Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een...

44
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2010 – 2011 Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie en case-report door Hendrikus VERHOEVEN Studiecasus in het kader Promotor: Prof. Dr. L. van Ham van de Masterproef

Transcript of Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een...

Page 1: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2010 – 2011

Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie en case-report

door

Hendrikus VERHOEVEN

Studiecasus in het kader Promotor: Prof. Dr. L. van Ham van de Masterproef

Page 2: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

AUTEURSRECHT De auteur en de promotor geven de toelating deze literatuurstudie voor consultatie beschikbaar te

stellen en delen hiervan te kopiëren voor persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de

beperkingen van het auteursrecht, in het bijzonder me betrekking tot de verplichting de bron

uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen van gegevens uit deze studie. Het auteursrecht betreffende

de gegevens vermeld in deze literatuurstudie berust bij de promotor. De auteur en de promotor zijn

niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze studie geciteerd en

beschreven zijn.

Page 3: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

Dankwoord

Deze pagina wil ik graag gebruiken om mijn dank uit te spreken voor een aantal mensen zonder wie ik

dit werk niet tot een goed einde had kunnen brengen.

Als eerste wil ik graag professor Luc Van Ham, vakgroepvoorzitter van de vakgroep neurologie aan

de faculteit diergeneeskunde te Merelbeke, bedanken voor zijn hulp in het zoeken en vinden van de

casus voor de afsluiter van mijn masterproef reeks en voor zijn hulp in het maken van deze

masterproef. Dankzij zijn zeer aangename houding heb ik me nooit bezwaard gevoeld om iets te

vragen, ook niet als ik het idee had niet goed te werken en te langzaam vooruit te gaan!

Ook zou ik graag een woord van dank uitspreken aan Walter Dingemanse van de dienst CT en MRI

van de faculteit diergeneeskunde te Merelbeke voor zijn onzelfzuchtige aanbod èn uitvoer van het

omzetten van de meest geschikte CT en MRI beelden van de beschreven casus naar een voor mij

bruikbaar bestandsformaat.

Natuurlijk wil ik ook het Teckelteefje 'Jack' bedanken wiens casus ik gebruikt heb om mijn

masterproef rond te bouwen.

Ook buiten de faculteit zijn er een aantal mensen belangrijk geweest om deze masterproef en

opleiding tot een goed einde te brengen:

Mijn ouders, broers en schoonzussen vanwege hun bereidheid mij altijd waar nodig te ondersteunen

en hun immer warme en welkome ontvangst tijdens de weinige vrije momenten in het laatste

opleidingsjaar.

Mijn dit jaar verworven neefjes Daniel en Thijs voor hun wijze adviezen en kritische kanttekeningen!

Mijn vriendin die mij op momenten dat ik niet meer wist wat te doen kon stimuleren en me iedere keer

weer op gang wist te brengen en kon ondersteunen met raad en daad.

Al mijn vrienden voor de ontspanning en afleiding buiten de serieuze uurtjes.

En als laatste wil ik een speciale vermelding maken van de Teckel die mijn hart voor de Teckel heeft

weten te winnen en die helaas zelf het slachtoffer is geworden van het onderwerp in deze

masterproef, mijn eerste Teckel: Ferri!

Iedereen bedankt!!

Dirk H.L.M. Verhoeven

Page 4: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

Inhoudopgave

Samenvatting - abstract - keywords...…………….…………………… …….………... p. 1.

1. Inleiding……....………..….……………………………………………………………. p . 2.

1.1. Anatomie……………………………………………................................................... p. 2.

1.1.1. De ruggenwervel..................................................................................................... p. 2.

1.1.2. De tussenwervelschijf............................................................................................. p. 3.

1.2. Thoracolumbale discus hernia (TLDH)……………………………………………….. p. 4.

2. Voorkomen…………………..……………………………………………............. ...... p. 5.

3. Predisponerende factoren……......………………………………………… ……..... p. 5.

3.1. Calcificatie van de tussenwervelschijf………………………………………………... p. 5.

3.2. Genetica…………………………………………………………………………………. p. 6.

3.3. Lichaamsbeweging……………………………………………………………………... p. 7.

3.4. Lichaamsconfiguratie.............................................................................................. p. 7.

3.5. Trauma…………………………………………………………………………………… p. 8.

4. Klinische benadering….……………………………………………………………… p . 8.

4.1. Signalement……………………………………………………………………………... p. 8.

4.2. Anamnese……………………………………………………………………………….. p. 8.

4.3. Algemeen klinisch onderzoek…………………………………………………………. p. 9.

4.4. Neurologisch onderzoek......................................................................................... p. 9.

4.4.1. Lokalisatie............................................................................................................... p. 10.

4.4.2. Reflexen................................................................................................................. p. 11.

4.5. Diagnose................................................................................................................. p. 13.

4.5.1. Röntgenfoto's en myelografie................................................................................. p. 13.

4.5.2. Computer tomografie (CT) en magnetische resonantie beeldvorming (MRI)........ p. 15.

5. Therapie………………………............................... ...………………………………... p. 17.

5.1. Gradatie.................................................................................................................. p. 17.

5.2. Curatief.................................................................................................................. p. 18.

5.2.1. Conservatief........................................................................................................... p. 18.

5.2.1.1. Bewegingsrestrictie................................................................................................. p. 18.

5.2.1.2. Voeding................................................................................................................... p. 19.

5.2.1.3. Medicamenteus...................................................................................................... p. 19.

5.2.1.4. Alternatief................................................................................................................ p. 20.

5.2.2. Operatief................................................................................................................. p. 20.

5.2.2.1. Decompressieve technieken.................................................................................. p. 21.

Page 5: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

5.2.2.1.1. Hemilaminectomie..................................................................................... p. 21.

5.2.2.1.2. Dorsale laminectomie................................................................................ p. 22.

5.2.2.1.3. Pediculectomie.......................................................................................... p. 23.

5.2.2.1.4. Corpectomie.............................................................................................. p. 23.

5.2.2.2. Niet-decompressieve technieken........................................................................... p. 23.

5.2.2.2.1. Fenestratie................................................................................................. p. 23.

5.2.2.2.2. Percutane discectomie.............................................................................. p. 25.

5.3. Preventief................................................................................................................ p. 25.

6. Prognose……...……………………………………………………………............ ...... p. 25.

7. Casuïstiek: Jack de Teckel...................... ............................................................ p. 26.

7.1. Signalement............................................................................................................ p. 26.

7.2. Anamnese.............................................................................................................. p. 27.

7.3. Inspectie en palpatie............................................................................................... p. 27.

7.4. Neurologisch onderzoek......................................................................................... p. 27.

7.5. Medische beeldvorming.......................................................................................... p. 27.

7.6. Behandeling............................................................................................................ p. 34.

7.7. Resultaat en prognose........................................................................................... p. 34.

8. Discussie....................................... ........................................................................ p. 34.

Referenties……………………………...…………………………………………………… p. 36 .

Page 6: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

1.

Samenvatting Voor deze masterproef beschrijven we de casus betreffende een 6 jaar oude, vrouwelijke Teckel, gediagnosticeerd met een thoracolumbale discus hernia. Ze heeft voor deze diagnose een CT en MRI scan ondergaan. Als behandeling is gekozen voor een operatieve hemilaminectomie. Deze casus wordt voorafgegaan door een literatuurstudie over thoracolumbale discus hernia bij de Teckel. We beschrijven het voorkomen, de klinische benadering, de diagnostische en therapeutische mogelijkheden en de verschillende prognoses. Abstract In this thesis we describe the case of a 6 year old, female Dachshund, diagnosed with a thoracolumbar disk herniation. For this diagnosis she underwent a CT and MRI scan. She was treated using an operative hemilaminectomie. This case is preceded by a literature study concerning thoracolumbar disk disease in Dachshunds. We will describe the prevalence, the clinical approach, the diagnostic en therapeutic possibilities and the different prognoses. Key-words Teckel - Dachshund - Thoracolumbale discus hernia - Thoracolumbar disk disease - Teckelhernia

Page 7: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

2.

De Teckel is een geliefd hondenras vanwege zijn eigenwijze karakter en is alom gekend

vanwege zijn karakteristieke lichaamsbouw. Dit ras heeft disproportioneel korte pootjes

vergeleken met de normaal ontwikkelde rug. Een aandoening die veel gezien wordt bij de

Teckel is gelegen in de rug, namelijk intervertebrale discus hernia. Dit is een herniatie of

uittreding van de nucleus pulposus uit de tussenwervelschijf, in de volksmond wordt dit ook

wel ‘teckelhernia‘ genoemd. De zachte, vetrijke nucleus pulposus stulpt hierbij uit doorheen de

stevige annulus fibrosus tot in het wervelkanaal en kan daar door druk op de uittredende

rugzenuwen en het ruggenmerg leiden tot zenuwsymptomen van variabele graad. Deze vorm

wordt Hansen type I discus hernia genoemd. Hansen type II discus hernia is een herniatie van

de complete tussenwervelschijf na fibrosering van de nucleus pulposus en komt meer voor bij

grotere, niet chondrodystrofische hondenrassen (Hansen, 1952). De Hansen type I discus

hernia komt bij de teckel het meeste voor, vooral tussen het 4de en 6de levensjaar (Priester,

1976) en is meestal gelokaliseerd tussen de 11de thoracale en 1ste lumbale wervel en wordt

dan thoracolumbale discus hernia genoemd (TLDH).

In dit werk gebruiken we afkortingen om de ruggenwervels te benoemen. De letter is het

eerste letter van het rugsegment waartoe de wervel behoort en het cijfer duidt aan welke

wervel het is in dat segment. Voor de hond wordt dit: de cervicale of halswervels zijn C1 t/m

C7, de thoracale of borstwervels zijn T1 t/m T13, lumbale of lendenwervels zijn L1 t/m L7, de

sacrale of heiligbeenwervels zijn S1 t/m S3 en de coccygeale, caudale of staartwervels gaan

van Ca1 tot Ca18 - 23, maar deze laatsten doen hier niet ter zake gezien er zich in de

staartwervels geen ruggenmerg bevindt.

1.1. Anatomie

1.1.1. De ruggenwervel

De ruggenwervels hebben ventraal een cilindrische botstructuur (corpus vertebrae), lateraal is

er beiderzijds een botuitsteeksel (processus transversalis) die op de thoracale wervels een

gewricht vormt met de respectievelijke rib. Dorsaal is er een beenderige wervelboog, die een

kanaal vormt over het ruggenmerg, met hierop het doornvormig uitsteeksel (Simoens, 2002).

De boog rond het ruggenmerg wordt gevormd door de beiderzijdse vertebrale laminae die op

hun beurt de gewrichtsvlakken voor het contact met de andere wervels dragen (figuur 1).

1. Inleiding

Page 8: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

3.

Figuur 1: Tekening van een wervel in craniodorsaal aanzicht, met tussenwervelschijf.

