Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze...

21
Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003

Transcript of Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze...

Page 1: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

Stuurgroep Recherche Nieuwe StijlHerfst 2003

Page 2: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

Inhoudsopgave1Inleiding............................................................................................................................................ 32Externe trends en ontwikkelingen; probleemanalyse........................................................................43Positionering .................................................................................................................................... 7

3.1Taken..........................................................................................................................................73.2Het domein van de opsporing.................................................................................................... 73.3Samenhang.................................................................................................................................8

3.3.1Binnen de regio................................................................................................................... 83.3.2Met de opsporingsomgeving...............................................................................................8

4Processen, mensen en ICT................................................................................................................ 94.1Processen....................................................................................................................................9

4.1.1Het forensisch-technisch proces..........................................................................................94.1.2Het informatieve proces......................................................................................................94.1.3Het tactisch proces............................................................................................................ 11

4.2Mensen.....................................................................................................................................114.3ICT........................................................................................................................................... 13

5De organisatie................................................................................................................................. 145.1Organisatorische indeling........................................................................................................ 14

5.1.1Wijkteam...........................................................................................................................155.1.2Team opsporing / districtelijke recherche.........................................................................155.1.3Dienst centrale recherche (of Dienst regionale recherche, dan wel Dienst regionaleopsporing)................................................................................................................................. 155.1.4GBO zaken........................................................................................................................15

5.2Verantwoordelijkheden............................................................................................................165.3Sturing......................................................................................................................................165.4Besluitvorming op verschillende niveaus................................................................................ 16

6Conclusie: De betekenis van Recherche Nieuwe Stijl.................................................................... 186.1Maatschappijgeoriënteerd........................................................................................................ 186.2Informatiegestuurd................................................................................................................... 186.3Lenig........................................................................................................................................ 186.4Slagvaardig...............................................................................................................................186.5Samengevat.............................................................................................................................. 19

7Bijlage:............................................................................................................................................20

2

Page 3: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

1 InleidingDit document is de uitkomst van het overleg in de Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl (RNS). Destuurgroep RNS is ingesteld vanuit de algemeen ervaren urgentie dat het noodzakelijk was te komen tot eennieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november2002 meekreeg was: “Geef een nieuwe vorm en inhoud aan het opsporingsproces met als doel eenmerkbare verbetering van de veiligheid.” Dit doel kan alleen bereikt worden als er ook een gedeeld beeld isvan de gewenste situatie in de toekomst. Met dit document wordt is aan deze opdracht voldaan. Hiermeewordt de recherchefunctie gericht. De volgende stap is dat deze wordt ingericht. Om de overgang tussenrichten en inrichten zo soepel mogelijk te laten verlopen, wordt in de slotparagrafen op hoofdlijnen eenbeeld geschetst van de toekomstige recherche-organisatie.

De opdracht om nieuwe vorm en inhoud aan het opsporingsproces te geven leidde allereerst totherbezinning van de stuurgroep op de grondslagen van de recherchefunctie. Waartoe dient hetopsporingsproces, en wat is haar bijdrage aan de veiligheidsdoelstelling van het korps en zelfs van depolitie algemeen? Een kort uitstapje naar deze doelstellingen en een aantal relevante trends enontwikkelingen is daarom vereist (hoofdstuk 2). Vervolgens is onderzocht aan wat het domein van derecherchefunctie zou moeten voldoen om optimaal aan deze doelstellingen bij te dragen (hoofdstuk 3). Inverband hiermee is gekeken naar de eisen die in dit verband kunnen worden gesteld aan mensen, processenen informatie (hoofdstuk 4). Tot slot is gekeken naar de consequenties die dit alles heeft voor deorganisatorische inrichting van de recherchefunctie (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 6 komen de verschillendelijnen bij elkaar en wordt een conclusie geformuleerd.

Met het bovenstaande voldoet de stuurgroep aan de door HOZ gegeven uitgangspunten voor de stuurgroep.Deze zijn:

- vormgeving recherche: Er moet een voorstel komen over nieuwe vormgeving van de recherche. Ditbehelst in ieder geval de structuur, verantwoordelijkheid en taken.

- professionalisering van het opsporingsproces: De kern van het recherchebedrijf zal gaan bestaanuit Hbo’ers. Dit geldt voor zowel het technische, als het tactische, als het informatieproces. Hetbeschrijven van een functieraster is hiervoor nodig

- Innovatie in het rechercheproces: Dit moet gestalte krijgen door middel van tegenhouden naastopsporen. Tegenhouden zal binnen het kader van deze notitie niet afzonderlijk worden beschreven.De plaats van het opsporingsproces is uitvoerig beschreven in de notitie Misdaad laat zichtegenhouden die de Projectgroep Opsporing in november 2001 heeft aangeboden aan de Raad vanHoofdcommissarissen.

Na de eerste bijeenkomsten heeft de stuurgroep een keuze gemaakt voor een tijdshorizon. Gelet op denoodzaak om op korte termijn al tot een aantal oplossingen te komen, is een compromis gezocht tussen eengrote stap voorwaarts en het oplossen van problemen op de korte termijn. Dit betekent dat de visie die indit document is neergelegd realiseerbaar is in vier tot vijf jaar. Op onderdelen wellicht korter, maar erzitten geen onderdelen in die pas op veel langere termijn zijn in te voeren.

In dit document is een tweedeling aangebracht tussen vormgeving en professionalisering. Binnen devormgeving wordt een en ander gezegd over verantwoordelijkheden, taken en structuur van hetopsporingsproces. Binnen professionalisering gaat het om processen, mensen en ICT (informatie).Voorafgaand hieraan wordt een analyse gegeven van de noodzaak te komen tot herinrichting van hetrechercheproces. Overigens wordt in dit stuk de volgende terminologie gehanteerd: “opsporing” staat voorhet proces, “recherche” staat voor de organisatie (naar analogie van de naamgeving die op landelijk niveauwordt gehanteerd).De titel van dit document is uiteraard niet voor niets gekozen. SLIM staat wat de stuurgroep betreft voorSlagvaardig, Lenig, Informatiegestuurd, Maatschappijgeoriënteerd. Aan de hand van deze woorden wordthet toekomstbeeld ingekleurd. De beschrijving vindt plaats van buiten naar binnen.

De stuurgroep bestaat uit de volgende leden:Mariëtte Christophe (voorzitter), Jan Pronker, Peter Slort, Ruud Staijen, Bas van Tol, Bert Verdijk, WillemWoelders en Roland Bron

3

Page 4: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

2 Externe trends en ontwikkelingen; probleemanalyseOm de urgentie van een nieuwe inrichting van de recherchefunctie te kunnen begrijpen, is allereerst begripnodig van een aantal maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van misdaadbestrijding in hetalgemeen, en opsporing in het bijzonder.In de eerste plaats vindt op landelijk niveau momenteel een discussie plaats over de vorming van delandelijke recherche en BRT’s. De vorming van een nationale recherche en van BRT’s heeft op tweemanieren consequenties voor de regionale recherche:

o in capacitair opzicht zal het korps ruim 2% van de totale sterkte moeten bijdragen voor de vormingvan de BRT’s en de nationale recherche. De IFT capaciteit moet herkenbaar binnen de opsporingworden gepositioneerd.

o qua taakuitoefening zal afstemming moeten plaatsvinden tussen de regionale recherche, de BRT’sen de nationale recherche.

De discussie over de vorming van een nationale recherche en BRT’s hangt nauw samen met hetveiligheidsplan van het kabinet Balkenende I: Naar een veiliger samenleving en bovendien met decontractuele afspraken over de politiebijdrage aan de veiligheid van de samenleving, bijeengebracht in hetLandelijk Kader Nederlandse Politie 2003-2006. In al deze documenten, en ook in het regionaalbeleidsprogramma zoals dat voorjaar 2003 door de Driehoek is vastgesteld, worden de volgendehoofddoelstellingen van het veiligheidsbeleid aangewezen:

- het aanpakken van de stelselmatige dader en de jeugdcriminaliteit; - het stimuleren van publieke betrokkenheid; - het intensiveren van preventie en slachtofferzorg; - het gericht tegenhouden van overlast en misdaad door uitbreiding van het zichtbare toezicht en de

controle in de publieke ruimte; - het versterken van de opsporing en de handhaving;

Voor wat betreft dit laatste punt verdient de recente Aanwijzing opsporing van het college van PG’svermelding. In deze aanwijzing gaat het om de reactie op afzonderlijke strafbare feiten die ter kenniskomen van de politie. In dit document wordt niet uitvoerig op de aanwijzing ingegaan, maar het is wel eenkaderstellend stuk. De aanwijzing behelst ten aanzien van de opsporing kortweg de volgende regels:

- Indien een strafbaar feit is gepleegd en de verdachte direct daarbij bekend is, dienen altijdopsporinghandelingen te volgen (aanhouding, opmaken proces-verbaal). Is dat niet het geval, dankan de zaak althans voorlopig terzijde worden gelegd, tenzij sprake is van een schokkend feit.

