TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De...

88
TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017 april 2018

Transcript of TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De...

Page 1: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO

STAAT VAN HET ONDERWIJS 2016/2017 april 2018

Page 2: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

INHOUD

Inleiding 4

1 Databronnen en definities 5 Databronnen 5 1.1

1.1.1 Leerlingtellingen (BRON) 5 1.1.2 CBS-microdata 6 1.1.3 Stelselonderzoek 6 1.1.4 Financiën 9

Definities 9 1.21.2.1 Algemeen 9 1.2.2 Achtergrondgegevens leerling 9 1.2.3 Schoolgegevens leerling 10 1.2.4 Gegevens scholen 12

2 Instellingstoezicht 13 Beschrijving objecten van toezicht 13 2.1 Vervolgtoezicht 14 2.2

3 Participatie en prestaties 15 De studentpopulatie 15 3.1

3.1.1 Populatiebeschrijving 15 Plaatsing/instroom 18 3.2

3.2.1 Instroom 18 3.2.2 Passende plaatsing 22 3.2.3 Directe instroom 24

Doorstroom en uitval 26 3.33.3.1 Opstroom 26 3.3.2 Uitval 29

Studiekeuze en switchgedrag 30 3.43.4.1 Switch-gedrag 31

Diplomering 32 3.53.5.1 Gediplomeerde uitstroom 33 3.5.2 Passend diploma 37 3.5.3 Meerdere diploma’s 41 3.5.4 Studieduur bij uitstroom 44 3.5.5 Inspectieoordelen onderwijsresultaten 44 3.5.6 Inspectieoordelen examinering en diplomering 45 3.5.7 Regioverschillen opbrengsten 46

VSV 48 3.63.6.1 VSV 48

Stages 49 3.73.7.1 Studenttevredenheid stages (JOB monitor) 49

Overgang vervolgonderwijs/arbeidsmarkt 51 3.83.8.1 Overgang MBO-HBO 51 3.8.2 Overgang MBO-arbeidsmarkt 55

4 Onderwijsproces 60 Leskwaliteit 60 4.1

4.1.1 Inspectieoordelen onderwijsproces 60 4.1.2 Lesobservaties 60 4.1.3 Studenttevredenheid onderwijs (JOB monitor) 62

Page 3: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Docentenvaardigheden 63 4.24.2.1 Vaardigheden leraren (lesobservaties) 63 4.2.2 kenmerken docenten (lesobservaties) 65 4.2.3 Relatie onderwijsproces en docentkenmerken 66

5 Schoolklimaat 69 Sociale veiligheid 69 5.1

5.1.1 Meldingen aan vertrouwensinspecteurs 69 5.1.2 Veiligheidsbeleving (JOB monitor) 69

6 Sturing/Bestuur 71 Financiële aspecten 71 6.1

6.1.1 Inspectieoordeel financieel beheer 72 Kwaliteitszorg 72 6.2

6.2.1 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op bestuursniveau 72 6.2.2 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op opleidingsniveau 73 6.2.3 Inspectieoordelen naleving overige wettelijke vereisten 74

Medezeggenschap 75 6.36.3.1 Studenttevredenheid inspraak (JOB monitor) 75

7 Niet bekostigd MBO 77 De studentpopulatie 77 7.1 Instroom NBI 78 7.2 Diplomering NBI 79 7.3

7.3.1 Gediplomeerde uitstroom NBI 79 7.3.2 Passend diploma NBI 79

Vergelijking populatie NBI en bekostigd MBO 80 7.4

8 Groen 82 Inspectieoordelen groen onderwijs 82 8.1 Instroom, doorstroom, uitstroom Groen 83 8.2

9 Passend onderwijs 88 Studenttevredenheid studeren met een beperking (JOB monitor) 88 9.1

Page 4: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 4 van 88

Inleiding Dit is het technische rapport dat ten grondslag ligt aan het sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs van de Staat van het Onderwijs 2016/2017. In dit rapport staat de verantwoording van de onderzoeksgegevens. In hoofdstuk 1 komen de databronnen en definities aan bod. In de hoofdstukken 2-9 worden afzonderlijke aspecten van het onderwijs besproken. Hierin komen zowel bekostigd als niet-bekostigd onderwijs aan bod. Elke paragraaf begint met een puntsgewijze weergave van de meest in het oog springende bevindingen.

Page 5: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 5 van 88

1 Databronnen en definities

Databronnen 1.1In deze paragraaf worden de bestanden en definities beschreven die gebruikt zijn voor de analyses. Hier worden ook de overwegingen besproken om bepaalde bestanden aangepast te gebruiken (bijvoorbeeld via weging) en wordt de representativiteit van de bestanden besproken.

1.1.1 Leerlingtellingen (BRON)

1.1.1.1 Bekostigd mbo Op basis van de leerlingtellingen zijn drie verschillende bestanden gemaakt: een instroom-, populatie- en uitstroombestand. De basis hiervoor zijn de ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden, hierin komt elke student in elk jaar maar één keer voor. Instroom Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het bekostigd MBO in jaar t (inschrijving op 1-10 jaar t) die in jaar t-1 niet in het MBO waren ingeschreven. Hieraan zijn de 1-cijferbestanden SO, VO, VAVO, NBI MBO en NBI VO/VAVO van jaar t-1 gekoppeld, om vast te stellen of een student het jaar daarvoor een hoofdinschrijving had in één van deze onderwijssoorten en dus direct is doorgestroomd naar het MBO. De cijfers mbt 2017/2018 zijn gebaseerd op het voorlopige 1-cijferbestand, de vooropleidingsgegevens van dit jaar zijn nog niet beschikbaar, dus die informatie (en informatie over passende plaatsing) ontbreekt voor dit schooljaar in de tabellen. Populatie De populatie bestaat uit mbo-studenten die een geldige inschrijving hebben bij een bekostigde instelling. Hiervoor is gebruik gemaakt van ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden 2010 tot en met 2016. Ten behoeve van het vaststellen van (ongediplomeerde) switch naar een andere opleiding is per jaar ook het 1-cijfer examenbestand gekoppeld waarin alle behaalde diploma’s zijn opgenomen. Uitstroom Het uitstroombestand wordt gebruikt om de opbrengsten op stelselniveau in kaart te brengen. Opbrengsten zijn gedefinieerd als het percentage studenten dat het mbo gediplomeerd heeft verlaten. De onderzoeksgroep is beperkt tot de groep studenten die bij aanvang van schooljaar t in het mbo zaten (inschrijving op 1-10 jaar t) en bij aanvang van schooljaar t+1 (1-10 jaar t+1) het mbo hebben verlaten (mbo-verlaters). De behaalde diploma’s (uit het 1-cijfer examenbestand) zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. Deze definitie betreft alle schooljaren waarover gerapporteerd wordt.

1.1.1.2 Niet bekostigd mbo Voor het niet-bekostigd onderwijs zijn er inschrijvingsbestanden beschikbaar vanaf 2013. Voor de analyses ten behoeve van de Staat van het Onderwijs is gebruik gemaakt van de ontdubbelde 1-cijfer stelselbestanden, hierin komt elke student maar één keer voor. Instroom Het instroombestand bevat de studenten met een inschrijving in het niet-bekostigd MBO in jaar t die in jaar t-1 niet in het niet-bekostigd MBO waren ingeschreven. Populatie De populatie niet bekostigde MBO studenten bestaat uit studenten die in de periode 1 oktober jaar t tot 1 oktober jaar t+1 een geldige inschrijving hebben aan een niet-bekostigde instelling. Uitstroom

Page 6: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 6 van 88

Net als voor het bekostigd mbo is het uitstroomrendement berekend van de studenten die in cursusjaar t het niet-bekostigd mbo(nbo) hebben verlaten. Het betreft studenten die op 1 oktober jaar t een geldige inschrijving hebben in het niet-bekostigd mbo en op 1 oktober jaar t+1 niet meer staan ingeschreven in het niet-bekostigd mbo. Een deel van deze uitstromers heeft een diploma behaald in het niet-bekostigd mbo. In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg). In OVO zitten in eerdere jaren weinig studenten, maar het neemt de laatste jaren wel toe.

1.1.1.3 Bekostigingstelling MBO Basisgegevens bekostigd onderwijs (Bbo rom bestanden) van DUO. Deze bestanden zijn gebaseerd op de 1-cijferbestanden en bevatten het aantal bekostigde studenten per brin, crebo, niveau en leerweg. Deze bestanden zijn gebruikt voor de beschrijving van de objecten van toezicht.

1.1.2 CBS-microdata De BRON-data is op studentniveau gekoppeld aan CBS-microdata. De gegevens die via het CBS beschikbaar komen zijn de opleiding van de ouders van studenten, het inkomen van de ouders van studenten en de precieze geboortedatum van studenten. In sectie 1.2 komen de gebruikte definities aan bod.

1.1.3 Stelselonderzoek

1.1.3.1 Onderzoekskader Het toezicht van de Inspectie is per 1 augustus 2017 veranderd. En daarmee is er ook een nieuw onderzoekskader opgesteld. De beoordelingen in de stelselonderzoeken zijn gebaseerd op het onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het middelbaar onderwijs. Het nieuwe kader is anders van opzet dan het voorgaande kader (toezichtkader BVE 2012). Als gevolg daarvan kan er geen vergelijking meer worden gemaakt met de onderzoeksresultaten uit eerdere jaren.

1.1.3.2 Steekproef In 2017 is bij 23 bekostigde instellingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij 7 daarvan is een volledig vierjaarlijks onderzoek uitgevoerd, waarbij ook oordelen op bestuursniveau zijn gegeven. Bij deze instellingen is bij 2 opleidingen een stelselonderzoek uitgevoerd. Bij de overige instellingen zijn alleen stelselonderzoeken op opleidingsniveau uitgevoerd. Per instelling zijn er 2 tot 6 opleidingen (bc-codes) bezocht. In totaal zijn er in 2017 90 opleidingen bezocht. Representativiteit Om te bepalen in hoeverre de steekproef een representatief beeld geeft over het middelbaar beroepsonderwijs is gekeken naar de verdeling van de kenmerken sector, opleidingsniveau, leerweg en type instelling op landelijk niveau en de verdeling van deze kenmerken binnen de steekproef. Deze zijn getoetst met een chi kwadraattoets. Een groot deel van de mbo-opleidingen bestaat uit techniekopleidingen, maar deze opleidingen zijn vaak klein: 27 procent van de studenten in het mbo volgt een techniekopleiding. Bij de steekproeftrekking is hiermee rekening gehouden. De verdeling van de steekproefopleidingen sluit aan bij de landelijke verdeling van de studenten over de sectoren in het mbo. Tabel 1.1.3.a Verdeling naar sector

Landelijk (%) opleidingen

Landelijk (%) deelnemers

Steekproef 2017 (%)

Techniek 45 27 25

Page 7: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 7 van 88

Groen 7 5 3 Economie 31 34 29 Zorg 15 32 38 Combi 2 2 4 Totaal 100 100 100 De steekproef is representatief naar type instelling. Tabel 1.1.3.b Verdeling naar type instelling

Landelijk (%) Steekproef 2017 (%) Vakinstelling 4 5 ROC 89 91 AOC 7 4 Totaal 100 100 De steekproef is representatief naar de verdeling van leerweg op opleiding. De verdeling over leerweg sluit ook aan bij de landelijke verdeling van studenten over leerweg. Tabel 1.1.3.c Verdeling naar leerweg

Landelijk (%) Landelijk (%) deelnemers Steekproef 2017 (%) BOL 60 79 68 BBL 40 21 32 Totaal 100 100 100 De steekproef is representatief naar opleidingsniveau. Tabel 1.1.3.d Verdeling naar opleidingsniveau

Landelijk (%) Steekproef 2017 (%) 1 5 3 2 23 28 3 30 19 4 42 45 Totaal 100 100 Weging De grootte van de instelling bepaalt mede hoeveel opleidingen er worden onderzocht. Naar verhouding leveren kleine instellingen meer opleidingen aan het stelselonderzoek dan grote instellingen. Daarom wordt er bij de analyse van de stelselgegevens een weegfactor toegepast, deze wordt vastgesteld aan de hand van de volgende formule: gewicht = (n opl in brin x n opl in de steekproef) (n opl van alle brins in de steekproef x n getrokken opl in brin) In een voorbeeld ziet dat er als volgt uit: De totale steekproef bevat 90 opleidingen van 23 instellingen. Gezamenlijk bieden de 23 instellingen 1160 opleidingen aan. Instelling x biedt 79 opleidingen aan waarvan er 6 zijn getrokken voor de steekproef. Het gewicht dat aan deze instelling wordt toegekend is dus 1.02

Page 8: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 8 van 88

(79*90)/(1160*6). In tabel x.x is een overzicht gemaakt van de gewichten die aan iedere instelling zijn toegekend. Tabel 1.1.3.e gewichten per instelling

Brin Aantal steekproefopleidingen Totaal aantal opleidingen Gewicht x 6 76 0,98 x 3 10 0,26 x 4 12 0,23 x 4 12 0,23 x 5 50 0,78 x 5 48 0,74 x 5 25 0,39 x 4 11 0,21 x 3 7 0,18 x 6 83 1,07 x 2 13 0,50 x 2 72 2,79 x 6 124 1,60 x 6 56 0,87 x 6 79 1,02 x 2 65 2,52 x 2 80 3,10 x 6 119 1,54 x 2 66 2,56 x 2 15 0,58 x 2 26 1,01 x 2 29 1,13 x 5 82 1,06 De data op opleidingsniveau die in de Staat van het Onderwijs 2016-2017 worden gepresenteerd, zijn gewogen volgens bovenstaande methode.

1.1.3.3 Lesobservaties en teamformulieren Tijdens de schoolbezoeken vinden lesobservaties plaats. Tijdens deze lessen scoort de (getrainde) inspecteur meerdere indicatoren die betrekking hebben op het pedagogisch-didactische handelen van de leraar. De lesobservaties zijn niet bedoeld om een oordeel over een individuele leraar te geven. Daarvoor zouden meer lessen van dezelfde leraar geobserveerd moeten worden. Wel kan hiermee een uitspraak over de kwaliteit van de lessen op stelselniveau worden gedaan. Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er 285 lesobservatieformulieren beschikbaar van 21 bekostigde mbo-instellingen en 77 beroepsopleidingen. Naast de lesobservaties worden ook de docentgegevens van het hele team van alle bezochte opleidingen opgevraagd. Op peildatum 17 oktober 2017 zijn er gegevens van 712 docenten van 58 opleidingen. Met de gegevens van 2015 en 2016 komt het totaal op 2513 docenten van 205 verschillende opleidingen. In de beschrijvingen en tabellen in paragraaf 4.2 zijn de docentgegevens van 2015, 2016 en 2017 bij elkaar genomen. De achtergrondkenmerken van de leraren uit het formulier teamgegevens zijn op basis van docentnummer gekoppeld aan de lesobservaties. Bij een aantal lesobservaties is geen (of een

Page 9: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 9 van 88

niet bestaand) docentnummer ingevuld en bij een aantal opleidingen is geen teamformulier beschikbaar. Dit resulteert er in dat er in 2017 bij 58,9% van de lesobservaties ook docentgegevens beschikbaar zijn, bij 117 lesobservaties (41,1%) ontbreken de docentkenmerken.

1.1.4 Financiën De inspectie rapporteert over het aantal besturen onder aangepast financieel toezicht en over de waarde van de indicatoren solvabiliteit (de mate waarin besturen op langere termijn aan de verplichtingen kunnen voldoen), liquiditeit (de mate waarin besturen op kortere termijn aan hun verplichtingen kunnen voldoen) en rentabiliteit (het evenwicht tussen baten en lasten en de ontwikkeling van het eigen vermogen). Een bestuur komt onder aangepast financieel toezicht als het teveel risico neemt op het gebied van financiële continuïteit, rechtmatigheid of doelmatigheid. Zie ook: Inspectie van het Onderwijs (2017a). De financiële staat van het onderwijs 2016. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.

Definities 1.2In deze paragraaf worden de definities beschreven die gebruikt zijn in de analyses.

1.2.1 Algemeen Inschrijvingsjaar Het kalenderjaar waarin op teldatum 1 oktober unieke (hoofd)inschrijvingen worden geteld.

1.2.2 Achtergrondgegevens leerling Sociaaleconomische achtergrond- Hoogst behaalde opleiding ouders Het hoogst behaalde opleidingsniveau van de juridische ouders van de student van het inschrijvingsjaar ingedeeld in vijf categorieën: Opleiding onbekend, maximaal een mbo 2 opleiding, een mbo 3 of mbo 4 opleiding, hbo bachelor & associate degree en wo & hbo master. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2014; voor de inschrijvingsjaren 2015 en 2016 gebruiken we gegevens uit 2014. In de meeste gevallen is van de ouders van studenten in het mbo het hoogste behaalde opleidingsniveau bekend. Als het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het inschrijvingsjaar niet bekend is, wordt het hoogst behaalde opleidingsniveau van de ouders in het laatst beschikbare jaar gebruikt (2014). Voor de studenten waarvan ook in dit jaar het hoogste behaalde opleidingsniveau onbekend is, is er een aparte categorie opgenomen: Opleiding onbekend. Sociaaleconomische achtergrond- Inkomen ouders Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van het huishouden van de student in het inschrijvingsjaar. De laatst beschikbare gegevens komen uit 2015; voor het inschrijvingsjaar 2016 gebruiken we gegevens uit 2015. In de meeste statistieken maken we gebruik van het inkomen verdeeld in vijf gelijke groepen binnen de totale bevolking (quintielen), plus een categorie die weergeeft dat het inkomen van de ouders onbekend is. Migratieachtergrond De migratieachtergrond van de student wordt bepaald op basis van zijn/haar geboorteland en de geboortelanden van zijn/haar juridische ouders. Studenten worden in 4 categorieën ingedeeld: studenten zonder migratieachtergrond, studenten met een westerse migratieachtergrond, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond van de 2de generatie, studenten met een niet-westerse migratieachtergrond en van de 1ste generatie. Leeftijd Leeftijd van de student op 1 oktober van het inschrijvingsjaar.

Page 10: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 10 van 88

Apcg Een armoedeprobleemcumulatiegebied is een postcodegebied waarin zowel het percentage huishoudens met lage inkomens, als het percentage huishoudens met een uitkering én het percentage niet-westerse allochtonen hoger ligt dan 80% van alle postcodegebieden in Nederland, het zogenaamde 80e percentiel. SCP statusscore Statusscores zijn scores die het SCP berekent en die aangeven hoe de sociale status van een wijk is, in vergelijking met andere wijken in Nederland. Met de sociale status bedoelen we hier niet het aanzien of de populariteit van een wijk. De sociale status van een wijk is afgeleid van een aantal kenmerken van de mensen die er wonen en bestaat uit vier gegevens: het gemiddelde inkomen in een wijk, het percentage mensen met een laag inkomen, het percentage laag opgeleiden en het percentage mensen dat niet werkt.

1.2.3 Schoolgegevens leerling Instroom Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t-1 geen inschrijving in het MBO had. Instroom laag opgeleiden Het aandeel studenten in het eerste jaar met een lage vooropleiding (onder vmbo-kader: pro, geen vmbo-diploma, vmbo-basis). Directe instroom Instroom van studenten in het MBO die in jaar t-1 stonden ingeschreven in het voortgezet onderwijs. Passende plaatsing Het aandeel studenten dat geplaatst is op het mbo-niveau op of boven het niveau dat verwacht mag worden op grond van de vooropleiding. Tabel 1.2.3.a Passende plaatsing

Vooropleiding Niveau plaatsing onder op boven onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school

1 2 -

praktijkonderwijs - 1 >1 geen vmbo diploma* - 1 >1 vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 1 2 >2 vmbo KL diploma <3 3 4 vmbo GL diploma <4 4 - vmbo TL diploma <4 4 - havo/vwo zonder diploma <4 4 - havo/vwo met diploma <4 4 mbo niveau 1 1 2 >3 mbo niveau 2 <3 3 4 mbo niveau 3 <4 4 - mbo niveau 4 <4 4 - 27 jaar en ouder of vbo 1 2 >2

*het betreft hier plaatsing in het eerste jaar, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag, dus dat is een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma Switch

Page 11: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 11 van 88

Student met een inschrijving in jaar t, die geen diploma heeft behaald in jaar t en in jaar t+1 staat ingeschreven op een opleiding in een andere subgroep. Het gaat hierbij alleen om switch in opeenvolgende studiejaren. Studenten die na (een aantal jaren van) uitval terugkeren in het MBO en dan aan een opleiding in een andere subgroep starten, worden niet meegeteld als switcher. Opstroom Het aandeel studenten dat in jaar t staat ingeschreven op niveau 2 of 3 en in jaar t+1 is ingeschreven op een hoger mbo-niveau. De entreeopleiding wordt buiten beschouwing gelaten en vanuit niveau 4 is binnen het MBO geen opstroom mogelijk. Uitstroom Student die op 1 oktober jaar t staat ingeschreven in het MBO, maar op 1 oktober jaar t+1 geen inschrijving in het MBO meer heeft. Gediplomeerde uitstroom Het diplomaresultaat drukt het percentage gediplomeerde mbo-verlaters uit t.o.v. alle mbo-verlaters in een schooljaar. De behaalde diploma’s zijn per student ontdubbeld. D.w.z. per student is alleen het hoogst behaalde mbo-diploma opgenomen in het analysebestand. Dat diploma kan in een eerder schooljaar zijn behaald. In de rendementsberekening van de studenten in het niet-bekostigd mbo wordt een onderscheid gemaakt naar doelgroep: 23min, 23plus en OVO (opleidingen die onderwijs aanbieden in de derde leerweg). Passend diploma Het aandeel uitgestroomde studenten dat een diploma haalt op of boven het niveau dat past bij de vooropleiding. Daarbij is de volgende indeling aangehouden: Tabel 1.2.3.b Passend diploma

Vooropleiding Niveau diploma onbekend, Eng str, Baccalaureate, Europese school 2 praktijkonderwijs 1 geen vmbo diploma* 2 vmbo BL diploma of vm2 of LWT' 2 vmbo KL diploma 3 vmbo GL diploma 4 vmbo TL diploma 4 havo/vwo zonder diploma 4 havo/vwo met diploma 4 mbo niveau 1 2 mbo niveau 2 3 mbo niveau 3 4 mbo niveau 4 4 27 jaar en ouder of vbo 2

* er is voor deze groep een verschil tussen passende plaatsing en passend diploma: voor plaatsing in het eerste jaar is niveau 1 passend, op het moment van diploma/uitstroom is niveau 1 te laag Studieduur Het aantal jaar dat een student in het mbo staat ingeschreven bij uitstroom met het behalen van een diploma. Voortijdig schoolverlaten (VSV) Het aandeel studenten dat vanuit het mbo het onderwijs verlaat zonder startkwalificatie van het aantal studenten in het mbo dat op 1-10-t-1 nog geen 22 jaar is. Een startkwalificatie is een havo, vwo of minimaal een mbo-2 diploma.

Page 12: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 12 van 88

1.2.4 Gegevens scholen Niveau1 Het MBO heeft opleidingen op 4 niveaus:

• Entreeopleiding: bedoeld voor jongeren zonder diploma van een vooropleiding. Deze opleiding bereid jongeren voor op de arbeidsmarkt of doorstroom naar een niveau 2 opleiding.

• Basisberoepsopleiding (niveau 2): bereid studenten voor op uitvoerende werkzaamheden.

• Vakopleiding (niveau 3): studenten leren werkzaamheden zelfstandig uit te voeren. • Middenkaderopleiding (niveau 4): studenten leren werkzaamheden volledig zelfstandig

uit te voeren. Studenten met een diploma op niveau 4 kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding in het HBO.

Leerweg Er zijn verschillende leerwegen in het MBO:

• Beroeps Opleidende Leerweg (BOL): geeft praktijkervaring in de vorm van stages naast vastgestelde contacturen op school.

• Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL): de student werkt vier dagen in de week en gaat daarnaast één dag per week naar school voor de theoretische vorming.

• OVO, derde leerweg2: Volwassen kunnen in de derde leerweg via een maatwerktraject een volwaardig mbo-diploma behalen. De opleidingen kennen geen wettelijke urennorm en houden zo optimaal mogelijk rekening met wat een student al weet en kan.

• Examendeelnemer: student die alleen staat ingeschreven om deel te nemen aan het examen. Dit betekent dat hij geen lessen volgt of stage loopt.

Type instelling In de sector MBO zijn er verschillende typen instellingen3:

• Regionale opleidingscentra (ROC): bieden een breed pakket van opleidingen in verschillende sectoren.

