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de voorzieningen van de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werden 16 voorzieningen aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad voorgelegd.

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Op basis van de antwoorden werd per respondent een gemiddelde score berekend. De gemiddelde scores werden opgesplitst in 3 categorieën: tevreden, neutraal, ontevreden. Enkel respondenten die op minimaal 10 voorzieningen een oordeel hebben gegeven, werden in de teller opgenomen.

De afzonderlijke beoordeling van de voorzieningen is opgenomen in de verschillende thema’s Cultuur en vrije tijd, Zorg en gezondheid, Onderwijs en vorming, Natuur, milieu en energie en Mobiliteit.

Aandachtspunten De 16 voorzieningen vertonen een sterke samenhang wat betreft de Vlaamse stadsmonitor (Cronbach’s alpha >0,9) waardoor een globale maat van tevredenheid over voorzieningen kon worden berekend. Daarvoor werden de gemiddelde scores berekend (minimum 1, maximum 5) voor respondenten die minstens over 10 van de 16 voorzieningen een oordeel hebben gegeven. De scores werden in 3 gesplitst: tevreden (score 4 of meer), neutraal (score tussen 3 en 4), ontevreden (scores lager dan 3).

Vaststellingen Ongeveer één op vier Hallenaren is in 2018 tevreden over de voorzieningen in hun stad, waar dat in de centrumsteden bijna de helft is in 2017 (45%). Wel zien we dat slechts één op zes Hallenaren ontevreden is over de voorzieningen, en bijgevolg dat het grootste deel hier neutraal tegenover staat (59%).

Aandeel inwoners dat tevreden is over de voorzieningen van de stad, in 2018 (in %).

24

45

0

10

20

30

40

50

Halle Centrumsteden

2017/18

Page 235: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

235

Tevredenheid van Hallenaren over de voorzieningen van de stad, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

24

59

16

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2018

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 236: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

236

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van overheid het aanbod aan stadsdiensten dient af te stemmen op de vraag, met duidelijke aandacht voor communicatie. Dit alles zal vermoedelijk ook het vertrouwen in de overheid ten goede komen (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Hoe dichter het bestuursniveau bij de burger is, hoe meer vertrouwen men heeft. Dit is zo voor inwoners van Halle en van de centrumsteden: ze hebben meer vertrouwen in het stadsbestuur, dan in de Vlaamse overheid, en meer in de Vlaamse overheid dan in de federale overheid. Zo’n één op zes Hallenaren heeft vertrouwen in de federale overheid, wat iets minder is dan inwoners van de centrumsteden. Verder heeft iets meer dan één op vijf inwoners van Halle en de centrumsteden vertrouwen in de Vlaamse overheid. Ook zien we dat ongeveer een vierde van de Hallenaren vertrouwen heeft in het stadsbestuur: dit is wel zo’n tien procentpunten lager dan bij inwoners van de centrumsteden. Tot slot blijkt dat inwoners van Halle en van de centrumsteden meer vertrouwen hebben in politie dan in het gerecht, en dat dit vertrouwen significant is toegenomen sinds 2011. Kortom, het vertrouwen van Hallenaren in de federale en Vlaamse overheid, het gerecht en de politie is even groot als bij inwoners van centrumsteden. Het vertrouwen in het stadsbestuur is echter lager. Het gevaar met zulke bevragingen over overheden is dat respondenten dit vaak rechtstreeks verbinden aan het huidige bestuur/regering, in plaats van het functioneren van de overheid in het algemeen. Op die manier worden politieke voorkeuren een belangrijke factor die het antwoord op deze indicatoren zal bepalen (Stadsmonitor Halle, 2015).

Zo’n vier op tien Hallenaren zijn bereid om mee te praten over ontwikkelingen in hun stad, waar dat in de centrumsteden bijna één op twee bedraagt. Maar terwijl bijna een derde van de inwoners van de centrumsteden vindt dat hun stadsbestuur de bevolking onvoldoende consulteert, ligt dat lager in Halle (ongeveer een vierde). Wat betreft de verspreiding van informatie door de stad, geven evenveel Hallenaren als inwoners van centrumsteden aan dat ze hierover tevreden zijn. Hierbij valt een significante toename op te tekenen bij Hallenaren, waar dat bij de centrumsteden slechts lichtjes is toegenomen. Door deze indicator te ontleden zien we wel dat slechts vier op tien Hallenaren van mening is dat ze voldoende informatie krijgen over de beslissingen van het stadsbestuur, waar meer Hallenaren tevreden zijn met de gegeven informatie omtrent activiteiten, voorzieningen en nieuwe ingrepen. Voorts heeft iets meer dan vier op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden het voorbije jaar via verschillende (klassieke en/of digitale) informatiekanalen contact opgenomen met het stadbestuur. In Halle gebeurt dat wel minder vaak digitaal dan in de centrumsteden.

Tot slot zijn bijna zeven op tien Hallenaren tevreden met de loketvoorzieningen van de stad in 2018, wat ongeveer evenveel is als in de centrumsteden. Wanneer we de tevredenheid met een reeks voorzieningen in de stad gezamenlijk aanschouwen, stellen we vast dat slechts één op vier Hallenaren hiermee tevreden is, waar dat in de centrumsteden iets minder dan de helft bedraagt. Wel is slechts één op zes Hallenaren ontevreden over de voorzieningen, en staan zes op tien inwoners hier bijgevolg neutraal tegenover. Desondanks lijkt dit een aandachtpunt te zijn voor het beleid.

Page 237: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

237

SAMENLEVEN De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van samenleven: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad vindt menselijk contact in al zijn diversiteit plaats in de eigen buurt. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van samenleven (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we een aantal indicatoren die meer inzicht geven in de mate waarin Halle een duurzame en leefbare stad is op vlak van samenleven. In dit opzicht lichten we indicatoren toe betreffende het sociaal weefsel in de buurt en stad omdat dit invloed heeft op het vertrouwen van de burgers in de samenleving, en op de betrokkenheid en participatie van de Hallenaren. Ook heeft het sociaal weefsel invloed op de zelforganisatie, het maatschappelijk engagement en het gevoel van veiligheid bij de burgers. Sociale contacten met buurtbewoners dragen bij tot meer openheid en tolerantie. Naast allerhande indicatoren omtrent de sociale cohesie in Halle, bespreken we de burgerbetrokkenheid omdat ook dit het gevoel van veiligheid en integratie bevordert (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Intensiteit van contacten Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat minstens wekelijks contact heeft met niet-inwonende familie, vrienden/ kennissen of buren en met mensen van Belgische en niet-Belgische herkomst.

In de survey van de Stadsmonitor werden aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad volgende vragen gesteld: ‘Hoe dikwijls ontmoet je bij je thuis of elders 1) niet-inwonende familie, 2) vrienden of kennissen, 3) buren?’ en daarnaast ‘Hoe dikwijls heb je een praatje in je buurt met mensen van Belgische afkomst en mensen van niet-Belgische afkomst?’.

De respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘een uitzonderlijke keer’, ‘maandelijks’, ‘meermaals per maand’, ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ of ‘dagelijks’. Respondenten die met ‘wekelijks’, ‘meermaals per week’ of ‘dagelijks’ hebben geantwoord, werden in de teller opgenomen.

Aandachtspunten Er werd in de survey van de Stadsmonitor gevraagd naar ‘ontmoetingen thuis of elders’. Wat beschouwd kan worden als een ‘ontmoeting’ wordt overgelaten aan de beoordeling van de respondent. Mogelijks worden bepaalde korte contacten zoals bijvoorbeeld een praatje maken met de buren door een deel van de respondenten hier niet gerapporteerd. Ook de inschatting of mensen van Belgische en niet-Belgische afkomst zijn, wordt aan de respondent overgelaten.

Vaststellingen Bijna de helft van de inwoners van Halle en van de centrumsteden hebben minstens wekelijks contact met niet-inwonende familie, vrienden of buren, en nog eens een kleine helft heeft minstens wekelijks een buurtpraatje met Belgen in 2017/18. Een veel kleiner aandeel heeft minstens wekelijks een buurtpraatje met mensen van niet-Belgische herkomst: 14% van de Hallenaren en 20% van de inwoners van centrumsteden. Op dit vlak

Page 238: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

238

hebben Hallenaren dus minder vaak contact met buren van niet-Belgische herkomst dan inwoners van de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat minstens wekelijks contact heeft met niet-inwonende familie, vrienden/ kennissen of buren en met mensen van Belgische en niet-Belgische herkomst, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

47 45

14

46 47

20

05

101520253035404550

Contact met familie, vrienden ofburen

Buurtpraatje Belgen Buurtpraatje niet Belgen

Halle Centrumsteden

Page 239: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

239

Sociale integratie in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat sterk, matig of zwak sociaal geïntegreerd is in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende 5 stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: - ‘Mensen in mijn buurt zijn te vertrouwen.’ - ‘Ik voel mij thuis bij de mensen die in deze buurt wonen.’ - ‘Ik heb veel contact met mijn directe buren.’ - ‘Mensen in mijn buurt zijn bereid hun buren te helpen.’ - ‘Ik heb veel contact met andere buurtbewoners.’

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’ en ‘helemaal oneens’.

Op basis van de gemiddelde scores op de vijf uitspraken wordt een onderscheid gemaakt tussen personen die sterk, matig of zwak geïntegreerd zijn in de buurt. In de berekeningen worden enkel die respondenten opgenomen die minstens drie van de vijf stellingen hebben beoordeeld.

Aandachtspunten De resultaten van de stadsdelen zijn te vinden op de websites van de respectievelijke steden.

De 5 stellingen vertonen bij de Vlaamse stadsmonitor voldoende interne samenhang zodat zij samengebracht kunnen worden tot één samengestelde variabele (Cronbach’s alpha 0,87).

De indeling in sterk, matig en zwak is een afweging op basis van de gemiddelde scores (minimum 1, maximum 5): wie lager dan 3 scoorde wordt tot de zwak geïntegreerden gerekend, tussen 3 en 5 is matig geïntegreerd en vanaf 4 is men sterk geïntegreerd. Deze berekening wijkt af van de voorgaande edities van de Stadsmonitor.

De antwoorden op de afzonderlijke stellingen zijn terug te vinden op de webversie van de Gemeente- en Stadsmonitor.

Vaststellingen Vier op tien Hallenaren zijn in 2018 sterk sociaal geïntegreerd in hun buurt waar ze wonen, ten opzichte van één op drie bij de inwoners van de centrumsteden in 2017. Wanneer we de afzonderlijke indicatoren onder de loep nemen, zien we geen grote verschuivingen in de periode 2015-2018: op vier van de vijf indicatoren neemt de sociale integratie in de buurt lichtjes af bij Hallenaren in de periode 2015-2018.

Page 240: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

240

Aandeel inwoners dat sterk, matig of zwak sociaal geïntegreerd is in de buurt, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat het (helemaal) eens is met bepaalde uitspraken over sociale integratie, in 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

4035

05

1015202530354045

Sterk

Halle Centrumsteden

73 72

58

66

49

68 67

57

67

41

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Mensen in mijn buurtzijn te vertrouwen

Ik voel mij thuis bij demensen die in deze

buurt wonen

Ik heb veel contactmet mijn directe

buren.

Mensen in mijn buurtzijn bereid hun buren

te helpen

Ik heb veel contactmet andere

buurtbewoners

2015 2018

Page 241: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

241

Deelname aan buurtactiviteiten Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar heeft deelgenomen aan een buurtactiviteit.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Heb je de voorbije 12 maanden deelgenomen aan een buurtactiviteit (vb. buurtfeest, wandeltocht, bbq met buren, schoonmaakactie)?’

Respondenten konden antwoorden met: ‘ja’, ‘neen’ of ‘neen, hier worden geen buurtactiviteiten georganiseerd’. Wie ‘ja’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen Ongeveer één op vier Hallenaren heeft in 2018 het afgelopen jaar deelgenomen aan een buurtactiviteit, waar dat in de centrumsteden bijna één op drie bedraagt in 2017. Maar terwijl dat aandeel in Halle (significant) is afgenomen in de periode 2011-2015, is dat nadien opnieuw lichtjes toegenomen. In de centrumsteden is dat aandeel tussen 2011-2017 telkens heel lichtjes toegenomen. Tot slot stellen we vast dat meer dan één op drie inwoners van Halle in 2018 niet heeft deelgenomen aan een buurtactiviteit, en dat vier op tien aangeven dat er geen buurtactiviteiten werden georganiseerd.

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar heeft deelgenomen aan een buurtactiviteit, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

27% 28%

19%

29%

24%

30%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 242: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

242

Deelname van Hallenaren aan een buurtactiviteit het afgelopen jaar, in 2011, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

27% 19% 24%

33% 40% 36%

40% 41% 40%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2011 2015 2018

Deelgenomen Niet deelgenomen Niet georganiseerd

Page 243: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

243

Actief in bewonersgroep Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat actief is in een bewonersgroep.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Maak je deel uit van een bewonersgroep die invloed tracht uit te oefenen op het stedelijke beleid? Bewonersgroepen zijn onder meer buurtcomités, milieugroepen, dekenijen, cultuurgroepen, …’.

Respondenten konden antwoorden met: ‘ja’ of ‘neen’. Wie ‘ja’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen 7% van de Hallenaren maakt in 2018 deel uit van een bewonersgroep die het beleid tracht te beïnvloeden, waar dat in de centrumsteden 8% van de inwoners betreft. Dit aandeel is zowel in Halle als de centrumsteden lichtjes toegenomen in de periode 2011-2017/18.

Aandeel inwoners dat actief is in een bewonersgroep, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4

6667

8

0

2

4

6

8

10

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 244: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

244

Tevredenheid over het contact in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat het aangenaam is om in hun buurt met de mensen te praten.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Het is aangenaam om in mijn buurt met de mensen te praten’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’, ‘helemaal oneens’ en ‘weet niet’. Wie op de stellingen antwoordde met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’, werd in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet’ werd bij de berekening buiten beschouwing gelaten.

Vaststellingen Bijna drie op vier Hallenaren vindt in 2018 dat het aangenaam is om in hun buurt met de mensen te praten, wat ongeveer evenveel is als in 2011, maar wel een stuk meer dan in 2015 (67%). In de centrumsteden zijn eveneens bijna drie op vier inwoners tevreden over het contact in hun buurt in 2017. In dit kader zien we dat veel meer Hallenaren het helemaal eens zijn met de uitspraak dat het in hun buurt aangenaam is om met de mensen te praten (34%) dan in 2015 (21%).

Aandeel inwoners dat vindt dat het aangenaam is om in hun buurt met de mensen te praten, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

7467

7471 70 73

01020304050607080

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 245: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

245

Tevredenheid van Hallenaren om in hun buurt met de mensen te praten, in 2011, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

3 3 37 7 7

15 22 15

4342

37

29 2134

3 5 3

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2011 2015 2018

Helemaal oneens Oneens Niet eens/niet oneens eens Helemaal eens Weet niet

Page 246: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

246

Participatie in het verenigingsleven Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat actief lid of bestuurslid is van een vereniging.

In de survey van de Stadsmonitor werden in 2017 volgende vragen gesteld aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad:

a. ‘Ben je lid van een sportvereniging?’ Respondenten konden antwoorden met ‘Geen lid’, ‘Passief lid (enkel lidgeld betaald)’, ‘Actief lid (lidgeld en actief sporten in de club)’ en ‘Bestuurslid (of voorzitter, secretaris, penningmeester)’.

b. ‘Ben je lid van een andere vereniging? Alle soorten verenigingen komen hiervoor in aanmerking (bijvoorbeeld hobby-, natuur-, jeugd-, politieke vereniging, buurtcomité, carnavalsvereniging, seniorenvereniging, …)’. Respondenten konden antwoorden met ‘Neen, geen lidmaatschappen’; ‘Ja, ik ben passief lid (enkel lidgeld betaald)’; ‘Ja ik ben actief lid (lidgeld en deelname aan activiteiten)’ en ‘Ja, ik ben bestuurslid’.

Respondenten konden meerdere antwoorden geven en telkens aangeven van hoeveel verenigingen ze passief, actief of bestuurslid zijn.

Wie minstens 1 keer antwoordde met ‘actief lid’ of ‘bestuurslid’ werd in de teller opgenomen. Er wordt hierbij een onderscheid gemaakt tussen wie actief lid of bestuurslid is van een sportvereniging, een andere vereniging en tenslotte of men hoe dan ook actief lid of bestuurslid is van een vereniging (sport of andere samen).

Aandachtspunten Bij de beoordeling van de gegevens dient men rekening te houden met een aantal beperkingen. Vaak nemen personen deel aan bepaalde activiteiten van verenigingen zonder lid te zijn. Er zijn ook aanzienlijke verschillen mogelijk tussen verenigingen: qua grootte, qua structuur en cultuur, qua intensiteit (bv. 1 keer per jaar een activiteit versus wekelijkse activiteiten), ….

Ook in vorige edities werd het lidmaatschap van verenigingen bevraagd. Enkel in 2008 en 2011 was er een identieke vraagstelling. Vergelijken met 2014 en 2017 is daarom minder aangewezen.

Vaststellingen In 2018 zijn meer dan vier op tien inwoners van Halle (44%) actief lid of bestuurslid van één of meerdere verenigingen, wat iets meer is dan in de centrumsteden (42% in 2017). In Halle trekken sportverenigingen net iets meer leden aan dat andere verenigingen, wat ook in de meeste centrumsteden het geval is.

Page 247: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

247

Aandeel inwoners dat actief lid of bestuurslid is van een vereniging, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

28% 26%

44%

28%25%

42%

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

2017/18 2017/18 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 248: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

248

Actieve betrokkenheid van de burger Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar actief is geweest om iets in de buurt of stad te verbeteren.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Ben je de voorbije 12 maanden actief geweest om iets in uw buurt of stad te doen (meegewerkt aan het organiseren van een straat-, buurt- of wijkfeest, deelgenomen aan een schoonmaakactie, buurtbewoners aangesproken voor het verfraaien van de buurt of straat)?’

Respondenten konden antwoorden met: ‘ja’, ‘neen, maar misschien in de toekomst wel’, en ‘neen, en dat zal ik ook niet gaan doen’. Wie ‘ja’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen 11% van de Hallenaren is in 2018 het voorbije jaar actief geweest om iets in zijn buurt of stad te doen, wat bij 15% van de inwoners van de centrumsteden het geval is. In Halle is dit aandeel tussen 2011 en 2015 afgenomen (van 13% naar 8%), om vervolgens terug lichtjes toe te nemen naar 11% in 2018. In de centrumsteden is dit in de periode 2011-2017 quasi gelijk gebleven. Tot slot stellen we vast dat 46% van de Hallenaren in 2018 nooit actief zouden zijn om iets in hun buurt of stad te doen, en dat iets meer dan vier op tien het wel overwegen. Bij de centrumsteden zou 40% het nooit doen, en zou 45% het wel overwegen.

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar actief is geweest om iets in de buurt of stad te verbeteren, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

13 14

8

14

11

15

02468

10121416

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 249: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

249

Mate waarin Hallenaren het afgelopen jaar actief zijn geweest om iets in de buurt of stad te verbeteren, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

11 15

43 45

46 40

0

20

40

60

80

100

Gedaan Overwegen Nooit doen

Page 250: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

250

Vertrouwen in de medemens Definitie De indicator ’Vertrouwen in de medemens’ is de mate waarin mensen vertrouwen stellen in hun medemens op basis van een score van 0 tot 10. Weinig vertrouwen is een score lager dan 5 op 10, een gemiddelde score ligt tussen 5 en 7 en veel vertrouwen is een score van 8 en meer.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Denk je dat je niet voorzichtig genoeg kan zijn in de omgang met mensen, of denk je dat de meeste mensen te vertrouwen zijn?’. De respondenten konden een score aankruisen van 0 (helemaal geen vertrouwen) tot 10 (zeer veel vertrouwen). De vraagstelling is over de jaren niet steeds identiek (zie aandachtspunt).

Aandachtspunten De vergelijking tussen de metingen is moeilijk. De respondenten konden telkens een score geven van 0 tot 10 maar de labelling van de schaal is niet steeds dezelfde. In 2008 werden 3 stellingen voorgelegd. In 2011 en 2014 werd enkel de eerste stelling van 2008 verder opgenomen en stond bij 0 ‘je kan niet voorzichtig genoeg in de omgang met mensen’ en bij 10 ‘de meeste mensen zijn te vertrouwen’. In 2017 stond bij 0 ‘helemaal geen vertrouwen’ en bij 10 ‘zeer veel vertrouwen’.