- Bij strafbare feiten die verder ingrijpen mag meer worden verwacht dan alleen een optreden als eronmiddellijk een spoor naar de dader bekend is. Dan moet gericht en meer dan oppervlakkigworden gezocht naar aanknopingspunten voor een succesvolle opsporing en vervolging: naareventuele getuigen, naar eventuele sporen (vingerafdruk, DNA).

- Bij zeer schokkende feiten is sprake van een apart regime.

Een belangrijke algemene observatie is dat veiligheid kan worden onderscheiden in objectieve ensubjectieve veiligheid. Objectieve veiligheid is veiligheid in cijfers: aantallen misdrijven, aantallenaangiften en dergelijke. Subjectieve veiligheid is ‘ervaren’ veiligheid; het gevoel van de burger metbetrekking tot haar veiligheid. Algemeen wordt erkend dat verbetering van de objectieve veiligheidssituatieslechts geringe invloed uitoefent op de subjectieve veiligheidssituatie in de regio. De verwachting is datbeïnvloedbare factoren op het gebied van subjectieve veiligheid zich veelal niet op het terrein vanrepressieve aanpak bevinden, maar te maken hebben met demografische en stedenbouwkundige factoren,dienstverlening door de politie en de sociale cohesie in de directe woonomgeving. Tegen de achtergrond van het bovenstaande leest de stuurgroep RNS de opdracht om te komen tot “eenmerkbare verbetering van de veiligheid” als een opdracht die zich in hoofdzaak richt op een merkbareverbetering van de objectieve veiligheid. Waar mogelijk zullen, bijvoorbeeld in de organisatorischeinrichting en in werkprocessen die contact met burgers inhouden, ook positieve invloeden op de subjectieveveiligheid worden nagestreefd. Door – zoals hieronder wordt beschreven – de veiligheid van de burger alsuitgangspunt te nemen, wordt de bijdrage van de objectieve veiligheid aan de subjectieve veiligheid van deburger in deze regio gemaximaliseerd.De vraag komt hierbij naar voren in hoeverre het regiokorps zich kan terugtrekken in het domein “deveiligheid die de burger raakt”, mede gelet op het uitstralingseffect dat dit heeft. Korpsleiding en

4

Page 5: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

parketleiding hebben aangegeven dat het korps ook actief dient te blijven op het domein van demaatschappelijke integriteit.

Maar ook los van de politiek-bestuurlijke ontwikkelingen zijn er relevante trends te onderscheiden. Kijkendnaar de aard van de criminaliteit in deze regio, laten de volgende elementen zich onderscheiden:

1: Verharding- De drempel om geweld te gebruiken/ ermee te dreigen wordt lager- Grof geweld in de publieke ruimte neemt toe- De mentaliteit wordt harder (met name bij groepen jongeren in Amsterdam West, groepen uit het

Arabische deel van de bevolking en Oost-Europeanen)- Status en aanzien worden veel minder gerespecteerd- Met het grootste gemak worden binnen het criminele milieu boetes uitgedeeld of men wordt

afgeperst of geliquideerd- Er is meer media-aandacht voor hardere criminaliteit

2: Onvoorspelbaarheid- Er zijn nauwelijks nog vaste patronen meer, geen transparantie- Er is een verschuiving zichtbaar van netwerk naar ad-hoc samenwerkingsverbanden - Onderling vertrouwen bij criminelen is weinig waard, slaat snel om in wantrouwen- Nieuwe onbekende partijen zonder lokale banden doen hun intrede- Financiële belangen liggen te zeer vast, moet flexibeler zodat men snel uit kan treden

3: Mobiliteit- Grote afstanden worden met het grootste gemak snel overbrugd- Criminelen zwermen uit over het land of naar het buitenland. - Criminelen komen kortstondig ons land binnen en zijn na een actie snel weer weg

(europeanisering)

4: Accentverschuivingen- Het gaat allang niet meer om de traditionele illegale handel- Alles waarmee/waaraan snel geld verdient kan worden is interessant- Nog interessanter is partijen nabij het afleverpunt te beroven

Tegenover de politiek-bestuurlijke doelstellingen die in de hierboven opgesomde stukken wordenweergegeven, staat geen extra financiële ruimte voor het korps. Concreet houdt dit in dat in een (zoalshierboven omschreven) veranderende criminele omgeving meer resultaat moet worden geboekt metevenveel of minder mensen en middelen. Deze constatering dwingt het korps tot een inspanning om deefficiency en de effectiviteit van haar taakuitvoering te verhoging, met behoud of toename van kwaliteit.Heroriëntatie op de taakuitoefening van het korps heeft de korpsleiding ertoe gebracht in januari 2003 denotitie Politie op een kruispunt te publiceren. Kern van deze notitie is de keuze om het korps in te richtenlangs vier vormen van politiezorg, te weten dichtbijpolitie, opsporingpolitie, controlepolitie en ordepolitie.Deze keuze wordt gesymboliseerd door een kruispunt. In het centrum van het kruispunt bevindt zich hetinformatieproces, dat ten dienste staat van alle vier de politievormen. Dit proces is tevens de‘hoofdinformatieslagader’ voor de vier functies. Elk van de functies heeft namelijk ook nog een eigeninformatiefunctie. Voor wat betreft de opsporingsfunctie wordt hier in hoofdstuk 4 verder op ingegaan.Het onderscheid tussen deze vier betekent niet dat deze politie-onderdelen uit elkaar gaan drijven.Integendeel, de bedoeling is nu juist dat zij elkaar aanvullen en versterken. Het goed functioneren van decontrolepolitie geeft bijvoorbeeld meer ruimte voor de dichtbijpolitie zich op de buurtgerichte politiezorgte richten. De dichtbij politie profiteert van het ‘afvangen’ van criminaliteit in de mobiliteitsgebieden doorde controlepolitie. Omgekeerd profiteert de controlepolitie van de kennis van de dichtbijpolitie overcriminele activiteiten in de buurten en mogelijke bewegingen van en naar deze activiteiten.In zijn algemeenheid wordt in Politie op een Kruispunt het volgende over de opsporingspolitie gezegd:“Bij deze vorm van politie zal een vernieuwingsslag op drie terreinen moeten plaatsvinden: mensen,processen en ICT.a. Mensen: professionaliseren een substantieel deel van de recherchemedewerkers (tot minimaal HBO-niveau)

5

Page 6: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

b. Processen: verder gaan met verbeterprocessen zoals Abrio.c. ICT: is een vereiste voor de politie als geheel en gaat verder dan de recherche.Binnen de recherche was in de traditionele onderverdeling (informatie / tactiek / techniek) tot nu toe detactiek leidend. Informatie en techniek waren ondersteunend, maar de ervaring heeft geleerd datbijvoorbeeld technische processen steeds crucialer worden en dat bij een belangrijk deel van debewijsvoering de techniek de doorslag geeft. Ook de niet aflatende politieke aandacht voorrecherchetechnieken is illustratief.De landelijke positionering van de recherche begint op dit moment vorm te krijgen. Gelet op de taakveldenvoor de landelijke recherche en de BRT’s kiest het korps als centraal aandachtspunt de veiligheid van deburger. De (inter)nationale recherche wordt zo veel mogelijk landelijk georganiseerd.”In de volgende paragrafen worden deze eisen verder uitgewerkt.

6

Page 7: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

3 Positionering

Binnen het eerste deel van de opdracht, de vormgeving van de recherchefunctie, is aandacht voorverantwoordelijkheden, taken en structuur. De stuurgroep verstaat hieronder de positionering van derecherche. Allereerst zal worden ingegaan op de hoofdtaak van het opsporingsproces en de overigeaandachtsgebieden hierbinnen. Vervolgens wordt een en ander gezegd over het domein van de opsporing.Tot slot wordt iets gezegd over de samenhang tussen verschillende onderdelen.

3.1 TakenZoals gezegd is de uiteindelijke doelstelling van het korps het verhogen van de veiligheid in de regio, zodathet korps bijdraagt aan de door het kabinet geformuleerde doelstelling van een veiliger samenleving. Dezecentrale doelstelling van het korps heeft consequenties voor de vier functies die in Politie op een kruispuntworden onderscheiden. Elk van deze functies zal een significante bijdrage moeten leveren aan dekorpsdoelstelling. Voor de opsporing werd dit ook zichtbaar in de opdracht van HOZ aan de stuurgroep, ermoet sprake zijn van “een merkbare verbetering van de veiligheid”.

Voor wat betreft de opsporingsfunctie is de centrale taak: het oplossen van misdrijven die niet kondenworden tegengehouden (wat is er gebeurd, wie heeft het gedaan). Een belangrijke focus hierbij is “deveiligheid van de burger”, maar de korpsleiding en de parketleiding hebben aangegeven dat het korps ookactief dient te blijven op het domein van de maatschappelijke integriteit. Kijkend naar de doelstelling van het korps en de verplichtingen die voortvloeien uit het Landelijk kader ende Aanwijzing opsporing ziet de opsporingsfunctie zich voor de taak gesteld om de komende jaren nietalleen meer daders maar ook nog eens van de goede soort aan te leveren. Ook maatschappelijk zijn er delaatste jaren steeds hogere verwachtingen ten aanzien van de opsporing. Men wil meer daders in deverwachting dat dit leidt tot meer opgeloste zaken (en dus een hoger oplossingspercentage). Kortweg houdtdit een roep in om grotere effectiviteit van de opsporing. Tegelijkertijd is er een roep om minder missers inde rechtsgang (hetgeen eisen stelt aan de kwaliteit van het opsporingsproces). Daarbij komt dat Amsterdamzich in de loop der jaren heeft ontwikkeld tot een multicultureel (handels)centrum met als functies: wonen,werken en verpozen. Natuurlijk zijn er verstorende elementen (waaronder criminaliteit) die hier eengraantje van mee proberen te pikken.

