Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels –...

21
CROW Galvanistraat 1, 6716 AE Ede Postbus 37, 6710 BA Ede Telefoon (0318) 69 53 00 Fax (0318) 62 11 12 E-mail [email protected] Website www.crow.nl Postbank 233419 ING-bank 66 72 11 446 Handelsregister 41150929 BTW-nr. NL 0030.14.472.B.01 Nationaal Toepassingsdocument (NTD) NEN-EN 13108-1 Bitumineuze mengsels Materiaalspecificaties – Deel 1: Asfaltbeton Ter visie Ter visie tot 15 december 2006

Transcript of Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels –...

Page 1: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

CROW • Galvanistraat 1, 6716 AE Ede • Postbus 37, 6710 BA Ede Telefoon (0318) 69 53 00 • Fax (0318) 62 11 12 • E-mail [email protected] • Website www.crow.nl

Postbank 233419 • ING-bank 66 72 11 446 • Handelsregister 41150929 • BTW-nr. NL 0030.14.472.B.01

Nationaal Toepassingsdocument (NTD) NEN-EN 13108-1 Bitumineuze mengsels Materiaalspecificaties – Deel 1: Asfaltbeton Ter visie Ter visie tot 15 december 2006

Page 2: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Commentaar geven op de tervisielegging Bij voorkeur ontvangen wij uw commentaar per e-mail. Ook kunt U schriftelijk commentaar geven per post of per fax.

Commentaar kan gericht worden aan CROW ter attentie van ir. J.H.J. Jager E-mailadres: [email protected] Faxnr: 0318-621112 Postadres Postbus 37

6710BA Ede

Tervisieleggingstermijn Eventueel commentaar kan tot 15 december 2006 gestuurd worden naar CROW.

Is de reactieperiode verstreken en daarmee de mogelijkheid tot indienen van commentaar vervallen, dan zijn de ontvangen commentaren bij CROW in behandeling. Zodra de inhoud van deze publicatie is aangepast op de commentaren wordt een nieuwe uitgave gepubliceerd.

Status De ter visie gelegde publicatie kan reeds worden gebruikt bij de voorbereiding van de implementatie van de Europese normen. Naar verwachting zal de definitieve tekst in januari 2007 worden vastgesteld. Toepassing in contracten is nog niet mogelijk, daar de branche eerst op 1 januari 2008 zal omschakelen op de productie volgens deze normen. oktober 2006 Dit document is gepubliceerd voor de BEOORDELING van de daarin opgenomen teksten. Copyright © 2006, CROW, Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte, Galvanistraat 1, 6716 AE Ede (telefoon 0318-695300). Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bovengenoemde stichting, behoudens de beperkingen bij de wet gesteld. Het verbod betreft ook een gehele of gedeeltelijke bewerking. Het is verboden wijzigingen in de tekst aan te brengen. CROW en degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, hebben een zo groot mogelijke zorgvuldigheid betracht bij het formuleren en redigeren van deze publicatie. Nochtans moet de mogelijkheid niet worden uitgesloten dat in deze publicatie toch onjuistheden voorkomen. Degene die van de publicatie gebruik maakt, aanvaardt daarvoor het risico. CROW sluit, mede ten behoeve van al degenen die aan deze publicatie hebben meegewerkt, iedere aansprakelijkheid uit voor schade die mocht voortvloeien uit het gebruik van deze publicatie Versie 2625-549rev-def1 18-10-2006.

2

Page 3: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Inhoud Voorwoord 4 Introductie 7 1. Doel en toepassingsgebied 8 2. Normatieve referenties 8 4. Eisen aan bouwstoffen 9 4.4 Asfaltgranulaat 11 5. Eisen aan het asfaltmengsel 12 5.1 Empirische of functionele eisen 12 5.1.2 Empirische eisen 12 5.2 Algemene eisen 12 5.2.1 Samenstelling en korrelverdeling 12 5.2.1.2 Korrelverdeling 12 5.2.2 Holle ruimte 12 5.2.4 Watergevoeligheid 12 5.2.5 Weerstand tegen afslijting door spijkerbanden 14 5.2.6 Weerstand tegen permanente vervorming (wielspoorproef) 14 5.2.8 Weerstand tegen aantasting door de-icing vloeistoffen voor

toepassing op vliegvelden 14 5.3 Empirische eisen 14 5.4 Functionele eisen 15 5.4.2 Stijfheid 15 5.4.3 Weerstand tegen permanente vervorming (cyclische drukproef) 16 5.4.4 Weerstand tegen vermoeiing 18 6 Beoordeling conformiteit 19 Bijlage 1 Richtlijn Bouwproducten 20

3

Page 4: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Voorwoord Inleiding Na een ontwikkelingsperiode van ruim 15 jaar zijn in mei 2006 de Europese normen voor asfaltmengsels verschenen. De normen zijn opgenomen in de EN 13108 serie ‘Bitumineuze mengsels’. Deze normen zijn ontwikkeld als uitvloeisel van de Europese Richtlijn Bouwproducten en moeten volgens een besluit van de Europese Commissie vanaf 1 januari 2008 verplicht worden toegepast bij de productie en levering van het product asfalt. Tegelijkertijd met deze nieuwe normen worden nieuwe onderzoeksnormen van kracht; de normen uit de EN 12697 serie ‘Beproevingsmethoden voor warm bereid asfalt’. In deze publicatie wordt in aansluiting op de Europese norm NEN-EN 13108-1 ‘Asfaltbeton’ en de betreffende Europese normen voor Bitumineuze mengsels – ‘Beproevingsmethoden’ aangegeven hoe deze in Nederland worden toegepast. Het voorliggend document is het Nationaal Toepassingsdocument (NTD) met betrekking tot NEN-EN 13108-1 “Bitumineuze mengsels – Materiaalspecificaties – Deel 1-: Asfaltbeton”. In dit NTD vindt geen herhaling plaats van eisen opgenomen in NEN-EN 13108-1, alleen eisen gebaseerd op de Nederlandse keuze zijn hier opgenomen. In dit voorliggende document zijn die aspecten gemarkeerd waarvoor in de NEN-EN 13108-1 (Asphalt concrete) de mogelijkheid voor het maken van nadere keuze geeft. Bij de formele tervisielegging van de Nederlandse invulling van de EN 13108-1 zullen ook de keuzes die in het voorliggende document zijn gemaakt worden doorgevoerd. Ter informatie wordt in dit voorwoord ingegaan op de betekenis van de Richtlijn Bouwproducten voor de productgroep Asfalt Voor het gebruik van deze publicatie is het noodzakelijk te beschikken over de desbetreffende Europese normen, die voorlopig alleen in de Engelse taal te bestellen zijn bij NEN. Verplichte toepassing vanaf 1 januari 2008 Dit document kan gebruikt worden om in 2007 de implementatie van de door de Europese normen gewenste productieomstandigheden voor te bereiden. Om onduidelijkheden in de contractsituatie te voorkomen is ervoor gekozen de invoering van de Europese normen in de winterperiode te laten vallen. Dit valt samen met de voorbereidingen op het nieuwe productiejaar. De definitieve toepassing van de Europese normen wordt vanaf 1 januari 2008 verplicht. Tot die tijd worden voor de productie en levering van asfalt de Standaard RAW Bepalingen 2005 als contractuele basis gehanteerd. De Richtlijn Bouwproducten Bouwstoffen gebruikt in de GWW-sector zullen steeds vaker moeten voldoen aan de bepalingen uit de Europese Richtlijn ‘Bouwproducten’ (89/106/EEG) om op de markt gebracht te mogen worden in de lidstaten van de Europese Unie, inclusief de landen verenigd in de European Free Trade Association (EFTA). Met deze richtlijn beoogt de Europese Commissie handelsbelemmeringen voor bouwproducten binnen de Europese Unie op te heffen. De richtlijn regelt dat onder de richtlijn aangewezen producten alleen in de handel gebracht mogen worden indien zij voldoen aan de fundamentele voorschriften van de richtlijn. Voor het voldoen aan deze fundamentele voorschriften zijn zogenaamde geharmoniseerde Europese specificaties (normen en goedkeuringen) uitgewerkt. Ten teken dat het product in overeenstemming is met deze Europese technische specificaties en dat het product onderworpen is geweest aan de van toepassing zijnde