Vaststellingen 18% van de Hallenaren geeft in 2018 aan vertrouwen te hebben in de medemens, waar dat in de centrumsteden 22%% bedraagt in 2017.

Aandeel inwoners dat aangeeft vertrouwen te hebben in de medemens, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

18

22

0

5

10

15

20

25

Halle Centrumsteden

Page 251: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

251

Vrijwilligerswerk Definitie Aandeel (%) van de respondenten dat aangeeft vrijwilligerswerk te doen en hun tijdsbesteding.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Verricht je momenteel op regelmatige basis vrijwilligerswerk?’ Respondenten konden antwoorden met ‘ja’ of ‘neen’.

Respondenten die ‘ja’ aanduidden, kregen als bijkomende vraag ‘Hoeveel uren besteed je hieraan gemiddeld per week?’. Respondenten die ‘ja’ hebben geantwoord worden in de teller opgenomen. Van hen wordt ook de gemiddelde tijdsduur per week opgenomen.

Vaststellingen Ongeveer één op zeven inwoners van Halle en van de centrumsteden doet aan vrijwilligerswerk in 2017/18, terwijl dit in Halle in 2015 10% bedroeg en in de centrumsteden in 2014 13%. Die vrijwilligers spenderen daar in 2017/18 wekelijks gemiddeld 7 uren aan in Halle, en 6 uren in de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat aangeeft vrijwilligerswerk te doen (in % van de bevolking) en de gemiddelde tijdsduur per week (in uren per week), in 2014/15 en 2017/18.

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

10

15

67

13

15

6 6

0

2

4

6

8

10

12

14

16

2014/15 2017/18 2014/15 2017/18

Aandeel Inzet (uren per week)

Halle Centrumsteden

Page 252: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

252

Diversiteit bij het stadspersoneel naar geslacht Definitie Aandeel (%) vrouwen in het totale personeelsbestand van de stad, op 1 januari van het jaar.

De hier opgenomen cijfers zijn gebaseerd op administratieve gegevens uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ). Het gaat om de som van het aantal personeelsleden tewerkgesteld bij de stadsdiensten in strikte zin, bij het OCMW van de stad en bij de politiezone waartoe de stad behoort.

Aandachtspunten De bepaling van de personeelsleden van een stad gebeurde aan de hand van de ondernemingsnummers van de stadsdiensten. Er werden daartoe aan de KSZ per stad 3 ondernemingsnummers bezorgd: 1 nummer voor de stadsdiensten in strikte zin, 1 nummer voor het OCMW en 1 nummer voor de politiezone. In verschillende steden werden bepaalde diensten of agentschappen ondergebracht in een aparte structuur met een eigen ondernemingsnummer. Het personeel van deze diensten werd niet meegeteld in de hier voorgestelde cijfers.

Bij het OCMW gaat het om cijfers inclusief de personen tewerkgesteld onder artikel 60 van de OCMW-wet. Bij de cijfers over de politie dient opgemerkt te worden dat de politiezone van een aantal steden niet alleen de stad omvat maar ook een aantal buurgemeenten. In dat geval zijn alle personeelsleden van de politiezone meegeteld in de cijfers over het stadspersoneel.

Vaststellingen In Halle zijn er 67% vrouwen onder het stadspersoneel in begin 2016 ten opzichte van 33% mannen. Het aandeel vrouwen in het ganse stadspersoneel in Halle is dan ook heel wat groter in 2016 dan in de centrumsteden (56%) en het Vlaams Gewest (58%), maar ook dan de meeste benchmarksteden (enkel Dendermonde heeft nog meer vrouwen in het personeelsbestand dan Halle, namelijk 72%).

Page 253: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

253

Aandeel mannen en vrouwen in het totale personeelsbestand van de stad, op 1 januari 2016 (in %).

Bron: Statistiek Vlaanderen.

28,2 32,9 40,8 33,3 34,844,1 42,1

71,8 67,1 59,2 66,7 65,255,9 57,9

0,0

10,0

20,0

30,0

40,0

50,0

60,0

70,0

80,0

90,0

100,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Centrumsteden Vlaams Gewest

Mannen Vrouwen

Page 254: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

254

Diversiteit bij het stadspersoneel naar herkomst Definitie Aandeel (%) personen van buitenlandse herkomst in het totale personeelsbestand van de stad, op 1 januari van het jaar.

De hier opgenomen cijfers zijn gebaseerd op administratieve gegevens uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ). Het gaat om de som van het aantal personeelsleden tewerkgesteld bij de stadsdiensten in strikte zin, bij het OCMW van de stad en bij de politiezone waartoe de stad behoort.

Om de herkomst van een persoon te bepalen worden door de KSZ 4 criteria in rekening gebracht: de huidige nationaliteit van de persoon, de eerste in het Rijksregister gekende nationaliteit van de persoon, de eerste nationaliteit van de vader en de eerste nationaliteit van de moeder. Is 1 van deze 4 criteria een niet-Belgische nationaliteit, dan wordt de persoon beschouwd als een persoon van buitenlandse herkomst.

Aandachtspunten De bepaling van de personeelsleden van een stad gebeurde aan de hand van de ondernemingsnummers van de stadsdiensten. Er werden daartoe aan de KSZ per stad 3 ondernemingsnummers bezorgd: 1 nummer voor de stadsdiensten in strikte zin, 1 nummer voor het OCMW en 1 nummer voor de politiezone. In verschillende steden werden bepaalde diensten of agentschappen ondergebracht in een aparte structuur met een eigen ondernemingsnummer. Het personeel van deze diensten werd niet meegeteld in de hier voorgestelde cijfers.

Bij het OCMW gaat het om cijfers inclusief de personen tewerkgesteld onder artikel 60 van de OCMW-wet. Bij de cijfers over de politie dient opgemerkt te worden dat de politiezone van een aantal steden niet alleen de stad omvat maar ook een aantal buurgemeenten. In dat geval zijn alle personeelsleden van de politiezone meegeteld in de cijfers over het stadspersoneel.

Vaststelling Op 1 januari 2016 is 8% van de personeelsleden van de stad Halle van buitenlandse herkomst, ten opzichte van 92% van niet-buitenlandse herkomst. Daarmee heeft Halle een stuk minder personeelsleden van buitenlandse herkomst dan de centrumsteden (16%) en het Vlaamse Gewest (10%). Ter vergelijking: in de centrumsteden is 34% van de bevolking van 18 tot 65 jaar van buitenlandse herkomst. In vergelijking met de benchmarksteden heeft Halle meer personeelsleden van buitenlandse herkomst dan Ninove en Dendermonde, maar minde dan Lier en Lokeren.

Page 255: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

255

Aandeel personen van buitenlandse en niet-buitenlandse herkomst in het totale personeelsbestand van de stad, op 1 januari 2016 (in %).

Bron: Statistiek Vlaanderen.

93,9 91,6 90,9 90,9 93,2 84,3 90,0

6,1 8,4 9,1 9,1 6,8 15,7 10,0

0,020,040,060,080,0

100,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Centrumsteden Vlaams Gewest

Belgisch Buitenlands

Page 256: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

256

Diversiteit bij het stadspersoneel naar leeftijd Definitie Aandeel (%) ouderen (55-65 jaar) in het stadspersoneel, op 1 januari van het jaar.

De hier opgenomen cijfers zijn gebaseerd op administratieve gegevens uit het Datawarehouse Arbeidsmarkt en Sociale Bescherming van de Kruispuntbank Sociale Zekerheid (DWH AM&SB KSZ). Het gaat om de som van het aantal personeelsleden tewerkgesteld bij de stadsdiensten in strikte zin, bij het OCMW van de stad en bij de politiezone waartoe de stad behoort.

Aandachtspunten De bepaling van de personeelsleden van een stad gebeurde aan de hand van de ondernemingsnummers van de stadsdiensten. Er werden daartoe aan de KSZ per stad 3 ondernemingsnummers bezorgd: 1 nummer voor de stadsdiensten in strikte zin, 1 nummer voor het OCMW en 1 nummer voor de politiezone. In verschillende steden werden bepaalde diensten of agentschappen ondergebracht in een aparte structuur met een eigen ondernemingsnummer. Het personeel van deze diensten werd niet meegeteld in de hier voorgestelde cijfers.

Bij het OCMW gaat het om cijfers inclusief de personen tewerkgesteld onder artikel 60 van de OCMW-wet. Bij de cijfers over de politie dient opgemerkt te worden dat de politiezone van een aantal steden niet alleen de stad omvat maar ook een aantal buurgemeenten. In dat geval zijn alle personeelsleden van de politiezone meegeteld in de cijfers over het stadspersoneel.

Vaststellingen 17% van het stadspersoneel in Halle is 55-65 jaar oud in begin 2016. Daarmee heeft Halle beduidend minder ouderen in haar personeelsbestand dan de centrumsteden (21%), het Vlaams Gewest (21%) en de benchmarksteden. Ter vergelijking: in 2016 was 19% van de bevolking van de centrumsteden 55-65 jaar oud.

Aandeel ouderen (55-65 jaar) in het stadspersoneel, op 1 januari 2016 (in %).

Bron: Statistiek Vlaanderen.

21,9

16,6

21,6

19,1 19,921,1 20,7

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Centrumsteden Vlaams Gewest

Page 257: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

257

Houding tegenover verschillende culturen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat positief, neutraal of negatief staat tegenover de aanwezigheid van verschillende culturen.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende 5 stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: - ‘Het is goed voor een stad als er mensen uit verschillende culturen wonen.’ - ‘Ik zou het zinvol vinden als er in mijn buurt activiteiten worden georganiseerd waarbij mensen uit verschillende culturen elkaar beter leren kennen.’ - ‘Ik vind dat er in mijn buurt te veel mensen uit een andere cultuur wonen.’ - ‘Als je mensen uit een andere cultuur beter leert kennen, blijken ze best sympathiek.’ - ‘Ik zou het niet zo prettig vinden als er een gezin uit een andere cultuur in het huis naast mij komt wonen.’

De respondenten konden telkens antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’ en ‘helemaal oneens’.

Op basis van een gemiddelde score op de 5 stellingen werd een onderscheid gemaakt tussen diegenen die positief (minstens gemiddelde score van 4 op 5), neutraal (tussen 3 en 4) of negatief (minder dan 3) staan tegenover verschillende culturen. Omdat stelling 3 en 5 negatief geformuleerd zijn, werden er voor deze stellingen inverse waarden gebruikt.

In de berekeningen werden enkel die respondenten opgenomen die minstens 3 van de 5 stellingen hebben beoordeeld.

Aandachtspunten De 5 stellingen vertonen voldoende interne samenhang in de Vlaamse stadsmonitor zodat zij samengebracht kunnen worden tot één samengestelde variabele (Cronbach’s alpha = 0,81).

Vaststellingen In 2018 staat ongeveer drie op tien Hallenaren positief tot zeer positief ten opzichte van andere culturen (29%), wat quasi evenveel is als in de centrumsteden (30%). Ongeveer een vierde van de inwoners van Halle reageert negatief, en bijna de helft heeft een neutrale houding met betrekking tot de aanwezigheid van andere culturen.

Aandeel inwoners dat positief staat tegenover de aanwezigheid van verschillende culturen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

29 30

05

101520253035

Halle 2018 Centrumsteden 2017

Page 258: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

258

Houding van de Hallenaren tegenover de aanwezigheid van verschillende culturen, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

29

46

25

0

20

40

60

80

100

Positief Neutraal Negatief

Page 259: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

259

Criminaliteitsgraad Definitie Het totaal aantal van alle in de stad geregistreerde feiten per 1.000 inwoners. Omdat daarin ook criminele feiten zoals informaticacriminaliteit, verkiezingsfraude en misdrijven op basis van militair strafrecht zijn opgenomen, wordt de focus in het tweede deel gelegd op de criminele feiten met een grote impact op de leefbaarheid in de stad, met name beschadigen van eigendom, diefstal en afpersing en misdrijven tegen de lichamelijke integriteit.

De gegevens over de criminaliteit hebben enkel betrekking op door de politie geregistreerde feiten. Het gaat om de plaats waar het geregistreerde feit plaatsvond, niet om de woonplaats van het slachtoffer. De totale criminaliteitsgraad is de som van alle door de politie geregistreerde feiten.

Voor meer informatie: www.stat.policefederale.be/criminaliteitsstatistieken

Aandachtspunten Het basisgegeven van de geregistreerde criminaliteitsstatistieken is het aanvankelijk proces-verbaal dat door de politiediensten werd opgesteld, ongeacht of het gaat om een voltooid misdrijf of een poging. Bij de feiten waarover deze monitor rapporteert wordt een PV opgesteld op initiatief van het slachtoffer (klacht) of door derden (aangifte). Evoluties zijn een goede reflectie van het werkelijk voorkomen van een fenomeen, maar kunnen ook bepaald worden door bv. een wijziging in de aangiftebereidheid van de bevolking.

Vaststellingen In Halle worden in 2016 heel wat minder feiten gepleegd per 1000 inwoners (40) dan in het Vlaams Gewest (66) en zeker dan in de centrumsteden (109 per 1000 inwoners in 2016). In alle regio’s is er wel een afname qua criminaliteitsgraad in de periode 2007-2016: in Halle met 12 feiten op 1000 inwoners, in het Vlaams Gewest met 14 feiten op 100 inwoners en in de centrumsteden met 23 feiten op 1000 inwoners. Hierbij zien we wel dat er in de periode 2007-2011 in Halle en de centrumsteden een lichte stijging qua criminaliteitsgraad was, die nadien terug is afgenomen tot het laagste niveau in 2016. Wat betreft het type criminaliteit in Halle heeft diefstal en afpersing in 2016 het grootste aandeel (27 feiten per 1000 inwoners), gevolgd door beschadigingen van eigendom (9 feiten) en misdrijven tegen de lichamelijke integriteit (4 feiten). In de centrumsteden liggen deze aandelen hoger met 43 feiten diefstal en afpersing per 1000 inwoners, en telkens 10 feiten per 1000 inwoners wat betreft beschadigingen van eigendom en misdrijven tegen de lichamelijke integriteit.

Page 260: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

260

Het totaal aantal van alle in de stad geregistreerde feiten per 1.000 inwoners, van 2000 tot 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Politiële Criminaliteitsstatistieken.

Het totaal aantal van alle in de stad geregistreerde feiten per 1.000 inwoners, naar feit, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Politiële Criminaliteitsstatistieken.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

21

2724

2118

43

74 6 7 6

1010 9 7 7 710

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove centrumsteden

Diefstal en afpersing Misdrijven tegen lichamelijke integriteit Beschadigen van eigendom

Page 261: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

261

Algemeen onveiligheidsgevoel Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat zich onveilig voelt in de buurt of de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Gebeurt het dat je je onveilig voelt in je buurt?’ (2) ‘Gebeurt het dat je je onveilig voelt in je stad?’

Respondenten konden antwoorden met ‘altijd’, ‘vaak’, ‘af en toe’, ‘zelden’ of ‘nooit’. Respondenten die antwoordden met ‘altijd’ en ‘vaak’, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Het is slechts een kleine minderheid van de Halenaren die zich onveilig voelt in hun buurt of stad. In zowel Halle als de centrumsteden is het duidelijk dat inwoners zich minder veilig voelen in de stad dan in hun eigen buurt. In 2018 heeft 5% van de Hallenaren een onveiligheidsgevoel in de eigen buurt, en 8% in de eigen stad. Dit ligt iets lager dan in de centrumsteden waar dat respectievelijk 6% en 10% bedraagt, en ook in Vlaanderen waar dat respectievelijk 4% en 5% bedraagt. Wel zien we dat terwijl deze aandelen in de centrumsteden lichtjes afnemen, van 7% in 2011 tot 6% in 2017 wat betreft de eigen buurt, en van 13% tot 10% wat betreft de eigen stad, dat deze aandelen in Halle net toenemen tussen 2011-2018. Zo had 4% van de Hallenaren in 2011 een algemeen onveiligheidsgevoel in de eigen buurt en is dat opgelopen tot 5% in 2018, en ook is het aandeel mensen met een onveiligheidsgevoel in de eigen stad toegenomen van 5% in 2011 tot 8% in 2018.

Aandeel inwoners dat zich onveilig voelt in de buurt of de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle in de& Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4

5 5 5

8 87 7

6

1314

10

0

2

4

6

8

10

12

14

16

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Buurt Stad

Halle Centrumsteden

Page 262: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

262

Mijdgedrag op bepaalde plekken in de stad en de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat bepaalde plekken in de stad of buurt mijdt omwille van de risico’s op onveiligheid.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Gebeurt het dat je bepaalde plekken mijdt omdat je het daar niet veilig vindt in je buurt?’ (2) ‘Gebeurt het dat je bepaalde plekken mijdt omdat je het daar niet veilig vindt in je stad?’

Respondenten konden antwoorden met ‘altijd’, ‘vaak’, ‘af en toe’, ‘zelden’ of ‘nooit’. Respondenten die antwoordden met ‘altijd’ en ‘vaak’, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In lijn met de vaststellingen over het onveiligheidsgevoel bij Hallenaren, zien we dat het mijdgedrag ook beperkt is: 7% van de Hallenaren mijdt bepaalde plekken in hun buurt omwille van risico’s op onveiligheid in 2018, wat exact evenveel is als inwoners van de centrumsteden aangeven in 2017. Maar terwijl 11% van de Hallenaren bepaalde plekken in hun stad mijdt in 2018, ligt dat in 2017 iets hoger bij de inwoners van de centrumsteden (13%). Wel stellen we hier vast dat terwijl de centrumsteden in een gunstige richting evolueren (het aandeel inwoners dat in de eigen buurt of stad bepaalde plekken mijdt, neemt er af), Halle net in de andere richting evolueert. Terwijl in 2011 in Halle nog 4% van de bevolking bepaalde plekken in hun buurt meed en 7% in hun stad, bedraagt dat in 2018 al respectievelijk 7% en 11%.

Aandeel inwoners dat bepaalde plekken in de stad of buurt mijdt omwille van de risico’s op onveiligheid, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4 4

7 7 8

1110

97

17 17

13

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Buurt Stad

Halle Centrumsteden

Page 263: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

263

Buurtproblemen: lastig gevallen worden op straat Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand werd lastiggevallen op straat.

In de survey van de stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je de afgelopen maand in jouw buurt lastiggevallen op straat (schelden, fysieke aanraking).

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’ of ‘altijd’. Respondenten die met ‘altijd’ of ‘vaak’ antwoordden, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In Halle komt het uiterst zelden voor dat men wordt lastig gevallen op straat: 92% van de Hallenaren wordt nooit of zelden lastiggevallen op straat. 1,1% wordt echter geregeld lastiggevallen op straat, een aandeel dat relatief stabiel is in de periode 2011-2018. In de centrumsteden ligt dit aandeel een stuk hoger, op zo’n 3% in 2017.

Aandeel inwoners dat de afgelopen maand werd lastiggevallen op straat, in 2011, 2014/15 en 23017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

1,3

2,7

1,8

3,2

1,1

3,0

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 264: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

264

Aandeel Hallenaren dat de afgelopen maand werd lastiggevallen op straat, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

1,16,7

92,2

0,010,020,030,040,050,060,070,080,090,0

100,0

Vaak/altijd Af en toe Nooit/zelden

Page 265: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

265

Buurtproblemen: Lawaaihinder Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat last heeft van lawaai door verkeer.

Aandeel (%) van de inwoners dat last heeft van burenlawaai.

Aandeel (%) van de inwoners dat last heeft van lawaai door bedrijven.

Aandeel (%) van de inwoners dat last heeft van lawaai horeca en evenementen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Duid voor elk van de volgende problemen aan in welke mate je er de afgelopen maand zelf hinder van hebt ondervonden in jouw buurt’. Voor de indicator lawaaihinder werden volgende zaken bevraagd: verkeer (auto, bus, vrachtwagen, tram, trein, vliegtuig), burenlawaai (ruzies, blaffende honden, muziek, …), lawaai door bedrijven en lawaai horeca en evenementen (festivals, straatfeest, ...).

