Terreinkennis verhoogt de mobiliteit

12
P. Huysman en drs. l. D. C. Duijnhouwer resp. kolonel der infanterie en res. tweede luitenant der Intendance Terreinkennis verhoogt de mobiliteit* Militaire geografie en geografische informatiesystemen Tijdens de oefening CERTAIN STRIKE in september 1987 zakte een aantal tanks van het 3 (US) Corps zodanig in het Ostenholzer Moor weg dat een inge- wikkelde en zeer kostbare bergingsoperatie op gang moest worden gebracht. Er werd zelfs een stuk weg aangelegd om de tanks te bereiken. De tanks maakten deel uit van het Amerikaanse le- gerkorps dat in het kader van de oefening REFOR- GER naar Europa was overgebracht. Een excuus zou derhalve kunnen zijn dat deze Amerikanen het Europese terrein te weinig kenden, zich te slecht hadden laten informeren in het kader van de uit te voeren tactische operaties, dan wel altijd ge- wend zijn geweest te oefenen in gebieden waarin geen terreinbegaanbaarheidsproblemen voorko- men. Wij denken dat wij dit excuus snel terzijde moeten schuiven. Het hadden immers evenzeer Neder- landse tanks of voertuigen kunnen zijn; iedere of- ficier die in het operationeel-tactische gebied functies heeft vervuld heeft op dit punt wel zijn ei- gen verhalen en ervaringen. Terreindelen die op het eerste gezicht of zelfs op grond van kaart- studies goed begaanbaar eruit zagen bleken in de realiteit voor tanks en pantservoertuigen „dode- lijke" hindernissen. Hier twee persoonlijke erva- ringen met verschillend karakter. 1. In het kader van een oefening is een brug ver- nield op een zuid-noord lopende vertragingsroute. Geen nood, de brugleggende tank wordt ingezet. Het terrein ziet er noord en zuid van de waterhin- dernis volkomen gelijk uit, „stevige" weilanden. De brugleggende tank lanceert de brug zonder enig probleem vanaf de noordzijde. De tanks en pant- serrupsvoertuigen die het vertragend gevecht uit- voeren naderen uit het zuiden. De eerste drie tanks * Bewerking van een voordracht over militaire geografie en geografische informatiesystemen, op 19 mei 1987 aan de KMA te Breda (inl. kol. P. Huysman, lezing drs. I. D. C. Duijnhou- wer). zakken vlak voor de brug tot de bodemplaat weg. In vredestijd geen nood. De vaste brug wordt weer „open", en het gebied rond de brug „neutraal" verklaard, en een op zich spectaculaire berging begint. In oorlogstijd betekent dit een dramatisch verlies aan gevechtskracht, maar dan wel zonder toedoen van vijandelijk vuur. 2. Een tank staat gedurende langere tijd in op- stelling in een verzamelgebied. Een deel van de bemanning slaapt overigens strikt tegen de re- gels! vanwege de hevige regenval onder de tank. Een der slapenden slaat alarm omdat hij merkt dat hij zich niet meer op zijn zij kan draaien; sterker nog, hij is niet meer in staat om zonder hulp onder de tank uit te komen. De tank was dus in deze opstelling gaan zakken. (Dit proces zou nog worden versneld als de tank had moeten vuren en een affuit had moeten vormen voor het eigen kanon.) Zo zijn er vele voorbeelden met een mobiel of sta- tisch karakter. Wij moeten hieruit leren en conclu- deren dat het aspect terrein nog onvoldoende leeft bij de gevechtseenheden of in ieder geval dat er te slordig en te onzorgvuldig mee wordt omge- sprongen. Daarin zou enerzijds qua mentaliteit verbetering moeten komen; anderzijds zou de aanwezige en nog te vergaren informatie over ter- rein en weer gebruikersvriendelijker moeten wor- den aangeboden. Onderscheid dient daarbij te worden gemaakt voor welk doel wij die geografi- sche informatie nodig hebben en of het gaat om weergevoelig of weerongevoelig terrein. Met name bij gevechtseenheden vraagt het weerge- voelige terrein in ons operatiegebied om dynami- sche informatie, met andere woorden: „last minu- te"-informatie. Wij maken in de praktijk reeds een grof onderscheid tussen zomer, winter, herfst en voorjaar. Wij moeten ons echter ook afvragen of het terrein dat vandaag begaanbaar is na twee MS 157(1988)(5) 221

Transcript of Terreinkennis verhoogt de mobiliteit

P. Huysman en drs. l. D. C. Duijnhouwerresp. kolonel der infanterie en res. tweede luitenant der Intendance

Terreinkennis verhoogt de mobiliteit*Militaire geografie en geografische informatiesystemen

Tijdens de oefening CERTAIN STRIKE in september1987 zakte een aantal tanks van het 3 (US) Corpszodanig in het Ostenholzer Moor weg dat een inge-wikkelde en zeer kostbare bergingsoperatie opgang moest worden gebracht. Er werd zelfs eenstuk weg aangelegd om de tanks te bereiken. Detanks maakten deel uit van het Amerikaanse le-gerkorps dat in het kader van de oefening REFOR-GER naar Europa was overgebracht. Een excuuszou derhalve kunnen zijn dat deze Amerikanenhet Europese terrein te weinig kenden, zich teslecht hadden laten informeren in het kader van deuit te voeren tactische operaties, dan wel altijd ge-wend zijn geweest te oefenen in gebieden waaringeen terreinbegaanbaarheidsproblemen voorko-men.Wij denken dat wij dit excuus snel terzijde moetenschuiven. Het hadden immers evenzeer Neder-landse tanks of voertuigen kunnen zijn; iedere of-ficier die in het operationeel-tactische gebiedfuncties heeft vervuld heeft op dit punt wel zijn ei-gen verhalen en ervaringen. Terreindelen die ophet eerste gezicht of zelfs op grond van kaart-studies goed begaanbaar eruit zagen bleken in derealiteit voor tanks en pantservoertuigen „dode-lijke" hindernissen. Hier twee persoonlijke erva-ringen met verschillend karakter.