4

Page 5: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

overeenstemmingsbeoordelings-procedure (attestation of conformity) van de richtlijn wordt het product voorzien van een zogenaamde CE-markering. De waarden van de eigenschappen (declared values) waaraan het product voldoet, zijn vastgelegd in de, aan de CE-markering toegevoegde gegevens. Voor een nadere toelichting op de betekenis van de Richtlijn Bouwproducten en de CE-markering wordt verwezen naar bijlage 1. Europese normen voor bitumineuze mengsels Toepassing van de Europese normen voor bitumineuze mengsels geven de producent de mogelijkheid het asfaltmengsel in de handel te brengen met een CE-markering. Op deze markering moeten de eigenschappen van het mengsel worden vermeld en de producent is verantwoordelijk voor de juistheid van deze gegevens. Dit heeft tot gevolg dat de tot nu toe gebruikelijke contractbepalingen ook zullen wijzigen. Ten behoeve van de Standaard RAW bepalingen wordt gewerkt aan een wijziging van de technische bepalingen Asfaltverhardingen waarin het gebruik van deze Europese normen wordt verwerkt. De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”; NEN-EN 13108 – 2 Deel 2 “Asfaltbeton voor zeer dunne lagen”; NEN-EN 13108 – 3 Deel 3 “Soft Asphalt”; NEN-EN 13108 – 4 Deel 4 “Hot Rolled Asphalt”; NEN-EN 13108 – 5 Deel 5 “Steenmastiekasfalt”; NEN-EN 13108 – 6 Deel 6 “Gietasfalt”; NEN-EN 13108 – 7 Deel 7 “Zeer open asfaltbeton”; NEN-EN 13108 – 8 Deel 8 “Asfaltgranulaat”1; NEN-EN 13108 – 20 Deel 20 “Typeonderzoek”; NEN-EN 13108 – 21 Deel 21 “Productiecontrole in de fabriek”; In Nederland zullen vooralsnog de delen 3 en 4 niet worden toegepast. Daar de ten behoeve van de CE-markering voor de mengsels noodzakelijk te verrichten typeonderzoeken en toe te passen productiecontroleprocedures onderling vergelijkbaar zijn is ervoor gekozen deze te beschrijven in twee aparte normen, de delen 20 en 21. Vanuit de materiaalspecificatie normen wordt naar deze delen verwezen. De toepassing van de normen brengt een verandering met zich mee in de wijze waarop tot nu toe een asfaltmengsel wordt samengesteld en beoordeeld. Was het zo dat een asfaltmengsel werd samengesteld voor het betreffende werk op basis van de samenstellingstabellen volgens de Standaard RAW-bepalingen en waarnodig via een Marshallonderzoek werd getoetst op de gewenste Marshalleigenschappen, holle ruimte en vullingsgraad, in de nieuwe Europese normen wordt ervan uitgegaan dat de producent een aantal mengsels kan produceren met bepaalde eigenschappen en dat hij door middel van een typeonderzoek heeft vastgesteld dat die mengsels die eigenschappen ook bezitten. Vervolgens zal hij de mengsels produceren onder een gecertificeerd productiecontrolesysteem waarmee hij borgt dat het geproduceerde bij aflevering ook de verklaarde eigenschappen bezit. Het typeonderzoek wordt beschreven in NEN-EN 13108-20 “Typeonderzoek” en het productiecontrolesysteem in NEN-EN 13108-21 “Productiecontrole in de fabriek”. 1 NEN-EN 13108-8 Asfaltgranulaat is niet in het mandaat van de Europese Commissie vermeld. Dit betekent dat voor asfaltgranulaat geen CE-markering behoeft te worden afgegeven. Wel moet de bouwstof aan de in de materiaalspecificatie normen vermelde voorwaarden voldoen.

5

Page 6: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Op het in de weg verwerkte product zijn nog geen Europese normen van toepassing. Hiervoor geldt de (nationale) contractregelgeving. Nederlandse toepassing van de Europese mengselnormen De Europese normen geven de mogelijkheid voor de lidstaten om een aantal nadere keuzes te maken. Daarnaast is bij de voorbereiding van de invoering van deze normen geconstateerd dat er een aantal onvolkomenheden en onduidelijkheden in deze (eerste generatie) normen zitten die nader ingevuld moeten worden wil men tot een eenduidige toepassing komen. Op basis van de normen voor materiaalspecificaties is in CROW-verband door de werkgroep Asfaltverhardingen (WGA), waarin alle partijen betrokken bij de asfaltwegenbouw vertegenwoordigd zijn, aangegeven welke keuzes voor de toepassing in Nederland zijn gemaakt en hoe de onvolkomenheden en onduidelijkheden nader ingevuld moeten worden. De taak om deze invulling te geven is gedelegeerd door NEN aan de WGA, die daarmee als normcommisie fungeert. De gemaakte keuzes worden enerzijds in een Nederlandse norm vastgelegd die door het Nederlands Normalisatie Instituut NEN zal worden uitgegeven. Anderzijds zullen de onvolkomenheden en onduidelijkheden in de normen, zolang deze nog niet in de normen zijn verwerkt, in gestandaardiseerde contractbepalingen, de Standaard RAW Bepalingen, worden opgenomen. Het voorliggend document geeft in een samenhangend geheel deze keuzes en nadere invullingen weer.

