Studiegids welzijn versie 1 2019-2020 - OSBOD · 2019. 9. 10. · 2 Voorwoord Beste Deelnemer, Voor...

In alle omstandigheden, je doel blijven nastreven!

SECTOR WELZIJN

2019 - 2020

1

Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................................................................................. 2 1. Openbaar Secundair Beroepsonderwijs Deeltijdopleidingen ............................................ 3 1.1 De verschillende opleidingen die bij ons gevolgd kunnen worden zijn: ........................... 3 1.2 Modulair en niveau onderwijs systeem .............................................................................. 3 1.3 Gegevens over de locatie. .................................................................................................. 4 1.4 Lestijden ............................................................................................................................. 5 1.5 Financiële bijdrage ............................................................................................................... 5 1.6 Vakantierooster .................................................................................................................. 5 1.7 Personeel en docenten van de sector Welzijn .................................................................... 5 2.1 Huisregels .......................................................................................................................... 7 2.2 Aanwezigheidsregeling .................................................................................................... 10 2.3 Begeleiding van deelnemer .............................................................................................. 11 2.4 Samenwerking tussen opleiding en werkgever .................................................................. 12 2.5 Klassenvertegenwoordiging ............................................................................................... 12 2.6 Literatuur ............................................................................................................................ 13 2.7 Toetsing, Beroepspraktijkvorming .................................................................................. 13 3. Onderwijsinformatie Sector Welzijn ............................................................................... 14 3.1 Doelstelling van de opleidingen van de Sector Welzijn .................................................... 14 3.2 Opzet van de opleidingen van de Sector Welzijn .............................................................. 14 3.3 De lessen .......................................................................................................................... 15 3.4 Richtingen binnen de Sector Welzijn .............................................................................. 16 3.5 Kwalificatiestructuur Sector Welzijn ............................................................................... 22 3.6 Deelkwalificaties voor de Sector Welzijnswerk .............................................................. 23 4. Onderwijsregelingen ........................................................................................................ 24 4.1 Toetsen ........................................................................................................................... 24 4.2 Herkansingsregelingen ....................................................................................................... 26 4.3 Mentor .............................................................................................................................. 27 4.4 Beroepspraktijkvorming (BPV) ....................................................................................... 27 4.5 Overgang- en examenregelingen ..................................................................................... 32 4.6 Opsomming overgangscriteria ........................................... Error! Bookmark not defined. 4.7 Afronding van de opleiding ............................................................................................. 33 4.8 Commissie van beroep ..................................................................................................... 33 4.9 Procedures tijdens de afname van toetsen in lokalen. ........................................................ 33 4.10 Consequenties bij het plegen van plagiaat ....................................................................... 34

2

Voorwoord Beste Deelnemer, Voor mij is het een plezier u de studiegids voor het schooljaar 2019-2020 van de sector welzijn aan te bieden. Deze studiegids zal zeker voor u heel handig zijn, omdat deze studiegids alle belangrijke en relevante informatie over de organisatie en inhoud van de opleidingen omvat. Als opleidingsinstituut hanteren wij het beginsel van het gelijkheidsprincipe. Dit houdt in dat ieder mens het recht heeft en vrij is om zichzelf te ontwikkelen. Dit recht houdt in dat een ieder zelf de verantwoordelijkheid aanneemt voor zijn of haar verdere ontwikkeling. Van onze kant willen wij als opleidingsinstituut u van dienst zijn, maar u dient zelf het initiatief te nemen. Wij ervaren dat de deelnemers schooldocumenten niet graag lezen en daarom veel informatie missen. Daarom is het aan u om deze studiegids goed door te lezen en wel degelijk op de hoogte te zijn van alle informatie die voor uw opleidingsperiode belangrijk is. Wij zijn ontzettend blij mensen die om de één of andere reden vroegtijdig het schoolproces hebben verlaten de mogelijkheid te kunnen bieden om zich verder te ontwikkelen. Daarom is het volgende voor ons heel belangrijk:

Onderwijs aan te bieden waarbij de persoonlijke ontwikkeling van de deelnemer centraal staat;

Onze opleidingen goed af te stemmen op de eisen van de arbeidsmarkt en van de opleidingen op elkaar, zodat overstappen niet moeilijk hoeft te zijn;

Opleidingen aan te bieden die erkend zijn door het Ministerie van Onderwijs en die gegeven worden door professionele docenten;

Onze organisatie open staat voor innovaties en zodoende beter aansluit bij het vervolg onderwijs;

De financiële bijdrage van de deelnemers (schoolgeld) geen belemmering mag zijn voor het volgen van de opleiding;

Onze deelnemers niet in de kou staan bij aanpassing- of studieproblemen en ze bij te staan met advies over vervolgstudies;

Onze deelnemers goed te begeleiden tijdens hun beroepspraktijkvorming (stage); Een opleidingsinstituut te zijn met een inspirerend klimaat en een open sfeer tussen

docenten en deelnemers, een opleidingsinstituut waar je met plezier naar toegaat. Samen met de deelnemers zullen wij trachten een goed opleidingsinstituut te zijn, waar iedere deelnemer zich kan ontplooien tot een competente beroepsbeoefenaar met een eigen visie op het beroep. Wij wensen u veel succes en een leerzaam schooljaar toe. Namens het gehele personeel.

3

1. Openbaar Secundair Beroepsonderwijs Deeltijdopleidingen Het “Openbaar Secundair Beroeps Onderwijs Deeltijdopleidingen” (OSBOD) valt onder de Dienst Openbare Scholen (DOS) Het kantoor van het “Openbaar Secundair Beroepsonderwijs Deeltijdopleidingen” is gevestigd aan de Lagoweg z/n. Voor het geven van lessen wordt gebruik gemaakt van drie verschillende locaties t.w.: de MTS, Nilda Pinto SBO en Jacques Ferrandi VSBO. 1.1 De verschillende opleidingen die bij ons gevolgd kunnen worden zijn:

Sector Techniek: - Werktuigbouwkunde - Electro - Bouwkunde - Monteur Montage Onderhoud

Sector economie - Middenkaderopleiding ICT-beheer - Brood- en banket opleiding niveau 1 en 2. - Horeca assistent

Sector Welzijn - Helpende Welzijn (HW) niveau 2 - Sociaal Pedagogisch Werker niveau 3 en niveau 4 (SPW-3 en SPW-4) - Sociaal Juridisch Medewerker (SJM) niveau 4

1.2 Modulair en niveau onderwijs systeem Modulair en niveau onderwijs is al goed bekend en tevens ingevoerd binnen ons onderwijssysteem. Het basisprincipe van een modulair systeem is, dat per beroep de noodzakelijke vaardigheden, kennis en beroepshouding samengebracht en gebundeld worden in samenhangende gehelen, die wij modules noemen. Eenmaal afgerond is de module ook afgerond. Er komen geen schriftelijke examens aan het einde van de opleiding. Op het moment dat alle betrokken modules telkens met succes zijn afgerond, dan is de opleiding in principe voltooid. Het is zelfs mogelijk dat je na een behaalde module die je in een opleiding hebt gevolgd, naar een andere opleiding, waar deze module ook een deel van de opleiding vormt, meeneemt. Een ander voordeel van dit nieuwe systeem is dat er vroeger maar één niveau van Middelbaar Beroepsonderwijs was. Er bestond alleen het niveau waarbij iemand met een mavo- of gelijkwaardig diploma deel kon nemen aan de opleiding. Dit niveau leidde direct naar de hogere beroeps opleidingen. Voor degenen die niet over een mavo- of daaraan gelijkwaardig diploma beschikten, was het onmogelijk zich verder te ontwikkelen. Nu kan iedereen als hij/zij dat wil, zich aansluiten op vervolgopleidingen, in overeenstemming met zijn of haar niveau.

4

Er zijn vier verschillende niveaus per opleiding die de deelnemer kan volgen, afhankelijk van zijn of haar vooropleiding:

Niveau 1 Assistent beroepsbeoefenaar ( 1 jaar) Als assistent beroepsbeoefenaar voer je op dit niveau zeer eenvoudige uitvoerende werkzaamheden uit, onder toezicht van een chef.

Niveau 2 Basis beroepsbeoefenaar (2 jaar) Op dit niveau verricht je moeilijke uitvoerende werkzaamheden. Je ondersteunt je collega’s bij hun werkzaamheden. Je weet precies hoe je het werk moet doen, maar je werkt ‘onder de verantwoordelijkheid’ van een begeleider of leidinggevende. Je neemt zelf niet zoveel beslissingen, je moet steeds overleggen met je leidinggevende.

Niveau 3 Zelfstandig beroepsbeoefenaar (3 jaar) Hier functioneer je zelfstandig. In bijzondere situaties kun je ondersteuning vragen van een hoger opgeleide beroepskracht.

Niveau 4 Middenkader functionaris (4 jaar) Op dit niveau functioneer je zelfstandig en geef je leiding aan lager opgeleide beroepskrachten.

Heeft een deelnemer de nodige capaciteit en doorzettingsvermogen dan kan hij/zij na het behalen van een niveau doorstromen naar een hoger niveau. Na het behalen van niveau 4 kan de deelnemer verder studeren aan een HBO opleiding. Hierover komen we later in hoofdstuk 3 op terug. 1.3 Algemene en Administratieve informatie. Het secretariaat van de opleiding is van 07.00 tot 15.00 uur bereikbaar op het kantoor aan de Lagoweg z/n. Pauze van 12.30-13.30 De inloop dagen zijn op dinsdag en donderdag van 10.00 tot 15.00 uur zonder afspraak, en op maandag, woensdag en vrijdag volgens afspraak. Telefoon: 461-2551. e-mail adres: [email protected] ; [email protected] Website: www.osbod.org Brieven die getekend moeten worden, bv. schoolverklaringen kunnen er op donderdag opgehaald worden. Alleen brieven met urgentie worden gelijk getekend. Voor alle informatie betreffende de opleidingen of om contact met OSBOD kunnen deelnemers de website van OSBOD www.osbod.org raadplegen. De lessen voor de sector Welzijn worden op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag en eventueel vrijdag gegeven op de Middelbare Technische School (MTS) te Rigelweg telefoon 737.0027 en het Nilda Pinto SBO te Wageningenstraat telefoon 461.1883.