1. In het kader van een oefening is een brug ver-nield op een zuid-noord lopende vertragingsroute.Geen nood, de brugleggende tank wordt ingezet.Het terrein ziet er noord en zuid van de waterhin-dernis volkomen gelijk uit, „stevige" weilanden.De brugleggende tank lanceert de brug zonder enigprobleem vanaf de noordzijde. De tanks en pant-serrupsvoertuigen die het vertragend gevecht uit-voeren naderen uit het zuiden. De eerste drie tanks* Bewerking van een voordracht over militaire geografie engeografische informatiesystemen, op 19 mei 1987 aan de KMAte Breda (inl. kol. P. Huysman, lezing drs. I. D. C. Duijnhou-wer).

zakken vlak voor de brug tot de bodemplaat weg.In vredestijd geen nood. De vaste brug wordt weer„open", en het gebied rond de brug „neutraal"verklaard, en een op zich spectaculaire bergingbegint. In oorlogstijd betekent dit een dramatischverlies aan gevechtskracht, maar dan wel zondertoedoen van vijandelijk vuur.

2. Een tank staat gedurende langere tijd in op-stelling in een verzamelgebied. Een deel van debemanning slaapt — overigens strikt tegen de re-gels! — vanwege de hevige regenval onder detank. Een der slapenden slaat alarm omdat hijmerkt dat hij zich niet meer op zijn zij kan draaien;sterker nog, hij is niet meer in staat om zonderhulp onder de tank uit te komen. De tank was dusin deze opstelling gaan zakken. (Dit proces zounog worden versneld als de tank had moeten vurenen een affuit had moeten vormen voor het eigenkanon.)

Zo zijn er vele voorbeelden met een mobiel of sta-tisch karakter. Wij moeten hieruit leren en conclu-deren dat het aspect terrein nog onvoldoende leeftbij de gevechtseenheden of in ieder geval dat erte slordig en te onzorgvuldig mee wordt omge-sprongen. Daarin zou enerzijds qua mentaliteitverbetering moeten komen; anderzijds zou deaanwezige en nog te vergaren informatie over ter-rein en weer gebruikersvriendelijker moeten wor-den aangeboden. Onderscheid dient daarbij teworden gemaakt voor welk doel wij die geografi-sche informatie nodig hebben en of het gaat omweergevoelig of weerongevoelig terrein. Metname bij gevechtseenheden vraagt het weerge-voelige terrein in ons operatiegebied om dynami-sche informatie, met andere woorden: „last minu-te"-informatie. Wij maken in de praktijk reedseen grof onderscheid tussen zomer, winter, herfsten voorjaar. Wij moeten ons echter ook afvragenof het terrein dat vandaag begaanbaar is na twee

MS 157(1988)(5) 221

of drie dagen regen of bij plotseling invallendedooi ook nog berijdbaar zal zijn. Vanwege het feitdat militaire geografie een breed toepassings-gebied bestrijkt worden hierna de verschillendefunctiegebieden die daarbij direct zijn betrokkenmet enkele sprekende voorbeelden behandeld.Het doel van dit artikel is dan ook tweeledig.Enerzijds zal het belang voor de Koninkl i jkelandmacht van betrouwbare, up to date geogra-fische informatie worden aangetoond aan de handvan enkele praktijkvoorbeelden. Anderzijds zalworden ingegaan op de verwerking van geografi-sche informatie en de rol die automatisering daar-bij kan spelen. Eerst wordt echter een globaal ant-woord gegeven op de vragen wat militaire geogra-fie omvat, wie militair-geografische informatie no-dig heeft en welke militair-geografische informa-tie van belang is.

De militaire geografie omvat alle geografische in-formatie die van belang is voor het militaire opere-ren in het terrein. Afhankelijk van het militaireonderdeel bestaat er een specifieke behoefte aandergelijke informatie, noodzakelijk voor het ana-lyseren en evalueren van de invloed van het ter-rein op militaire operaties. In het geval van hetNederlandse leger betreft dat informatie m.b.t.het etappe- en operatiegebied van l Lk. Dat ge-bied ligt in een groot geologisch bekken, nl. hetNoordwesteuropese bekken. Dat bekken is opge-vuld met de afbraakprodukten van de Alpen en deDuitse middelgebergten. Het betreft geologischgezien jonge afzettingen die nog niet zijn verhardtot gesteenten. Kennis van de verspreiding van dieafzettingen en hun (grondmechanische) eigen-schappen is van militair belang. Voor de terrein-begaanbaarheid is het bv. van belang te weten watde invloed is van veranderingen die t.g.v. bodem-vormende processen in die afzettingen zijn opge-

Voorkomen moet worden dat ge-vechtskracht verloren kan gaan zon-der ingrijpen van de tegenstander

treden. Verder is informatie over grondwaterstan-den en over de invloed van het weer op de eigen-schappen van de afzettingen belangrijk.

Binnen de Koninklijke landmacht kunnen driehoofdgroepen worden onderscheiden die militair-geografische informatie nodig hebben. Ten eerstezijn dat de operationele staven. Zij worden tijdensde planning van militaire operaties voortdurendgeconfronteerd met geografische problemen, zo-als vragen over mobiliteit, de terreinbegaanbaar-heid, noodzaak tot conditionering van het terrein,beoordeling van de eigen en vijandelijke moge-lijkheden enz. Ten tweede zijn het de militaire op-leidingsinstituten (HKS, KMA, OCOSD, SMID,GOC, enz.). Hier dienen de militairen die later debeslissingen in het terrein moeten nemen „smoelop het terrein" te krijgen. Ten derde de DirectieGebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T). Zijheeft voor het beheer van de militaire terreinengoede geografische informatie nodig. Tevens kanTNO-FEL worden genoemd, alwaar men voor de-fensie „war games" ontwikkelt, waarin de invloedvan weer en terrein op het militaire besluitvor-mingsproces wordt verdisconteerd (bv. Soltau enKibowi) [1].