• Agrarische opleidingscentra (AOC): instellingen die opleidingen verzorgen op het gebied van voeding, natuur en milieu; zogeheten ‘groene’ opleidingen.

• Vakinstellingen: richten zich op opleidingen voor één beroepenveld binnen één sector, zoals scheepvaart, grafische sector of de voedingsindustrie.

Regio Nederland wordt op basis van de postcode van de instelling ingedeeld in 4 regio’s:

• Noord: Groningen, Friesland, Drenthe • Oost: Overijssel, Gelderland • Midden: Flevoland, Utrecht, Noord-Holland, Zuid-holland • Zuid: Zeeland, Brabant, Limburg

1 https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/middelbaar-beroepsonderwijs/opleidingen-niveaus-en-leerwegen-in-het-mbo 2 http://www.canonberoepsonderwijs.nl/De-derde-leerweg 3 https://www.mboraad.nl/het-mbo/feiten-en-cijfers/mbo-scholen

Page 13: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 13 van 88

2 Instellingstoezicht

Beschrijving objecten van toezicht 2.1 Het aantal MBO besturen is min of meer stabiel na een lichte daling in de periode tot en met 2011. In de aantallen in onderstaande tabel vallen ook besturen die naast MBO ook onderwijsinstellingen onder zich hebben die onderwijs bieden aan VO en MBO. Het zijn dus niet per definitie ‘pure’ mbo besturen. Tabel 1.2.4.a aantal MBO besturen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp n n n n n n n n n n

aantal besturen 70 69 68 67 66 67 67 67 66 65 In de meeste gevallen valt het MBO bestuur samen met de MBO instelling, maar er zijn een paar besturen waar meer dan één MBO instelling onder valt. Daardoor ligt het aantal MBO instellingen iets hoger. Tabel 1.2.4.b aantal MBO instellingen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp n n n n n n n n n n

aantal instellingen 73 72 71 70 69 69 69 69 68 67 *instelling=brin Het totaal aantal aangeboden opleidingen per jaar schommelt wat en lijkt de afgelopen jaren iets af te nemen. Tabel 1.2.4.c aantal MBO opleidingen per jaar

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016vlp n n n n n n n n n n

Aantal opleidingen 4363 4415 4480 4499 4434 4371 4286 4222 4148 4135 *opleiding=bc x niveau Het aantal opleidingen per instelling varieert van 1 tot bijna 100. Vakinstellingen hebben een smal opleidingsaanbod, terwijl ROC’s vaak een breed scala aan opleidingen aanbieden. Tabel 1.2.4.d aantal MBO opleidingen per instelling

minimum maximum mediaan gemiddelde 2007 1 145 98 97,1 2008 1 146 100 98,1 2009 1 149 98 99,3 2010 1 153 99 99,7 2011 1 149 101 98,9 2012 1 151 98 96,6 2013 1 147 96 94,3 2014 2 145 95 92,2 2015 1 141 95 91,2 2016vlp 2 142 94 91,3

*opleiding=bc x niveau

Page 14: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 14 van 88

Vervolgtoezicht 2.2 Indien er uit het steekproefonderzoek naar voren is gekomen dat er tekortkomingen zijn in de kwaliteit van opleidingen, vindt er vervolgtoezicht plaats. Het eindoordeel is bij bijna 70 procent van de opleidingen voldoende, bij 29% onvoldoende en in 2017 heeft bijna 3% van de opleidingen het eindoordeel zeer zwak (onvoldoende voor onderwijsproces en onderwijsresultaten) gekregen. Tabel 1.2.4.a eindoordeel opleiding

% Ongewogen n Zeer zwak 2,6 2 Onvoldoende 28,9 22 Voldoende 68,5 65 Goed 0,0 0 Totaal 100,0 89

*eindoordeel goed wordt nog niet gegeven Vanwege het nieuwe onderzoekskader kunnen de oordelen van 2017 niet zonder meer vergeleken worden met de oordelen uit voorgaande jaren, maar het beeld is wel grofweg hetzelfde. Tabel 1.2.4.b vervolgtoezicht en tekortkomingen mbo-opleidingen in percentages

2017 %

zeer zwak onderwijs 3 onvoldoende onderwijsproces 5 onvoldoende onderwijsresultaten 24 onvoldoende examenkwaliteit 34 niet-naleving: onvoldoende kwaliteitsborging 22 niet-naleving: overige wettelijke vereisten 11 *een opleiding kan in meerdere categorieën voorkomen

Page 15: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 15 van 88

3 Participatie en prestaties

De studentpopulatie 3.1• Het aandeel BBL studenten is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen.

3.1.1 Populatiebeschrijving De totale populatie studenten in het bekostigd mbo is in 2016/2017 na een aantal jaren van lichte daling weer toegenomen. In de verdeling van studenten over de verschillende niveaus valt op dat het aandeel studenten dat staat ingeschreven op niveau 1 in 2014/2015 sterk is gedaald. Dit kan worden verklaard door de omvorming van de niveau 1 opleiding tot entreeopleiding die alleen nog toegankelijk is voor deelnemers zonder vo-diploma. Deze omvorming is ingegaan per 1 augustus 2014. Daarnaast is het aantal bedrijfsgerelateerde trajecten op niveau 1 afgebouwd. In de studentpopulatie niveau 2 is een vergelijkbare, maar minder extreme, afname zichtbaar. Dit hangt waarschijnlijk samen met het vervallen van de drempelloze instroom op niveau 2, waardoor het in principe niet meer mogelijk is om zonder diploma op dit niveau in te stromen. Een groeiend aandeel studenten volgt een opleiding op niveau 4. Tabel 3.1.1.a totale mbo populatie naar niveau (n 2016/17=491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017

niveau 1 4,9 4,7 4,6 4,1 2,9 2,7 2,7 niveau 2 25,2 24,1 23,3 22,1 20,3 18,8 17,7 niveau 3 27,3 27,5 27,4 27,2 26,9 27,0 26,6 niveau 4 42,7 43,7 44,7 46,6 49,9 51,5 53,0 Totaal n 545543 534350 525010 511954 491515 483948 491850

Het aandeel studenten dat een opleiding volgt in de BBL is na jaren van daling in 2016/2017 weer licht gestegen. Tabel 3.1.1.b totale mbo populatie naar leerweg (n 2016/17=491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 BOL Voltijd 63,8 65,2 67,3 71,6 76,6 78,1 77,6 BBL 31,2 30,4 28,7 24,9 21,0 20,2 20,7 BOL Deeltijd 1,8 1,6 1,1 0,6 0,2 0,0 0,0 Examendlnr 3,2 2,8 2,9 2,8 2,2 1,7 1,7 Totaal n 545543 534350 525010 511954 491515 483948 491850

Op niveau 1 en 2 zitten relatief meer mannen dan vrouwen, op niveau 3 en 4 is het aandeel mannen en vrouwen vrijwel gelijk. Tabel 3.1.1.c verdeling man/vrouw per niveau (n 2016/17=491.850 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/20 % n % n % n % n % n %

niveau 1 vrouw 36,0 9540 39,3 9854 40,6 9815 38,9 8108 38,4 5555 39,5 5 man 64,0 16991 60,7 15226 59,4 14369 61,1 12747 61,6 8910 60,5 8

niveau 2 vrouw 37,3 51227 35,2 45476 36,4 44562 37,6 42496 37,6 37516 36,9 33 man 62,7 86238 64,8 83568 63,6 77902 62,4 70397 62,4 62270 63,1 57

niveau 3 vrouw 51,3 76275 50,8 74606 51,2 73534 50,9 70945 50,9 67199 50,6 66

Page 16: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 16 van 88

man 48,7 72495 49,2 72222 48,8 70119 49,1 68438 49,1 64861 49,4 64

niveau 4 vrouw 51,3 119358 51,3 119837 51,3 120313 51,0 121682 50,8 124588 50,6 12 man 48,7 113417 48,7 113560 48,7 114396 49,0 117141 49,2 120616 49,4 12

Op niveau 1 zitten relatief veel studenten met een migratieachtergrond, dit aandeel is in de afgelopen jaren toegenomen, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met de omvorming naar de entreeopleiding en het vervallen van bedrijfsgerelateerde trajecten. Bijna 30 procent van de studentpopulatie op niveau bestaat uit studenten met een niet-westerse migratieachtergrond eerste generatie. Op niveau 3 en 4 bestaat ongeveer een derde van de populatie uit studenten zonder migratieachtergrond. Tabel 3.1.1.d verdeling herkomst per niveau (n 2016/17= 491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016 % n % n % n % n % n % n %

niveau 1

autocht 58,3 15472 57,9 14518 54,9 13278 50,9 10606 44,2 6397 42,3 5597 40,5 west all 8,2 2163 8,4 2097 9,0 2175 9,3 1941 10,0 1440 10,2 1352 9,7 nw all, 1e gen 20,9 5542 19,9 4981 21,4 5175 23,5 4896 24,0 3478 25,1 3327 29,0

nw all 2e gen 12,6 3355 13,9 3484 14,7 3556 16,4 3412 21,8 3150 22,4 2961 20,8

niveau 2

autocht 69,9 96027 70,1 90405 69,8 85433 68,2 77009 67,2 67026 67,0 61014 66,6 west all 6,5 8875 6,4 8242 6,4 7866 6,4 7192 6,2 6221 6,1 5584 6,2 nw all, 1e gen 10,0 13735 9,4 12091 9,2 11283 9,7 10923 9,4 9345 8,8 7973 8,7

nw all 2e gen 13,7 18828 14,2 18307 14,6 17882 15,7 17769 17,2 17194 18,1 16437 18,4

niveau 3

autocht 75,4 112206 75,2 110437 75,4 108306 75,3 104989 75,1 99170 74,8 97610 75,4 west all 5,9 8834 5,8 8566 5,8 8332 5,7 7944 5,5 7309 5,4 7021 5,2 nw all, 1e gen 7,4 11045 7,0 10282 6,5 9343 6,2 8706 6,2 8126 6,1 7940 5,7

nw all 2e gen 11,2 16685 11,9 17543 12,3 17672 12,7 17744 13,2 17455 13,8 17973 13,7

niveau 4

autocht 76,7 178588 76,8 179286 76,8 180256 76,9 183577 76,9 188543 77,1 192035 77,0 west all 6,0 13958 6,0 14097 6,0 14050 6,0 14274 6,0 14606 5,9 14580 5,7 nw all, 1e gen 5,1 11943 4,8 11201 4,6 10818 4,3 10321 3,9 9664 3,6 8948 3,4

nw all 2e gen 12,2 28287 12,3 28813 12,6 29585 12,8 30651 13,2 32391 13,5 33596 13,9

Page 17: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 17 van 88

De ouders van mbo-studenten hebben ook vaak een mbo-opleiding. Van de studenten van wie de hoogste opleiding van de ouders bekend is, heeft 80 procent ouders met een opleiding op maximaal mbo-4-niveau. Van de studenten in de entreeopleiding heeft 8 procent ouders met een hogere opleiding dan mbo-4; bij de mbo-4-studenten geldt dit voor 26 procent Tabel 3.1.1.e Verdeling opleiding ouders per niveau, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17= 283.711)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2

% n % n % n % n % n % n

Totaal

Max. mbo2 49,3 137475 47,4 132228 45,5 126325 43,4 120686 41,3 114263 40,2 11163

4 3

Mbo 3-4 36,3 101316 37,7 105028 38,8 107746 39,9 110849 40,8 112933 41,0 113914

4

Hbo ad/ba 10,7 29792 11,0 30683 11,6 32206 12,3 34090 13,0 35931 13,7 37979 1

Wo ba/ma & hbo ma

3,7 10324 3,9 10933 4,2 11547 4,5 12484 4,8 13342 5,1 14071 5

niveau 1

Max. mbo2 70,8 7245 69,9 7062 68,8 6899 67,0 6146 66,0 5046 65,5 4585 6

Mbo 3-4 23,6 2416 24,4 2463 24,8 2482 26,3 2415 26,8 2052 27,7 1941 2

Hbo ad/ba 4,0 411 4,3 430 4,5 451 4,6 426 5,1 389 4,9 342 5

Wo ba/ma & hbo ma

1,6 161 1,5 151 1,9 192 2,0 185 2,1 163 1,9 132 2

niveau 2

Max. mbo2 59,5 40712 57,7 38472 56,3 36092 55,1 33549 53,7 30404 53,2 28194 5

Mbo 3-4 32,0 21928 33,4 22250 34,2 21930 35,1 21382 36,7 20755 37,1 19667 3

Hbo ad/ba 6,4 4410 6,8 4503 7,1 4552 7,3 4432 7,1 4043 7,3 3849 7

Wo ba/ma & hbo ma

2,0 1372 2,2 1453 2,3 1483 2,4 1483 2,4 1375 2,5 1309 2

niveau 3

Max. mbo2 51,1 38444 49,6 37632 47,6 35806 46,2 34319 44,9 32335 44,6 32319 4

Mbo 3-4 36,5 27510 37,7 28614 39,2 29497 40,3 29942 41,2 29621 41,1 29806 4

Hbo ad/ba 9,4 7109 9,5 7209 9,8 7393 10,1 7543 10,5 7542 10,7 7767 1

Wo ba/ma & hbo ma

2,9 2212 3,1 2352 3,3 2473 3,4 2548 3,4 2480 3,5 2568 3

niveau 4

Max. mbo2 40,9 51074 38,9 49062 37,0 47528 34,9 46672 33,1 46478 32,1 46536 3

Mbo 3-4 39,6 49462 40,9 51701 41,9 53837 42,7 57110 43,1 60505 43,1 62500 4

Hbo ad/ba 14,3 17862 14,7 18541 15,4 19810 16,2 21689 17,1 23957 17,9 26021 1

Wo ba/ma & hbo ma

5,3 6579 5,5 6977 5,8 7399 6,2 8268 6,6 9324 6,9 10062 7

Page 18: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 18 van 88

Plaatsing/instroom 3.2• Instroom in technische opleidingen in 2016/2017 (sterk) gedaald aandeel instroom in

een combinatie opleiding is juist toegenomen. • Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau en inkomen

van de ouders. • Afgelopen jaren worden studenten vaker op niveau geplaatst. • Vrouwen worden vaker op niveau geplaatst dan mannen, maar verschil wordt kleiner. • Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden

relatief vaak op niveau en minder vaak onder niveau geplaatst. • Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst. • Plaatsing boven niveau komt vaker voor bij studenten met lager opgeleide ouders. • Directe instroom vanuit het VO neemt nog steeds toe.

3.2.1 Instroom De absolute instroom in het bekostigd MBO is na een daling in de afgelopen jaren in 2016/2017 weer licht toegenomen. Het aandeel mannen dat instroomt in het MBO is de afgelopen jaren licht gestegen, maar lijkt zich in 2017 te stabiliseren. Tabel 3.2.1.a instroom naar geslacht (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

vrouw 48,6 48,4 48,0 47,6 47,4 47,7 man 51,4 51,6 52,0 52,4 52,6 52,3 Totaal n 178562 169767 156013 155533 158793 161244

Er stromen relatief en absoluut steeds minder studenten in op niveau 1 en 2. Dit is een vergelijkbare trend met het beeld van deze niveaus in de populatie. Zie paragraaf 3.1.1. In de voorlopige cijfers van 2017/2018 is het aandeel studenten op niveau 1 weer toegenomen. Tabel 3.2.1.b instroom naar niveau (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

niveau 1 10,2 9,2 7,3 7,1 7,1 7,7 niveau 2 30,1 28,3 25,8 24,4 23,3 22,3 niveau 3 22,6 22,1 21,5 22,6 22,5 21,8 niveau 4 37,1 40,3 45,3 45,9 47,2 48,2 Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

De instroom in BBL is na een aantal jaren van daling in recente jaren weer licht toegenomen. Tabel 3.2.1.c instroom naar leerweg (n 2016/17=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp BOL Voltijd 63,0 70,1 77,0 76,3 75,4 74,7 BBL 33,6 27,2 21,6 22,6 23,4 24,4 BOL Deeltijd 1,4 0,7 0,1 0,0 0,0 0,0 Examendlnr 2,1 2,1 1,3 1,1 1,1 0,9

Page 19: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 19 van 88

Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244 Het aandeel studenten dat instroomt in de sector groen is de afgelopen jaren gedaald. Opvallend is dat ook de relatieve instroom in technische opleidingen in 2016/2017 na jaren van stijging nu weer is gedaald. De instroom in een combinatie opleiding is in 2016/2017 juist toegenomen. Tabel 3.2.1.d instroom naar sector (n 2016/17 = 161.244) 4

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

zorg & welzijn 32,4 31,9 30,7 29,6 30,6 31,5 techniek 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4 economie 31,6 32,5 33,3 33,4 33,0 31,8 groen 6,1 6,3 5,4 5,3 4,9 4,5 combinatie 5,8 5,8 4,0 4,0 6,4 7,9 Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244

De daling van instroom in de sector techniek is vrijwel volledig toe te schrijven aan niveau 1, omdat alle opleidingen op niveau 1 (entree opleidingen) in 2017/2018 onder de brede sector ‘combinatie’ vallen. Op niveau 2 is het aandeel instromers in een technische opleiding de afgelopen jaren behoorlijk stabiel, op niveau 3 is het toegenomen en op niveau 4 daalt het licht. Tabel 3.2.1.e Percentage instromers in sector techniek MBO, naar niveau (n 2017/18 =161.244 )

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp

% % % % % % niveau 1 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0 niveau 2 33,4 31 30,5 31,4 31,9 31,9 niveau 3 12,7 13,4 17,8 19,5 24,6 26,6 niveau 4 26,8 26,5 26,8 27,4 24,6 23,8 Totaal 24,1 23,5 26,6 27,7 25,2 24,4

Tabel 3.2.1.f Instroom niveau 1 naar sector (n 2016/17=12.401)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp zorg & welzijn 6,5 6,5 4,5 2,7 0,6 0,0 techniek 12,3 12,3 37,8 43,4 8,5 0,0 economie 15,5 10,9 7,4 5,4 0,4 0,0 groen 14,8 16,1 6,4 5,7 0,5 0,0 combinatie 50,9 54,2 44,0 42,9 90,1 100,0 Totaal n 18232 15694 11433 10988 11207 12401

4 De sector werd tot 1-8-2015 bepaald obv het kenniscentrum dat bij een kwalificatie hoort. Na die datum hebben de kenniscentra hun wettelijke taken overgedragen aan de SBB waarmee de relatie kwalificatie-kenniscentrum is vervallen. Vanaf 1-8-2015 is mbv de omzettingstabel van de SBB (overzicht van hks crebonrs per 01082015 met de corresponderende "oude" crebonummers) een kenniscentrum toegekend. Bij twijfel is de verantwoordingsinformatie van het betreffende kwalificatiedossier geraadpleegd. Indien meerdere kenniscentra betrokken waren bij de totstandkoming van het kwalificatiedossier en deze kenniscentra verschillende sectoren vertegenwoordigden dan werd de sector vastgesteld als: "combinatie van sectoren". Waarschijnlijk zijn juist bij de (brede) entreeopleidingen meerdere kenniscentra betrokken, waardoor die opleidingen vallen onder ‘combinatie’.

Page 20: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 20 van 88

Sinds 2013/2014 is het aandeel studenten dat instroomt vanuit de havo of vwo, al dan niet met diploma, afgenomen. Tabel 3.2.1.g instroom naar vooropleiding (n 2016/17 = 158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 3,7 3,2 2,9 2,6 2,8 pro 2,3 2,5 2,6 2,6 2,8 geen vmbo dip 8,0 7,8 7,6 7,0 7,0 vmbo BL dip of vm2 of LWT 14,9 15,3 16,2 16,3 15,9 vmbo KL dip 16,5 17,6 19,5 20,4 20,7 vmbo GL dip 3,6 3,9 4,4 4,5 4,4 vmbo TL dip 22,8 25,8 28,5 29,0 28,8 havo/vwo z dip 3,4 3,4 3,2 3,0 2,8 havo/vwo m dip 3,9 4,3 4,6 4,3 3,9 27 en ouder of vbo 20,9 16,3 10,6 10,4 11,0 Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793

Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders. Het opleidingsniveau van de ouders lijkt over de jaren heen te stijgen, maar dat gaat vrijwel volledig ten koste van de categorie ‘opleiding onbekend’, dus dat hoeft geen daadwerkelijke stijging te zijn. Tabel 3.2.1.h Instroom in het mbo naar opleidingsniveau ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17 =88.859)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

Totaal

Max. mbo2 47,1 42918 44,2 40106 41,9 36651 40,7 36115 39,3 34950

Mbo 3-4 37,2 33940 38,8 35265 39,8 34853 40,0 35424 40,5 35962 Hbo ad/ba 11,5 10508 12,3 11175 13,3 11633 14,0 12423 14,7 13065 Wo ba/ma & hbo ma 4,1 3779 4,7 4252 5,0 4402 5,3 4691 5,5 4882

Niveau 1

Max. mbo2 69,0 5354 67,2 4726 66,0 3985 65,0 3707 63,1 3377

Mbo 3-4 24,4 1894 26,5 1868 26,8 1617 28,1 1601 29,0 1554 Hbo ad/ba 4,5 351 4,3 306 5,1 306 5,1 291 5,4 288 Wo ba/ma & hbo ma 2,0 156 1,9 136 2,1 127 1,9 107 2,5 132

Niveau 2

Max. mbo2 57,1 15273 54,6 13785 52,9 12054 52,7 11540 52,7 10813

Mbo 3-4 33,6 8988 35,6 8979 37,2 8463 37,0 8109 37,1 7614 Hbo ad/ba 7,1 1892 7,3 1830 7,4 1676 7,5 1641 7,8 1596 Wo ba/ma & hbo ma 2,3 610 2,6 647 2,6 584 2,7 602 2,5 504

Niveau 3

Max. mbo2 46,0 9289 45,0 8773 43,1 7684 42,5 8038 41,3 7707

Mbo 3-4 39,4 7952 39,9 7786 41,7 7423 41,2 7782 42,5 7926 Hbo ad/ba 11,1 2235 11,3 2213 11,5 2046 12,2 2308 12,3 2302 Wo ba/ma & hbo ma 3,6 727 3,8 736 3,7 668 4,0 765 3,8 712

Page 21: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 21 van 88

Niveau 4

Max. mbo2 35,7 13002 32,9 12822 31,6 12928 30,4 12830 29,4 13053

Mbo 3-4 41,5 15106 42,6 16632 42,4 17350 42,5 17932 42,6 18868 Hbo ad/ba 16,6 6030 17,5 6826 18,6 7605 19,4 8183 20,0 8879 Wo ba/ma & hbo ma 6,3 2286 7,0 2733 7,4 3023 7,6 3217 8,0 3534

Hoe hoger het instroomniveau in het MBO, hoe hoger het inkomen van de ouders. Tabel 3.2.1.i Instroom in het mbo naar inkomen ouders, exclusief inkomen onbekend (n 2016/17 = 144. 894 )

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp

% n % n % n % n % n

Totaal

Laagste cat. 10,4 18147 10,4 17357 10,0 15464 7,7 11765 6,4 9251

2de cat. 11,9 20695 11,6 19361 11,3 17447 12,1 18484 12,8 18610

Middelste cat. 19,1 33317 18,9 31592 18,9 29120 18,9 28890 19,5 28271

4de cat. 27,6 48087 27,6 46093 27,7 42791 28,0 42780 29,0 42013

Hoogste cat. 31,0 53990 31,4 52366 32,0 49391 33,3 50823 32,3 46749

Niveau 1

Laagste cat. 23,0 3771 22,8 3237 24,2 2639 22,2 2240 14,0 1132

2de cat. 20,5 3361 20,7 2943 21,2 2308 24,3 2446 27,1 2196

Middelste cat. 23,4 3825 24,5 3479 24,2 2630 24,0 2416 26,1 2117

4de cat. 19,9 3254 19,8 2806 18,3 1997 18,0 1816 20,1 1629

Hoogste cat. 13,2 2163 12,2 1735 12,0 1310 11,5 1162 12,6 1022

Niveau 2

Laagste cat. 10,5 5517 11,1 5254 10,9 4359 8,9 3332 7,7 2556

2de cat. 13,6 7137 13,8 6544 13,8 5498 15,2 5680 16,9 5630

Middelste cat. 21,5 11225 21,2 10046 21,6 8585 22,0 8200 22,7 7558

4de cat. 28,2 14724 28,0 13228 27,5 10941 27,5 10237 28,3 9437

Hoogste cat. 26,2 13698 25,8 12226 26,2 10436 26,4 9842 24,4 8134

Niveau 3

Laagste cat. 8,6 3433 8,7 3251 8,7 2895 6,5 2264 6,4 2034

2de cat. 11,2 4466 10,7 4002 10,8 3577 11,3 3929 11,5 3655

Middelste cat. 19,1 7635 19,0 7072 18,6 6173 18,8 6509 19,5 6205

4de cat. 29,3 11707 29,8 11091 29,8 9897 30,2 10479 31,0 9844

Hoogste cat. 31,7 12667 31,8 11835 32,2 10723 33,2 11521 31,6 10027

Niveau 4

Laagste cat. 8,3 5426 8,3 5615 7,9 5571 5,6 3929 4,9 3529

2de cat. 8,7 5731 8,6 5872 8,6 6064 9,1 6429 9,9 7129

Middelste cat. 16,2 10632 16,2 10995 16,7 11732 16,6 11765 17,3 12391

4de cat. 28,0 18402 27,9 18968 28,4 19956 28,7 20248 29,4 21103

Hoogste cat. 38,8 25462 39,1 26570 38,3 26922 40,0 28298 38,4 27566

In onderstaande tabel is de instroom op niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen van ouders. Er zijn relatief iets meer studenten met hoger opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in BOL voltijd. Bij opleiding ouders zien we een vergelijkbaar beeld, maar minder sterk; in 2016/2017 zijn er relatief meer studenten met hoog opgeleide ouders ingeschreven als examendeelnemer dan in voltijd bol.