6

Page 7: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Introductie In NEN-EN 13108-1 “Asfaltbeton” worden twee mogelijkheden geboden om de eigenschappen van asfaltbeton te specificeren: - de empirische benadering, waarbij asfaltbeton wordt gespecificeerd in termen van

samenstelling en eisen voor bouwstoffen, met aanvullende eisen op basis van empirische proeven. Deze eisen zijn opgenomen in 5.2 en 5.3 van NEN-EN 13108-1.

- de functionele benadering, waarbij asfaltbeton wordt gespecificeerd in termen van op het gedrag gebaseerde (functionele) eisen in combinatie met het in beperkte mate voorschrijven van samenstelling en eisen aan bouwstoffen. Deze eisen zijn opgenomen in 5.2 en 5.4 van NEN-EN 13108-1

In Nederland is voor de specificatie van de eigenschappen van asfaltbeton besloten de functionele benadering te volgen. In dit document is de Nederlandse toepassing van NEN-EN 13108-1 “Asfaltbeton” vastgelegd. In dit NTD vindt geen herhaling plaats van eisen opgenomen in NEN-EN 13108-1, alleen eisen gebaseerd op de Nederlandse keuze zijn hier opgenomen. De nummers van de hoofdstukken en paragrafen in dit document komen overeen met die van NEN-EN 13108-1 “Asfaltbeton”.

7

Page 8: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

1 Doel en toepassingsgebied Door de werkgroep CEN TC 227/WG1 “Road Materials – Bituminous Mixtures” zijn productnormen ontwikkeld voor zeven mengselgroepen: • Asfaltbeton (“Asphalt Concrete”), NEN-EN 13108-1 • Asfaltbeton voor zeer dunne lagen (“Asphalt Concrete for very thin layers”),

NEN-EN 13108-2 • “Soft Asphalt”, NEN-EN 13108-3 • “Hot Rolled Asphalt”, NEN-EN 13108-4 • Steenmastiekasfalt (“Stone Mastic Asphalt”), NEN-EN 13108-5 • Gietasfalt (“Mastic Asphalt”), NEN-EN 13108-6 • Zeer open asfaltbeton (“Porous Asphalt”), NEN-EN 13108-7 Deze productnormen, die in het kader van de Richtlijn Bouwproducten zijn opgesteld, moeten in alle lidstaten worden overgenomen als basis voor het bepalen van de fundamentele eigenschappen (“essential requirements”) van asfaltmengsels. Binnen een productnorm bestaan keuzemogelijkheden met betrekking tot asfalteigenschappen en de niveaus daarvan. In een nationale norm kunnen de keuze mogelijkheden uit de Europese norm worden ingevuld door de lidstaat. Deze keuzes worden onder andere bepaald door de verkeersbelasting, het klimaat en de functie van de laag waarin het asfaltmengsel wordt toegepast. Het voorliggend document is het Nationaal Toepassingsdocument (NTD) met betrekking tot NEN-EN 13108-1 “Bitumineuze mengsels – Materiaalspecificaties – Deel 1-: Asfaltbeton”. In dit NTD vindt geen herhaling plaats van eisen opgenomen in NEN-EN 13108-1, alleen eisen gebaseerd op een Nederlandse keuze zijn hier opgenomen. NEN-EN 13108-1 specificeert de eisen voor mengsels van de mengselgroep Asfaltbeton voor wegen, vliegvelden en andere oppervlakken belast door verkeer. Dit document bevat tevens de eisen voor de selectie van bouwstoffen en moet worden geïnterpreteerd in samenhang met NEN-EN 13108-20 “Typeonderzoek” en NEN-EN 13108-21 “Productiecontrole in de fabriek”. Daarnaast zijn een aantal aanvullingen opgenomen die noodzakelijk zijn om onvolkomenheden en onduidelijkheden die voorkomen in zowel de materiaalspecificatie normen als de normen voor onderzoeksmethoden te corrigeren. 2 Normatieve referenties De volgende documenten2 zijn noodzakelijk voor het gebruik van het Nationaal Toepassingsdocument behorende bij NEN-EN 13108-1.

NEN-EN 12697-3 “Terugwinning van bitumen: Rotatieverdamper” NEN-EN 12697-6 “Bepaling van de proefstukdichtheid”

NEN-EN 12697-12 “Bepaling van de watergevoeligheid van bitumineuze proefstukken” NEN-EN 12697-23 “Bepaling van de splijttreksterkte van bitumineuze proefstukken” NEN-EN 12697-24 “Weerstand tegen vermoeiing”

2 De normen zijn voorlopig alleen in de Engelse taal te bestellen bij NEN, aan een vertaling wordt gewerkt.

8

Page 9: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

NEN-EN 12697-25 “Cyclische drukproef” NEN-EN 12697-26 “Stijfheid” NEN-EN 12697-31 “Proefstukken verdicht met een gyratorverdichter” NEN-EN 12697-33 “Proefstukvervaardiging door verdichting met een wals” NEN-EN 12697-35 “Mengen in het laboratorium” NEN-EN 13043 “Toeslagmaterialen voor asfalt en oppervlakbehandeling voor wegen,

vliegvelden en andere verkeersgebieden” NEN-EN 13108-1 “Asfaltbeton” NEN-EN 13108-20 “Typeonderzoek” NEN-EN 13108-21 “Productiecontrole in de fabriek” NEN 6240 “Nederlandse invulling van NEN-EN 13043 “Toeslagmaterialen voor

asfalt en oppervlakbehandelingen voor wegen, vliegvelden en andere verkeersgebieden””

4 Eisen aan bouwstoffen 4.2 Bindmiddelen

Het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 4.2.2 “Bindmiddel in empirisch gespecificeerde mengsels” is niet van toepassing.

4.3 Toeslagmaterialen

In aanvulling op het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 4.3 is het onderstaande van toepassing.