Geografische informatie kan van militair belangzijn voor:

1. Militaire grondstoffenvoorziening. Het strate-gisch meest in het oog springende voorbeeld is deveiligstelling van de brandstofvoorziening (geïllus-treerd door o.a. de Golfcrisis). Daarbij is ook in-formatie over olievoorkomens van strategisch be-lang (bv. olievoorkomens bij de zoutpijlers in deNoordduitse laagvlakte). Een andere militair be-langrijke grondstof is water. In de Tweede We-reldoorlog bv. bleek tijdens de planning van de in-

222 MS 157(1988)(5)

vasie in Normandië behoefte te bestaan aan gede-tailleerde informatie over de hoeveelheid en dekwaliteit van de mogelijk winbare drinkwater-voorraden langs de geplande aanvalsassen [2].Verder moet men denken aan informatie over hetvoorkomen van schaars geworden grondstoffentijdens een oorlog. Zo ontstond in de Tweede We-reldoorlog in Engeland de behoefte aan informa-tie over kwartszand, nodig voor glasfabricage [2].

2. Geografische toepassingen in tactiek en logistiek.Het belang van geografische informatie voor tacti-sche en logistieke toepassingen wordt hierna methet praktijkvoorbeeld van de oorlogen in de Sinaïtoegelicht.

3. Militaire ingenieursgeologie. Het belang vangeografische informatie voor de militaire inge-

nieursgeologie wordt verderop met een voorbeelduit Vught geïllustreerd.

Praktijkvoorbeelden

Het eerste praktijkvoorbeeld van het militaire be-lang van geografische informatie voor tactische enlogistieke toepassingen betreft de door Israël ge-voerde oorlogen in de Sinaï.

Sinaï

De zuidelijke Sinaï (afb. 1) is een onherbergzaamgebied met slechts enkele goed toegankelijkepuinwaaiers langs de Golf van Aqaba en een bredenw-zo gerichte kuststrook langs de Golf van Suez.Daarom leent dit deel van de Sinaï zich ook niet

Afb. 1 De topografie van de Sinaï (Sof-fer[3])

MS 157(1988)(5) 223

voor een snelle oost-west gerichte militaire ver-plaatsing. De noordelijke Sinaï (afb. 1) kan op ba-sis van de geologie en geomorfologie (d.w.z. land-schapsvormen) in de volgende hoofdlandschappenworden onderverdeeld: geïsoleerde bergruggen,zandduinen en de grote El-Arisj wadi (een wadi iseen rivierbedding die het grootste deel van hetjaar droog staat). Op grond van de verspreidingvan deze hoofdlandschappen kunnen in het noor-delijke deel van de Sinaï drie oost-west lopendehoofdroutes worden onderscheiden (afb. 1):

1. de noordelijke kustroute van Gaza via Rafa, El-Arisj en Rumaneh naar Kantara, die de zuidelijkgelegen slecht begaanbare zandduinen mijdt;2. de route van Beersheba via Aboe Agheila enBir Gafgafa naar Ismaïlia, zigzaggend tussen degeïsoleerde bergruggen en de zandduingebieden;3. de route van Beersheba via Nizzana, Kassima,Bir Hasneh, Bir Thmadeh naar Suez. Deze routemaakt gebruik van de El-Arisj wadi en de passenover de westelijke bergrug. In het gebied van deEl-Arisj wadi zijn t.g.v. de goede begaanbaarheidenkele additionele routes ontstaan.

Deze drie traditionele routes worden gedicteerddoor de geologie en de geografie van de Sinaï, diein vier oorlogen bepalend zijn gebleken voor hetmilitaire optreden aldaar, nl. de Horev- (1948/1949) en de Sinaï-campagne (1956), de ZesdaagseOorlog (1967) en de Arabisch-Israëlische Oorlog(1973).Bij bestudering van de aanvalsassen in deze con-flicten valt een treffende overeenkomst op met deligging van de drie beschreven traditionele routes[3]. In de eerste drie oorlogen waren de Israëlischemilitaire aanvallen erop gericht zo snel mogelijkbezit te nemen van de belangrijkste knooppunten,zodat de drie hoofdroutes konden worden be-heerst. Die strategisch belangrijke knooppuntenwaren steeds de plaatsen Rafa, El-Arisj, AboeAgheila, Nizzana en Kassima. Tijdens de Zes-daagse Oorlog wisten de Israëli's zich verrassendsnel te verplaatsen, o.a. dankzij een gedetailleer-de luchtfoto-interpretatie en studie van goed be-gaanbare zoutkorsten in de Sinaï. Hieruit blijkthet militaire belang van goede geografische infor-matie voor een belangrijke, snelle tactische ver-plaatsing. Een goede geografische analyse van hetoperatiegebied geeft ook een goed inzicht in de lo-gistieke mogelijkheden in dat specifieke terrein.

Ook tijdens de Arabisch-Israëlische Oorlog ge-schiedde de Arabische aanval via de drie traditio-nele hoofdroutes. De aanvalsassen vingen aan bijKantara, Ismaïlia en Suez [3].

In alle vier de oorlogen zien wij dat de aanvalsas-sen van beide partijen door het landschap werdengedicteerd. De verrassing van de aanval schuilthoofdzakelijk in de keuze van de hoofdroute, desamenstelling van de legereenheden en de mobili-teit van die eenheden. Omdat de randvoorwaar-den, zoals ligging van aanvalsassen, troepengroot-te, materieel enz., in feite al vastliggen, zal degenedie het best gebruik weet te maken van het terreinhet grootste tactische voordeel behalen.

Een Nederlandse situatie

Om aan te tonen dat ook in Noordwest-Europa deaanvalsassen door het terrein worden gedicteerd,wordt hieronder een fictieve verplaatsing bespro-ken langs het traject Apeldoorn-Deventer, eenovergang van een hooggelegen, droge zandgrondnaar een laaggelegen, natte kleigrond. Het trajectApeldoorn-Deventer kan in verschillende hoofd-landschappen worden onderverdeeld (afb. 2); dieindeling is van militair belang, omdat ieder hoofd-landschap specifieke kenmerken bezit die van in-vloed zijn op een militaire verplaatsing.

Het eerste hoofdlandschap is het stuwwalplateau.Dat is een hooggelegen, grofzandig, grindhou-dend, bebost en vlak gebied, waar regenwater in-filtreert. Militair gezien betekent dit o.a. dat dedraagkracht van de grond voldoende is, de mobili-teit beperkt, de waarnemings- en schootsveldenzeer beperkt, de vuur- en zichtdekking goed, dedrinkwatervoorziening problematisch.