1.1.2. De tussenwervelschijf

Tussen twee opeenvolgende wervellichamen bevindt zich de tussenwervelschijf, oftewel

discus intervertebralis, deze is opgebouwd uit twee componenten; enerzijds de annulus

fibrosus, dit is een bindweefselring, en anderzijds de nucleus pulposus, dit is een zachte

gelatineuze weefselmassa die craniaal en caudaal afgelijnd wordt door de kraakbenige

eindplaten van twee opeenvolgende wervellichamen en de annulus fibrosus (figuur 1). De

voornaamste taken van deze tussenwervelschijf zijn geven van beweeglijkheid aan en zorgen

voor schokdemping van de wervelkolom (Simoens, 2002).

Dorsaal is de annulus fibrosus het dunst en het is hier, beiderzijds lateraal van het ligamentum

longitudinalis dorsale, dat de nucleus pulposus soms uit kan treden en een hernia discus

pulposi kan veroorzaken.

Page 9: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

4.

Figuur 2: Doorsnede van een gezonde tussenwervelschijf met centraal de nucleus pulposus die rondomrond

afgelijnd wordt door de annulus fibrosus. Hierop is duidelijk zichtbaar dat deze annulus ventraal significant dikker is

dan dorsaal (uit: Brisson, 2010).

1.2. Thoracolumbale Discus Hernia (TLDH)

Discus hernia is synoniem van hernia nuclei pulposi (Jochems en Joosten, 2000). Een andere

veelgebruikte term hiervoor is intervertebrale discus hernia (IVDH), maar dit is eigenlijk een

discus hernia zonder verwijzing naar de locatie in de ruggengraat en daarmee discus hernia in

brede zin. In Engelstalige literatuur wordt vaak de term intervertebral disk disease (IVDD)

gebruikt. Bij de Teckel is thoracolumbale discus hernia de meest voorkomende vorm van

intervertebrale discus hernia. Bij een TLDH is er een protrusie of extrusie van de nucleus

pulposus tot in het wervelkanaal ter hoogte van het thoracolumbale ruggenmergsegment.

Door de verplaatsing van weefsel kan het gebeuren dat het ruggenmerg onder druk komt te

staan met zenuwsymptomen tot gevolg. Vanwege de druk op het ruggenmerg of de

uittredende zenuwen kunnen de zenuwen (neuronen en axonen) minder gaan functioneren en

bij grote druk over langere tijd (>24u) kan deze zenuwschade irreversibel worden omdat de

voeding van het ruggenmerg ook onder druk komt te staan (Janssens, 1990).

De symptomen van een intervertebrale discushernia variëren van: vage rugpijn klachten,

hyperesthesie, paraplegie of paraparese, verlies van diep pijngevoel tot urinaire en fecale

incontinentie.

Page 10: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

5.

Zoals al eerder vermeld komt discus hernia bij de teckel veel voor, in de Verenigde Staten van

Amerika tot zelfs 10 à 12 keer meer dan bij andere hondenrassen (Priester, 1976). Algemeen

zijn de dyschondroplastische hondenrassen meer aangetast dan andere hondenrassen

waarbij volgens Priester (1976) de Teckel, Pekinees, Lhasa Apso, Shih tzu en de beagle de 5

meest aangetaste rassen zijn. Volgens Dorn C.R. (1995) kwamen deze verhoogde frequenties

voor de Lhasa Apso en de pekinees niet terug, maar hier werd de Franse buldog mede

vermeld met een verhoogd risico. Algemeen merkt men een stijgende trend in het voorkomen

van discus hernia, dit komt mogelijks door de toegenomen voorliefde voor

chondrodystrofische hondenrassen en/of door het feit dat door een verhoogde kwaliteit van de

veterinaire gezondheidszorg dieren ouder en beter gediagnosticeerd kunnen worden (Bray en

Burbidge, 1998). Anderzijds zou ook de toename van het houden van honden in ruimten met

minder bewegingsmogelijkheden zoals in steden een aandeel kunnen hebben in het

verhoogde voorkomen (zie punt 3.3.: predisponerende factoren > lichaamsbeweging).

De opvatting dat het verhoogde voorkomen van discus hernia bij de Teckel het gevolg is van

de afwijkende lichaamsverhoudingen wordt weerlegd door het verminderde voorkomen van

discus hernia bij de Bassethound (Dorn C.R., 1995) en een onderzoek van Braund et al. in

1977 die de relatieve lengte van de rug met die van het hoofd vergeleek en waaruit naar voren

kwam dat de rug van de teckel normaal ontwikkeld is.

3.1. Calcificatie van de tussenwervelschijf

Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in

de tussenwervelschijf die op zijn beurt voorafgegaan wordt door chondroïde metaplasie. Deze

chondroïde metaplasie is al op jonge leeftijd; enkele maanden, macroscopisch zichtbaar. Zelfs

bij de pasgeboren pup is er histologisch al een wijziging aan de tussenwervelschijf zichtbaar;

er is een perinucleaire zone met immatuur fibrocartilagineus weefsel (Hansen, 1952). De

nucleus pulposus wordt zo vervangen door een hyalien kraakbeen. Het zijn de ergst

aangetaste tussenwervelschijven die necrose en verkalking kunnen ondergaan en dit

resulteert uiteindelijk in een verhoogde kans op herniatie van de nucleus pulposus (figuur 3).

Bij 24% tot 80% van de Teckels met gecalcificeerde tussenwervelschijven komt een

intervertebrale discus hernia voor en slechts 0% tot 6% van de honden zonder calcificatie van

de tussenwervelschijf krijgt te maken met een discus hernia (Havranek-Balzaretti,1980;

Stigen, 1996). De calcificatie van de tussenwervelschijf op 2 jaar leeftijd kan zelfs gebruikt

2. Voorkomen

3. Predisponerende factoren

Page 11: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

6.

worden om het voorkomen van een discus hernia in de toekomst te voorspellen (Jensen et al.

2008). Hierbij dient wel in het oog gehouden te worden dat deze calcificatie ook vaak later pas

tot uiting komt, in 1996 zag Stigen Ø. een stijging van het aantal calcificaties van 70,1% in de

leeftijdsspanne van 1 tot 5 jaar oude dieren. Jensen (2008) zag dat de calcificatie van de

tussenwervelschijf op 2 jaar leeftijd sterk met die op de leeftijd van meer dan 8 jaar

gecorreleerd was.

Figuur 3: Doorsnede van een tussenwervelschijf van een chondrodystrofisch hondenras met degeneratie van de

nucleus pulposus. Er is duidelijk mineralisatie en calcificatie zichtbaar (uit: Brisson, 2010).

3.2. Genetica

In een studie door Ball et al. in 1982 op een groep van 536 geregistreerde Teckels in Amerika

werd een familiale verhoging van voorkomen vastgesteld waarbij sommige lijnen tot 62% kans

hadden op het krijgen van een discus gerelateerde aandoening tegenover het gemiddelde van

19% van de gehele populatie. In die studie is aangetoond dat de aanleg tot het krijgen van

een discus hernia genetisch sterk beïnvloed wordt, het een cumulatief genetisch effect is en

het niet het resultaat van eenvoudig mendeliaans dominante genenwerking is. Het zou, gezien

het sterk genetische aspect van de aandoening, misschien mogelijk zijn om de prevalentie

van intervertebrale discus hernia te drukken door selectie van de fokdieren (Jensen en

Christensen, 2000).

Page 12: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

7.

3.3. Lichaamsbeweging

Zoals hierboven al vermeld is de lichaamsconformatie van de Teckel op zich niet de oorzaak

van het verhoogde voorkomen van discus hernia. In de praktijk hoor je vaak over de

negatieve invloeden die traplopen en springen zouden hebben. Een studie van Jensen en

Ersbøll in 2000 heeft gepoogd de omgevingsfactoren en discus hernia te correleren en dit via

discus calcificaties. Hieruit kwam naar voor dat lichaamsbeweging eerder een positieve dan

een negatieve invloed uitoefent op het voorkomen van discus calcificaties. Zelfs traplopen in

bescheiden mate zou een negatieve correlatie hebben met de prevalentie van discus

calcificatie. Enkel lopen aan de fiets zou het voorkomen van deze afwijking mogelijks doen

toenemen, al is het slechts in minieme mate (Jensen en Ersbøll, 2000). Het is natuurlijk de

vraag of hierbij de genetische aspecten van de proefpopulatie voldoende buiten beschouwing

zijn gebleven en of de hoeveelheid lichaamsbeweging die de dieren ondernamen niet

gecorreleerd zijn met een al aanwezig rugprobleem.

We kunnen wel concluderen dat matige lichaamsbeweging tijdens de eerste 2 levensjaren

geen negatief, maar waarschijnlijk eerder een positief effect zal uitoefenen op het voorkomen

van calcificaties van de nucleus pulposus en daarmee ook op het voorkomen van

thoracolumbale discus hernia's.

3.4. Lichaamsconfiguratie

De Teckel heeft een vrij specifieke bouw die gekoppeld lijkt aan het voorkomen van

thoracolumbale discus hernia. We hebben al gesproken dat dit niet de reden van is van het

verhoogde voorkomen bij de Teckel, maar enkele opvallende zaken binnen de Teckel familie

zijn door Levine et al. (2006) aan het licht gebracht. Zo bleken enkele lichaamsparameters

samen te hangen met een vergrote kans op TLDH. Bij aangetaste Teckels bleek de T1 - S1

afstand significant korter te zijn dan bij niet aangetaste Teckels, een afname van 1 cm gaf een

oddsratio van 2,1 keer. Zo ook gaf een 1 cm afname van de tuber calcaneï - rechte

patellaband afstand een odds van voorkomen van 11,1 keer. Er zijn indicaties dat een in

verhouding grotere schofthoogte en grotere diameter van het bekken meer risico op TLDH

inhoudt (Levine et al., 2006).

Anderzijds is de afname van de pootlengte gerelateerd met een verminderde kans op

voorkomen van intervertebrale discus calcificatie in een studie gedaan op een Deense

Teckelpopulatie waardoor sommige fokkers dachten hiermee de hernia uit te kunnen

selecteren (Jensen en Ersbøll, 2000). Dit laatste bleek na correctie niet het geval.

De lengte van de wervelkolom was positief gecorreleerd met het voorkomen van discus

calcificaties in deze Teckelpopulatie (Jensen en Ersbøll, 2000).

Page 13: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

8.

3.5. Trauma

Uiteraard mag ook trauma niet ontbreken als een uitlokkende of oorzakelijke factor voor het

ontstaan van een intervertebrale discus hernia. Het spreekt voor zich dat honden met een

verhoogde gevoeligheid voor discus hernia zoals die met een gecalcificeerde

tussenwervelschijf meer risico lopen op het krijgen van een discus hernia na een trauma.

Bij een trauma kan de expulsie van het nucleus pulposus materiaal kort en krachtig zijn, men

spreekt dan over een discusexplosie (Olson, 1958). De energie die hierbij vrijkomt kan zorgen

voor bijkomende weefselschade. Ook eventuele beenderige schade als gevolg van een extern

trauma kan een negatieve invloed uitoefenen op de prognose.

Een correcte diagnose van intervertebrale discus hernia is nodig om de gepaste behandeling

en prognose te kunnen geven. Belangrijk hierbij zijn de mate van zenuwcompressie en -uitval

(graad van de hernia, zie verder onder punt 5.1.: therapie > gradatie) en de exacte locatie van

het letsel. We zullen in dit hoofdstuk de belangrijke punten uit de klinische benadering duiden.