9

Page 10: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Tabel 1 Eigenschappen van steenslag en grind3

Artikelnr NEN-EN

13043 Eigenschap steenslag 1 steenslag 2 steenslag 32) grind

4.1.2 korrelgroep NEN 6240 art 4.1.2. 4.1.3 korrelverdeling NEN 6240 art. 4.1.3.

4.1.3.1 korrelverdeling, grenzen en toleranties NEN 6240 art. 4.1.3.1.

4.1.4 gehalte zeer fijn materiaal (aanhangend stof) NEN 6240 art. 4.1.4.

D ≤ 8 mm FI30 FI25 FI30

4.1.6 korrelvorm vlakheidsindex FI

D > 8 mm FI20 FI20 FI20

4.1.7 percentage gebroken oppervlak 1) C95/1 C100/0 NR

4.2.2 weerstand tegen verbrijzeling Los Angeles-coëfficient LA 1) LA25 LA20 LA15 LA30

verkeersklasse 2

PSV48

4.2.3

grof toeslagmateriaal voor deklagen en tijdelijke deklagen weerstand tegen polijsting PSV 1)

verkeersklasse 3, 4, 5 en daarmee vergelijkbare verkeersbelastingen

PSV53

PSV58 PSVNR

4.2.7.1 dichtheid 3) DV

4.2.9.1 waterabsorptie (vorst/dooi controleproef ) WA241

4.2.9.2 bestandheid vorst/dooi F2

4.2..10 bestandheid tegen hitte DV

4.2.11 affiniteit van grof toeslagmateriaal voor bitumineuze bindmiddelen DV

4.3.2 Petrografische samenstelling DV

4.3.3 grove lichtgewicht verontreinigingen

mLPC0,1

DV: Declared Value door de producent op te geven waarde NR: No Requirement: in Nederland wordt hiervoor geen eis gesteld 1) In het bestek kan in daartoe strekkende gevallen een hogere waarde worden vermeld.

2) Steenslag 3 is alleen bedoeld voor toepassing in asfalt onder zeer hoge verkeersbelastingen (vergelijkbaar met verkeersklasse 4 of 5 (zie Standaard RAW Bepalingen 2005 tabel T 31.25)).

3) Het verschil in dichtheid met het op de CE-markering vermelde dichtheid ρa (apparent density), bepaald volgens

artikel 8 van NEN-EN 1097-6 ‘Beproevingsmethoden voor de bepaling van mechanische en fysische eigenschappen van toeslagmaterialen - Deel 6: Bepaling van de deeltjesdichtheid en de wateropname’, mag ten hoogste 30 kg/m3 zijn.

3 Deze tabel is ontleend aan de Standaard RAW Bepalingen 2005. In samenhang met de functionele eisen die op basis van NEN-EN 13108-1 Asfaltbeton worden gesteld, zal het begrip verkeersklasse vervallen. Dit begrip wordt vervangen door een benadering van de functionele eigenschappen (watergevoeligheid, stijfheid, weerstand tegen permanente vervorming en weerstand tegen vermoeiing) beschouwd vanuit het ontwerp van de asfaltmengsels.

10

Page 11: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Tabel 2 Eigenschappen van natuurlijk zand, brekerzand en grindzand

artikelnr. NEN-EN 13043 Eigenschap natuurlijk zand brekerzand grindzand

4.1.2 korrelgroep 0/2. DV 4.1.3.2 korrelverdeling NEN 6240 art 4.1.3.2. categorie GF85 GF85 GA85 tolerantie

korrelverdeling)4 GTC10

gehalte zeer fijn materiaal ≤ 63 μm f3 f10

4.1.5 kwaliteit zeer fijn materiaal aanhangend stof

DV

4.1.8 fijn toeslagmateriaal: hoekigheid

EcsNR Ecs35 EcsNR

4.2.7.1 dichtheid DV 4.2.7.2 waterabsorptie DV 4.2.9.1 Waterabsorptie

(vorst/dooi controleproef )

WA241

4.2.9.2 bestandheid vorst/dooi F2

4.2..10 bestandheid tegen hitte DV

4.3.2 petrografische samenstelling DV

DV: Declared Value door de producent op te geven waarde NR: No Requirement: in Nederland wordt hiervoor geen eis gesteld

4.4 Asfaltgranulaat

De eigenschappen van het bitumen in het asfaltgranulaat moet, conform NEN-EN 13108-8, 4.2.2, worden vastgelegd met behulp van de gemiddelde penetratie gemeten op monsters genomen conform NEN-EN 13108-8, 5.4.2.

De terugwinning van de bitumen uit het asfaltgranulaat (NEN-EN 13108-8, 4.2.2) moet

geschieden conform NEN-EN 12697-3.

Met betrekking tot vreemde bestanddelen in het asfaltgranualaat, zie NEN-EN 13108-8, 4.1, is categorie F1 van toepassing voor dek- en tussenlagen. Met betrekking tot vreemde bestanddelen in het asfaltgranulaat, zie NEN-EN 13108-8, 4.1, is categorie F5 van toepassing voor onderlagen.

De mate van homogeniteit van het asfaltgranulaat zal, conform NEN-EN 13108-8, 5.3, worden verklaard met behulp van de standaardafwijking, Deze mag ten hoogste de waarden hebben aangegeven in onderstaande tabel.

4 Bij ‘all-in’ toeslagmateriaal geldt de tolerantie alleen voor toeslagmateriaal met D ≤ 8 mm.

11

Page 12: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Maximum standaardafwijking voor vijf monsters bij hergebruikspercentage asfaltgranulaat

≤ 30 31 t/m 70

korrelverdeling (%): op zeef C11,2 op zeef C 5,6 op zeef 2 mm door zeef 63 μm

6,5 5,5 4,5 1,2

6,0 5,0 4,0 1,0

bitumengehalte (%) 0,5 0,4

penetratie 5 (0,1 mm) 4 (0,1 mm)

5 Eisen aan het asfaltmengsel 5.1 Empirische of functionele eisen 5.1.2 Empirische eisen Het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 5.1.2 “Empirische eisen” is niet van

toepassing. 5.2 Algemene eisen 5.2.1 Samenstelling en korrelverdeling 5.2.1.2 Korrelverdeling

Voor de bepaling van de korrelverdeling moet de basis zeefset plus set 1, in overeenstemming met NEN-EN 13043, 4.1.2 worden toegepast.