5

1.4 Lestijden 1ste lesuur 18.00 – 18.45 2de lesuur 18.45 – 19.30 Pauze 19.30 – 19.45 3de lesuur 19.45 – 20.30 4de lesuur 20.30 – 21.15 1.5 Financiële bijdrage Het schoolgeld voor de Sector Welzijn bedraagt Ang. 600,00 per jaar. De mogelijkheid bestaat om dit bedrag in termijnen te betalen. Dit bedrag is exclusief inschrijfgeld (Ang. 100,00), kopieerkosten en boekengeld. Deze kosten worden apart in rekening gebracht. Indien een student zijn / haar financiële verplichtingen niet heeft nagekomen zullen geen cijferlijsten, cijferkaart en diploma aan hen worden uitgereikt. Het schoolgeld moet op Girorekening nr.: 1108576 gestort worden. 1.6 Vakantierooster De schoolvakanties zijn gelijk aan het vakantierooster van de dagscholen. Aan het begin van ieder schooljaar ontvangt iedere deelnemer een vakantierooster voor het desbetreffende schooljaar. Incidentele vrije dagen, om één of andere reden, wordt door de leiding vooraf aan de deelnemers aangekondigd. 1.7 Personeel en docenten van de sector Welzijn (2019-2020) Directeur: Wordt nader benoemd Opleidingscoördinator: Mevr. Arminda Elizabeth Beleidsmedewerker: Mevr. Lydia Li-Fo-Sjoe Administratief medewerker belast met de sector welzijn: Mevr. Judrane Zimmerman- Leolina Klassenmentoren: Coördinator: Mevr. Gyslene Atimadora Teamleden: Dhr. Wendell Josepha Mevr. Sarajane Semeleer Mevr. H. Pieter- Lovert Mevr. Jasmine Ilario-Urdaneta de Jongh

6

Beroepspraktijkvorming; Coördinator: Mevr. Gyslene Atimadora Teamleden BPV: Mevr. Emmylou Jakoba Mevr. Sumara Firma Mevr. Darnella Djaoen Mevr. Magda Terzol Mevr. Sonia Jansen Mevr. Edna Jackson Mevr. Etmee Cordelia Mevr. Damaris Casimiri Mevr. A. Sno Docenten talen, computer en maatschappijleer: Mevr. Rosalinda Cijntje Mevr. Dyanalie Albertus Dhr. Yersey Maria Mevr. S. Fransisca Mevr. Lucrecia Raap Mevr. Indra Meyer Mevr. Shanhaily Cicilia-Sluis Docenten creatieve en expressieve vakken: Mevr. Norma Cova Dhr. Ruthmilo Andrea Mevr. Aloysia Vorst v.d.- Willemse Mevr. Indra Meyer Docenten agogische of juridische vakken: Mevr. S Cathalina- Margaritha Dhr. Maikel Lagadeau Dhr. Michael Ricardo Mevr. Sharine Snel Mevr. Ardeline Dorant-Martis Mevr. Pheedra Pichardo-Rosheuvel Mevr. Michnon Martis Mevr. Shanhaily Cicilia-Sluis Mevr. J. Doran Docent eerste hulp bij ongelukken: Dhr. Stanley Klooster Schoolverzorgers: Dhr. Mauro Ricardo Dhr. Edwin Crichlow Dhr. G. Job Dhr. Ludwig Godfried

7

2. Regels en afspraken 2.1 Huisregels Van een ieder die “thuis” is bij OSBOD, wordt verwacht dat hij/zij de algemene regels van fatsoen hanteert. In een leer- en leefgemeenschap zoals die van OSBOD is het noodzakelijk daarnaast, een aantal voorschriften en bepalingen op te stellen. Het is uiteraard de bedoeling dat deze door iedereen worden nageleefd, zodat iedereen in de gelegenheid wordt gesteld optimaal in deze gemeenschap te functioneren. Wie zich niet aan de regels houdt zal daarop aangesproken worden. Bij ernstig vergrijp kan de deelnemer worden geschorst of van de opleiding worden verwijderd door de directie. Hieronder volgen een aantal belangrijke huisregels: Op tijd zijn Een belsignaal geeft de aanvang en het einde van de lessen aan. Je dient op tijd in het leslokaal aanwezig te zijn, zodat de docent direct na de bel met de les kan beginnen. Te laat komen is voor zowel docenten als deelnemers hinderlijk omdat ze gestoord worden bij een onderwijsactiviteit die al begonnen is. Het is absoluut niet toegestaan om een half uur na aanvang van de lessen het leslokaal binnen te komen. De deuren van de lokalen worden allemaal door de docenten om 18.15 en 20.00 op slot gedaan. Hierdoor is het ook heel belangrijk dat deelnemers voor aanvang van de lessen en in de pauze alle persoonlijke kwesties regelen. Een deelnemer die onder de les het lokaal verlaat zonder toestemming van de docent blijft buiten en mag niet meer naar binnen. Met betrekking tot veiligheid en de toenemende agressie op scholen zal de grote poort die toegang verleent tot het schoolterrein gesloten worden. Bijhouden van presentie deelnemers Na afloop van ieder blokuur laat de docent de deelnemers de presentielijst ondertekenen. Indien de deelnemer te laat is wordt dit ook op de lijst vermeld. Het is ten strengste verboden om voor een andere deelnemer te ondertekenen. Ook al is deze deelnemer aanwezig. De deelnemer die betrapt wordt maakt zich schuldig aan valsheid in geschriften en wordt direct van de opleiding verwijderd. Hiernaast houdt ook iedere docent nauwkeurig een 70% aanwezigheidslijst bij. Deze lijst is om bij te houden of de deelnemer voldoende heeft deelgenomen aan het desbetreffende vak, en daardoor de toets mag doen. Waar dit niet het geval is dient de deelnemer deze deelkwalificatie of onderdeel daarvan opnieuw te doen in het volgende schooljaar. Wat kan betekenen dat de deelnemer niet kan doorstromen naar het volgende studiejaar. Opruimen Veel mensen zitten in een gebouw, waar we met plezier willen studeren. Tevens dient er vermeld te worden dat we gasten zijn, in de gebouwen, van de dagscholen waarvan we gebruik maken. Daarom dient u ervoor zorg te dragen dat het schoolterrein niet door uw toedoen vervuild wordt. Plastic bekers en ander wegwerpmateriaal moeten in de vuilnismanden gedeponeerd worden. In de leslokalen mogen geen etenswaren of drank worden genuttigd. Als je klas of groep als laatste het lokaal verlaat, sluit dan de ramen, zet stoelen en tafels recht en ruim alle achtergelaten rommel op.

Rookverbod Door de overheid is een rookverbod voor alle openbare gebouwen afgekondigd, waaronder ook schoolgebouwen worden verstaan. In de lokalen mag niet gerookt worden. OSBOD heeft ook een Alcohol, Drugs en Rookbeleid waar iedereen zich aan dient te houden.

8

Spreekuur Indien u het een en ander te bespreken heeft, dan kan dit geschieden vóór schooltijd, in de pauze of na schooltijd. Dus niet tijdens de lestijden. Verkoop etenswaren en andere producten Het is niet toegestaan om etenswaren en andere producten te verkopen op de locaties waar lessen van de OSBOD opleidingen gegeven worden. Mobiele telefoons Het is ten strengste verboden om mobiele telefoons tijdens de lessen te gebruiken. Deelnemers noch docenten hebben hun mobiele telefoon aan tijdens de lessen. Ze dienen vóór aanvang van de les uitgezet en opgeborgen te worden. De deelnemers die naar buiten gaan om een telefoongesprek te plegen, of de docent misleiden door naar de wc te gaan om telefoongesprekken te attenderen, mogen het lokaal niet meer binnen komen. Wij dragen geen verantwoordelijkheid voor gestolen mobiele telefoons van deelnemers en docenten. Opname van lessen Voor het opnemen van lessen op cassette-bandjes, videocamera enz. dient de deelnemer eerst toestemming te vragen aan de directeur. Hij/zij mag opnamen maken na toestemming te hebben gekregen van de directeur. Houding en Optreden In de buurt van lokalen waar les wordt gegeven, wordt uitsluitend op gedempte toon gesproken. Er wordt van u verwacht dat u een correcte houding aanneemt ten opzichte van de docenten en mededeelnemers en fatsoenlijk optreedt. Eventuele problemen en/of misverstanden worden op een juiste manier als volwassenen en toekomstige hulpverleners/professionals uitgesproken en opgelost. Hij/zij bedient zich van fatsoenlijk taalgebruik. Bij mogelijke problemen tussen deelnemer en docent en deelnemers onderling, die moeilijk op te lossen zijn, dient de deelnemer zich te wenden tot zijn klassenmentor die een bemiddelende functie inneemt of de zaak voorlegt aan de klachtencommissie. Onfatsoenlijk gedrag ten opzichte van schoolleiding, docenten, mededeelnemers en conciërges worden direct door de leiding in behandeling genomen. Procedure die bij onfatsoenlijk gedrag volgt is:

- Bij de eerste keer volgt een persoonlijk gesprek met een schriftelijke waarschuwing; - Hierna volgt afhankelijk van het gebeuren verwijdering van de opleiding. - De houding en attitude van een student bepaalt of hij/zij op school blijft. De school kan

een student indien voldoende aanleiding bestaat tot de opleiding weigeren en studenten die al bezig zijn de opleiding te volgen, kunnen in verband met wangedrag, van de opleiding verwijderd worden.

Pesten Pesten wordt absoluut niet toegestaan en degene die zich hieraan schuldig maakt, wordt per direct van school verwijderd. Kleding en Taalgebruik Het dragen van een origineel uniform, een T-shirt met een logo van onze school erop, is verplicht. Daarnaast zorgt iedere deelnemer, dat zij/hij behoorlijk gekleed is. Dus geen korte broeken, geen kousenbroeken (“legging”), geen spijkerbroeken (“jeans”) met gaatjes, geen mouwloze overhemden, slippers of teenslipper(s) e.d. Petten, hoeden en andere soortgelijke hoofddeksels zijn niet toegestaan in de lokalen tijdens de lessen.