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’ of ‘altijd’. Respondenten die per stelling met ‘altijd’ of ‘vaak’ antwoordden, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen De inwoners van Halle en de centrumsteden hebben vooral last van lawaai door verkeer, gevold door burenlawaai, en ten slotte lawaai van de horeca en bedrijven. In Halle heeft 44% van de inwoners last van lawaai van het verkeer in 2018, wat hoger is dan in de centrumsteden waar dat 35% bedraagt in 2017. Bovendien stellen we vast dat dit aandeel toeneemt in Halle van 38% in 2011 tot 44% in 2018, terwijl dat in de centrumsteden slechts heel lichtjes is toegenomen in dezelfde periode. Verder heeft een even groot aandeel inwoners van Halle als van de centrumsteden last van lawaai door buren (13% en 14%), horeca (4% en 5%) en bedrijven (beide 6%).

Lawaaihinder, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

46

4

38 37

44

14 13 13

4 6 5

33 3235

14 13 14

05

101520253035404550

2014/15 2017/18 2017/18 2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Lawaaihinder doorbedrijven

LawaaiHoreca

Lawaai verkeer Burenlawaai

Halle Centrumsteden

Page 266: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

266

Aandeel Hallenaren dat de afgelopen maand met lawaaihinder werd geconfronteerd, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

44

13 6 4

27

23

12 17

29

6482 79

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

Verkeer Buren Bedrijven Horeca en evenementen

Vaak/altijd Af en toe Zelden/nooit

Page 267: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

267

Buurtproblemen: milieuhinder Definitie Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van geurhinder.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van hondenpoep.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van lichthinder.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van trillingen.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van ongedierte.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van zwerfvuil.

Aandeel (%) inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van sluikstort.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Duid aan in welke mate je de afgelopen maand last hebt ondervonden in jouw buurt van (1) geurhinder (verkeer, industrie), (2) hondenpoep, (3) lichthinder (straatverlichting, reclameverlichting, …), (4) trillingen (vb. van zwaar vervoer), (5) ongedierte ((bv. ratten, muizen), zwerfkatten, duiven, meeuwen, …).’, (6) zwerfvuil (blikjes, papier, …) en (7) sluikstort (grof huisvuil, zakken afval, …).

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ’soms’ of ‘altijd’. Respondenten die met ‘altijd’ of ‘soms’ antwoordden, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 hebben het meeste Hallenaren geregeld last van zwerfvuil (48%), gevolgd door hondenpoep (28%), sluikstorten (26%), trillingen (22%), ongedierte (17%), geurhinder (9%) en lichthinder (7%). Deze volgorde is gelijk wat als die van de inwoners van de centrumsteden. In vergelijking met Halle hebben inwoners van de centrumsteden iets minder vaak last van zwerfvuil, trillingen en hondenpoep. Voor de andere soorten van milieuhinder is het quasi gelijk met Halle. Tot slot stellen we vast dat de hinder niet sterk wijzigt doorheen de jaren: enkel voor het zwerfvuil lijkt er een betekenisvolle toename van 42% in 2015 naar 48% in 2018 in Halle.

Page 268: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

268

Aandeel inwoners dat last heeft van allerhande soorten milieuhinder, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat last heeft van allerhande soorten milieuhinder, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

5020

11

2014

/15

2017

/18

2011

2014

/15

2017

/18

2014

/15

2017

/18

2014

/ 15

2017

/18

2014

/15

2017

/18

2014

/ 15

2017

/18

2014

/ 15

2017

/18

Geurhinder Hondenpoep Lichthinder Trillingen Ongedierte Zwerfvuil Sluikstort

Halle Centrumsteden

9

28

7

22 17

48

2615

36

7

21 27

31

27

75

36

86

57 56

22

47

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Geurhinder Hondenpoep Lichthinder Trillingen Ongedierte Zwerfvuil Sluikstort

Vaak/altijd Af en toe Zelden/nooit

Page 269: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

269

Buurtproblemen: vandalisme Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van vandalisme.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Duid voor elk van de volgende problemen aan in welke mate je er de afgelopen maand zelf hinder van hebt ondervonden in jouw buurt’. Voor de indicator vandalisme werden volgende hinderaspecten bevraagd: - Vernieling van straatmeubilair/vernieling van bus- of tramhokjes, rustbanken, vuilbakken, .... - Bekladde muren en/of gebouwen (graffiti) - Wildplassen - Drugsdealing en –gebruik’

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’ of ‘altijd’. Respondenten die per stelling met ‘vaak’ of ‘altijd’ hebben geantwoord, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 heeft 8% van de Hallenaren last van vernieling van het straatmeubilair, net als van drugsdealing en –gebruik, gevolgd door wildplassen (7%) en wildplassen (4%). Bij de centrumsteden bedraagt dat respectievelijk 11%, 9%, 8% en 9%, waardoor we kunnen concluderen dat Hallenaren voor elke categorie iets minder last hebben dan inwoners van de centrumsteden. Wel zien we dat er een toename is van het aandeel Hallenaren die last hebben van de vernieling van het straatmeubilair van 4% in 2011 tot 8% in 2018. Deze toename doet zich ook voor in de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van vandalisme, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4

6

8

45 4

78

7 7

11

7 78

9 9

0

2

4

6

8

10

12

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18 2017/18 2017/18

Straatmeubilair Graffiti Wildplassen Drugsdealingen -gebruik

Halle Centrumsteden

Page 270: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

270

Aandeel Hallenaren dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van vandalisme, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

8 4 7 8

2314

17 13

6982 75 79

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

Straatmeubilair Graffiti Wildplassen Drugsdealing en -gebruik

Vaak/altijd Af en toe Nooit/zelden

Page 271: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

271

Buurtproblemen: verkeershinder Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van agressief verkeersgedrag in de buurt.

Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van onaangepaste snelheid van het verkeer in de buurt.

Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van lawaai door verkeer in de buurt.

Aandeel (%) van de inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van sluipverkeer in de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag aan een representatief staal van de inwoners van de centrumsteden voorgelegd: ‘Duid voor elk van de volgende problemen aan in welke mate je er de afgelopen maand zelf hinder van hebt ondervonden in jouw buurt’. Voor de indicator verkeershinder werden volgende hinderaspecten bevraagd: agressief verkeersgedrag, auto’s en/of vrachtwagens rijden te snel in mijn buurtlawaai door verkeer (auto, bus, vrachtwagen, tram, trein, vliegtuig) en sluipverkeer.

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘af en toe’, ‘vaak’ of ‘altijd’. Respondenten die per stelling met ‘altijd’ of ‘vaak’ antwoordde, werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen Hallenaren hebben in 2018 het meeste last van onaangepaste snelheid (58%), gevolgd door lawaai door verkeer (44%), sluipverkeer (39%) en agressief verkeersgedrag (29%). Dit ligt in elke categorie iets hoger dan bij inwoners van de centrumsteden, die wel dezelfde volgorde aanhoudt als bij Halle. Tot slot stellen we vast dat er een toename was qua aandeel Hallenaren die last hadden van agressief verkeersgedrag en een onaangepaste snelheid tussen 2011 en 2015, maar dat dit nadien (tussen 2015 en 2018) is gestabiliseerd.

Page 272: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

272

Aandeel inwoners dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van agressief verkeersgedrag in de buurt, onaangepaste snelheid, lawaai van het verkeer en sluipverkeer, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat de afgelopen maand last heeft ondervonden van agressief verkeersgedrag in de buurt, onaangepaste snelheid, lawaai van het verkeer en sluipverkeer, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

2529 29

5357 58

4439

23 22 25

44 4247

35

27

0

10

20

30

40

50

60

70

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18 2017/18 2017/18

Agressief verkeersgedrag Onaangepaste snelheid Lawaaiverkeer

Sluipverkeer

Halle Centrumsteden

2958

44 39

33

30

2723

3812

29 37

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Agressiefverkeersgedrag

Onaangepaste snelheid Lawaai verker Sluipverkeer

Vaak/altijd Af en toe Nooit/zelden

Page 273: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

273

Buurthinder Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat het afgelopen jaar geen tot weinig hinder, hinder of veel hinder in zijn buurt heeft ondervonden.

De buurthinderscore is een samengestelde indicator op basis van volgende indicatoren over buurthinder: lastiggevallen worden op straat, lawaaihinder, milieuhinder, vandalisme en verkeershinder. Per respondent werd een gemiddelde score op 16 items berekend. Enkel respondenten die minstens op 10 variabelen hebben geantwoord, werden meegenomen. Op basis van de gemiddelde scores werd een opsplitsing gemaakt in 3 categorieën: respondenten die geen of weinig hinder hebben ondervonden in hun buurt, respondenten die hinder hebben ondervonden en respondenten die veel hinder hebben ondervonden.

Aandachtspunten De resultaten van de stadsdelen zijn terug te vinden op de websites van de respectievelijke steden.

In de survey werd expliciet gepeild naar de mate waarin men de laatste maand hinder heeft ondervonden. Er wordt dus niet gepeild naar de perceptie van buurtproblemen, eerder naar effectieve problemen. Op basis van de vraagstelling kan niet geheel worden uitgesloten dat perceptie een rol speelt.

In totaal zijn 16 variabelen opgenomen met een grote interne samenhang voor de Vlaamse stadsmonitor (Cronbach’s Alpha= 0,88) wat toelaat een algemene maat van buurthinder te construeren.

Vaststellingen Terwijl bijna één op drie Hallenaren veel hinder in zijn of haar buurt ondervindt, is dat in de centrumsteden één op vier inwoners. Omgekeerd, vindt in Halle slechts 8% geen tot weinig buurthinder, waar dat in de centrumsteden 16% bedraagt. Het aandeel inwoners dat ‘hinder’ ondervindt is gelijk voor Halle en de centrumsteden (60%).

Aandeel inwoners dat het afgelopen jaar geen tot weinig hinder, hinder of veel hinder in zijn buurt heeft ondervonden, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

8 16

6060

32 24

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Halle Centrumsteden

Geen tot weinig Hinder Veel hinder

Page 274: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

274

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat in een leefbare en duurzame stad op vlak van samenleven menselijk contact in al zijn diversiteit plaatsvindt, bij uitstek in de eigen buurt (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Wat betreft het sociaal weefsel, de sociale cohesie in Halle stellen we vooreerst vast dat bijna de helft van de inwoners van Halle en de centrumsteden wekelijks contact heeft met familie, vrienden of buren en met buren van Belgische afkomst. Wel zien we dat inwoners van Halle iets minder vaak wekelijks contact hebben met buren van niet-Belgische herkomst dan inwoners van centrumsteden. Dit is ongetwijfeld verbonden aan het feit dat er in Halle minder mensen van niet-Belgische herkomst wonen (22,6% in 2016) dan in de centrumsteden (33% in 2016). Verder blijken Hallenaren in meerdere mate sociaal geïntegreerd (vier op tien) te zijn dan inwoners van centrumsteden (35%), maar ook dat ze minder vertrouwen hebben in de medemens. Deze laatste indicator zou vaak worden gebruikt om inzicht te geven in de mate van sociale cohesie en veerkracht binnen een samenleving. Tot slot vindt drie vierde van de inwoners van Halle en van de centrumsteden het aangenaam om in hun buurt met de mensen te praten.

Wat betreft participatie en maatschappelijk engagement nemen Hallenaren minder vaak (een vierde) dan inwoners van centrumsteden (een derde) deel aan een buurtactiviteit. Wel is dit aandeel, na een afname tussen 2012-2015 terug gestabiliseerd. Verder maken inwoners van Halle iets minder vaak deel uit van een bewonersgroep die het beleid tracht te beïnvloeden dan inwoners van centrumsteden. Iets meer dan vier op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden zijn actief lid of bestuurslid van één of meerdere verenigingen. Sportverenigingen trekken in dat opzicht iets meer leden aan dan andere verenigingen, dit zowel in Halle als de centrumsteden. Ook zien we dat Hallenaren iets minder vaak actief zijn om in hun buurt of stad iets te doen, in vergelijking met inwoners van de centrumsteden. Tot slot doen inwoners van Halle evenveel aan vrijwilligerswerk dan inwoners van centrumsteden: zo’n één op zeven inwoners doet momenteel gemiddeld 7 uur per week aan vrijwilligerswerk. Kortom, op vlak van participatie en maatschappelijk engagement doet Halle het niet slecht.

Wat betreft diversiteit bij het stadspersoneel zien we dat twee derde van het stadspersoneel in Halle vrouwen zijn ten opzichte van een derde mannen. Dit is heel wat meer dan in de centrumsteden (56%) en het Vlaams Gewest (58%), maar ook dan de meeste benchmarksteden. Wel zijn er in Halle minder personeelsleden van buitenlandse herkomst (8,4%) dan in de centrumsteden (15,7%) en dan in het Vlaams Gewest (10%). Dat er minder personeelsleden van buitenlandse herkomst zijn dan in de centrumsteden kan worden verklaard doordat er daar meer inwoners van buitenlandse herkomst zijn. Voor het Vlaams Gewest gaat dat echter niet op aangezien er daar minder personen van buitenlandse herkomst zijn (20,5%) dan in Halle (22,6%). Wat betreft de leeftijdsverdeling, behoren in Halle heel wat minder ouderen tot het stadspersoneel (16,6%) dan in alle andere regio’s zoals de centrumsteden (21%). Nochtans maken de 50-plussers in Halle een groter deel uit van de bevolking dan in de centrumsteden. Tot slot stellen we vast dat ongeveer drie op tien Hallenaren positief tot zeer positief staan ten opzichte van andere culturen, wat ongeveer even veel is als in de centrumsteden. Wel reageert ongeveer een vierde van de inwoners negatief ten opzichte van andere culturen.

Wanneer we de veiligheid aanschouwen stellen we vast dat de criminaliteitsgraad in de centrumsteden heel wat hoger ligt dan in Halle en de benchmarksteden. In de periode 2011-2016 is er wel in alle regio’s een afname qua criminaliteitsgraad. In alle regio’s komt diefstal en afpersing het vaakst voor, gevolgd door beschadigingen van eigendom en misdrijven

Page 275: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

275

tegen de lichamelijke integriteit. Wat betreft het aandeel inwoners dat zich (on)veilig voelt, zien we dat men zich veiliger voelt in de eigen buurt dan in de eigen stad, en dat inwoners van Halle zich veiliger voelen dan inwoners van centrumsteden. Volledig in lijn met deze vaststellingen zien we dat het mijdgedrag (van bepaalde plekken omwille van veiligheid) groter is in de eigen stad dan in de eigen buurt, en iets groter bij inwoners van centrumsteden dan bij Hallenaren.

Tot slot staan we stil bij allerhande vormen van buurthinder. In dit opzicht blijkt dat Hallenaren minder worden lastiggevallen op straat (1%) dan inwoners van centrumsteden (3%). Wat betreft lawaaihinder, is verkeer de grootste boosdoener, op een afstandje gevolgd door burenlawaai, en dan horeca en bedrijven. Met betrekking tot milieuhinder hebben Hallenaren het meest last van zwerfvuil, gevolgd door hondenpoep, sluikstort en trillingen. In vergelijking met de centrumsteden hebben Hallenaren meer last van zwerfvuil en trillingen: bijna één op twee Hallenaren heeft last van zwerfvuil, wat bovendien is toegenomen sinds 2015. Voorst stellen we ook omtrent vandalisme vast dat dit probleem zich in mindere mate voordoet in Halle, in vergelijking met de centrumsteden. Zo’n 8% van de Hallenaren heeft last van drugsdealing en –gebruik en van vandalisme van straatmeubilair, waar dat in de centrumsteden respectievelijk 9% en 11% is. Hallenaren hebben dan wel weer beduidend meer last van verkeershinder dan de centrumsteden. Zes op tien Hallenaren hebben last van onaangepaste snelheid, meer dan vier op tien van lawaai door verkeer en sluipverkeer, en nogmaals drie op tien van agressief verkeersgedrag. Tot slot stellen we vast dat bijna één op drie Hallenaren in het algemeen veel hinder in zijn of haar buurt ondervindt waar dat in de centrumsteden een stuk lager ligt (één op vier inwoners). En omgekeerd ondervinden dubbel zoveel inwoners van de centrumsteden geen tot weinig buurthinder in vergelijking met inwoners van Halle. Kortom, de mate waarin Hallenaren hinder ondervinden, en meer specifiek verkeershinder, lijkt dan ook een belangrijk aandachtspunt te zijn voor het beleid.

Page 276: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

276

WONEN EN WOONOMGEVING De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van wonen en woonomgeving: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad dient een voldoende gediversifieerd aanbod aan woningen beschikbaar te zijn, die voldoen aan verschillende sociale behoeften, en rekening houden met de middelen van de inwoners van Halle waardoor een gezonde sociale mix mogelijk wordt. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van wonen en woonomgeving (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we een aantal indicatoren die ons inzicht verschaffen in de mate waarin Halle een leefbare en duurzame stad is op vlak van wonen en woonomgeving. We belichten de woonkwaliteit en de tevredenheid met de woning, buurt en stad, alsook de mate waarin mensen willen verhuizen. Verder bespreken we de mate waarin men tevreden is over de infrastructuur van de stad, de uitstraling van de gebouwen, open ruimtes, … wat iets zegt over hoe Hallenaren de kwaliteit van het wonen in hun stad ervaren (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Woonaanbod/ Type bebouwing Definitie De aandelen van de woningmarkt volgens woningtype, in %.

De aandelen van de woningen volgens volgende typologie: appartementen (inclusief studio’s, lofts en kamers), alleenstaande woningen, halfopen bebouwingen, rijwoningen of gesloten bebouwing. Ook wordt in het databestand aangegeven hoeveel woongelegenheden er in handelshuizen zijn. Daarnaast is er nog de restgroep (bijvoorbeeld woningen in recreatiedomeinen e.d.).

Voor meer informatie: https://statbel.fgov.be/nl/themas/bouwen-wonen/gebouwenpark.

Aandachtspunten In de kadastrale statistiek is woningopsplitsing in kleinere woonentiteiten als kamers, studio’s en dergelijke niet altijd zichtbaar als gevolg van het niet steeds registreren van woningopdeling

Vaststellingen Het meest voorkomende type bebouwing in Halle is in 2017 de gesloten bebouwing (44%), gevolgd door half open bebouwing (21%), open bebouwing (17%), andere gebouwen (9%), appartementen (6%) en handelshuizen (3%). Dit komt relatief sterk overeen met de spreiding in Dendermonde en Lier. De 13 centrumsteden kennen een heel verschillende spreiding: er zijn heel wat meer appartementen (41%), en minder half open (11%) en open bebouwingen (9%) in vergelijking met Halle en met het Vlaams Gewest. In 2017 zijn open bebouwingen in het Vlaams Gewest nog de belangrijkste woonvorm (29%), gevolgd door appartementen (25%), gesloten bebouwingen (22%), half open bebouwingen (19%) en handelshuizen (3%).

Het verschil in procentpunten qua type bebouwing tussen 2008 en 2017 is het grootst in de centrumsteden met een sterke toename van het aandeel appartementen met 5 procentpunten, en een afname van het aandeel gesloten bebouwingen met 3 procentpunten

Page 277: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

277

en van het aandeel handelshuizen met 1 procentpunt. Ook in het Vlaams Gewest zijn er verhoudingsgewijs meer appartementen bijgekomen (4 procentpunten), en minder gesloten (2 procentpunten) en open bebouwingen (1 procentpunt) en handelshuizen (1 procentpunt). Dit komt wel voor een aanzienlijk deel omdat de cijfers van het gewest beïnvloed zijn door die van de centrumsteden. Een gelijkaardige evolutie, maar veel minder sterk, doet zich voor in Halle: meer appartementen, en iets minder gesloten bebouwingen en handelshuizen. Kortom, de grote toename van appartementen in de centrumsteden (en in het Vlaams Gewest) is veel beperkter in Halle en de benchmarksteden.

De aandelen van de woningmarkt volgens woningtype, in 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Appartement Gesloten Open Half Open Handelshuis Overige

Page 278: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

278

Verschil in procentpunten tussen spreiding van het woningbestand in 2017 en 2008, naar type (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

-4

-3

-2

-1

0

1

2

3

4

5

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Appartement Gesloten Open Half Open Handelshuis Overige

Page 279: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

279

Sociaal woonaanbod Definitie Het aandeel sociale huurwoningen in de stad is de verhouding van het aantal sociale huurwoningen in de stad, per 100 huishoudens in de stad.

Sociale huurwoningen zijn de woningen in beheer van erkende sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM), die conform de regels van het sociale huurdecreet, aan huishoudens met een inkomen beneden een vastgestelde inkomensgrens verhuurd worden.

Voor meer informatie: https://www.vmsw.be/Home/Footer/Over-socialehuisvesting/Statistieken/ Woningen-en-gronden.