5.2.2 Holle ruimte

De holle ruimte van het asfaltmengsel zal volgens NEN 13108-1, 5.2.2 worden verklaard, waarbij de maximum en minimum waarde moeten worden gekozen uit de tabellen 3 en 4. Voor de bepaling van de holle ruimte moeten gyratorverdichte proefstukken met een hoogte van 115 mm en een diameter van 150 mm worden vervaardigd. De bepaling van de holle ruimte geschiedt aan proefstukken met een diameter van 100 mm en een hoogte van 63 mm die verticaal, evenwijdig aan de as van de cilinder, uit het centrum van de gyratorkern worden geboord. De boven- en onderzijde van de boorkern moeten in gelijke delen worden afgezaagd.

5.2.4 Watergevoeligheid

De watergevoeligheid van het asfaltmengsel wordt op basis van het bepaalde in NEN-EN 13108-20, bijlage D.3 bepaald conform NEN-EN 12697-12 “Bepaling van de watergevoeligheid van bitumineuze proefstukken”.

12

Page 13: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

De watergevoeligheid van het asfaltmengsel moet, conform NEN-EN 13108-20, 6.5.2, worden bepaald met behulp van proefstukken vervaardigd in het laboratorium. Het mengen van asfalt ten behoeve van proefstukken moet geschieden conform NEN-EN 12697-35 “Mengen in het laboratorium”. De verdichting van proefstukken moet geschieden met behulp van een gyrator conform NEN-EN 12697-31 “Proefstukken verdicht met een gyratorverdichter”. Het verdichten van proefstukken met een gyrator moet onder de volgende condities geschieden: • verticale druk op proefstuk: 600 ± 10 kPa • aantal omwentelingen per minuut: 30 ± 2 • interne gyratorhoek: 0,82 ± 0,02° • diameter mal: 150 ± 1 mm Voor de bepaling van het benodigd aantal omwentelingen voor het verdichten van de proefstukken moet de volgende procedure worden doorlopen: - als het asfaltmengsel minimaal 30 % m/m toeslagmateriaal door zeef 2 mm

bevat: verdicht voldoende asfalt in de gyrator met 200 omwentelingen.

Meng hiertoe voldoende asfalt om naar schatting een gyratorproefstuk te krijgen met een hoogte van 115 mm en een diameter van 150 mm. Bepaal het aantal omwentelingen waarbij de gemiddelde hoogteafname van het gyratorproefstuk over de laatste 5 omwentelingen minder dan 0,30 % bedraagt. Voer deze handeling uit voor 2 proefstukken.

- als het asfaltmengsel minder dan 30 % m/m toeslagmateriaal door zeef 2 mm

bevat: verdicht voldoende asfalt in de gyrator met 200 omwentelingen. Meng hiertoe voldoende asfalt om naar schatting een gyratorproefstuk te krijgen met een hoogte van 115 mm en een diameter van 150 mm. Bepaal het aantal omwentelingen waarbij de gemiddelde hoogteafname van het gyratorproefstuk over de laatste 20 omwentelingen minder dan 0,05 % bedraagt. Voer deze handeling uit voor 2 proefstukken.

- het gemiddelde aantal omwentelingen voor 2 proefstukken moet naar boven

worden afgerond naar een waarde opgenomen in NEN-EN 13108-20, tabel C.1 (referentie C 1.4 t/m C 1.13). Het gevonden aantal omwentelingen moet worden gehanteerd bij het verdichten van de proefstukken voor de bepaling van de watergevoeligheid van een asfaltmengsel.

Afhankelijk van de bovenmaat D van het asfaltmengsel worden, conform NEN-EN 12697-12, 6.3, proefstukken gehanteerd met een diameter van 100 of 150 mm. Indien een proefstuk met een diameter van 100 mm moet worden toegepast dan moet deze verticaal, evenwijdig aan de as van de cilinder, uit het centrum van de gyratorkern worden geboord. De boven- en onderzijde van de boorkern moeten in gelijke delen worden afgezaagd.

13

Page 14: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

De watergevoeligheid van een asfaltmengsel wordt, conform NEN-EN 12697-12, 6.1, bepaald aan de hand van minimaal 6 proefstukken. De proefstukken worden, conform NEN-EN 12697-12, 6.6, verdeeld in 2 subgroepen van minimaal 3 proefstukken.

De proefstukken moeten een hoogte hebben van 50 ± 2 mm.

Tussen het zagen en het beproeven van de proefstukken moet een opslagtijd zijn van minimaal 2 weken. De opslagtijd mag maximaal 8 weken bedragen.

De proefstukken dienen te worden opgeslagen bij een temperatuur van 5 tot 15 ˚C. De minimale tijdsduur voor de opslag van proefstukken bij beproevingstemperatuur bedraagt 12 uur.

De indirecte treksterkte wordt, conform NEN-EN 13108-20, bijlage D.3, bepaald bij een temperatuur van 15 °C.

Bij de splijtproef moeten belastingstrips worden toegepast die voldoen aan de eisen gesteld in NEN-EN 12697-23, 5.2, tabel 2. De splijtproef moet, conform NEN-EN 12697-12, 8.6, binnen 1 minuut na verwijdering van het proefstuk uit waterbad of klimaatkast zijn uitgevoerd. In tegenstelling tot het gestelde in NEN 12697-23, hoofdstuk 9 wordt de gemeten indirecte treksterkte uitgedrukt in MPa, afgerond op 2 cijfers nauwkeurig. De maximale kracht P wordt uitgedrukt in N, afgerond op een heel getal.

5.2.5 Weerstand tegen afslijting door spijkerbanden

Het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 5.2.5 “Weerstand tegen afslijting door spijkerbanden” is niet van toepassing.

5.2.6 Weerstand tegen permanente vervorming (wielspoorproef)

De weerstand tegen permanente vervorming van een asfaltmengsel wordt op basis van het bepaalde in NEN-EN 13108-20, bijlage D.7 bepaald conform NEN-EN 12697-25 “Cyclische drukproef”, methode B (zie 5.4.3, blz. 14). NEN-EN 13108-1, 5.4.5 “Overspecificatie” geeft aan dat gecombineerde eisen aan de weerstand tegen permanente vervorming van een asfaltmengsel niet mogelijk zijn. Het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 5.2.6 “Weerstand tegen permanente vervorming” is derhalve niet van toepassing.

5.2.8 Weerstand tegen brandstof voor toepassing op vliegvelden 5.2.9 Weerstand tegen aantasting door de-icing vloeistoffen voor toepassing op

vliegvelden 5.3 Empirische eisen

Het bepaalde in NEN-EN 13108-1, 5.3 “Empirische eisen” is niet van toepassing. Voor toepassing van asfaltbeton op vliegvelden wordt verwezen naar Annex E van NEN-EN 13108-20.

