The present perfect.. Ik heb gefietst. We zijn naar de bioscoop geweest. En we hebben een appeltaart...
Transcript of The present perfect.. Ik heb gefietst. We zijn naar de bioscoop geweest. En we hebben een appeltaart...
The present perfect.
Ik heb gefietst.
We zijn naar de bioscoop geweest.
En we hebben een appeltaart gebakken.
Voltooide tijd:Als iets in het Nederlands voltooid is dan spreek je
over een gebeurtenis wat is geweest.
Voltooide tijd.
The Present Perfect gebruikt je als je het hebt over gebeurtenissen die begonnen zijn in het
verleden maar nu nog steeds bezig zijn!
In het Engels noemen ze het: The Present Perfect.
It has rained. The streets are still wet.Het regent nu niet meer, maar hetgevolg is nog steeds te zien: de straten zijn nog nat.
Jos has lived here for fifteen years. Jos woont hier al 15 jaar. En Jos woont er nu nog steeds.
Niels has played drums since 2006.Niels speelt drums sinds 2006.En Niels speelt nu nog steeds de drums.
They have worked all morning.Zij hebben de hele ochtend gewerkt.En ze werken nog steeds.
Je maakt de present perfect (voltooide tijd) om have / has aan het werkwoord toe te voegen.
Have / has + voltooid deelwoord + -ed
Voorbeeld:
Sarah has played the flute for many years.
I have worked Ik heb gewerkt
You have worked Jij/u hebt gewerkt
He/She/It has worked Hij/Zij/Het heeft gewerkt
We have worked Wij hebben gewerkt
You have worked Jullie/u hebben gewerkt
They have worked Zij hebben gewerkt
I ……. listen…. (luisteren)You ……. listen….She / He / It ……. listen….We ……. listen….You ……. listen….They ……. listen…..
Opdracht 1: vul in.have / has + voltooid deelwoord + -ed
I have listened (luisteren)You have listened She / He / It has listenedWe have listenedYou have listenedThey have listened
Opdracht 1: antwoorden.
Als een woord eindigt met een –e, dan hoef
je alleen een + –d aan toe te voegen.
Haten - hate - hatedAdvies - advise - advisedVeranderen - change - changedDansen - dance - dancedOpslaan - save - saved
Antwoorden opdracht 2:
I have changedYou have changedHe / She/ It has changedWe have changedYou have changedThey have changed
Opdracht 3: 1. I ...... ............. my book. (Finish) 2. They …….. ……….. yesterday. (Arrive) 3. We …….. ……….. the keys. (Change) 4. He ……. ………. to Friesland. (Travel) 5. It……. ……….. before. (Happen)
Antwoorden opdracht 3: 1. I have finished my book. (Finish) 2. We have changed the keys. (Change) 3. He has travelled to Friesland. (Travel) 4. It has happened before. (Happen)
Questions?