Aandachtspunten Deze indicator telt de woningen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Dit is het grootste gedeelte van het ’sociaal verhuurd’ patrimonium. De rest zijn woningen van de gemeente, het OCMW en de sociale verhuurkantoren (9.143 SVK-woningen eind 2016 voor heel Vlaanderen). Ook de impact van de sociale koopwoningen blijft buiten beschouwing.

Deze indicator gebruikt een verhouding van de sociale huurwoningen ten opzichte van het aantal huishoudens. De huishoudens zonder domicilie in de stad, zoals studentenhuishoudens (die nog bij de ouders ingeschreven zijn) of mensen zonder papieren, zorgen wel voor een onderschatting van het werkelijke aantal huishoudens omdat die niet zijn meegerekend in de huishoudens.

Vaststellingen In 2016 heeft Halle 7 sociale woningen per 100 huishoudens, wat hoger is dan in het Vlaams Gewest (5) maar een stuk lager dan in de centrumsteden (9). Een hoger aandeel sociale huisvesting is wel een typisch stedelijk fenomeen zijn. Het aantal sociale woningen per 100 huishoudens neemt zowel in Halle als in de benchmarksteden, de centrumsteden en het Vlaams Gewest heel lichtjes toe tussen 2006 en 2016, behalve in Lokeren. Wel is de toename beperkt tot maximaal 1 woning per 100 huishoudens, en dit voor alle regio’s.

Het aandeel sociale huurwoningen in de stad per 100 huishoudens in de stad, van 2006 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW).

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 280: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

280

Spreiding van sociale huurwoningen Definitie Aandeel (%) sociale huurwoningen in de stad tegenover het aandeel sociale huurwoningen in de stadsrand.

De stadsrand is de som van alle gemeenten die grenzen aan het grondgebied van de centrumstad zelf.

Sociale huurwoningen zijn de woningen in beheer van erkende sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM) die conform de regels van het sociale huurdecreet aan huishoudens met een inkomen beneden een vastgestelde inkomensgrens verhuurd worden.

Het aandeel sociale huurwoningen in de stad (respectievelijk stadsrand) is de verhouding van het aantal sociale huurwoningen in de stad (respectievelijk stadsrand), ten opzichte van het aantal huishoudens in de stad (respectievelijk stadsrand).

Voor meer informatie: https://www.vmsw.be/Home/Footer/ Over-sociale-huisvesting/Statistieken/ Woningen-en-gronden.

Aandachtspunten Deze indicator telt de woningen van de sociale huisvestingsmaatschappijen. Dit is het grootste gedeelte van het ’sociaal verhuurd’ patrimonium. De rest zijn woningen van de gemeente, het OCMW en de sociale verhuurkantoren (9.143 SVK-woningen eind 2016 voor heel Vlaanderen). Ook de impact van de sociale koopwoningen blijft buiten beschouwing.

Deze indicator gebruikt een verhouding van de sociale huurwoningen op het aantal huishoudens. De huishoudens zonder domicilie in de stad, zoals studentenhuishoudens (die nog bij de ouders ingeschreven zijn) of mensen zonder papieren, zorgen wel voor een onderschatting van het werkelijke aantal huishoudens omdat ze niet in de huishoudens worden opgenomen.

Deze indicator dekt de spreiding en de sociale mix op de regionale woningmarkt voor zover men kan akkoord gaan met de verhouding tussen kernstad en stadsrand, met name de gordel van aangrenzende gemeenten. De administratieve grenzen van de centrumsteden en hun omliggende gemeenten vallen niet noodzakelijk samen met de morfologische stadsagglomeratie.

Bij deze verhouding komt enkel het evenwicht tussen de stad en de stadsrand in beeld, los van het reële aantal of aandeel sociale huurwoningen.

Vaststellingen Een verhouding van 1 op 1 verwijst naar een gelijke spreiding van het aandeel sociale huurwoningen in de stad tegenover de stadsrand. In 2016 heeft Halle 0,94, wat wil zeggen dat het aandeel sociale huurwoningen in de stadsrand iets hoger is dan in Halle zelf. In de centrumsteden is de spreiding 2,01 in 2016, wat erop wijst dat er meer sociale huurwoningen zijn in de steden zelf dan in hun respectievelijke stadsranden. In Halle neemt dit aandeel af doorheen de jaren: van 1,22 in 2008 tot 0,96 in 2017. Dit wil zeggen dat de regionale spreiding van de sociale huurmarkt toeneemt. Waar er in 2008 nog meer sociale huurwoningen waren in Halle dan in de stadsrand is dat in 2016 ongeveer gelijk. In het totaal van de 13 centrumsteden is de spreiding van het aandeel sociale huurwoningen ongeveer gelijk gebleven in de periode 2008-2016.

Page 281: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

281

Aantal sociale huurwoningen over het aantal private huishoudens in de stad ten opzichte van het aantal sociale huurwoningen over het aantal private huishoudens in de stadsrand (in %).

Bron: Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (sociale woningen) en Statistiek Vlaanderen (huishoudens).

0,00

0,50

1,00

1,50

2,00

2,50

2008 2010 2012 2014 2016

Halle Totaal 13 steden

Page 282: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

282

Vastgoedprijzen Definitie Gemiddelde verkoopprijs van een flat en woonhuis in euro.

Het gaat hier om de verkoopsakten die geregistreerd worden door de administratie van het kadaster. De vermelde verkoopprijzen omvatten noch de registratierechten, noch de notariskosten. Ze omvatten zowel de openbare verkopen als de verkopen uit de hand.

Voor meer informatie: https://statbel.fgov.be/nl/themas/bouwen-wonen/vastgoedprijzen.

Aandachtspunten Het gaat enkel over de gemiddelde verkoopprijs van een bestaande woning of flat. De kwaliteit van de verkochte woningen in een bepaald jaar heeft ongetwijfeld een invloed op de gemiddelde verkoopprijs van dat jaar.

Vaststellingen In 2016 zijn de gemiddelde verkoopprijzen van appartementen, flats en studio’s het hoogst in Halle (254 860 euro), gevolgd door Lier (234 948 euro) en het Vlaams Gewest (227 840 euro). Wat betreft woonhuizen zijn de prijzen het hoogst in Lier (242 952 euro), gevolgd door de centrumsteden (239 605 euro) en Halle (232 309 euro).

De prijzen van de woningen en appartementen nemen al vele jaren gestaag toe in Halle (en de andere regio’s), wat te maken zou hebben met de aantrekkingskracht van Halle (Stadsmonitor Halle, 2015). In de Stadsmonitor Halle (2015) werd al gesteld dat de prijzen van woonhuizen en flats in Halle sinds 2003 waren verdubbeld, een trend die zich ook in de benchmarksteden en centrumsteden voordoet. We zien dat de prijzen van de woonhuizen in de periode 2012-2016 het sterkst zijn toegenomen in Lier (+ 29 000 euro), gevolgd door de centrumsteden (+ 24 000 euro), het Vlaams Gewest (+21 000 euro) en Halle (+ 20 000 euro). De prijzen van de appartementen zijn het sterkst gestegen tussen 2012 en 2016 in Dendermonde (+ 45 000 euro), gevolgd door Lier (+ 33 000 euro) en de centrumsteden (+ 26 000 euro). In Halle zijn de prijzen van appartementen in dezelfde periode met 19 000 euro gestegen. Ondanks de steeds toenemende prijzen van de woningen (woonhuizen en appartementen, flats en studio’s), stellen we geen significante toename vast van betalingsmoeilijkheden: in 2011 als 2015 had 5% van de Hallenaren het afgelopen jaar problemen om de woonkosten te betalen, wat 6% is in 2018 (maar niet significant verschilt van de voorbije twee metingen).

Page 283: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

283

Gemiddelde verkoopprijs van woonhuizen en appartementen, flats en studio’s, in 2016 (in euro).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

Gemiddelde prijs van een woonhuis, van 2008 tot 2016 (in euro).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Prijs woonhuizen Prijs appartementen, flats en studio's

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 284: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

284

Gemiddelde prijs van een appartement, van 2008 tot 2016 (in euro).

Bron: Gemeentemonitor op basis van STATBEL.

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove

Page 285: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

285

Betaalbaarheid van het wonen: betalingsmoeilijkheden Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft het afgelopen jaar problemen te hebben gehad om de woonkosten te betalen.

Woonkosten staan voor ‘naakte’ woonkosten, namelijk de huishuur of de afbetaling van de lening (dus geen energie- of andere vaste woonkosten).

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Is het gedurende het afgelopen jaar voorgekomen dat jij of een andere persoon van het gezin de huishuur / lening voor de woning niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’, ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’ of ‘niet van toepassing / weet niet’. Wie antwoordde dat het al eens voorgekomen was, werd in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘niet van toepassing / weet niet’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen In 2018 heeft 6% van de Hallenaren aangegeven het afgelopen jaar problemen te hebben gehad om de woonkosten te betalen, wat evenveel is als in de centrumsteden in 2017. Terwijl dit aandeel in de centrumsteden is afgenomen van 8% in 2011 naar 6% in 2017, is dit in Halle heel lichtjes toegenomen van 5% in 2011 tot 6% in 2018.

Aandeel inwoners dat aangeeft het afgelopen jaar problemen te hebben gehad om de woonkosten te betalen (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

5%

8%

5%

7%6% 6%

0%1%2%3%4%5%6%7%8%9%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 286: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

286

Betaalbaarheid van het wonen: woonquote Definitie Gemiddelde woonquote en het aandeel (%) van de inwoners waarvan de woonquote meer dan 30% bedraagt.

De meest gebruikte methode voor het meten van de betaalbaarheid van het wonen is de woonquote (‘rent to income ratio’), gedefinieerd als de totale uitgave van het gezin voor wonen ten opzichte van het gezinsinkomen.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘Kan je aangeven hoeveel de maandelijkse huur (zonder verbruikskosten of onderhoudskosten) of lening voor je woning ongeveer bedraagt?’ en (2) ‘Wat is het totale beschikbare netto inkomen per maand van het gezin?’. Respondenten konden antwoorden met de betrokken categorie van uitgaven of met ‘weet niet’.

Om de woonquote te kunnen berekenen, mochten respondenten voor beide vragen geen ontbrekende waarde hebben of niet antwoorden met ‘weet niet’.

Aandachtspunten Deze indicator is ook opgenomen in de edities van 2011 en 2014. Omdat de vraagstelling in de survey van 2017 is gewijzigd, is vergelijken met voorgaande edities niet mogelijk.

Men spreekt over een betaalbare woning indien een gezin minder dan een bepaald percentage van het inkomen uitgeeft aan wonen. Internationaal wordt vaak de 30%-norm gehanteerd. Indien huishoudens meer spenderen dan deze norm, wordt er van uitgegaan dat de woonuitgaven ‘niet betaalbaar’ zijn of beslag leggen op een onredelijk deel van het inkomen.

In de survey van de Gemeente- en de Stadsmonitor werden de woonkost en het beschikbare netto gezinsinkomen bevraagd aan de hand van inkomenscategorieën. Een exacte bepaling van de woonquote is hierdoor niet mogelijk.

Vaststellingen Wij geven hier de cijfers weer van de gemeentemonitor: In 2017 gaf 81% van de Hallenaren aan dat de totale uitgaven van het gezin voor wonen minder dan of gelijk is aan 30% van hun gezinsinkomen. 19% geeft dus meer dan 30% van hun gezinskomen af aan uitgaven voor wonen. In het Vlaams Gewest bedraagt dat respectievelijk 82% en 18% in 2018. In de centrumsteden varieert het aandeel inwoners dat aangeeft dat de totale uitgaven van het gezin voor wonen minder dan of gelijk is aan 30% van het gezinsinkomen van 71% in Antwerpen tot 84% in Kortrijk en Roeselare (Gemeentemonitor 2018).

Page 287: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

287

Comfortniveau van de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft te wonen in een woning met middelmatig comfort. Een woning met middelmatig comfort beschikt over warm stromend water, centrale verwarming en een lig-, zitbad of douche.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Zijn onderstaande voorzieningen in je woning aanwezig?’. Daarbij werden 15 voorzieningen bevraagd. Om het comfortniveau te bepalen werden volgende voorzieningen opgenomen: • warm stromend water • centrale verwarming • lig-, zitbad of douche.

Respondenten konden antwoorden met ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet niet’. Respondenten die aangaven dat alle drie de voorzieningen in de woning aanwezig zijn, werden in de teller opgenomen. De categorie ‘weet niet’ werd bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten.

Aandachtspunten De definitie van middelmatig comfort is ten opzichte van voorgaande edities licht gewijzigd. De huidige definiëring is conform met de definitie die het Steunpunt Wonen momenteel hanteert. Bijgevolg hebben we enkel het jaar 2017/18 weergegeven.

Vaststellingen In 2018 heeft 91% van de Hallenaren een woning met (minstens) middelmatig comfort, wat ongeveer evenveel is als inwoners van de centrumsteden in 2017 (90%). Wanneer we deze indicator ontleden zien we dat 92% van de Hallenaren in 2018 een woning met centrale verwarming heeft, en 99% een lig-, zitbad of douche en nog eens 99% warm stromend water. Deze percentages komen zeer sterk overeen met het gemiddelde van de centrumsteden en het Vlaams Gewest in 2017.

Aandeel inwoners dat aangeeft te wonen in een woning met middelmatig comfort, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

91% 90%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

2017/18

Halle Middelmatig comfort Centrumsteden Middelmatig comfort

Page 288: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

288

Aandeel Hallenaren dat aangeeft dat centrale verwarming, lig-, zitbad of douche, en warm stromend water aanwezig is in hun woning, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

92 99 99

0102030405060708090

100

Centrale verwarming Lig-, zitbad of douche Warm stromend water

Page 289: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

289

Internetaansluiting Definitie Aandeel van de inwoners (%) dat aangeeft te beschikken over een internetaansluiting in de woning.

In de survey van de Stadsmonitor werd aan een representatief staal van de bevolking uit de centrumsteden volgende vraag voorgelegd: ‘Zijn onderstaande voorzieningen in je woning aanwezig?’. In de opsomming van voorzieningen was ‘internetaansluiting’ een van de mogelijkheden. Respondenten konden antwoorden met ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet niet’.

Respondenten die met ‘ja’ antwoordden, werden in de teller opgenomen. De optie ‘weet niet’ werd niet meegenomen bij de berekeningen.

Vaststellingen In 2018 beschikt gemiddeld 93% van de Hallenaren over internet in de woning, wat evenveel is als in de centrumsteden in 2017.

Aandeel inwoners dat aangeeft te beschikken over een internetaansluiting in de woning, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

93 93

0

20

40

60

80

100

Halle Centrumsteden

2017/18

Page 290: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

290

Duurzaamheid van de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft te wonen in een woning waarvan het dak geïsoleerd is, er dubbel of driedubbel glas is en de woning uitgerust is met een energiezuinige condensatieketel of hoogrendementsketel.

Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft te wonen in een woning die aan energierecuperatie doet, zij het via een groendak, of via zonnepanelen, zonneboiler of gebruik regenwater.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad. ‘Zijn onderstaande voorzieningen in je woning aanwezig?’. Van de 15 voorgelegde voorzieningen werden volgende opgenomen om de duurzaamheid van de woning in beeld te brengen: • Energiezuinige condensatieketel/hoogrendementsketel (chauffageketel) • Regenwater en gebruik hiervan voor toilet/ wasmachine • Dubbel of driedubbel glas (minstens de helft van de ramen) • Isolatie van zolder/dak • Groendak (dak met beplanting) • Zonnepanelen • Zonneboiler.

Respondenten konden antwoorden met ‘ja’, ‘nee’ of ‘weet niet’. De categorie ‘weet niet’ werd bij de berekeningen buiten beschouwing gelaten. Respondenten die met ‘ja’ antwoordden op ‘energiezuinige condensatieketel/hoogrendementsketel’, ‘isolatie van zolder/dak’ of ‘dubbel of driedubbel glas’ werden opgenomen in de teller van energiezuinige woningen. Respondenten die met ‘ja’ antwoordden op ‘regenwater en gebruik hiervan voor toilet/wasmachine’, ‘groendak’, ‘zonnepanelen’ of ‘zonneboiler’ werden opgenomen in de teller van energierecupererende woningen.

Vaststellingen In Halle heeft gemiddeld 54% van de respondenten in 2018 een energiezuinige woning, wat twee procentpunten minder is dan het gemiddelde van de centrumsteden. Zowel in de centrumsteden als in Halle neemt dit aandeel gestaag toe in de periode 2011-2017/18. Zo’n 93% van de Hallenaren heeft een woning met dubbel of driedubbel glas, vier op vijf hebben zolder/dakisolatie, twee op drie hebben een condensatieketel/hoogrendementsketel en vier op tien gebruiken regenwater voor toilet en/of wasmachine. Voorts blijkt dat bijna één op twee personen in Halle een energierecupererende woning heeft (47% in 2018), wat een stuk hoger ligt dan het gemiddelde van de centrumsteden (30%). Hierbij stellen we vast dat het aandeel Hallenaren met een energiezuinige woning toeneemt in de periode 2011-2018, maar dat het aandeel dat een energierecupererende woning heeft tussen 2011 en 2015 is afgenomen, om nadien terug lichtjes te stijgen tot 47% in 2018. Dit laatste zou mogelijks verklaard kunnen worden door het afnemend aantal woningen met een regenput door de toegenomen woningdichtheid en het groeiend aantal flats (Stadsmonitor Halle, 2015). Wel ligt het niveau van energierecupererende woningen nog steeds een stuk hoger dan in de centrumsteden. Tot slot zien we dat 13% van de Hallenaren in 2018 zonnepanelen heeft. Dus terwijl inwoners van centrumsteden veel vaker een energiezuinige woning hebben dan een energierecupererende woning in 2017/18 (56% en 30%), liggen die aandelen in Halle veel dichter bij elkaar (54% en 47%).

Page 291: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

291

Aandeel inwoners dat aangeeft te wonen in een duurzame woning, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel Hallenaren dat aangeeft te wonen in een duurzame woning, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

39%

48%54%

49%43%

47%39%

51%56%

23%27% 30%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

2011 2014/15 2017/18 2011 2014/15 2017/18

Energiezuinig Energierecupererend

Halle Centrumsteden

66%

93%

82%

42%

3%

13%

4%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Page 292: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

292

Structurele problemen in de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft te wonen in een woning met één of meerdere structurele problemen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad. ‘Wat vind je van de staat van je woning (of het gebouw waarin je woning gelegen is)?’. Volgende aspecten werden bevraagd: • De centrale verwarming (ketel en leidingen) • De elektrische installatie • Buitenschrijnwerk (deuren, raamwerk) • De ramen • Dakgoot • Dak.

Respondenten konden antwoorden met ‘in goede staat’, ‘kleine herstellingen nodig’, ‘aan vervanging toe’ of ‘weet niet/niet van toepassing’. Respondenten die op een of meerdere stellingen met ‘aan vervanging toe’ hebben geantwoord, werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd met ‘weet niet/niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen Ondanks het relatief hoge comfortniveau van de woning van Hallenaren, heeft één op vijf Hallenaren één of meerdere structurele problemen aan de woning, wat iets hoger ligt dat het gemiddelde in de centrumsteden (16%). En terwijl dat aandeel in de centrumsteden heel lichtjes is afgenomen van 17% in 2011 tot 16% in 2017, is dat in Halle heel lichtjes toegenomen van 18% in 2011 tot 20% in 2018. Verder gaven de respondenten in Halle van alle opgesomde problemen het vaakst aan dat de centrale verwarming aan vervanging toe is (7%), gevolgd door het dak (6%) en de ramen (6%). Vervanging van de dakgoot en de elektrische installatie komen het minst vaak voor.