14

Page 15: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

5.4 Functionele eisen 5.4.2 Stijfheid

De stijfheid van een asfaltmengsel wordt op basis van het bepaalde in NEN-EN 13108-20, bijlage D.8 bepaald met de vierpuntsbuigproef conform NEN-EN 12697-26 “Stijfheid”, bijlage B. De stijfheid van een asfaltmengsel moet, conform NEN-EN 13108-20, 6.5.2, worden bepaald met behulp van proefstukken vervaardigd in het laboratorium. Deze proefstukken worden gezaagd uit proefplaten. Het mengen van asfalt ten behoeve van de proefplaten moet geschieden conform NEN-EN 12697-35 “Mengen in het laboratorium”. De vervaardiging van de proefplaten moet geschieden conform NEN-EN 12697-33 “Proefstukvervaardiging door verdichting met een wals”. De referentiedichtheid benodigd voor de vervaardiging van de proefplaten wordt bepaald met behulp van gyratorverdichte proefstukken. Bij de verdichting van de proefstukken moeten de condities worden gehanteerd zoals aangegeven in 5.2.4 (zie blz. 12). Voor de bepaling van het benodigd aantal omwentelingen voor het verdichten van de proefstukken moet de in 5.2.4 (zie blz. 12) beschreven procedure worden doorlopen. Met het gevonden aantal omwentelingen uit NEN-EN 13108-20, tabel C.1 moeten met de gyrator 3 proefstukken (hoogte: 115 mm, diameter: 150 mm) worden vervaardigd. Uit deze proefstukken moet door middel van boren en zagen (conform de procedure beschreven in 5.2.4 (zie blz. 12)) proefstukken worden vervaardigd met een hoogte van 60 mm en een diameter van 100 mm. Van deze proefstukken moet conform NEN-EN 12697-6 de dichtheid worden bepaald. De gemiddelde dichtheid van de 3 proefstukken dient als referentiedichtheid bij de verdichting van de proefplaten. De dikte van een proefplaat moet conform NEN-EN 12697-24, B3.2.1 minimaal 70 mm (balkhoogte + 20 mm (conform NEN-EN 12697-24, D.3.2)) zijn. Tussen het zagen en het beproeven van de proefstukken moet een opslagtijd zijn van minimaal 2 weken. De opslagtijd mag maximaal 8 weken bedragen.

De proefstukken moeten worden opgeslagen bij een temperatuur van 5 tot 15 ˚C. De minimale tijdsduur voor de opslag van proefstukken bij beproevingstemperatuur bedraagt 12 uur. De stijfheid van een asfaltmengsel moet, evenals bij de bepaling van de weerstand tegen vermoeiing, worden bepaald aan de hand van minimaal 18 prismatische proefstukken. De afmetingen van een proefstuk, zie NEN-EN 12697-26, B.3.1 zijn als volgt: breedte B: 50 mm ± 1 mm, hoogte H: 50 mm ± 1 mm, lengte Ltot: 450 mm ± 1 mm. Bij het aanbrengen van de beugels op een proefstuk conform NEN-EN 12697-26, B.2.2 moet voor A bij voorkeur worden aangehouden 1/3 van de effectieve lengte L.

15

Page 16: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

De stijfheid moet, conform NEN-EN 13108-20, bijlage D.8, worden gemeten bij een temperatuur van 20 °C en een belastingsfrequentie van 8 Hz. Om beschadiging aan het proefstuk ten gevolge van vermoeiing te voorkomen moet in tegenstelling tot het bepaalde in NEN-EN 12697-26, 6.3.2 in alle situaties een maximaal rekniveau van 50 µm/m worden toegepast. De stijfheid van het asfaltmengsel moet conform NEN-EN 12697-26, B 4.2.6 worden bepaald bij de 100e lastherhaling.

5.4.3 Weerstand tegen permanente vervorming (cyclische drukproef)

De weerstand tegen permanente vervorming van een asfaltmengsel wordt op basis van het bepaalde in NEN-EN 13108-20, bijlage D.7 bepaald conform NEN-EN 12697-25 “Cyclische drukproef”, methode B. De weerstand tegen permanente vervorming van een asfaltmengsel moet, conform NEN-EN 13108-20, 6.5.2, worden bepaald met behulp van proefstukken vervaardigd in het laboratorium. Het mengen van asfalt ten behoeve van proefstukken moet geschieden conform NEN-EN 12697-35 “Mengen in het laboratorium”.

De verdichting van proefstukken moet geschieden met behulp van een gyrator conform NEN-EN 12697-31 “Proefstukken verdicht met een gyratorverdichter”. Bij de verdichting van proefstukken met een gyrator moeten de condities worden gehanteerd zoals aangegeven in 5.2.4 (zie blz. 12) Voor de bepaling van het benodigd aantal omwentelingen voor het verdichten van proefstukken moet de in 5.2.4 (zie blz. 12) beschreven procedure worden doorlopen.

Voor asfaltmengsels met een bovenmaat D tot en met 16 mm moeten proefstukken worden gehanteerd met een hoogte van 60 ± 3 mm (zie NEN-EN 12697-25, 5.3.3). Voor asfaltmengsels met een bovenmaat D groter dan 16 mm moeten proefstukken worden gehanteerd met een hoogte van 80 ± 3 mm (zie NEN-EN 12697-25, 5.3.3).

Bij de cyclische drukproef worden alleen proefstukken gehanteerd met een diameter van 100 mm. De proefstukken moeten verticaal, evenwijdig aan de as van de cilinder, uit het centrum van de gyratorkern worden geboord. De boven- en onderzijde van de boorkern moeten in gelijke delen worden afgezaagd. Tussen vervaardiging en het beproeven van de proefstukken moet een opslagtijd zijn van minimaal 2 weken. De opslagtijd mag maximaal 8 weken bedragen.

De proefstukken moeten worden opgeslagen bij een temperatuur van 5 tot 15 ˚C. De minimale tijdsduur voor de opslag van proefstukken bij beproevingstemperatuur bedraagt 12 uur.

De weerstand tegen permanente vervorming van een asfaltmengsel wordt, conform NEN-EN 12697-25, 5.3.1, bepaald aan de hand van minimaal 4 proefstukken.

Het toegepaste belastingsignaal moet, in tegenstelling tot het gestelde in NEN-EN 13108-20 tabel D.2, bestaan uit een haversine met een belastingstijd van 0,4 s en een rustperiode van 0,6 s (zie figuur 1).