De vraag is nu wat de beste manier is waarop de opsporing een bijdrage levert aan deveiligheidsdoelstelling van het korps. Naast de veiligheid van de burgers in Amsterdam zijn nog tweeelementen van belang:

- Amsterdam-Amstelland geldt als een criminele marktplaats, waar ontmoetingen plaats vinden,criminele belangen liggen, afspraken gemaakt worden en illegale handel gedreven wordt zonder datAmsterdam-Amstelland de afzetmarkt is.

- Amsterdam-Amstelland geldt als een criminele uitvalsbasis naar de omgeving. Het land heeft veellast van Amsterdammers, die elders voor onveiligheid zorgen. Met name de strikte aanpak van deharde kern van de criminele jeugd leidt tot uitwaaieringseffecten over de regio en over het land.

Ten aanzien van de marktplaats leidt dit thans in ieder geval tot een onoverzichtelijke situatie (vooriedereen) met veel spanningen en dus ook uitspattingen. Gelet op de verwevenheid met de bovenwereld,gaat deze daar dan ook meer en meer last van krijgen.

3.2 Het domein van de opsporingGegeven bovenstaande doelstellingen voor de opsporing, komt de stuurgroep tot het volgende onderscheidvan criminaliteitsvormen die tot het domein van de opsporing zouden moeten behoren.

1. de burger als slachtoffera. incidenten die de burger direct betreffen

impactzaken voor de rechtsorde (kenmerk: impact, complex, vraagtveel/bijzondere aandacht (kwalitatief en kwantitatief) en kennen een langeredoorlooptijd)

7

Page 8: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

ingewikkelde zaken die bijzondere aandacht vragen (expertise, langeredoorlooptijd) voorbeelden zijn te vinden in de fysieke criminaliteit (waaronderverkrachtingen en ernstige mishandeling) en de financiële criminaliteit

high volume crime (alle overige aangiftecriminaliteit (kenmerk relatiefeenvoudige zaken, korte doorlooptijd in de behandeling, komen veel voor)

b. seriematige zaken (op basis van relaties tussen incidenten dan wel op basis vanveronderstellingen)

reeks veroorzaakt maatschappelijke onrust “gewone” seriematigheid

2. de integriteit van de rechtsstaat en de samenlevinga. politiek/bestuurlijke prioriteiten, ambtelijke integriteit

kenmerk: sterk regionaal belang, consequenties voor de langere termijn voor destad of de burger en worden bepaald op basis van dreigingsbeeld of strategischeprioriteit. Bijvoorbeeld Westpoort, horeca, prostitutie/mensenhandel, lokalevuurwapenhandel/bezit, tussenhandel verdovende middelen die het straatbeeldbepalen en voor angst en verloedering zorg dragen, de regio Amsterdam-Amstelland als criminele marktplaats.

b. integriteit van Amsterdam als financieel centrum kenmerk: financiële fraude, groot lokaal belang, raakvlak met meerdere

criminaliteitsvormen, bedreiging voor het lokale ondernemersklimaat ofvertrouwen in de lokale markt of Amsterdam als marktplaats.

3. vraag/input van derden Het kan hier gaan om andere korpsen, maar ook om andere

opsporingsinstanties of derden in de regio, Nederland of internationaalUit bovenstaande driedeling blijkt al dat er een belangrijk verschil is tussen bijvoorbeeld bulkzaken (die zoefficiënt en effectief mogelijk moeten worden opgelost: zoveel mogelijk tegen zo laag mogelijke kosten) enimpactzaken (waarvan voorop staat dat ze moeten worden opgelost, desnoods tegen hoge kosten). Binnende recherchefunctie zal met deze uiteenlopende categorieën rekening moeten worden gehouden.Teneinde enig inzicht te geven in de omvang van het aanbod van de hierboven genoemde zaken, worden inde bijlage bij deze nota enkele kengetallen gegeven.

3.3 SamenhangDoor het onderscheid in verschillende niveaus binnen de opsporingsfunctie alsmede het onderscheid van devier politiefuncties, is het van het allergrootste belang te waken tegen versnippering vanopsporingsactiviteiten en van informatie. Het is immers deze versnippering die mede aan de inrichting vande stuurgroep ten grondslag heeft gelegen.

3.3.1 Binnen de regioSamenhang binnen de regio wordt eigenlijk georganiseerd door feitelijk samen te werken. Dat wil zeggen:het gezamenlijk acteren van mensen van verschillende organisatie-onderdelen. Daarbij is de afbakening vanverantwoordelijkheden een vertrekpunt, maar er moet samenhang ontstaan tussen de drie hoofdprocessenvan opsporing en er moet samenhang zijn tussen de verschillende organisatie-onderdelen, dat wil zeggenaansluiting tussen de verschillende cyclische processen (kort, midden en lang).

3.3.2 Met de opsporingsomgevingEen aandachtspunt bij de ontwikkeling van BRT/NR is de samenwerking/ overdracht informatie tussenregio, BRT en het landelijk niveau. Cruciaal is hoe de organisatorische eenheden (landelijk,bovenregionaal en regionaal niveau) in de bestrijding van de criminaliteit op elkaar aansluiten en elkaaraanvullen qua criminele politiek, beleid en strategie, hoofdtaken en effecten (resultaten), zeker omdatuiteindelijk alles aan een regio te relateren is. Dit geldt voor de daders, de criminele activiteiten, deeffecten en uitstraling alsmede de belangen. Samenwerking en afstemming tussen de niveaus dient dan ookgewaarborgd te zijn.In de discussienota’s staat vooral de informatiehuishouding centraal. Er is een tendens waarneembaar datregio’s volgens vastgestelde formats informatieproducten ten behoeve van het landelijk niveau dienen aante leveren.

8

Page 9: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

4 Processen, mensen en ICTIn de gedachtevorming van de stuurgroep RNS zijn op dit moment de volgende stappen doorlopen.Allereerst is gekeken naar het doel van het opsporingsproces, en haar bijdrage aan deveiligheidsdoelstelling van het korps en de politie algemeen. Hieruit vloeit een definitie van het domeinvan de recherchefunctie voort, die er toe leidt dat de opsporing aan de geformuleerde doelstellingen kanbijdragen. Gegeven deze twee stappen kan in de derde stap gekeken worden naar de eisen die kunnenworden gesteld aan mensen, processen en informatie.

4.1 ProcessenOpsporing laat zich in drie hoofdprocessen onderscheiden: het forensisch-technisch proces, hetinformatieve proces en het tactische proces. Deze processen worden als nevengeschikt beschouwd, dat wilzeggen dat niet op voorhand één van deze processen leidend is, maar dat afhankelijk van de aard enomvang van het probleem één van deze processen centraal kan staan in het opsporingsproces. Hiermee is infeite sprake van een cultuuromslag. Deze nevenschikking houdt in dat in het opsporingsproces elk van dezeprocessen iets inbrengt en dat vervolgens voor een van de processen wordt gekozen. Oftewel:deskundigheid en leiding wordt van elkaar losgekoppeld. De resultaatverantwoordelijke moet op het juistemoment het juiste middel inzetten, en dat zo efficiënt mogelijk. Dit houdt onder meer in dat er veel meerinteractie tussen het forensisch-technisch proces en het tactisch proces moet komen.Verwacht wordt dat in de toekomst steeds meer nadruk zal liggen op het vaststellen van de identiteit vanpersonen. Bij de opsporing staat de identiteit van de verdachte centraal. Aan deze identiteit worden ooksteeds meer systemen gekoppeld en bovendien wordt onze korpsstrategie (doelgroepbenadering) hier ookvoor een belangrijk deel op afgestemd. Een en ander wordt versterkt door de wet op de identificatieplicht.Het antwoord zoeken op de vraag “bent u wel wie u zegt te zijn” zal in de toekomst een steedsprominentere rol innemen. Dit identificatieproces kan onderdeel zijn van het forensisch-technische proces,maar ook van het tactisch proces.Op elk van de drie genoemde hoofdprocessen zal kort worden ingegaan. Vooraf nog de opmerking datnaast opsporing ook tegenhouden een eigen positie inneemt. Tegenhouden vindt op drie manier plaats:

a. Als strategie binnen opsporen of om opsporing te voorkomenb. Als operationele strategie/tactiekc. Met partners op basis van informatie uit de opsporing (integrale veiligheid)

4.1.1 Het forensisch-technisch procesHet forensisch-technisch proces (FT-proces) ontwikkelt zich tot een steeds belangrijker proces. Dit wordtin belangrijke mate veroorzaakt door toenemende technologische ontwikkelingen. Hierdoor zijn meermogelijkheden ontstaan om zaken zichtbaar te maken en te identificeren. Resultaten van het FT-procesgelden algemeen als objectief bewijs. Een belangrijk aandachtspunt is echter het afbreukrisico van het FT-proces, oftewel de vraag of er op de plaats delict op de juiste wijze mee is omgegaan.In een separaat besluitvormingstraject is inmiddels het inrichtingsplan van het FT-proces in eenvergevorderd stadium. Daarin wordt ook ingegaan op het doel van het FT-proces en de op te leverenproducten (het verzamelen van sporen met FT-technieken, indicatief en ter identificatie) alsmede op deprocesstappen die kunnen worden onderscheiden (zoeken, onderzoeken, interpreteren, identificeren).