Het stuwwalplateau gaat vervolgens over in hettweede hoofdlandschap, te weten een beboste,grofzandig-grindhoudende stuwwalhelling. De hel-lingshoek van de stuwwalhelling is van invloedop de mobiliteit, terwijl de op de stuwwalhellingvoorkomende droge dalen een natuurlijke hinder-niswaarde bezitten voor bepaalde voertuigen tij-dens een noord-zuidverplaatsing. (Droge dalenhebben hun watervoerende functie verloren naontdooiing van de ondergrond na de laatste ijs-tijd.)

De stuwwalhelling gaat geleidelijk over in het der-

224 MS157(1988)(5)

Stuwwal-plateau

Dekzand -Kleilandschap Rivierlandschapzie detail

GROF GRINDHOUDEND ZAND

KLEIOEK Afb. 2 Hoofdlandschappen traject Apeldoorn-Deventer

de hoofdlandschap: een flauwer hellend puin-waaierlandschap, dat kan worden onderverdeeldin een hoger en een lager deel. Het hogere deelvan het puinwaaierlandschap wordt grotendeelsdoor de stad Apeldoorn in beslag genomen, waar-door dit deel van het hoofdlandschap om infante-rieoptreden vraagt. Het lagere deel van het puin-waaierlandschap toont meer variatie. Een deelwordt ingenomen door nieuwbouwwijken, de restis agrarisch gebied. Door infiltratie van regenwa-ter op de hoger gelegen stuwwal treedt in het puin-waaierlandschap kwel op. Dat blijkt uit de velewaterpartijen (retentiebassins) in de laag gelegennieuwbouwwijken van Apeldoorn, uit de ijzeroxy-den op de slootplanten en uit de olievlekken op hetslootwater. Kennis van de lokatie van dit soortkwelzones is van militair belang in geval van (bv.door fall-out) besmet drinkwater. Omdat het doorde lange verblijftijd van het geïnfiltreerde regen-water in de ondergrond enige tijd duurt voordathet kwelwater besmet is, kunnen de legereenhe-den langere tijd van onbesmet drinkwater wordenvoorzien. Ook in het kader van de terreinbegaan-baarheid is kennis van kwelzones in combinatiemet kennis van de bodemsoorten van militair be-lang. In het laaggelegen deel van de puinwaaierkomen door de wind afgezette zandruggen voor.Die zandruggen hebben een zzo-nnw-oriëntatie,die bepalend is voor de naderingsmogelijkheden.De gronden tussen e zandruggen kunnen ten ge-volge van kwel zeer drassig zijn. Door de grovetextuur van de grond blijft de draagkracht echtervoldoende, tenzij er lokale veenafzettingen in deondergrond voorkomen. Kennis van de exacte lo-

katie van die veenafzettingen is van militair be-lang, om het verlies aan voertuigen niet nodelooste vergroten.

In het vierde hoofdlandschap tussen Apeldoorn enDeventer, het dekzand-kleilandschap, wigt de ri-vierklei van de IJssel uit tegen de grofzandige,grindhoudende puinwaaierafzettingen (afb. 2),die naar het oosten toe steeds dieper in de onder-grond voorkomen. Hier worden de naderingswe-gen bepaald door de oriëntatie van de reeds ver-melde zandruggen, aangezien tussen deze zand-ruggen rivierklei voorkomt, die onder vochtigeomstandigheden slecht begaanbaar is. De meestvoor de hand liggende naderingsweg is de grootstezandrug.

Het vijfde hoofdlandschap is het rivierlandschap.Opvallend is dat de zzo-nnw-richting van de zand-ruggen uit de vorige hoofdlandschappen overgaatin een noord-zuidrichting in het rivierlandschap.

Dat is van grote invloed op militaire operaties indit hoofdlandschap. In het rivierlandschap kanmen van west naar oost de volgende subland-schappen onderscheiden (afb. 3):

1. een laaggelegen, natte, kleiige rivierkom;2. een hooggelegen, zavelige oeverwal (zavel be-vat 8 tot 25% klei);3. de hoge winterdijk;4. een voormalige rivierloop van de IJssel (deOude IJssel);5. een hooggelegen, zavelige oeverwal;6. een lage zomerdijk;7. de laaggelegen uiterwaarden met strangen

MS157(1988)(5) 225

Oeverwal i W Oude 'Oeverwal , Z .UiterwaardAfb. 3 Detail van het rivierlandschapuit afb. 2

Afb. 4 Vereenvoudigd fragment Bo-demkaart van Nederland, blad 45West 's-HertogenboschOT oefenterrein, W water, spoor-weg

(een strang is een dode rivierarm, een voorname-lijk in Gelderland gebruikte term) en zandafgra-vingen;8. de stroomgeul van de IJssel.

Gedetailleerde geografische informatie van dithoofdlandschap is van groot militair belang voorde planning van bv. een rivierovergang. In de Ge-vechtshandleiding worden verzamel-, uitstijg-, in-stijg- en afwachtingsgebieden gepland zonder dataandacht wordt besteed aan specifieke terreinken-merken! De in de Gevechtshandleiding aangege-ven bewegingsrichting zou in het onderhavige ge-val loodrecht op de noord-zuidoriëntatie van dezojuist genoemde sublandschappen staan [4]. Datkan in combinatie met slechte weersomstandighe-den tot aanzienlijke problemen leiden. Men moetrekening houden met de volgende omstandighe-den:

— de laaggelegen kleiige rivierkom vormt eennatuurlijke hindernis vanwege de kwel uit de na-bijgelegen oeverwal en uit de in de ondergrondaanwezige puinwaaier, en eventueel ook vanwegeovervloedige neerslag;— de zavelige oeverwal kan na overvloedigeneerslag slecht begaanbaar worden;— op de hoger gelegen dijken en oeverwallen ismen goed zichtbaar voor een tegenstander;— in het dalletje van de Oude IJssel kan kwel vande oeverwallen en van de IJssel optreden, waar-door de terreinbegaanbaarheid uiterst gering kanzijn;— de uiterwaarden zijn zeer drassig, maar her ender komen goed begaanbare zandige stukkenvoor.