4.1. Signalement

Zoals hierboven besproken zijn er rasgebonden verschillen in voorkomen van discus hernia.

De meest aangetaste rassen zijn de dyschondroplastische, oftewel chondrodystrofische

hondenrassen, doch dit geldt niet voor alle. De leeftijd bij de Teckel varieert tussen het 4de en

6de levensjaar en er is geen sterk sexueel gerelateerd verschil in voorkomen (Oliver et al.,

1987), doch er zou een hogere prevalentie zijn bij mannelijke en gecastreerde vrouwelijke

Teckels (Goggin et al., 1970).

4.2. Anamnese

Afhankelijk van de ergheid van de aandoening kan een patiënt aangeboden worden die niet

meer mee wil, niet meer wil springen of voorzichtig en met gebogen rug loopt in lichte

gevallen, tot patiënten die volledig verlamd zijn aan hun achterhand, geen proprioceptie van

de achterste ledematen meer hebben, geen controle hebben over hun mictio en defecatie,

verstijfde voorste ledematen en een onderbroken paniculusreflex hebben. Dit kan geleidelijk

zijn ontstaan, maar het kan ook zijn uitgelokt door een extern trauma zoals een klap op de

rug, of bij een plotse beweging zoals springen.

Hoe acuut de hernia is ontstaan speelt mede een rol in de ernst van de symptomen. In een

4. Klinische benadering

Page 14: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

9.

onderzoek werd er een ballonnetje in de epidurale ruimte geplaatst en men blies die

vervolgens op. Gespreid over langere tijd (uren) was het mogelijk het ballonnetje op te blazen

tot 75% van de spinale diameter zonder dat dit symptomen gaf, terwijl wanneer dit in korte tijd

gebeurde er al bij opblazen tot 30% van de ruimte symptomen ontstonden (Tarlov et al. 1953,

Tarlov en Klinger 1954, Tarlov 1955, uit: Janssens 1990).

Ook moet nagegaan worden of de symptomen zijn voorafgegaan door een trauma of andere

acute gebeurtenis, in zo'n geval kan de discus met hoge snelheid in het wervelkanaal terecht

komen en wordt dan een discusexplosie genoemd. Dit kan naast de druk door de

geherniëerde discus nog andere letsels hebben veroorzaakt zoals bloedingen of fracturen en

daarmee een meer gereserveerde prognose geven.

4.3. Algemeen klinisch onderzoek

Op algemeen klinisch vlak is er meestal niet veel afwijkends buiten indicaties die kunnen

wijzen op pijn en/of stress zoals een verhoogde ademhalingsfrequentie en hartfrequentie. Er

dient wel gelet te worden op afwijkingen in de gezondheidstoestand om eventuele risico's voor

anesthesie in te schatten.

4.4. Neurologisch onderzoek

Om de ernst van de symptomen en daarmee de gradatie van het letsel (zie verder bij punt

5.1.: therapie > gradatie) te kunnen bepalen is het nodig het neurologisch onderzoek in 4

deelaspecten onder te verdelen:

1) heeft het dier rugpijn?

Om dit te testen staat men best achter het dier met het dier op tafel. Men neemt de hond met

beide vlakke handen net achter de schouderbladen zacht vast en gaat met de duimen net

paramediaan lateraal van de spinaaluitsteeksels, ter hoogte van de overgang tussen twee

wervels, stevig duwen. Hierbij drukt men in een natuurlijk gevormd putje. Deze handeling

herhaalt men wervel voor wervel, gaande van T5 naar caudaal. Indien het dier pijnlijk reageert

(subtiel zoals slikken, toegenomen musculaire tensie, een pijnkreet of bijten) kan men stellen

dat er rugpijn aanwezig is. Dit kan zich uitstrekken over een craniocaudaal segment in acute

gevallen en kan ook bilateraal asymmetrisch zijn vanwege de herniatie die vaak eenzijdig is

(Janssens, 1990).

2) bezit het dier nog proprioceptie over de achterpoten?

Proprioceptie wil zeggen: prikkels ontvangen van receptoren uit eigen (proprius = eigen)

motorische weefsels zoals spieren, pezen en gewrichten. Dit systeem reguleert het

Page 15: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

10.

bewegingsstelsel en de lichaamshouding (Jochems en Joosten, 2000). Deze functionaliteit

controleer je het beste door de houdingsreacties te testen. De hond heeft de natuurlijke

neiging zijn/haar poten onbewust goed te zetten, te ‘stellen’. Indien je de poot met de tenen

dubbel, met de dorsale zijde op de tafel, zet dan zal de hond normaal zijn poot direct weer

goed zetten (Janssens, 1990).

3) hoe sterk is de normale motoriek aangetast?

Dit komt deels naar voren bij de eerste indruk. Men laat hiervoor de hond even vrij lopen,

desnoods zet men hem/haar op tafel om te testen of het dier kan staan en hoeveel tonus het

dier in de spieren heeft door de ledematen handmatig te buigen en te strekken (Janssens,

1990).

4) bezit het dier nog nociceptie van de achterpoten?

Hier zijn twee vormen van nociceptie (= pijngevoel): de diepe en de oppervlakkige

pijngevoeligheid.

Voor de oppervlakkige pijngevoeligheid knijpt men met de vingers of met een tangetje

(forceps) in de huid tussen de tenen van de achterste ledematen en systematisch bij zowel de

mediale als de laterale teen.

Voor de diepe pijngevoeligheid doet men bijna hetzelfde, maar dan knijpt men op een volledig

teentje en hard genoeg om naast de huid ook het periost te stimuleren. Ook dit doet men best

op de mediale en de laterale teen.

Men probeert zo te achterhalen of het dier zich bewust wordt van de pijn, het is dus belangrijk

dat er een reactie komt van het dier anders dan de terugtrekreflex, zoals; janken,

vluchtgedrag of verveeld omkijken. Het is belangrijk dit onderscheid te maken, want de

terugtrekreflex wijst alleen op een intacte spinale reflexboog en zegt niets over de

gegevensstroom naar de hersenen (Janssens, 1990).

4.4.1 Lokalisatie

Het is belangrijk de locatie van de aandoening van het ruggenmerg te bepalen om zich te

vergewissen dat het hier een thoracolumbaal probleem betreft, alvorens met medische

beeldvorming de precieze locatie te bepalen. Hiervoor kan men gebruik maken van

richtinggevende tabellen (tabel 1, 2 en 3) om met behulp van reflextesten de locatie van de

hernia te kunnen inschatten.

Page 16: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

11.

Tabel 1: Lokalisatie van aandoeningen in het ruggenmerg, HR = houdingsreflex, SR = spinale reflex, VP = voorpoten

en AP = achterpoten (uit: Van Ham, 2010).

Tabel 2: Lokalisatie van aandoeningen caudaal in het ruggenmerg (uit: Van Ham, 2010).

4.4.2. Reflexen

De houdingsreflex of stelreflex is een test waarbij men de proprioceptie van de poten test

door deze distaal met de dorsale zijde op de grond te leggen, indien de proprioceptie normaal

functioneert zal de hond direct zijn poot weer normaal, met de zoolkussentjes onder,

neerzetten Dit wordt gestuurd vanuit het cerebellum en is een test van de doorgankelijkheid

van signalen door het ruggenmerg tot de hersenen.

De spinale reflexen zijn reflexen uitgaande van het ruggenmerg en men heeft verschillende

testen voor de verschillende locaties: voor de voorpoten kun je de extensor carpi radialis

reflex (ECR reflex, de strekreflex van de voorpoten) gebruiken en voor de achterpoten kun je

hiervoor de patellareflex gebruiken. De ECR wordt gestuurd vanaf C6 t/m T2, de patellareflex

wordt gestuurd van L3 t/m L4 (Janssens, 1990).

Verder caudaal zijn er nog de tibialis cranialis-reflex voor segment L4 t/m L5, de

achillespeesreflex voor segment L5 t/m L6 en de terugtrekreflex van de achterpoten voor

L6 t/m S1. Deze laatsten zijn in geval van een meer craniaal gelegen (thoracolumbaal) letsel

intact en hier dus niet van groot belang (Janssens, 1990).

Deze reflexen wordt gestuurd door de lagere motorneuronen (LMN) gelegen in het

ruggenmerg en dit wordt geinhibeerd door de hogere motorneuronen (HMN) gelegen in de

hersenen. Zijn de spinale reflexen afwezig dan is het letsel gelegen thv de LMN, zijn de

spinale reflexen versterkt, dan is het letsel gelegen tussen de LMN en de HMN of ter hoogte

van de HMN; de inhibitie van de krachtige reflex is weggevallen. Op deze regel is een

uitzondering: het Schiff-Sherrington fenomeen, zie verder.

De anusreflex is ook een spinale reflex en komt voort uit het S1 t/m S3 ruggenmergsegment.

De panniculusreflex is een reflex die komt van het T2 t/m L3 ruggenmergsegment en kan

HR VP SR VP HR AP SR AP

C1 - C5 vertraagd/afwezig normaal/versterkt vertraagd/afwezig normaal/versterkt

C6 - T1 vertraagd/afwezig verzwakt/afwezig vertraagd/afwezig normaal/versterkt

T2 - L3 normaal normaal vertraagd/afwezig normaal/versterkt

L4 - S3 normaal normaal vertraagd/afwezig verzwakt/afwezig

patella reflex buigreflex anusreflex

L4 - L5 - L6 abnormaal normaal normaal

L6 - L7 - S1 normaal abnormaal normaal

S1 - S2 - S3 normaal normaal abnormaal

Page 17: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

12.

binnen deze regio een exactere schatting van de locatie bieden doch is niet erg betrouwbaar

(Janssens, 1990).

Naast deze normale reflexen zijn er als gevolg van het letsel soms ook pathologische reflexen

of reacties op de testen aanwezig (Oliver et al., 1987):

Mass-reflex : bij testen van de pijngevoeligheid kan het dier reageren door autonome

activiteiten, zoals defaeceren of urineren, te vertonen. Dit wijst op een ernstige laesie van het

spinale ruggenmerg. De gekruiste extensor-reflex : de terugtrekreflex van een achterpoot is

versterkt terwijl tegelijkertijd de contralaterale achterpoot in extensie gaat. Deze pathologische

reflex hoeft niet te duiden op een ernstig letsel. Schiff-Sherrington fenomeen : er is ook een

zone van het ruggenmerg gelegen ter hoogte van de lumbale ruggenmergsegmenten die

neuronen met een inhiberende functie over de extensoren van de voorpoten bevatten. Bij een

letsel gelegen ter hoogte van deze neuronen verkrijgt de hond een extensor rigiditeit van de

voorpoten (HMN symptomen) en een paraplegie van de achterpoten (LMN symptomen); dit

wordt het Schiff-Sherrington fenomeen genoemd (Oliver et al., 1987).