9

Parkeren De binnen parkeerplaatsen zijn gereserveerd voor de docenten, medewerkers en conciërges. Deelnemers parkeren allemaal in de parkeervakken buiten het schoolterrein. Faciliteiten De lokale kopieermachine is niet geschikt om een grote hoeveelheid kopieën te maken. Deelnemers die een fotokopie willen maken betalen f. 0,25 per vel. Zij moeten hun verzoek richten tot de conciërge. Toiletten Graag de toiletten na gebruik schoon achterlaten. Roosterwijziging(en) Roosters zijn geldig vanaf de datum van de wijziging(en). Deze datum wordt op het rooster vermeld. De nieuwe versie geldt (dus de laatste datum geldt). Gezondheid en Veiligheid:

Ad 1 Het is verboden tijdens alle buitenschoolse activiteiten rookwaren (o.a. sigaretten) in bezit te hebben of te verhandelen. Ad 2 Het is verboden tijdens alle buitenschoolse activiteiten alcoholische drank in bezit te hebben, te gebruiken of te verhandelen. Ad 3. Het is verboden tijdens alle buitenschoolse activiteiten drugs in bezit te hebben, te gebruiken of te verhandelen. Bij overtreding van deze regel wordt melding gedaan bij de politie. Ad 4. Het is verboden tijdens alle buitenschoolse activiteiten wapens of andere gevaarlijke voorwerpen in bezit te hebben of te gebruiken. Ad 5. Bedreigen, belagen en agressie (verbaal, fysiek, in geschrift of in welke vorm dan ook) zijn niet toegestaan. Ad 6. Bij conflicten en onenigheden is het niet toegestaan om het recht in eigen handen te nemen. Ad 7. Onbevoegden mogen het schoolterrein niet betreden, ook niet met behulp van deelnemers. Ad 8. Vandalisme en vernieling of opzettelijk schade toebrengen aan het schoolgebouw, het meubilair, of bezittingen van anderen die zich op het schoolterrein bevinden is niet toegestaan.

10

Preventieve handelingen: Onder preventieve handelingen wordt verstaan alle handelingen die door (onderwijzend) personeel worden uitgevoerd met het doel om overtredingen te voorkomen c.q. deze te staken, met veiligheid van de deelnemers en docenten voor ogen. Hierbij valt te denken aan de doorzoekingen van schooltassen. De directie, docenten en de schoolverzorgers zijn bevoegd om de tassen van de deelnemers te doorzoeken. De politie kan op onverwachte momenten op school preventief controleren. Onder preventieve controle wordt mede verstaan het doorzoeken van persoonlijke bezittingen en in geval van ernstig vermoeden, onderzoek aan de kleding, gericht op het illegaal bezit van gevaarlijke voorwerpen, (vuur)wapen en verdovende middelen. 2.2 Aanwezigheidsregeling 70 % Regeling Bij iedere les wordt er een hoop uitgelegd, gediscussieerd en geoefend. Om jezelf tot een bekwame professioneel te ontwikkelen, is je aanwezigheid tijdens de lessen zeer belangrijk. Om goed te kunnen functioneren is het belangrijk dat je tijdens je studie allerlei vaardigheden oefent en een goede beroepshouding ontwikkelt. Zoiets doe je natuurlijk niet alleen, maar altijd in samenwerking met andere deelnemers. Dus als je verzuimt, benadeel je niet alleen je eigen leerproces, maar ook dat van anderen. Daarom is het hanteren van de 70% (zeventig procent) aanwezigheidsregel van essentieel belang. Dit betekent dat een deelnemer de opleiding alleen kan afronden wanneer hij/zij bij iedere deelkwalificatie/module 70% van de totaal beschikbare lesuren aanwezig was. Denk erom 70 % bij elke deelkwalificatie/module! Zoals al boven staat vermeld houdt de docent naast de aanwezigheidsregistratie die iedere deelnemer moet ondertekenen zelf ook een registratie van aanwezigheid van iedere deelnemer bij. Dit om te voorkomen dat een deelnemer die zonder een geldige reden wegblijft, toch een toets maakt. Afwezigheid telt ook wanneer een deelnemer na het eerste lesuur niet aanwezig is of vóór beëindiging van de les vertrekt. Langdurige afwezigheid Het is vanzelfsprekend dat je ons meldt, wanneer je voor langere periode, bijvoorbeeld door ziekte, niet naar lessen kan komen. Als je de lessen vroegtijdig moet verlaten, moet je dit met grondige reden bij de directie (directeur of één der coördinatoren) en de docent vóór aanvang van de les melden. Bij verzuim van twee maanden aaneengesloten, zonder dat de deelnemer dat met een grondige reden gemeld heeft, wordt hij/zij zonder kennisgeving van de opleiding afgeschreven. Wil de deelnemer daarna toch zijn/haar opleiding vervolgen of afronden, dan moet deze persoon zich opnieuw inschrijven als deelnemer van de OSBOD. Tussentijd stoppen met de opleiding Het komt heel vaak voor dat een deelnemer, zonder de directie te hebben ingelicht, met de opleiding stopt en een jaar of twee daarna gewoon weer komt opdagen om door te gaan met de opleiding. Dit is helaas niet mogelijk. Na langdurig wegblijven zonder enige melding wordt de deelnemer definitief na 1 semester afgeschreven. Daarom wordt er hierbij aangeraden om bij problemen, die de voortgang van de opleiding bedreigen, vroegtijdig hulp in te roepen.

11

Lesuitval In principe gaan de lessen altijd door. Als een docent ziek is of om één of andere reden niet aanwezig kan zijn, kan je altijd zelfstandig of in een groepje verder werken aan een studietaak. Met de docenten is afgesproken dat ze bij ziekte of verhindering, dit uiterlijk om 14.00 uur moeten doorgeven aan de administratie van de opleiding, die op haar beurt, waar nodig, dit doorgeeft aan de klassenvertegenwoordiger en/of de klassenmentor, die ervoor zorgt dat de andere deelnemers op de hoogte worden gebracht via de telefoonboom. 2.3 Begeleiding van deelnemer Docent Een goede begeleiding van het leerproces heeft bij ons de allerhoogste prioriteit. Daarbij zijn een aantal mensen betrokken. De docenten van de opleiding zijn op de eerste plaats hiervoor aangewezen. De begeleiding zal vooral gericht zijn op het zich eigen maken van de leerstof voor de deelkwalificaties en de ontwikkeling van een goede studie- en beroepshouding bij de deelnemers. De docenten zullen de deelnemers stap voor stap begeleiden in zowel het theoretisch als het praktisch gedeelte van de lessen. Aangezien bij het beroep van hulpverlener, de hulpverlener zelf het belangrijkste instrument is, zal veel aandacht besteed worden aan oefeningen die gericht zijn op de persoonlijkheidsvorming. De deelnemer moet veel praktische opdrachten, zowel individueel als in groepsverband, verwachten. Groepswerk komt tijdens de opleiding heel veel voor. Er wordt van de deelnemer verwacht dat hij/zij met iedere deelnemer moet kunnen samenwerken. Soms vormen de deelnemers zelf hun werkgroep, maar wanneer de docent het nodig acht, vormt de docent werkgroepjes. Vandaar dat wij uw volledige medewerking en respect hiervoor vragen gedurende de lessen/ de opleiding. Mentor Binnen onze school is het heel belangrijk veel aandacht te besteden aan het verbeteren van het studiesucces van deelnemers. Het is voor ons een grote uitdaging om vroegtijdige schooluitval te voorkomen, maar tegelijkertijd gekwalificeerde en professionele werkers af te leveren die al de nodige competenties behorende bij het beroep waarvoor ze studeren eigen hebben gemaakt. Van ons opleidingsinstituut wordt verwacht dat wij door middel van een loopbaangerichte leeromgeving de studie- en loopbaanontwikkeling van deelnemers ondersteunen en tijdens hun studie optimaal begeleiden. Iedere deelnemer krijgt bij aanvang van hun studie een mentor toegewezen die samen met de deelnemers van zijn/haar opleiding een succes maakt. De mentoren komen wekelijks met de tot hem/haar toegewezen groepen bij elkaar. Naast de voorbereiding van de deelnemers voor de arbeidsmarkt, hun toekomstig beroep, is de mentor de aangewezen persoon die de deelnemer helpt en ondersteunt bij problemen die de voortgang van de studie in gevaar brengen.