De beste lokatie om een rivier over te steken zalde plaats zijn waar de natuurlijke hoofdrichtingvan de sublandschappen het meest overeenkomt

met de gewenste bewegingsrichting van de eenhe-den. Het is duidelijk dat daarmee rekening dientte worden gehouden.Dit voorbeeld van het traject Apeldoorn-Deven-ter toont aan dat ook bij een militaire verplaatsingin Nederland gebruik dient te worden gemaaktvan de landschappelijke kenmerken om te voor-komen dat men nodeloos in de problemen ge-raakt.

Vught

Om het belang van geografische informatie voormilitaire ingenieursgeologie te illustreren is eenvoorbeeld uit de praktijk van DGW&T genomen.Het betreft een wateroverlastprobleem op het oe-fenterrein voor militaire grondverzetmachines„De Kamp" van het Genie Opleidingscentrum.De ligging van dit oefenterrein wordt weergege-ven op een vereenvoudigd fragment van de Bo-demkaart van Nederland (afb. 4). Ten noordenvan het oefenterrein bevindt zich het rivierkleige-bied van de Maas. Ten westen, bij Cromvoirt, lig-gen oude bouwlandgronden. Deze bezitten een

226 MS 157(1988)(5)

kunstmatig opgehoogde humeuze laag die ra-diaalsgewijs vanaf Cromvoirt in dikte afneemt.Rond Cromvoirt is de dikte 80 cm of meer, richtingVught neemt ze af tot minder dan 30 cm. Ten zui-den van het oefenterrein liggen zandgronden.Eind jaren '60 heeft men bij de aanleg van het oe-fenterrein het oorspronkelijke bodemprofiel om-geploegd. Ondanks de aangelegde diepdrainagetrad grote wateroverlast op. Hoe komt dat? Omdeze vraag te beantwoorden dient men eerst aller-lei andere vragen te stellen. Allereerst moet menweten wat voor soort bodemprofiel vóór de aanlegvan het oefenterrein aanwezig was. Hoe hoog wa-ren het kleigehalte en het humusgehalte? Zijn dezandkorrels gebroken door de tracks van de rups-voertuigen? Enzovoort.Volgens de bodemkaart lag hier een „veldpodzol-grond", d.w.z. een natte podzolgrond met eendunne humeuze laag (d.w.z. kleiner dan 30 cm).Het humusgehalte van deze grond is te gering (3 a4%) om van grote invloed te zijn op de waterdoor-latendheid. Uit de korrelgrootteverdeling van de-ze grond blijkt dat er weinig klei of leem in aan-wezig is. Het oefenterrein bestaat uit goed afge-rond, fijn dekzand. Door de ongunstige korrel-grootteverdeling is diepdrainage niet zinvol. Dediepdrainage oefent in deze grond alleen invloeduit op de verzadigde grondwaterstroming en nietop de doorstroming van regenwater van het maai-veld door de onverzadigde zone naar de dieper ge-legen verzadigde zone. De aanleg van het draina-gesysteem had daarom achterwege kunnen blij-ven!De gebruikers van het oefenterrein hadden de in-druk dat de tracks van hun voertuigen de korrelswellicht zouden hebben gebroken, waardoor dewaterdoorlatendheid zou zijn afgenomen. Eenvergelijking van de korrelgrootteverdeling van denatuurlijke afzetting met die van het materiaal vanhet oefenterrein wees echter niet daarop. Na on-derzoek met behulp van een rasterelektronen-microscoop bleek dat gebroken zandkorrels even-zeer in de natuurlijke afzettingen als in het omge-ploegde materiaal van het oefenterrein voorkwa-men. Er is dus geen sprake van afneming van dewaterdoorlatendheid als gevolg van breking vande zandkorrels door de tracks van militaire voer-tuigen.Ten slotte zij opgemerkt dat volgens de normenvan Rijkswaterstaat voor draineerzand, gebruikt

bij de aanleg van wegen, de op het oefenterreinaanwezige natuurlijke afzettingen ongeschiktworden geacht als draineerzand! Ook de Food andAgriculture Organization van de Verenigde Na-ties stelt dat dergelijke jonge, fijne dekzanden inhet gematigd humide klimaatgebied van Noord-west-Europa door betreding met agrarische voer-tuigen aanleiding geven tot dichtslempen van debovengrond, waardoor piasvorming optreedt!

Dit oefenterrein had, indien tijdens de planninggeografische informatie beschikbaar was geweest,niet mogen worden aangelegd! Hierdoor had menveel geld kunnen besparen en kunnen uitkijkennaar een geschiktere lokatie.

Verwerking van geografische informatie in de bvt-procedure

Binnen de Koninklijke landmacht kan momenteelgeografische informatie verkregen worden bij:

a. de Sectie MilGeo van de Landmachtstaf te's-Gravenhage [5]. Deze wordt onderverdeeld inhet Bureau Topo en het Bureau MGID (Militair-geografische informatie en documentatie);b. de Topografische Dienst Nederland (TDN).De TDN te Emmen produceert o.a. de militairetopografische kaarten [6]. Deze worden via 402Kaartenopslag- en verstrekkingsgroep en via 401Kaartverstrekkingspeleton beschikbaar gesteld;c. het Terreindocumentatiecentrum (Terdoc) vande Genie, gevestigd in Wezep [7]. Terdoc ver-schaft voornamelijk geografische informatie voorde Genie, zoals wegen- en bruggenkaarten. Delaatste jaren echter verschuift het accent steedsmeer naar algemene militair-geografische infor-matie (bv. de mappen met topografische kaarten,thematische kaarten en oleaten);d. de terreinanalisten van de 101 MIDCie inApeldoorn [8]. De dienstplichtige terreinanalistenworden opgeleid bij de BIMA (Beeldinterpretatiemilitaire aardrijkskunde) van de School MilitaireInlichtingendienst (SMID) en tewerkgesteld bij101 MIDCie in Apeldoorn.