Ten slotte is er nog de blijvende areflexie die optreedt als alle ruggenmergsegmenten

volledig disfunctioneel zijn. In dit geval kan de areflexie zich uitbreiden naar craniaal en

caudaal door een ascenderende en/of descenderende hematomyelie/myelomalacie en leidt in

uren tot dagen tot de dood door verlamming van de intercostaalspieren (Janssens, 1990). Het

is dus zaak bij areflexie van alle testen deze testen na enkele uren te herhalen.

Tabel 3 geeft even een beknopt overzicht van alle bovengenoemde reflexen en bijbehorende

ruggenmergsegmenten of betekenis:

Tabel 3: Overzicht van de reflextesten of waargenomen neurologische afwijkingen met hun bijbehorende locatie of

betekenis.

Reflex Ruggenmergsegment / betekenis

Houdingsreactie / Stelreflex VP C1 - T1

Houdingsreactie / Stelreflex AP C1 - S3

ECR-reflex C6 - T2

Panniculusreflex T2 - L3

Patellareflex L3 - L4

Tibialis cranialis-reflex L4 - L5

Achillespeesreflex L5 - L6

Terugtrekreflex L6 - S1

Anusreflex S1 - S3

Mass-reflex Ernstige laesie van het spinale ruggenmerg

Gekruiste extensor-reflex Mogelijks ernstig spinaal ruggenmergletsel

Schiff-Sherrington fenomeen Ernstig letsel in thoracolumbaal ruggenmerg

Areflexie Spinale shock

Blijvende areflexie Volledige destructie van de geteste delen

Uitbreidende areflexie Myelomalacie met dood in uren tot dagen

Page 18: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

13.

4.5. Diagnose

4.5.1. Röntgenfoto's en myelografie

Röntgenfoto's

De meeste dierenartsenpraktijken hebben de mogelijkheid om röntgenfoto's te nemen. Dit kan

helpen bij de diagnose en lokalisatie van een discus hernia en helpen bij het uitsluiten van

andere mogelijke oorzaken van de symptomen zoals discospondylitis, trauma of neoplasie.

Bij 51% tot 61% van de honden levert deze techniek correcte gegevens op (Lamb et al.,

2005). Om bijkomende herniaties van andere tussenwervelschijven te vinden is deze

beeldvormingtechniek minder geschikt (Lamb et al., 2005). Echter is het af te raden om zich te

baseren op alleen conventionele radiografieën alvorens men tot chirurgie over gaat, men moet

preoperatief altijd gebruik maken myelografie, CT of MRI (Lamb et al., 2005). Ruggenmerg

compressie en eventuele laesies worden door deze techniek niet zichtbaar gemaakt.

Op röntgenfoto's zijn er verschillende tekens (figuur 4) waaraan een discus hernia te

herkennen is: 1) een vernauwing van de tussenwervelruimte, 2) ook het intervertebraal

foramen kan verkleind zijn, 3) de gewrichtsruimtes tussen de wervels kunnen minder duidelijk

afgelijnd zijn, 4) de in meeste gevallen gecalcificeerde nucleus pulposus kan radiografisch

zichtbaar zijn in de tussenwervelspleet en eventueel zichtbaar tot in het wervelkanaal uitpuilen

(Griffin et al., 2009).

Figuur 4: Verschillende tekenen van discus hernia en discus degeneratie zichtbaar op deze radiografische opname:

mineralized disc not herniated = gedegenereerde/gemineraliseerde nucleus pulposus die nog niet verplaatst is,

hollow shell sign of herniated disc = ’virtueel lege’ tussenwervelruimte als teken dat de discus is geherniëerd, let

hierbij op de toegenomen opaciteit van het foramen intervertebralis, Bulging disc = uitpuilende discus (van:

www.web-dvm.net).

Page 19: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

14.

Het is wel aangeraden (doch niet altijd strikt noodzakelijk) om het dier onder algemene

anesthesie te plaatsen alvorens die foto's te nemen. Dit helpt bij de juiste positionering en

reduceert pijnlijkheid van de bewegingen.

Myelografie

Een belangrijk hulpmiddel om een herniatie met compressie van het ruggenmerg zichtbaar te

maken op röntgenologisch onderzoek is het injecteren van een contrastvloeistof in de

subarachnoïdale ruimte langs het ruggenmerg. Het doel is veranderingen in de ligging of vorm

hiervan zichtbaar te maken. Dit wordt een myelografie genoemd (Brisson, 2010). De

beeldvorming blijft wel tweedimensionaal met kans dat er problemen blijven bestaan bij het

interpreteren van de foto's vanwege weefseloverlap (figuur 5).

Deze techniek is (net als CT of MRI) een noodzakelijke diagnostische stap alvorens met

chirurgisch ingrijpen te starten. Nadeel van deze drie technieken zijn de strikte noodzaak tot

anesthesie en, vooral voor myelografie, de mogelijke bijwerkingen. Hierom worden deze

technieken best alleen toegepast op patiënten die voor chirurgie in aanmerking komen (Griffin

et al., 2009).

Figuur 5: Myelografie van het ruggenmerg met de witte lijnen dorsaal en ventraal van het ruggenmerg die de

gecontrastreerde subarachnoïdale ruimte visualiseren. Een onderbreking / vernauwing van de ventrale epidurale

vloeistofkolom is zichtbaar ter hoogte van de gele pijl, het is hier dat een discus hernia vermoed wordt (van:

www.dierenartsenherckenrode.be)

Myelografie heeft een accuraatheid van 85,7 tot 98% (Griffin et al., 2009) en Lamb et al.

kwamen in 2005 tot de conclusie dat volgens verschillende onderzoeken de accuraatheid

boven de 90% lag. Voordelen van myelografie boven CT en MRI is de lagere kostprijs

vanwege de eenvoudigere apparatuur en de kortere duur van het onderzoek, maar anderzijds

is er meer risico op artefacten en neveneffecten door het gebruik van contrastmiddel.

Onder die nevenwerkingen vallen: asystolie, insulten, nierfalen en ruggemergfalen (Griffin et

Page 20: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

15.

al., 2009). Een groot voordeel van myelografie is dat het intradurale laesies zichtbaar kan

maken, hierdoor is myelografie de diagnostische techniek die de voorkeur heeft als er andere

afwijkingen worden vermoedt dan discus hernia (Israel et al., 2009).

4.5.2. Computer tomografie (CT) en magnetische reso nantie beeldvorming (MRI)

Computer tomografie

Computer tomografie is een zeer goede techniek die enkele van de beperkingen van de

conventionele myelografie kan wegnemen. De richting van de foto's is dwars, dat wil zeggen

dat er doorsnedes worden afgebeeld met tot gevolg dat superimpositie hier geen problemen

meer opleveren (figuur 6). Ook is het hogere contrast en resolutiebereik met betere

beeldkwaliteit een belangrijk pluspunt ten opzichte van klassieke myelografie. Met CT is het

verder nog mogelijk, afhankelijk van de apparatuur, om een driedimensionale reconstructie te

maken met de reeks foto's die genomen is. Het is dan mogelijk dit virtueel in 3D te bekijken.

De accuraatheid van diagnose op basis van CT afbeeldingen is ongeveer gelijk aan die van

myelografie (82% voor CT versus 84% voor myelografie in een studie van Israel et al., 2009)

en is deels afhankelijk van de patient; kleine honden (<5kg) werden het best beoordeeld met

myelografie, terwijl chronisch aangetaste patiënten beter onderzocht werden met CT. Voor

chondrodystrofische hondenrassen, zoals de Teckel, die verdacht worden van thoracolumbale

discus hernia werd CT als betere diagnostische techniek vernoemd in vergelijking met

myelografie (Israel et al., 2009). De accuraatheid kan wel verminderen bij het nemen van

dikkere doorsnedes (Robertson en Thrall, 2011).

Figuur 6: CT afbeelding van het thoracolumbaal ruggenmergsegment met: A = een normale configuratie van het

ruggenmerg, aangeduid met de pijl, van een gezonde hond en B = een discus hernia met duidelijk zichtbare

verplaatsing van het ruggenmerg, de geherniëerde discus is met de pijlkop aangeduid (van:

http://canadawestvets.com).

Het is ook mogelijk een CT myelografie te maken op dezelfde wijze als bij gewone

röntgenopnames. Dit combineert de voordelen van beide technieken, maar ook de nadelen.

Naast een myelografie is het ook mogelijk een intraveneuze contrastinjectie te doen, maar dit

Page 21: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

16.

biedt voor patiënten met een discus hernia weinig extra voordelen (Robertson en Thrall,

2011). Het grote nadeel van CT is de grote, dure apparatuur die ervoor vereist is en daardoor

de hoge kostprijs, ander nadeel is de duur van de ingreep.

Magnetische resonantie beeldvorming

MRI (synoniem = NMR, nucleaire magnetische resonantiebeeldvorming) is een beeldvorming

door middel van kernspintomografie (Jochems en Joosten, 2000). MRI is momenteel de beste

beeldvormingtechniek voor neurologische aandoeningen, maar dit hangt in de praktijk af van

de gebruikte installatie (high-field of low-field). De voordelen zijn het weinig invasieve karakter

die toch toelaat een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende weefsellagen

rond het ruggenmerg (figuur 7 en 8). Net als bij CT zijn ook hier de kostprijs en afmetingen

van de installatie een grote nadelen.

Er zijn twee technieken om de MRI-beelden te maken; T1 en T2.

T1-MRI is de directe methode waarbij de beelden worden gemaakt van T1-contrast. Water is

hier donker en vet licht van kleur.

Bij T2-MRI wordt er op voorhand intraveneus een verzwaarde T2 (turbo spin-echo) vloeistof

wordt geïnjecteerd die een sterker contrast geeft tussen water- en vetrijke weefsels en die

vooral accent legt op het cerebrospinaalvocht (Robertson en Thrall, 2011). Water wordt hier

lichter en vet donkerder van kleur. Het is door middel van die verzwaarde T2 vloeistof dat de

beste visualisatie wordt bekomen van de arachnoïdale ruimte (Robertson en Thrall, 2011).

Er zijn echter ook veel verschillen tussen de verschillende MRI installaties in

diergeneeskundige praktijken. De meest gebruikte voor diergeneeskundige doeleinden is de

low-field MRI, met zwakkere magneet, wegens de lagere kostprijs. Het nadeel hiervan is dat

de resolutie van de bekomen afbeeldingen beperkter is in vergelijking met high-field MRI en

hierdoor ook maar kleinere afbeeldingen kan maken, het dier moet dan vaker verplaatst

worden en dit leidt tot een langere duur van het onderzoek en hoger risico op hypothermie

(Robertson en Thrall, 2011). High-field MRI, met krachtigere magneet, is de best beschikbare

beeldvorming van dit moment en levert de beelden met de hoogste resolutie.

Page 22: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

17.

Figuur 7: Sagittale MRI opname van wervelkolom: aangeduid met het sterretje is het ruggenmerg zichtbaar en er is

een duidelijke discus hernia zichtbaar, aangeduid met de witte pijlkop (van: http://canadawestvets.com).