16

Page 17: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

Asfaltmengsels, welke in deklagen zullen worden toegepast, moeten worden beproefd bij een temperatuur van 50 ± 1 °C (zie NEN-EN 13108-20, tabel D.2). De continu aanwezige opsluitspanning moet 0,15 MPa bedragen, de amplitude van de belastingspuls 0,30 MPa (zie NEN-EN 13108-20, tabel D.2) (zie figuur 1). Asfaltmengsels, welke in tussen- of onderlagen zullen worden toegepast, moeten worden beproefd bij een temperatuur van 40 ± 1 °C (zie NEN-EN 13108-20, tabel D.2). De continu aanwezige opsluitspanning moet 0,05 MPa te bedragen, de amplitude van de belastingspuls 0,20 MPa (zie NEN-EN 13108-20, tabel D.2) (zie figuur 1).

σA (t)

σA (t)

σc σc

Total axial pressureσA (t)

Time

σv

σc

Confining pressure : Haversinusoidal pressure (t) = (1 + sin t)Total axial pressure = +

σσ σ ω

σ

c

a v

cσ σA a (t) (t)

CRR-OCW 20470

Figuur 1: Cyclische drukproef op asfalt conform NEN-EN 12697-25, deel B Principeschets: Steundruk : σc Haversine axiale spanning : σa(t) = σv·[1 + sin (0,5·π·ωt)] Totale axiale spanning: σA(t) = σa(t) + σc

Voor deklaagmengsels

Temperatuur = 50°C σC = 0,15 MPa; σV = 0,30 MPa; σA,max = σC + 2σV = 0,75 MPa;

Voor tussen- en onderlaagmengsels

Temperatuur = 40°C σC = 0,05 MPa; σV = 0,20 MPa; σA,max = σC + 2σV = 0,45 MPa;

De meting van de verticale verplaatsing van het proefstuk vindt plaats op de belastingsplaat (zie NEN-EN 12697-25, 5.2.1.5). De cyclische proeven moet worden uitgevoerd met een wrijvingreducerend systeem tussen de belastingsplaten en het proefstuk bestaande uit latexmembranen waartussen siliconenvet is aangebracht (zie NEN-EN 12697-25, 5.4.6).

De verticale verplaatsing van het proefstuk moet gemeten worden vlak voor de belastingspuls wordt opgelegd (zie NEN-EN 12697-25, 5.5.4.1).

17

Page 18: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

5.4.4 Weerstand tegen vermoeiing

De weerstand tegen vermoeiing van een asfaltmengsel wordt op basis van het bepaalde in NEN-EN 13108-20, bijlage D.9 bepaald met de vierpuntsbuigproef conform NEN-EN 12697-24 “Weerstand tegen vermoeiing”, bijlage D. De weerstand tegen vermoeiing van een asfaltmengsel moet, conform NEN-EN 13108-20, 6.5.2, worden bepaald met behulp van proefstukken vervaardigd in het laboratorium. Deze proefstukken worden gezaagd uit proefplaten. Het mengen van asfalt ten behoeve van de proefplaten moet geschieden conform NEN-EN 12697-35 “Mengen in het laboratorium”. De vervaardiging van de proefplaten moet geschieden conform NEN-EN 12697-33 “Proefstukvervaardiging door verdichting met een wals”.

De referentiedichtheid benodigd voor de vervaardiging van de proefplaten wordt bepaald met behulp van gyratorverdichte proefstukken. Bij de verdichting van de proefstukken moeten de condities worden gehanteerd zoals aangegeven in 5.2.4 (zie blz. 12). Voor de bepaling van het benodigd aantal omwentelingen voor het verdichten van de proefstukken moet de in 5.2.4 (zie blz. 12) beschreven procedure worden doorlopen. Met het gevonden aantal omwentelingen uit NEN-EN 13108-20, tabel C.1 dienen met de gyrator3 proefstukken (hoogte: 115 mm, diameter: 150 mm) te worden vervaardigd. Uit deze proefstukken dient door middel van boren en zagen (conform de procedure beschreven in 5.2.4 (zie blz. 12)) proefstukken te worden vervaardigd met een hoogte van 60 mm en een diameter van 100 mm. Van deze proefstukken moet conform NEN-EN 12697-6 de dichtheid worden bepaald. De gemiddelde dichtheid van de 3 proefstukken dient als referentiedichtheid bij de verdichting van de proefplaten. De dikte van een proefplaat moet conform NEN-EN 12697-24, B3.2.1 minimaal 70 mm (balkhoogte + 20 mm (conform NEN-EN 12697-24, D.3.2)) zijn. Tussen het zagen en het beproeven van de proefstukken moet een opslagtijd zijn van minimaal 2 weken. De opslagtijd mag maximaal 8 weken bedragen.

De proefstukken moeten worden opgeslagen bij een temperatuur van 5 tot 15 ˚C. De minimale tijdsduur voor de opslag van proefstukken bij beproevingstemperatuur bedraagt 12 uur. De weerstand tegen vermoeiing van een asfaltmengsel moet conform NEN-EN 12697-24, D.4.3 worden bepaald aan de hand van minimaal 18 prismatische proefstukken (minimaal 6 proefstukken bij 3 verschillende rekniveau’s). De afmetingen van een proefstuk, zie NEN-EN 12697-24, D.3.1 zijn als volgt: breedte B: 50 mm ± 1 mm, hoogte H: 50 mm ± 1 mm, lengte Ltot: 450 mm ± 1 mm. Bij het aanbrengen van de beugels op een proefstuk conform NEN-EN 12697-24, D.2.2 moet voor A bij voorkeur worden aangehouden 1/3 van de effectieve lengte L. De weerstand tegen vermoeiing moet, conform NEN-EN 13108-20, bijlage D.9, worden gemeten bij een temperatuur van 20 °C en een belastingsfrequentie van 30 Hz.