De G2/S2 van een operationale staf, die de hoofd-verantwoordelijke is voor de evaluatie van de mili-taire aspecten van het weer en het terrein (afb. 5)kan aan Terdoc de coördinaten van het interesse-gebied opgeven en ontvangt vervolgens de reeds

MS157(1988)(5) 227

OPDRACHT

1. Opdracht

2. Kenmerken van het operatiegebied

* Weer0 Bestaande toestand0 Mll.aspecten -> VS 30-10/10 Invloed op vl|. optreden0 Invloed op ultv. eigen opdracht

* Terrein0 Bestaande toestand0 Mll. aspecten© Invloed op vi|. optreden0 Invloed op uttv. eigen opdracht

Afb. 5 Schema van de militaire aspecten van het weer enhet terrein in de bvt-procedure

genoemde map met kaarten en oleaten. Hij be-schikt dan over een enorme hoeveelheid informa-tie, die zeer waardevol is voor een specialist diebekend is met de gebruikte methoden en technie-ken, of voor iemand die ruim de tijd heeft om hetgebodene te bestuderen. Aan geen van beide ver-eisten kan de G2/S2 voldoen in tijden van crisis.Daarom mist de geboden terreininformatie vaakhaar doel!Onvoldoende verwerking van geografische infor-matie door de G2/S2 heeft ook gevolgen voor deG l/S l, G3/S3 en G4/S4, aangezien die van deG2/S2 afhankelijk zijn voor inlichtingen over deaspecten van weer en terrein die hun bvt-procedu-re beïnvloeden.Opvallend is het verschil tussen de verwerking vanmeteorologische gegevens en die van de terreinin-formatie. De gegevens over het weer ontvangt deG2/S2 als een geautomatiseerd en gestandaardi-seerd meteobericht. Ook beschikt hij over eenvoorschrift m.b.t. de meteorologie [9]. De infor-matie omtrent het terrein moet echter manueelworden verwerkt, en er is geen voorschrift be-schikbaar!

Standaardisering

Het besluitvormingsproces zou kunnen wordenversneld door standaardisering van de verschaf-fing van geografische informatie. Een zeer bruik-

bare methodiek hiervoor is de landevaluatiecon-ceptie van de Food and Agriculture Organizationvan de Verenigde Naties [10]. Afb. 6 toont eenvoor militair gebruik aangepast schema daarvan.

Bij toepassing van dat schema dient allereerst dedoelstelling van de militaire landevaluatie duide-lijk te worden omschreven. Als voorbeeld kan denaderingsmogelijkheid van een bepaald type mili-tair voertuig worden geëvalueerd. Links in hetschema wordt het soort militair landgebruik gede-finieerd. In dit geval is dat de terreinbegaanbaar-heid voor een bepaald type militair voertuig. Ver-volgens moeten de vereisten en beperkingen vanhet voertuig worden beschreven, zodat kan wor-den bepaald welke kenmerken of attributen vande onderscheiden kaarteenheden van belang zijnvoor de evaluatie van de terreinbegaanbaarheidvan dat specifieke voertuig. Als alle informatie be-schikbaar is, kunnen de vereisten en beperkingenvan het militair landgebruik worden vergelekenmet de geselecteerde kenmerken van het terrein.Daaruit resulteert een landevaluatie voor éénvorm van militair landgebruik, in dit geval dus denaderingsmogelijkneden van een bepaald type mi-litair voertuig onder verschillende weers- en ter-reinomstandigheden. De resultaten kunnen inkwalitatieve (bv. goed, matig en slecht) of inkwantitatieve (bv.: de verwachte rijtijd voor dit

Afb. 6 Aan militair gebruik aangepaste land-evaluatiecon-ceptie

KAARTEENHEDEN

•\ r

KENMERKEN

VERGELIJKING

MILITAIR LANDGEBRUIK

MET DE GESELECTEERDE

KENMERKEN

LANDEVALUATIE M.B.T.

EEN VORM VAN MILITAIR

LANDGEBRUIK

228 MS 157(1988)(5)

voertuig over deze afstand bedraagt in dit terrein-type 2 uur) termen worden gepresenteerd.

Automatisering

Omdat de hierboven beschreven procedure onderde huidige omstandigheden niet realiseerbaar is(vooral te tijdrovend), zal naar een andere oplos-sing moeten worden gezocht. Vrij snel valt dan deaandacht op automatisering van de verwerking ende verstrekking van geografische informatie. Erzijn verscheidene redenen om tot automatiseringover te gaan.

Ten eerste leidt automatisering tot een versnellingvan het besluitvormingsproces, hetgeen noodza-kelijk is i.v.m. de toegenomen mobiliteit van degevechtseenheden. De geografische informatiezal in vredestijd moeten worden verzameld en upto date gehouden. In tijden van oplopende inter-nationale spanning kunnen volgens vaststaandeprocedures automatisch eindprodukten wordengeleverd voor de verschillende militaire gebrui-kers.

Een tweede belangrijke reden is de flexibiliteit vaneen geautomatiseerd geografisch informatiesys-teem. De informatie wordt per onderwerp in lagenopgeslagen („multi-layer data base"). De gebrui-ker kan de informatie opvragen en koppelen aanandere bestanden om tot een oplossing van zijnspecifieke probleem te komen. Is het resultaat nietbevredigend, dan kan hij informatie wegnemen oftoevoegen, andere grenzen definiëren, enz. Deflexibiliteit van zo'n systeem maakt het ook moge-lijk de gegevensbestanden snel up to date te ma-ken.

Een derde reden is het feit dat een geautomati-seerd systeem tot aanzienlijke geldbesparing zalleiden. Men kan achter het beeldscherm de plan-ning van bv. hindernissen bestuderen, men kanhandelingen in het terrein simuleren met verschil-lende randvoorwaarden voordat men een dure oe-fening organiseert, en men kan het personeel wer-kelijkheidsgetrouw trainen, zoals nu reeds vliegersin de „flight simulator" worden getraind.

Een vierde reden is het feit dat technologische ont-wikkelingen op het gebied van de geheugenruim-ten het mogelijk maken voor een redelijke prijseen geografisch informatiesysteem op te bouwen.

Afb. 7 Schematische voorstelling van de software-compo-nenten van een GIS (uit [11])

Globale beschrijving van een geografisch informa-tiesysteem (GIS)

Een GIS (afb. 7) bestaat uit een geografische data-base die wordt gevoed met informatie (data input)afkomstig van veldwerk, bestaande kaarten, reedsgedigitaliseerde bestanden, luchtfoto's en satel-lietbeelden, rapporten enz. Ook kan de gebruikermet een interactief werkstation nieuwe informatieinvoeren (zg. query input, d.w.z. input voortgeko-men uit interactie van de gebruiker met de data-base).De in de geografische database opgeslagen infor-matie kan met softwarepakketten worden getrans-formeerd tot nieuwe informatie (data transforma-tion), die op diverse manieren kan worden gepre-senteerd (beeldscherm, rapporten (zoals tactischeweer- en terreinstudies), kaarten, grafieken, ta-bellen).De mogelijke input van een militair geografisch in-formatiesysteem kan men in vier hoofdgroepenonderverdelen:1. topografische informatie;2. digital elevation model (DEM);3. basiskaarten;4. thematische kaarten.