Page 22: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 22 van 88

Tabel 3.2.1.j instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en opleiding ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17=5.361)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

BOL Voltijd Max. mbo2 69,0 3321 67,7 3153 66,6 2884 66,1 2741 65,0 2625 Mbo 3-4 24,5 1181 26,3 1223 26,4 1144 27,0 1118 27,7 1118 Hbo/wo 6,4 309 6,1 282 7,0 304 6,9 287 7,3 294

bbl Max. mbo2 69,2 1483 66,1 1110 67,4 701 63,0 614 58,9 438 Mbo 3-4 24,6 528 27,2 457 25,5 265 29,8 291 32,3 240 Hbo/wo 6,1 131 6,7 113 7,1 74 7,2 70 8,9 66

Examendlnr Max. mbo2 68,4 493 66,8 416 60,4 395 60,8 363 56,0 325 Mbo 3-4 23,2 167 27,1 169 31,7 207 32,3 193 33,8 196 Hbo/wo 8,5 61 6,1 38 8,0 52 6,9 41 10,2 59

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten **celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel

Tabel 3.2.1.k instroom niveau 1 uitgesplitst naar leerweg en inkomen ouders, exclusief inkomen ouders onbekend (n 2016/17=7.278)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

BOL Voltijd Laagste cat. 21,5 1633 19,2 1375 17,3 1096 15,6 909 12,9 690 2de cat. 20,4 1554 21,8 1563 21,4 1357 23,6 1370 24,7 1319 Middelste cat. 23,7 1806 25,2 1807 26,4 1680 25,9 1502 27,2 1454 4de cat. 20,4 1551 20,3 1453 21,2 1346 22,1 1282 21,5 1152 Hoogste cat. 14,0 1068 13,6 972 13,7 873 12,9 747 13,7 732

bbl Laagste cat. 14,5 767 13,9 562 15,8 319 17,1 319 12,9 151 2de cat. 22,3 1174 21,5 867 20,4 413 23,8 445 18,6 217 Middelste cat. 22,5 1186 22,5 906 21,5 436 21,6 404 22,2 259 4de cat. 22,8 1201 23,9 964 24,1 488 20,2 378 25,5 298 Hoogste cat. 18,0 948 18,1 731 18,2 369 17,3 324 20,8 243

Examendlnr Laagste cat. 9,2 96 10,7 97 10,9 102 11,7 95 10,0 76 2de cat. 18,0 187 14,1 128 14,3 133 18,2 148 22,0 168 Middelste cat. 24,1 250 25,6 233 26,0 242 24,3 197 22,3 170 4de cat. 26,2 272 29,7 270 29,2 272 25,3 205 27,3 208 Hoogste cat. 22,5 234 19,9 181 19,6 183 20,5 166 18,5 141

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten **celvulling bol-deeltijd is te laag, dus niet opgenomen in tabel

3.2.2 Passende plaatsing De afgelopen jaren worden studenten minder vaak onder het verwachte niveau en vaker op niveau geplaatst. Het aandeel studenten dat boven niveau wordt geplaatst schommelt licht. Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de tweede generatie worden relatief vaak op niveau geplaatst, terwijl studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de eerste generatie relatief vaak onder het verwachte niveau worden geplaatst.

Page 23: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 23 van 88

Tabel 3.2.2.a passende plaatsing naar herkomst (n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 op

niveau onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

% % % % % % % % % % % % autocht 60,6 19,7 19,7 63,1 18,8 18,0 68,2 15,2 16,5 68,8 14,2 17,0 west all 58,9 18,3 22,8 61,6 17,4 21,0 66,1 14,1 19,8 67,1 14,1 18,8 nw all, 1e gen 56,6 20,8 22,7 59,3 20,5 20,3 63,8 16,5 19,7 62,7 17,1 20,3 nw all 2e gen 68,4 11,3 20,3 70,7 10,7 18,6 74,4 8,0 17,6 75,4 7,7 16,9 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3

Vrouwen werden iets vaker op niveau geplaatst dan mannen. Wel worden vrouwen vaker boven het verwachte niveau geplaatst dan mannen en minder vaak onder niveau. De verschillen zijn met de jaren wel wat kleiner geworden, maar desondanks in 2016/2017 nog steeds significant. Tabel 3.2.2.b passende plaatsing naar geslacht ( n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 op

niveau onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

% % % % % % % % % % % % vrouw 61,5 15,0 23,5 65,3 14,0 20,7 69,9 10,7 19,4 69,8 10,4 19,9 man 60,8 22,1 17,1 62,3 21,3 16,5 67,6 17,4 15,0 68,8 16,2 15,0 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3

Hoe hoger het eindexamencijfer, hoe vaker een student op of boven het verwachte niveau wordt geplaatst. Studenten met een eindexamencijfer dat lager is dan 6,5 worden de afgelopen jaren wel vaker op niveau geplaatst en minder onder niveau. Tabel 3.2.2.c passende plaatsing naar gemiddeld eindexamencijfer (n 2016/17=118.439)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 op

niveau onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

op niveau

onder niveau

boven niveau

% % % % % % % % % % % % tot 6,5 67,7 20,3 12,0 69,2 19,6 11,2 72,4 16,6 11,0 72,7 16,0 11,3 6,5 tot 7,5 71,3 16,3 12,4 73,4 15,2 11,4 76,5 12,4 11,1 77,6 11,5 10,9 7,5 en hoger 72,2 12,3 15,5 72,8 10,9 16,3 78,7 9,0 12,3 80,7 8,3 11,0 Totaal 69,0 18,7 12,3 70,7 17,8 11,4 74,1 14,8 11,1 75,0 13,9 11,2

* slechts van een deel van de studenten is een examencijfer beschikbaar Instromers met hoger opgeleide ouders worden vaker op niveau geplaatst. Maar als we alleen kijken naar plaatsing boven niveau, dan komt dat bij kinderen van lager opgeleide ouders vaker voor. Tabel 3.2.2.d passende plaatsing naar opleidingsniveau ouders (n 2016/17=147.260)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

Opleiding onbekend

op niveau 57,81 49083 60,67 47163 65,32 44496 65,59 43488 70,98 41455

onder niveau 18,69 15864 18,20 14145 14,89 10142 14,14 9376 11,64 6796

Page 24: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 24 van 88

boven niveau 23,50 19953 21,13 16427 19,80 13487 20,27 13438 17,38 10150

Max. mbo2

op niveau 63,89 27421 65,71 26352 70,31 25771 71,17 25702 73,57 25713

onder niveau 16,85 7233 16,04 6432 13,13 4813 12,16 4391 10,46 3657

boven niveau 19,26 8264 18,26 7322 16,55 6067 16,67 6022 15,97 5580

Mbo 3-4

op niveau 64,86 22013 67,34 23746 71,50 24919 71,75 25418 73,93 26586

onder niveau 18,69 6345 17,50 6170 14,32 4990 13,67 4841 11,40 4098

boven niveau 16,45 5582 15,17 5349 14,19 4944 14,58 5165 14,68 5278

Hbo ad/ba

op niveau 66,32 6969 69,14 7726 73,45 8545 74,78 9290 76,10 9942

onder niveau 18,18 1910 16,35 1827 13,10 1524 12,03 1495 10,26 1340

boven niveau 15,50 1629 14,51 1622 13,44 1564 13,19 1638 13,65 1783

Wo ba/ma & hbo ma

op niveau 67,66 2557 70,13 2982 74,28 3270 76,08 3569 77,35 3776

onder niveau 17,68 668 16,16 687 12,84 565 11,66 547 9,55 466

boven niveau 14,66 554 13,71 583 12,88 567 12,26 575 13,11 640

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017.

3.2.3 Directe instroom De percentages in onderstaande tabellen zijn berekend ten opzichte van de totale instroom in het mbo, dus het aandeel van de instromers in het mbo dat een jaar eerder in het voortgezet onderwijs stond ingeschreven. Dat is niet hetzelfde als het aandeel vo-leerlingen dat direct uitstroomt naar het mbo. Het aandeel studenten dat indirect instroomt (categorie overig of onbekend in tabel 3.2.3a) is de afgelopen jaren afgenomen, maar lijkt zich te stabiliseren. De directe instroom vanuit het VO nam tot 2016/2107 toe. Ook het aandeel studenten dat rechtstreeks uit het speciaal onderwijs instroomt is de afgelopen jaren gestegen, maar lijkt zich te stabiliseren. Tabel 3.2.3.a directe instroom vanuit verschillende sectoren (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018vlp direct uit SO 1,8 1,9 2,2 2,3 2,3 2,2 direct uit VO 53,8 57,7 62,5 64,0 64,2 64,0 direct uit PRO 1,6 1,6 1,6 1,7 1,9 1,9 direct uit VAVO 1,2 1,1 1,1 1,1 direct uit NBI MBO 0,3 0,4 0,4 0,4 direct uit NBI VO/VAVO 0,1 0,1 0,1 0,0 0,1 0,0

overig of onbekend 42,8 38,8 32,1 30,4 30,2 30,3 Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 161244 *NBI MBO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013 **VAVO inschrijvingen pas beschikbaar vanaf 2013

Page 25: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 25 van 88

Tabel 3.2.3b toont het aandeel directe instroom in het mbo vanuit het vo. Dus 66,2 procent van de vrouwelijke studenten die in 2016/2017 instromen in het mbo komt direct uit het voortgezet onderwijs. In 2012/2013 stroomden mannen vaker direct in vanuit het voortgezet onderwijs dan vrouwen, maar in de jaren daarna is die verhouding omgedraaid en stromen vrouwen vaker direct in vanuit het VO. In 2017/2018 is dit weer omgedraaid. Het verschil tussen mannen en vrouwen is niet groot. Tabel 3.2.3.b directe instroom vo-mbo naar geslacht (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp % n % n % n % n % n % n

vrouw 54,5 86754 59,3 82097 64,3 74896 66,0 74086 66,2 75269 65,4 76897 man 56,2 91808 59,3 87670 64,0 81117 65,5 81447 65,9 83524 66,5 84347 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155533 66,1 158793 66,0 161244

In eerdere jaren stroomde de tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond vaker direct in vanuit het VO dan studenten met een andere achtergrond. Dat aandeel is de afgelopen jaren gestegen, maar in recente jaren is het verschil met autochtone studenten veel kleiner geworden. Tabel 3.2.3.c directe instroom vo-mbo naar herkomst (n 2017/18= 161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp % n % n % n % n % n % n

autocht 57,2 130383 61,5 122942 66,7 112742 67,9 113375 68,1 115619 68,0 115621 west all 47,7 11846 51,9 11186 56,1 9998 59,6 9619 60,5 9752 61,7 9837 nw all, 1e gen 28,1 14360 30,3 12922 34,7 10340 35,3 9573 35,6 9746 37,5 11496 nw all 2e gen 66,3 21973 67,5 22717 68,4 22933 70,3 22967 70,9 23676 71,4 24290 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793 66,0 161244

De directe instroom op niveau 1 is de afgelopen jaren sterk gestegen, dit hangt mogelijk samen met de invoering van de entreeopleiding en de afbouw van bedrijfsgerelateerde trajecten op dit niveau. Opvallend is de relatief lage directe instroom vanuit het VO naar niveau 3, maar dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat niveau 3 toegankelijk is voor leerlingen met een vmbo-k, vmbo-g of vmbo-t diploma, maar die diploma’s kwalificeren ook voor niveau 4. De instroom in niveau 3 zal grotendeels bestaan uit indirecte instroom van studenten vanuit niveau 2. De directe instroom vanuit het VO is het hoogst op niveau 4. Tabel 3.2.3.d directe instroom vo-mbo, naar niveau (n 2017/18=161.244)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp % n % n % n % n % n % n

niveau 1 36,1 18232 39,0 15694 47,5 11433 48,9 10988 53,0 11207 54,5 12401 niveau 2 52,1 53763 57,6 47988 64,4 40300 67,2 37953 65,4 36999 66,6 35960 niveau 3 49,2 40345 50,2 37588 54,1 33540 54,9 35142 54,7 35654 53,1 35216 niveau 4 67,1 66222 70,1 68497 71,4 70740 72,9 71451 73,7 74933 73,3 77667 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793 66,0 161244

Studenten met een lager gemiddeld eindexamencijfer stromen relatief minder vaak direct door van het VO naar het MBO. Tabel 3.2.3.e directe instroom vo-mbo naar eindexamencijfer (n 2017/18=115.611)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 2017/2018 vlp

Page 26: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 26 van 88

% n % n % n % n % n % n tot 6,5 79,6 66685 78,1 70886 76,3 68410 75,9 66328 77,5 70028 79,3 67569 6,5 tot 7,5 82,2 35955 81,3 37502 82,3 40956 83,8 44390 82,6 43484 83,3 42399 7,5 en hoger 80,2 3829 78,6 3586 83,8 4599 86,7 5606 85,4 4927 86,5 5643 Totaal 80,5 106469 79,2 111974 78,8 113965 79,4 116324 79,7 118439 81,1 115611

*slechts van een deel van de studenten is een eindexamencijfer beschikbaar Studenten met een havo of vwo diploma stromen minder vaak direct door vanuit het VO dan studenten met een andere vooropleiding. Dit wijst er op dat zij vaker via een omweg in het MBO terecht komen. Tabel 3.2.3.f directe instroom vo-mbo naar vooropleiding (n 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 % n % n % n % n % n

onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 0,5 6669 0,5 5405 0,3 4475 0,4 4113 5,6 4449

pro 67,5 4184 63,9 4179 63,4 4052 65,6 4045 64,8 4455 geen vmbo dip 55,3 14304 54,0 13295 48,3 11801 48,6 10933 50,8 11050 vmbo BL dip of vm2 of LWT 70,4 26581 70,4 25935 72,8 25340 74,0 25296 74,3 25169

vmbo KL dip 79,2 29463 78,8 29846 80,4 30496 81,2 31663 82,0 32798 vmbo GL dip 87,0 6367 86,6 6541 87,1 6788 89,2 6923 88,0 6951 vmbo TL dip 83,3 40652 84,6 43814 84,5 44411 85,3 45088 86,0 45769 havo/vwo z dip 82,0 6065 80,5 5698 75,7 4998 77,9 4629 77,4 4506 havo/vwo m dip 23,9 7005 22,5 7305 21,7 7114 23,8 6646 25,4 6218 27 en ouder of vbo 0,0 37272 0,0 27749 0,0 16538 0,0 16198 0,0 17428 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793

Doorstroom en uitval 3.3• Opstroom (zowel gediplomeerd als ongediplomeerd) van niveau 2 of 3 naar een hoger

niveau is ongeveer een kwart. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen. • Vrouwen stromen vaker door dan mannen. Verschil nam af, maar is afgelopen jaren

weer toegenomen. • Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker

op, maar de verschillen zijn de afgelopen jaren kleiner geworden. • Studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door. Maar de verschillen

worden kleiner. Ook studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door, maar hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter.

• Mannen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma.

• Studenten met ouders met een lager inkomen stromen vaker uit zonder diploma. Voor opleidingsniveau ouders is er geen verband met uitval.

3.3.1 Opstroom In onderstaande tabellen betreft het zowel gediplomeerde als ongediplomeerde opstroom. In totaal stroomt ruim een kwart van de studenten door van niveau 2 of 3 naar een hoger niveau. Dit aandeel is de afgelopen jaren licht gestegen. Vrouwen stromen vanuit niveau 2 of 3 relatief vaker door naar een hoger niveau dan mannen. Dit verschil nam in eerdere jaren af, maar is in de afgelopen twee jaar weer toegenomen.

Page 27: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 27 van 88

Tabel 3.3.1.a Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar geslacht (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % N % n % n

vrouw 24,8 81370 24,8 78778 25,4 78169 25,8 75947 27,0 71008 28,2 70100 man 22,6 105163 23,6 101082 24,7 96874 25,5 90749 26,4 84559 26,1 83775 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875

*aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond stromen vaker op vanuit niveau 2 en 3 dan studenten met een andere achtergrond. Maar de verschillen zijn de afgelopen jaren minder groot geworden. Tabel 3.3.1.b Opstroom vanuit niveau 2 en 3 naar herkomst (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

autocht 23,2 135649 23,7 130839 24,7 127069 25,3 120197 26,4 111557 26,4 110302 west all

22,7 10998 23,3 10383 24,5 10065 25,0 9452 27,3 8642 28,5 8411

nw all, 1e gen

22,4 14741 22,7 13218 22,7 12648 24,6 11904 25,9 10897 25,2 10398

nw all 2e gen

26,9 25145 27,6 25420 28,2 25261 28,1 25143 28,3 24471 30,0 24764

Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875 *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

Het aandeel doorstromers vanuit niveau 2 en 3 is in de sector groen relatief laag, terwijl in deze sector wel opleidingen op alle niveaus worden aangeboden. In de sector techniek stromen studenten relatief vaak door naar een opleiding op een hoger niveau. Tabel 3.3.1.c Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar sector (n 2015/16=153.875)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 23,8 59204 23,1 58045 23,7 58505 23,8 56429 24,7 51983 26,2 50617 techniek 19,7 53557 20,2 48942 21,6 46065 23,1 41919 23,9 39967 23,2 40706 economie 27,6 63224 29,3 62365 30,0 60875 30,7 58791 32,2 54534 32,0 53316 groen 17,2 9711 16,7 9749 17,7 9430 16,8 9292 17,7 8801 19,8 8957 combinatie 26,0 837 24,9 759 22,6 168 20,4 265 16,0 282 14,7 279 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 153875 *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

In de tabellen hieronder is de opstroom uitgesplitst naar opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau (tabel 3.3.1d ) en opstroom vanuit niveau 3 (tabel 3.3.1e). De opstroom vanuit niveau 2 naar een hoger niveau is de afgelopen jaren gestegen van 27 procent naar ruim een derde. De opstroom vanuit niveau 3 is meer stabiel gebleven en ligt al jaren rond 21-22 procent. De opstroom vanuit niveau 2 is het hoogst in de sectoren zorg & welzijn en economie. De opstroom vanuit niveau 3 laat een vergelijkbaar beeld zien. Tabel 3.3.1.d Opstroom vanuit niveau 2, naar sector (n 2015/16=63.263)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

Page 28: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 28 van 88

zorg & welzijn 33,4 18361 33,1 17277 34,6 17441 34,1 17163 39,1 15709 39,4 14457 techniek 22,9 34244 23,9 30575 25,7 28045 27,9 24620 29,7 22005 30,1 20891 economie 28,2 29120 29,4 28185 31,1 27591 31,8 26484 34,8 25254 35,9 24227 groen 25,0 4015 22,4 4115 23,6 4008 25,3 3761 24,9 3485 29,5 3467 combinatie 28,6 741 28,3 622 21,9 160 20,2 178 16,3 258 17,2 221 Totaal 27,0 86481 27,8 80774 29,5 77245 30,7 72206 33,5 66711 34,4 63263 *aantal studenten niveau 2 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

Tabel 3.3.1.e Opstroom vanuit niveau 3, naar sector (n 2015/16= 90.612)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 19,5 40843 18,9 40768 19,1 41064 19,3 39266 18,5 36274 21,0 36160 techniek 14,2 19313 14,2 18367 15,2 18020 16,2 17299 16,8 17962 15,9 19815 economie 27,1 34104 29,2 34180 29,0 33284 29,8 32307 29,9 29280 28,8 29089 groen 11,7 5696 12,4 5634 13,3 5422 11,0 5531 13,1 5316 13,7 5490 combinatie 6,3 96 9,5 137 37,5 8 20,7 87 12,5 24 5,2 58 Totaal 20,6 100052 21,2 99086 21,5 97798 21,8 94490 21,6 88856 21,9 90612 *aantal studenten niveau 3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

MBO studenten met hoger opgeleide ouders stromen vaker door naar een hoger niveau. Maar de verschillen worden kleiner. Tabel 3.3.1.f Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar opleidingsniveau ouders (n 2014/15 = 155.413)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015

% n % n % n % n % n

Opleiding onbekend 22,56 87585 23,27 82609 24,13 79120 24,87 73522 26,42 66722

Max. mbo2 23,21 52759 23,30 50826 24,23 48869 24,73 46572 25,62 43317

Mbo 3-4 25,20 35044 26,20 35230 26,90 35388 27,04 35313 27,31 34605

Hbo ad/ba 28,52 8247 28,52 8311 29,47 8557 30,01 8437 30,53 8146

Wo ba/ma & hbo ma 30,20 2550 27,57 2637 29,15 2707 31,29 2704 31,95 2623 *aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten MBO studenten met ouders met een hoger inkomen stromen vaker door naar een hoger niveau. Hier worden alleen de verschillen tussen de midden- en hogere inkomenscategorieën kleiner. De lagere inkomensklasse blijft achter. Tabel 3.3.1.g Opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar inkomen ouders (n 2014/15=155.413)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 % n % n % n % n % n

Inkomen onbekend 18,53 1117 20,41 1166 20,74 1210 22,97 1345 25,53 1312 Laagste cat. 24,11 17846 24,11 15519 23,65 14270 23,55 13251 24,95 11842 2de cat. 20,1 17154 21,97 17219 22,23 18235 23,45 18180 24,96 17481 Middelste cat. 22,09 34173 23,11 34420 24,54 34445 25,12 33350 25,87 31879 4de cat. 22,85 51501 23,6 51027 24,96 50351 25,53 48442 26,91 45536 Hoogste cat. 25,91 64394 25,93 60262 26,84 56130 27,5 51980 28,18 47363

Page 29: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 29 van 88

*aantal studenten niveau 2/3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2/3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten

3.3.2 Uitval In tabel 3.3.2a is een vergelijking gemaakt tussen de kenmerken van de uitstroompopulatie, uitgesplitst naar de uitstromers die geen, danwel wel een diploma hebben behaald. Mannen, studenten met een allochtone achtergrond en studenten uit apc-gebieden stromen vaker uit zonder diploma. De uitstroom zonder diploma is ook hoger in de sectoren techniek, economie en combinatie. BBL-studenten en examendeelnemers stromen minder vaak zonder diploma uit dan studenten in een BOL opleiding. Ook studenten in lagere niveaus stromen vaker uit zonder diploma. Het gemiddeld eindexamencijfer lijkt weinig verschil te maken voor het al dan niet uitstromen zonder diploma. Tabel 3.3.2.a Kenmerken mbo uitstroompopulatie uitgesplitst naar geen/wel diploma 2015/16 (n=150.891)

geen diploma wel diploma % %

geslacht vrouw 13,6 86,4 man 19,7 80,3

herkomst autocht 14,7 85,3 west all 21,7 78,3 nw all, 1e gen 20,9 79,1 nw all 2e gen 23,2 76,8

apcg geen 15,3 84,7 wel 21,6 78,4

sector zorg & welzijn 13,7 86,3 techniek 17,8 82,2 economie 17,3 82,7 groen 14,7 85,3 combinatie 46,3 53,7

leerweg BOL Voltijd 18,1 81,9 BBL 13,7 86,3 BOL Deeltijd 21,2 78,8 Examendlnr 16,1 83,9

niveau niveau 1 43,3 56,7 niveau 2 25,8 74,2 niveau 3 13,1 86,9 niveau 4 13,4 86,6

gemiddeld eindexamencijfer

tot 6,5 16,4 83,6 6,5 tot 7,5 15,5 84,5 7,5 en hoger 16,5 83,5

Page 30: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 30 van 88

Studenten met ouders met een lager inkomen, stromen vaker uit zonder diploma dan studenten met ouders met een hoger in komen. Voor opleidingsniveau ouders is er geen verband met uitval. Tabel 3.3.2.b geen/wel diploma, uitgesplitst naar inkomen ouders 2015/16 (n=149.830)

Inkomen ouders in quintielen inschrijvingsjaar

Inkomen onbekend Laagste cat. 2de cat. Middelste cat. 4de cat. Hoo

% n % n % n % n % n % geen diploma 42,99a 583 22,85b 3830 24,25c 3836 19,81d 4952 15,06e 5644 11,3 wel diploma 57,01a 773 77,15b 12931 75,75c 11983 80,19d 20050 84,94e 31823 88,7 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corr

De relatie tussen kenmerken van de uitstromers en het wel of niet behalen van een diploma zijn nogmaals getoetst in een logistische regressie. Hieruit blijkt dat mannen, studenten met een migratieachtergrond en studenten uit een apc gebied vaker uitstromen zonder diploma. Hoe lager het niveau van de opleiding, hoe vaker studenten uitstromen zonder diploma. Leerweg blijkt geen significante relatie te hebben met het al dan niet behalen van een diploma. Tabel 3.3.2.c logistische regressie kenmerken uitstroompopulatie en geen/wel diploma (alleen op laatste jaar)

B S.E. Wald df Sig. Exp(B) Step 1a geslacht -0,416 0,020 437,747 1 0,000 0,660

w_alloch -0,435 0,034 159,455 1 0,000 0,647 nw_alloch -0,350 0,024 217,731 1 0,000 0,705 2011 armoedegebied -0,260 0,022 139,563 1 0,000 0,771

techniek 0,111 0,027 16,977 1 0,000 1,118 economie 0,070 0,023 9,152 1 0,002 1,072 groen 0,102 0,044 5,374 1 0,020 1,107 combinatie -0,010 0,100 0,010 1 0,919 0,990 BBL 0,558 0,398 1,960 1 0,161 1,746 BOLdt 0,060 0,398 0,022 1 0,881 1,061 Examendlnr 0,389 0,400 0,943 1 0,331 1,475 niv2 0,450 0,038 137,845 1 0,000 1,569 niv3 1,521 0,039 1527,347 1 0,000 4,577 niv4 1,816 0,036 2535,205 1 0,000 6,148 CE alle vakken -0,025 0,014 3,402 1 0,065 0,975 Constant 0,619 0,408 2,298 1 0,130 1,857

a. Variable(s) entered on step 1: geslacht, w_alloch, nw_alloch, 2011 armoedegebied, techniek, economie, groen, combinatie, BBL, BOLdt, Examendlnr, niv2, niv3, niv4, CE alle vakken.