4.1.2 Het informatieve procesVooral naar aanleiding van 11 september is er een grotere druk komen te liggen op de regionale enlandelijke informatiecoördinatie op brede thema’s (verkiezingen, oorlog in Irak) en heel specifieke(terreur). Op regionaal niveau heeft dit twee consequenties. Er is een grotere behoefte om op één puntoverzicht en meer en actueler inzicht te hebben op een aantal prioritaire thema’s, hetgeen tot een verhogingvan de activiteiten “verzamelen” korpsbreed en verwerken en analyseren op één centraal punt heeft geleid.Deze informatie dient beschikbaar te komen voor elk van de vier functies die binnen het korps wordenonderscheiden. De informatiecoördinatie speelt mede een rol in het kader van regionale en landelijkeactualiteiten en dreigingsbeelden.Omdat deze behoefte ook op landelijk niveau is versterkt is de vraag vanaf het landelijk niveau tevenstoegenomen en zal naar verwachting binnenkort leiden tot een protocol waarin eisen aan kwaliteit ensnelheid van informatieterugkoppeling zullen worden gesteld. Omdat onze gegevens nog in verschillende

9

Page 10: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

systemen, op verschillende wijzen, door verschillend georiënteerde organisatorische eenheden wordenvastgelegd is dat lastig. De vraag naar informatiecoördinatie ontstaat. Soms zijn uit dergelijke initiatievenafdelingen, projecten of teams ontstaan welke een informatiepositie hebben opgebouwd rondom thema’s ofdoelgroepen. Ook in ons korps kennen we het BRI, het project Amazone, de POA’s, MIO, en enkele teamswelke dergelijke rollen vervullen. Regionaal is inmiddels een Informatie Actie Centrum tot ontwikkelinggekomen, waar de informatie ten behoeve van het kruispunt van de vier verschijningsvormen van de politiewordt verzameld en veredeld. Over de wijze waarop informatiegestuurde opsporing de basis legt voor ditproces, wordt in hoofdstuk 5.3 meer gezegd.

Het informatieproces laat zich onderscheiden in twee processen, die aanvullend op elkaar zijn.In de eerste plaats gaat het om het inzetten van informatie ten behoeve van de opsporing: welke soort vaninformatie (feitelijk, of na analyse) leidt tot welke vorm van opsporing op welk niveau? Ook kunnenhierbinnen harde en zachte informatie onderscheiden worden. Ten tweede: als randvoorwaarde daarbijgeldt dat er een adequate informatie-infrastructuur moet zijn (de ICT), die toegang biedt tot de juisteinformatie door de juiste persoon op de juiste tijd. Op deze randvoorwaarde zal in het volgende hoofdstukworden ingegaan.Het doel van het informatieve proces is inzicht verkrijgen in de criminaliteit om de opsporing te kunnenrichten. Dat wil zeggen: het beantwoorden van de vraag “wat zou er aan de hand kunnen zijn?”. Hetverkregen inzicht wordt neergelegd in een aantal producten, waaronder criminaliteitsbeeldanalyse, CIE-processen-verbaal, signaleringen van trends en ontwikkelingen en voorstellen voor een operationele aanpak(bijvoorbeeld een operationeel MO, maar ook op de wijkteams). Belangrijk daarbij is dat het informatieverzamelen is gericht op het ontdekken van concentraties en kruispunten. Het gaat er dus niet om alles tedoen wat mogelijk is. Het informatieproces geeft daarnaast ook informatie over de effectiviteit van deoperaties. Tussen de fase van het richten en de fase van evaluatie bevindt zich de fase van de operationeleuitvoering. Het informatieve proces speelt daar geen rol; de informatie is de verantwoordelijkheid van deuitvoerenden zelf. Overigens loopt het CIE-proces wèl door in de drie onderscheiden fases. De stand van zaken is nu dat de informatie op drie velden is gericht: dader, delict en criminele groepen (diegeen daders zijn in de strikt juridische betekenis).Een valkuil bij het informatieve proces is dat er heel veel informatie kan zijn, die tot weinig opsporingleidt. Daarom is het zaak dat op het moment dat informatie wordt toegespitst op concrete keuzes, hettactisch proces wordt aangesloten. Daarbij is het zaak de balans te zoeken; niet alle informatie leidt tottactische keuzes, maar zonder tijdige tactische input kan er een teveel aan informatie ontstaan terwijl opvoorhand duidelijk zou kunnen zijn dat het niet tot tactische inzet leidt. In het verleden is vaak discussiegevoerd over het onvoldoende aansluiten van het informatieve proces en het tactische proces. Dit leidde erin de praktijk vaak toe dat de tactische opvolgingsorganisatie geen gevoel had bij de projectschets en dezevan onvoldoende niveau vond. In de uitvoeringsfase werd er veelal een eigen invulling/draai aan gegeven.Beter is het proces als een estafetterace te beschouwen, waarbij lopers het estafettestokje overgeven in eenbepaald vak van het parcours. De opvolgende loper komt op snelheid, neemt over en gaat full-speed door.Er is derhalve sprake van een geleidelijke overgang. Deze geleidelijkheid zou ook tussen de verschillendeniveaus georganiseerd moeten worden in plaats van de huidige schokbeweging. Dus collega’s uit detactische fase worden mede betrokken bij de nadere probleemanalyse, waardoor ook betrokkenheid bijmensen en flexibiliteit in de organisatie ontstaat. Waar goed naar gekeken zou moeten worden is devereiste deskundigheid bij de kerngroep.

De processtappen die het informatieve proces kent zijn: inwinnen, verzamelen, bewerken/analyseren enverstrekken. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is het verzamelen en bewerken van grote hoeveelhedenbeschikbare data. Veelal gebeurt dit onder een apart regime. De informatie kan afkomstig zijn uitpolitiesystemen of uit open bronnen. Wat in het bijzonder de aandacht verdient is ‘restinformatie’, dat isinformatie die voor een specifiek onderzoek niet relevant is, maar die in andere onderzoeken eenbelangrijke rol kan spelen. Het gaat hier vaak om ‘harde’ informatie (in tegenstelling tot bijvoorbeeld CIE-informatie) en deze informatie verdient het om verzameld te worden, opgeslagen te worden en toegankelijkgemaakt te worden. Een kwaliteitseis van het opsporingsproces zou moeten zijn dat het proces niet abruptstopt, maar dat gezorgd wordt dat de informatie wordt opgeslagen c.q. overgedragen.Een uitgangspunt voor het informatieve proces is dat deze werkt ten behoeve van de opsporing in de regioAmsterdam-Amstelland. Dat wil zeggen: niet in eerste instantie informatie leveren aan anderen(bijvoorbeeld criminaliteitsbeeldanalyses in andere regio’s). Wel zal uiteraard sprake moeten zijn vannormale wederzijdse informatie-aftapping met de externe omgeving. Met “de opsporing in de regio” wordt

10

Page 11: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

overigens bedoeld opsporing op drie niveaus: wijkteam, district en regio (waarover later meer). Het accentmet de regio komt mede tot uitdrukking in de samenhang met de drie andere functies van Politie op eenkruispunt (controle-, dichtbij- en ordepolitie).

Een apart aandachtspunt in deze omschrijving is de CIE functie. Het CIE-proces is een proces dat een hoogafbreukrisico kent en een bijzondere plaats in de opsporing inneemt. Er geldt derhalve een apart regiemvoor.Enerzijds vraagt dit een sterke discipline, een strakke aansturing (operationeel en door het gezag) en eensterk gereglementeerde informatie-inwinnening en -verstrekking. Anderzijds dient de CIE producten televeren waaraan behoefte is, zowel strategisch op de geprioriteerde aandachtsgebieden, als tactisch inoperationele onderzoeken. Het is derhalve geen proces dat zelfstandig haar eigen koers bepaalt en hetopsporingsproces aanstuurt. Het maakt deel uit van het informatieve proces, dat zoals al eerder isaangegeven nevenschikkend is aan het tactische en het forensisch-technische proces. Het is dan ook vangroot belang dat wordt voorzien in de aangegeven behoefte. Een gedeconcentreerd model lijkt hiervoor hetmeest aangewezen model, ware het niet dat dit op gespannen voet staat met de geldende CIE-kaders. Eenmodel van onderaannemerschap lijkt meer geschikt. De DC geeft aan welke en wat een soort output hijverwacht, hierover worden afspraken gemaakt (te vergelijken met SLA´s). De functionele en operationeleaansturing vindt plaats door de leiding-CIE. De feitelijke werkplek is op locatie.