12

Coördinator De opleiding heeft coördinatoren die samen met de leiding de opleiding coördineren. De coördinatoren zijn het eerste aanspreekpunt voor wat betreft coördinatie en organisatorische aspecten van de opleiding. Naast het algemeen organisatorische aspect krijgt iedere klassenmentor een aantal klassen toegewezen waarvoor hij/zij speciaal verantwoordelijk is. De deelnemers moeten dan, in geval van hulp en ondersteuning de voor hen aangewezen klassenmentor benaderen. Het is de bedoeling dat de coördinatoren twee keer per schooljaar, eventueel samen met de directeur, een individueel voortgangsgesprek houden met als doel stil te staan bij studievorderingen, studieresultaten, motivatie, plannen en organiseren van de studie of eventuele problemen die de voortgang van de studie beletten (zie jaarrooster). Directeur Wanneer een deelnemer merkt dat hij/zij noch met de docent/begeleider als met de klassenmentor tot een overeenstemming kan komen, kan hij/zij de Klachtencommissie benaderen met het verzoek om een uitspraak over het dispuut of om bemiddeling te verlenen in het oplossen van het dispuut. Uitspraken van de Klachtencommissie zijn bindend. De deelnemer moet wel eerst zelf met de desbetreffende docent en/of met de klassenmentor tot een oplossing trachten te komen, voordat hij/zij naar de Klachtencommissie stapt. 2.4 Samenwerking tussen opleiding en werkgever Een aantal werkgevers hebben de noodzaak gezien hun personeel verder te scholen. Dit is zeer gunstig voor hun instelling. In het kader van kwaliteitsverbetering juichen wij dit initiatief ook ontzettend toe. Wij zijn blij een bijdrage hierin te mogen verlenen. Waren maar alle werkgevers zich ervan bewust van hun verantwoordelijkheid om ten voordele van de dienstverlening aan hun cliënten hun werknemers te helpen zich verder te professionaliseren. Deze werkgevers hebben hun werknemers op eigen kosten bij ons ingeschreven om een opleiding te volgen. De werkgevers geven hun medewerking voor wat betreft het leerproces. Bijvoorbeeld door roosteraanpassing, één studie vrije dag of de mogelijkheid voor buitenstage. De opleiding is dan verplicht de werkgever op de hoogte te houden van de vorderingen of andere bijzonderheden van hun werknemer die bij ons studeert. 2.5 Klassenvertegenwoordiging Elke groep wordt in het begin van het schooljaar in de gelegenheid gesteld om een groepsvertegenwoordiger en een waarnemende groepsvertegenwoordiger te kiezen. Deze personen treden op als leden van de Medezeggenschapsraad en zijn tussenpersoon tussen de groepsleden, docenten, coördinatoren en directie. De zittingsperiode van de vertegenwoordiger is een leerjaar. De eerste verkiezing vindt plaatst gedurende de eerste week van de opleiding. De groepsvertegenwoordigers/MR zorgt o.a. ervoor dat de communicatie tussen de deelnemers, docenten en de directie optimaal verloopt. Zij zijn het eerste aanspreekpunt van hun groep. De groepsvertegenwoordigers hebben geen besluitbevoegdheid, maar een signalerende en een vertegenwoordigende functie. De coördinator en de klassenmentor vergaderen regelmatig met de groepsvertegenwoordigers, die op hun beurt hierover feedback geven aan de mededeelnemers. Samen met de directie organiseren de groep vertegenwoordigers groepsactiviteiten ter stimulering van een goed en optimaal sociaal klimaat binnen de opleiding.

13

2.6 Literatuur De opleiding draagt zorg, dat er voor alle deelkwalificaties literatuur gebruikt wordt dat voldoet aan het desbetreffende S.B.O. niveau. De opleiding is dit niet verplicht, maar voor zover mogelijk, biedt de Sector Welzijn hulp voor het gezamenlijk bestellen van literatuur voor de deelnemers. De deelnemers dienen de kosten voor dit studiemateriaal wel vooraf te betalen. Deze aanbieding is in het voordeel van de deelnemers, aangezien zij doorgaans goedkoper uitkomen. De deelnemers zijn ook vrij zelf hun studieboeken aan te schaffen. Wel wordt er hierbij duidelijk opgemerkt, dat de deelnemers onder geen enkele voorwaarden de opleiding mogen volgen, zonder de bijbehorende studieboeken. De literatuur is afgestemd op de eindtermen en taxonomie van de verschillende deelkwalificaties uit de nieuwe kwalificatiestructuur. De leerstof wordt gecombineerd met praktische opdrachten, waaraan de deelnemers individueel of in groepjes kunnen werken. Verder is er ook bij bijna ieder literatuurpakket een Cd-rom waarmee de deelnemer zelf thuis, zijn/haar kennis kan toetsen. Zonder deze literatuur kan de deelnemer de lessen niet volgen. Als opleidingsinstituut hebben wij een overeenkomst met de leverancier afgesloten dat inhoudt dat wij als school niet toestaan dat deelnemers de studieboeken kopiëren. In geval dit nodig is, indien bijvoorbeeld een deelkwalificatie uitverkocht is, mag de leiding van de school na overleg met de uitgeverij en na toestemming van de uitgeverij, overgaan tot kopiëren. 2.7 Toetsing, Beroepspraktijkvorming Afspraken in verband met toetsing en examen Bij het maken van toetsen gelden regels en afspraken. In hoofdstuk 4, toetsing en afsluiting, komen we hierop terug. Beroepspraktijkvorming (BPV) In paragraaf 4.3 kunnen de deelnemers de richtlijnen in verband met de beroepspraktijkvorming (stage) lezen. Voor de meer inhoudelijke kanten van de beroepspraktijkvorming kunnen de deelnemers in het stage handboek behorende bij de opleiding meer lezen over stage, begeleiding gedurende de stage en beoordeling (zie BPV begeleidingen beoordelingsboek).

14

3. Onderwijsinformatie Sector Welzijn In deze studiegids worden de woorden certificaat, kwalificatie, deelkwalificatie en kwalificatiestructuur meerdere malen gebruikt. Als je een deelkwalificatie met een ‘voldoende’ hebt afgerond, behaal je een certificaat. Als je alle certificaten behaald hebt (het aantal is afhankelijk van de opleiding die je volgt), krijg je een diploma. Je bent dan gekwalificeerd voor dat specifieke beroep. Het woord kwalificatie is te vergelijken met een diploma. Je behaalt een kwalificatie als je een opleiding met succes hebt afgerond. Als je het aantal, dat nodig is voor een opleiding, hebt afgerond behaal je de kwalificatie. 3.1 Doelstelling van de opleidingen van de Sector Welzijn De opleidingen leiden de deelnemers op tot beroepsuitoefenaar ten behoeve van werkzaamheden in de dienstverlenende sector op drie verschillende niveaus; t.w.: SBO niveau 2, 3 en 4. 3.2 Opzet van de opleidingen van de Sector Welzijn De opleidingen welzijn behoren tot de kwalificatiestructuur van de Sector Welzijn. De kwalificatiestructuur is weer onderverdeeld in deelkwalificaties. Daarin is het onderwijs anders gestructureerd en gaan we uit van het standpunt, dat deelnemers zelfstandig dienen te studeren. Zo wordt de leerstof aangeboden in afgeronde onderdelen, zogenaamde onderwijseenheden (oer’s). Elke afzonderlijke eenheid vormt een stukje van het examen. Als je een bepaald aantal oer’s hebt gehaald, heb je de deelkwalificaties gehaald. Als je alle deelkwalificaties van de opleiding met succes hebt afgesloten, het aantal uren beroepspraktijkvorming hebt gehaald, ontvang je het diploma. Je bent gekwalificeerd voor dit beroep in de welzijnssector. Het werken met deelkwalificaties maakt instromen en overstappen naar een andere opleiding van de Sector Welzijn een stuk gemakkelijker, omdat binnen de verschillende opleidingen voor een deel dezelfde deelkwalificaties worden afgewerkt. Bovendien sta je nooit met lege handen. Bij alle opleidingen in de welzijnssector staat geschreven wat een deelnemer allemaal moet weten en kunnen om het diploma te behalen. Deze beschrijvingen dragen de naam ‘eindtermen’. Ze zijn gebaseerd op de kenmerken van het beroep waarvoor je wordt opgeleid. Alles wat nodig is aan kennis, inzicht en vaardigheden. Deze eindtermen zijn allemaal vastgelegd in een eindtermendocument die ter inzage ligt bij de administratie van de opleiding. Tevens is in de deelkwalificaties (studieboeken) bij de mini samenvattingen het nummer van de eindterm aangegeven. Bijvoorbeeld 1-4 (punt vier van de eerste eindterm).

15

3.3 De lessen Het leerproces tijdens de lessen is gericht op vakbekwaamheid, visie en beroepshouding. Dit betekent dat de deelnemer langs de volgende lijnen een leerroute moet volgen: A. theorie: weten, inzien en toepassen, onderricht in de verschillende

op het beroepsgerichte, beroeps ondersteunende en vormingsgerichte vakken.

B. taakgerichte werkwijze: de lesstof wordt zoveel mogelijk verbonden met de praktijk

C. training: d.m.v. specifieke trainingen worden de technische- en sociale vaardigheden ontwikkeld

D. praktijk: beroepspraktijkvorming of te wel stage Van de deelnemers wordt verwacht dat zij gedurende hun studieperiode een prioriteitsplaats toekennen aan bovengenoemde aspecten. Het uitvoeren van opdrachten, zoals het verrichten van praktijkopdrachten, het maken van werkstukken en het doen van presentaties vormen een belangrijk deel van het programma. In het licht daarvan wordt van de deelnemer verwacht dat hij/zij hierbij kennis en kunde, creativiteit en initiatief toont. De opdrachten dienen op de afgesproken datum, tijd en bij de desbetreffende docent ingeleverd te worden, zonder excuus. Wij trachten het onderwijs zoveel mogelijk in te richten naar de vorm van probleemgestuurd onderwijs. Dit houdt het volgende in: Probleemgestuurd onderwijs: Probleemgestuurd onderwijs is een onderwijssysteem dat sterk afwijkt van de traditionele manier van onderwijs geven. Die traditionele structuur is sterk gebaseerd op colleges waarbij een leraar/docent zijn kennis klassikaal overdraagt aan groepen deelnemers. Probleemgestuurd Onderwijs is een pedagogisch concept van "actief leren", waarbij wij de deelnemer actief laten deelnemen aan het leerproces. Hoewel de te behandelen stof door de inhoud van de deelkwalificatie is vastgelegd, kunnen groepen zelf in zekere mate bepalen welke nadruk zij willen leggen bij het bestuderen van deze stof (afhankelijk van eigen voorkennis of speciale interesses). Het leren wordt gedreven door uitdagingen, deelnemers werken minder individueel maar meer in kleine groepen, de leraren nemen de rol aan van "facilitator". Daarnaast leidt het werken in groepen tot een hoge beoefening van sociale vaardigheden zoals discussiëren, samenwerken, tot consensus komen, presenteren, van elkaar leren, elkaars mening respecteren, elkaar beïnvloeden enz. Het onderwijsmateriaal bestaat uit deelkwalificaties (studieboeken) die structuur geven aan het onderwijsproces. Maar toch wordt er verschillende didactiek gebruikt waardoor de deelnemers op verschillende manieren de te behandelen stof dienen te benaderen. Een voorbeeld hiervan kan zijn bijvoorbeeld het beschrijven van doelgroepen. In het traditionele onderwijssysteem zou de leraar een dialoog houden over doelgroepen in de welzijnssector, hun ontwikkelingen, kenmerken en misschien zelfs hun hulpvraag. Gevolgd door een toets om de overgedragen kennis te toetsen. In het systeem van probleemgestuurd onderwijs dienen de deelnemers zelf, onder instructie van de docent als facilitator, de doelgroepen waarmee men werkt te gaan onderzoeken naar ontwikkelingen, kenmerken, hulpvraag enz. en deze met de groep delen, bijvoorbeeld in de vorm van een presentatie.