Aandeel inwoners dat aangeeft te wonen in een woning met één of meerdere structurele problemen, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

18% 17%18%16%

20%

16%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 293: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

293

Aandeel Hallenaren dat aangeeft te wonen in een woning met één of meerdere structurele problemen, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

6% 5%

7%6%

4%

3%

0%1%2%3%4%5%6%7%8%

Ramen Buitenschrijnwerk Centraleverwarming

Dak Dakgoot Elektrischeinstallatie

Page 294: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

294

Hinder in de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat aangeeft hinder te ondervinden in de woning.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Hoe vaak had je de afgelopen 12 maanden last van een van volgende problemen als je thuis in de woning was?’. Volgende problemen werden bevraagd: • Geurhinder (slechte geur, stank) • Ongedierte (kakkerlakken, ratten, muizen, vlooien) • Lawaai • Schimmel binnen- en/of buitenmuren • Opstapeling vuilnis in de woning of het gebouw (huisvuil, lege verpakkingen, etensresten, …) • Te weinig plaats voor het aantal inwoners • Te weinig privacy • Ander probleem: …

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, ‘zelden’, ‘soms’ of ‘vaak’. Respondenten die ‘soms’ of ‘vaak’ hebben aangeduid, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen De inwoners van Halle melden van alle opgesomde mogelijke problemen het vaakst lawaaihinder (34%), gevolgd door geurhinder (23%), schimmel binnen- en/of buitenmuren (12%), ongedierte (11%) en een gebrek aan privacy (11%). Te weinig plaats voor inwoners en de opstapeling van vuilnis komen het minst voor. Deze percentages komen sterk overeen met die van de inwoners van de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat aangeeft hinder te ondervinden in de woning, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

34%

23%

12% 11%7% 5%

11%

36%

23%

13%11%

7% 8% 8%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

Lawaaihinder Geurhinder Schimmelbinnen- en /ofbuitenmuren

Ongedierte Te weinig plaatsvoor inwoners

Opstapelingvuilnis

Te weinigprivacy

Halle Centrumsteden

Page 295: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

295

Tevredenheid over de woning Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de woning waarin men momenteel woont.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden met de woning waarin je momenteel woont?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘zeer tevreden’ of ‘eerder tevreden’ werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 is 84% van de Hallenaren tevreden over de woning waarin men op dat moment woont, wat ongeveer evenveel is dan inwoners van de centrumsteden (83%). Verder blijkt dat zo’n 6% van de Hallenaren (zeer) ontevreden is over hun woning in 2018.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de woning waarin men momenteel woont, 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

85 8384 8384 83

0

20

40

60

80

100

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 296: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

296

Verhuisintentie Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de intentie heeft om binnen de komende 5 jaar te verhuizen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Plan je de komende vijf jaar een verhuis?’. Respondenten konden antwoorden met ‘ja, binnen dezelfde buurt’, ‘ja, naar een andere buurt in dezelfde stad’, ‘ja, naar een andere stad/gemeente’ en ‘neen, geen verhuisplannen’.

Respondenten die met ‘ja, binnen dezelfde buurt’, ‘ja, naar een andere buurt in de stad’ of ‘ja, naar een andere stad/gemeente’ antwoordden, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 wil één op vijf Hallenaren verhuizen binnen de vijf jaar, waar dat in de centrumsteden bijna drie op tien inwoners betreft in 2017. Bovendien zien we dat dit aandeel toeneemt in de periode 2011-2018 in Halle van 15% naar 20%. In de centrumsteden is dit aandeel minder sterk toegenomen, van 27% in 2011 tot 29% in 2017. 4% van de Hallenaren geeft aan te willen verhuizen binnen dezelfde buurt, 8% naar een andere buurt maar nog steeds binnen Halle zelf, en nog eens 8% wil verhuizen naar een andere stad. 80% geeft aan niet te willen verhuizen de komende vijf jaar.

Aandeel inwoners dat de intentie heeft om binnen de komende 5 jaar te verhuizen, in 2011 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

15

20

2729

0

5

10

15

20

25

30

35

2011 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 297: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

297

Aandeel Hallenaren dat aangeeft te verhuizen binnen dezelfde buurt, naar een andere buurt binnen de stad en naar een andere stad of gemeente, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

4

88

0123456789

Binnen dezelfde buurt Andere buurt binnen destad

Andere stad/gemeente

Page 298: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

298

Verhuismotieven Definitie Verhuismotieven van personen met een verhuisintentie binnen de 5 jaar, in %.

De respondenten met verhuisintentie kregen volgende vraag: ‘Als je van plan bent om te verhuizen, wat zijn daarvoor de belangrijkste redenen?’. De respondenten hadden de keuze uit volgende redenen, er werd gevraagd om maximum 3 redenen aan te duiden. • De wens om eigenaar te worden • Verandering in financiële situatie • Ouderlijk huis verlaten • Wijziging gezinssituatie (huwelijk / samenwonen / scheiding / gezinsuitbreiding) • Gezondheid/behoefte aan zorg • Afstand woon/werkverkeer • Goedkopere woning • Ontevredenheid met huidige woning (te groot, te klein, problemen, afwezigheid tuin) • Ontevredenheid met huidige buurt (buren, veiligheid, netheid, rust, ...) • Dichter bij familie/vrienden wonen • Andere: …

Een aantal antwoordcategorieën werden geclusterd. Respondenten die ‘wens om eigenaar te worden’, ‘verandering in financiële situatie’ of ‘goedkopere woning’ hebben aangeduid, werden in de teller van ‘financiële motieven’ opgenomen. Respondenten die ‘ouderlijk huis verlaten’ of ‘wijziging gezinssituatie (huwelijk / samenwonen / scheiding / gezinsuitbreiding)’ hebben aangeduid, werden in de teller van ‘verandering levensfase’ opgenomen. Respondenten die ‘ontevredenheid met huidige woning (te groot, te klein, problemen, afwezigheid tuin)’ of ‘ontevredenheid met huidige buurt (buren, veiligheid, netheid, rust, ...)’ hebben aangeduid, werden in de teller van ‘ontevredenheid buurt of woning’ opgenomen. Respondenten die ‘afstand woon/werkverkeer’ of ‘dichter bij familie/vrienden wonen’ hebben aangeduid, werden in de teller van ‘locatiemotieven’ opgenomen. Respondenten die ‘gezondheid/behoefte aan zorg’ en ‘andere’ hebben aangeduid werd apart opgenomen.

Aangezien de respondenten meer dan 1 optie mochten aanduiden, kan de som van de motieven groter dan 100% zijn.

Vaststellingen Hallenaren geven in 2018 volgende redenen het meest aan als reden om te verhuizen: verandering levensfase (39%), ontevredenheid buurt of woning (37%), financieel (33%), locatie (17%) en gezondheid / behoefte aan zorg (7%). Bovendien geeft 22% van de respondenten een ‘andere reden’ aan. Inwoners van de centrumsteden geven vaker dan hallenaren financiële redenen aan (46%), alsook ontevredenheid buurt of woning (43%), en ongeveer even vaak verandering levensfase (39%) en locatie (18%).

Page 299: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

299

Verhuismotieven van personen met een verhuisintentie binnen de 5 jaar, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

33%37% 39%

17%

7%

22%

46%43%

39%

18%

6%13%

0%5%

10%15%20%25%30%35%40%45%50%

Halle Centrumsteden

Page 300: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

300

Fierheid over de stad Definitie Aandeel (%) van de bevolking dat fier is op zijn of haar stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Ik ben echt fier op mijn stad’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’, ‘helemaal oneens’ en ‘weet niet’. Wie antwoordde met ‘helemaal eens’ of ‘eerder eens’, werd in de teller opgenomen. Een klein aantal respondenten koos voor de antwoordcategorie ‘weet niet/niet van toepassing’. Deze respondenten werden niet in aanmerking genomen bij de berekening van deze indicator.

Vaststellingen Ongeveer één op twee Hallenaren geeft aan fier te zijn op zijn stad in 2018, terwijl dat in de centrumsteden bij meer dan zeven op de tien inwoners het geval is in 2017. Bovendien is dit aandeel in Halle (significant) afgenomen van 63% in 2015 tot 51% in 2018, waar dat in de centrumsteden ongeveer gelijk is gebleven (van 75% in 2014 naar 72% in 2017). Verder geven ook twee op tien Hallenaren aan niet fier te zijn op hun stad.

Aandeel inwoners dat fier is op zijn of haar stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Fierheid over de stad bij Hallenaren, in 2018 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

6369

63

75

51

72

01020304050607080

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

51

29

20

0

20

40

60

80

100

Eens Noch eens, noch oneens Oneens

Page 301: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

301

Tevredenheid over de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners: ‘In welke mate ben je tevreden over jouw buurt?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘zeer tevreden’ of ‘eerder tevreden’ werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Zes op tien inwoners van Halle zijn in 2018 tevreden over hun buurt, waar dat bij de centrumsteden bijna acht op tien is in 2017. Dit is vreemd, temeer omdat in de gemeentemonitor 2018 nog 72% van de Hallenaren tevreden was met hun buurt. Bovendien is het aandeel Hallenaren dat tevreden is over hun buurt (significant) afgenomen van 74% in 2015 naar 62% in 2018. In de centrumsteden is dit aandeel ongeveer gelijk gebleven over ganse de periode 2011-2017. Tot slot zien we dat twee op tien Hallenaren in 2018 ontevreden zijn over hun buurt.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

76% 77%74% 76%62%

77%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 302: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

302

Tevredenheid van Hallenaren over de buurt, in 2018 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

62

16

22

0

20

40

60

80

100

Tevreden Noch tevreden, noch ontevreden Ontevreden

Page 303: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

303

Tevredenheid over de stad Definitie Aandeel (%) van de bevolking dat tevreden is over de stad.

In de survey van de stadsmonitor werd volgende vraag voorgelegd aan een representatief staal van inwoners: ‘In welke mate ben je tevreden over de stad Halle/jouw stad?’

De respondent kon antwoorden met ‘zeer tevreden’, ‘eerder tevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘zeer ontevreden’. Wie met ‘eerder tevreden’ of ‘zeer tevreden’ antwoordde werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen Terwijl in 2015 nog zeven op tien inwoners van Halle tevreden waren over hun stad, is dat (significant) afgenomen tot 56% in 2018. Dit is vreemd, temeer omdat in de gemeentemonitor 2018 meer Hallenaren tevreden waren met hun stad (65%). Wel ligt het in lijn met de dalende tevredenheid van Hallenaren over hun buurt. De tevredenheid van de inwoners van de centrumsteden is in dezelfde periode gelijk gebleven (zo’n 77% in 2017). Hier stellen we, net als in de Stadsmonitor Halle (2015), vast dat de tevredenheid van Hallenaren afneemt naarmate de schaal groter wordt: terwijl in 2018 84% van de Hallenaren tevreden is met de eigen woning, is dat 62% met de eigen buurt, en 56% met de eigen stad. Deze evolutie is veel minder sterk aanwezig in de centrumsteden, waar deze aandelen in 2017 respectievelijk 83%, 77% en 77% bedragen. De tevredenheid van Hallenaren met hun woning, buurt en stad wordt sterk bepaald door allerhande factoren zoals het sociaal contact, onderhoud, overlast, veiligheid, … Deze aspecten komen in andere hoofstukken nog uitgebreid aan bod.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de stad, 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

70%77%

69%76%

56%

77%

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 304: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

304

Tevredenheid over wonen in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat graag woont in hun stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Ik woon graag in mijn stad’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen In Halle geeft ongeveer vier op vijf inwoners in 2018 aan dat ze graag in hun stad wonen. In de centrumsteden ligt dat aandeel hoger, op 85% in 2017. In de Gemeentemonitor 2018 geeft 85% van de respondenten in Halle aan graag in hun stad te wonen. Bovendien geeft bijna één op tien Hallenaren in 2018 aan dat ze ontevreden zijn met het wonen in hun stad.

Aandeel inwoners dat graag woont in hun stad, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Tevredenheid over wonen in de stad (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

7885

0102030405060708090

Halle Centrumsteden

2017/18

78

139

0

20

40

60

80

100

(Helemaal) eens Niet eens, niet oneens

(Helemaal) oneens

Page 305: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

305

Netheid van straten en voetpaden in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat de straten en voetpaden in hun buurt over het algemeen netjes zijn.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘De straten en de voetpaden in mijn buurt zijn over het algemeen netjes’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen 57% van de Hallenaren is tevreden over de netheid van straten en voetpaden in de buurt, waar dat bij inwoners van de centrumsteden 64% bedraagt. In de periode 2011-2017/18 is dat aandeel niet betekenisvol gewijzigd in Halle, noch in de centrumsteden.

Aandeel inwoners dat vindt dat de straten en voetpaden in hun buurt over het algemeen netjes zijn, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

56%62%

57%63%

57%64%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 306: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

306

Netheid van het stadscentrum Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat het centrum van de stad over het algemeen netjes is.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Het centrum van mijn stad (winkelbuurt, stadhuis, station, …) is over het algemeen netjes’.

Respondenten konden antwoordden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen Zo’n zeven op tien Hallenaren vindt in 2018 dat het centrum van de stad over het algmeeen netjes is, terwijl dat acht op tien bedraagt bij de inwoners van de centrumsteden in 2017. Bovendien is dit aandeel in Halle (significant) afgenomen van 78% in 2011 tot 70% in 2018, terwijl dit aandeel in de centrumsteden in die periode lichtjes is toegenomen van 76% in 2011 naar 80% in 2017.

Aandeel inwoners dat vindt dat het centrum van de stad over het algemeen netjes is, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

78% 76%70%

79%

70%

80%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 307: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

307

Uitstraling van de gebouwen in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat de gebouwen in de buurt mooi vindt.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners: ‘De gebouwen in mijn buurt zijn over het algemeen mooi’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen Ongeveer zes op tien Hallenaren vindt dat de gebouwen in hun buurt mooi zijn in 2018, waar dat bij 66% van de inwoners van de centrumsteden het geval is. Dit aandeel is in Halle (significant) afgenomen van 70% in 2011 tot 60% in 2015, om nadien op gelijke hoogte te blijven. In de centrumsteden is dit aandeel in gans de periode 2011-2017 niet betekenisvol gewijzigd. Tot slot zien we ook dat bijna twee op tien inwoners van Halle het niet eens zijn met de uitspraak dat de gebouwen in hun buurt mooi zijn.

Aandeel inwoners dat de gebouwen in de buurt mooi vindt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

70%65%

60% 62%61%66%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 308: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

308

Uitstraling van de gebouwen in de buurt volgens Hallenaren, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

61%

20%

19%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Eens Noch eens, noch oneens Oneens

Page 309: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

309

Uitstraling van straten, pleinen, parken, monumenten en gebouwen in de stad Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat de straten, pleinen, parken, monumenten en gebouwen in de stad mooi zijn.

In de survey van de Stadsmonitor werden de volgende stellingen voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: (1) ‘De straten en pleinen in mijn stad zijn mooi aangelegd’, (2) ‘De parken in mijn stad zijn mooi aangelegd’, en (3) ‘De monumenten, historische gevels en gebouwen geven de binnenstad een mooie uitstraling’.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Vier op tien Hallenaren zijn tevreden met de uitstraling van de straten, pleinen, parken en monumenten en gebouwen in Halle in 2018, waar dat in de centrumsteden een stuk hoger ligt met zes op tien inwoners. Wel is dit aandeel in Halle (significant) toegenomen van 24% in 2015 tot 39% in 2018, waar die toename in de centrumsteden in dezelfde periode beperkt bleef tot 6 procentpunten. Tot slot blijkt dat inwoners van Halle het meest tevreden zijn met de uitstraling van monumenten, historische gevels en gebouwen (70%), gevolgd door parken (55%) en dan de straten en pleinen (52%).

Aandeel inwoners dat vindt dat de straten, pleinen, parken, monumenten en gebouwen in de stad mooi zijn, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

24%

54%

39%

60%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Halle Centrumsteden

2014/15 2017/18

Page 310: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

310

Uitstraling van de straten, pleinen, parken en monumenten in de stad volgens Hallenaren, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

52 55

70

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Straten en pleinen Parken Monumenten,historische gevels en

gebouwen

Page 311: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

311

Bodembezetting naar functie Definitie Bodembezetting verwijst naar het aandeel bebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale oppervlakte van de gemeente volgens de gekadastreerde oppervlakte.

De bebouwde oppervlakte naar functie: men zet de oppervlakte van enkele categorieën (wonen, ondernemen, recreatie, rest) af tegen de totale oppervlakte van de bebouwde gronden volgens het kadaster.

Vaststellingen In de periode 2008-2017 neemt het aandeel bebouwde oppervlakte ten opzichte van de totale oppervlakte in alle regio’s lichtjes toe, wat samenhangt met de groeiende bevolking in Halle en de hoge woningprijzen. Wel wordt in Halle 24% van de totale oppervlakte in 2017 bebouwd, wat lager is dan in het Vlaams Gewest (28%), en een stuk lager dan in de centrumsteden (54%). Wat betreft de verdeling van de bebouwde oppervlakte naar functie in 2017 zien we dat in Halle, net als in alle andere regio’s, het grootste deel van de bebouwde oppervlakte gaat naar wonen (76%), gevolgd door ondernemen (18%) en recreatie (4%). Wel stellen we vast dat een groter deel van de oppervlakte van de centrumsteden dient voor ondernemen (26%) en recreatie (10%), en een minder groot deel voor wonen (62%) dan in Halle of het Vlaams Gewest (respectievelijk 16%, 7% en 75%). Tot slot blijkt dat er in Halle geen grote wijziging is wat betreft de verdeling van het aandeel van de bebouwde oppervlakte naar functie de laatste 20 jaren (1997-2017). Deze percentages blijven over gans de periode quasi identiek: wonen (76% in 2017), ondernemen (18%), recreatie (4%) en een restcategorie (2%).

Aandeel bebouwde oppervlakte in de totale oppervlakte, in 2008, 2012 en 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

0

10

20

30

40

50

60

2008 2012 2017

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 312: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

312

Aandeel van de bebouwde oppervlakte naar functie, in 2017 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Algemene Directie Statistiek (STATBEL), FOD Economie.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden

Vlaams Gewest

Wonen Ondernemen Recreatie Rest

Page 313: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

313

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat in een leefbare en duurzame stad op vlak van wonen en woonomgeving een voldoende gediversifieerd aanbod aan woningen beschikbaar dient te zijn, die voldoen aan verschillende sociale behoeften, en rekening houden met de middelen van de inwoners van Halle waardoor een gezonde sociale mix mogelijk wordt (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In Halle is het aandeel bebouwde oppervlakte ten opzichte van de ganse oppervlakte van de stad (24%) heel wat kleiner dan in de centrumsteden (54%). Dit is logischerwijs ook zo in de andere benchmarksteden en het Vlaams Gewest. Wel neemt dit aandeel in alle regio’s lichtjes toe. De functie ‘wonen’ neemt in alle regio’s het grootste deel in van de bebouwde oppervlakte, gevolgd door ‘ondernemen’. Wanneer we het woonaanbod in Halle beschouwen, stellen we vast dat gesloten bebouwingen er het overheersende woningtype is, gevolgd door open en half open bebouwing. Appartementen maken slechts 6% uit van de types bebouwingen. Dit verschilt sterk van de centrumsteden waar er heel wat meer appartementen zijn, en veel minder (half) open bebouwingen. Tussen 2008 en 2017 zijn er in alle besproken regio’s, maar vooral in de centrumsteden, relatief gezien vooral veel appartementen bijgekomen, en minder gesloten bebouwingen. Verder zien we dat Halle minder sociale huurwoningen per huishouden heeft dan de centrumsteden, maar wel meer dan het Vlaams Gewest. Dit hoeft niet te verbazen omdat een groot aandeel sociale huisvesting een typisch stedelijk fenomeen is. Wat betreft de spreiding van de sociale huurwoningen zijn er in Halle sinds 2016 meer sociale huurwoningen in de stadsrand, dan in de stad. Dit is in tegenstelling tot de centrumsteden, waar er heel wat meer sociale woningen in de stad zijn ten opzichte van de stadsrand. Het aantal sociale huurwoningen in de stad ten opzichte van het aantal sociale huurwoningen in de stadsrand is in Halle in de periode 2014-2016 sterk afgenomen waardoor de woningen gelijker zijn gespreid over stad en stadsrand. Wanneer we de gemiddelde verkoopprijzen van woningen, appartementen, flats en studio’s onder de loep nemen, zien we dat de prijzen van appartementen, flats en studio’s beduidend hoger zijn in Halle, dan in de centrumsteden en het Vlaams Gewest. Zoals gezegd maken die wel slechts een klein deel uit van het totale gebouwenbestand. De prijzen voor woonhuizen liggen in Halle onder die van de centrumsteden, en iets boven die van het Vlaams Gewest. De verkoopprijzen zijn onverminderd blijven toenemen de laatste jaren, en dit in zowel in Halle als in de benchmarksteden. Maar ondanks de hogere prijzen van de woningen, stellen we geen significante toename vast van betalingsmoeilijkheden sinds 2011: zo’n 6% van de Hallenaren heeft moeilijkheden om de woonkosten te betalen, wat evenveel is als in de centrumsteden. Ook wat betreft de woonquote doet Halle het evengoed als het Vlaams Gewest: zo’n vier op vijf inwoners geeft aan dat de totale uitgaven van het gezin voor wonen minder dan of gelijk is aan 30% van hun gezinsinkomen. Kortom, op vlak van woningprijzen en betalingsproblemen lijkt Halle niet echt op te vallen.