De topografische informatie is noodzakelijk voorde plaatsbepaling. De Topografische Dienst digi-taliseert momenteel de 1:250.000-kaart. De be-

MS157(1988)(5) 229

staande topografische kaarten, schaal 1:50.000,hebben als nadeel dat ze een produktiecyclus van10 jaar hebben, waardoor de informatie vaak isverouderd. Op het Nationaal Lucht- en Ruimte-vaartlaboratorium (NLR) heeft men een met eenscanner gedigitaliseerde topografische kaart geac-tualiseerd met satellietbeelden van de Fransespor-satelliet. Die satellietbeelden zijn zeer nauw-keurig (oplossend vermogen van 10 x 10 m in depanchromatische band en 30 x 30 m in de infraro-de band). Met het Remote Sensing Data (Reseda)systeem van het NLR is het mogelijk landgebruiks-typen als loofbossen, naaldbossen, infrastructuur,bebouwing, landbouwgewassen enz. waar te ne-men. Ook de Amerikaanse satelliet Landsat The-matic Mapper (Landsat TM) leent zich hiervoorzeer goed.

Een Digital Elevation Model (DEM) is een gedi-gitaliseerd hoogtepuntenbestand. Een dergelijkbestand kan voor verschillende doeleinden wor-den gebruikt. Men kan de computer hoogtelijnenlaten berekenen met een zelf gekozen contourin-terval (flexibiliteit!) en men kan de hellingshoektussen twee geselecteerde punten laten bereke-nen. Van een berekend hoogtelijnenbestand kaneen „shaded relief map" worden gemaakt om deinterpretatie van het hoogtelijnenpatroon te ver-gemakkelijken (gebruikersvriendelijk!). Ook kaneen blokdiagram (afb. 8) van het landschap uit eenbepaald gezichtspunt worden berekend en gero-teerd om een eerste indruk van het terrein te krij-gen.

DEMs zijn ontwikkeld voor ,,cruise missiles",maar ook te gebruiken voor de berekening vanwaarnemings- en schootsvelden en zicht- en vuur-dekking. Een praktisch voorbeeld waarmee hetnut van een DEM kan worden gedemonstreerd ishet probleem van de vele maïsvelden in de zomer,die met hun hoogte van ongeveer 2 m het zicht inhet groeiseizoen sterk beperken. Met satellietbeel-den is het mogelijk een DEM snel aan te passenaan die tijdelijke verandering in het landschapdoor een satellietbeeldinterpretatie voor maïsvel-den over een DEM heen te leggen („overlay-concept"). Alle gebieden met maïs kunnen nu inhet DEM met 2 m worden opgehoogd, zodat dewaarnemings- en schootsvelden en de zichtdek-king in het groeiseizoen van maïs betrouwbaarkunnen worden berekend.

Afb. 8 Door de computer vervaardigd blokdiagram (uit [11 ])

Basiskaarten zijn geologische, geomorfologischeen bodemkaarten.

— De geologische kaarten zijn voornamelijk vanbelang voor de militaire ingenieurswerkzaamhe-den. Ze verschaffen informatie over de diepereondergrond. Tijdens een recente eindstudie aande KMA over ondergrondse onderkomens op deVlb. Gilze-Rijen bleek na raadpleging van de geo-logische kaart een breuk in de ondergrond vandoorslaggevend belang voor de keuze van de loka-tie van zo'n onderkomen. Veelal worden de boven-ste 2 m van de grond op deze kaarten weggelaten.Informatie over die bovenste laag vindt men op debodemkaart.— De geomorfologische kaart verschaft infor-matie over geometrische vormen van landschaps-eenheden, waaronder natuurlijke hindernissen.Daarbij moet men denken aan maximale hoogte-verschillen binnen een kaarteenheid, hellingshoe-ken, enz. Deze kaarten verschaffen een goede in-druk van de hoofdrichtingen van de hoofdland-schappen, wat belangrijk is voor de planning vanmilitaire aanvalsassen. Tevens kan een eerste in-druk worden verkregen van de invloed van hetlandschap op de mobiliteit van gevechtseenhe-den.— Een militair heeft een bodemkaart nodig om-dat hij bv. in een laaglandrivierlandschap met goe-de waarnemings- en schootsvelden niet kan zien ofhij heeft te maken met bv. een goed gestructureer-de, draagkrachtige kleigrond, of met een onge-rijpte, slecht begaanbare kleigrond. De bodem-kaart geeft informatie over de veranderingen tengevolge van de bodemvormende processen in debovenste 2 m van de grond. Men verkrijgt infor-matie over de korrelgrootteverdeling (Vught!), dete verwachten grondwaterstand, het humusgehal-

230 MS 157(1988)(5)

te van de bovengrond, enz. Bij de Stichting voorBodemkartering heeft men een Bodemkundig In-formatiesysteem ontwikkeld, zodat men nu de bo-demkaart (schaal 1:50.000) in gedigitaliseerdevorm kan kopen.

Thematische kaarten zijn kaarten die voor eenbepaald doel van basiskaarten zijn afgeleid. InNederland vervaardigen de Rijks GeologischeDienst, TNO-Grondwaterverkenningen en deStichting voor Bodemkartering diverse afgeleidekaarten. Zo maken zij bv. funderingsdieptekaar-ten, kaarten die informatie geven over de fluctua-tie van de grondwaterstanden, enz.

Slot

In dit artikel is gepoogd aan de hand van praktijk-voorbeelden het militair belang aan te tonen vangeografische informatie voor toepassingen in tac-tiek en logistiek en voor de militaire ingenieurs-geologie. Tevens is gewezen op het belang vangeografische informatie voor de militaire grond-stoffenvoorziening.