Figuur 8: Transversale MRI opnamen met A = opname van een normale configuratie van het op doorsnede

boonvormige ruggenmerg, omringt door cerebrospinale vloeistof en met een gezonde tussenwervelschijf, B =

opname van een discus hernia met verplaatsing van het ruggenmerg, beiden met de witte pijlkop aangeduid (van:

http://canadawestvets.com).

5.1. Gradatie

Om de juiste therapie en prognose te kunnen geven is het belangrijk de ernst van de hernia in

te schatten; hiervoor is, zoals eerder vermeld, een onderverdeling in vier gradaties gemaakt

5. Therapie

Page 23: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

18.

aan de hand van de symptomen en de resultaten van het neurologisch onderzoek (Janssens,

1990).

Graad 1: alleen rugpijn, geen verlies van neurologische functies.

Graad 2: rugpijn, paretische achterhand en verlies van proprioceptie in de achterhand.

Graad 3: paralyse in de achterhand, maar met intact pijngevoel van de achterhand.

Graad 4: paralyse in combinatie met volledig verlies van pijngevoel in de achterhand.

Voor graad 1 en 2 hernia’s wordt voor conservatieve therapie gekozen: hokrust,

dieetwijziging, ontstekingsremmers, fysiotherapie, acupunctuur en, indien nodig, analgesie en

spierrelaxantia (Janssens, 1990; Levine et al., 2007; Mann et al., 2007).

Voor hernia's van graad 3 en 4 is de operatieve benadering de best mogelijke optie

(Janssens, 1990). Dit is de enige methode die direct de druk van het ruggenmerg kan

verlichten. Dit dient te gebeuren voor de schade aan het ruggenmerg irreversibel wordt en dat

is binnen de 24 uur (Janssens, 1990).

Volgens Janssens en De Prins (1988) is voor graad 3 hernia's acupunctuur echter een goed

en goedkoop alternatief met minder risico's die samengaan met iedere operatie en hernia

operatie in het bijzonder. Conservatieve therapie is voor deze hernia’s minder wenselijk

vanwege de slechte uitkomsten die ermee behaald zijn.

Het is wel belangrijk eerst eventueel ontstane laesies ten gevolge van een eventueel

oorzakelijk trauma en huidletsels ten gevolge van zelftrauma door slepen te behandelen. Deze

huidletsels bevinden zich aan de zijkanten van de achterpoten, het preputium en het scrotum,

het is dan ook het beste deze dieren een zachte bedding te geven en ook een

waterabsorberende onderlegger te geven indien ze zich bevuilen. Het verwijderen van de

haren in die regio vergemakkelijkt ook het schoon houden van het dier (Oliver et al., 1987).

Ook is het van belang de mictio en defeacatie te controleren en eventueel manueel de blaas

leeg te drukken vanwege een mogelijke paralyse van de blaas, in dit geval dient dit om de 12

uur te gebeuren (Oliver et al., 1987).

Indien honden na operatie hun blaasparalyse behouden kan tweedagelijkse blaaslediging een

autonoom reflexmechanisme ontwikkelen die het ledigen van de blaas vergemakkelijkt

(Janssens, 1990). Indien de defaecatieproblemen na operatie blijven bestaan is het soms

mogelijk de defaecatie door middel van het rectaal inbrengen van, bijvoorbeeld, een

thermometer op te wekken.

5.2. Curatief

5.2.1. Conservatief

5.2.1.1. Bewegingsrestrictie

De eerste en belangrijkste behandeling die wordt voorgeschreven bij lichte, beginnende

vormen van thoracolumbale discushernia is gericht op het verminderen van de ontwikkeling

van de herniatie van de nucleus pulposus (Brisson, 2010).

Page 24: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

19.

Door de aanpalende wervels stabiel te houden ten opzichte van elkaar is er herstel van de

ruptuur van de annulus fibrosus en afvlakking van discusmateriaal door fagocytose mogelijk

(Janssens, 1990). Hoe minder en hoe trager het discus materiaal in het ruggenmergkanaal

terecht komt, hoe minder zenuwproblemen er ontstaan (Tarlov et al., 1953; Tarlov en Klinger,

1954; Tarlov, 1955; bron: Janssens, 1990). Om dit te bekomen wordt de patiënt in een kleine

kooi geplaatst voor 4 tot 6 weken (minimaal 3 weken volgens Oliver et al., 1987) waardoor

hij/zij de rug zo min mogelijk kan belasten om het ontwikkelen van een herniatie van een

hogere graad te voorkomen en ook om het risico op zelftrauma door eventueel aanwezige

incoördinatie te reduceren. Uit onderzoek van Levine et al. (2007) is gebleken dat de duur van

deze hokrust niet van groot belang is voor de resultaten van de medicinale therapie.

5.2.1.2. Voeding

Naast de verminderde controle over de achterpoten is, ook voor niet geparalyseerde honden,

urineren en defaeceren soms een probleem. Dit komt omdat het dier zich niet in de juiste

houding kan plaatsen of de persdrang niet kan beantwoorden door de rugpijn (Janssens,

1990). Het is daarom belangrijk het dier een vezelrijk dieet te geven en, indien de hond na 2

dagen nog niet defaeceert, te werken met laxerende middelen zoals glycerine, microlax of een

enema (Janssens, 1990).

5.2.1.3. Medicamenteus

In combinatie met hokrust wordt meestal ook gestart met medicatie om de ontstekingsreactie

en de pijn te remmen. Hiervoor worden NSAID's (= niet-steroïdale ontstekingsremmers) of

corticosteroïden gebruikt. Hierbij bleek dat de NSAID's of methylprednisolone van de

corticosteroïdengroep de grootste reductie van het aantal recurrente hernia's gaf in

vergelijking met andere corticosteroïden (Mann et al., 2007). Anderzijds is er in een onderzoek

naar voor gekomen dat corticosteroïden de levenskwaliteit en de kans op succes bij

conservatieve therapie zou verlagen (Levine et al., 2007). Het risico van het gebruik van

pijnstillers zoals corticosteroïden is dat het dier te weinig door eigen pijn geremd wordt en zich

zo extra schade kan aandoen (Oliver et al., 1987). Het gebruik van corticosteroïden bij

thoracolumbale discushernia is met andere woorden omstreden. Het gebruik van NSAID's

bleek in hetzelfde onderzoek de levenskwaliteit wel te verbeteren.

Indien honden ondanks de beperkte bewegingsruimte toch sterk actief blijven is het

aangeraden om sedatieven te supplementeren (Janssens en De Prins, 1988, bron: Janssens,

1990). Hiervoor zijn diazepam (Valium , 1 tot 3 mg/kg tot 3 keer per dag) en acepromazine

(Vetranquil of Calmivet , 0.1 tot 3 mg/kg tot 3 keer per dag) geschikte middelen met

Page 25: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

20.

bijkomend spierrelaxerend effect (Janssens, 1990).

5.2.1.4. Alternatief

Naast de technieken uit de westerse medische wereld zijn er ook nog wat minder goed

gekende alternatieven op de markt. Hierover is echter niet altijd iets te vinden in de

wetenschappelijke literatuur wat uiteraard niet wil zeggen dat deze technieken niet werken,

maar wel dat wij hierover geen sluitende antwoorden kunnen geven.

Electro-acupunctuur is een techniek die bewezen heeft nuttig te zijn in combinatie met

conservatieve therapie voor patiënten met nog actieve diepe pijngevoeligheid. Het

neurologisch herstel zou in een test gestegen zijn van 58,3% tot 88,5% door het gebruik van

electro-acupunctuur. De herstelduur zou erdoor verkort worden (Hayashi et al., 2007).

Eenvoudige acupunctuur is ook een gekende en bewezen nuttige behandeling van graad 1 en

2 hernia's en is misschien zelfs een goed alternatief voor chirurgie in graad 3 hernia’s

(Janssens, 1983; Janssens en De Prins, 1988, bron: Janssens, 1990). De behandeling met

acupunctuur wordt gedaan met de fijne acupunctuurnaaldjes die in de rugspieren geplaatst

word ter hoogte van het pijnlijke segment en één die geplaatst wordt in beide achterpoten

tussen de tibia en het fibulahoofdje. Hier blijven ze 10 tot 15 minuten ter plaatse en dit wordt

wekelijks herhaald. Het genezingspercentage bedroeg 95% na 2 weken. Acupunctuur is niet

algemeen aanvaard als behandelingsmethode en wordt het best gecombineerd met 4 weken

hokrust (Janssens, 1990).

Naast deze gekende en bewezen methode zijn er nog verschillende andere waar minder en

ook minder sluitende wetenschappelijke literatuur over geschreven is: gipsverbanden,

corsetten, fysiotherapie door middel van massage of hydrotherapie, orthomanuele therapie die

gebruik maakt van massage en tractie, chiropraxie, ultrasoontherapie, vitamine E en selenium

injecties, warmtetherapie met hitte- of infraroodstralen, thyroïd extract, lasertherapie, lokale

intradiscale chymopapaïne injectie en mesotherapie (Janssens, 1990). Hiernaast zijn er nog

verschillende homeopathische middelen op de markt waaronder hernia-vetsem maar ook

hierover zijn geen wetenschappelijk controleerbare gegevens beschikbaar.

5.2.2. Operatief

Voor de operatieve benadering zijn er verschillende chirurgische technieken beschreven:

unilaterale (of bilaterale) hemilaminectomie, pediculectomie, corpectomie, dorsale

laminectomie, fenestratie en percutane discectomie. De laatste twee technieken zijn niet-

decompressieve chirurgische ingrepen (Brisson, 2010).

Indien er, bij het openen van het wervelkanaal, spinale vloeistof uit de wonde treedt is dit

prognostisch een slecht teken; dit kan een teken zijn van myelomalacie en houdt in dat er al

Page 26: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

21.

uitgebreide neuronale necrose aan de gang is (Janssens, 1990).

Tijdens beide vormen van vertebrale laminectomie is het mogelijk het ruggenmerg te spoelen

met vloeistof van fysiologische of iets verlaagde temperatuur om de ontstekingsreactie ter

plaatse te remmen. Uiteraard is het mogelijk de operatieve methode te ondersteunen met

conservatieve methodes als bewegingsrestrictie en medicamenteuze behandeling, maar het

nut hiervan is maar beperkt. Door toedienen van corticosteroïden wordt de genezing door

axonale regeneratie zelfs geremd (Dekker, 1987, bron: Janssens, 1990) en ook hokrust zou

het neuronale herstel eerder remmen dan bespoedigen (Hoerlein, 1987, bron: Janssens,

1990).

5.2.2.1. Decompressieve technieken

5.2.2.1.1. Hemilaminectomie

Figuur 9: Foto van lumbale wervels waarop een hemilaminectomie is toegepast. Ter hoogte van de overgang tussen

twee wervels is er een opening gemaakt in de vertebrale laminae van één zijde en dit ter hoogte van de caudale en

craniale helft van twee opeenvolgende wervels.