Wat betreft de kenmerken van de woning blijkt dat negen op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden een woning met (minstens) middelmatig comfort heeft, en dat iets meer dan negen op tien inwoners internetaansluiting hebben in hun woning. Voorts zien we dat meer dan één op twee Hallenaren een energiezuinige woning hebben, en iets minder dan één op twee een energie-recupererende woning. Het aandeel inwoners met een energiezuinige woning is significant toegenomen sinds 2011. Op vlak van energiezuinige woningen doet Halle het daarmee even goed als de centrumsteden, maar qua energierecupererende woningen doet Halle het een stuk beter. Wel blijkt dat één op vijf Hallenaren aangeven dat ze in een woning met één of meer structurele problemen wonen, waar dat in de centrumsteden ongeveer één op zes is. Verder blijkt dat hinder door lawaai

Page 314: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

314

op de eerste plaats komt te staan qua hinder in de woning: één op drie Hallenaren heeft hier last van. Dit ligt in lijn met de vaststellingen van buurthinder en lawaaihinder uit het hoofdstuk over ‘samenleven’, en blijft dan ook een aandachtspunt. Ondanks de structurele problemen in de woning en de hinder, is 85% van de inwoners van Halle (en van de centrumsteden) tevreden over de woning waarin men woont.

De kenmerken van de woonomgeving zijn eveneens van tel. Op dit vlak zien we dat inwoners van Halle in veel mindere mate aangeven fier te zijn op hun stad (51%), en tevreden te zijn met hun stad (56%) en met hun buurt (62%), in vergelijking met inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 72%, 77% en 77%). Bovendien zijn die aandelen in Halle significant afgenomen sinds 2015, waar ze in de centrumsteden quasi gelijk zijn gebleven. Ook geven minder Hallenaren aan dat ze graag in hun stad wonen in vergelijking met inwoners van de centrumsteden (respectievelijk 78% en 85%). Dit alles is dan ook een belangrijk aandachtspunt voor het beleid. Deze algemene indicatoren hangen vermoedelijk sterk samen met een reeks concretere vragen omtrent de woonomgeving in Halle, waar Halle in het algemeen minder goed op scoort dan de centrumsteden. Zo geeft slechts 57% van de Hallenaren aan tevreden te zijn over de netheid van straten en voetpaden in de buurt, waar dat 64% bedraagt bij inwoners van de centrumsteden. Ook qua netheid van het stadscentrum doet Halle het minder goed: terwijl zeven op tien inwoners van Halle vinden dat het centrum netjes is, bedraagt dat acht op tien in de centrumsteden. Dit aandeel is bovendien significant afgenomen in Halle sinds 2011, waar dit in de centrumsteden is toegenomen. Het grootste verschil zien we omtrent de tevredenheid met de uitstraling van de straten, pleinen, parken en monumenten en gebouwen: vier op tien Hallenaren is hiermee tevreden ten opzichte van zes op tien in de centrumsteden. Wel is dit aandeel significant toegenomen in Halle sinds 2015. Tot slot geeft ongeveer zes op tien Hallenaren aan dat ze de gebouwen in hun buurt mooi vinden, wat iets lager is dan bij inwoners van de centrumsteden. Ook hier is dit aandeel sinds 2011 significant afgenomen (om sinds 2015 stabiel te blijven). Maar hoewel Halle minder goed scoort op verschillende omgevingsindicatoren in vergelijking met de centrumsteden, wil een kleiner deel van de Hallenaren (binnen de vijf jaren) verhuizen (20%) in vergelijking met de centrumsteden (29%). Desondanks kan dit best opgevolgd worden omdat het aandeel inwoners van Halle dat wenst te verhuizen sterker is toegenomen dan in de centrumsteden sinds 2011. Qua verhuismotieven concluderen we dat bijna vier op tien Hallenaren willen verhuizen omwille van een veranderende levensfase, en zo’n derde omwille van financiële redenen en wegens ontevredenheid met de buurt of de woning. Kortom, al deze indicatoren omtrent de woonomgeving lijken belangrijke aandachtspunten voor het beleid vermits ze de leefbaarheid en duurzaamheid van het wonen in Halle sterk beïnvloeden.

Page 315: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

315

ZORG EN GEZONDHEID De visie op een leefbare en duurzame stad bepaalt de keuze van de indicatoren op vlak van zorg en gezondheid: ze beschrijft met haar bekommernissen en intenties wat er moet gebeuren of aanwezig zijn om de gewenste richting in te evolueren. Een leefbare en duurzame stad heeft voldoende oog voor de fysieke en psychische gezondheid van haar burgers omdat dit een invloed heeft op de mate waarin ze kunnen participeren aan de maatschappij. In dit hoofdstuk bespreken we een reeks indicatoren die geselecteerd werden om meer zicht te krijgen of Halle evolueert richting een duurzame en leefbare stad op vlak van zorg en gezondheid (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit deel bespreken we een aantal indicatoren die inzicht geven in de mate waarin het aanbod aan zorg- en gezondheidsvoorzieningen in Halle voldoende kwaliteitsvol, gediversifieerd, bereikbaar, betaalbaar en uitgebouwd is. Dit aanbod dient bovendien afgestemd te zijn op de behoeften van de Hallenaren, en sterk aansluiten bij de leefomgeving. In dat kader belichten we het aanbod voor ouderen, baby’s en peuters, ... alsook het gebruik van die diensten. Verder bespreken we de mate waarin Hallenaren het aanbod en de kwaliteit en spreiding van het aanbod aan zorg- en gezondheidsdiensten ervaren. Tot slot belichten we een aantal indicatoren die inzicht geven in de gezondheid van de inwoners van Halle, alsook de betaalbaarheid van de zorgvoorzieningen (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

In dit stuk ontbreekt de indicator ‘Centrale registratie zorg voor personen met een handicap’, die wel in de Vlaamse Stadsmonitor wordt weergegeven: het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap had de berekening van de gegevens voor Halle niet voorzien op het ogenblik van verwerking, waardoor ze niet konden worden aangeleverd.

Opvang van baby’s en peuters Definitie Aantal opvangplaatsen voor baby’s en peuters per 100 kinderen van 0 tot 3 jaar.

Het gaat om de opvang van baby’s en peuters van 0 tot 3 jaar. Het aantal plaatsen is het totaal aantal kinderopvangplaatsen van alle door Kind & Gezin erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en van alle opvangvoorzieningen met een attest van toezicht. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen private en openbare voorzieningen. Voor de noemer wordt gebruik gemaakt van het aantal kinderen van 0 tot 3 jaar, zoals die opgenomen zijn in de databank Mirage van Kind & Gezin. In die databank worden alle kinderen geboren in het Vlaamse Gewest opgenomen, het totale aantal is iets groter dan het aantal baby’s en peuters in de officiële bevolkingsstatistieken.

Voor meer informatie: https://www.kindengezin.be/cijfers-en-rapporten/cijfers/.

Aandachtspunten Het wettelijke kader betreffende de kinderopvang is in Vlaanderen onderhevig aan heel wat wijzigingen. Decreetaanpassingen en nieuwe regelgevingen maken vergelijkingen in de tijd moeilijk. Hou er rekening mee dat plotse stijgingen of dalingen eerder te maken hebben met deze nieuwe regels dan dat ze wijzen op een gewijzigd opvanglandschap.

Deze cijfers schetsen een beeld van het formele en erkende aanbod, maar dit is niet per definitie een afspiegeling van het feitelijke aanbod: grootouders, familie, vrienden, babysit, huishoudhulp, au pair die ter beschikking staan voor opvang en niet erkende voorzieningen (al dan niet gemeld bij Kind en Gezin) kunnen een (tussen)oplossing bieden. Naast de

Page 316: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

316

erkende opvang voor baby’s en peuters en de opvang met een attest van toezicht bestaat er ook nog een (klein) aanbod aan niet-erkende kinderopvang, bijvoorbeeld kortstondige urgentieopvang waar ouders terecht kunnen voor tijdelijke kinderopvang zonder dat ze daarvoor ingeschreven moeten zijn.

Vaststellingen In Halle zijn er minder opvangplaatsen voor baby’s en peuters per 100 baby’s en peuters (37) dan in de centrumsteden (42) en het Vlaams Gewest (42). Wel is het aantal opvangplaatsen in Halle, net als in alle andere regio’s, gestaag toegenomen tussen 2009 en 2016: in Halle met 9 procentpunten, in de centrumsteden met 8 procentpunten en in het Vlaams Gewest met 7 procentpunten.

Aantal opvangplaatsen voor baby’s en peuters van 0 tot 3 jaar per 100 kinderen, 4e kwartaal, van 2009 tot 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van Kind & Gezin.

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 317: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

317

Opvang van baby’s en peuters in de wijk Definitie Aandeel (%) van de inwoners (totale bevolking) en de baby’s en peuters (0-3 jarigen) dat woont binnen 1.000m loopafstand van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters. De indicator bestaat uit het aantal inwoners en 0-3 jarigen dat binnen een loopafstand van 1.000m van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters woont op het respectievelijk totaal aantal inwoners en 0-3 jarigen in de stad.

Bij de berekeningen werden volgende opvangvoorzieningen meegenomen: (1) groepsopvang en opvang bij gezinnen en (2) voorzieningen met vrije prijs en met inkomenstarieven.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

Deze indicator focust op de spreiding van de opvang van baby’s en peuters binnen de stad. Deze indicator houdt dus geen rekening met het aantal plaatsen in de voorziening. Deze indicator brengt ook niet in beeld welke kinderen naar die opvangplaats gaan. We weten dus niet of het de kinderen uit de buurt betreft of niet.

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen groepsopvang en opvang in gezinnen. Ook wordt er geen onderscheid gemaakt tussen opvangvoorzieningen met vrije prijs en inkomenstarief.

De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www.gemeente-en-stadsmonitor.be.

Vaststellingen In 2018 woont 94% van de inwoners en 95% van de baby’s en peuters (0-3 jaar) binnen een loopafstand van 1km van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters. Bovendien wijzigt dit niet sterk in Halle in de periode 2012-2018. In de centrumsteden schommelt het aandeel van de 0-3 jarigen in 2017 dat binnen een loopafstand van 1km van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters woont tussen 82% (Genk) en 99% (Antwerpen).

Page 318: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

318

Aandeel inwoners en baby’s en peuters van Halle dat woont binnen 1000m loopafstand van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters, in 2015 en 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Aandeel inwoners van Halle dat woont binnen 1000m loopafstand van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

96,4% 94,3% 95,3%93,8% 94,6%

0,0%

20,0%

40,0%

60,0%

80,0%

100,0%

120,0%

Aandeel (%) inwoners dat woont binnen1.000m loopafstand

Aandeel (%) 0-3 jarigen dat woont binnen1.000m loopafstand

2012 2015 2018

Page 319: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

319

Aandeel baby’s en peuters van Halle dat woont binnen 1000m loopafstand van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Page 320: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

320

Regionale spreiding van opvang van baby’ en peuters Definitie Spreiding van het aanbod van opvangplaatsen voor baby’s en peuters in de stad ten opzichte van het aanbod in de stadsrand.

Het aanbod slaat op het aantal opvangplaatsen voor baby’s en peuters van 0 tot 3 jaar. Het is het totaal van de kinderopvangplaatsen van de door Kind en Gezin erkende (en gesubsidieerde) opvangvoorzieningen en van de opvangvoorzieningen met een attest van toezicht. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen private en openbare voorzieningen.

Het aanbod in de stad wordt berekend als de verhouding van het aantal opvangplaatsen voor baby’s en peuters in de stad tegenover het aantal kinderen van 0 tot 3 jaar in de stad. Het aanbod in de stadsrand wordt berekend als de verhouding van het aantal opvangplaatsen in de stadsrand, tegenover het aantal kinderen van 0 tot 3 jaar in de stadsrand. De stadsrand is de som van alle gemeenten die grenzen aan het grondgebied van de centrumstad zelf. De spreiding van de opvang voor baby’s en peuters wordt berekend door het aanbod in de stad als teller te gebruiken en dat in de stadsrand als noemer. De cijfers hebben betrekking op het 4de kwartaal.

Voor meer informatie: www.kindengezin.be/cijfers-en-rapporten/cijfers/.

Aandachtspunten Deze indicator dekt de regionale spreiding van de opvang voor baby’s en peuters voor zover men akkoord kan gaan met de verhouding tussen de stad en de stadsrand, in casu de gordel van aangrenzende gemeenten.

Deze cijfers schetsen een beeld van het formele en erkende aanbod, maar dit is niet per definitie een afspiegeling van het feitelijke aanbod: grootouders, familie, vrienden, babysit, huishoudhulp, au pair die ter beschikking staan voor opvang en niet erkende voorzieningen (al dan niet gemeld bij Kind en Gezin) kunnen een (tussen)oplossing bieden. Naast de erkende kinderopvang en de opvang met een attest van toezicht bestaat er ook nog een (klein) aanbod aan niet-erkende kinderopvang, bijvoorbeeld kortstondige urgentieopvang waar ouders terecht kunnen voor tijdelijke kinderopvang zonder dat ze daarvoor ingeschreven moeten zijn.

Vaststellingen Een verhouding van 1 op 1 wijst op een evenredige spreiding van de opvang voor baby’s en peuters in de stad ten opzichte van de stadsrand. Halle is de enige regio waar er de laatste jaren meer opvangplaatsen per kind in de stad zijn dan in de stadsrand (1,2 in 2016). In de andere regio’s zijn er iets meer opvangplaatsen per kind in de stadsrand dan in de stad: dit geldt voor de centrumsteden (0,94 in 2016), maar ook voor alle benchmarksteden. In de periode 2009-2016 schommelt dit aandeel lichtjes, maar neemt het in alle regio’s heel beperkt toe behalve in Dendermonde.

Page 321: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

321

Regionale spreiding van de opvang voor baby’s en peuters, van 2009 tot 2016, de verhouding van het aanbod in de stad ten opzichte van de stadsrand.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Kind & Gezin

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Halle Dendermonde Lier Lokeren Ninove 13 centrumsteden

Page 322: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

322

Betaalbaarheid van kinderopvang Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat uitgaven voor kinderopvang niet op tijd kan betalen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: “Is het gedurende het afgelopen jaar voorgekomen dat jij of een ander persoon van het gezin één of meer uitgaven voor kinderopvang niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen?”.

De respondenten konden antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’ en ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’.

Vaststellingen Gemiddeld 2% van de Hallenaren geeft in 2018 aan het voorbije jaar problemen te hebben gehad om de uitgaven voor kinderopvang tijdig te betalen, waar dat bij de centrumsteden 3% bedraagt in 2017.

Aandeel inwoners dat uitgaven voor kinderopvang niet op tijd kan betalen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

2

3

0

1

1

2

2

3

3

4

Halle Centrumsteden

Page 323: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

323

Voldoende opvang van baby’s en peuters in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod is aan kinderopvang (0-3 jaar) in de eigen buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er is voldoende kinderopvang (0-3 jaar) in mijn buurt’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens’ en ‘helemaal oneens’. Respondenten die antwoordden met ‘helemaal eens’ en ‘eerder eens’ worden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Bijna vier op tien inwoners van Halle vindt dat er voldoende aanbod aan kinderopvang is in hun buurt, waar dat bij iets meer dan de helft van de inwoners van centrumsteden het geval is. Maar terwijl dit aandeel in de periode 2011-2015 is afgenomen in Halle van 43% naar 37%, is dit nadien terug met één procentpunt toegenomen tot 38% in 2018. In de centrumsteden is dit aandeel lichtjes afgenomen van 57% in 2011 tot 52% in 2017.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende aanbod is aan kinderopvang (0-3 jaar) in de eigen buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

4337 38

57

50 52

0

10

20

30

40

50

60

2011 2014/15 2017/18

Halle Centrumsteden

Page 324: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

324

Tevredenheid over de opvang van baby’s en peuters Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de kinderopvang (0-3 jaar) in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: “In welke mate ben je tevreden over kinderopvang (0-3 jaar)?”.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘zeer tevreden’ en ‘eerder tevreden’ worden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 zijn bijna vier op tien inwoners van Halle tevreden over de kinderopvang in hun stad, terwijl dat in de centrumsteden meer dan zes op tien inwoners betreft in 2017. Wel zien we dat de afname van dit aandeel tussen 2011 en 2015 in Halle is gestabiliseerd (en zelfs met één procentpunt is gestegen in de periode 2015-2018). Tot slot stellen we vast dat bijna drie op tien inwoners in Halle ontevreden zijn met het aanbod aan kinderopvang in hun stad.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de kinderopvang (0-3 jaar) in de stad, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Tevredenheid over de kinderopvang in de stad bij Hallenaren, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

43%

57%

37%

50%

38%

61%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

38%

35%

28%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Tevreden Neutraal Ontevreden

Page 325: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

325

Residentiële ouderenzorg Definitie Aantal plaatsen in woonzorgcentra (de vroegere rusthuizen) en in assistentiewoningen (de vroegere serviceflats) per 1.000 65-plussers.

Deze indicator bestaat uit 2 onderdelen, namelijk het aantal plaatsen in woonzorgcentra en het aantal plaatsen in assistentiewoningen. Beide onderdelen worden samengeteld. Een woonzorgcentrum is een voorziening waar aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er permanent verblijven, huisvesting en gehele of gedeeltelijke zorg worden aangeboden. Een assistentiewoning is de opvolger van de serviceflat. Het is ook een voorziening waar de oudere permanent verblijft. Er is ook hulp- en zorgomkadering, maar deze is minder intensief dan in een woonzorgcentrum. Voor beide woonvormen worden zowel de erkende plaatsen als de aangevraagde plaatsen die in onderzoek zijn meegeteld. Het aantal residentiële plaatsen voor ouderen wordt afgezet tegen het aantal 65-plussers van de stad (per 1.000).

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/aantal-ouderen voorzieningen-per-65-plussers-en-80-plussers-2016.

Aandachtspunten Naast woonzorgcentra en assistentiewoningen zijn er nog een aantal andere woongelegenheidsvormen voor ouderen in de stad. Zo zijn er aanleunwoningen, flats voor bejaarden, luxe-residenties, sociale huisvesting aangepast voor ouderen, … Het aanbod aan aangepaste woningen voor ouderen in de stad is dus groter dan wat hier in beeld gebracht wordt.

Vaststellingen Halle heeft in 2017 8,3 plaatsen in de residentiële ouderenzorg ten opzichte van het aantal aanwezige 65-plussers, wat een stuk minder is dan de centrumsteden die in 2017 9,6 plaatsen hebben in de residentiële ouderenzorg ten opzichte van het aantal aanwezige 65-plussers. Het Vlaams Gewest heeft er 8. Wanneer we het verschil tussen 1998-2017 in ogenschouw nemen zien we dat Halle een uitschieter is met een toename van 5 plaatsen per 100 65-plussers, die vooral is toe te schrijven aan de periode 2008-2010 waarin twee voorzieningen werden geopend, namelijk Sint-Augustinus en de Maretak. In 2017 hebben Lokeren en Dendermonde minder plaatsen dan in 1997, een afname die gestaag verloopt.

Page 326: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

326

Aantal residentiële plaatsen in de ouderenzorg per 100 65-plussers, op 1 januari, van 1998 tot 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

0,0

2,0

4,0

6,0

8,0

10,0

12,0

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 327: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

327

Voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen in de buurt Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen zijn in de eigen buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Er zijn voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen in mijn buurt (een rusthuis, een serviceflat, een dienstencentrum)’.

De respondenten konden antwoorden met ‘helemaal eens’, ‘eerder eens’, ‘niet eens, niet oneens’, ‘eerder oneens‘ en ‘helemaal oneens’. Respondenten die antwoordden met ‘helemaal eens’ en ‘eerder eens’ worden in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 vinden bijna zes op tien inwoners van Halle dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen zijn in hun buurt, ten opzichte van bijna zeven op tien in de centrumsteden in 2017. Bovendien stellen we vast dat dit aandeel in Halle (significant) is afgenomen van 72% in 2015 tot 57% in 2018, waar dat in de centrumsteden zelfs licht is toegenomen van 67% in 2014 tot 69% in 2017. Tot slot stellen we vast dat in 2018 meer dan een vierde van de Hallenaren het oneens is met de uitspraak dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen in hun buurt zijn.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen zijn in de eigen buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

59%66%

72%67%

57%

69%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 328: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

328

Voldoende aanbod aan zorgvoorzieningen voor ouderen in de buurt bij Hallenaren, in 2018 (in % van de bevolking).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

57%

16%

27%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Eens Noch eens, noch oneens Oneens

Page 329: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

329

Regionale spreiding residentiële ouderenvoorzieningen Definitie Spreiding van het aanbod van de residentiële ouderenvoorzieningen in de stad ten opzichte van het aanbod in de stadsrand.