4.1.3 Het tactisch procesHet doel van het tactisch proces is het feitelijk onderzoeken en verzamelen van tactisch bewijs, op basisvan input. Het proces verloopt langs de volgende stappen: intake en beoordeling (hieronder wordt ookbegrepen: het projectvoorstel), identificatie verdachte, aanhouding verdachte, verhoor en bewijsvoering entot slot administratieve afhandeling en opslaan van informatie.Het tactisch proces is een zeer omvangrijk proces waarbinnen verschillende dimensies te onderscheiden zijn:

- van routines tot specifieke kennis en kunde;- van solo tot groepsgewijs- van kapitaalintensief tot kapitaalarm- van hoog afbreukrisico tot laag afbreukrisico

Voor wat betreft de kwaliteit van het opsporingsproces wordt in deze notitie volstaan met verwijzing naarimplementatie van Abrio.

Tot slot: onderzoek heeft uitgewezen dat de kans op succes bij ernstige / complexe incidenten wordtvergroot door:

Tenminste een kleine groep ervaren krachten in te zetten In eerste aanleg veel capaciteit in te zetten Veel parallelle zoekpaden af te lopen Snelle opvolging na ontdekking te realiseren.

4.2 MensenDe professionaliteit van mensen richt zich eigenlijk op de vraag: welke kwaliteiten tref je in deverschillende bedrijfsonderdelen aan? Allereerst is ten behoeve van de flexibiliteit gewenst dat ook deopsporingspolitie wordt opgebouwd conform het regionale raster-functiehuis: Generalist-professional-meester/recherchekundige-specialist/deskundige-leidinggevende. Omdat er verschillende kennis- enervaringsniveaus in de organisatie worden onderscheiden is een differentiatie van opsporingscompetentiesgewenst. De verschillende competentieprofielen worden nu (op hoofdlijnen) beschreven waarbij demeester/recherchekundige en leidinggevende nader worden uitgediept. Tevens worden de verschillendewerkwijzen van reguliere en grootschalige opsporingsonderzoeken omschreven.

De generalist binnen de opsporing moet een aantal basisvaardigheden hebben. Als de bewijslast moeilijkerte verkrijgen is, de dader lastiger te pakken en/of als je meer moet samenwerken met andere partners zijnmeer vaardigheden, inzicht, overzicht en kennis van de opsporing noodzakelijk. Binnen het wijkteam is eendergelijke onderverdeling in taken al gemaakt. Voor de generalist geldt in ieder geval een bredeinzetbaarheid binnen de opsporing.

11

Page 12: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

Met betrekking tot de professional geldt een bepaalde mate van ervaringsdeskundigheid en verdieping opnog te benoemen terreinen (taakaccenten). Er is sprake van proces- of velddeskundigheid. De vraag isdaarbij wat als taakaccent binnen de recherche moet gelden. Om hier meer duidelijkheid over te krijgen,moet worden uitgezocht wat de elementen zijn van het generalisten- en professionalprofiel van derecherche. Op het wijkteam zijn inmiddels 94 elementen gedefinieerd. Als de profielen van generalisten enprofessionals in opsporing bekend zijn, kan bezien worden wat hierin bijzondere elementen zijn en kanbekeken worden of dat in opleiding wordt aangeboden.

Om het opsporingsproces een extra professionaliteitimpuls te geven is het gewenst dat de nieuwe functievan meester-recherchekundige wordt geïntroduceerd en gepositioneerd als kernfunctie. De meester-recherchekundige dient een toegevoegde waarde te hebben met betrekking tot het “slimmer” opsporen doorhet werk- en denkniveau te definiëren op Hbo-niveau. Door de introductie van deze “zwaargewicht” binnende opsporing dient hiermee ook de focus van de resultaatgerichtheid en -verantwoordelijkheid gericht teworden op het verhogen van het oplossingspercentage en het operationaliseren van de nieuwe strategie van“tegenhouden” binnen de opsporing. De meester is coachend naar het wijkteam, moet de taak op hetwijkteam uitvoeren en zorgt voor binding tussen de districtelijke opsporing en het wijkteam. Voor demeester-recherchekundige geldt een algemeen beroepsprofiel van Opsporingsregisseur met vierverschillende verschijningsvormen. Het betreft de Dader Regisseur, (algemeen) Opsporings Meester,Informatie Meester en Plaats Delict Regisseur. Deze laatste verschijningsvorm is vergelijkbaar met deinmiddels beschreven functietypering van Forensisch Technisch Expert (specialist 9 JustitiëlePolitiezorg/BOA). De daderregisseur moet alles weten van een x-aantal doelgroepleden en hij/zij moetparticiperen in verschillende trajecten m.b.t. deze doelgroep, waaronder opsporing. De meester heeft zoweleen interne als een externe gerichtheid. De verschillende competenties zijn overigens nog niet vollediguitgekristalliseerd zodat het op dit moment nog niet mogelijk is definitieve uitspraken over afbakening vantaken en functies te doen. Het beroepsprofiel, uitgedrukt in competenties, zal worden beschreven in deinrichtingfase van Recherche Nieuwe Stijl.

Door het LSOP-ICR zal het postinitiële opleidingsaanbod op Hbo-niveau worden aangepast aan hetberoepsprofiel en de verschillende verschijningsvormen, in de vorm van een leergang bestaande uit eenalgemeen deel en diverse afstudeerrichtingen. Om het effect van de kwaliteitsimpuls binnen de bestaandecultuur te vergroten zal een substantieel deel van de formatie van het opsporingsproces dienen te bestaanuit meester-recherchekundige. De gedachten gaan uit naar 200 fte's. Ten behoeve hiervan zal 1 september2003 reeds gestart worden met de leergang voor de eerste meester-recherchekundige.

De term specialist/deskundige zal uitsluitend worden gereserveerd voor (nog vast te stellen)beroepsprofielen welke zich richten op verdieping op een specifiek domein binnen hetopsporingsvakgebied. Zoals bijvoorbeeld de specialisten op het gebied van financieel-economischerecherche, ICT-expertise, gedragswetenschapsgebied en informatie-expertise.

De vergroting van de professionalisering van het vakgebied door de introductie van de meesterfunctie heeftconsequenties voor de rol van leidinggevenden binnen de opsporing. Gegeven de specifieke ritmiek binnende opsporing dienen de competenties van leidinggevenden hierop aan te sluiten. In algemene zin is deleidinggevende verantwoordelijk voor het resultaat en de personele zorg. De leidinggevende dient in staatte zijn supervisie te hebben over meerdere projecten en op de juiste momenten overleg te plegen met deOfficier van Justitie en meester/recherchekundige. Het accent van de leidinggevende binnen de opsporingzal verschuiven van het vakgebied naar het bepalen van de meest effectieve opsporingsstrategie en het opefficiënte wijze richten van het opsporingsonderzoek.

Per situatie zal een keuze worden gemaakt op welke wijze het opsporingsproces wordt uitgevoerd.Bij meer reguliere onderzoeken en/of projecten zal één meester/recherchekundige zijn. In GBO-situatieszal per hoofdwerkproces een meester/recherchekundige worden aangewezen (er wordt dan immers gewerktmet grotere teams waarmee dagelijkse afstemming nodig is). Relatief zal dit weinig zaken betreffen. Dezewerkwijze dient nog verder te worden uitgewerkt.

12

Page 13: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

4.3 ICTIdealiter heeft iedere collega de juiste informatie, in het juiste format, op je juiste tijd en de juiste plaats.Dan kan hij of zij daadkrachtig optreden. Het hanteerbaar maken en distribueren van informatie is, gegevende huidige informatiehuishouding en stand van de technologie, echter een kostbaar proces. Er is steedsmeer informatie beschikbaar, opgeslagen in allerlei systemen, die beschikbaar komt in allerleionderzoeken. Het “laten stromen van informatie” vraagt om bewuste keuzes, waarin de kosten en bateneveneens een rol spelen. Bijvoorbeeld keuzes tav de ICT, de formatie en de organisatie. Bij ICT gaat hetvooral om infrastructuur, applicaties en opgeslagen data (oftewel: toegankelijkheid, beschikbaarheid,kostenaspecten).

De stuurgroep heeft een concept uitgewerkt waarin 5 niveaus van informatievoorziening te onderscheidenzijn. De beschikbaarheid van informatie (omvang, detail, complexiteit) neemt toe, de snelheid neemt af enhet aantal geautoriseerde gebruikers neemt af naarmate het niveau oploopt.