Hemilaminectomie is voor thoracolumbale discushernia de meest gebruikte operatieve

methode (Brisson, 2010). Figuur 9 toont het resultaat van een hemilaminectomie op de

beenderige lendenwervels. Volgens Scott (1997) had dit voor hernia's van alle verschillende

gradaties de beste resultaten. Bij deze techniek wordt direct de druk van het ruggenmerg

gehaald door het openen van de vertebrale wervelboog aan één zijde via het verwijderen van

één van de laminae (figuur 9) en verwijderen van het geëxtrudeerde discusmateriaal uit het

wervelkanaal (figuur 10). Indien nodig het ruggenmerg van twee kanten te benaderen is een

bilaterale hemilaminectomie ook mogelijk.

Page 27: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

22.

Figuur 10: Geopend wervelkanaal met duidelijk zichtbaar geherniëerde discus tijdens een hemilaminectomie

operatie. De kleine witte pijlen duiden de beenrand aan van de laminae, de kleine zwarte pijl duidt het ruggenmerg

aan en de grote zwarte pijlkop is gericht op het geëxtrudeerde discus materiaal (van: http://canadawestvets.com).

Belangrijk is de snelheid van uitvoer wanneer het een hernia van de hoogste graad betreft. Bij

volledige zenuwuitval is het zaak om zo snel mogelijk de druk van het ruggenmerg te

verlichten omdat dit anders tot irreversiebele schade leidt ten gevolge van

bevloeiingsstoornissen. De uiterste grens is 24 uur omdat in die tijdspanne de

pathofysiologische processen die leiden tot volledige necrose van het betrokken

ruggenmergsegment dan voltrokken zijn (Janssens, 1990).

5.2.2.1.2. Dorsale laminectomie

Dit is volgens Janssens (1990) de meest logische techniek. Hierbij verwijderd men het dorsale

deel van de wervelboog volledig, inclusief de spinale uitsteeksels, de dura mater en eventueel

een deel van de omliggende spieren. Deze operatie is lastiger vanwege de grotere

hoeveelheid spieren die verwijderd moet worden. De geëxtrudeerde discus wordt ter plaatse

gelaten omdat het ruggenmerg vanwege het verwijderen van de dura mater al voldoende

ruimte heeft gekregen, maar ook omdat het discusmateriaal vanwege de dorsale benadering

moeilijker te bereiken is.

Nadeel hiervan is dat de geëxtrudeerde discus ter plaatse blijft met risico van het niet effectief

herstellen van de bloedvoorziening en is hierdoor minder geschikt als operatieve techniek in

vergelijking met hemilaminectomie (McKee, 1992).

Een ander nadeel is dat hierbij ook de facetgewrichten verwijderd worden met mogelijke

toename van de vertebrale instabiliteit (Brisson, 2010).

Page 28: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

23.

5.2.2.1.3. Pediculectomie

Bij een pediculectomie worden delen van de vertebrale pediculi verwijderd ter hoogte van het

vertebrale foramen (Jochems en Joosten, 2000). De vertebrale pediculi zijn het deel van de

vertebrale laminae die tegen het corpus vertebrae liggen. Pediculectomie is een

decompressieve techniek die een minder invasieve werkwijze omvat, de gewrichtsfacetten

behoud en toelaat het ventrolaterale deel van het ruggenmerg te visualiseren (Brisson, 2010).

De voordelen daarvan zijn minder weefseltrauma, sneller herstel, kortere operatieduur en door

behoud van de gewrichtsfacetten minder vertebrale instabiliteit (Brisson, 2010). De

hoeveelheid verwijderd vertebraal weefsel is kleiner waardoor er ook een kleinere opening is

om het ruggenmerg te kunnen beoordelen en manipuleren (Braund et al., 1976).

Nadeel van deze techniek is de nabijheid van het vertebrale foramen waardoorheen gevoelige

weefsels zoals zenuwen en bloedvaten lopen, het iets beperktere overzicht en de verminderde

manipulatie mogelijkheden van het ruggenmerg ten opzichte van een hemilaminectomie

(Brisson, 2010). Het is mogelijk een pediculectomie te doen over meerdere wervels, Brisson

(2010) had zonder problemen een pediculectomie uitgevoerd over vijf opeenvolgende wervels.

Ook is het mogelijk de operatie om te zetten in een hemilaminectomie indien een

pediculectomie niet volstaat (Brisson, 2010).

5.2.2.1.4. Corpectomie

Corpectomie is een procedure die vooral gebruikt wordt in Hansen type II en chronische

Hansen type I discus hernia's in gevallen waarbij het moeilijk zal zijn het geëxtrudeerde

materiaal afdoende te verwijderen (Moissonnier et al., 2004).

In deze operatie wordt de ruggengraat van lateraal benaderd en verwijderd men een deel van

de betrokken ruggenwervels craniaal en caudaal van de aangetastte tussenwervelschijf.

Dankzij dit verwijderen van het wervellichaam kan het ruggenmerg van ventraal benaderd

worden en is het mogelijk geëxtrudeerd materiaal zo te verwijderen (Moissonnier et al., 2004).

In dezelfde studie zijn de resultaten van deze ingreep op 15 kleine en grote honden bekeken

en hieruit bleken de behaalde resultaten zeer gunstig te zijn, geen van de gevallen toonde een

verslechtering van de situatie en allen toonden zelfs neurologische verbetering.

5.2.2.2. Niet-decompressieve technieken

5.2.2.2.1. Fenestratie

Bij deze techniek benaderd men de aangetaste tussenwervelschijf van lateraal en probeert die

zo te verwijderen (figuur 11). Hoe meer materiaal van de nucleus pulposus er wordt

verwijderd, hoe effectiever de operatie (Shores et al., 1985). Dit doet men door middel van

Page 29: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

24.

een boor: power-assisted fenestration of met een scalpel: blade fenestration (Brisson, 2010)

waarbij de power-assisted fenestration het meeste nucleus pulposus materiaal wist te

verwijderen (65% tegenover 41% met een scalpel alleen). Belangrijkste is dat de chirurg goed

thuis is met de gebruikte techniek (Brisson, 2010). Eventueel worden de aanpalende

tussenwervelschijven ook verwijderd om een herniatie hiervan voor te zijn. Nadeel van deze

techniek is dat het geherniëerde discusmateriaal niet verwijderd wordt en ook dat het

ruggenmerg niet beoordeeld kan worden (Hoerlein B.F., 1978; Funkquist B., 1978). Deze

techniek is ook meer gericht op het remmen van het verergeren van de situatie en voorkomen

van nieuwe hernia's (Janssens, 1990). Door Butterworth en Denny (1991) is vastgesteld dat

fenestratie een verminderde genezing gaf in vergelijking met patiënten die alleen

conservatieve behandeling kregen.

Er zijn ook andere technieken beschreven met een profylactische behandeling van

discushernia door fenestratie: percutane laserfenestratie en de chemische nucleolyse

(Brisson, 2010).

Figuur 11: Afbeelding van de tussenwervelschijf A) tijdens en B) na chirurgische fenestratie via een dorsolaterale

benadering. C) is een dwarse doorsnede van een tussenwervelschijf na een fenestratie (uit Brisson, 2010).

Page 30: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

25.

5.2.2.2.2. Percutane discectomie

In 1989 is er een minimaal invasieve variant beschreven om de discus te verwijderen namelijk

de percutane discectomie (Küpper et al., 1989). Voordeel van een minimaal invasieve ingreep

is de reductie van infectierisico, herstelduur en perineurale fibrose (Touliatos et al., 1992).

Deze methode heeft volgens een studie van Kinzel et al. (2005) een herstelratio, beginnend

8,3 dagen post-operatief, van 88,8% voor patiënten die nog wel beschikten over diep

pijngevoel (hernia’s van de 3de graad). Er werden echter maar weinig successen behaald bij

patienten die geen diep pijngevoel meer hadden.

5.3. Preventief

Preventief is de eerder vernoemde selectie van fokdieren mogelijk, maar dit valt niet onder

preventieve therapie.

Fenestratie wordt gezien als een preventieve chirurgie omdat dit het best werkt om te

voorkomen dat de tussenwervelschijf naar het wervelkanaal gaat herniëren, eerder dan dit te

verhelpen. Fenestratie word wel door verschillende auteurs (Brisson, 2010) aangehaald als

preventieve ingreep voor de aanpalende tussenwervelschijven van de aangetaste schijf en gaf

in tal van studies aan de terugkeerratio van discus hernia te verlagen.

De prognose is afhankelijk van de gradatie van de hernia; voor de eerste drie graden is de

prognose gunstig te noemen en hoeven de honden er geen blijvende letsels aan over te

houden. In 86% tot 96% van de gevallen hersteld de hond goed (Brisson, 2010).

Voor de vierde graad is de prognose eerder ongunstig te noemen en hier hangt de prognose

af van de snelheid waarmee met de operatieve ingreep begonnen kan worden. Hier wordt een

herstelratio gehaald die varieert tussen verschillende studies.

Binnen studies is het sterk afhankelijk van de tijd na het verlies van de diepe pijngevoeligheid

waarbinnen decompressief geopereerd wordt. Gambardella (1980) had een herstelpercentage

van 55,6% indien de operatie binnen 12 uur gedaan werd en 25% indien de operatie gebeurde

12 tot 36 uur na het verlies van de diepe pijngevoeligheid. Duval et al. (1996) kwam uit op een

herstelpercentage van 53% indien binnen 12 uur geopereerd werd, 38% indien tussen 12 en

24 uur geopereerd werd en indien tussen 0 en 48 uur geopereerd werd kwamen ze op een

totaal van 43% herstelpercentage uit.

Wel dient gezegd te worden dat er over de prognose na conservatieve behandeling erg weinig

met zekerheid gekend is omdat er niet veel, vaak oudere en meestal weinig controleerbare

studies over verschenen zijn. Een recente studie heeft de aan- of afwezigheid van diepe

6. Prognose

Page 31: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

26.

pijngevoeligheid aangehaald als belangrijkste prognostische gegeven en stelde dat honden

met Hansen type I en aanwezigheid van diepe pijngevoeligheid een herstelkans hadden die

1,7 keer hoger was dan die voor honden zonder diepe pijngevoeligheid (Ruddle et al., 2006).

Wat betreft de chirurgische therapie van hemilaminectomie gecombineerd met wegname van

geëxtrudeerd discusmateriaal is het van belang een onderscheid te maken tussen patiënten

met en patiënten zonder intact diep pijngevoel in de achterhand.

Naast de gradatie is ook de ontstaansgeschiedenis van belang; er is een verschil in

pathofysiologie tussen de snel en de traag optredende discus hernia. De snelle is vaak het

gevolg van een uitwendig trauma of een explosieve hernia en gaat vaak gepaard met

vasculair en direct neuronaal axonaal trauma. Hierdoor kunnen de bloedvaten beschadigd

worden met bijkomende bevloeiingsstoornissen tot gevolg. De herstelkansen van een snel

optredende (minder dan één uur) verlamming geeft bijgevolg ook slechtere postoperatieve

herstelkansen (Scott en McKee, 1999).