16

Ter ondersteuning van de boven beschreven punten zijn de volgende reglementen en regelingen van toepassing:

Toets regelingen Herkansingsregelingen Stageregelingen Studie- en loopbaanbegeleiding Overgangsregelingen

Al deze regelingen worden in het kort in het volgende hoofdstuk (hoofdstuk 4) beschreven. Voor uitgebreide informatie dient de deelnemer het Opleidingsplan behorende bij zijn/haar opleiding door te nemen. Aan het begin van de BPV, Beroepspraktijkvorming of wel de stage ontvangt de deelnemer het stage boek met uitgebreide informatie en opdrachten. In het eerste, tweede, derde en het vierde leerjaar krijgen de deelnemers uitleg en begeleiding over het maken van hun portfolio. 3.4 Studierichtingen binnen de Sector Welzijn De Sector Welzijn van OSBOD telt op dit moment drie opleidingen en van de Sector Economie 1 opleiding n.l.: Sector Welzijn:

1. Helpend welzijn niveau 2 (HW) 2. Sociaal Pedagogisch Werk niveau 3 (SPW-3) 3. Sociaal Pedagogisch Werk niveau 4 (SPW-4)

Sector Economie: 4. Sociaal Juridisch Medewerker niveau 4 (SJM)

Hieronder volgt een korte beschrijving van deze opleidingen, zoals deelkwalificaties, toelatingseisen en doorstroming. Opleiding Helpende Welzijn Als Helpende Welzijn kan je in veel verschillende zorgen hulpverleningsinstellingen te werk gesteld worden. De taken verschillen per instelling, want ze zijn afhankelijk van de hulp die de mensen in betreffende instelling nodig hebben. In een instelling voor gehandicapten zal je anders werken dan in een zorgcentrum voor ouderen. Je kunt huishoudelijke taken uitvoeren, mensen helpen met de dagelijkse bezigheden. Je zal vooral praktisch bezig zijn, onder leiding van een ervaren medewerker. De opleiding duurt 2 jaar. Deelkwalificaties Basisgedeelte: 201 Werken volgens Werkplan 202 Interacties in Werksituaties 203 Kwaliteit en Deskundigheid 204 Individu en Samenleving 205 Talen: Nederlands, Papiaments en Engels 1, Informatica

17

Beroep specifiek gedeelte: 206 Ondersteuning bij Verzorging en Huishouding 207 Ondersteuning bij Begeleiding Toelatingsvoorwaarden

- De leeftijd van 18 jaar en ouder; note: Leerplicht>leeftijd 18jr! - Een kwalificatie niveau 1; - Het diploma praktisch basisgerichte leerweg (PBL) van het VSBO; - Of een andere opleiding, diploma of bewijsstuk dat door middel van een ministeriële

beschikking wordt erkend; - Schoolrapport (leerlingvolgsysteem); - Een bewijs van goed gedrag; - Een intakegesprek. Het intakegesprek is gericht op het kijken naar studiemotivatie en

houdingsaspecten. Doorstromen Een deelnemer met het diploma Helpende Welzijn heeft in principe recht om door te stromen naar een opleiding niveau 3 van de sector welzijn. De deelnemer kan doorstromen naar de opleidingen Sociaal Pedagogisch Werker niveau 3, Verzorgende of Sociale Dienstverlening. Bij doorstromen naar de opleiding niveau 3 krijgt de deelnemer vrijstelling voor de reeds behaalde deelkwalificaties. Een duidelijk voorbeeld hiervan is dat de deelnemer deelkwalificatie 204 binnen de opleiding Helpende Welzijn al heeft behaald. Opleiding Sociaal Pedagogisch Werker niveau 3 Waar mensen niet meer zelfstandig kunnen functioneren, helpt de Sociaal Pedagogisch Werker. Dit kan op verschillende manieren: verzorgend, begeleidend, ondersteunend, stimulerend en recreatief. Sommige mensen denken dat de Sociaal Pedagogisch Werker alleen met kinderen werkt, dit is niet zo. Een Sociaal Pedagogisch Werker werkt ook met jongeren, volwassenen of ouderen. Sociaal Pedagogisch Werk niveau 3 kent twee uitstroomrichtingen: kinderopvang, en Gehandicaptenzorg. Als je graag met jonge kinderen omgaat, kun je kiezen voor de kinderopvang (kinderdagverblijven) of het Funderend onderwijs (waar je als assistent in de klas kunt helpen). Maar je kunt ook voor de gehandicaptenzorg kiezen, waar je als groepsleider(ster) verantwoordelijk bent voor een aantal bewoners, dat je helpt bij allerlei activiteiten en dagelijkse bezigheden. Sociaal Pedagogisch Werk op niveau 3 duurt 3 jaar. Deelkwalificaties Basisgedeelte: 204 Individu en Samenleving 301 Methodische Vaardigheden I 302 Sociale Vaardigheden 303 Organisatorische Vaardigheden I 304 Professionaliteit en Kwaliteitszorg 305 Mens, arbeid en Samenleving 306 Talen: Nederlands, Papiaments en Engels 2 Informatica

18

Beroep specifiek gedeelte: 308 Verzorgen 309 Begeleiden SPW-3 Keuze deelkwalificaties: 310 Kinderopvang 311 Gehandicaptenzorg Toelatingsvoorwaarden

- De leeftijd van 18 jaar en ouder; - Een kwalificatie niveau 2; - Het diploma praktisch kadergerichte leerweg (PKL) van het VSBO; - Een schoolverklaring dat de bevordering van havo 3 naar 4 aangeeft. - Of een andere opleiding, diploma of bewijsstuk dat door middel van een ministeriële


houdingsaspecten. Doorstromen Een deelnemer met het diploma Sociaal Pedagogisch Werker 3 heeft in principe recht op doorstromen naar een opleiding niveau 4 van de sector welzijn. De deelnemer kan doorstromen naar de opleidingen Sociaal Pedagogisch Werker niveau 4 of Sociaal Juridisch Werker (SJM).

- Doorstromen naar SPW 3 duurt 2 jaar - Doorstromen naar SPW 4 duurt 1 jaar - Doorstromen naar SJM 4 duurt 3 jaar

Opleiding Sociaal Pedagogisch Werker niveau 4 Qua inhoud is in principe het beroep van Sociaal Pedagogisch Werker niveau 4 gelijk aan niveau 3. Omdat het een niveau hoger is, wordt er in de beroepsuitoefening meer verantwoordelijkheid verwacht van de beroepsbeoefenaar op niveau 4. Niveau 4 leidt daarom ook op tot middenkader functionaris binnen een instelling. De sociaal Pedagogisch Werker op niveau 4 kan kiezen uit twee richtingen: De 1woonzorg begeleiding en de 2activiteitenbegeleiding. Als woonzorg begeleider werk je in tehuizen, instellingen of internaten voor jeugdigen of gehandicapten. Je biedt hun ondersteuning in het dagelijkse leven, helpt hen opvoeden, begeleidt hen en organiseert activiteiten. Ook buiten tehuizen kun je werken met jongeren als hulpverlener en begeleider.

19

Als activiteitenbegeleider kun je werken in tehuizen, instellingen voor jongeren, gehandicapten, de ouderenzorg of verpleeg- of ziekenhuizen werken. Je probeert mensen een zinvolle tijdbesteding te geven, organiseert activiteiten waaraan ze deel kunnen nemen (variërend van muziekmiddagen tot Bingo), ondersteunt de cliënten bij bepaalde activiteiten bijvoorbeeld het herstel of de revalidatie van bewoners. De opleiding Sociaal Pedagogisch Werker niveau 4 duurt 4 jaar. Deelkwalificaties Basisgedeelte: 204 Individu en Samenleving 301 Methodische Vaardigheden I 302 Sociale Vaardigheden 303 Organisatorische Vaardigheden I 304 Professionaliteit en Kwaliteitszorg 305 Mens, arbeid en samenleving 308 Verzorgen 309 Begeleidingen SPW-3 Beroep specifiek gedeelte: 401 Methodische Vaardigheden II 402 Organisatorische Vaardigheden II 403 Talen: Nederlands, Papiaments en Engels-3 404 Begeleidingen SPW-4 310 Kinderopvang of 311 Gehandicaptenzorg Handvaardigheid, muziek, drama, sport en spel Keuze deelkwalificaties: 409 Woonzorg begeleiding 410 Activiteitenbegeleiding Toelatingsvoorwaarden

- De leeftijd van 18 jaar en ouder; - Een kwalificatie niveau 3; - Het diploma theoretisch kadergerichte leerweg (TKL) van het VSBO; - Een schoolverklaring dat de bevordering van havo 3 naar 4 aangeeft. - Of een andere opleiding, diploma of bewijsstuk dat door middel van een ministeriële


houdingsaspecten. Doorstromen Een deelnemer met het diploma Sociaal Pedagogisch Werker niveau 4 heeft in principe recht op doorstromen naar een HBO opleiding sector welzijn. Als verwante HBO-opleidingen gelden de opleidingen Sociaal Pedagogisch Hulpverlening en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening.