Studiekeuze en switchgedrag 3.4• Aandeel switchers lijkt zich na daling de afgelopen jaren te stabiliseren rond 9 procent. • Mannen switchen vaker dan vrouwen, verschil neemt toe. • Studenten zonder migratieachtergrond switchen minder dan studenten met een

migratieachtergrond.

Page 31: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 31 van 88

3.4.1 Switch-gedrag Elk jaar zijn er studenten die overstappen naar een andere opleiding. Dit aandeel is tot 2012/2013 licht gedaald en lijkt zich de afgelopen jaren te stabiliseren rond 9 procent. Mannen switchen vaker dan vrouwen en dit verschil is in de afgelopen jaren toegenomen; vrouwen zijn steeds minder gaan switchen, bij mannen schommelt het aandeel switchers, maar er lijkt eerder sprake van een toename dan een afname. Tabel 3.4.1.a Switch, uitgesplitst naar geslacht (n 2015/16=333.057)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

vrouw 9,5 163762 9,4 161432 8,8 161079 8,3 159909 8,0 156784 8,0 159199 man 10,1 189481 9,9 185016 9,3 181108 9,5 175593 9,4 171630 9,7 173858 Totaal 9,9 353243 9,7 346448 9,0 342187 8,9 335502 8,8 328414 8,9 333057 *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t)

Studenten zonder migratieachtergrond switchen minder dan studenten met een migratieachtergrond. Met name studenten van de tweede generatie met een niet westerse achtergrond switchen relatief vaak. In beide groepen is het aandeel switchers de afgelopen jaren wel gedaald. Tabel 3.4.1.b Switch, uitgesplitst naar herkomst (n 2015/16=333.057)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

autocht 8,9 261962 8,8 256841 8,2 253186 8,2 248357 8,0 242866 8,0 246354 west all 10,6 21067 10,2 20603 10,0 20179 9,2 19590 9,5 18923 9,9 18883 nw all, 1e gen 10,4 24234 10,2 22267 9,4 21938 9,1 20281 10,0 18618 10,0 18027 nw all 2e gen 14,5 45980 13,9 46737 12,8 46884 12,8 47274 12,2 48007 12,1 49793 Totaal 9,9 353243 9,7 346448 9,0 342187 8,9 335502 8,8 328414 8,9 333057 *aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t)

In de sector economie wordt veel geswitcht, bij groene opleidingen juist minder. Het beeld van switch in de combinatieopleiding kan wat vertekend zijn door de omvorming van niveau 1 opleidingen tot entreeopleiding. De combinatieopleidingen komen het meest voor op niveau 1/entree en door de omvorming kan een opleiding (en dus student) in een andere subgroep vallen, terwijl hij niet daadwerkelijk (inhoudelijk) geswitcht is. Tabel 3.4.1.c Switch, uitgesplitst naar sector (n 2015/16=333.057)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 9,9 110966 9,6 110554 9,0 110937 8,4 109729 8,2 105434 8,0 104768

techniek 7,9 103678 8,0 98023 7,6 95739 7,6 92045 7,7 92886 8,2 96208 economie 12,3 112934 11,9 111362 11,0 109346 10,9 107909 10,7 107052 10,6 108612 groen 6,2 19137 6,1 19167 5,5 18442 5,3 18150 5,0 17591 4,7 17928 combinatie 8,8 6528 9,5 7342 8,8 7723 13,7 7669 11,4 5451 14,5 5541 Totaal 9,9 353243 9,7 346448 9,0 342187 8,9 335502 8,8 328414 8,9 333057

*aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere subgroep zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde subgroep zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t)

Page 32: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 32 van 88

Onderstaande tabel geeft de switch tussen sectoren weer. Het merendeel van de switch naar een andere opleiding (subgroep) is ook een verandering van sector. Tabel 3.4.1.d Switch tussen sectoren, totaal (n 2015/16=333.057)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n 4,9 353243 5,0 346448 4,8 342187 5,0 335502 4,9 328414 5,3 333057

*aandeel studenten jaar t dat in jaar t+1 op een andere sector zit tov studenten die op t+1 nog in dezelfde sector zitten (allen zonder behaald diploma in jaar t)

In tabel 3.4.2e is de gediplomeerde uitstroom gesplitst naar studenten die in de periode 2010-2016 zijn geswitcht naar een andere opleiding en studenten die niet zijn geswitcht. Studenten die switchen stromen vaker uit zonder diploma dan studenten die niet geswitcht zijn. Tabel 3.4.1.e Gediplomeerde uitstroom, uitgesplitst naar geen/wel switch in de periode 2010-2016 (n 2015/16= 130.014)

2014/2015 2015/2016

% n % n

geen switch 91,15 113584 91,32 103892

switch 77,72 26031 78,47 26122 *switch: student die in jaar t+1 in een andere subgroep zit dan in jaar t (zonder behaald diploma in jaar t) ** niet van alle studenten is bekend of ze ooit geswitcht zijn

Diplomering 3.5• Diplomarendement is na jaren van stijging in 2015/2016 licht gedaald, met name op

niveau 1 en 3. • Vrouwen halen vaker een diploma dan mannen, verschil neemt toe. • Studenten zonder migratieachtergrond halen vaker een diploma dan studenten met

een migratieachtergrond. • Studenten waarvan de ouders een hoger inkomen hebben, stromen vaker uit met een

diploma. • In 2015/2016 lijkt het eindexamencijfer niet meer zoveel uit te maken voor het

diplomarendement. • Steeds vaker een passend diploma, wel nog steeds een derde met een diploma onder

niveau. • Vrouwen halen vaker een passend diploma dan mannen, verschil wordt groter. • Studenten zonder migratieachtergrond halen vaker een passend diploma dan

studenten met een migratieachtergrond. • Tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond worden vaker

passend geplaatst, maar lijken er niet in te slagen om ook vaker met een passend diploma uit te stromen.

• Hoe hoger het inkomen en de opleiding van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt.

• Aandeel studenten dat uitstroomt met meerdere diploma’s steeg afgelopen jaren, maar is in 2015/2016 licht gedaald.

• Mannen halen gemiddeld iets vaker meer diploma’s dan vrouwen. • Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond behalen vaker meer dan één

diploma. • Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer halen vaker 2 of meer diploma’s

dan studenten met een lager eindexamencijfer.

Page 33: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 33 van 88

• Studenten met lager opgeleide ouders stromen vaker uit met meerdere diploma’s, voor inkomen ouders is er geen duidelijk verband met het aantal diploma’s bij uitstroom.

• Ruim een kwart van de opleidingen onvoldoende onderwijsresultaten, bijna 10% goed. • Bij een derde van de opleidingen onvoldoende examinering en diplomering, met name

door onvoldoende kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie.

• Ruim een kwart van de opleidingen onvoldoende onderwijsresultaten, 14% goed. • Bij een derde van de opleidingen onvoldoende examinering en diplomering, met name

door onvoldoende kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie.

3.5.1 Gediplomeerde uitstroom In het mbo wordt gesproken van een startkwalificatie indien minimaal een diploma op niveau 2 wordt behaald. Het aandeel studenten dat het mbo verlaat zonder startkwalificatie (= geen diploma of een diploma op niveau 1) is de afgelopen jaren gedaald van bijna een derde tot 21,3% in schooljaar 2015/2016. Het aandeel gediplomeerden met een diploma op niveau 1 is in 2014/2015 sterk gedaald. Dit hangt samen met de invoering van de entreeopleiding per 1 augustus 2014 en daarmee veranderde instroom en populatie. Het aandeel met een niveau 4 diploma is de afgelopen 2 jaar juist gestegen. Dit heeft deels te maken met de afname van deelnemers op niveau 1 en 2, waardoor het aandeel gediplomeerden op niveau 4 groter is. Maar ook met een hoger niveau van de vooropleiding; er stromen relatief meer leerlingen uit het VO met een VMBO gt diploma en passende plaatsing. Daarnaast is het aandeel studenten dat een bbl opleiding volgt afgenomen en juist in deze opleidingen wordt er vaak op niveau 2 gestart. Tabel 3.5.1.a Verdeling mbo-gediplomeerden naar diplomaniveau (n 2015/16= 150.891)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 ongediplomeerd 25,6 22,9 20,6 18,1 16,5 16,8 mbo niveau 1 6,6 6,1 6,4 6,6 4,6 4,4 mbo niveau 2 19,2 21,1 20,2 19,4 17,9 16,5 mbo niveau 3 17,4 17,8 18,4 19,4 20,8 20,7 mbo niveau 4 31,3 32,1 34,4 36,5 40,0 41,7 Totaal n 188178 187902 182823 176452 163101 150891 Het diplomarendement (% gediplomeerde mbo-verlaters) is na een aantal jaren van stijging in 2015/2016 licht gedaald. De stijgende trend in het rendement op niveau 2, 3 en 4 van de afgelopen jaren is in 2015/2016 omgeslagen in een lichte daling. Het diplomarendement op niveau 1 is in 2015/2016 na een daling vorig jaar nog verder gedaald. Dit hangt samen met de invoer van de entreeopleiding die alleen nog toegankelijk is voor deelnemers zonder vo-diploma, waardoor de studentpopulatie die uitstroomt uit niveau 1 anders van samenstelling is dan in eerdere jaren: de gemiddelde leeftijd ligt lager en het aandeel studenten in BBL en BOL deeltijd is sterk gedaald.

Tabel 3.5.1.b Gediplomeerde uitstroom naar inschrijfniveau (n 2015/16=150.891)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n niveau 1 56,2 15018 57,0 13715 60,8 13200 66,4 12227 60,2 6953 56,7 6049 niveau 2 64,9 46871 69,9 48271 71,2 45219 73,7 40687 75,3 33075 74,2 27745 niveau 3 77,8 48712 80,5 47742 82,7 45855 85,3 44893 87,4 43204 86,9 39932

Page 34: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 34 van 88

niveau 4 81,6 77577 83,1 78174 85,4 78549 86,7 78645 86,7 79869 86,6 77165 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 150891

In eerdere jaren waren de rendementen logischerwijs altijd het hoogst bij de examendeelnemers, omdat zij vaak nog slechts een gedeelte van de opleiding hoeven af te maken om hun diploma te behalen. De afgelopen 2 jaar zijn de rendementen juist het hoogst bij de BBL-ers, maar ook hier is het rendement in het laatste jaar licht gedaald. Het rendement van de grootste groep studenten (BOL voltijd) vertoont nog steeds een stijgende lijn. Tabel 3.5.1.c Gediplomeerde uitstroom naar leerweg (n 2015/16=150.891 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/20

% n % n % n % n % n % BOL Voltijd 74,9 94873 77,0 95233 79,0 96669 80,3 100568 81,6 105787 81,9 10 BBL 73,9 78316 76,8 76609 79,5 71809 84,1 62686 87,4 48450 86,3 41 BOL Deeltijd 66,7 5272 71,5 4926 73,0 3482 81,5 2003 84,9 757 78,8 1 Examendlnr 78,4 9717 83,2 11134 84,3 10863 84,1 11195 83,7 8107 83,9 5 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 15

De stijging in diplomarendement in voorgaande jaren zet in 2015/2016 niet verder door: in de meeste sectoren is sprake van een lichte daling. Het rendement is het laagste bij de combinatie opleidingen, dat komt omdat deze opleidingen overwegend op niveau 1 worden aangeboden en juist daar blijft door de omvorming van niveau 1 tot entreeopleiding nu de zwakkere doelgroep over (omdat alleen studenten zonder diploma vooropleiding nog worden toegelaten). Tabel 3.5.1.d Gediplomeerde uitstroom naar sector (n 2015/16=150.891 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n zorg & welzijn 76,4 57969 79,1 57917 82,6 57830 84,9 55443 86,6 52174 86,3 46622 techniek 76,0 49728 79,5 50768 80,5 46384 81,9 44645 82,6 42091 82,2 39828 economie 72,7 61806 75,4 60867 77,5 60849 81,5 59219 82,3 55964 82,7 53358 groen 78,9 11604 78,9 11833 82,4 11483 82,5 10964 86,3 9137 85,3 7949 combinatie 55,1 7071 54,5 6517 55,5 6277 58,3 6181 60,2 3735 53,7 3134 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 15089

Vrouwen verlaten het MBO vaker met een diploma dan mannen. Dit verschil is de afgelopen jaren groter geworden. Tabel 3.5.1.e Gediplomeerde uitstroom naar geslacht (n 2015/16=150.891 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n vrouw 77,1 89065 79,7 88304 82,3 87087 85,0 83240 86,6 78015 86,4 71636 man 72,0 99113 74,9 99598 76,8 95736 79,2 93212 80,6 85086 80,3 79255 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 150891

Studenten zonder migratieachtergrond verlaten net als in eerdere jaren het MBO vaker met een diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond zijn bezig met een inhaalslag: het rendement van deze groep is sinds 2010/2011 sterker gestegen dan het rendement bij studenten zonder migratieachtergrond. Tabel 3.5.1.f Gediplomeerde uitstroom naar herkomst en generatie (n 2015/16=150.891 )

Page 35: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 35 van 88

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n autocht 77,0 136772 79,4 137711 81,6 133988 84,0 127739 85,6 118207 85,3 10977 west all 68,7 12511 71,7 12447 74,4 12289 77,8 11793 78,3 10683 78,3 9700 nw all, 1e gen 68,3 17777 72,1 16315 74,7 14707 76,9 14590 79,4 12008 79,1 10225 nw all 2e gen 66,6 21118 69,8 21429 72,3 21839 75,3 22330 76,5 22203 76,8 21190 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 15089

De hoogste rendementen worden gehaald door MBO-verlaters in de oudere leeftijdscategorieën. Bijna 90 procent van de 20 tot 30 jarigen verlaat het MBO met een diploma. De laagste rendementen worden gehaald door studenten in de leeftijdscategorie jonger dan 20. Dit is wel de enige groep waar het rendement in 2015/2016 nog licht is gestegen. Tabel 3.5.1.g Gediplomeerde uitstroom naar leeftijd op 1 okt (n 2015/16=150.891 )

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n <20 68,1 70702 70,5 70499 73,2 69284 75,3 68600 76,4 69315 76,5 67597 20 tot 23 85,1 49789 86,2 50933 87,2 51020 88,5 50504 89,7 50156 89,6 46784 23 tot 30 77,6 27356 81,3 27467 83,3 27372 86,6 26639 88,7 24689 89,2 22236 30 of ouder 70,3 40331 74,4 39003 77,4 35147 81,7 30709 86,0 18941 84,8 14274 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 15089

In eerdere jaren was het diplomarendement hoger bij studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer, maar de verschillen tussen de eindexamencijfercategorieën zijn steeds kleiner geworden. In 2015/2016 lijkt het eindexamencijfer niet meer zoveel uit te maken voor het diplomarendement. Tabel 3.5.1.h Gediplomeerde uitstroom naar eindexamencijfer (n 2015/16=108.488 )

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n

tot 6,5 80,1 65906 82,6 69515 83,7 71770 83,6 68311 6,5 tot 7,5 82,9 34169 83,6 34101 83,7 35682 84,5 36324 7,5 en hoger 86,0 3781 85,0 3691 85,6 3574 83,5 3853 Totaal 81,2 103856 83,0 107307 83,8 111026 83,9 108488

Studenten met een vmbo-G, vmbo-T of praktijkonderwijsdiploma en studenten van 27 of ouder behalen de hoogste rendementen. Studenten zonder vmbo diploma of studenten met een vooropleiding havo/vwo verlaten het MBO het vaakst zonder diploma. Tabel 3.5.1.i Gediplomeerde uitstroom naar hoogste vooropleiding voor instroom mbo (n 2015/16=150.891)

2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n

onbekend, Eng str, Bacc, Eur sch 71,3 5281 74,4 4125 74,4 3769 pro 83,7 4170 87,4 4235 84,9 3739 geen vmbo dip 73,9 13023 77,3 12717 78,4 11772 vmbo BL dip of vm2 of LWT 81,7 27543 82,2 26600 82,0 23846 vmbo KL dip 82,8 30468 83,4 30139 82,9 28589 vmbo GL dip 89,2 6388 89,9 6675 88,7 6538 vmbo TL dip 84,3 40668 84,6 41714 84,7 41304 havo/vwo z dip 77,7 5120 79,5 5572 80,3 5238

Page 36: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 36 van 88

havo/vwo m dip 80,7 6425 81,0 6788 81,4 7041 27 en ouder of vbo 82,4 37366 86,7 24536 86,0 19055 Totaal 81,9 176452 83,5 163101 83,2 150891 Bij studenten waarvan het inkomen van de ouders bekend is, is het diplomarendement hoger naarmate het inkomen van de ouders hoger is. Dit geldt voor alle jaren op alle niveaus. Tabel 3.5.1.j aandeel gediplomeerden uitgesplitst naar niveau en inkomen ouders (n 2015/16=149.830)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

niveau 1

onbekend 59,9 3746 62,0 2849 63,9 2312 71,3 2271 59,1 1331 56,1 1221 Laagste cat. 53,8 1683 55,9 1584 59,2 1746 61,0 1521 56,1 1049 54,3 868 2de cat. 57,5 2416 60,5 2094 61,9 2143 62,5 2027 60,2 1183 52,0 1169 Middelste cat. 58,9 2327 58,4 2267 61,9 2147 65,4 2065 58,2 1363 54,5 1082 4de cat. 59,0 2173 63,1 2082 66,5 1851 68,8 1863 65,8 1122 61,2 910 Hoogste cat. 63,2 1615 65,5 1453 68,1 1353 74,0 1284 64,7 788 65,3 574

niveau 2

onbekend 67,4 8303 73,2 8610 73,4 6828 73,1 6035 74,0 3991 72,4 2965 Laagste cat. 60,0 3555 64,7 3772 65,7 3749 70,1 3442 70,8 2823 71,4 2382 2de cat. 61,8 6011 69,3 6041 70,0 5749 71,9 5228 71,9 4051 71,6 3587 Middelste cat. 62,4 7727 68,2 7981 70,9 7440 71,9 7057 72,9 5924 72,3 4949 4de cat. 64,1 9793 68,8 9969 72,2 9598 74,3 8775 76,7 7652 75,3 6456 Hoogste cat. 69,2 11256 71,8 11702 75,3 11073 77,5 9796 79,4 8556 78,5 7166

niveau 3

onbekend 70,7 7083 73,8 5999 77,2 5355 81,7 5287 84,6 4903 84,2 4188 Laagste cat. 70,1 2732 73,6 2744 76,3 2798 80,0 2735 83,3 2609 82,7 2483 2de cat. 73,3 4907 77,4 4713 79,3 4565 83,0 4380 85,6 4097 84,2 3808 Middelste cat. 75,2 6921 77,8 7053 80,0 6867 83,5 6646 84,9 6547 85,1 5998 4de cat. 78,7 10327 81,0 10387 83,1 10229 85,1 10340 87,6 10039 87,6 9296 Hoogste cat. 84,3 16535 85,7 16693 87,8 15883 89,3 15365 90,5 14947 90,0 13883

niveau 4

onbekend 71,4 7898 72,6 7192 79,7 6464 81,5 6417 81,7 6251 80,9 5431 Laagste cat. 74,2 3740 75,8 3872 76,7 4259 79,9 4259 79,9 4086 81,0 3817 2de cat. 75,4 5964 76,4 5934 80,1 5959 81,1 5822 81,5 5467 81,6 5307 Middelste cat. 77,8 10193 79,3 10140 82,0 10424 84,0 10124 83,9 10451 83,7 9870 4de cat. 82,9 17591 83,9 17756 86,2 18719 87,3 18961 87,2 19617 87,0 18755 Hoogste cat. 86,8 32013 88,3 33137 89,3 32584 90,0 32969 90,0 33914 89,9 33665

Totaal

onbekend 68,4 27030 71,9 24650 75,3 20959 77,9 20010 78,9 16476 77,9 13805 Laagste cat. 66,0 11710 69,2 11972 70,9 12552 74,7 11957 76,0 10567 76,6 9550 2de cat. 68,4 19298 72,6 18782 74,6 18416 76,6 17457 78,3 14798 77,2 13871 Middelste cat. 71,1 27168 74,0 27441 76,8 26878 79,1 25892 80,0 24285 80,0 21899 4de cat. 75,9 39884 78,3 40194 81,2 40397 83,0 39939 84,6 38430 84,4 35417 Hoogste cat. 82,3 61419 84,0 62985 85,9 60893 87,4 59414 88,2 58205 88,2 55288

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten Bij het opleidingsniveau van de ouders is het beeld wat minder duidelijk. Tabel 3.5.1.k aandeel gediplomeerden uitgesplitst naar niveau en opleiding ouders (n 2015/16=149.830)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

niveau 1 onbekend 62,5 9102 63,9 7578 68,0 6927 73,8 6581 66,0 3470 62,6 2932 Max. mbo2 50,4 3519 55,1 3425 55,8 3284 55,4 3106 53,5 2316 49,5 1968