Één van de complicaties die optreedt na een decompressieve operatie is dat aanpalende

tussenwervelschijven gaan herniëren. Volgens Hansen (1952) komen bij chondrodystrofische

hondenrassen gemiddeld 2,5 hernia's per hond voor. De fenestratie van aanpalende

tussenwervelschijven is al genoemd als preventieve ingreep om bijkomende herniaties voor te

zijn en dit zorgt voor een terugkeerratio van 0% tot 24,4% in verschillende studies tegenover

een terugkeerratio van 2,67% tot 41,7% bij honden zonder preventieve fenestratie (Brisson,

2010). Al deze studies gaven een lagere graad van terugkeer aan voor honden die een

preventieve fenestratie hebben ondergaan.

Naast deze studies vernoemde Brisson (2010) nog tal van andere studies die dezelfde trend

aanduiden; preventieve fenestratie van aanpalende tussenwervelschijven lijkt dus mogelijk

een wenselijke, maar nog steeds controversiële, ingreep te zijn.

7.1. Signalement

Naam: Jack

Diersoort: hond

Ras: Teckel

Geslacht: vrouwelijk, intact

Leeftijd: 6 jaar (naar schatting, ze is 4 jaar geleden zwervend langs de snelweg

gevonden)

7. Casuïstiek: Jack de Teckel

Page 32: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

27.

7.2. Anamnese

De dag voor het bezoek aan de kliniek van de faculteit diergeneeskunde te Merelbeke (België)

kwam Jack niet wanneer ze geroepen werd, maar bleef in haar mandje zitten. Zelfs na

stimuleren en op haar pootjes zetten wilde ze niet meer dan een paar pasjes zetten alvorens

te gaan zitten. Ze is nog mee de trap afgewandeld, maar enkel tot halverwege. Nadien heeft

de eigenaar haar gedragen. Die avond zijn ze naar de eigen dierenarts gegaan en die heeft

haar gehospitaliseerd en in haar bewegingsruimte beperkt met een kleine bench, samen met

een injectie Rapidexon (corticosteroïde: dexamethasonnatriumfosfaat), het eerste is in lijn

met de algemeen aanvaarde conservatieve therapeutische methode, de tweede is zoals

gezegd controversieel.

Ze heeft die dag nog wel bewust geplast. De ochtend voor het bezoek aan deze faculteit was

er geen evolutie in de situatie waargenomen en is ze doorgestuurd voor verder onderzoek,

maar ze heeft nog wel een injectie cortisone gekregen.

7.3. Inspectie en palpatie

Tijdens de inspectie op de faculteit diergeneeskunde te Gent was duidelijk dat ze nog een

goede steunname had, maar geen stapbewegingen meer maakte met haar beide

achterpoten. Er was geen reactie bij pogingen rugpijn uit te lokken.

7.4. Neurologisch onderzoek

Afwijkingen op neurologisch onderzoek waren een afwezigheid van proprioceptie van de beide

achterpoten, deze waren paraparetisch en atactisch. Het letsel is met behulp van reflextesten

gelokaliseerd tussen de 2de thoracale en 3de lumbale wervel. Het betrof een hernia van de

derde graad.

7.5. Medische beeldvorming

Op Jack zijn low-field MRI (Magnetische Resonantie Beeldvorming) en CT (Computer

Tomografie) uitgevoerd.

MRI: hierop is een deshydratatie te zien, waarschijnlijk door mineralisatie/calcificatie, van de

thoracale en lumbale tussenwervelschijven. De intervertebrale ruimten van T12 t/m L1 zijn

vernauwd en ook is de cerebrospinale ruimte onderbroken ter hoogte van T11 tot L1, zowel

dorsaal als ventraal. Op de midsagittale beelden met T2 contrast is er van T11 tot T13 een

onregelmatige, hypo-intense vulling van het wervelkanaal zichtbaar, dit wijst op de

Page 33: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

28.

aanwezigheid van discus materiaal (figuur 12).

Figuur 12: Midsagittale T2-MRI opname van de wervelkolom, met een hypo-intense massa ter hoogte van het

wervelkanaal van T12 tot T13.

Op de dorsale opnamen met T2-vloeistof is er links van het ruggenmerg een langwerpige

strook hypo-intens materiaal zichtbaar ter hoogte van ruggenwervels T12 en T13, met een

verplaatsing van het ruggenmerg naar rechts tot gevolg (figuur 13).

Page 34: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

29.

Figuur 13: Dorsoventrale T2-MRI opname van het ruggenmerg met een hypo-intense massa links van het

ruggenmerg ter hoogte van T12-T13.

Op de transversale MRI opnamen is deze hypo-intense zone zichtbaar linksdorsaal van het

ruggenmerg ter hoogte van T11 t/m T12, links ventraal is een zone zichtbaar die meer

hyperintens is en het ruggenmerg verplaatst naar rechts. Ter hoogte van T12 en T13 is de

hypo-intense zone zichtbaar links van het ruggenmerg met compressie en verplaatsing

hiervan naar rechts (figuur 14 en 15).

Page 35: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

30.

Figuur 14: Transversale T2-MRI opnamen van het ruggenmerg ter hoogte van T12-T13, met hierop een hypo-

intense zone zichtbaar links in het wervelkanaal met verplaatsing en compressie van het ruggenmerg naar rechts.

Page 36: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

31.

Figuur 15: Transversale T1-MRI opnamen van het ruggenmerg ter hoogte van T12-T13, met hierop een hypo-

intense zone zichtbaar links in het wervelkanaal met verplaatsing en compressie van het ruggenmerg naar rechts.

CT: thoracolumbaal is er aanwezigheid van discusmateriaal (hyperdens) zichtbaar in het

wervelkanaal, links van het ruggenmerg ter hoogte van T12 en T13. Er is verder craniaal tot

overgang T11-T12 nog hyperdens materiaal zichtbaar en dit ook caudaal tot de caudale rand

van T13. Er is een zone zichtbaar met hypodens materiaal ter hoogte van T11-T12 (figuur 16,

17 en 18).

Page 37: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

32.

Figuur 16: Dorsoventrale CT afbeelding met hierop hyperdens materiaal zichtbaar links in het wervelkanaal ter

hoogte van T12-T13.

Page 38: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

33.

Figuur 17: Parasagittale CT opname van de ruggewervels met hyperdens materiaal zichtbaar ter hoogte van T12-

T13.

Figuur 18: Transversale CT opname van de tussenwervelschijf ter hoogte van T12-T13 met onregelmatig afgelijnde

nucleus pulposus en uittreding van discus materiaal tot in het wervelkanaal, links van het midden, zichtbaar.

Page 39: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

34.

7.6. Behandeling

Voor deze casus werd gekozen een decompressieve chirurgie te doen door middel van een

unilaterale hemilaminectomie in combinatie met verwijderen van nog aanwezig discus

materiaal uit het wervelkanaal. Dit is gecombineerd met 4 weken bewegingsrestrictie voor de

herstelperiode.

7.7. Resultaat en prognose

Jack deed het goed postoperatief en is de dag na de operatie al een paar stapjes gaan zetten

en ze heeft ook zelf geürineerd. Twee dagen na de operatie stapte ze nog beter en ze

urineerde goed, eten deed ze ook, maar met moeite. Drie dagen later gaat alles nog steeds

voorspoedig, maar ze heeft nog niet gedefaeceerd. In de weken erop is deze lijn verder gezet,

heeft ze de controle over de defaecatie terug en bij het controlebezoek 5 weken later stapt

Jack mooi, al huppelt ze soms wel als een konijn. Er is geen ataxie en er zijn geen tekenen

van pijn, ook niet na poging rugpijn uit te lokken. Jack kan goed opstaan, zowel op ruwe als

op gladde vloer. Ze doet nog geen trappen. Het advies is het niveau van beweging langzaam

op te bouwen naar het niveau van voor de operatie en, zeker de eerstkomende weken, wilde

spelletjes en traplopen te ontzien.

De prognose is voor Jack gunstig te noemen, zeker gezien het voorspoedige verloop van het

herstel in de eerste dagen en weken postoperatief.

De casus die hierboven is beschreven is verlopen volgens de algemeen meest aanvaarde

werkwijze en heeft geleid tot een goede uitkomst met een hond die voorspoedig geneest. De

keuze voor CT en MRI is diagnostisch de beste, maar houdt voor de eigenaar natuurlijk een

iets hogere rekening in. Is de financiële afweging niet zo belangrijk, dan is CT en MRI de

meest zekere techniek al kan de langere duur van de anesthesie ook risico's inhouden.

De hemilaminectomie is de meest gebruikte operatieve therapie voor deze hernia, zowel

algemeen als op deze faculteit. Het is belangrijk dat gewerkt wordt met een bekend protocol

aangezien dit prognostisch ook de grootste voorspelbaarheid geeft.

Zoals we besproken hebben bij de operatieve preventiemogelijkheden had er eventueel bij

deze operatie een bijkomende preventieve fenestratie uitgevoerd kunnen worden van craniale

en caudale tussenwervelschijven om een herniatie van deze naar het wervelkanaal te

8. Discussie

Page 40: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

35.

voorkomen, maar de resultaten van dergelijke ingreep zijn niet zonder discussie. Enerzijds

wordt gesuggereerd dat dit het risico op terugkeer van een hernia op een andere plaats kan

verminderen, anderzijds zou dit de ruggengraad instabieler kunnen maken met juist

verhoogde kans op problemen.

Algemeen kunnen we stellen dat er veel verschillen zijn tussen de verschillende casussen en

dat het ondoenbaar is, zelfs met onderscheid tussen de verschillende gradaties, om

eenduidige protocollen op te stellen. Dit dient toch van geval tot geval persoonlijk ingeschat te

worden en het inzicht en de expertise van de specialist is hierbij van cruciaal belang.

Page 41: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

36.

1. Allen A.R. (1911). Surgery of experimental lesion of spinal cord equivalent to crush injury

of fracture dislocation of spinal column. Journal of the American Veterinary Medical

Association, 57, 878 - 880.

2. Ball M.U., McGuire J.A., Swaim S.F., Hoerlein B.F. (1982). Patterns of occurence of disk

disease among registered dachshunds. Journal of the American Veterinary Medical

Association, 180, 519 - 522.

3. Braund K.G., Taylor T.K.F., Ghosh P., Sherwood A.A. (1976). Lateral spinal

decompression in the dog. Journal of Small Animal Practice, 17 (9), 583 - 592.

4. Braund K.G., Taylor T.K.F., Ghosh P., Sherwood A.A. (1977). Spinal mobility in the dog. A

study in chondrodystrophoid and non-chondrodystrophoid animals. Research in Veterinary

Science, 22, 78 - 82.

5. Bray J.P. en Burbidge H.M. (1998). The canine intervertebral disk. Part II: degenerative

changes - nonchondrodystrofoid versus chondrodystrophoid disks. Journal of the

American Animal Hospital Association, 34, 135 - 144.

6. Brisson B.A. (2010). Intervertebral disc disease in dogs. Veterinary Clinics of North

America: Small Animal Practice, 40, 829 - 858.

7. Butterworth S.J. en Denny H.R. (1991). Follow-up study of 100 cases with thoracolumbar

disc protrusions treated by lateral fenestration. Journal of Small Animal Practice, 32, 443 -

447.

8. Dekker A.J.A.M. (1987). Enhancement of peripheral nerve regeneration in the rat by a

previous nerve injury and by treatment with neuropeptides. Thesis Universiteit Utrecht.