1. De informatievoorziening op straat. 2. De informatievoorziening op de werkplek. Elke diender kan op elke werkplek in elk wijkbureau

de applicaties bevragen waarvoor hij/zij geautoriseerd is.3. De informatievoorziening op districts- en dienstniveau. Districtsbureaus zouden bepaalde

aanvullende voorzieningen moeten krijgen. Met name rondom de POA’s zou bijvoorbeeld extratoegang tot (semi-)open bronnen denkbaar zijn, op termijn (on-)gestructureerd zoeken in centraalbeheerde databases. Zeker wanneer het aantal districtsbureaus minder wordt zouden extrafaciliteiten kunnen worden geboden.

4. De informatie op korpsniveau. De stuurgroep is van mening dat er een hecht netwerk van een paaronderdelen zou moeten komen (dan wel een organisatie eenheid), dat in staat is informatie opstrategisch, tactisch en operationeel niveau te ontsluiten. Naast alle faciliteiten welke hiervoorgenoemd zijn, zouden er extra voorzieningen moeten komen. Ook DBI taken zouden hierin opkunnen gaan. Deze eenheid zal de voordeur zijn voor veel partners welke informatie willenuitwisselen. Op den duur zal dat leiden tot ketenautomatisering (bijvoorbeeld politie-justitie) enlater netwerkautomatisering (bijvoorbeeld politie-derden). Nadrukkelijk wordt gesteld dat deeenheid werkt ten dienste van het korps (ook de blauwe onderdelen).

5. Informatie op bovenregionaal/landelijk niveau. Het is denkbaar dat er informatiebehoeften zijnontstaan welke met de huidige voorzieningen niet bevredigd kunnen worden. Kennis vansamenwerkende korpsen (systemen en kennis van mensen), universiteiten, het NationaalForensisch Instituut, CIP en ISC zouden in deze speciale gevallen uitkomst kunnen bieden.

Ten aanzien van de informatie-infrastructuur gelden de volgende uitgangspunten: Een centraal netwerk waar de informatie ten behoeve van de vier soorten politie samenkomt en

ondersteun deze met het korps ICT beleid. Minder applicaties (homogenisering en standaardiseren) met bij voorkeur eenmalige invoer. Maak

kosten-batenanalyses (business cases)ten aanzien van interfaces om die invoer al te bereiken op deoudere systemen.

Sluit aan bij landelijke ontwikkelingen, gebruik wat landelijk wordt opgeleverd, en kies alleen voor(eigen) nieuwbouw wanneer verwacht wordt dat landelijk niet, niet op tijd of onvoldoendefunctionaliteit wordt opgeleverd.

Functionaliteit: de gebruiker mag er, ondanks landelijke standaarden en de vele veranderingen, nietop achteruit gaan. Waar dat wel dreigt te gebeuren, moet reparatie plaatsvinden.

Autorisatie: uitgangspunt is dat iedereen bij alle informatie kan, tenzij… Geef invulling aan hetinformatiebeveiligingsbeleid en versterk de aandacht voor autorisatielevels t.b.v. de toegang totinformatie. Vindt een acceptabele balans tussen veiligheid en toegankelijkheid.

De discipline moet bestaan gericht informatie te verzamelen (gericht op het doel dat we willenbereiken).

Kwaliteit: maak beleid gericht op verhoging van de kwaliteit. De kwaliteit en de beveiliging vaninformatie worden steeds belangrijker. Zeker nu steeds meer mensen die informatie gaan gebruikenen ernaar handelen. Geef de rol van informatie eigenaren nadrukkelijk inhoud, besteed aandachtaan de opleiding, en ontwikkel tools, zoals de recent ontwikkelde kwaliteitstool.

Werk met kennisregels, datamining en textmining

13

Page 14: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

5 De organisatieDe hoofdopdracht aan de stuurgroep is: “Geef een nieuwe vorm en inhoud aan het opsporingsproces metals doel een merkbare verbetering van de veiligheid.” Na het richten, dat in de voorgaande hoofdstukkenheeft breekt de fase van het inrichten aan. In dit hoofdstuk worden de eerste contouren voor een nieuweorganisatievorm geschetst.

De stuurgroep onderscheidt een aantal dimensies t.b.v. de opsporing:Vanuit de zaak:

- Incident (individu) versus seriematig/problematiek(groep)- Eenvoudig versus complex- Buurtkarakter versus regionaal karakter- Regulier versus hoog afbreukrisico- Feitgericht versus persoongericht (verdachte c.q. slachtoffer)- Schier onoplosbaar versus presenteerblaadje/heterdaad

En voor de organisatie- Kort cyclisch versus lang cyclisch - Algemene kennis en kunde versus bijzondere kennis en kunde- Reactief versus pro-actief

In matrixvorm laten deze dimensies zich grofweg als volgt weergeven. De stuurgroep beschouwt de ritmiekvan de opsporing als belangrijkste onderscheidende criterium. De bovengenoemde dimensies worden in hetonderstaande schema dan ook in deze ritmiek ingedeeld. Deze ritmiek vertaalt zich vervolgens in de meestlogische organisatorische indeling.

Criminaliteit Kort cyclisch:Niveau wijkteam

Midden cyclisch: Niveau district

Lang Cyclisch: Niveau regio / DCR

Complexiteit Laag Gemiddeld HoogRelatie met de omgeving Sterk lokaal Lokaal RegioDelict Incident / BD Complex – serie Probleemgericht – bijzonderImpact delict Gering Groot, vooral gericht op

individuSterk op publieke omgeving

Identiteit verdachte Bekend Indicatie OnbekendProfessionaliteitverdachte

Gelegenheid Enige ervaring Goed voorbereid en toegerust

Reactie politieRitmiek Dagen Weken MaandenCapaciteit – kwantitatief Gering Piek GroepCapaciteit – kwalitatief Generaal Mix SpecifiekAfbreukrisico Gering Gemiddeld Hoog

Afhandelunits aan dewijkteams

Projectmatig werken opdistrictsniveau

Regionale opsporing encoördinatie

De consequenties van deze matrix worden hieronder nader uitgewerkt.

5.1 Organisatorische indelingUitgaande van de bovengenoemde grove schets laat zich de volgende organisatorische indeling van deregio schetsen ten behoeve van de opsporing. Op basis van de externe verkenningen en de korpsfilosofie en-organisatie wordt de ritmiek als belangrijkste uitgangspunt gehanteerd voor de organisatorische indeling.De kerngedachte bij deze uiteenzetting is: de geografische eenheid (wijkteam / district) is de basis van deopsporingsfunctie. Daar wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat de veiligheid van de burger centraalstaat en daar moet het basisinzicht en het basisoverzicht bestaan, dat voeding geeft aan alle verdereopsporingsactiviteiten in het korps.

14

Page 15: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

5.1.1 WijkteamAan de basis van de organisatie staan de 32 wijkteams. Het wijkteam is de hoeksteen van de politietaak, endus ook van de opsporing en de informatiepositie. Alle informatie over het geografisch gebied dient dus terbeschikking te komen van het wijkteam. Deze informatie is bedoeld voor de opsporing, en vice versa. Datwil zeggen dat opsporingsinformatie naar het wijkteam dient te gaan (via de stipper).Het wijkteam doet de incidentafhandeling tot en met de inverzekeringstelling (c.q. voorgeleiding dan welheenzending van de verdachte), dat wil zeggen veel voorkomende zaken die kort-cyclisch zijn (incl.kortcyclische rechtshulpverzoeken).

5.1.2 Team opsporing / districtelijke rechercheBij handhaving van het huidige aantal van 8 districten, leidt de verdeling op basis van de ritmiek van deopsporing tot een te grote versnippering. Idealiter zal er een stelsel van minder districten komen, met elkeen eigen districtsbureau opsporing. De conclusie van de stuurgroep is dat er noodzakelijkerwijs minderBO’s zullen zijn (het ideale aantal is gelet op het takenpakket in relatie tot de gewenste omvang vijf, meteen bezetting van 80 tot 100 man). Verder is de splitsing van het huidige Bureau Ondersteuning in eenteam opsporing en een team beheer gewenst. De leiding zou in handen kunnen komen van eenplaatsvervangend DC, ten behoeve van de integrale afweging en aansturing. Hun domein omvat:

Alle overige incidenten (zoals huiselijk geweld) die een relatie hebben met het district, tenzij naderbepaald is dat dit elders ligt, en met een maximale behandeltijd van zes maanden. Daaronderbegrepen:

i. Aangiftesii. Rechtshulpverzoeken hun domein betreffende

iii. Informatievragen (bijvoorbeeld in het kader van Bibob) Probleemgerichte projectmatige aanpak gerelateerd aan de korps- en districtsprioriteiten Projecten met een duur tot zes maanden Bij een verspreid karakter van de problematiek vindt samenwerking plaats c.q. wordt voor het

adoptiemodel gekozen Er is sprake van een lokale probleemanalyse en verkenning, conform een vaststaand format. Bij

elkaar levert dit een stedelijk criminaliteitsbeeld op. Deze probleemanalyse staat aan de basis vande probleemgerichte aanpak en kan worden gemaakt in samenwerking met het BRI.