Page 37: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 37 van 88

Mbo 3-4 55,8 1083 58,2 1073 57,2 1080 59,3 1061 57,7 829 51,3 739 Hbo ad/ba 58,2 184 59,7 186 60,0 185 69,7 201 53,3 150 48,8 123 Wo ba/ma & hbo ma 52,8 72 67,2 67 61,8 76 58,5 82 54,9 71 58,1 62

niveau 2

onbekend 69,1 24601 74,3 25435 75,4 22997 76,0 20451 77,7 15243 76,6 12029 Max. mbo2 59,4 13938 64,4 13987 67,8 12862 70,8 11701 72,5 10172 72,2 8679 Mbo 3-4 61,8 6380 66,3 6817 69,7 6777 72,2 6319 74,5 6021 73,5 5382 Hbo ad/ba 64,7 1293 66,7 1379 71,4 1336 75,3 1367 74,8 1152 73,6 1016 Wo ba/ma & hbo ma 64,0 433 66,5 457 68,4 465 72,1 495 68,5 409 72,4 399

niveau 3

onbekend 77,8 25754 80,8 24525 83,2 23209 86,3 22286 88,6 21034 88,3 18920 Max. mbo2 78,8 12292 80,6 12212 82,6 11608 85,0 11074 86,8 10526 86,2 9866 Mbo 3-4 77,7 7926 80,8 8246 82,9 8289 84,5 8664 86,2 8761 86,6 8181 Hbo ad/ba 75,6 1950 77,4 1961 80,8 1917 83,2 2020 84,9 2110 83,2 1994 Wo ba/ma & hbo ma 74,3 583 73,3 645 76,3 674 80,0 709 82,1 711 81,6 695

niveau 4

onbekend 81,6 37050 83,2 36881 86,4 36770 87,9 35838 88,3 35491 88,1 33206 Max. mbo2 81,2 17445 82,6 17072 84,2 16612 85,9 16181 85,3 15724 85,7 14878 Mbo 3-4 82,7 15196 83,9 16060 85,5 16627 86,5 17578 86,2 18835 86,6 18517 Hbo ad/ba 81,3 5604 83,4 5774 84,0 6081 84,4 6462 85,2 6964 85,1 7326 Wo ba/ma & hbo ma 78,6 2104 79,9 2244 82,0 2319 80,9 2493 82,6 2772 81,7 2918

Totaal

onbekend 75,6 96507 78,6 94419 81,3 89903 83,5 85156 85,2 75238 85,0 67087 Max. mbo2 71,8 47194 74,6 46696 76,9 44366 79,2 42062 80,5 38738 80,5 35391 Mbo 3-4 76,1 30585 78,5 32196 80,6 32773 82,5 33622 83,5 34446 83,7 32819 Hbo ad/ba 77,2 9031 79,2 9300 81,1 9519 82,6 10050 83,5 10376 83,2 10459 Wo ba/ma & hbo ma 75,2 3192 76,6 3413 78,7 3534 79,1 3779 80,5 3963 80,4 4074

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten

3.5.2 Passend diploma Het behalen van een passend diploma hangt sterk samen met het al dan niet passend geplaatst worden. Zie paragraaf 3.2.2. Studenten verlaten het MBO steeds vaker met een passend diploma; het aandeel met een diploma onder het verwachte niveau gezien de vooropleiding is de afgelopen jaren met bijna 10 procentpunten gedaald van ruim 44 procent tot bijna 35 procent. Tabel 3.5.2.a Passend diploma (n 2015/16=150.891)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

onder 44,1 41,5 39,5 37,4 34,7 34,7 op 40,1 42,6 44,1 46,2 49,1 50,4 boven 15,9 15,9 16,4 16,4 16,3 14,9 Totaal n 188178 187902 182823 176452 163101 150891

Page 38: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 38 van 88

Vrouwen halen vaker een diploma op het niveau dat past bij hun vooropleiding dan mannen. De afgelopen jaren is het verschil tussen mannen en vrouwen groter geworden. Alleen bij het aandeel dat uitstroomt met een diploma boven niveau wordt het verschil tussen mannen en vrouwen kleiner. De verschillen worden mogelijk deels verklaard doordat vrouwen ook vaker passend geplaatst worden. Tabel 3.5.2.b Passend diploma naar geslacht (n 2015/16=150.891)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man onder 39,3 48,4 36,6 45,9 33,9 44,7 31,3 42,8 28,3 40,5 28,0 40,7 op 41,7 38,6 44,2 41,2 46,7 41,8 49,6 43,3 52,7 45,8 54,4 46,8 boven 19,0 13,0 19,2 12,9 19,4 13,6 19,1 14,0 19,0 13,7 17,6 12,5 Totaal n 89065 99113 88304 99598 87087 95736 83240 93212 78015 85086 71636 7925

Studenten zonder migratieachtergrond stromen vaker uit met een passend diploma dan studenten met een migratieachtergrond. Tabel 3.5.2.c Passend diploma naar herkomst (n 2015/16=150.891)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2

autocht

west of niet-west

allocht

autocht

west of niet-west

allocht

autocht

west of niet-west

allocht

autocht

west of niet-west

allocht

autocht

west of niet-west

allocht

autocht

onder 40,7 52,9 38,6 49,5 36,6 47,6 34,1 45,8 31,4 43,2 31,2 op 43,0 32,2 45,5 34,7 47,0 36,3 49,3 38,3 51,9 41,6 53,8 boven 16,2 14,9 15,9 15,8 16,4 16,2 16,6 15,9 16,7 15,2 15,0 Totaal n 136772 51406 137711 50191 133988 48835 127739 48713 118207 44894 109776

Tweede generatie studenten met een niet westerse migratieachtergrond worden vaker passend geplaatst, maar lijken er niet in te slagen om ook vaker met een passend diploma uit te stromen. Studenten met een niet westerse migratieachtergrond van de eerste generatie stromen vaker uit met een diploma onder het niveau dat wordt verwacht op basis van hun vooropleiding, maar zij worden ook minder vaak passend geplaatst.

Page 39: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 39 van 88

Grafiek 3.6.2a Passend diploma naar herkomst, 2010/2011

Grafiek 3.6.2b Passend diploma naar herkomst, 2015/2016

Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer verlaten het MBO vaker met een hoger diploma dan wordt verwacht op basis van hun vooropleiding dan studenten met een lager eindexamencijfer. Dit weerspiegelt ook het beeld bij passende plaatsing.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

autocht west all nw all, 1e gen nw all 2e gen

2010/2011

boven

op

onder

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

autocht west all nw all, 1e gen nw all 2e gen

2015/2016

boven

op

onder

Page 40: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 40 van 88

Tabel 3.5.2.d Passend diploma naar eindexamencijfer (n 2015/16=108.488)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

tot 6,5 6,5 tot 7,5

7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot

7,5 7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot

7,5 7,5 en hoger tot 6,5 6,5 tot

7,5 7,5 en hoger

onder 38,9 32,9 29,5 36,2 32,6 29,4 34,8 32,2 28,3 34,4 30,6 30,2 op 52,5 54,8 52,0 55,6 55,5 53,5 57,5 56,6 56,4 58,3 58,9 55,2 boven 8,6 12,3 18,5 8,2 11,9 17,1 7,8 11,2 15,4 7,4 10,5 14,6 Totaal n 65906 34169 3781 69515 34101 3691 71770 35682 3574 68311 36324 3853

Hoe hoger het opleidingsniveau van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt. Tabel 3.5.2.e passend diploma naar opleidingsniveau ouders (n 2015/16=149.830)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015

% n % n % n % n % n

Opleiding onbekend

onder 42,12a 40652 38,85b 36683 36,48c 32801 34,93d 29742 31,85e 2396

op 39,18a 37807 42,53b 40154 43,98c 39538 45,58d 38816 48,42e 3642

boven 18,70a 18048 18,62a 17582 19,54b 17564 19,49b 16598 19,74b 1484

Max. mbo2

onder 49,18a 23211 47,12b 22003 44,89c 19917 42,79d 17999 41,22e 1596

op 37,53a 17714 39,43b 18410 41,14c 18250 43,17d 18160 45,04e 1744

boven 13,28a 6269 13,46a,b 6283 13,97b 6199 14,03b,c 5903 13,75a,b 532

Mbo 3-4

onder 42,37a 12959 40,60b 13072 38,39c 12581 36,11d 12141 34,58e 119

op 45,10a 13794 46,75b 15051 48,49c 15893 50,54d 16991 52,66e 1813

boven 12,53a,c 3832 12,65a,b,c 4073 13,12a,b 4299 13,35b 4490 12,76a,b,c 439

Hbo ad/ba

onder 38,01a 3433 36,38a,b 3383 34,56b 3290 32,51c 3267 30,94c,d 321

op 48,74a 4402 49,55a 4608 52,19b 4968 54,17b,c 5444 56,17c,d 582

boven 13,24a,b 1196 14,08a 1309 13,25a,b 1261 13,32a,b 1339 12,90a,b 133

Wo ba/ma & hbo ma

onder 39,25a 1253 38,03a,b 1298 36,62a,b 1294 35,67b,d 1348 32,27c 127

op 49,00a 1564 48,90a 1669 51,10a 1806 51,84a,b 1959 54,53b,c 216

boven 11,75a,b 375 13,07a 446 12,28a,b 434 12,49a 472 13,20a 523 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corre Hoe hoger het inkomen van de ouders, hoe vaker een student een passend diploma behaalt. Tabel 3.5.2.f passend diploma naar inkomensniveau ouders (n 2015/16=149.830)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015

% n % n % n % n % n

Inkomen onbekend

onder 70,22a 1389 68,60a 1219 67,62a 1155 68,49a 1104 66,07a 89

op 19,36a 383 20,48a 364 21,72a 371 21,15a 341 23,46a 31

boven 10,41a 206 10,92a 194 10,66a 182 10,36a 167 10,47a 14

Laagste cat. onder 53,91a 13715 52,77a 12891 50,61b 12031 48,91c 11221 46,27d 98

Page 41: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 41 van 88

op 33,36a 8487 34,62b 8458 36,73c 8731 38,64d 8864 41,31e 88

boven 12,73a 3239 12,60a 3079 12,65a 3008 12,45a 2856 12,41a 26

2de cat.

onder 53,05a 10447 49,79b 9581 47,06c 9187 46,04c,e 8849 42,82d 72

op 30,81a 6067 33,55b 6456 35,33c 6897 36,17c 6952 39,26d 66

boven 16,15a 3180 16,66a,b 3205 17,62b,c 3439 17,79c 3419 17,92c,d 30

Middelste cat.

onder 47,49a 15533 44,12b 14350 42,10c 13111 40,48d 12225 37,93e 105

op 35,92a 11748 39,04b 12698 40,84c 12719 42,33d 12782 45,06e 125

boven 16,59a 5425 16,84a 5477 17,07a 5316 17,19a 5190 17,01a 47

4de cat.

onder 40,57a 18701 38,08b 17504 34,84c 15722 33,01d 14527 30,84e 125

op 40,11a 18489 42,73b 19645 44,82c 20224 46,75d 20577 48,75e 197

boven 19,32a 8905 19,19a 8822 20,33b 9174 20,24b 8909 20,40b 82

Hoogste cat.

onder 35,85a 21723 33,66b 20894 31,75c 18677 29,23d 16571 27,81e 151

op 49,69a 30107 51,98b 32271 53,57c 31513 56,19d 31854 58,32e 318

boven 14,46a,b 8765 14,36a,b 8916 14,68a 8638 14,57a 8261 13,86b 75 Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017 NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni corre

3.5.3 Meerdere diploma’s In het mbo komt het relatief vaak voor dat studenten meer dan 1 diploma behalen (onderbroken schoolloopbanen tellen ook mee). Zowel het stapelen van diploma’s (diploma’s van oplopende niveaus) als het verbreden (meerdere diploma’s van gelijk niveau) komt voor. In de onderstaande tabellen is van de uitstromers weergegeven hoeveel diploma’s zij op het moment van uitstroom hebben behaald. Er is geen onderscheid gemaakt naar stapelen of verbreden. Het merendeel van de studenten die het mbo verlaten, haalt tijdens de schoolloopbaan op het mbo één diploma. Dit aandeel is na jarenlange daling in 2015/2016 voor het eerst weer iets gestegen. Bijna een derde van de studenten haalt meerdere diploma’s op het mbo, waarvan 6,8 procent zelfs drie diploma’s of meer. Tabel 3.5.3.a Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de stelselverlaters (exclusief ongediplomeerden) (n 2015/16=125.552)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016

% n % n % n % n % n % n 1 73,2 102500 72,5 105090 71,5 103816 69,9 101042 67,9 92430 68,5 8604 2 22,3 31262 22,5 32613 23,0 33451 24,1 34882 25,3 34448 24,7 3104 3 4,1 5735 4,5 6500 4,8 7009 5,3 7647 6,0 8104 5,9 7396 4 0,4 517 0,5 710 0,6 861 0,6 876 0,7 1014 0,8 972 5 0,0 25 0,0 47 0,0 57 0,1 93 0,1 105 0,1 84 6 0,0 1 0,0 4 0,0 2 0,0 10 0,0 10 0,0 10 7 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 0 0,0 1 0,0 1 Totaal 100,0 140040 100,0 144964 100,0 145196 100,0 144550 100,0 136112 100,0 12555 In de groep gediplomeerde stelselverlaters halen mannen vaker meerdere diploma’s dan vrouwen.

Page 42: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 42 van 88

Tabel 3.5.3.b Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016, uitgesplitst naar geslacht (n= 125.552)

1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's Totaal

% n % n % n % n vrouw 69,9 43291 24,5 15181 5,6 3442 100,0 61914 man 67,2 42753 24,9 15864 7,9 5021 100,0 63638 Totaal 68,5 86044 24,7 31045 6,7 8463 100,0 125552 Studenten met een niet-westerse migratieachtergrond van de tweede generatie behalen vaker meer dan één diploma. Tabel 3.5.3.c Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016, uitgesplitst naar herkomst (n=125.552)

1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's Totaal

% n % n % n % n autocht 68,9 64504 24,6 23025 6,5 6063 100,0 93592 west all 72,1 5475 22,2 1682 5,7 435 100,0 7592 nw all, 1e gen 62,3 5042 28,1 2277 9,5 770 100,0 8089 nw all 2e gen 67,7 11023 24,9 4061 7,3 1195 100,0 16279 Totaal 68,5 86044 24,7 31045 6,7 8463 100,0 125552 Studenten met een hoger gemiddeld eindexamencijfer verlaten het MBO vaker met 2 of meer diploma’s dan studenten met een lager eindexamencijfer. Tabel 3.5.3.d Aantal behaalde diploma’s in het mbo van de gediplomeerde stelselverlaters 2015/2016vlp, uitgesplitst naar gemiddeld eindexamencijfer (n=90.977)

1 diploma 2 diploma's 3 of meer diploma's To

% n % n % n % tot 6,5 71,8 40961 23,8 13571 4,5 2544 100,0 6,5 tot 7,5 70,1 21493 23,7 7269 6,3 1920 100,0 7,5 en hoger 64,4 2074 25,8 832 9,7 313 100,0 Totaal 70,9 64528 23,8 21672 5,3 4777 100,0 Studenten met lager opgeleide ouders stromen vaker uit met meerdere diploma’s dan studenten met hoger opgeleide ouders. Dit is waarschijnlijk deels te verklaren doordat studenten met hoger opgeleide ouders ook vaker passend geplaatst worden. Voor inkomen ouders is er geen duidelijk verband met het aantal diploma’s bij uitstroom.

Page 43: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 43 van 88

Tabel 3.5.3.e Aantal behaalde mbo diploma-s (excl ongedipl) (n 2015/16=124.947)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015 % n % n % n % n % n %

Opleiding onbekend

1 diploma 74,79a 54582 74,17a 55059 72,81b 53236 71,13c 50581 68,22d 43744 68,48d 2 diploma's 21,00a 15325 21,15a 15703 21,94b 16040 23,25c 16535 25,06d 16069 24,83d 3 of meer diploma's 4,21a 3069 4,68b 3475 5,25c 3838 5,62d 3999 6,73e 4313 6,69e

Max. mbo2

1 diploma 69,74a 23641 69,00a 24041 67,84b 23147 66,18c 22048 64,57d 20125 64,78d 2 diploma's 24,94a 8453 25,22a 8786 25,85a,b 8819 26,80b,c 8930 27,70c 8633 27,36c 3 of meer diploma's 5,32a 1805 5,78a,b 2015 6,31b 2152 7,01c 2337 7,74d 2411 7,86d

Mbo 3-4

1 diploma 71,58a 16657 70,76a,b 17887 70,38b 18598 68,69c 19043 68,41c 19668 68,96c 2 diploma's 23,88a 5558 23,97a,b 6058 24,25a,b 6408 25,03b 6939 24,98a,b 7181 24,46a 3 of meer diploma's 4,53a 1055 5,27b 1332 5,37b 1418 6,29c 1743 6,61c 1901 6,58c

Hbo ad/ba

1 diploma 75,72a 5281 74,84a 5511 73,85a,b 5704 72,77b 6042 72,60b,c 6291 75,63a 2 diploma's 20,28a 1414 20,63a,b 1519 20,97a,b 1620 22,24b 1847 22,34b,c 1936 19,43a 3 of meer diploma's 4,00a 279 4,54a,b 334 5,18b 400 4,99a,b 414 5,05b,c 438 4,94a,b

Wo ba/ma & hbo ma

1 diploma 77,51a 1861 77,02a 2014 76,44a 2125 76,04a 2272 76,07a 2428 77,45a 2 diploma's 19,70a 473 19,12a 500 19,35a 538 19,58a 585 18,70a 597 18,13a 3 of meer diploma's 2,79a 67 3,86a,b 101 4,21a,b 117 4,38b 131 5,23b,c 167 4,42b,d

Van de uitstromers met meerdere diploma’s is per opvolgend diploma bekeken of dat een stapeling (niveau hoger), verbreding (zelfde niveau) of lager niveau is. Als een student meer dan 2 diploma’s heeft gehaald, kan een combinatie van deze 3 varianten voorkomen. In tabel 3.6.3f is te zien dat ruim 80 procent van de uitgestroomde studenten met meer dan 1 diploma in schooljaar 2015-2016 een ‘traditionele’ stapelaar is met opeenvolgende diploma’s op een hoger niveau. Ruim een 14 procent van de uitgestroomde studenten met meer dan 1 diploma in schooljaar 2015-2016 heeft diploma’s in verschillende sectoren gehaald, maar dat zegt niet zoveel over (de mate van) verbreding, want ook binnen een sector kan een student hele verschillende studies volgen (zo vallen kok en boekhouder bijvoorbeeld beide in de sector economie). Dit beeld is vergelijkbaar met het beeld van de varianten van stapelen in 2014-20155. Tabel 3.5.3.f Varianten van stapelen door de stelselverlaters met meer dan 1 diploma (alleen laatste jaar) (n=39.508)

% n

lager niveau 2,6 1018

verbreding 8,4 3311

verbreding en lager niveau 0,1 31

stapelen 80,5 31786

5 Technisch rapport sectorhoofdstuk middelbaar beroepsonderwijs: De staat van het onderwijs - Inspectie van het Onderwijs,

april 2017

Page 44: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 44 van 88

stapelen en lager niveau 2,5 993

stapelen en verbreden 5,9 2317

stapelen, verbreden en lager niveau 0,1 52

Totaal 100,0 39508

3.5.4 Studieduur bij uitstroom Hoe hoger het niveau, hoe langer een student er over doet om een diploma te behalen, wat logisch is gezien de opleidingsduur. Op niveau 1, 2 en 3 doen studenten er de laatste jaren langer over om een diploma te halen. Voor niveau 1 wordt dit mede verklaard door de invoering van de entreeopleiding, waardoor de zwakkere studentpopulatie overblijft. Een tweede verklaring ligt in de afname van bedrijfsgerelateerde trajecten, waardoor ook een zwakkere populatie overblijft op niveau 1 en 2. Tabel 3.5.4.a Studieduur diploma MBO - bij 1 MBO diploma, naar niveau diploma (n 2015/16=86.044)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/

gem n gem n gem n gem n gem n gem mbo niveau 1 2,0 11843 2,0 11034 2,0 11130 2,0 11116 2,1 7346 2,2 mbo niveau 2 2,8 30775 2,7 33487 2,8 30777 2,8 27900 3,1 22855 3,1 mbo niveau 3 3,3 18212 3,3 18214 3,4 18344 3,4 17943 3,5 17389 3,5 mbo niveau 4 3,7 41670 3,7 42355 3,7 43565 3,7 44083 3,7 44840 3,6 Totaal 3,1 102500 3,1 105090 3,2 103816 3,2 101042 3,4 92430 3,4

3.5.5 Inspectieoordelen onderwijsresultaten Bij ruim een kwart van de bezochte opleidingen zijn de onderwijsresultaten onvoldoende. Daarentegen zijn de onderwijsresultaten bij bijna 14 procent van de opleidingen beoordeeld als goed. Tabel 3.5.5.a scores op kwaliteitsgebied onderwijsresultaten

2017

% ongewogen n

Oordeel onderwijsresultaten

onvoldoende 26,1 17 voldoende 60,4 58 goed 13,5 11

*bij entreeopleidingen zijn onderwijsresultaten niet beoordeeld

Drie kwart van de steekproefopleidingen behaalde voldoende onderwijsresultaten. In het oude kader varieerde dit de afgelopen jaren van 80 tot 86 procent. Het vervolgsucces (bestemming van studenten na de opleiding is bekend en voldoet tenminste aan de verwachtingen van de opleiding) is dit jaar nog niet beoordeeld. Tabel 3.5.5.b aandeel voldoende onderwijsresultaten

Page 45: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 45 van 88

2017

% ongewogen n Oordeel onderwijsresultaten 74 86

studiesucces 74 86 vervolgsucces - - *vervolgsucces is nog niet beoordeeld **bij entreeopleidingen zijn onderwijsresultaten helemaal niet beoordeeld

3.5.6 Inspectieoordelen examinering en diplomering Bij bijna 64 procent van de opleidingen is de examinering en diplomering voldoende, een derde heeft de examinering en diplomering niet op orde. Bij een aantal opleidingen is de examinering en diplomering als goed beoordeeld. Tabel 3.5.6.a scores op kwaliteitsgebied examinering en diplomering

2017

% ongewogen n

Oordeel examinering en diplomering

onvoldoende 33,6 34 voldoende 63,6 54 goed 2,8 2

De examinering en diplomering is bij twee derde van de opleidingen voldoende. In eerdere jaren, waarin nog werd beoordeeld aan de hand van het oude kader, schommelde dit tussen 53 en 71 procent. Waar de examinering en diplomering niet op orde is, zit het probleem, net als in eerdere jaren, met name in de kwaliteitsborging van de examinering en diplomering door de examencommissie. Ook de inrichting en uitvoering van het examenproces (afname en beoordeling) is nog niet altijd deugdelijk. Tabel 3.5.6.b aandeel voldoende examinering en diplomering

2017

% ongewogen n Oordeel examinering en diplomering 66 90

kwaliteitsborging examinering en diplomering 70 89

exameninstrumentarium 98 90 afname en beoordeling 86 89 Uit tabel 3.6.6b blijkt dat het exameninstrumentarium bij de meeste opleidingen voldoende is. Een ruime meerderheid van de opleidingen koopt de examens volledig in, ongeveer een kwart gebruikt alleen eigen exameninstrumenten en een klein deel gebruikt zowel ingekocht als eigen materiaal.