De residentiële ouderenzorg bestaat uit woonzorgcentra en assistentiewoningen. Een woonzorgcentrum is een voorziening waar aan gebruikers van 65 jaar of ouder die er permanent verblijven, huisvesting en gehele of gedeeltelijke zorg worden aangeboden. Een assistentiewoning is de opvolger van de serviceflat. Het is ook een voorziening waar de oudere permanent verblijft. Er is ook hulp- en zorgomkadering, maar deze is minder intensief dan in een woonzorgcentrum.

Het aanbod van de residentiële ouderenzorg in de stad, wordt berekend als de verhouding van het aantal residentiële plaatsen voor ouderen in de stad tegenover het aantal 65-plussers in de stad. Het aanbod van de residentiële ouderenzorg in de stadsrand, wordt berekend als de verhouding van het aantal residentiële plaatsen voor ouderen in de stadsrand tegenover het aantal 65-plussers in de stadsrand. De stadsrand is de som van alle gemeenten die grenzen aan het grondgebied van de centrumstad zelf. De spreiding wordt berekend door het aanbod in de stad als teller te gebruiken en dat in de stadsrand als noemer.

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/aantal-ouderenvoorzieningen-per-65-plussersen-80-plussers-2016.

Aandachtspunten Deze indicator dekt de regionale spreiding voor zover men akkoord kan gaan met de verhouding tussen de stad en de stadsrand, in casu de gordel van aangrenzende gemeenten.

Naast woonzorgcentra en assistentiewoningen zijn er nog een aantal andere woonvormen voor ouderen. Zo zijn er aanleunwoningen, flats voor bejaarden, luxe-residenties, sociale huisvesting aangepast voor ouderen, … Het aanbod aan aangepaste woningen voor ouderen is dus groter dan wat hier in beeld gebracht wordt.

Vaststellingen De verhouding van 1 op 1 wijst op een evenredige spreiding van de ouderenvoorzieningen in de stad ten opzichte van de stadsrand. In Halle zijn er meer opvangplaatsen in de stad dan in de stadsrand (1,14), wat van alle benchmarksteden enkel voor Dendermonde evenzeer het geval is (1,07). In 11 van de 13 centrumsteden zijn er meer opvangplaatsen per oudere in de stad dan in de stadsrand. Tot slot blijkt dat dit aandeel in de periode 2007-2017 is toegenomen in Halle (vooral in de periode 2008-2011, ten gevolge van de opening van twee woonzorgcentra, namelijk Sint-Augustinus en de Maretak). Wel moet gezegd dat Halle in 2007 nog het kleinste aandeel had van alle benchmarksteden. In Lier, Ninove en Lokeren is dit aandeel vrij constant gebleven, en in Dendermonde is het gestaag afgenomen in dezelfde periode.

Page 330: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

330

Spreiding van het aanbod van de residentiële ouderenvoorzieningen in de stad ten opzichte van het aanbod in de stadsrand, van 2007 tot 2017.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Agentschap Zorg en Gezondheid, bewerking Statistiek Vlaanderen.

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

1,60

1,80

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

Lokeren Ninove Lier Dendermonde Halle

Page 331: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

331

Tevredenheid over ouderenvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is over de ouderenvoorzieningen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over bejaardenvoorzieningen? (rusthuis, serviceflat, dienstencentrum, …)’.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’ worden in de teller opgenomen.

Vaststellingen We zien dat in 2018 64% van de Hallenaren tevreden is over de ouderenvoorzieningen in hun stad, waar dat in 2017 in de centrumsteden bij bijna drie vierde het geval is.

Aandeel inwoners dat tevreden is over de ouderenvoorzieningen in de stad, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

64

74

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Halle Centrumsteden

2017/18

Page 332: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

332

Lokale dienstencentra in de wijk Definitie Aandeel (%) inwoners dat woont binnen 1.500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum. De indicator bestaat uit het totaal aantal inwoners dat woont binnen 1.500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum op het totaal aantal inwoners van de stad.

Een lokaal dienstencentrum biedt informatieve, recreatieve en vormende activiteiten aan, die er op gericht zijn om de zelfredzaamheid en het sociale netwerk van de deelnemers te versterken. Het richt zich in het bijzonder tot personen in een beginnende zorgsituatie en wil deze doelgroep via een gediversifieerd aanbod ondersteunen in hun zelfredzaamheid. Een dienstencentrum wordt uitgebaat door het OCMW, een vzw of het stadsbestuur.

Aandachtspunten Deze indicator is ontwikkeld met behulp van geografische informatiesystemen (GIS). Bij de vergelijking tussen de steden is enige voorzichtigheid aangeraden, gezien de verschillende nauwkeurigheid van de koppeling van de inwoners op adresniveau per stad, de verschillende data-leveranciers en de verschillende ruimtelijke context.

Bij de vergelijking in de tijd is eveneens enige voorzichtigheid aangeraden. De evoluties in de nauwkeurigheid van de koppeling van inwoners op adresniveau en de verandering in de berekeningswijze voor Oostende en Gent maken vergelijkingen in de tijd moeilijker.

Een stad of gemeente kan per 15.000 inwoners subsidies krijgen voor een lokaal dienstencentrum. Als een stad er van uitgaat dat dit aanbod niet volstaat, kunnen zij er voor kiezen om het aanbod uit te breiden met niet-erkende (en dus niet-gesubsidieerde) lokale dienstencentra. In deze indicator zijn zowel de gesubsidieerde als niet-gesubsidieerde lokale dienstencentra opgenomen. Naast de lokale dienstencentra bestaan er ook regionale dienstencentra. Deze hebben echter vooral een toeleidingsfunctie en een veel ruimer werkgebied.

De lokale dienstencentra zijn geïnventariseerd door de steden zelf. Deze indicator meet de aanwezigheid van het aanbod in de wijk. Andere aspecten zoals openingsuren, bereikbaarheid, kwaliteit van de dienstverlening, etc. komen niet in beeld.

Deze indicator brengt niet in beeld welke bewoners gebruik maken van de lokale dienstencentra. Ze biedt dus geen zicht op het gebruik in de buurt.

De indicator werd berekend op basis van een ruimtelijke analyse in een GIS. De kaarten per stad kunnen geraadpleegd worden op www.gemeente-en-stadsmonitor.be.

Vaststellingen Iets meer dan vier op tien Hallenaren woont in 2018 binnen 1500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum. Wat dit aandeel in Halle betreft, valt er geen evolutie op te merken in de periode 2012-2018: er zijn twee dienstencentra (één in Halle, en één in Lembeek), een aantal dat niet gewijzigd is sinds 2012. In de centrumsteden schommelt dit aandeel in 2017 tussen 27% (Hasselt) en 98% (Oostende).

Page 333: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

333

Aandeel Hallenaren dat woont binnen 1500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum, in 2012, 2015 en 2018 (in %).

Bron: Stad Halle en stadsmonitor 2017.

Aandeel inwoners dat woont binnen 1500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum, in 2017/18 (in %).

Bron: Stad Halle en stadsmonitor 2017.

42,2% 42,8% 42,7%

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

2012 2015 2018

Halle

43%

91%

65%

32%

69%

52%

27%

68%63% 64%

98%

34%

48%

63%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Page 334: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

334

Aandeel Hallenaren dat woont binnen 1500m loopafstand van een lokaal dienstencentrum, in 2018 (in %).

Bron: Stad Halle.

Page 335: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

335

Gezinszorg Definitie Het jaarlijks aantal gepresteerde uren gezinszorg per inwoner.

Deze indicator geeft de som van het aantal gesubsidieerde uren dat de private en de openbare diensten voor gezinszorg gepresteerd hebben. Het aantal uren van een jaar wordt gedeeld door het aantal inwoners aan het begin van het jaar (1 januari).

Gezinszorg omvat de hulp- en dienstverlening in het thuismilieu die bestaat uit persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en (in mindere mate) schoonmaakhulp, en de algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning en begeleiding die daarmee verband houden. De gezinszorg kan zowel een preventief als een herstellend, verzorgend of palliatief karakter hebben. Ze kan gezinsondersteunend, -aanvullend of -vervangend zijn.

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/spreiding_gezinszorg

Aandachtspunten De cijfers schetsen een beeld van de gesubsidieerde uren gezinszorg van alle personeel van erkende diensten, maar dit is niet per definitie een afspiegeling van de feitelijke vraag en aanbod. Naast het reguliere aanbod zijn er nog andere diensten die gezinshulp aanbieden, meestal via tewerkstellingsinitiatieven.

Vaststellingen In 2016 worden in Halle 217 uren gezinszorg per 100 inwoners gepresteerd. Daarmee ligt Halle onder het gemiddelde van het Vlaams Gewest (244) en de centrumsteden (241). In de periode 2009-2016 is het aantal uren gezinszorg per inwoner afgenomen in Halle (met 7 uren per 100 inwoners), net als in de centrumsteden (met 11 uren). In alle andere regio’s is het aantal uren gezinszorg toegenomen in dezelfde periode.

Het jaarlijks aantal gepresteerde uren gezinszorg per 100 inwoners, van 2009 tot 2016.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

50

100

150

200

250

300

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 336: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

336

Mantelzorg Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat mantelzorg geeft en aandeel (%) dat mantelzorg ontvangt.

In de survey van de Stadsmonitor werden volgende vragen voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad:

Mantelzorg geven: ‘Hoe dikwijls heb je zelf de afgelopen 12 maanden: - zieke, gehandicapte of bejaarde familieleden, kennissen of buren geholpen of verzorgd? - voor de opvang van kleine kinderen uit je buurt, kennissenkring of familie gezorgd? - een buur, familielid of kennis geholpen met het huishouden? (boodschappen doen, poetsen, klusjes).’

De respondenten konden antwoorden met ‘Nooit’, ‘Een keer per jaar’, ‘Meerdere keren per jaar’, ‘Eén of twee keer per maand’, ‘Eén of twee keer per week’ of ‘Dagelijks of bijna dagelijks’. De laatste twee categorieën worden beschouwd als mantelzorgers.

Mantelzorg krijgen; ‘Hoe dikwijls heb jij of je gezin de afgelopen 12 maanden zelf een beroep gedaan op familie, kennis of buren bij ziekte of wanneer er zorg nodig was?’

De respondenten konden antwoorden met ‘niet van toepassing’, ‘nooit’, ‘1 keer’, ‘meerdere keren’, ‘maandelijks’, ‘meerdere keren per maand’, ‘wekelijks’, ‘dagelijks’. Wie antwoordde met ‘meerdere keren per maand’, ‘wekelijks’ of ‘dagelijks’ werd in de teller opgenomen.

Vaststellingen In 2018 zorgt 17% van de Hallenaren wekelijks of dagelijks voor een zorgbehoevend familielid, buur of vriend, waar dat in de centrumsteden 19% bedraagt. Verder blijkt dat 15% van de inwoners van Halle dagelijks of wekelijks een kind opvangt en 11% dagelijks of wekelijks iemand met het huishouden bijstaat. In de centrumsteden bedragen die aandelen respectievelijk 11% en 12%. Tot slot zien we dat één op tien Hallenaren mantelzorg ontvangt. In de centurmsteden is dat voor 14% van de inwoners het geval. In de periode 2015-2018 zien we in Halle geen betekenisvolle evolutie qua aandeel inwoners dat mantalzorg geeft of krijgt.

Aandeel inwoners dat mantelzorg geeft en dat mantelzorg ontvangt, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

20%17%

13%15%

12% 11% 10%

17%19%

12% 11% 12% 12%14%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

2014/15 2017/18 2014/15 2017/18 2014/15 2017/18 2017/18

Zorgbehoevende helpen Kinderen opvangen buur of familielid helpen Mantelzorgontvangen

Halle Centrumsteden

Page 337: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

337

Zorgbehoevenden met zorgverzekering mantel- en thuiszorg Definitie Het aandeel 65-plussers dat een tegemoetkoming van de Vlaamse zorgverzekering krijgt voor mantel- en thuiszorg.

In de Vlaamse Gemeenschap kunnen mensen met zware zorgbehoeften een beroep doen op de zorgverzekering. Deze tegemoetkoming van 130 euro kunnen de zorgbehoevenden aanwenden voor niet-medische kosten. Er zijn 2 hoedanigheden die recht geven op de tegemoetkoming: enerzijds krijgen alle mensen die opgenomen zijn in een residentiële ouderenvoorziening een tegemoetkoming en anderzijds hebben ook zwaar zorgbehoevenden die in de thuisomgeving verzorgd worden recht op de uitkering. Om een zicht te krijgen op het aandeel zwaar zorgbehoevende 65-plussers dat in de thuisomgeving geholpen wordt nemen we in de Stadsmonitor enkel de rechthebbende ouderen die in thuisomgeving verblijven. Het aandeel wordt berekend per 1.000 inwoners van 65 jaar of ouder.

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/lopende-dossiers-tenlastenemingen.

Aandachtspunten De cijfers schetsen een beeld van de rechthebbenden op de zorgverzekering mantel- en thuiszorg, maar dit is niet per definitie een afspiegeling van de feitelijke vraag naar zorg. Er zijn immers nog steeds inwoners die de weg naar de zorgverzekering nog niet kennen.

De toelage voor thuiswonende zorgbehoevenden kan ook een indicatie zijn dat het aanbod aan residentiële zorgvoorzieningen tekort schiet en dat de zorgbehoevenden daarom in de thuisomgeving geholpen dienen te worden, in plaats van in de aangewezen residentiële voorziening.

Vaststellingen Halle heeft in 2016 het laagste aandeel rechthebbenden op de zorgverzekering voor mantel- en thuiszorg van alle regio’s (1,6 op 100 inwoners). Ninove en Dendermonde springen er bovenuit met 3,4 en 3,1 rechthebbenden op 100 inwoners. In het Vlaams Gewest hebben 2,7 personen recht op deze verzekering per 100 inwoners, in de centrumsteden 2,4. Verder zien we dat dit aandeel in alle regio’s toeneemt in de periode 2003-2016: in Halle met 0,6 personen per 100 inwoners, in het Vlaams Gewest 1,3.

Page 338: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

338

Het aandeel rechthebbenden op de zorgverzekering voor mantel- en thuiszorg per 100 inwoners.

Bron: Gemeentemonitor op basis van Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid.

0,0 0,5 1,0 1,5 2,0 2,5 3,0 3,5 4,0

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier Lokeren

Ninove 13 centrumsteden Vlaams Gewest

Page 339: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

339

Wachttijden in Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg Definitie De wachttijd is de tijd tussen de aanmelding van een patiënt bij een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG) en het moment van het eerste intakegesprek. De wachttijd wordt weergegeven in dagen. De mediaan van de wachttijd is de middelste van alle wachttijden gedurende een kalenderjaar.

In een CGG komen mensen, meestal na doorverwijzing, met ernstige psychische problemen terecht. De hulp is medisch-psychiatrisch en/of psychotherapeutisch van aard. In het eerste geval stelt een arts-psychiater een diagnose en wordt meestal medicatie voorgeschreven. In het tweede geval bieden psychologen of andere gekwalificeerde medewerkers hulp via een reeks gesprekken. De hulpverlening in een CGG gebeurt enkel tijdens een consultatie. Er is dus geen opname of verblijf.

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/cijfers-centra-voor-geestelijke-gezondheidszorg

Aandachtspunten Er werden enkel gegevens opgenomen over de betrokken inwoners van de steden, niet over personen van buiten de steden die terecht komen in een Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg gelegen in één van de steden.

Deze indicator brengt enkel de erkende CGG’s in beeld. Er bestaan ook niet-erkende CGG’s. Die zijn hier niet in rekening gebracht.

Deze indicator brengt de wachttijd tussen aanmelding en het eerste intakegesprek in beeld. Er is nog een tweede wachtperiode bij CGG’s, namelijk die tussen het eerste intakegesprek en de feitelijke start van de behandeling. Op basis van overleg met experts is in het kader van de Vlaamse Stadsmonitor gesteld dat de wachttijd tot het eerste intakegesprek het meest relevant is. Het is belangrijk dat de wachttijd tot het eerste intakegesprek beperkt is omdat de cliënt dan snel gehoord wordt. Het is immers goed mogelijk dat dit intakegesprek al volstaat om het probleem scherp te stellen en de cliënt advies te geven of gericht door te verwijzen zodat geen verdere behandeling nodig is in het CGG.

Vaststellingen In 2016 bedraagt de mediaan wachttijd in Halle 21 dagen, wat wil zeggen dat inwoners van Halle na een aanmelding 21 dagen moeten wachten op een eerste intakegesprek. In de centrumsteden bedraagt de mediaan wachttijd in 2016 23 dagen, en in de Vlaamse Gemeenschap 24 dagen. Dendermonde heeft de hoogste mediaan wachttijd in 2016 (27 dagen), en Lier de laagste (5,5 dagen). In de periode 2011-2016 is de mediaan wachttijd in Halle met 1 dag toegenomen, maar wel minder sterk dan in de centrumsteden (3 dagen) en de Vlaamse Gemeenschap (4 dagen).

Page 340: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

340

Mediaan wachttijd tussen aanmelding en eerste intakegesprek in CGG voor alle zorgperiodes met intake in registratiejaar, van 2011 tot 2016 (in dagen).

Bron: Agentschap zorg en Gezondheid.

0

5

10

15

20

25

30

35

2011 2012 2013 2014 2015 2016

Dendermonde Halle Lier

Lokeren Ninove 13 centrumsteden

Vlaamse Gemeenschap

Page 341: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

341

Actief bewegen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat dagelijks minstens 30 minuten beweegt.

In de survey van de Stadsmonitor 2017 werd volgende vraag aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad voorgelegd: ‘Geef aan hoe vaak je 30 minuten wandelt, stapt of fietst’.

Respondenten konden antwoorden met ‘nooit’, minder dan 1 keer per maand’, ‘meerdere keren per maand’, ‘elke week’, ‘meerdere keren per week’, ‘dagelijks’.

Voor meer informatie: www.zorg-en-gezondheid.be/gezondheidsdoelstelling-gezonder-leven.

Vaststellingen In 2018 bewegen ongeveer twee op tien Hallenaren nooit of minder dan één keer per maand, en nog eens twee op tien bewegen dagelijks, en nog eens twee op tien bewegen meerdere keren per maand. Zo’n vier op tien inwoners van Halle bewegen minstens wekelijks actief in 2018. In de centrumsteden zijn er iets meer inwoners in 2017 die aangeven dagelijks te bewegen, en minder die nooit of minder dan één keer per maand bewegen dan in Halle.

Aandeel inwoners dat dagelijks minstens 30 minuten beweegt, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

19% 19%

39%

22%

12%

17%

41%

29%

0%

5%

10%

15%

20%

25%

30%

35%

40%

45%

Nooit/minder dan 1 keerper maand

Meerdere keren permaand

Minstens wekelijks Dagelijks

Halle Centrumsteden

Page 342: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

342

Huisartscontact Definitie Percentage inwoners met minstens 1 huisartscontact per jaar (raadpleging/bezoek). Voor meer informatie: http://atlas.ima-aim.be/home.

Aandachtspunten Cijfers zijn geldig voor de ganse bevolking aangezien 99% van de inwoners rechthebbende is (i.e. in orde met de verplichte ziekteverzekering).

Vaststellingen Het aandeel inwoners met minstens 1 huisartscontact ligt in Halle (79%) en Lokeren (78%) iets lager dan in de andere regio’s (tussen 81% en 83%). Tussen 2008 en 2014 vallen er ook nergens grote evoluties op te merken (maximaal verschil van 1,2 procentpunten). Deze indicator blijft in de periode 2008-2014 vrijwel constant.

Aandeel inwoners met minstens 1 huisartscontact per jaar, van 2008 tot 2014 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van InterMutualistisch Agentschap (IMA).