Daderregie

5.1.3 Dienst centrale recherche (of Dienst regionale recherche, dan wel Dienstregionale opsporing)

Het domein van de DCR omvat: Projectmatige aanpak maatschappelijk integriteit Nader te bepalen domeinen (zeden, hoog afbreukrisico c.q. direct levensbedreigend (waaronder

ontvoeringen binnen het criminele milieu), rechtsorde in het geding, inzet bijzondereopsporingsmiddelen)

In onderaannemerschap (specifieke producten en diensten, kennis en kapitaalintensieve processen) In geval er geen nadere geografische specificatie is dan alleen Amsterdam-Amstelland BRT-projecten Langdurige projecten (langer dan zes maanden) c.q. incidentbehandeling Kennis- en kapitaalintensieve processen, daar waar schaalvoordeel behaald kan worden en

bijzondere werkmethoden (dus bijvoorbeeld FT, CIE, OT, AT) Rechtshulp verzoeken het domein betreffende

5.1.4 GBO zakenDe GBO-structuur is binnen ons korps in ontwikkeling, analoog aan het model openbare orde. Belangrijkehierbij is het aanwijzen van kernfuncties en sleutelpersonen. Dit aanwijzen geschiedt vanuit de heleopsporingskolom.De GBO-structuur wordt verder uitgewerkt volgens het landelijk model conflict- en crisisbeheersing.

15

Page 16: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

5.2 VerantwoordelijkhedenGerelateerd aan het hierboven genoemde onderscheid in ritmiek en daaruit voortvloeiende organisatorischeinrichting, laten de verantwoordelijkheden met betrekking tot de opsporingsfunctie in het korps laten zichals volgt onderscheiden:

1. De districtschefIs resultaatverantwoordelijk voor de veiligheid van de burgers, dat wil zeggen voor de algemeneopsporing gerelateerd aan het geografische gebied. Zowel de wijkteamchef als de chef opsporingaan het district zijn onder de districtschef verantwoordelijk voor hun inputzaken

2. De chef DCRIs resultaatverantwoordelijk voor specifieke terreinen binnen de opsporing

a. Maatschappelijke integriteit (projectmatig)b. Nader te bepalen domeinen (gespecialiseerde intake is noodzakelijk (zeden, BFER)c. In onderaannemerschap (specifieke producten en diensten)d. In geval er geen nadere geografische specificatie is dan alleen Amsterdam-Amstellande. BRT-projecten

3. De algemeen commandantIs resultaatverantwoordelijk voor de opdracht in het kader van grootschalig en bijzonder optreden.

4. De chef DCRIs verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opsporing, dus voor een functionele organisatie(matrixorganisatie met proceseigenaren) met proceseigenaren vanuit de gehele opsporing alsmedevoor de coördinatie van het regionale informatieproces.

5.3 SturingWat betreft de stuurgroep wordt voor de sturing van het opsporingsproces aansluiting gevonden bij de uitEngeland overgenomen beweging die ingezet is onder de noemer Informatie Gestuurde Opsporing (IGO,oorspronkelijk ILP: Intelligence Led Policing). De gedachte hierbij is om gegevens en informatie leidend telaten zijn voor de interne omgeving van de politie. Capaciteit wordt gericht, op basis van informatie,ingezet. Informatie verzamelen en verwerken is een belangrijk onderdeel van het primaire proces en wordtniet als overhead gezien. Door IGO richt de politie (en het OM) zich nadrukkelijk op de samenleving. Erwordt van buiten naar binnen gewerkt, de politie reageert naast reactief ook pro-actief op problemen in desamenleving. Het idee is dat de diverse vormen van criminaliteit op enigerlei wijze met elkaar inverbinding staan of in ieder geval kunnen staan. Vandaar dat zij in IGO allemaal de aandacht krijgen,zowel horizontaal (organisatieniveaus) als verticaal (tussen organisatieniveaus). Door IGO vindtafstemming van het informatieproces en opsporingsproces plaats, waardoor mensen en middelen voorbenoemde resultaten worden ingezet. Een klein voorbeeld kan dit wellicht concreet maken: een collega vaneen wijkteam controleert bij een verkeerscontrole een bestuurder en muteert dit uitgebreid. Deze collegakan op dat moment een team een stuk verder helpt met allerlei gegevens, die daar nog niet bekend waren.De uitwerking van IGO in de recherchefunctie dient bij de inrichting van de organisatie nader uitgewerkt teworden.Het gedachtegoed van IGO wordt door de stuurgroep onderschreven, met de aantekening dat deze wordtverbreed tot alle vier de verschijningsvormen van de politie. Daarmee wordt aansluiting gevonden met deoorspronkelijke betekenis van IGO, die immers niet over opsporing alleen gaat, maar over politiewerk in debreedte.

5.4 Besluitvorming op verschillende niveausSamenhang houdt ook in dat er duidelijkheid bestaat over ieders rollen ten aanzien van de besluitvormingover de opsporingsinspanning. Bovendien: wanneer duidelijk is op welk niveau besluitvorming overopsporing wordt verwacht, ontstaat ook meer inzicht in de gewenste organisatievorm en het gewensteinformatie-aanbod.Zowel op het wijkteamniveau, als op districtsniveau, als op regionaal niveau vindt besluitvorming plaatsover de opsporingsinspanningen. Let wel: dit is een ander soort overleg dan het overleg over bijvoorbeeldintegraal veiligheidsbeleid, waarbij het bestuur (stadsdeel of gemeente) nadrukkelijk betrokken is. Het gaathier over justitieel overleg. De niveaus laten zich als volgt onderscheiden:

16

Page 17: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

- wijkteam: hier vindt (justitiële) besluitvorming plaats over de wijkteamprojecten, dewijkteamprioriteiten en de lopende zaken

- district of dienst: het justitiële overleg richt zich op de keuze voor nieuwe projecten, de voortgangvan projecten en calamiteiten en de afstemming van het politie opsporingsproces en het justitiëleproces. Op dit niveau bevindt zich ook het dadervolgsysteem, dat zich richt op de in de regioaangewezen doelgroepen (harde kern, jeugd algemeen, niet-verslaafde veelplegers, verslaafdeveelplegers/SOV’ers en criminele illegalen).

- regio: de optelsom van de inzichten van de districten en de functionele diensten leidt tot eenregionaal beeld en dat wordt besproken in een operationeel MO. Daar worden vooral strategischekeuzes gemaakt.

Vanuit de gedachte dat de basis van de opsporing aan het wijkteam c.q. het district ligt, is cruciaal dat daarhet basisinzicht aanwezig is, alsmede een overzicht van de daar heersende problematiek. Pas als deze basiser ligt, kunnen op regionaal niveau de juiste strategische keuzes worden gemaakt.Het onderscheid laat tevens zien dat er op verschillende niveaus verschillende analyses moeten wordengemaakt. De analyses op wijkteamniveau zijn veel minder abstract dan die op regionaal niveau.Omgekeerd: de analyses op wijkteamniveau zijn sterk operationeel en die op regionaal niveau zijn veelabstracter en vooral bedoeld ten behoeve van de regionale operationele strategie. Dit alles roept de vraag op wat precies de rol is van de projectcoördinatoren. Het korps kent regionaalprojectcoördinatoren en projectleiders in een district. Naar aanleiding van de vraag of deze een zelfstandigeanalysetaak hebben is de opvatting van de stuurgroep is dat analyses (de opstelsom van de inzichten van dedistricten en de regionale diensten) worden gemaakt door BRI, niet door de projectcoördinatoren ofprojectleiders zelfstandig. Voor de regionaal projectcoördinatoren geldt dat zij een aanjaagfunctie (binnen de regio) hebben en zij ookmaken gebruik van analyses bij het BRI. Daarnaast ontwerpen zij operationele methodieken, proberen dezeuit en leggen kennis en expertise vast ten behoeve van de vakontwikkeling.

17

Page 18: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

6 Conclusie: De betekenis van Recherche Nieuwe Stijl

Waar moet de beweging Recherche Nieuwe Stijl (RNS) toe leiden?Zoals in de inleiding al is gezegd, is het doel van de beweging RNS om door vernieuwing van de inhoud envorm van het opsporingsproces een merkbare verbetering van de veiligheid in de regio te realiseren. Aan dehand van de woorden: Slagvaardig, Lenig, Informatiegestuurd en Maatschappijgeoriënteerd, is hettoekomstbeeld ingekleurd. Hierbij ligt nadrukkelijk een relatie met de gekozen richting die is vastgelegd inde notitie. Aan het slot van de notitie kan op basis van hetgeen hiervoor is opgeschreven een nadere uitlegaan deze woorden worden gegeven.