Page 46: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 46 van 88

Tabel 3.5.6.c Inkoop examens

2017

% n volledig 66 57 deels 9 8 n.v.t 25 22

3.5.7 Regioverschillen opbrengsten In een regressieanalyse is gekeken of er regionale verschillen bestaan in opbrengsten. Regio (noord, oost, zuid, west), opleidingsniveau (niveau 1 is buiten beschouwing gelaten), g4, sector en type instelling (vakinstelling, ROC, AOC) zijn opgenomen als onafhankelijke variabelen. Er zijn modellen gemaakt met 3 verschillende uitkomstvariabelen: driejarig jaarrendement, driejarig diplomarendement en het driejarig startersrendement. Het model met driejarig jaarrendement is significant (p<0.001) en de verklaarde variantie is 5,6%. Wanneer wordt gecorrigeerd voor g4, niveau, type instelling en sector, blijkt het jaarrendement in de regio midden significant lager te zijn ten opzichte van regio zuid. Voor noord en oost is er geen significante samenhang. Hetzelfde geldt voor het driejarig diplomarendement (model significant, p<0.001, R2=10,3%). Tabel 3.5.7.a Regressieanalyse driejarig jaarrendement (2013-2016)

Model Unstandardized Coefficients

Standardized Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 76,770 0,708 108,408 0,000

g4_dum -2,994 0,709 -0,083 -4,222 0,000 noord -1,334 0,732 -0,032 -1,823 0,068 oost -0,253 0,620 -0,008 -0,408 0,683 midden -4,044 0,643 -0,141 -6,292 0,000 vak 4,998 1,159 0,069 4,312 0,000 aoc -3,512 3,676 -0,053 -0,955 0,339 niv_2 -1,384 0,547 -0,045 -2,528 0,011 niv_3 0,844 0,513 0,029 1,646 0,100 techniek -0,187 0,655 -0,007 -0,286 0,775 combinatie -6,414 1,041 -0,109 -6,162 0,000 economie -2,650 0,685 -0,086 -3,870 0,000 groen 3,702 3,732 0,055 0,992 0,321

Page 47: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 47 van 88

Tabel 3.5.7.b Regressieanalyse driejarig diplomarendement (2013-2016)

Model Unstandardized Coefficients

Standardized Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 77,700 0,767 101,326 0,000

g4_dum -2,441 0,766 -0,061 -3,185 0,001 noord -1,218 0,799 -0,026 -1,524 0,128 oost -0,246 0,675 -0,007 -0,365 0,715 midden -3,374 0,697 -0,106 -4,843 0,000 vak 1,825 1,264 0,023 1,444 0,149 aoc 1,827 3,975 0,025 0,460 0,646 niv_2 -8,732 0,594 -0,255 -14,712 0,000 niv_3 1,395 0,558 0,043 2,501 0,012 techniek 3,328 0,710 0,107 4,688 0,000 combinatie -1,413 1,130 -0,022 -1,250 0,211 economie -0,372 0,739 -0,011 -0,503 0,615 groen 0,495 4,036 0,007 0,123 0,902

Voor het driejarig startersresultaat ziet het er iets anders uit: de verschillen tussen de regio’s zijn kleiner, maar opleidingen in de regio midden hebben een significant lager startersresultaat dan in de regio zuid, terwijl opleidingen in noord en oost Nederland gemiddeld een iets hoger startersresultaat hebben. Tabel 3.5.7.c Regressieanalyse driejarig startersresultaat (2013-2016)

Model Unstandardized Coefficients

Standardized Coefficients

t Sig. B Std. Error Beta 1 (Constant) 86,554 0,473 182,847 0,000

g4_dum -1,761 0,480 -0,076 -3,668 0,000 noord 1,512 0,507 0,056 2,984 0,003 oost 0,974 0,424 0,046 2,297 0,022 midden -1,674 0,440 -0,091 -3,803 0,000 vak 1,545 0,838 0,031 1,843 0,065 aoc -4,811 2,664 -0,116 -1,806 0,071 niv_2 -2,256 0,366 -0,116 -6,166 0,000 niv_3 -1,166 0,355 -0,060 -3,288 0,001 techniek 0,433 0,441 0,024 0,981 0,327 combinatie -1,600 0,690 -0,043 -2,320 0,020 economie -2,002 0,452 -0,103 -4,427 0,000 groen 4,134 2,680 0,100 1,543 0,123

Page 48: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 48 van 88

VSV 3.6• VSV percentage bij BBL hoger dan in BOL, verschil wordt wel kleiner.

3.6.1 VSV Het landelijke aandeel VSV’ers in het MBO is de afgelopen jaren gedaald naar 4,9 procent. Tabel 3.6.1.a vsv percentage MBO landelijk

2013/2014 2014/2015 2015/2016vlp % n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers

5,7 380094 5,0 379760 4,9 381259 Het aandeel VSV’ers neemt af naarmate het niveau hoger wordt. Op niveau 3 en 4 is het VSV percentage het afgelopen jaar licht toegenomen, op de andere niveaus is het percentage de afgelopen jaren juist gedaald. Dit lijkt tegenstrijdig met het dalende diplomarendement op niveau 1 (tabel 3.5.2b), maar het betreft hier 2 verschillende doelgroepen. Het diplomarendement gaat over alle uitstromers, dus ook de oudere deelnemers. Het rendement op niveau 1 neemt af omdat juist de (oudere) bbl deelnemers verdwijnen en een moeilijkere doelgroep zonder eerdere kwalificaties/diploma’s overblijft op niveau 1. Bij VSV gaat het over studenten die op 1-10-t nog geen 22 jaar zijn, dat is dus een andere definitie. De streefnorm 2015/2016 is op niveau 2 gehaald, op de andere niveaus ligt het VSV percentage boven de gestelde norm. Tabel 3.6.1.b vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar niveau (n 2015/16=381.259)

2013/2014 2014/2015 2015/2016vlp

% n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers assistentenopleiding 32,5 10579 31,7 9095 28,4 8524 basisberoepsopleiding 10,1 81748 9,1 77602 9,0 73273 vakopleiding 3,9 91884 3,4 92091 3,6 93079 middenkader-,specialistenopleiding 3,2 195883 2,9 200972 3,1 206383

Onder BBL studenten ligt het VSV percentage hoger dan onder BOL studenten. Dit verschil is de afgelopen jaren wel kleiner geworden. Tabel 3.6.1.c vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar leerweg (n 2015/16=381.259)

2013/2014 2014/2015 2015/2016vlp

% n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers BOL 5,4 326963 4,9 333459 4,8 335125 BBL 7,3 53131 5,7 46301 5,8 46134

Het VSV percentage ligt het hoogste bij de Entreeopleiding. Bij Zorg en Welzijn is het VSV percentage relatief laag, dit komt mede doordat binnen dit domein voornamelijk opleidingen op niveau 3 en 4 worden aangeboden. Tabel 3.6.1.d vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar domein (n 2015/16=381.259)

2013/2014 2014/2015 2015/2016vlp

% n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers Afbouw, hout en onderhoud 5,6 5721 5,4 5715 5,3 5731 Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek

3,2 4811 3,1 5306 2,8 5663

Bouw en infra 3,5 11307 3,6 10342 3,7 10067 Economie en administratie 5,2 39020 4,6 38190 4,9 37067

Page 49: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 49 van 88

Entree 32,5 10545 31,7 9083 28,4 8524 Handel en ondernemerschap 7,1 37374 6,7 37015 6,4 37739 Horeca en bakkerij 6,2 21621 5,3 22219 5,2 22754 Informatie en communicatietechnologie

5,0 17036 4,7 17714 4,6 18682

Media en vormgeving 3,6 20244 3,6 20309 3,7 20894 Mobiliteit en voertuigen 7,1 11819 6,1 11543 6,4 11732 Techniek en procesindustrie 4,4 26841 3,5 27683 3,3 28909 Toerisme en recreatie 3,2 9957 2,6 10204 3,0 9950 Transport, scheepvaart en logistiek

6,8 12544 5,1 13252 5,8 14455

Uiterlijke verzorging 5,1 12035 4,3 12077 5,0 12034 Veiligheid en sport 5,2 24895 4,5 25450 5,0 25528 Voedsel, natuur en leefomgeving

6,2 37104 5,3 36714 5,0 35490

Zorg en welzijn 2,9 77220 2,6 76944 2,6 76040

Stages 3.7• Kleine 60 procent van de studenten tevreden over stage, met name de voorbereiding

en begeleiding door de school.

3.7.1 Studenttevredenheid stages (JOB monitor) Een kleine 60 procent van de studenten is positief over de stage in de BOL opleiding, 17 procent is ontevreden en een kwart van de studenten is neutraal.

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 BBL studenten zijn vaker tevreden over de werkplek dan BOL studenten en daarnaast zijn ze ook minder vaak ontevreden over de begeleiding. De aansluiting van wat de student leert op school en wat hij moet kunnen op de werkplek kan beter.

Page 50: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 50 van 88

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 Een groot deel van de studenten vindt dat ze voldoende leren tijdens de stage en ook over de begeleiding door het leerbedrijf is ruim twee derde van de studenten tevreden. Maar de voorbereiding en begeleiding door de school wordt minder vaak positief beoordeeld.

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016

Page 51: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 51 van 88

Overgang vervolgonderwijs/arbeidsmarkt 3.8• Schoolverlaters met een niveau 2 opleiding zijn 1,5 jaar na afstuderen vaker werkloos,

met name in gezondheidszorg. • Studenten hebben 1,5 jaar na afstuderen vaak een flexibele aanstelling, met name

BOL. • Ruim een derde van de schoolverlaters met een baan zou meer uren willen werken. • BBL gediplomeerden werken 1,5 jaar na afstuderen vaker in een baan die qua niveau

en richting past bij hun opleiding (64%) dan gediplomeerden van mbo-bol (55%).

3.8.1 Overgang MBO-HBO Grafiek 3.9.1a Percentage directe doorstroom MBO4-HBO van 2011/2012 - 2014/2015

Bron: Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2015 – bouwsteen studiesucces, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen Tabel 3.9.1a Percentage directe doorstroom MBO4-HBO

Bron: Benchmark middelbaar beroepsonderwijs 2015 – bouwsteen studiesucces, Kenniscentrum Beroepsonderwijs Arbeidsmarkt, Nijmegen

3.8.1.1 ROA rapport Mbo-4 gediplomeerden kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding in het HBO. Vanuit mbo-bol maakt 27% de overstap naar het HBO, vanuit mbo-bbl ligt dit percentage met 4% een stuk lager.6

6 Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017

Page 52: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 52 van 88

3.8.1.2 Overgang mbo onderwijsassistent-hbo pabo Mbo studenten met een niveau 4 diploma onderwijsassistent kunnen doorstromen naar het hbo (pabo). In onderstaande tabel is te zien dat het aandeel studenten dat vanuit de mbo opleiding onderwijsassistent instroomt in de pabo de afgelopen jaren is gedaald van bijna een kwart tot 16,3 procent in 2016. Ook in absolute aantallen is de instroom in de pabo vanuit het mbo afgenomen, met een opvallend sterke daling van 2014 op 2015. Pabo studenten met een afgeronde mbo-opleiding onderwijsassistent stromen vooral in in de voltijdvariant van de opleiding. In 2016 is ruim 80 procent vrouw, maar het aandeel mannen is de afgelopen jaren wel toegenomen. Verder zijn het met name studenten zonder migratieachtergrond en dat aandeel neemt toe van 86,2 procent in 2006 tot 90,8 procent in 2016. De overgrote meerderheid van de instroom vanuit mbo onderwijsassistent in de voltijdvariant van de pabo is op het moment van instroom 18-25 jaar. Tabel 3.8.1.a Directe en indirecte instroom pabo naar opleidingsvorm en vooropleiding mbo onderwijsassistent, 2006-2016 (n 2016=6.038)

pabo

voltijd deeltijd

andere achtergrond

instroom vanuit mbo opleiding

onderwijsassistent andere achtergrond

instroom vanuit mbo opleiding

onderwijsassistent N % N % N % N %

bachelor 2006 6890 75,9% 2189 24,1% 2070 94,0% 132 6,0% 2007 6461 76,2% 2021 23,8% 1640 90,0% 183 10,0% 2008 5861 76,6% 1786 23,4% 1496 88,9% 186 11,1% 2009 5974 77,8% 1704 22,2% 1671 88,9% 208 11,1% 2010 6132 78,4% 1686 21,6% 1911 87,9% 263 12,1% 2011 5616 79,6% 1442 20,4% 1368 87,7% 191 12,3% 2012 5016 79,3% 1307 20,7% 1086 88,2% 145 11,8% 2013 5467 79,3% 1424 20,7% 1098 89,3% 131 10,7% 2014 5556 78,9% 1485 21,1% 1095 90,9% 109 9,1% 2015 3776 83,9% 722 16,1% 923 93,1% 68 6,9% 2016 4132 83,7% 805 16,3% 1031 93,6% 70 6,4%

Tabel 3.9.1.2b toont het aandeel uitval uit de pabo opleiding. Uitval is hier gedefinieerd als uitval uit het stelsel. Dit betekent dat een student een jaar na aanvang van de opleiding geen inschrijving meer heeft in het bekostigd HO. Oftewel, de student verlaat na één jaar (tijdelijk) het hoger onderwijs of volgt een niet-bekostigde opleiding. De uitval uit de pabo is hoger onder instromers vanuit de mbo opleiding onderwijsassistent dan onder instromers met een andere achtergrond. In eerdere jaren varieerde het verschil van ruim 4 tot ruim 6 procentpunt, maar in 2015 was er bijna geen verschil meer in uitval van studenten met een vooropleiding onderwijsassistent en studenten met een andere vooropleiding. De komende jaren moet blijken of dit een incident is, of dat het verschil in uitval daadwerkelijk is afgenomen.

Page 53: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 53 van 88

Tabel 3.8.1.b Uitval uit het hbo binnen één jaar na start initiële voltijd bacheloropleiding pabo, naar vooropl onderwijsassistent, directe instroom, 2006-2015 (n 2015=3.359)

pabo

andere achtergrond instroom vanuit mbo opleiding

onderwijsassistent uitval1_bi uitval1_bi

geen uitval uitval geen uitval uitval N % N % N % N %

bachelor 2006 4216 81,9% 933 18,1% 1625 79,7% 413 20,3% 2007 3791 81,1% 881 18,9% 1417 76,9% 425 23,1% 2008 3609 84,6% 656 15,4% 1243 78,9% 332 21,1% 2009 3557 84,9% 633 15,1% 1168 79,5% 302 20,5% 2010 3410 84,2% 639 15,8% 1098 78,5% 300 21,5% 2011 3312 83,6% 648 16,4% 946 79,0% 251 21,0% 2012 3096 85,8% 513 14,2% 895 79,5% 231 20,5% 2013 3201 83,6% 628 16,4% 952 78,5% 261 21,5% 2014 3195 81,9% 704 18,1% 934 78,7% 253 21,3% 2015 2441 89,3% 292 10,7% 558 89,1% 68 10,9%

Diploma behaald in het hoger onderwijs per jaar Bij de berekening van het diplomarendement in bachelor voltijd opleidingen zijn studenten die in het eerste jaar zijn uitgevallen of veranderd van opleiding niet meegenomen. Naast het diplomarendement na vijf jaar is ook per jaar gekeken hoeveel studenten een diploma halen in het hoger onderwijs. Dat hoeft niet noodzakelijk aan dezelfde opleiding, instelling of binnen dezelfde soort (hbo of wo) te zijn. Het diplomarendement van studenten met een mbo-diploma onderwijsassistent die doorstromen naar de pabo is de afgelopen jaren sterk gedaald. Het diplomarendement na 5 jaar (nominaal+1) lag tot instroomcohort 2009 hoger voor studenten die instromen vanuit mbo onderwijsassistent dan voor studenten met een andere achtergrond, in de jaren daarna is dit omgekeerd, maar het verschil is niet groot. Wanneer we kijken naar het aandeel studenten dat uiteindelijk na 8 jaar een hbo diploma haalt, ligt dat bij studenten van de mbo opleiding onderwijsassistent beduidend lager dan voor studenten met een andere achtergrond: respectievelijk 62,8 en 68,9 procent voor instroomcohort 2008. Verder valt op dat het patroon voor pabostudenten die vanuit mbo onderwijsassistent instromen anders is dan dat van de overige studenten: in eerdere jaren haalden de mbo-instromers vaak al een diploma in jaar 3, maar dat aandeel is sterk gedaald. Het patroon is nu vergelijkbaar met studenten met een andere achtergrond.

Page 54: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 54 van 88

47,8%

62,8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Percentage HO diploma behaald per jaar na aanvang in hbo voltijd bachelor pabo, directe instroom vanuit mbo onderwijsassistent, 2002-2011

in jaar 8

in jaar 7

in jaar 6

in jaar 5

in jaar 4

in jaar 3

in jaar 2

in jaar 1

na nominaal+1

na acht jaar

51,3%

68,9%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011

Percentage HO diploma behaald per jaar na aanvang in hbo voltijd bachelor pabo, directe instroom vanuit andere achtergrond, 2002-2011

in jaar 8

in jaar 7

in jaar 6

in jaar 5

in jaar 4

in jaar 3

in jaar 2

in jaar 1

na nominaal+1

na acht jaar

Page 55: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 55 van 88

3.8.2 Overgang MBO-arbeidsmarkt

3.8.2.1 ROA rapport7 Het rapport ‘Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt’ gaat over de situatie van gediplomeerde mbo schoolverlaters ongeveer 1,5 jaar na het afronden van de opleiding.

Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017

7 Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017

Page 56: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 56 van 88

Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017 Intredewerkloosheid is werkloosheid direct na afronding van de opleiding. De intredewerkloosheid van BBL-studenten is lager en korter dan bij studenten aan BOL-opleidingen. Dit wordt verklaard door het karakter van de BBL opleiding waarbij een student al veel werkervaring opdoet. Daarnaast valt op dat studenten van hogere niveaus minder vaak en korter te maken hebben met intredewerkloosheid.

Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017

Page 57: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 57 van 88

De werkloosheid anderhalf jaar na afstuderen volgt de conjunctuur: in onderstaande figuur is te zien dat het werkloosheidspercentage de afgelopen jaren is gedaald.

*moment afname enquête is ongeveer 1,5 jaar na schoolverlaten Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017 Schoolverlaters met een niveau 2 opleiding zijn vaker werkloos, met name in de sector gezondheidszorg. Opvallend is dat schoolverlaters uit BOL niveau 3 en 4 in de gezondheidszorg juist minder vaak werkloos zijn, terwijl schoolverlaters in de sector economie op deze niveaus vaker geen baan hebben. In de BBL is de werkloosheid op niveau 3 en 4 erg laag.

Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017 Studenten die wel een baan hebben, hebben anderhalf jaar na schoolverlaten vaak een flexibele aanstelling (uitzend- of oproepkracht, tijdelijke loondienst, leer/werkovereenkomst of gesubsidieerde baan). Met name onder BOL studenten ligt het aandeel met een flexibele

Page 58: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 58 van 88

aanstelling met 43 tot 56 procent vrij hoog, in vergelijking met BBL (18 tot 26 procent). Voor beide leerwegen geldt: hoe hoger het niveau, hoe lager het aandeel met flexibel werk. Verder stijgt het aandeel dat in loondienst is met het diplomaniveau, op lager niveaus komen relatief vaak leer/arbeidsovereenkomsten voor. Ruim een derde van de schoolverlaters MBO geeft aan dat ze meer zouden willen werken dan het huidige aantal uren. Het aandeel dat meer wil werken neemt af naarmate het diplomaniveau hoger is en ligt voor BOL opleidingen beduidend hoger dan BBL opleidingen. Er zijn ook grote verschillen tussen sectoren: gediplomeerden in de sector gezondheids- en welzijnszorg werken vaak in deeltijd (84%) en ruim twee derde daarvan zou meer uren willen werken. Ook in de sectoren cultuur, sport en recreatie en overige dienstverlening wordt relatief vaak in deeltijd gewerkt en willen veel deeltijders meer uren werken. In de bouwnijverheid en openbaar bestuur ligt het aandeel deeltijders het laagst.

Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017 Wat de aansluiting tussen werk en opleiding betreft werken gediplomeerden van mbo-bbl vaker in een baan die qua niveau en richting past bij hun opleiding (64%) dan gediplomeerden van mbo-bol (55%). Voor beide leerwegen geldt dat naarmate het niveau stijgt, ook het aandeel dat in het kerndomein werkt stijgt. In het algemeen komen horizontale mismatches vaker voor dan verticale mismatches, wat er op wijst dat gediplomeerden vaker hun algemene vaardigheden hebben aangesproken dan hun specifieke beroepsgerichte vaardigheden. In de sectoren landbouw en economie werkt iets minder dan de helft in het kerndomein, in de techniek ligt dit aandeel met 59% (mbo-bol) en 64% (mbo-bbl) hoger.

Page 59: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 59 van 88

*kerndomein: juiste niveau en richting, horizontale mismatch: juiste niveau, andere richting, verticale mismatch: juiste niveau, andere richting, dubbele mismatch: onder niveau en andere richting Bron: Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt 2016 – ROA, september 2017

Page 60: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 60 van 88

4 Onderwijsproces

Leskwaliteit 4.1• Bij 93% van de opleidingen is het onderwijsproces voldoende. • Bij 86% van de lessen is het totaaloordeel voldoende, 6 procent is sterk, 9 procent

onvoldoende. • Vakgerichte lessen worden beter beoordeeld dan generieke lessen. • Ruim de helft van de MBO studenten is tevreden over de lessen als geheel.

4.1.1 Inspectieoordelen onderwijsproces Bij het merendeel van de opleidingen is het onderwijsproces voldoende. Bij 7 procent van de opleidingen zijn nog verbeteringen in het onderwijsproces mogelijk. Dit lijkt op het beeld van het onderwijsproces op basis van het oude kader, waar het aandeel voldoende de afgelopen jaren schommelde rond 90 procent. Bij geen van de opleidingen is het onderwijsproces als goed beoordeeld. Tabel 4.1.1.a scores op de kwaliteitsgebied onderwijsproces

2017

% ongewogen n Oordeel onderwijsproces onvoldoende 7,2 9

voldoende 92,8 81 goed 0,0 0

Tabel 4.1.1.b aandeel voldoende onderwijsproces

2017

% ongewogen n Oordeel onderwijsproces 93 90 onderwijsprogramma 96 90 ontwikkeling en begeleiding

- -

didactisch handelen 96 89 beroepspraktijkvorming 95 90 *ontwikkeling en begeleiding is nog niet beoordeeld

4.1.2 Lesobservaties In de lesobservaties zijn verschillende indicatoren gescoord, deze zijn weergegeven in tabel 4.1.2a. De volgende indicatoren zijn het vaakst voldoende:

- materiële voorzieningen (90%); - positief schoolklimaat (89%);

Page 61: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 61 van 88

- de leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst (85%)

- de geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut (85%) Indicatoren met de hoogste percentages onvoldoende:

- Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel (13%) - studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren (8%)

Let hierbij op de categorie ‘niet beoordeeld’ (‘N’ in onderstaande tabel), deze is bij een aantal indicatoren erg hoog, waardoor de percentages voldoende en onvoldoende op die indicatoren lager uitvallen. De inspecteurs geven over iedere geobserveerde les ook een totaal-oordeel. Bij 86 procent van de lessen is het totaaloordeel voldoende en 6 procent van de lessen is zelfs sterk. Bij 9 procent van de lessen is de kwaliteit van de les daarentegen onvoldoende. Tabel 4.1.2.a resultaten indicatoren lesobservaties mbo

jaar

2014 2015 2016 2017 n % n % n % n %

Voor studenten is het doel, nut (en de samenhang met voorgaande lessen) van de onderwijsactiviteit duidelijk

O 25a 8 10b 3 15a,b 6 14a,b 5

V 267a 90 297a 94 246a 93 223b 78

N 5a 2 10a 3 3a 1 48b 17

De interactie tussen de docent en de studenten en tussen de studenten onderling is effectief

O 31a 11 23a 7 24a 9 19a 7 V 233a 83 263a 83 199a,b 75 195b 68 N 16a 6 31a,b 10 41b 16 71c 25

Studenten worden tijdens het verwerken/oefenen adequaat begeleid en ondersteund

O 21a 8 19a 6 23a 9 13a 5

V 195a 72 184b,c 58 171a,b 65 143c 50

N 56a 21 114b,c 36 70a,b 27 129c 45

Studenten worden gestimuleerd/begeleid tot werkelijk leren

O 38a 13 35a 11 36a 14 23a 8 V 235a 82 238a 75 194a,b 73 184b 65 N 14a 5 44b 14 34b 13 78c 27

De student krijgt feedback op resultaat en/of proces

O 23a 8 18a 6 24a 9 12a 4 V 193a 68 169b 53 153a,b 58 144b 51 N 69a 24 130b,c 41 87a,b 33 129c 45

Maatwerk: differentiatie op niveau van de groep en eventueel individueel

O 30a 11 66b 21 41a,b 16 36a 13 V 97a 35 119a,c 38 137b 52 137b,c 48 N 150a 54 132b 42 86b 33 112b 39

De leeractiviteiten beginnen of eindigen op de geplande tijd en/of er wordt geen tijd vermorst

O 27a 10 27a 9 24a 9 21a 7 V 252a 89 280a 88 231a 88 241a 85 N 5a 2 10a 3 9a,b 3 23b 8

De geplande tijd voor leeractiviteiten wordt zinvol benut

O 35a 12 30a 9 28a 11 18a 6 V 248a 88 279a 88 228a 86 241a 85 N 01 0 8a 3 8a 3 26b 9

Page 62: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 62 van 88

Schoolklimaat: er heerst een positieve sfeer in de klas / leerruimte

O 4a 1 7a 2 10a 4 9a 3 V 277a 98 303a 96 248a,b 94 255b 89 N 2a 1 7a 2 6a 2 21b 7

De materiële voorzieningen O 6a 2 7a 2 6a 2 5a 2 V 275a 98 301a,b 95 251a,b 95 256b 90 N 1a 0 9a 3 7a 3 24b 8

Totaal oordeel geregistreerde leersituatie

O 32a 11 24a 8 27a 11 23a 9 V 224a 80 260a 84 197a 78 225a 86 S 23a 8 26a 8 30a 12 15a 6

NB: De subscripts geven de significante afwijkingen weer tussen de kolommen, gebruikmakend van een Bonferroni correctie. Generieke lessen worden significant vaker met een onvoldoende beoordeeld en zijn minder vaak sterk dan vakgerichte lessen. Tabel 4.1.2.b totaal oordeel van de les naar leeractiviteit over de laatste 3 jaar

O V S

n % n % n %

Vakgericht 36 6,8 441 83,4 52 9,8

Generiek 36 13,8 211 81,2 13 5,0

Totaal 72 9,1 652 82,6 65 8,2

4.1.3 Studenttevredenheid onderwijs (JOB monitor) Ruim de helft van de MBO studenten geeft aan tevreden te zijn over de lessen als geheel.