18

Page 19: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

6 Beoordeling conformiteit

Proefstukken ten behoeve van het typeonderzoek moeten worden vervaardigd conform NEN-EN 13108-20, 6.5.2. De proefstukken moeten worden verdicht zoals aangegeven in 5.2.4, 5.4.2, 5.4.3 en 5.4.4 van dit document. Bij het typeonderzoek volgens NEN-EN 13108-20 om de conformiteit aan te tonen is met betrekking tot het bepaalde in 4.2.2 sub b van NEN-EN 13108-20 het navolgende van toepassing Voor toeslagmateriaal wordt als bron c.q. plaats van herkomst beschouwd: - Voor groevemateriaal uit Duitsland: het gebied, zoals ingedeeld naar deelstaat en

steensoort volgens de publicatie ‘Gewinnungsstätten von Festgesteinen für den Verkehrswegebau in der Bundesrepublik Deutschland’ van het Geologisches Landesamt Nordrhein-Westfalen, Krefeld;

- voor groevemateriaal uit andere gebieden geldt als plaats van herkomst de groeve waaruit het materiaal afkomstig is;

- voor grind en kiezelslag: het stroomgebied waaruit deze afkomstig is. Voor Rijn- en Maasgrind worden als stroomgebied onderscheiden de Bovenrijn, de Benedenrijn en de Maas. Bij herkomst uit andere stroomgebieden dient de naam van de winplaats te worden vermeld.

19

Page 20: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

BIJLAGE 1 Richtlijn Bouwproducten 1 Inleiding Bouwstoffen gebruikt in de GWW-sector zullen steeds vaker moeten voldoen aan de bepalingen uit de Europese Richtlijn “Bouwproducten” (89/106/EEG) om op de markt gebracht te mogen worden in de lidstaten van de Europese Unie inclusief de EFTA landen. Met deze richtlijn beoogt de Europese Commissie handelsbelemmeringen voor bouwproducten binnen de Europese Unie op te heffen. De richtlijn regelt dat onder de richtlijn aangewezen producten alleen in de handel gebracht mogen worden indien zij voldoen aan de fundamentele voorschriften van de richtlijn. Voor het voldoen aan deze fundamentele voorschriften zijn zogenaamde geharmoniseerde Europese specificaties (normen en goedkeuringen) uitgewerkt. Ten teken dat het product in overeenstemming is met deze Europese technische specificaties en dat het product onderworpen is geweest aan de van toepassing zijnde overeenstemmingsbeoordelings-procedure (attestation of conformity) van de richtlijn wordt het product voorzien van een zogenaamde CE-markering. De waarden van de eigenschappen (declared values) waaraan het product voldoet, zijn vastgelegd in de, aan de CE-markering toegevoegde gegevens. 2 Verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) Voor het opstellen van de verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring) zijn in de richtlijn verschillende mogelijkheden genoemd. De Europese Commissie geeft in haar mandaat voor het ontwikkelen van een geharmoniseerde productnorm voor een bepaalde productgroep (in dit geval de productgroep Asfalt) aan voor welke producteigenschappen testmethoden ontwikkeld moeten worden en welk systeem van conformiteit voor deze productgroep van toepassing is. Deze keuze maakt de Europese Commissie in overleg met de Lidstaten op grond van het belang van het product ten opzichte van de fundamentele voorschriften, in het bijzonder wat betreft veiligheid en gezondheid. Dit kan variëren van een fabrikanten-eigen verklaring (geen derde partij ; conformiteitssysteem 4) tot aan volledige certificatie van het product (conformiteitssysteem 1 en 1+). In alle gevallen is een beschreven productiecontrolesysteem vereist. Voor de productgroep Asfalt is het systeem 2+ voorgeschreven. Systeem 2+ betreft een verklaring van de fabrikant voor het product op basis van: a) taken van de fabrikant 1. typeonderzoek van het product; 2. productiecontrole in de fabriek; 3. indien mogelijk testen van in de fabriek genomen monsters

volgens een voorgeschreven controleprogramma; b) taken van de erkende instantie 4. certificatie van de in de fabriek uitgevoerde productiecontrole op

basis van: — de initiële inspectie van de fabriek en de productiecontrole in

de fabriek; — indien mogelijk, permanente bewaking, beoordeling en erkenning

van de productiecontrole in de fabriek. 3 Verplichtingen Levert een producent (of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde ) een product dat niet aan de waarden voldoet die hij bij de CE-markering heeft vermeld (declared values) , dan pleegt de fabrikant een economisch delict. Toezicht op het juiste gebruik van de CE-markering (market surveillance) is de verantwoordelijkheid van de lidstaat en in Nederland is dat opgedragen aan de VROM-inspectie. Het desbetreffende product mag zonder CE-markering niet in de handel gebracht worden. De (overheids)afnemer van het product moet afgaan op de volgens de CE-markering verklaarde

20

Page 21: Ter visie - Asfaltblij · 2014. 3. 10. · De serie normen NEN-EN 13108 “Bitumineuze mengsels – materiaalspecificaties” bestaat uit tien normen: NEN-EN 13108 – 1 Deel 1 “Asfaltbeton”;

eigenschappen. Met de CE-markering beoogt de Europese Commissie ook een vereenvoudiging in het keuringsregiem te bereiken. Derhalve dient extra keuring op eigenschappen, die onder de CE markering zijn getest, niet meer plaats te vinden. De CE-markering op het product betekent dat het product geschikt is voor het beoogde gebruik in de constructie. 4 CE-markering De CE-markering bevat het identificatienummer van de erkende controle-instantie (indien van toepassing), de naam of de identificatie en het adres van de producent, de datum waarop de CE markering is aangebracht, en eventueel aanduidingen ter identificatie van de kenmerken van het product in samenhang met de van toepassing zijnde technische specificaties. Zoals gesteld, behoort de CE-markering bij het product dat wordt verhandeld. Daarnaast bestaat de zogenaamde Verklaring van overeenstemming (conformiteitsverklaring). Deze verklaring bevat de gegevens op grond waarvan de producent gerechtigd is om een CE-markering bij het product te hanteren. Hierbij hoort bijvoorbeeld ook het productiecontrole-certificaat dat door de erkende instelling is opgesteld indien onder systeem 2+ wordt gewerkt. Deze verklaring moet door de producent worden bewaard en is op aanvraag door de controlerende instanties (in Nederland de VROM inspectie) te tonen. 5 Bouwstoffenbesluit Bij de gegevens die voor een bouwproduct moeten worden vermeld komt ook het onderwerp gevaarlijke bestanddelen voor. Hiervoor wordt verwezen naar regelgeving die in de lidstaat van kracht is. Dit betekent dat de eisen van het Nederlandse Bouwstoffenbesluit onverkort gelden, aanvullend op de eisen voor de CE markering. De uitloging van milieugevaarlijke stoffen is nog niet geharmoniseerd in Europa. 6 Nadere informatie Nadere informatie over CE-markering en de betekenis daarvan voor partijen is te vinden op de internet site van het ministerie van VROM www.vrom.nl, dossier CE-markering.

21