20

Opleiding Sociaal Juridisch Medewerker niveau 4 Als Sociaal Juridisch medewerker werk je in de sociale of administratieve dienstverlening. De opleiding Sociaal Juridisch Medewerker kent twee uitstroomrichtingen:

1. Sociale Zekerheid 2. Arbeidsvoorziening en Personeelswerk.

Je kunt zorgvuldig en verantwoordelijk met mensen omgaan. Je bent zakelijk, je hebt de nodige aandacht voor je cliënt. Je weet veel van administratieve processen en kunt deze ook toepassen. Als Sociaal Juridisch Medewerker Arbeidsvoorziening en Personeelswerk krijg je te maken met sollicitaties, personeel registraties, de ziekte- en verlofadministratie, loonberekeningen, het toepassen van arbeidsvoorwaarden, het werven en selecteren van personeel, het deelnemen aan CAO onderhandelingen enz. Terwijl als Sociaal Juridisch Medewerker Sociale Zekerheid je bekijkt of aanvragen voor uitkeringen/pensioenen of vergoedingen op basis van wettelijke regelingen toegekend kunnen worden. Als Sociaal Juridisch Medewerker Sociale Zekerheid kun je werkzaam zijn bij bijvoorbeeld de Sociale Verzekeringsbank, Dienst Werk en Inkomen, Volksverzekeringen, Bedrijven voor juridisch advies enz. De opleiding Sociaal Juridisch Medewerker niveau 4 duurt 4 jaar. Deelkwalificaties Basisgedeelte: Maatschappijoriëntatie Sociale Vaardigheden Nederlands, Papiaments en Engels 3 Beroep specifiek gedeelte Arbeidsvoorziening en Personeelswerk: - Methodische Vaardigheden - Bedrijf oriëntatie - Zakelijke communicatie - Geautomatiseerde Informatie voorziening - Algemeen juridische beroepsvorming - Sociaal juridische beroepsvorming - Arbeidsvoorziening - Personeelswerk - Werknemersverzekering - Personeelsmanagement - Sociale economie Beroep specifiek gedeelte Sociale Zekerheid: - Methodische Vaardigheden - Bedrijf oriëntatie - Zakelijke communicatie - Geautomatiseerde Informatie voorziening - Algemeen juridische beroepsvorming - Sociaal juridische beroepsvorming - Sociale voorzieningen - Personeelswerk - Werknemersverzekering - Volksverzekeringen - Openbaar bestuur - Sociale economie

21

Toelatingsvoorwaarden

- De leeftijd van 18 jaar en ouder; - Een kwalificatie niveau 3; - Het diploma theoretisch kadergerichte leerweg (TKL) van het VSBO; - Een schoolverklaring dat de bevordering van havo 3 naar 4 aangeeft. - Of een andere opleiding, diploma of bewijsstuk dat door middel van een ministeriële


houdingsaspecten. Doorstromen Een deelnemer met het diploma Sociaal Juridisch Medewerker niveau 4 heeft in principe recht op doorstromen naar een HBO opleiding sector welzijn. Als verwante HBO-opleidingen gelden de opleidingen Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, Juridisch Assistent, Sociaal Juridisch Medewerker, Personeel en Organisatie enz.

22

3.5 Kwalificatiestructuur Sector Welzijn In het onderstaande in- en doorstroomschema is de kwalificatiestructuur van de Sector Welzijn weergegeven. In het in- en doorstroomschema kun je zien welke opleiding je kunt volgen bij het Openbaar Secundaire Beroepsonderwijs Deeltijdopleidingen en hoe deze opleidingen met elkaar samenhangen. Kwalificatiestructuur

Deelraamwerk Niveau 4 SPW-4 SJM Specialisaties: Specialisaties: - Activiteitenbegeleiding - Arbeidsvoorziening en - Woonbegeleiding Personeelswerk - Sociale Zekerheid

3 SPW-3 Specialisaties:

Kinderopvang Gehandicaptenzorg

2 Helpende Welzijn

Studieduur: normatief en feitelijk

Opleiding Differentiatie Niveau studielasturen Leerjaren HW Helpende welzijn 2 3200 2 SPW Kinderopvang

Gehandicaptenzorg 3 4800 3

SPW Activiteitenbegeleiding Woonbegeleiding

4 6400 4

SJM Personeel en Arbeid Sociale Zekerheid

4 6400 4

Elke opleiding bestaat uit een aantal deelkwalificaties. In het hierna volgende schema zijn de deelkwalificaties weergegeven. Je kunt zien dat sommige deelkwalificaties bij meerdere opleidingen horen. Hierdoor sluiten de opleidingen beter op elkaar aan.

23

3.6 Deelkwalificaties voor de Sector Welzijnswerk

x = verplichte deelkwalificatie + = verplichte keuze

Deelkwalificaties HW-2

SPW-3

SPW-4

SJM-4 A &P

SJM-4S Z

201 Werken volgens werkplan x 202 Interacties in werksituaties x 203 Kwaliteit en deskundigheid x 204 Individu en samenleving x x X x x 205 Talen: Nederlands 1, Papiaments 1 en Engels 1 x 206 Ondersteunen bij verzorging en huishouding x 207 Ondersteunen bij begeleiding x 301 Methodische Vaardigheden 1 x x 302 Sociale Vaardigheden x x x x303 Organisatorische Vaardigheden 1 x x 304 Professionaliteit en Kwaliteitszorg x x 305 Mens, arbeid en samenleving x x x x 306 Talen: Nederlands 2, Papiaments 2 en Engels 2 x x x x 308 Verzorging x x 309 Begeleiding SPW-3 x x 314 Kinderopvang + 315 Gehandicaptenzorg + 316 Basisonderwijs + 401 Methodische Vaardigheden 2 x 402 Organisatorische Vaardigheden 2 x 403 Talen: Nederlands 3, Papiaments 3 en Engels 3 x x x 404 Begeleiden SPW-4 x 409 Activiteitenbegeleiding + 401 Woonbegeleiding + Maatschappijoriëntatie x xMethodische beroepsvorming 4 x xBedrijf oriëntatie x xGeautomatiseerde Informatie voorzieningen x x X x xAlgemeen Juridische Beroepsvorming x xSociaal Juridische Beroepsvorming x xArbeidsvoorziening x Personeelswerk x x Werknemersverzekering x x Personeelsmanagement x Sociale voorzieningen xVolksverzekeringen xOpenbaar bestuur xSociale economie x

24

4. Onderwijsregelingen In dit onderdeel informeren wij over de verschillende onderwijsregelingen en worden de volgende onderwerpen behandeld:

Toetsen Studie- en loopbaanbegeleiding Herkansing Beroepspraktijkvorming Overgang- en examenregelingen Afronding en vroegtijdig de opleiding verlaten

4.1 Toetsen Elke opleiding die naar kwaliteit streeft, heeft toets momenten om de kwaliteit van de opleiding te meten en te waarborgen. Door systematische toepassing van toetsen en de evaluatie van de resultaten is een opleidingsinstituut in staat de kwaliteit van de opleiding te monitoren en het eigen functioneren te evalueren. Dit systeem van zelfevaluatie duiden we aan met het begrip kwaliteitszorg. De exameninstelling “Expertisecentrum voor Toetsen en Examens (ETE)” legitimeert de examens/toetsen door deze op basis van examenregelingen te controleren en vast te stellen. Externe legitimering houdt in dat een externe exameninstelling de toetsen controleert op inhoud en kwaliteit. Deze externe legitimering moet ervoor zorgen dat de inhoud van de toetsen overeenkomt met de betreffende eindtermen voor betreffende toets of examen. Uiteraard is het doel van toetsen niet alleen om de kwaliteit van de opleiding te waarborgen, maar ook om tijdens de opleidingsperiode de kennis, inzicht en vaardigheden van de deelnemers te evalueren. Door regelmatig te toetsen kan er vroegtijdig de nodige hulp en ondersteuning geboden worden aan deelnemers die dit nodig hebben. Door een duidelijk beleid voor wat betreft toetsing legt men vast waarom, hoe en wanneer men toetsen wil afnemen. Tevens, hoe de resultaten bekeken moeten worden. Het volgende gedeelte zal hierover uitwijden. Waarom toetsen? Zoals eerder beschreven in het vorige hoofdstuk staan bij alle opleidingen in de welzijnssector vast wat een deelnemer allemaal moet weten en kunnen om het diploma/de kwalificatie te behalen. Deze beschrijvingen noemen we eindtermen. De eindtermen zijn gebaseerd op de kenmerken van het beroep waarvoor je wordt opgeleid. Alles wat nodig is aan kennis, inzicht en vaardigheden om het beroep uit te kunnen oefenen. Bij het toetsen worden iedere keer de eindtermen getoetst. Er wordt getoetst of de deelnemer de leerstof, de eindtermen, behorende bij de deelkwalificatie volledig beheerst. Vordering registratie/portfolio: Studieresultaten worden via een centraal systeem geregistreerd. Van iedere deelnemer wordt een compleet resultatenoverzicht bijgehouden, zodat men vorderingen of eventuele achteruitgang op tijd kan signaleren. Om een resultatenoverzicht goed bij te kunnen houden dienen de docenten per deelkwalificatie resultaten van toetsen regelmatig in te voeren. Naast het resultatenoverzicht dient de deelnemer een portfolio bij te houden dat ook dient als beoordelingsinstrument. Een portfolio is een dossier dat een inventarisatie bevat van persoonlijke competenties, onderbouwt met bewijzen, gerelateerd aan een standaard en voorzien van een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP), een persoonlijk actie- of