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016 60 procent van de studenten vindt de docenten goed. BBL studenten en studenten van lagere niveaus zijn vaker tevreden over hun docenten.

Page 63: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 63 van 88

Bron: rapportage JOB-monitor, 2016

Docentenvaardigheden 4.2• Bijna een kwart van de MBO docenten heeft meer dan 20 jaar leservaring. • Het totaaloordeel verschilt niet significant naar geslacht, opleidingsniveau docent,

docent of omvang dienstverband. • Lessen van onbevoegde docenten en docenten met weinig (0-3 jaar) of veel (>30 jaar)

leservaring worden vaker als onvoldoende beoordeeld.

4.2.1 Vaardigheden leraren (lesobservaties) Docentkenmerken en oordelen indicatoren Hieronder wordt gekeken naar de relatie tussen docentkenmerken en afzonderlijke indicatoren. Er is geen significant verband gevonden tussen: • bevoegdheid en differentiatie/interactie/feedback. De groep onbevoegde leraren is ook erg

klein om significante resultaten te vinden (verdeling bevoegd-niet bevoegd in de lesobservaties van 2015 t/m 2017 samen is 520 vs 28).

• leeftijd en differentie. • omvang dienstverband en differentiatie/interactie/feedback. • aantal jaren leservaring en differentiatie/maatwerk. • geslacht en differentiatie/interactie/feedback. De interactie in lessen van docenten van 55 jaar of ouder wordt vaker als onvoldoende beoordeeld dan de interactie in lessen van docenten die jonger zijn. Ook de feedback in de lessen van docenten van 55 jaar of ouder is vaker niet op orde.

Page 64: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 64 van 88

Tabel 4.2.1.a Differentiatie, interactie en feedback naar leeftijd

<35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55 jaar of ouder

% n % n % n % n

Maatwerk: differentiatie op

niveau van de groep en

eventueel individueel

O 28 22 27 22 28 30 34 39

V 73 58 73 61 72 78 66 75

De interactie tussen de docent

en de studenten en tussen de

studenten onderling is effectief

O 5 6 9 10 9 13 16 25

V 95 110 91 106 91 134 84 135

De student krijgt feedback op

resultaat en/of proces

O 9 8 11 10 7 7 20 22

V 91 77 89 79 93 96 80 87

De interactie in de lessen van docenten met meer dan 30 jaar leservaring minder is vaak voldoende. Let op: het gaat om kleine aantallen. Tabel 4.2.1.b Differentiatie, interactie en feedback naar leservaring

0-3 jaar 3-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar > 30 jaar

% n % n % n % n % n

Maatwerk: differentiatie op

niveau van de groep en

eventueel individueel

O 39 26 29 33 24 23 27 14 32 18

V 61 41 71 82 76 72 73 37 68 39

De interactie tussen de docent

en de studenten en tussen de

studenten onderling is effectief

O 13 12 5 9 9 11 11 8 18 14

V 87 80 95 161 91 118 89 62 82 62

De student krijgt feedback op

resultaat en/of proces

O 15 11 8 10 14 13 10 5 17 9

V 85 61 92 109 86 80 90 47 83 43

Logistische regressie De docentkenmerken geslacht, leeftijd, omvang dienstverband, leservaring, opleidingsniveau en bevoegdheid zijn opgenomen in een logistische regressieanalyse met maatwerk als afhankelijke variabele. Leeftijd is hierin opgenomen als continue variabele en heeft een significante relatie met maatwerk: hoe jonger de docent, hoe minder vaak maatwerk voldoende is, maar dit effect is niet heel sterk. Dezelfde regressie is uitgevoerd met interactie als afhankelijke variabele. Ook hier zien we een klein significant effect van leeftijd op interactie; in lessen van jongere docenten wordt de interactie minder vaak als voldoende beoordeeld. Dit geeft een iets ander beeld dan in tabel 4.2.3d, dat komt omdat leeftijd in de regressie als continue variabele opgenomen is en niet in categorieën. Ook voor feedback is een logistische regressie uitgevoerd met docentkenmerken als onafhankelijke variabelen. Lessen van docenten met 3 -10 jaar leservaring zijn significant vaker voldoende dan de lessen van docenten die minder dan 3 jaar voor de klas staan.

Page 65: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 65 van 88

Voor al deze analyses geldt dat het aantal onvoldoendes erg klein is, waardoor de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden.

4.2.2 kenmerken docenten (lesobservaties) In de beschrijvingen en tabellen in deze paragraaf zijn de gegevens van 2015, 2016 en 2017 bij elkaar genomen. Iets meer dan de helft van de docenten is man (51,8%) en iets minder dan de helft vrouw (48,2%). De leeftijd varieert van 20 tot en met 74 met een gemiddelde van 46 jaar (n=2464). De omvang van de aanstelling loopt van 0 fte (bij oproepkrachten) tot en met 1,13 fte, de gemiddelde omvang van de aanstelling is 0,78 fte (n=2458). Ruim 61 procent van de MBO docenten heeft een lerarenopleiding afgerond. Iets minder dan één op de vijf docenten beschikt alleen over een pedagogisch didactische aantekening. Het percentage onbevoegde docenten is 4,7%. Bijna 9 procent van de docenten heeft een andere achtergrond. Tabel 4.2.2.a Bevoegdheden van de docent

n % 1e graads lerarenopleiding hbo 219 8,8 2e graads lerarenopleiding hbo 1250 50,3 1e graads lerarenopleiding wo 62 2,5 Pedagogisch didactische aantekening 469 18,9 Nog in opleiding (lerarenopleiding) 146 5,9 Geen lerarenopleiding én geen pedagogisch didactische aantekening 117 4,7

Anders 223 9,0 Totaal 2486 100,0 Ruim 4 op de 5 docenten heeft een opleiding op hbo niveau afgerond. Ruim 8 procent is universitair opgeleid en 9 procent komt van het mbo. Dit wijkt iets af van de percentages uit het onderzoek ‘Onderwijs werkt!’ waarin 3,7% van de respondenten een MBO opleiding heeft afgerond, 72,6% een HBO opleiding, 11,5% WO en 2,1% een andere opleiding heeft gevolgd.8 Dat verschil wordt mogelijk verklaard doordat van een deel van de bezochte opleidingen uit de steekproef geen teamformulieren beschikbaar zij. Tabel 4.2.2.b opleidingsniveau van de docent

n % mbo 223 9,0 hbo 2004 80,7 8 Onderwijs werkt! Rapportage van een enquête onder onderwijspersoneel uit het PO, VO, MBO en HBO, meting 2014 – Regioplan,

2014

Page 66: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 66 van 88

wo 207 8,3 anders 49 2,0 Totaal 2483 100,0 Ruim een kwart van de MBO docenten staat al meer dan 20 jaar voor de klas. Ruim een kwart geeft 10 tot 20 jaar les en bijna een derde heeft 3 tot 10 jaar leservaring. Een klein deel van de docenten heeft minder dan een jaar leservaring (5,4%). Tabel 4.2.2.c leservaring van de docent

n % < 1 jaar 133 5,4 1-3 jaar 306 12,5 3-10 jaar 743 30,4 10-20 jaar 641 26,2 20 -30 jaar 317 13,0 > 30 jaar 303 12,4 Totaal 2443 100,0

4.2.3 Relatie onderwijsproces en docentkenmerken

Docentkenmerken en totaal oordeel Er is geen significant verschil in het totaaloordeel over lessen van mannen of vrouwen, naar opleidingsniveau van de docent, leeftijd van de docent of omvang dienstverband. In onderstaande tabel is een onderscheid gemaakt naar docenten die een lerarenopleiding hebben afgerond en docenten die dat niet hebben gedaan. Docenten die nog een lerarenopleiding volgen en docenten waarvan is aangegeven dat ze de bevoegdheid ‘anders’ is, worden buiten beschouwing gelaten. Er is een significant verschil in het totaaloordeel over de lessen van bevoegde docenten ten opzichte van onbevoegde docenten. Het aantal onbevoegde docenten is erg klein (n=27). Tabel 4.2.3.a totaal oordeel van de les naar bevoegdheden van de docenten in het mbo

onvoldoende voldoende sterk N % N % N %

niet bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding

8 30 18 67 1 4

bevoegd op basis van diploma lerarenopleiding

44 9 417 83 42 8

Totaal 52 10 435 82 43 8 De lessen van docenten met weinig (0-3 jaar) of veel (>30 jaar) leservaring worden vaker als onvoldoende beoordeeld. Let op: het totaal aantal onvoldoende lessen is klein (n=62). Tabel 4.2.3.b totaal oordeel van de les naar leservaring van de docenten in het mbo

onvoldoende voldoende sterk

Page 67: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 67 van 88

N % N % N % 0-3 jaar 20 19 81 77 4 4 3-10 jaar 12 6 163 87 13 7 10-20 jaar 10 6 133 86 11 7 20-30 jaar 7 9 62 81 8 10 > 30 jaar 13 15 68 77 7 8 Totaal 62 10 507 83 43 7 Logistische regressie De docentkenmerken geslacht, leeftijd, omvang dienstverband, leservaring, opleidingsniveau en bevoegdheid zijn opgenomen in een logistische regressieanalyse met ‘totaaloordeel sterk’ als afhankelijke variabele. Daaruit blijkt dat alleen leeftijd van docenten en leservaring significant samenhangen met het totaaloordeel sterk: hoe jonger de docent, hoe vaker het totaaloordeel sterk en bij docenten met meer dan 20 jaar leservaring zijn de lessen vaker sterk. Daarnaast is gekeken naar de relatie tussen eerdergenoemde docentkenmerken en het totaaloordeel onvoldoende. Daarbij zijn de leservaring en bevoegdheid significant: lessen van onbevoegde docenten zijn vaker onvoldoende en lessen van docenten met meer dan 10 jaar leservaring zijn minder vaak onvoldoende dan lessen van docenten die minder dan 10 jaar voor de klas staan. Voor deze analyses geldt dat het aantal onvoldoendes erg klein is, waardoor de resultaten met voorzichtigheid geïnterpreteerd moeten worden. Docentkenmerken en leeractiviteit In de lesobservaties wordt onderscheid gemaakt tussen vakgerichte en generieke lessen. Er is geen significant verschil in bevoegdheid of omvang dienstverband van docenten die generieke of vakgerichte lessen geven. Generieke lessen worden vaker gegeven door docenten met hbo opleidingsniveau, terwijl vakgerichte lessen iets vaker worden gegeven door docenten met een mbo opleiding. Tabel 4.2.3.c leeractiviteit naar opleidingsniveau

mbo hbo wo anders

n % n % n % n % Vakgericht 53 13 332 79 26 6 10 2 Generiek 6 3 173 86 18 9 5 2 Totaal 59 9 505 81 44 7 15 2 Generieke vakken worden vaker gegeven door docenten met meer dan 30 jaar leservaring, terwijl vakgerichte lessen vaker worden gegeven door docenten met 10-20 jaar leservaring. Tabel 4.2.3.d leeractiviteit naar leservaring

0-3 jaar 3-10 jaar 10-20 jaar 20-30 jaar > 30 jaar

n % n % n % n % n % Vakgericht 73 18 124 30 123 30 54 13 37 9

Page 68: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 68 van 88

Generiek 31 15 66 33 33 16 24 12 48 24 Totaal 104 17 190 31 156 25 78 13 85 14 Generieke lessen worden vaker gegeven door docenten van 55 jaar of ouder, terwijl vakgerichte lessen juist vaker worden gegeven door docenten van 45-55 jaar oud. Tabel 4.2.3.e leeractiviteit naar leeftijd

<35 jaar 35-45 jaar 45-55 jaar 55 jaar of ouder

n % n % n % n % Vakgericht 86 21 92 22 128 31 107 26 Generiek 44 22 38 19 46 23 72 36 Totaal 130 21 130 21 174 28 179 29

Page 69: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 69 van 88

5 Schoolklimaat

Sociale veiligheid 5.1• Bijna twee derde van de MBO studenten is positief over de sfeer en veiligheid op

school. • 6 procent voelt zich niet veilig op school • Merendeel studenten vindt dat de school er voldoende aan doet om studenten zich

veilig te laten voelen en ook de sfeer binnen de school wordt in het algemeen als positief beoordeeld.

5.1.1 Meldingen aan vertrouwensinspecteurs De helft van de meldingen die bij de vertrouwensinspecteurs binnenkwamen, gaat over psychisch geweld. Vaak gaat het dan om pesten. Ook meldingen rond seksueel misbruik en seksuele intimidatie komen voor, waarbij de beschuldigde soms een met taken belast persoon gaat. Meldingen over seksuele intimidatie in stagebedrijven komen nauwelijks voor. Tabel 5.1.1.a Aantal meldingen bij vertrouwensinspecteurs voor het mbo in 2016/2017

Meldingen Schooljaar

Seksueel misbruik

Seksuele intimidatie

Psychisch geweld

Fysiek geweld

Discriminatie Radicalisering overig Totaal

2016/2017 9 16 36 8 1 0 1 71

Bron: Inspectie van het Onderwijs, 2017

5.1.2 Veiligheidsbeleving (JOB monitor) Bijna twee derde van de MBO studenten is positief over de sfeer en veiligheid op school.

*in 2016 is er een nieuwe vraag over veiligheid toegevoegd die meeweegt in het totaaloordeel. Hierdoor is een vergelijking met eerdere jaren niet goed mogelijk Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016

Page 70: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 70 van 88

Meer dan driekwart van de MBO studenten voelt zicht veilig op school, maar 6 procent voelt zich niet veilig.

Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016 Een meerderheid van de studenten is wel van mening dat de school er voldoende aan doet om studenten zich veilig te laten voelen en ook de sfeer binnen de school wordt in het algemeen als positief beoordeeld.

Bron: Rapportage JOB-monitor, 2016

Page 71: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 71 van 88

6 Sturing/Bestuur

Financiële aspecten 6.1 Stijgende personeelslasten Het budget van de sector bedroeg 5,1 miljard euro in 2016. Dat budget bestond voor bijna 90 procent uit rijksbijdragen. Instellingen in het mbo hebben daarnaast een substantiële bron van inkomsten uit werk in opdracht van derden. Die inkomstenbron is jarenlang afgenomen, maar in 2016 weer gegroeid. Het budget gaat voor ongeveer 72 procent op aan personeelslasten. Dat is een duidelijke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar. Omdat mbo-instellingen zelf volledig voor hun huisvesting verantwoordelijk zijn, vormen huisvestingslasten en afschrijvingen (op huisvesting) een andere belangrijke budgettaire component. Financiële ontwikkelingen zetten door De financiële ontwikkelingen van vorige jaren zetten door in 2016. De rentabiliteit van de sector is positief, maar met 1,59 procent ruim gehalveerd ten opzichte van 2015 (figuur x). De solvabiliteit ontwikkelt zich positief en ook de liquiditeit van de sector is gestegen in 2016, met tien procent. De meeste mbo-instellingen hebben een goede financiële positie. Ondanks de verdere verbetering van de gemiddelde financiële positie, is het aantal instellingen onder verscherpt financieel toezicht niet afgenomen. Op 1 augustus 2017 stonden 3 instellingen onder verscherpt financieel toezicht. Figuur x Ontwikkeling financiële kengetallen in het middelbaar beroepsonderwijs in de periode 2012-2016

Bron: DUO, 2017 Zwakkere financiële positie AOC’s De aoc’s presteren financieel wat zwakker dan de overige soorten instellingen. In 2016 en 2017 zitten aoc’s in de rode cijfers. Voor 2018 en 2019 wordt een rentabiliteit net boven nul verwacht. Op de financiële positie op langere termijn is dat verschil in rentabiliteit echter nauwelijks van invloed. De solvabiliteit wijkt nauwelijks af van die van roc’s. Alleen vakinstellingen laten een wat hogere solvabiliteit zien. De liquiditeit van de aoc’s is iets lager dan bij roc’s en vakinstellingen. Dit betekent niet dat aoc’s er nu slecht voorstaan.

2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019Rentabiliteit % 0,0 2,3 0,8 3,7 1,6 -0,7 0,7 0,9Solvabiliteit 0,53 0,54 0,55 0,58 0,59 0,59 0,59 0,60Liquiditeit 0,92 1,10 1,10 1,19 1,31 1,08 1,01 1,08Huisvestingsratio 0,11 0,11 0,11 0,10 0,10Weerstandsvermogen 0,49 0,50 0,50 0,51 0,51 0,55 0,56 0,52

-1,0-0,50,00,51,01,52,02,53,03,54,0

Page 72: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 72 van 88

Toename flexibele schil Sinds 2012 steeg het aantal personeelsleden van 42.000 fte naar 44.000 in 2016. Ongeveer 26.000 fte heeft lesgevende taken. Het aandeel personeel in tijdelijke dienst nam in deze periode toe van 10,6 naar 15,4 procent. Daarnaast zien we een toenemende inzet van flexibel personeel. Op basis van de jaarrekeningen van besturen stijgt dit aandeel naar 8,4%.

6.1.1 Inspectieoordeel financieel beheer In het nieuwe onderzoekskader is ook het oordeel over financieel beheer opgenomen. Het financieel beheer is bij de bezochte besturen waar een volledig vierjaarlijks onderzoek is uitgevoerd op orde. Let op: onderstaande tabel gaat over slechts 7 besturen, dus op basis hiervan kunnen geen representatieve uitspraken worden gedaan. Tabel 6.1.1.a oordelen financieel beheer bestuur

2017

n Oordeel financieel beheer onvoldoende 0

voldoende 7 Totaal 7

continuïteit onvoldoende 0 voldoende 7 Totaal 7

doelmatigheid onvoldoende 0 voldoende 0 Totaal 0

rechtmatigheid onvoldoende 0 voldoende 7 Totaal 7

*doelmatigheid wordt nog niet beoordeeld

Kwaliteitszorg 6.2• Kwaliteitszorg en ambitie is nog niet bij alle besturen op orde. • Problemen zitten met name in de kwaliteitszorg en –cultuur. • Kwaliteitszorg en ambitie is bij bijna driekwart van de opleidingen voldoende, bij 22%

onvoldoende en bij een aantal opleidingen goed. • Naleving overige wettelijke vereisten is bij 89% van de opleidingen voldoende.

6.2.1 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op bestuursniveau In 2017 is bij 7 MBO besturen een vierjaarlijks onderzoek afgenomen, daarbij zijn de kwaliteitszorg en ambitie en financieel beheer beoordeeld. Let op: onderstaande tabellen gaan dus over een zeer beperkt aantal besturen, dus op basis hiervan kunnen geen representatieve uitspraken worden gedaan. Bij 5 besturen is de kwaliteitszorg en ambitie voldoende, bij 1 bestuur onvoldoende en bij 1 bestuur goed.

Page 73: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 73 van 88

Tabel 6.2.1.a oordeel kwaliteitszorg en ambitie bestuur

2017

n Oordeel kwaliteitszorg en ambitie

onvoldoende 1 voldoende 5 goed 1 Totaal 7

Bij een onvoldoende voor kwaliteitszorg en ambitie bij besturen, zit het probleem in de kwaliteitszorg en de kwaliteitscultuur. Anderzijds is het juist ook de kwaliteitscultuur die het verschil maakt tussen voldoende en goed bij het bestuur met goed als eindoordeel. De verantwoording en dialoog is bij alle besturen op orde. Tabel 6.2.1.b oordelen standaarden kwaliteitszorg en ambitie bestuur

2017

n kwaliteitszorg onvoldoende 1

voldoende 6 goed 0 Totaal 7

kwaliteitscultuur onvoldoende 1 voldoende 5 goed 1 Totaal 7

verantwoording en dialoog onvoldoende 0 voldoende 7 goed 0 Totaal 7

6.2.2 Inspectieoordelen kwaliteitszorg en ambitie op opleidingsniveau Bij bijna 22% van de bezochte opleidingen is de kwaliteitszorg en ambitie niet op orde. Bij het merendeel van de opleidingen is de kwaliteitszorg wel voldoende en bij een aantal opleidingen zelfs goed. Tabel 6.2.2.a scores op de kwaliteitsgebied kwaliteitszorg en ambitie

2017

% ongewogen n Oordeel kwaliteitszorg en ambitie

onvoldoende 21,7 23 voldoende 72,6 63 goed 5,7 4

Page 74: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 74 van 88

Bij ruim driekwart van de bezochte opleidingen is de kwaliteitszorg en ambitie voldoende. In 2017 is dit voor de eerste keer aan de hand van het nieuwe kader beoordeeld. In eerdere jaren werd altijd een oordeel op kwaliteitsborging gegeven, door de kaderwisseling kan dit niet goed meer vergeleken worden met de oordelen op het nieuwe kader, maar in het oude kader lag het aandeel opleidingen met voldoende kwaliteitsborging in de afgelopen jaren rond 50 tot 60 procent. In de kwaliteitszorg en –cultuur zijn bij een aantal opleidingen nog verbetering mogelijk, maar de verantwoording en dialoog is bij vrijwel alle opleidingen voldoende. Tabel 6.2.2.b aandeel voldoende kwaliteitszorg en ambitie

2017

% ongewogen n Oordeel kwaliteitszorg en ambitie 78 90

kwaliteitszorg 81 90 kwaliteitscultuur 88 90 verantwoording en dialoog

96 90

6.2.3 Inspectieoordelen naleving overige wettelijke vereisten “Het waarderingskader omvat niet alle deugdelijkheidseisen zoals die in de sectorwet(ten) en andere onderwijswetten zijn opgenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Verklaring omtrent gedrag (VOG), de schoolkosten en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten (vsv). De deugdelijkheidseisen die niet aan een standaard in het waarderingskader zijn verbonden, vatten we samen onder de noemer overige wettelijke vereisten.”9 Bijna 90 procent van de opleidingen heeft de overige wettelijke vereisten op orde. In het oude onderzoekskader schommelde dit de afgelopen jaren tussen 85 en 91 procent. Niet alle standaarden van de wettelijke vereisten zijn in alle onderzoeken beoordeeld. Aan de vereisten met betrekking tot schoolkosten/wettelijke bijdrage voldoet 7 procent van de opleidingen niet en ook bij de vereisten mbt verzuim en vsv zijn nog verbeteringen mogelijk. Tabel 6.2.3.a Aandeel voldoende wettelijke vereisten

2017

% ongewogen n Oordeel naleving overige wettelijke vereisten 89 85

onderwijstijd 97 24 schoolkosten/wettelijke bijdrage 93 85

ongeoorloofd verzuim en vsv 88 25

andere wettelijke vereisten 88 11

*niet alle standaarden mbt wettelijke vereisten zijn in alle onderzoeken beoordeeld

9 Onderzoekskader 2017 voor het toezicht op het middelbaar onderwijs – Inspectie van het onderwijs, 1 juni 2017

Page 75: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 75 van 88

Medezeggenschap 6.3• Minder dan de helft van de studenten vindt dat de school belang hecht aan hun

mening. • Actief meedenken over beleid of verbeteringen op school leeft weinig onder de MBO

studenten.

6.3.1 Studenttevredenheid inspraak (JOB monitor) Een groot deel van de MBO studenten geeft aan niet te weten of er een studentenraad of deelnemersraad op school is, met name bij ROC’s en AOC’s ligt dit percentage hoog.

Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Minder dan de helft van de MBO studenten is van mening dat de school hun mening belangrijk vindt. Dit aandeel is wel gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Studenten van vakinstellingen, entreeopleidingen en eerstejaars studenten vinden vaker dat school belang hecht aan hun mening.

Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Het actief meedenken over beleid of verbeteringen op school leeft weinig onder de MBO studenten; slechts een vijfde van de studenten wil actief meedenken en bijna de helft geeft aan dat ze dat niet willen. De bereidheid om mee te denken ligt hoger bij studenten van vakinstellingen en bij Bol- en entreeopleidingen.

Page 76: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 76 van 88

*meting 2008 t/m 2014: meedenken over beleid, meting 2016: meedenken over verbetering op school en opleiding Bron: rapport JOB-monitor, 2016 Studenten in de studentenraad zijn vaak van niveau 4, maar daarmee is het geen representatieve afspiegeling van de gehele studentenpopulatie.

Page 77: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 77 van 88

7 Niet bekostigd MBO

De studentpopulatie 7.1• Bijna de helft van de NBI studenten in domein zorg en welzijn. • Aandeel OVO sterk gestegen, lijkt vrijwel volledig ten koste te gaan van BBL. • Meer vrouwen dan mannen in NBI, verschil neemt toe.