9. Dhupa S., Glickman N., Waters D.J. (1999). Reoperative neurosurgery in dogs with

thoracolumbar disc disease. Veterinary Surgery, 28, 421 - 428.

10. Dorn C.R. (1995). Canine breed-specific risks of frequently diagnosed diseases at

veterinary teaching hospitals. Columbus (Ohio), 27 p.

11. Duval J., Dewey C., Robert R., Dennis A. (1996). Spinal cord swelling as a myelographic

indicator of prognosis: a retrospective study in dogs with intervertebral disc disease and

loss of deep pain perception. Veterinary Surgery, 25, 6 - 12.

12. Funquist B. (1978). Investigations of the therapeutic and prophylactic effects of disc

evacuation in cases of thoraco-lumbar herniated discs in dogs. Acta Veterinarica

Scandinavia, 19, 441 - 457.

13. Gambardella P.C. (1980). Dorsal decompressive laminectomy for treatment of

thoracolumbar disc disease in dogs: a retrospective study of 98 cases. Veterinary

Surgery, 9, 24 - 26.

14. Goggin J.E., Li A.S., Franti C.E. (1970). Canine intervertebral disk disease:

characterization by age, sex, breed and anatomic site of involvement. American Journal of

Veterinary Research, 31, 1687 - 1692.

Referenties

Page 42: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

37.

15. Griffin J.F., Levine J.M., Kerwin S.C., Cole R.C. (2009). Canine

thoracolumbarintervertebral disk disease:diagnosis, prognosis and treatment.

Compendium: Continuing Education for Veterinarians, E1 - E14.

16. Hansen H.J. (1952). A pathologic-anatomical study on disc degeneration in dog, with

special reference to the so-called enchondrosis intervertebralis. Acta Orthopedia

Scandinavica Supplement, 11, 100 - 117.

17. Havranek-Balzaretti B. (1980). Beitrag zur aetiologieder Dackellähme und vorschlag zur

züchterischen selektion. Aus der veterinär-chirurgischen klinik und dem institut für

veterinärpathologie der universität Zürich.

18. Hayashi A.M., Matera J.M., Fonseca Pinto A.C. (2007). Evaluation of electroacupuncture

treatment for thoracolumbar intervertebral disk disease in dogs. Journal of American

Veterinary Medical Association, 231, 913 - 918.

19. Hoerlein B.F. (1978). Canine neurology, diagnosis and treatment. 3rd edition. Saunders

W.B., Philadelphia.

20. Hoerlein B.F. (1978). The status of the various intervertebral disc surgeries for the dog in

1978. Journal of the American Animal Hospital Association, 14, 563 - 570.

21. Israel S.K., Levine J.M., Kerwin S.C., Levine G.J., Fosgate G.T. (2009). The relative

sensitivity of computed tomography and myelography for identification of thoracolumbar

intervertebral disk herniations in dogs. Veterinary Radiology & Ultrasound, 50, 247 - 252.

22. Janssens L.A.A. en De Prins E. (1988). The treatment of thoracolumbar disc disease in

the dog by means of acupuncture: composition of two techniques. Journal of the

American Animal Hospital Association, 25, 169 - 174.

23. Janssens L.A.A. (1990). Thoracolumbale discus hernia bij de hond. Vlaams

diergeneeskundig tijdschrift, 59, 128 - 136.

24. Jensen V.F., Ersbøll A.K. (2000). Mechanical factors affecting the occurrence of

intervertebral disc calcification in the Dachshund – a population study. Journal of

Veterinary Medicine Series A, 47, 283 - 296

25. Jensen V.F., Christensen K.A. (2000). Inheritance of disc calcification in the Dachshund.

Journal of Veterinary Medicine Series A, 47, 331 - 440.

26. Jensen V.F. (2001). Asymptomatic radiographic disappearance of calcified intervertebral

discmaterial in the Dachhund. Veterinary Radiology & Ultrasound, 42 (2), 141 - 148.

27. Jensen V.F., Arnberg J. (2001). Development of intervertebral disk calcification in the

Dachshund: a prospective longitudinal radiographic study. Journal of the American Animal

Hospital Association, 37, 274 - 282.

28. Jensen V.F., Beck S., Christensen K.A., Arnberg J. (2008). Quantification of the

association between intervertebral disk calcification and disk herniation in Dachshunds.

Journal of the American Veterinary Medical Association, 233 (7), 1090 - 1095.

29. Jochems A.A.F. en Joosten F.W.M.G. (2000). Coëlho. Zakwoordenboek der

geneeskunde. 26ste geheel herziene druk, Elsevier, Arnhem.

30. Kinzel S., Wolff M., Buecker A., Krombach G.A., Stopinski T., Afify M., Weiss C., Kupper

Page 43: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

38.

W. (2005). Journal of Small Animal Practice, 45, 479 - 484.

31. Küpper W., Bruchmüller K., Persdorf T. (1989). Percutaneous partial diskectomy in the

dog – an alternative to surgical disk fenestration. Tierarztliche Praxis, 17, 201 - 209.

32. Lamb C.R., Nicholls A., Targett M., Mannion P. (2005). Accuracy of survey radiographic

diagnosis of intervertebral disc protrusion in dogs. Veterinary Radiology & Ultrasound, 43

(3), 222 - 228.

33. Lappalainen A., Norrgard M., Alm K., Snellman M., Laitinen O. (2001). Calcification of the

intervertebral discs and curvature of the radius and ulna: a radiographic survey of finnish

miniature dachshunds. Acta veterinaria Scandinavica, 42, 229 - 236.

34. Levine J.M., Levine G.J., Kerwin S.C., Hettlich B.F., Fosgate G.T. (2006). Association

between various physical factors and acute thoracolumbar intervertebral disk extrusion or

protrusion in Dachshunds. Journal of the American Veterinary Medical Association, 229

(3), 370 - 375.

35. Levine J.M., Levine G.J., Johnson S.I., Kerwin S.C., Hettlich B.F., Fosgate G.T. (2007).

Evaluation of the success of medical management for presumptive thoracolumbar

intervertebral disk herniation in dogs. Veterinary Surgery, 36, 482 – 491.

36. Liptak J.M., Watt P.R., Thomson M.J., Copeland S.E., Galloway A.M. (1999). Hansen type

I disk disease at T1-2 in a Dachshund. Australian Veterinary Journal, 77 (3), 156 - 159.

37. Mann F.A., Wagner-Mann C.C., Dunphy E.D., Ruben D.S., Rochat M.C., Bartels K.E.

(2007). Recurrence rate of presumed thoracolumbar intervertebral disc disease in

ambulatory dogs with spinal hyperpathia treated with anti-inflammatory drugs: 78 cases

(1997-2000). Journal of Veterinary Emergency and Critical Care, 17 (1), 53 - 60.

38. McKee W.M. (1992). A comparison of hemilaminectomy (with concomitant disc

fenestration) and dorsal laminectomy for the treatment of thoracolumbar disc protrusion in

dogs. Veterinary Record, 130, 296 - 300.

39. Moissonnier P., Meheust P., Carozzo C. (2004). Thoracolumbar lateral corpectomy for

treatment of chronic disk herniation: technique description and use in 15 dogs. Veterinary

Surgery, 33, (6), 620 - 628.

40. Oliver J.E., Hoerlein B.F., Mayhew I.G. (1987). Veterinary Neurology. Saunders W.B.,

Philadelphia, p 321 - 341.

41. Olson S.E. (1958). The dynamic factor in spinal cord compression. Journal of

Neurosurgery, 15, 308 - 321.

42. Priester W.A. (1976). Canine intervertebral disc disease -- occurence by age, breed and

sex among 8.117 cases. Theriogenology, 6 (2-3), 293 - 303.

43. Robertson I. en Thrall D.E. (2011). Imaging dogs with suspected disc herniation: pros and

cons of myelography, computed tomography and magnetic resonance. Veterinary

Radiology & Ultrasound, 52, S81 - S84.

44. Rohdin C., Jeserevic J., Viitmaa R., Cizinauskas S. (2010). Prevalence of radiographic

detectable intervertebral disc calcifications in Dachshunds surgically treated for disc

extrusion. Acta Veterinaria Scandinavica, 52 (24), 7p.

45. Ruddle T.L., Allen D.A., Schertel E.R., Barnhart M.D., Wilson E.R., Lineberger J.A.,

Page 44: Thoracolumbale Discus Hernia bij de Teckel: literatuurstudie ......Voorafgaand aan een intervertebrale discus hernia vind er een degeneratief proces plaats in de tussenwervelschijf

39.

Klocke N.W., Lehenbauer T.W. (2006). Outcome and prognostic factors in non-

ambulatory Hansen type I intervertebral disc extrusions: 308 cases. Veterinary and

Comparative Orthopaedics and traumatology, 1, 29 - 34.

46. Scott H.W. (1997). Hemilaminectomy for the treatment of thoracolumbar disc disease in

the dog: a follow-up study of 40 cases. Journal of Small Animal Practice, 38, 488 - 494.

47. Scott H.W. en McKee W.M. (1999). Laminectomy for 34 dogs with thoracolumbar

intervertebral disc disease and loss of deep pain perception. Veterinary Surgery, 40, 417 -

422.

48. Shores A., Cechner P.E., Cantwell H.D., (1985). Structural changes in thoracolumbar

disks following lateral fenestration. A study of radiographic, histologic, and histochemical

changes in the chondrodystrophic dog. Veterinary Surgery, 14, 117 - 123.

49. Simoens P. (2002). Cursus Anatomie. Deel I; inleiding op de anatomie, het passieve

bewegingsstelsel osteologie en arthologie. Universiteit Gent.

50. Stigen Ø. (1996). Calcification of intervertebral discs in the Dachshund. A radiographic

study of 115 dogs at 1 and 5 years of age. Acta Veterinaria Scandinavica, 37, 229 - 237.

51. Stigen Ø., Kolbjørnsen Ø. (2007). Calcification of intervertebral discs in the Dachshund: a

radiographic and histopathologic study of 20 dogs. Acta Veterinaria Scandinavica, 49 (39),

7p.

52. Tarlov I.M., Klinger H., Vitale S. (1953). Spinal cord compression studies. I. Experimental

techniques to produce acute and gradual compression. Archives of Neurologic Psychiatry,

70, 813 - 819.

53. Tarlov I.M., Klinger H. (1954). Spiral cord compression studies. II. Time limits for recovery

after acute compression in dogs. Archives of Neurologic Psychiatry, 71, 271 - 290.

54. Tarlov I.M. (1955). Spinal cord compression studies. III. Time limits for recovery after

gradual compression in dogs. Archives of Neurologic Psychiatry, 72, 588 - 597.

55. Touliatos A.S., Soucacos P.N., Beris A.E. (1992). Post-discectomy perineural fibrosis:

comparison of conventional versus microsurgical techniques. Microsurgery, 13, 192 - 194.

56. Van Ham L. (2010). Cursus neurologie van de kleine huisdieren. Universiteit Gent.

Websites

1. http://canadawestvets.com

2. http://www.dierenartsenherckenrode.be

3. http://www.web-dvm.net