25

begeleidingsplan (PAP) en reflectieverslagen. Een portfolio geeft niet alleen inzicht in capaciteiten, maar kan ook een ontwikkelingslijn zijn en daarmee het potentieel van de deelnemer weergeven. Doel hiervan is om de deelnemers een passend onderwijstraject te kunnen bieden en naar een passend traject te laten uit- of doorstromen. Aard en inhoud van het toetsen: We kennen vier soorten toets vormen: schooltoetsen, praktijktoetsen. Wij kennen geen aparte examens. Alle toetsen moeten beschouwd worden als een onderdeel van het examen. De schooltoetsen kunnen in de vorm van een schriftelijke of mondelinge toets gegeven worden. Deze toetsen bestaan uit open vragen, gesloten vragen, casusbehandeling of mondelinge presentaties enz. Ze horen bij de onderwijseenheden. Door te voldoen aan de criteria die gelden voor een toets laat de deelnemer zien, dat de doelen die voor een onderwijseenheid gelden behaald zijn. Praktijktoetsen zijn toets opdrachten in de vorm van handelingen, met bijbehorende criteria, waarvoor de deelnemer in de beroepspraktijk (BPV) beoordeeld wordt. De opdrachten zijn afgeleid van doelen die voor een bepaalde BPV-fase gelden. Toets week OSBOD hanteert trimesters of wel lesblokken. De jaarplanning van de opleiding wordt verdeeld in lesblokken (bijvoorbeeld acht weken) en toets weken. Aan het einde van ieder trimester / lesblok is er een toets week. Gedurende deze week wordt de stof die in het voorafgaande lesblok is gegeven getoetst. Dus per deelkwalificatie worden er bijvoorbeeld 2 á 3 hoofdstukken tegelijkertijd getoetst. Het kan zijn dat je op een dag twee verschillende toetsen hebt. Gedurende de toets week worden er alleen toetsen afgenomen en vallen de normale lessen uit. Beoordeling De beoordelingssystematiek van elke toets wordt van tevoren vastgelegd en aan de deelnemer bekend gemaakt. Met andere woorden, de deelnemer moet samen met de toets de normering kunnen waarnemen. Bijvoorbeeld voor vraag 1a kan de deelnemer 4 punten behalen. Na het maken van de toets wordt de toets door de docent nagekeken en genormeerd. Daarna krijgt de deelnemer inzage hierin. Voor eventuele inspectiebezoeken en voor het terug vinden van de resultaten, worden de toetsen door de opleiding bewaard totdat de deelnemer de opleiding heeft afgerond. De school bewaard alle toetsen, verslagen, werkstukken en portfolio tot zes maanden nadat de deelnemer de opleiding heeft afgerond. Voor iedere toets krijgt de deelnemer een cijfer. Het eindcijfer voor een deelkwalificatie is het gemiddelde van alle gemaakte toetsen voor betreffende deelkwalificatie. De docent kan eventuele wegingsfactoren aan toetsen toekennen. In deze gevallen dient bij de deling hiermee rekening gehouden te worden. Alle deelkwalificaties zijn even belangrijk en moeten allemaal met minimaal een afgeronde 6.0 afgesloten worden. De door de deelnemer behaalde cijfers hebben een geldigheid van (vijf) schooljaren.

26

4.2 Herkansingsregelingen Wij allen moeten ervoor zorgen dat de beroepsbeoefenaar die straks in de praktijk gaat functioneren, op een verantwoordelijke wijze zijn/haar beroep kan uitvoeren. Daarom is het bij dit systeem zo, dat de deelnemer de kwalificatie (het diploma) krijgt als hij/zij bewezen heeft te beschikken over de nodige kennis, inzicht en vaardigheden behorende bij het beroep. Anders moet de deelnemer de deelkwalificatie(s) waarvoor hij/zij een onvoldoende heeft gehaald, herkansen. De deelnemer is verplicht deel te nemen aan de toetsen. Alleen als er een geldige reden, bijvoorbeeld een doktersbrief, is voor afwezigheid mag de deelnemer de toets inhalen bijvoorbeeld als hij/zij op de dag van de toets ziek is. Wanneer de deelnemer tijdens de toets ziek wordt, beslist de (sub)examencommissie of en wanneer de deelnemer een nieuwe toets mag afleggen. Wanneer een deelnemer een toets heeft gemaakt en voor dat onderdeel een onvoldoende heeft behaald, heeft de deelnemer recht op een herkansing. Indien de deelnemer ook voor de herkansing een onvoldoende behaalt, dan kan de deelnemer door het volgen van minimaal twee lessen voor het betreffende vak weer een inhaaltoets maken. Is het cijfer voor de inhaaltoets ook een onvoldoende, dan dient de deelkwalificatie opnieuw gevolgd te worden. Deze regel geldt alleen wanneer de deelnemer aan de oorspronkelijke toets heeft deelgenomen, en niet als de deelnemer bij een toets afwezig was. Herkansing kan tweemaal per jaar, in de maanden augustus en januari . Deelnemers die voor een onderdeel een onvoldoende hebben behaald, dit is een cijfer van minder dan 5,50, maar waarvan het eindgemiddelde van de deelkwalificatie toch een voldoende is, hoeven in principe voor dat onderdeel geen herkansingstoets te maken. De deelnemer is wel verplicht dit onderdeel te herkansen wanneer hij/zij voor dat onderdeel het cijfer 3,50 of minder heeft behaald. Met andere woorden: al heeft de deelnemer een (eind)gemiddelde van 6.0 voor een deelkwalificatie, maar voor één toets het cijfer 3.50 of minder gekregen, is de deelkwalificatie niet afgerond. Hij/zij is verplicht deze ene toets te herkansen. Wat geen mogelijkheid is, is profielverbetering. Een beoordeling van 6.0 en hoger bij een toets mag niet meer herkanst worden. Indien een deelnemer na herkansing voor een deelkwalificatie toch als eindcijfer een onvoldoende heeft behaald dan moet de deelnemer deze deelkwalificatie helemaal opnieuw herhalen.

27

4.3 Mentor Mentor is in principe de docent die de deelnemer bij aanvang van de studie toegewezen krijgt om los van de praktijk de deelnemer gedurende het hele opleidingstraject te begeleiden met de voortgang van zijn/haar gehele studie. De mentor moet gezien worden als het aanspreekpunt binnen de school voor studenten die met vragen en problemen zitten. Begeleiding is ten zeerste verplicht net als de andere vakken en is daarom ook wekelijks ingeroosterd gedurende de hele opleiding. Doel van de begeleiding binnen OSBOD is:

Beschikken over de juiste theoretische en methodische competenties van een aankomende beroepsoefenaar;

Inspelen op praktische vragen;

Gedurende de mentor begeleiding wordt er gewerkt aan de volgende beroepsaspecten: Methodieken en instrumenten van het welzijnswerk; Competentieprofiel van het toekomstige beroep; Zelfreflectie en evaluatie; Het voeren van individuele gesprekken met als doel stil te staan bij de nodige

begeleiding. Sociale vaardigheden Er wordt ook gewerkt met cases uit eigen praktijksituaties om de persoonlijke

beroepsvaardigheden te stimuleren en verbeteren.

4.4 Beroepspraktijkvorming (BPV) BPV- uren Binnen de deeltijdopleiding tref je veel deelnemers aan die soms door hun werkgever, maar vaak op eigen initiatief, na een aantal jaren in het welzijnswerk te hebben gewerkt, besloten hebben zich verder te professionaliseren, door een opleiding in deze sector te volgen. Toch tref je ook veel deelnemers aan die in de periode van BPV kennis maken met de praktijk toegespitst op het werkterrein waarvoor ze de opleiding volgen zoals: Helpende Welzijn, Sociaal Pedagogisch Werk, Sociale Dienstverlening, Sociaal Juridisch Werk. De BPV is een periode waarin de deelnemer/stagiaire zich oriënteert op het beroep en in staat wordt gesteld zich praktisch te ontwikkelen tot een zelfstandige, professionele beroepsbeoefenaar in zijn/haar richting. Het voordeel dat wij hier op Curaçao hebben is, dat het tot nu toe mogelijk is de opleiding te volgen zonder passend werk in de betrokken sector. Het wordt wel een probleem bij mensen die overdag in een heel andere sector, bijvoorbeeld in een bank of winkel werken en niet de benodigde uren vrijaf krijgen van hun werkgever om praktijkervaring op te doen. Hierdoor wordt niet aan de wettelijke eis voldaan. Bij een tweejarige opleiding niveau 2 moet de deelnemer 1920 uren stage lopen, bij een driejarige opleiding niveau 3 moet de deelnemer 2640 uur stage lopen en bij een vier jarige opleiding niveau 4 moet de deelnemer 3480 uur stage lopen. Voor degenen die binnen deze sector werkzaam zijn, is dit in principe geen probleem, want de werkplek wordt gebruikt als stageplaats. Hoewel we de deelnemers motiveren om nieuwe praktijkervaring op te doen, al is het maar een andere afdeling binnen dezelfde instelling, weten we dat de realiteit anders is. Gedurende de informatieavond leggen we duidelijk uit dat de deelnemers die in een andere sector werken een passende werk of stageplaats moeten hebben. Anders zijn ze genoodzaakt om met hun opleiding te stoppen.

28

Urenstaat formulier: Deelnemers die niet werkzaam zijn bij een BPV-instelling dienen allemaal een urenstaat formulier in te vullen. Dit formulier, dat iedere maand overlegd moet worden aan de BPV-docent, wordt ondertekend door de BPV-begeleider en de deelnemer. Na goedkeuring van de BPV-docent en ondertekend voor gezien wordt het originele formulier toegevoegd aan het portfolio van de deelnemers. Deelnemers die werkzaam zijn bij een BPV-instelling dienen gedurende het hele cursusjaar - tien maanden - in dienst te zijn, dus vanaf september tot en met juni van elk cursusjaar. Voor deelnemers die later een vast dienstverband krijgen of later zijn begonnen met BPV, geldt dat de BPV maanden worden geteld vanaf het moment dat de student de startdatum doorgeeft aan de BPV docent. Vanaf de startdatum worden de bedoelde tien maanden geteld. Deelnemers die een vast dienstverband hebben en arbeidsongeschikt zijn tijdens de BPV moeten de ziektedagen uit de BPV-periode inhalen. Kortom deelnemers moeten aan de BPV docenten doorgeven wanneer ze met de BPV starten. Eerder verworven competenties (EVC) Eerder verworven competenties, is een geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, verworven door middel van leerprocessen, die zowel theoretisch als praktisch aantoonbaar zijn. Hiermee wordt o.a. bedoeld dat de deelnemer vrijstelling kan krijgen voor deelkwalificaties die bij een andere erkende opleiding zijn behaald en ook binnen onze opleiding gelijkwaardig zijn. Hetzelfde geldt voor eerder opgedane BPV-uren. De deelnemer dient dit wel schriftelijk aan te vragen en de nodige bewijzen te overleggen. BPV-periode De BPV-periode kent verschillende fasen n.l.: Voor HW: 1. Oriënterende fase 2. Beroepsvoorbereidende fase Voor SPW en SJM 1. Beroeps oriënterende fase 2. Beroepsvoorbereidende fase 3. Beroeps opleidende fase Iedere fase heeft een doel voor ogen. Aan het einde van iedere fase moet de deelnemer bepaalde doelen hebben bereikt. Gedurende de BPV-periodes loopt de stagiaire mee met een professionele beroepsbeoefenaar/stagebegeleider, dus bij de snuffelstage, oriënterende fase, beroepsvoorbereidende fase en beroeps opleidende fase. Deelnemer mag geen BPV lopen zonder een BPV-begeleider. De deelnemer die geen vaste baan heeft, loopt drie weken snuffelstage. Een snuffelstage houdt in dat je ergens stage loopt, maar dat de stage niet direct gericht is op het verkrijgen van beroepsbekwaamheden. Een snuffelstage is eerder gericht op het kennismaken met bepaalde beroepsbezigheden zodat door de deelnemer op een verantwoorde manier een (nadere) keuze kan worden gemaakt Bij de Oriënterende fase maakt de deelnemer/stagiaire kennis met de instelling, de doelgroep, het personeel en werkwijze enz. Ook als hij/zij al binnen deze instelling werkzaam is moet de deelnemer deze punten toch doorlopen. Deze stage wordt afgesloten met een instellingsverslag.