72,0

74,0

76,0

78,0

80,0

82,0

84,0

86,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Page 343: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

343

Tandartsbezoek Definitie Aandeel inwoners die minstens 2 contacten met de tandarts hebben in 2 verschillende jaren binnen een periode van 3 kalenderjaren (jaar x, jaar x-1, jaar x-2).

Voor meer informatie: http://atlas.ima-aim.be/home.

Aandachtspunten Cijfers zijn geldig voor de ganse bevolking aangezien 99% van de inwoners rechthebbende is (i.e. in orde met de verplichte ziekteverzekering).

Vaststellingen Het aandeel inwoners met minstens 2 contacten met de tandarts in 2 verschillende jaren (binnen een periode van 3 kalenderjaren) neemt lichtjes toe in de periode 2008-2015. Met 53% is dit aandeel in Halle iets kleiner dan in het Vlaams Gewest (56%).

Aandeel inwoners met minstens 2 contacten met de tandarts in 2 verschillende jaren binnen een periode van 3 kalenderjaren, van 2008 tot 2015 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van InterMutualistisch Agentschap (IMA).

10

20

30

40

50

60

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Page 344: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

344

Antibioticumconsumptie Definitie Aantal terugbetaalde DDD (standaard dagdosis) antibioticum per 1.000 rechthebbenden per dag tussen 1 juli van het jaar en 30 juni van het volgende kalenderjaar – ambulante praktijk.

Aandachtspunten Er wordt gewerkt met juli-juni jaren in plaats van kalenderjaren. Uit ervaring weet men dat de antibioticumconsumptie stijgt tijdens een griepepidemie. Een griepepidemie kan in het late najaar of in het vroege voorjaar vallen. Het is dus mogelijk dat men in het ene kalenderjaar twee griepepidemieën kent met als gevolg een hogere antibioticumconsumptie, en in een ander kalenderjaar geen enkele griepepidemie met dus een lagere antibioticumconsumptie.

De DDD (Defined Daily Dose) is een internationale meeteenheid gehanteerd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) die toelaat het verbruik van diverse geneesmiddelen te vergelijken. In het Nederlands wordt dit vertaald als “Doorsnee Dag Dosis”, “standaard dagdosis” of “gemiddelde dagdosis”. Cijfers zijn geldig voor de ganse bevolking aangezien 99% van de inwoners rechthebbende is (i.e. in orde met de verplichte ziekteverzekering).

Vaststellingen In Halle ligt het aantal terugbetaalde standaard dagdosissen antibioticum per 1000 inwoners (30) iets hoger dan in het Vlaams Gewest (29). Lier heeft het kleinste aantal dagdosissen van de benchmarksteden (25), Ninove het grootste aantal (34). Bovendien zien we dat de evolutie in de meeste regio’s sterk gelijk loopt.

Aantal terugbetaalde standaard dagdosissen antibioticum per dag, van 2008 tot 2014 (per 1000 inwoners.

Bron: Gemeentemonitor op basis van InterMutualistisch Agentschap (IMA).

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

35,0

40,0

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Page 345: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

345

Chronische aandoening Definitie Het percentage inwoners met minstens één statuut chronische aandoening.

Voor meer informatie: http://atlas.ima-aim.be/home.

Vaststellingen Het percentage inwoners met een chronische aandoening ligt in 2016 tussen 9,7% (Halle) en 11,7% (Dendermonde). Het Vlaams gemiddelde is 10,4%. Verder zien we dat het aandeel inwoners met een chronische aandoening toeneemt in de periode 2014-2016 met 1 à 2 procentpunten in alle regio’s.

Aandeel inwoners met een chronische aandoening, in 2016 (in %).

Bron: Gemeentemonitor op basis van InterMutualistisch Agentschap (IMA).

12

10 10 10 10 11 10

2

4

6

8

10

12

14

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove 13centrumsteden -

mediaan

Vlaams Gewest

Page 346: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

346

Diabetes Definitie Aandeel inwoners dat antidiabetes medicatie krijgt of met een naar diabetes verwijzende nomenclatuur (diabetesconventie, diabetespas, zorgtraject diabetes) per 1.000 rechthebbenden.

Voor meer informatie: http://atlas.ima-aim.be/home.

Aandachtspunten Naar schatting 10-12% van de diabetespatiënten neemt geen medicatie.

De stijging van het aantal rechthebbenden met antidiabetica doorheen de jaren is mogelijk groter dan de werkelijke toename van diabetesprevalentie. De evolutie zou gedeeltelijk verklaarbaar zijn door een toegenomen medicalisering (betere behandeling van diabetespatiënten). Onderliggende verschillen in leeftijdsverdeling kunnen gedeeltelijk geografische verschillen verklaren gezien diabetes vooral voorkomt in de oudere leeftijdscategorieën.

De cijfers zijn geldig voor de ganse bevolking aangezien 99% van de inwoners rechthebbende is (i.e. in orde met de verplichte ziekteverzekering).

Vaststellingen Het aandeel inwoners met diabetes ligt in alle regio’s tussen 5 en 6 procent. Wel blijkt dat in alle regio’s het aandeel inwoners met diabetes toeneemt in de periode 2008-2015: in het Vlaams Gewest met 19% en in Halle met 15%. Dit zou deels verklaard kunnen worden door de betere opvolging en behandeling van diabetespatiënten.

Aandeel inwoners dat antidiabetes medicatie krijgt of met een naar diabetes verwijzende nomenclatuur, van 2008 tot 2015 (per 1000 inwoners).

Bron: Gemeentemonitor op basis van InterMutualistisch Agentschap (IMA).

10

20

30

40

50

60

70

2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Dendermonde Halle Lier Lokeren Ninove Vlaams Gewest

Page 347: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

347

Voldoende huisartsen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat vindt dat er voldoende huisartsen zijn in de eigen buurt.

In de survey van de Stadsmonitor werd de volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: Er zijn voldoende huisartsen in mijn buurt.

Respondenten konden antwoorden met ‘helemaal oneens’, ‘eerder oneens’, ‘niet eens’, ‘niet oneens’, ‘eerder eens’, ‘helemaal eens’ en ‘weet niet / niet van toepassing’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder eens’ en ‘helemaal eens’ werden in de teller opgenomen. Bij de berekeningen werd er met ‘weet niet / niet van toepassing’ geen rekening gehouden.

Vaststellingen Ongeveer vier op vijf inwoners van Halle vinden dat er voldoende huisartsen zijn in de eigen buurt in 2018, wat evenveel is als in de centrumsteden. Dit aandeel blijft in Halle relatief stabiel doorheen de tijd, waar dat in de centrumsteden afneemt in de periode 2011-2017.

Aandeel inwoners dat vindt dat er voldoende huisartsen zijn in de eigen buurt, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

77%

85%

76%81%78% 80%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 348: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

348

Subjectieve gezondheid Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat zich over het algemeen gezond voelt.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende vraag aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad voorgelegd: ‘Hoe is je gezondheid over het algemeen?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘heel erg slecht’, ‘slecht’, ‘redelijk’, ‘goed’, ‘heel erg goed’. Respondenten die antwoordden met ‘goed’ en ‘heel erg goed’, werden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Ongeveer zeven op tien Hallenaren en inwoners van de centrumsteden vinden dat ze een goede gezondheid hebben in 2017/18.

Aandeel inwoners met een goede gezondheid, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

68 70

0

10

20

30

40

50

60

70

80

Halle Centrumsteden

Page 349: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

349

Psychische gezondheid Definitie Aandeel (%) van de inwoners met weinig tot geen psychische problemen.

In de survey van de Stadsmonitor 2017 werden volgende vragen over de voorbije week aan een representatief staal van inwoners uit elke Vlaamse centrumstad voorgelegd: ‘Was je gelukkig?’, ‘Heb je van het leven genoten?’, ‘Heb je slecht geslapen?’, ‘Had je het gevoel dat je niet op gang kon komen?’, ‘Voelde je je droevig?’, ‘Voelde je je eenzaam?’, ‘Voelde je dat alles wat je deed met moeite ging?’, Voelde je je gedeprimeerd?’.

Respondenten konden antwoorden met ‘zelden of nooit’, ‘soms’, ‘vaak’ of ‘altijd of bijna altijd’. De 8 items vormen een ingekorte versie van de CES-D-schaal (Center of Epidemiological Studies Depression Scale) die depressieve klachten in beeld brengt. Na hercodering van de eerste 2 positieve items, werd een gemiddelde score per respondent berekend. Enkel respondenten die minstens op 5 items hebben geantwoord, werden in de resultaten opgenomen. Op basis van de gemiddelde scores werd een driedeling gemaakt met een onderscheid tussen personen met weinig of geen psychische problemen, lichte tot beperkte psychische problemen en matig tot zware psychische problemen.

Voor meer informatie over de schaal: http://cesd-r.com/.

Aandachtspunten Bij de verdeling van de gemiddelde scores (1 minimum, 4 maximum) in 3 categorieën werd volgende indeling gebruikt: 1 tot 1,5 ‘weinig tot geen psychische problemen’; meer dan 1,5 tot 2,25 ‘lichte tot beperkte psychische problemen’ en meer dan 2,25 tot 4 ‘matige tot zware psychische problemen’.

Vaststellingen Ongeveer drie vierde van de inwoners van Halle en de centrumsteden voelt zich gelukkig en heeft van het leven genoten in 2017/18. Iets meer dan een vierde heeft slecht geslapen, en een vijfde heeft het gevoel dat ze niet op gang konden komen. Verder is ongeveer één op tien inwoners van Halle en de centrumsteden droevig, eenzaam en depressief. Tot slot zien we dat 15% van de Hallenaren volgens de CES-D8-schaal matige tot zware psychische problemen heeft, en dat bijna de helft lichte tot beperkte psychische problemen heeft.

Page 350: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

350

Aandeel inwoners met psychische problemen, in 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

Aandeel inwoners met psychische problemen, CES-D8-schaal, in 2018 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle.

74%71%

28%

20%

10% 10%15%

9%

76%72%

26%

19%

9% 8%13%

8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

Gelukkig Levengenoten

Slechtgeslapen

Niet op gangkomen

Droevig Eenzaam Alles kostmoeite

Depressief

Halle Centrumsteden

37

47

15

0%10%20%30%40%50%60%70%80%90%

100%

Halle

Matige tot zware psychische problemen

Lichte tot beperkte psychische problemen

Weinig tot geen psychische problemen

Page 351: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

351

Betaalbaarheid gezondheidszorg Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat gezondheidsuitgaven niet op tijd kan betalen.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘Is het gedurende het afgelopen jaar voorgekomen dat jij of een ander persoon van het gezin één of meer gezondheidsuitgaven niet (op tijd) kon betalen om financiële redenen?’.

De respondenten konden antwoorden met ‘neen, dat is de voorbije 12 maanden niet voorgekomen’ en ‘ja, het is al eens voorgekomen dat de rekening niet (op tijd) kon betaald worden’.

Vaststellingen 5% van de Hallenaren geeft in 2018 aan het voorbije jaar problemen te hebben gehad om gezondheidsuitgaven tijdig te betalen. In de centrumsteden bedraagt dat 7% in 2017.

Aandeel inwoners dat gezondheidsuitgaven niet op tijd kan betalen, in 2011, 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

5%

7%7% 7%

5%

7%

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

7%

8%

Halle Centrumsteden

2011 2014/15 2017/18

Page 352: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

352

Tevredenheid over gezondheidsvoorzieningen Definitie Aandeel (%) van de inwoners dat tevreden is met het aanbod aan gezondheidsvoorzieningen in de stad.

In de survey van de Stadsmonitor werd volgende stelling voorgelegd aan een representatief staal van de inwoners uit elke Vlaamse centrumstad: ‘In welke mate ben je tevreden over gezondheidsvoorzieningen in je stad (huisarts, apotheker, ziekenhuis, ziekenfonds)?’.

De respondenten konden antwoorden met ‘zeer ontevreden’, ‘eerder ontevreden’, ‘noch tevreden, noch ontevreden’, ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’. Respondenten die antwoordden met ‘eerder tevreden’ en ‘zeer tevreden’ worden in de teller opgenomen.

Vaststellingen Ongeveer negen op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden zijn tevreden over de gezondheidsvoorzieningen in hun stad in 2017/18.

Aandeel inwoners dat tevreden is met het aanbod aan gezondheidsvoorzieningen in de stad, in 2014/15 en 2017/18 (in %).

Bron: Survey Stadsmonitor Halle & Survey Vlaamse Stadsmonitor.

86% 91%89% 91%

0%

20%

40%

60%

80%

100%

Halle Centrumsteden

2014/15 2017/18

Page 353: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

353

IN HET KORT In de inleiding van dit hoofdstuk werd gesteld dat een leefbare en duurzame stad op vlak van zorg en gezondheid voldoende oog heeft voor de fysieke en psychische gezondheid van haar burgers omdat dit een invloed heeft op de mate waarin ze kunnen participeren aan de maatschappij. Daarom is het belangrijk dat het aanbod aan zorg- en gezondheidsvoorzieningen op de behoeften is afgestemd, en voldoende kwaliteitsvol, gediversifieerd, bereikbaar en betaalbaar is (Vlaamse Stadsmonitor, 2017).

Wat betreft het aanbod aan zorg- en gezondheidsvoorzieningen stellen we vooreerst vast dat er in Halle minder opvangplaatsen voor baby’s en peuters zijn dan in het Vlaams Gewest en de centrumsteden. Wel neemt dit aandeel in alle regio’s gestaag toe sinds 2009. Zo’n 95% van de inwoners van Halle woont binnen een loopafstand van 1km van een voorziening voor opvang van baby’s en peuters. Voorts zien we dat Halle de enige regio is waar er meer opvangplaatsen per kind zijn in de stad, dan in de stadsrand. In lijn hiermee stellen we vast dat – ondanks de gedane inspanningen - Hallenaren in mindere mate vinden (zo’n vier op tien) dat er voldoende aanbod aan kinderopvang is in hun buurt dan inwoners van de centrumsteden (iets meer dan de helft). Ook blijkt uit de bevraging dat terwijl meer dan zes op tien inwoners van de centrumsteden tevreden is over de kinderopvang in hun stad, dat slechts bij vier op tien Hallenaren het geval is. Bovendien zijn bijna drie op tien inwoners in Halle ontevreden met het aanbod aan kinderopvang in hun stad. Dit lijkt dan ook een duidelijk aandachtspunt voor het beleid te zijn.

Wanneer we het aanbod aan plaatsen in de residentiële ouderenzorg (per 65-plusser) onder de loep nemen, stellen we vast dat Halle momenteel heel wat minder aanbod heeft dan de centrumsteden, maar ongeveer evenveel als het Vlaams Gewest. In dit kader is het belangrijk te vermelden dat Halle in 2008-2010 een sterke en noodzakelijke inhaalbeweging heeft gemaakt dankzij de opening van twee voorzieningen: Sint-Augustinus en de Maretak. Ook hier zien we dat er in Halle meer opvangplaatsen zijn in de stad, dan in de stadsrand, wat evenzeer het geval is 11 van de 13 centrumsteden. Met de opening van de twee nieuwe voorzieningen in 2008-2010, is deze verhouding, de regionale concentratie in de stad, bovendien sterk toegenomen in Halle. Ondanks de gedane inspanningen vinden minder inwoners van Halle (bijna zes op tien) dat er voldoende zorgvoorzieningen voor ouderen zijn in hun buurt, in vergelijking met inwoners van de centrumsteden (bijna zeven op tien). Meer nog, dit aandeel is in Halle zelfs significant afgenomen, waar dat in de centrumsteden is toegenomen sinds 2014/15. Hiermee samenhangend stellen we vast dat Hallenaren in minder mate (zes op tien) tevreden zijn met de ouderenvoorzieningen in hun stad, in vergelijking met inwoners van centrumsteden (bijna drie vierde). Ook dit lijkt dan een aandachtspunt voor het beleid te zijn.

Wat betreft het aanbod aan psychologische ondersteuning door centra voor geestelijke gezondheidszorg in 2016 zien we dat de mediaan wachttijd tussen een aanmelding en een eerste intakegesprek in Halle iets lager is (21 dagen) dan in de centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschap (respectievelijk 23 en 24 dagen). In alle regio’s is de wachttijd bovendien (lichtjes) toegenomen in de periode 2011-2016.

Wat betreft het gebruik van welzijnsvoorzieningen, zien we dat Hallenaren minder uren gezinszorg per persoon presteren in vergelijking met het Vlaams Gewest en de centrumsteden. Dit aantal uren gezinszorg is er bovendien net als in de centrumsteden afgenomen, waar dat in alle andere regio’s is toegenomen in de periode 2009-2016. Voorts zijn er geen grote verschillen tussen Hallenaren en inwoners van de centrumsteden wat betreft mantelzorg: Hallenaren helpen iets minder vaak zorgbehoevenden, buren of familieleden, en krijgen bovendien ook minder vaak mantelzorg. Wel vangen ze iets vaker

Page 354: THUIS IN HALLE. · overheid, samenleven, wonen & woonomgeving en zorg & gezondheid. Voor elk van die domeinen worden een reeks indicatoren verzameld die helpen om na te gaan of Halle

354

kinderen op dan inwoners van centrumsteden. Dit hangt ongetwijfeld samen met de vaststelling dat Halle het laagste aandeel rechthebbenden op de zorgverzekering voor mantel- en thuiszorg heeft van alle regio’s. Verder zien we dat het aandeel Hallenaren met minstens 1 huisartscontact iets lager ligt dan in de meeste andere regio’s. Wel vinden ongeveer vier op vijf Hallenaren dat er voldoende huisartsen zijn in hun buurt, wat even veel is als in de centrumsteden. Ook het aandeel inwoners met minstens 2 contacten met de tandarts (in 2 verschillende jaren, binnen een periode van 3 kalenderjaren) is in Halle iets kleiner dan in het Vlaams Gewest.

Wat betreft de gezondheid, vinden zeven op tien inwoners van Halle (en van de centrumsteden) dat ze een goede gezondheid hebben, voelt drie vierde zich gelukkig en hebben zeven op tien inwoners van het leven genoten in 2018. Wel stellen we ook vast dat meer dan een vierde van de Hallenaren slecht heeft geslapen, een vijfde het gevoel heeft dat ze niet op gang komen, en dat een tiende droevig, eenzaam en depressief is. Op basis van de CES-D8-schaal blijkt dat 15% van de Hallenaren matige tot zware psychische problemen heeft, en dat bijna de helft lichte tot beperkte psychische problemen heeft. Voorts bewegen twee op tien Hallenaren nooit of minder dan één keer per maand en nog eens twee op tien dagelijks, waar inwoners in de centrumsteden in meerdere mate dagelijks bewegen en in mindere mate nooit of minder dan één keer per maand. Verder zien we dat Halle relatief weinig inwoners heeft met chronische aandoeningen in vergelijking met de andere regio’s, en dat het aandeel inwoners met diabetes in alle regio’s tussen 5 en 6 procent ligt en overal toeneemt. Dit zou verklaard kunnen worden door de betere opvolging en behandeling. Wel zou het aantal terugbetaalde standaard dagdosissen antibioticum (per inwoner) iets hoger liggen in Halle dan in het Vlaams Gewest. Deze evolutie loop in alle regio’s wel gelijk.

Tot slot stellen we vast dat iets minder Hallenaren (5%) het voorbije jaar betaalproblemen hebben gehad met betrekking tot de gezondheidsuitgaven, in vergelijking met inwoners van centrumsteden (7%). Tegen de achtergrond van de algemene positieve financiële situatie van de Hallenaren en het klein aandeel mensen dat beroep moet doen op een verhoogde tegemoetkoming van de ziekteverzekering, lijkt dit dus niet zorgwekkend. Verder zijn zo’n negen op tien inwoners van Halle en van de centrumsteden tevreden over de gezondheidsvoorzieningen in hun stad.

Uit dit alles blijkt dat Halle een centrumfunctie vervult op vlak van voorzieningen voor ouderenzorg en voor opvang voor baby’s en peuters: er zijn immers meer plaatsen in het stadscentrum dan in de stadsrand. Wel zijn er minder plaatsen voor kinderopvang dan in het Vlaams Gewest en de centrumsteden, en voor ouderenzorg zijn er evenveel dan in het Vlaams Gewest maar minder dan in de centrumsteden. Belangrijk is dat Hallenaren minder tevreden zijn met het aanbod aan kinderopvang en ouderenvoorzieningen, en over de kinderopvang en ouderenvoorzieningen ‘as such’ in hun stad in vergelijking met inwoners van centrumsteden. Dit lijkt dan ook een aandachtspunt voor het beleid te zijn.