Bijna de helft van de studenten in het niet-bekostigd mbo volgt een opleiding in het domein zorg en welzijn, dit aandeel is de afgelopen jaren gestegen. Daarna volgen veiligheid en sport (13%) en economie en administratie (11%). Tabel 6.3.1.a Populatie NBI naar domein (n 2015/16=33.963)

2013/2014 2014/2015 2015/2016 N % N % N %

Afbouw, hout en onderhoud 352 1 81 0 16 0 AKA 126 0 0 0 0 0 AKA / Entree 0 0 146 0 0 0 Ambacht, laboratorium en gezondheidstechniek

4 0 2 0 0 0

Bouw en infra 164 0 107 0 96 0 Economie en administratie 8278 22 8600 20 3774 11 Entree 0 0 0 0 260 1 Handel en ondernemerschap 1113 3 1170 3 1505 4 Horeca en bakkerij 964 3 1102 3 594 2 Informatie en communicatietechnologie 410 1 630 1 788 2 Media en vormgeving 417 1 402 1 422 1 Mobiliteit en voertuigen 931 2 1010 2 347 1 Techniek en procesindustrie 2882 8 3520 8 1481 4 Toerisme en recreatie 107 0 135 0 104 0 Transport, scheepvaart en logistiek 2501 7 1630 4 870 3 Uiterlijke verzorging 1746 5 1726 4 1432 4 Veiligheid en sport 3094 8 4051 9 4430 13 Voedsel, natuur en leefomgeving 702 2 624 1 1971 6 Zorg en welzijn 13737 37 18293 42 15873 47 Totaal 37528 100 43229 100 33963 100 *door wijzigingen in de structuur is de benaming van niveau 1 opleidingen in verschillende jaren anders De verdeling over leerweg is de afgelopen jaren sterk veranderd; het aandeel dat een opleiding volgt in de derde leerweg (OVO) is sterk gestegen. Deze stijging lijkt vrijwel volledig ten koste te gaan van het aandeel studenten in een BBL opleiding.

Page 78: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 78 van 88

Tabel 6.3.1.b Populatie NBI naar leerweg (n 2015/16=33.963)

2013/2014 2014/2015 2015/2016

N % N % N % BBL 19337 52 18169 42 8643 25 BOL deeltijd 8971 24 9657 22 8114 24 BOL voltijd 6989 19 6727 16 6744 20 examendeelnemer 1550 4 2788 6 1417 4 OVO 681 2 5888 14 9045 27 Totaal 37528 100 43229 100 33963 100 Het aandeel vrouwen in de niet-bekostigde mbo populatie ligt hoger dan het aandeel mannen. Het aandeel mannen is de afgelopen jaren sterk gedaald. Tabel 6.3.1.c Populatie NBI naar geslacht (n 2015/16=33.963)

2013/2014 2014/2015 2015/2016

N % N % N % vrouw 21886 58 26152 60 22556 66 man 15642 42 17077 40 11407 34 Totaal 37528 100 43229 100 33963 100

Instroom NBI 7.2De instroom naar domein vertoont een vergelijkbaar beeld als de verdeling van de populatie over domeinen. De instroom in het domein zorg en welzijn en economie en administratie is in 2015/2016 sterk toegenomen ten opzichte van het jaar daarvoor. De instroom wordt beïnvloed door het aanbod in opleidingen, wat bij de NBI’s van jaar op jaar kan verschillen. Tabel 6.3.1.a Instroom NBI naar domein ( 2015/16=16.328)

2014/2015 2015/2016 AKA 1,7 0,7 Afbouw, hout en onderhoud 0,2 0,2 Bouw en infra 0,3 0,3 Economie en administratie 8,3 15,6 Handel en ondernemerschap 6,4 1,2 Horeca en bakkerij 2,0 2,5 Informatie en communicatietechnologie 2,3 1,6 Media en vormgeving 1,2 0,8 Mobiliteit en voertuigen 1,5 1,6 Techniek en procesindustrie 6,9 5,4 Toerisme en recreatie 0,1 0,4 Transport, scheepvaart en logistiek 2,9 1,8 Uiterlijke verzorging 5,2 4,5 Veiligheid en sport 13,4 11,0 Voedsel, natuur en leefomgeving 6,2 1,2

Page 79: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 79 van 88

Zorg en welzijn 41,2 51,1 Totaal n 12170 16328

Diplomering NBI 7.3• Iets meer dan de helft stroomt uit met een diploma. • Vrouwen halen vaker een diploma dan mannen, maar in OVO halen mannen een hoger

diplomarendement. • Ruim de helft stroomt uit met een diploma dat lager is verwacht gezien vooropleiding,

dat is veel vaker dan in het bekostigd onderwijs. • Ruim een kwart stroomt uit met een hoger diploma dan verwacht, dat is veel meer dan

in het bekostigd onderwijs. • Populatie 17-jarigen in NBI vaker studenten zonder migratieachtergrond uit wijken met

een hogere sociaal economische status, bij 20-jarigen juist andersom.

7.3.1 Gediplomeerde uitstroom NBI In het niet-bekostigd onderwijs stroomt iets meer dan de helft van de studenten uit met een diploma. Het rendement ligt het hoogst bij studenten jonger dan 23 jaar en het laagst bij OVO. Tabel 7.3.1.a percentage gediplomeerden naar doelgroep en niveau (n=11.282)

<=23 >23 OVO totaal

% n % n % n % n assistentopleiding 90,5 74 52,8 53 65,1 43 72,4 170 basisberoepsopleiding 43,4 442 39,2 1023 41,9 680 40,9 2145 vakopleiding 55,9 941 42,2 1574 41,0 568 46,2 3083 middenkader-/specialistenopleiding

56,0 1888 45,6 2811 32,2 1185 46,2 5884

totaal 55,1 3345 43,5 5461 37,4 2476 45,6 11282 * Bron 2015/2016 Vrouwen verlaten het niet-bekostigd onderwijs vaker met een diploma dan mannen. Het verschil is het grootst in de doelgroep jonger dan 23 jaar. In OVO behalen mannen juist een hoger diplomarendement dan vrouwen. Tabel 7.3.1.b percentage gediplomeerden naar doelgroep en geslacht (n=11.282)

<=23 >23 OVO totaal

% n % n % n % n vrouw 56,7 2335 44,9 3594 36,6 1525 46,9 7454 man 51,2 1010 40,8 1867 38,8 951 43,0 3828 totaal 55,1 3345 43,5 5461 37,4 2476 45,6 11282

* Bron 2015/2016

7.3.2 Passend diploma NBI In het niet-bekostigd onderwijs stroomt ruim de helft van de studenten uit met een diploma dat lager is dat verwacht op basis van hun vooropleiding. Dit is beduidend vaker dan in het bekostigd mbo (zie tabel 3.6.2a). Daarentegen stroomt ook bijna 22 procent uit met een diploma dat hoger is dan verwacht op basis van hun vooropleiding, wat ruim hoger is dan in het bekostigd mbo.

Page 80: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 80 van 88

Tabel 7.3.2.a passend diploma (n=11.282)

% n onder 60,7 6848 op 17,6 1991 boven 21,7 2443 * Bron 2015/2016

Vergelijking populatie NBI en bekostigd MBO 7.4In tabel 8.4a t/m 8.4c is te zien dat de populatie van niet bekostigde instellingen er in verschillende leeftijdsgroepen anders uit ziet. In de groep 17-jarigen is het aandeel studenten zonder migratieachtergrond in het NBI significant hoger dan in het bekostigd onderwijs. Onder 20-jaren is dit omgekeerd; het aandeel studenten zonder migratieachtergrond in het nbi is dan juist significant lager dan in het bekostigd mbo. Tabel 7.3.2.a Populatie jonger dan 23 jaar naar etniciteit, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi (n=421.037)

bekostigd nbi

n % n % autocht 308226 74,7 5911 68,4 west all 23155 5,6 433 5,0 nw all, 1e gen 17598 4,3 449 5,2 nw all 2e of hoger gen 63421 15,4 1844 21,4 Totaal 412400 100,0 8637 100,0 *schooljaar 2015/2016 Tabel 7.3.2.b Populatie 17 jarigen naar etniciteit, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi (n=93.485)

bekostigd nbi

n % n % autocht 70894 76,5 674 83,9 west all 4899 5,3 49 6,1 nw all, 1e gen 2538 2,7 12 1,5 nw all 2e of hoger gen 14351 15,5 68 8,5 Totaal 92682 100,0 803 100,0 Tabel 7.3.2.c Populatie 20 jarigen naar etniciteit, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi (n=49.594)

bekostigd nbi

n % n % autocht 34465 71,8 1009 63,7 west all 2919 6,1 78 4,9 nw all, 1e gen 2964 6,2 85 5,4 nw all 2e of hoger gen 7661 16,0 413 26,1 Totaal 48009 100,0 1585 100,0 *schooljaar 2015/2016

Page 81: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 81 van 88

Wanneer we kijken naar de gemiddelde statusscore van verschillende leeftijdsgroepen zien we ook verschillen. De gemiddelde statusscore van 17-jarige studenten in het niet bekostigd onderwijs is significant hoger dan in het bekostigd mbo. Jongeren uit de ‘betere wijken’ gaan relatief vaker meteen na het middelbaar onderwijs naar het niet-bekostigd mbo. Op 20-jarige leeftijd is er nog steeds een significant verschil met het bekostigd mbo, maar dit verschil is veel kleiner. Wel is het wel opvallend dat de gemiddelde statusscore van 20-jarige nbi studenten beduidend lager is dan die van de 17-jarigen. Tabel 7.3.2.d Gemiddelde statusscore van de populatie jonger dan 23 jaar, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi

nbi bekostigd nbi

gem gem statusscore in 2014 ,038a ,016a *schooljaar 2015/20161

Tabel 7.3.2.e Gemiddelde statusscore van de populatie 17-jarigen, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi

nbi bekostigd nbi

gem gem statusscore in 2014 ,075a ,534b *schooljaar 2015/20161

Tabel 7.3.2.f Gemiddelde statusscore van de populatie 20-jarigen, uitgesplitst naar bekostigd mbo en nbi

nbi bekostigd nbi

gem gem statusscore in 2014 -,013a -,108b *schooljaar 2015/20161

Het lijkt er op dat de studenten zonder migratieachtergrond uit wijken met een hogere sociaal economische status vaker meteen na het middelbaar onderwijs instromen in het niet-bekostigd onderwijs, maar later zijn het studenten met een migratieachtergrond uit wijken met een lagere sociaal economische status.

Page 82: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 82 van 88

8 Groen

• Eindoordeel bij 4 van de 13 onderzochte groene opleidingen onvoldoende. • Vooral bij examinering en diplomering en kwaliteitszorg en ambitie is nog verbetering

mogelijk. • Studenten die instromen in een groene opleiding werden vaker onder hun niveau

geplaatst dan studenten die instromen in andere sectoren, maar vanaf 2014/2015 is dat omgedraaid en worden juist studenten van groene opleidingen vaker op niveau geplaatst.

• Minder vaak doorstroom vanuit niveau 2 en 3. • Minder switch vanuit groene opleidingen en aandeel switch neemt af. • Diplomarendement ligt met 85,4 procent boven het landelijk gemiddelde, maar lager

dan in de sector zorg & welzijn.

Inspectieoordelen groen onderwijs 8.1Bij de onderzoeken in 2017 is gewerkt met een nieuw onderzoekskader, hierdoor kan geen vergelijking worden gemaakt met de inspectieoordelen in eerdere jaren. Omdat er alleen gegevens over 2017 beschikbaar zijn, is de het aantal onderzochte groene opleidingen erg klein, daarom worden in onderstaande tabellen alleen de aantallen weergegeven. Het eindoordeel bij 4 van de 13 onderzochte groene opleidingen is onvoldoende. De overige 9 opleidingen zijn voldoende. Tabel 7.3.2.a eindoordeel groen vs overige sectoren

groen overig

n n Zeer zwak 0 2 Onvoldoende 4 18 Voldoende 9 56 Goed 0 0 *alleen ongewogen aantallen, omdat er te weinig cases zijn om procentueel te vergelijken

In tabel 9.1b zijn de oordelen op de kwaliteitsgebieden weergegeven.

Page 83: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 83 van 88

Tabel 7.3.2.b oordelen kwaliteitsgebieden groen vs overige sectoren

groen overig

n n

Oordeel onderwijsproces onvoldoende 3 6 voldoende 10 71

Oordeel examinering en diplomering

onvoldoende 5 29 voldoende 8 48

Oordeel onderwijsresultaten

onvoldoende 1 16 voldoende 9 60

Oordeel kwaliteitszorg en ambitie

onvoldoende 7 16 voldoende 6 61

Oordeel naleving overige wettelijke vereisten

onvoldoende 0 8 voldoende 13 64

*alleen ongewogen aantallen, omdat er te weinig cases zijn om procentueel te vergelijken

Instroom, doorstroom, uitstroom Groen 8.2 In 2016/2017 volgen in totaal 25.634 studenten een mbo opleiding in het groene onderwijs. Zowel het aandeel als het absolute aantal studenten in het groene onderwijs is gedaald op basis van bron. Tabel 7.3.2.a totale mbo populatie naar sector ( 2016/17=491.850)

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 201 % n % n % n % n % n % n %

combinatie van sectoren

2,5 13599 2,6 13859 2,7 14000 2,7 13850 1,9 9186 1,8 8675 2,4

economie 32,0 174741 32,2 172229 32,4 170195 32,6 167128 33,2 163016 33,5 161970 33,4 landbouw 5,6 30741 5,8 31000 5,7 29925 5,7 29114 5,4 26728 5,3 25877 5,2 techniek 28,1 153406 27,8 148791 27,1 142123 26,7 136690 27,5 134977 28,1 136036 27,5 zorg en welzijn 31,7 173056 31,5 168471 32,1 168767 32,3 165172 32,1 157608 31,3 151390 31,5

Totaal 100,0 545543 100,0 534350 100,0 525010 100,0 511954 100,0 491515 100,0 483948 100,0 Dit zien we ook als we kijken naar de studenten die op aoc’s staan ingeschreven. Jaar AOC aandeel in totaal mbo (%) 2015 25081 5,3 2016 25428 5,3 2017 23987 5,0 Bron: OCW In het groene onderwijs stroomt in vergelijking met het totale mbo een relatief groot aandeel studenten zonder migratieachtergrond in. Tabel 7.3.2.b instroom groen naar herkomst (n 2016/17=7.738)

Page 84: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 84 van 88

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 autocht 88,0 86,2 89,3 89,9 91,0 west all 6,3 6,7 5,4 5,3 4,5 nw all, 1e gen 3,6 4,8 2,3 2,1 1,5 nw all 2e gen 2,2 2,3 3,0 2,7 3,0 Totaal n 10928 10639 8362 8288 7738 Tabel 7.3.2.c instroom MBO totaal naar herkomst ( 2016/17=158.793)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 autocht 73,0 72,4 72,3 72,9 72,8 west all 6,6 6,6 6,4 6,2 6,1 nw all, 1e gen 8,0 7,6 6,6 6,2 6,1 nw all 2e gen 12,3 13,4 14,7 14,8 14,9 Totaal n 178562 169767 156013 155534 158793 In de afgelopen jaren is het aandeel instromers in een groene opleiding waarvan het inkomen van de ouders in de hogere inkomenscategorieën valt toegenomen. Tabel 7.3.2.d instroom sector groen naar inkomen ouders, exclusief inkomen ouders onbekend (n=6.835)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

Laagste cat. 7,9 697 7,1 622 6,0 454 6,0 458 5,0 342 2de cat. 10,8 958 9,8 860 8,1 620 7,7 585 7,0 476 Middelste cat. 17,0 1511 16,4 1435 15,6 1191 15,9 1213 16,0 1093 4de cat. 27,9 2479 28,5 2497 30,5 2325 29,6 2251 31,7 2170 Hoogste cat. 36,4 3232 38,1 3336 39,8 3036 40,8 3102 40,3 2754

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten Het opleidingsniveau van de ouders laat een vergelijkbaar beeld zien. Tabel 7.3.2.e instroom sector groen naar opleiding ouders, exclusief opleiding ouders onbekend (n 2016/17=3.913)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017vlp % n % n % n % n % n

Max. mbo2 44,0 2006 39,3 1795 34,9 1518 33,6 1471 30,4 1190

Mbo 3-4 39,7 1809 42,1 1923 44,8 1948 44,2 1937 45,4 1778 Hbo ad/ba 12,4 564 13,2 603 15,1 659 16,2 710 18,4 719 Wo ba/ma & hbo ma 3,9 176 5,5 250 5,2 225 6,0 261 5,8 226

*cases waarbij geen cbs gegevens gekoppeld konden worden, zijn buiten beschouwing gelaten Vooral het aandeel instromers op niveau 1 is sterk gedaald. Tabel 7.3.2.f Instroom groen naar niveau (n 2016/17=7.738)

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 niveau 1 24,6 23,8 8,8 7,5 0,7

Page 85: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 85 van 88

niveau 2 26,7 23,8 26,6 25,6 26,2 niveau 3 19,9 21,2 23,8 26,8 27,9 niveau 4 28,8 31,2 40,8 40,1 45,2 Totaal n 10928 10639 8362 8288 7738 Studenten die instromen in een groene opleiding werden vaker onder hun niveau geplaatst dan studenten die instromen in andere sectoren, maar vanaf 2014/2015 is dat omgedraaid en worden juist studenten van groene opleidingen vaker op niveau geplaatst. Tabel 7.3.2.g passende plaatsing naar sector

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 op

niveau

onder nivea

u

boven nivea

u

op nivea

u

onder nivea

u

boven nivea

u

op nivea

u

onder nivea

u

boven nivea

u

op nivea

u

onder nivea

u

boven nivea

u

% % % % % % % % % % % %

zorg & welzijn 58,6 11,5 29,9 63,3 11,2 25,5 66,9 9,2 23,9 66,2 8,8 25,0

techniek 62,8 18,4 18,8 63,3 18,2 18,5 67,7 16,1 16,2 68,3 15,6 16,0 economie 63,2 20,9 15,9 65,3 19,3 15,4 70,1 15,8 14,0 71,5 14,6 13,9 groen 58,6 27,5 13,9 59,7 27,3 12,9 75,5 12,6 11,9 76,7 11,9 11,4 combinatie 59,3 38,4 2,3 63,8 32,9 3,2 68,1 28,1 3,8 70,3 24,0 5,7 Totaal 61,1 18,7 20,2 63,7 17,8 18,5 68,7 14,2 17,1 69,3 13,4 17,3

In eerder jaren kwam ongeveer de helft van de ingestroomde studenten rechtstreeks uit het voortgezet onderwijs. Vanaf 2014/2015 is dit sterk gestegen en nu komt bijna drie kwart van de studenten rechtstreeks uit het voortgezet onderwijs. Tabel 7.3.2.h directe instroom vo-mbo naar sector

2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 2016/2017 % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 50,7 57841 54,8 54155 60,3 47906 62,4 45977 62,1 48526

techniek 56,4 43038 60,5 39961 65,3 41547 65,8 43084 65,9 39959 economie 61,9 56478 65,8 55126 67,9 51979 69,3 51979 70,8 52444 groen 51,2 10928 51,7 10639 67,8 8362 69,5 8288 73,8 7738 combinatie 46,3 10277 50,8 9886 49,8 6219 55,5 6206 54,9 10126 Totaal 55,4 178562 59,3 169767 64,1 156013 65,7 155534 66,1 158793 In de sector groen stromen studenten minder vaak door vanuit niveau 2 en 3 naar een hoger niveau dan in andere sectoren. Tabel 7.3.2.i opstroom vanuit niveau 2 en 3, naar sector

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 23,8 59204 23,1 58045 23,7 58505 23,8 56429 24,7 51983 26,2 5061

techniek 19,7 53557 20,2 48942 21,6 46065 23,1 41919 23,9 39967 23,2 4070 economie 27,6 63224 29,3 62365 30,0 60875 30,7 58791 32,2 54534 32,0 5331

Page 86: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 86 van 88

groen 17,2 9711 16,7 9749 17,7 9430 16,8 9292 17,7 8801 19,8 8957 combinatie 26,0 837 24,9 759 22,6 168 20,4 265 16,0 282 14,7 279 Totaal 23,6 186533 24,1 179860 25,0 175043 25,6 166696 26,7 155567 27,0 15387 *aantal studenten niveau 2-3 jaar t dat in jaar t+1 op een hoger niveau zit tov alle studenten niveau 2-3 jaar t die op t+1 nog in het MBO zitten Vanuit groene opleidingen wordt minder vaak geswitcht dan in andere sectoren. Dit wordt waarschijnlijk deels verklaard doordat groene opleidingen voornamelijk aan AOC’s worden gegeven, waar binnen de instelling alleen groen onderwijs wordt aangeboden, waardoor het een grotere stap is om een opleiding in een andere richting te gaan volgen. Het aandeel overstappers is bij groen de afgelopen jaren afgenomen. Tabel 7.3.2.j switch, uitgesplitst naar sector

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 9,9 110966 9,6 110554 9,0 110937 8,4 109729 8,2 105434 8,0 10476

techniek 7,9 103678 8,0 98023 7,6 95739 7,6 92045 7,7 92886 8,2 9620 economie 12,3 112934 11,9 111362 11,0 109346 10,9 107909 10,7 107052 10,6 1086 groen 6,2 19137 6,1 19167 5,5 18442 5,3 18150 5,0 17591 4,7 1792 combinatie 8,8 6528 9,5 7342 8,8 7723 13,7 7669 11,4 5451 14,5 554 Totaal 9,9 353243 9,7 346448 9,0 342187 8,9 335502 8,8 328414 8,9 33305 Het rendement in het groene onderwijs ligt met 85,3 procent boven het landelijk gemiddelde, maar lager dan in de sector zorg & welzijn. Tabel 7.3.2.k gediplomeerde uitstroom naar sector

2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014 2014/2015 2015/2016 % n % n % n % n % n % n

zorg & welzijn 76,4 57969 79,1 57917 82,6 57830 84,9 55443 86,6 52174 86,3 4662

techniek 76,0 49728 79,5 50768 80,5 46384 81,9 44645 82,6 42091 82,2 3982 economie 72,7 61806 75,4 60867 77,5 60849 81,5 59219 82,3 55964 82,7 5335 groen 78,9 11604 78,9 11833 82,4 11483 82,5 10964 86,3 9137 85,3 7949 combinatie 55,1 7071 54,5 6517 55,5 6277 58,3 6181 60,2 3735 53,7 3134 Totaal 74,4 188178 77,1 187902 79,4 182823 81,9 176452 83,5 163101 83,2 15089 Het VSV percentage in de sector groen ligt met 3,7 procent op ongeveer hetzelfde niveau als vorig jaar. In vergelijking met combinatie, techniek en economie doet groen het beter, in de sector zorg & welzijn is het aandeel VSV wat lager. Tabel 7.3.2.l vsv percentage stelsel, uitgesplitst naar sector

2013/2014 2014/2015 2015/2016vlp

% n deelnemers % n deelnemers % n deelnemers zorg & welzijn 4,1 115964 3,5 115028 3,5 113201 techniek 4,9 99435 4,9 102722 5,0 105779 economie 6,3 134282 5,6 134225 5,5 134466 groen 4,5 21126 3,6 21311 3,7 21423 combinatie 26,1 9287 24,7 6474 19,9 6390

Page 87: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 87 van 88

Page 88: TECHNISCH RAPPORT SECTORHOOFDSTUK MBO€¦ · 3 Participatie en prestaties 15 3.1 De studentpopulatie 15 3.1.1 Populatiebeschrijving 15 3.2 Plaatsing/instroom 18 3.2.1 Instroom 18

Pagina 88 van 88

9 Passend onderwijs

instromers vso/pro:lwoo aantallen, groepsverschillen

Studenttevredenheid studeren met een beperking (JOB monitor) 9.1Uit de JOB rapportage 2016 blijkt dat minder dan de helft van de studenten met een beperking vindt dat docenten voldoende rekening houden met hun beperking, ruim een vijfde vindt dat er te weinig rekening mee wordt gehouden. De tevredenheid over hulpmiddelen en aanpassingen op school is ten opzichte van 2014 wel verbeterd, maar nog steeds is bijna een kwart van de studenten met een beperking ontevreden over de hulpmiddelen en aanpassingen op school.

*deze vragen zijn alleen gesteld aan studenten die aangaven een beperking te hebben. Bij alle vragen over ondersteuning konden studenten aangeven dat ze geen ondersteuning nodig hebben, deze zijn buiten de analyses gehouden. Bron: JOB rapport 2016