6.1 MaatschappijgeoriënteerdDe verwachtingen van de burgers en politieke/justitiële gezagsdragers met betrekking tot de effectiviteitvan de recherche staan centraal. Dit betekent door het aanhouden van meer verdachten van de goede soorten door het voorkomen van “gerechtelijke” missers zorgen voor het oplossen van meer zaken. De aandachtwordt hierbij gericht op drie domeinen van de recherche. Ten eerste het zorgdragen voor de objectieve ensubjectieve veiligheid van de burger, waarbij de opsporingsaandacht gericht is op het aanpakken vanimpactzaken, seriezaken en stelselmatige daders. Ten tweede het in opdracht van het politieke-,bestuurlijke- en justitiële gezag beschermen van de maatschappelijke integriteit. Dit gebeurt door te zorgendat Amsterdam (ook als financieel centrum) onaantrekkelijk wordt als criminele marktplaats en-uitvalsbasis en beschermd wordt tegen strategisch geprioriteerde criminele bedreigingen (van het lokaleondernemersklimaat) die op lange termijn negatieve consequenties kunnen hebben (onder andere op hetimago van de stad en regio). Ten derde het ondernemen van opsporingshandelingen naar aanleiding vanvraag/input van derden in het kader van (inter)nationale aanpak van criminaliteit. Door het bereiken vanmeetbare doelen binnen de genoemde domeinen dient de maatschappelijk georiënteerde opsporingmerkbaar (zowel objectief als subjectief) een bijdrage te leveren aan het verbeteren van de veiligheid.

6.2 InformatiegestuurdHet is van cruciaal belang dat er wordt gestuurd op de verdeling van de opsporingsaandacht tussen deeerdergenoemde drie domeinen. Het informatieproces dat van buiten naar binnen is ingericht is hierbij dehoofdslagader en op het kruispunt van de vier politiesoorten (dichtbij-, opsporing-, controle- en orde-politie) wordt de informatie verzameld, verwerkt en veredeld. Intelligence Led Policing (de definitie van destuurgroep RNS van Informatie Gestuurde Opsporing: IGO) wordt hiermee geïmplementeerd waarbij hetgaat om de vraag: “Welke soort informatie leidt tot welke vorm van opsporing en op welk niveau moet deopsporing worden uitgevoerd?”. Tijdens het besluitvormingsproces start het tactische proces en wordt het“informatie-estafettestokje” overgegeven, waardoor er geen informatieverlies plaatsvindt. De adequateinformatie infrastructuur biedt iedereen toegang tot de informatiesystemen waardoor de juiste informatiedoor de juiste persoon, op het juiste tijd op de werkplek kan worden verkregen en op eenduidige enefficiënte wijze de informatie ook weer kan worden verwerkt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van denieuwste mogelijkheden van de ICT zoals datamining.

6.3 LenigHet nieuwe opsporingsproces zal lenig zijn in diverse opzichten. Onvoorspelbaar, grillig, trefzeker enflexibel, dit alles gericht om bij de criminelen in onze regio een permanent gevoel van onveiligheid tegenereren en daardoor ook misdaad tegen te houden. Dit vraagt ook "lenige mensen" en een lenigwerkproces. Door de omschrijving en inhoud van de functietyperingen aan te passen aan het regionalefunctie-rasterhuis en het aantal verschillende functietyperingen daarmee te verminderen zullenfunctionarissen binnen de opsporing flexibeler en dus leniger op meer werkprocessen inzetbaar zijn. Ditvalt samen met het gestandaardiseerd omschrijven van de processen waardoor ook de opsporingsprocessenop een kwalitatief gezien uniforme wijze worden uitgevoerd.

6.4 SlagvaardigHet tactische en forensisch technische proces zijn gericht op het verzamelen van bewijs. Het informatieveproces is bedoeld om inzicht te verkrijgen in de criminaliteit om de opsporing te kunnen richten. Door in de

18

Page 19: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

organisatie recherche eenheden te creëren met een volume van 80 tot 100 fte’s en kwaliteit (introductie vande opsporingsregisseur op Hbo-niveau) beter af te stemmen op de processen en mensen en de ritmiek alsonderscheidend criterium voor de organisatie-inrichting te kiezen, neemt de slagvaardigheid toe. Deveranderlijkheid van de omgeving is hierbij een gegeven. Door de heldere structuur en duidelijkvastgelegde (geografische en functionele) verantwoordelijkheden neemt de slagkracht ook toe.

6.5 SamengevatDoor met een slagvaardige organisatie met lenige mensen en processen, informatiegestuurd en met eenmaatschappelijk georiënteerde blik, op te sporen wordt de opsporingspolitie vorm gegeven en moet hetmerkbaar veiliger worden in deze regio. De stuurgroep RNS heeft in de notitie hiervoor de richtingaangegeven. Het was een proces van lange discussies en vele zijwegen maar de stuurgroep gelooft dat metdit stuk een richting is gevonden die recht doet aan de ideeën, verlangens en opvattingen die binnen hetregiokorps leven en die een goede bodem biedt voor het inrichtingsproces, dat hierna moet volgen. Hetuitwerken van de nieuwe SLIMme koers van de opsporing zal de komende jaren veel investeringen vragen(in tijd, energie en geld). Maar gelet op de urgentie om te komen tot veranderen, is een visie geformuleerddie zowel realistisch, als uitdagend is maar waarvan de implementatie (op onderdelen) zo snel mogelijk terhand zal moeten worden genomen. Wat de stuurgroep hierbij voor ogen staat is een heldere uitwerking metoverzienbare stappen. Dat betekent een keuze voor een ontwikkelingsmodel, waarbij stapsgewijsveranderingen worden doorgevoerd.

Met de aanvaarding van dit stuk door de korpsleiding en het MO worden de uitgangspunten en keuzes diedoor de stuurgroep zijn beschreven aanvaard. Enkele keuzes verdienen het expliciet genoemd te worden,omdat deze hetzij afwijken van de oorspronkelijke opdrachtformulering van de korpsleiding, hetzij grotegevolgen hebben voor de recherche-organisatie in het korps.Dit zijn:

- aanpassing van de uitgangspunten van VORF - focus op de regio, met behoud van de aandacht voor de rechtsorde- aanzet tot nieuwe competentieprofielen binnen de opsporing in onderlinge samenhang- de introductie van het meesterschap in de opsporing met de vier verschijningsvormen- vorming van slagvaardige opsporingseenheden, met als consequentie minder districten (waarbij een

aantal van vijf gewenst lijkt)- nadrukkelijker inhoud geven aan de matrixorganisatie binnen de opsporing- heroriëntatie op het informatieproces en de rol van ICT hierbij

Wanneer dit stuk, en in het bijzonder bovengenoemde punten, zijn geaccordeerd kan de stuurgroep verdergaan met nadere uitwerking van de opdracht.

19

Page 20: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

7 Bijlage:

Aangiftemisdrijven(prioritaire delicten) 1998 1999 2000 2001 2002

% Verschilt.o.v. 2001

Zakkenrollerij 14546 16576 15396 15266 12576 -17,6Straatroof 4053 3947 4331 4215 3452 -18,1Overval 515 481 514 488 483 -1Diefstal/inbraak woning 8052 8100 8580 7869 7750 -1,5Diefstal van motorvoertuigen 6136 4910 4820 4436 4110 -7,4Diefstal uit/vanafmotorvoertuigen 22863 24305 29239 24976 22869 -8,4Brom-, snor-, fietsdiefstal 11228 10750 9180 9057 8632 -4,7Diefstal overige voertuigen 2998 2086 2179 1723 1775 3

Aangehouden verdachten (prioritaire delicten) 2000 2001 2002

% Verschil

t.o.v. 2001Zakkenrollerij 427 459 464 1,1Straatroof (incl. zakkenrollen gevolgd door geweld) 1020 1214 1084 -10,7Overval 262 314 268 -14,6Diefstal/inbraak woning 431 442 531 20,1Diefstal van motorvoertuigen 724 801 747 -6,7Diefstal uit/vanaf motorvoertuigen 835 720 663 -7,9Diefstal van brom-, snor-, fietsen 883 826 810 -1,9Diefstal af/uit/van overige voertuigen 103 67 87 29,9

Kengetallen DCR2000 2001 2002

Aantal ED-zaken: 44 35 23

Aantal rechercheprojecten: 48 54 59 (eigen geplande onderzoeken)

Aantal calamiteiten: 26 18 30 (ontvoeringen, gijzelingen, liquidaties en diversen.)

Aantal internationale rechtshulpverzoeken, groot: 6 4 23Totaal aantal internat. justitiële rechtshulpverzoeken: 238 256 213Totaal aantal internat. politiële rechtshulpverzoeken: 657 620 832

Aantal aangehouden verdachten BZGC/BFER: 405 506 529

Aantal aangiftes SJZP (exclusief meldingen.): verkrachting 201 191 200 aanranding 322 307 287 schennis 111 103 76 sexuele kindermishandeling 86 78 60 overige zedenzaken 22 18 26 kindermishandeling (niet sex.) 27 30 10 kinderverwaarlozing 0 0 4

NB: Aantallen betreffen de input; het werkaanbod. ( behalve v.w.b verdachten.)

20

Page 21: Stuurgroep Recherche Nieuwe Stijl Herfst 2003 · nieuwe inrichting van de recherchefunctie in deze regio. De opdracht die de stuurgroep RNS in november 2002 meekreeg was: “Geef

Inventarisatie aantallen geplande en voorbereide rechercheprojecten van districten; BO's en DVRP.

District: 2000 2001 20021 4 1 23 3 4 94 1 9 55 4 3 26 0 0 37 3 11 68 0 1 59 6 4 11

DVRP 0 3 5

Totaal 21 36 48

21