Het verzamelen van de benodigde geografische in-formatie zal in vredestijd moeten geschieden, zo-dat de operationele staven in crisistijd gebruikkunnen maken van actuele geografische gege-vens. Vanwege de verwachte korte tijdsduurwaarin een conflict zal worden uitgevochten, moetde geografische informatie snel beschikbaar zijn.Met de huidige werkwijze binnen de landmacht kandie informatie onvoldoende snel worden aangele-verd. Door automatisering van geografische infor-matievoorziening zal de militaire gebruiker echterde mogelijkheid hebben de snel wisselende weers-en terreinomstandigheden in de bvt-procedure teverwerken.

Het verdient aanbeveling om, alvorens met auto-matiseren te beginnen, een uitgebreid multidisci-plinair vooronderzoek te doen plaatsvinden, omzodoende de vereisten en beperkingen van de velesoorten militair landgebruik duidelijk te formule-ren. Ook is het raadzaam een inventarisatie te ma-ken van de reeds in gedigitaliseerde vorm bij civie-le instituten beschikbare geografische informatie(bv. Rijks Geologische Dienst, Stichting voor Bo-demkartering, Nationaal Lucht- en Ruimtevaart-laboratorium, universiteiten). Die informatie zal

moeten worden getoetst op kwaliteit en bruik-baarheid voor de landmacht.Tevens verdient het aanbeveling om, zoals voor demeteorologie reeds is gedaan, ook voor het terreineen militair voorschrift samen te stellen. Hierdoorkan tijdens de militaire opleiding een beter begripworden verkregen voor de invloed van weer enterrein op het militaire opereren.Ten slotte verdient het wellicht aanbeveling eenapart militair-geografisch literatuuroverzicht doorhet TDCK te laten uitgeven, waarin een tijdschriftals „Computers & Geosciences" kan worden opge-nomen. Hierin werd bv. onlangs een artikel gepu-bliceerd met medewerking van de US MilitaryAcademy (West Point) over de geautomatiseerdeverwerking van geografische gegevens. Momen-teel worden de voor de landmacht van belang zijn-de geografische artikelen onder Krijgsbouwkundeof onder Tactiek en Strategie gerubriceerd, het-geen tot onoverzichtelijkheid leidt.

Wij hopen met dit artikel met name de officierendie als commandanten of stafofficieren van ge-vechts- en andere eenheden in hun besluitvormingmet de aspecten weer en terrein te maken hebben,bewust te hebben gemaakt van het grote belangvan deze elementen om in oorlogstijd, maar ook invredestijd, succesvol te kunnen opereren. Onzedure tanks en pantservoertuigen hebben een hogeterreinvaardigheid, maar ook die kent haar gren-zen. Het is een slechte methode die grenzen doorschade en schande vast te stellen. Beter is het opdit gebied de wetenschap te gebruiken en die opeenvoudige wijze te operationaliseren met geau-tomatiseerde systemen. „Smoel op het terrein"hebben houdt meer in dan het kiezen van de juisteopstelling enz. Naderingen, begaanbaarheid, dek-king, mobiliteit in bepaalde terreintypes en metbepaalde voertuigtypes, weergevoelig en weeron-gevoelig terrein vereisen meer aandacht. Liggenonze aanvalsassen goed? Kunnen wij opstellingendie we zonder druk van de vijand gemakkelijkkunnen betrekken ook onder druk van de vijandwel verlaten, dan wel versterken? Hebben wij niette veel gevechtskracht ter verdediging ingezet te-genover een slecht terrein waar ook de vijandelij-ke tanks niet of slecht kunnen optreden, terwijl wijdie gevechtskracht elders, in uitstekend tankter-rein, node missen?Laten wij op dit soort vragen onze operatieplan-

MS 157(1988)(5) 231

nen nog eens nader toetsen, met name op de lage-re commandoniveaus. Schakel thans reeds de des-kundigheid in die wij binnen het legerkorps heb-ben, zodat wordt voorkomen dat het terrein zich

plotseling als extra tegenstander ontpopt. Moge-lijk dat in de nabije toekomst de terrein- en weer-informatie wordt aangeboden met systemen als indit artikel aangereikt.

Literatuur

1. J. J. Meinardi — Wargames. De computer bootstvele oorlogshandelingen na. Mil. Speet. 147(1987)(10)448.W. C. Borawitz en P. A. B. van Schagen — Compu-tersimulaties en -modellen ter ondersteuning vande besluitvorming. Genie (1984)(3)5.P. A. B. van Schagen — Computerwargames voortraining en opleiding in de Koninklijke landmacht.Mil. Speet. 156(1987)(3)116.

2. J. Sutton — Allied geologists in the Second WorldWar. RoyalEngnsJ. 94(1980)(1)9.

3. A. Soffer — The wars of Israël in Sinai: topographyconquered. Mil. Rev. (1982)60.

4. Gevechtshandleiding VR2-1386 (1985).5. J. F. Beekman — De Sectie Militaire geografie van

de afdeling Inlichtingen en veiligheid van de StafCGS/BLS. Genie (1976)206.

910.

11

P. W. Geudeke — De produktie van militaire kaar-ten. Genie (1983)(5)4.Red. —Topografische dienst. Genie (1986)(4)18.M. de Jong — 101 Gnggp en de militaire geografie.Genie (1980)(54).J. Willems — Terreindocumentatie op microfiche,een bijdrage aan de besluitvorming. Genie (1981)(3)9.TAP 101 MIDCie — Taakstelling en werkwijzeterreinanalyseploegen 101 MIDCie. Apeldoorn(1984).Meteorologie KL, VS 30-10/1 (1982).A framework for land evaluation. FAO Sous Buil.(1976)(32). Food and Agriculture Org., Rome.P. A. Burrough — Principles of geographical infor-mation systems for land resources assessment. Ox-ford Sci. Publ. (1986).

U bent actief dienend officier van KL of KLu,maar gaat binnenkort de dienst verlaten.

U wilt echter wél graag maandelijks de Militaire Spectator blijven ontvangen?Dat kan: als lid van de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap

(contributie f 30,- per jaar; buitenland f 40,-) vindt u hem iedere maand in de bus, entevens viermaal per jaar „Mars in Cathedra".

Meld u als lid bij de secretaris: Denijsstraat 135, 2551 HJ Den Haag.

232 MS 157(1988)(5)