29

De beroepsvoorbereidende fase is de fase waarin de stagiaire inzicht krijgt in de methodische handelingen van de professioneel. Deze fase wordt afgesloten met een tussentijdsverslag, waar de gehanteerde methode(n) uitgewerkt moet(en) worden. De beroeps opleidende fase is de fase waar de deelnemer, onder begeleiding, zelfstandig gaat functioneren. De deelnemer gaat gedurende deze fase al zijn/haar theoretische kennis, die hij/zij gedurende de opleiding heeft geleerd, in de praktijk toepassen. Gedurende deze fase zullen de deelnemers tijdens de lesuren ook intensief methodische werkbegeleiding krijgen. Deze fase wordt afgerond met een eindverslag, waarin de BPV-activiteiten, kennis en inzicht, vaardigheden en beroepshouding van de deelnemers worden aangegeven. Alle punten m.b.t. de BPV worden allemaal heel uitgebreid uitgelegd in het BPV-handboek dat de deelnemer vóór de eerste BPV-periode krijgt. Als de BPV fase en verslagen niet afgerond zijn, mag de deelnemer niet met een andere fase van BPV beginnen. De BPV docent bericht schriftelijk aan de deelnemer wanneer zij/hij met de volgende fase mag beginnen. Het formulier wordt getekend door deelnemer, BPV begeleider, BPV docent en BPV coördinator. Iedereen krijgt een kopie van het getekende formulier. Het is aan te raden alle BPV-perioden bij dezelfde instelling te laten plaatsvinden, anders moet je elke keer weer opnieuw oriënteren en weer een instellingsverslag maken. Voordat de deelnemer met zijn/haar BPV begint, maakt hij/zij samen met de BPV-docent en praktijkbegeleider een BPV-plan, waarin BPV-doelen, BPV-activiteiten en de BPV-periode worden uitgewerkt. Op het BPV-begeleiding en beoordelingsboek komen we later terug. Om binnen een instelling BPV te lopen, moet de opleiding er zeker van zijn dat er een professioneel aanwezig is die een verantwoordelijke begeleiding aan de deelnemer kan geven. De opleiding sluit de mogelijkheid uit om als eigenaar van een eigen Crèche of speelschool in uw eigen bedrijf zelf praktijkervaring op te doen. Tevens de mogelijkheid om tegen een vergoeding door een buitenstaander (ingehuurde BPV-begeleider) te worden begeleid. In overleg met de desbetreffende deelnemer wordt de situatie bekeken en worden afspraken gemaakt. Ook de deelnemers die fulltime in dienst zijn van een hulpverlenende instantie, maar binnen deze instelling geen bevoegd BPV-begeleider hebben, worden in de gelegenheid gesteld om twee keer per week elders BPV-ervaring op te doen. Vanuit de opleiding krijgt de deelnemer een BPV-docent toegewezen, die BPV-bezoeken aflegt om de vorderingen van de deelnemer te bekijken en te bespreken. Afspraken en beoordeling Iedere BPV-periode wordt door de praktijkbegeleider en BPV docent beoordeeld, inclusief de BPV-verslagen. De deelnemer krijgt een beoordeling voor de BPV-periode en het BPV-verslag. Het cijfer van iedere BPV-periode en BPV-verslag moet een voldoende (afgeronde 6.0 of meer) zijn. Anders moet de deelnemer die periode of een gedeelte ervan opnieuw doen. Er wordt hierbij benadrukt dat de deelnemer de BPV-perioden heel serieus neemt en zich houdt aan de gemaakte afspraken. De houding van de deelnemer tijdens de BPV-periode speelt een zeer belangrijke rol bij het beoordelen van de BPV.

30

Specifieke aandachtspunten bij stages Niveau van opleidingen. In een Helpende Welzijn of SPW 3 of SPW 4 en een SJM 4 opleiding wordt een stage anders ingevuld. De invulling is immers afhankelijk van de eindtermen die gerelateerd zijn aan het opleidingsniveau. Het gaat daarbij veelal om de mate van zelfstandigheid van de deelnemer en de complexiteit van de problematiek. Samenvattend betekent dit dat voor het niveau van genoemde opleidingen een grotere mate van zelfstandigheid verwacht wordt in opzet en uitvoering van de stage. Ook wordt verwacht dat deelnemers kunnen omgaan met complexere problemen en onvolledige en/of minder betrouwbare informatie. Het niveau verschil kan ook leiden tot verschillen in de mate van begeleiding en de te bieden structuur. De precieze doelstellingen van een stage kunnen per opleiding en niveau verschillen. Ze dienen echter altijd eenduidig te zijn en voor aanvang van de stage bekend te zijn bij deelnemers, docenten en begeleiders. Stimuleren en beoordelen van het leerproces bij BPV De begeleiding bij stage is vooral gericht op het leerproces. In de begeleiding gaat het er vooral om deelnemers zelf aan het denken te zetten en zich bewust te laten worden van wat er van hen gevraagd en verwacht wordt. Hiervoor kunnen de volgende handreikingen voor begeleiders gegeven worden: • Zoveel mogelijk vragen in plaats van antwoorden. • Aandacht besteden aan wat goed is in plaats van wat fout gaat. • In de eerste conceptverslagen kritisch zijn ten aanzien van stijl, taalgebruik en

diepgang, zodat de eisen en verwachtingen over het eindproduct duidelijk worden voor de deelnemer.

• Correcties in conceptverslagen bij voorkeur aanbrengen met ‘wijzigingen bijhouden’ en invoegen van opmerkingen in de kantlijn.

• In het begeleidingsgesprek aandacht besteden aan reflectie van de student op meer persoonlijke leerdoelen, zoals samenhang leren zien, bondig formuleren, structureren, stijl of taal.

Om het leerproces goed te kunnen betrekken in het eindoordeel is aan te bevelen om de begeleider na elk begeleidingsgesprek een beoordelingsformulier te laten invullen over de voortgang van het leerproces. Het leerproces kan worden beoordeeld door aandacht te besteden aan de volgende punten: • Eigen inbreng bij het opstellen van leerdoelen;

• Kritische evaluatie van de eigen leerdoelen;

• Kritische evaluatie van de eigen activiteiten;

• Gebruik maken van (aanwijzingen vanuit) literatuur;

• Gebruik maken van de feedback van de begeleider;

• Kritische en reflectieve vragen aan de begeleider;

• Eigen inbreng bij de discussie.

31

Het doel en de organisatie van de BPV. Stage is een belangrijk onderdeel in de afronding van de opleiding waarbij de deelnemer vooral zijn eigen bekwaamheid kan ontwikkelen en tonen. De stage heeft vooral ten doel ervaring op te doen in een mogelijke beroepssituatie waarmee de deelnemer zich oriënteert op een loopbaan. De deelnemer laat zien op welke manier hij/zij de kennis toepast die tijdens de opleiding verworven is en hoe hij/zij communiceert en functioneert in samenwerking met anderen. Bovendien laat de deelnemer zien hoe hij/zij kennis en kunde ontleent aan de praktijk. . In de BPV heeft ieder zijn eigen taken en verantwoordelijkheden. Over deze taken en verantwoordelijkheden moeten afspraken zo duidelijk en expliciet mogelijk zijn vastgelegd in een stage handleiding en loopt de stagiaire mee met een professionele beroepsbeoefenaar / stagebegeleider Per opleiding is de informatie betreffende stage zo duidelijk en volledig mogelijk vastgelegd. Deze informatie wordt ook beschikbaar gesteld voor externe betrokkenen, bijvoorbeeld bij externe stages. In het stage boek wordt aandacht besteedt aan de leerdoelen van de stage in relatie tot de eindtermen van de opleiding. Er wordt duidelijk aangegeven hoe begeleiding en beoordeling plaatsvinden en welke mogelijkheden er zijn bij klachten of problemen. Het vastleggen van afspraken, zorgt ervoor dat de deelnemer en begeleider beiden duidelijkheid hebben over hun taken en verwachtingen over en weer. Bij stages wordt gebruik gemaakt van een stage overeenkomst om afspraken tussen de opleiding, de student en de stageplaats vast te leggen. Betrokkenen en taken Bij een stage zijn de volgende personen of organisaties betrokken: • Deelnemer;

• BPV docent;

• BPV begeleider van de (externe) stageplaats;

• BPV coördinator;

• Opleiding;

• Mentor. Leren tijdens de BPV Tijdens de BPV moet de deelnemer diverse opdrachten uitvoeren. Deze opdrachten verschillen van eenvoudig naar meer complex. De deelnemer blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdrachten. In de BPV fasen gaan we er van uit dat de BPV begeleider de deelnemer geleidelijk aan wegwijs maakt op de BPV plaats. Afhankelijk van het niveau en leertempo van de deelnemer zal er langere of kortere tijd worden stilgestaan bij de diverse taken. De opdrachten: De deelnemer meldt bij de BPV-begeleider welke opdrachten vanuit de opleiding in de praktijk moeten worden uitgevoerd. Samen met de BPV-begeleider wordt hiervoor een plan gemaakt. De opdracht wordt afgetekend door de BPV-begeleider en BPV docent; de opdracht wordt inhoudelijk beoordeeld door de vakdocent. De opdrachten moeten na uitvoering worden afgetekend (voorzien van een handtekening en/of een stempel van de organisatie) door de praktijkbegeleider en worden voorzien van de nodige evaluatie opmerkingen.

32

De deelnemer heeft de verantwoordelijkheid zo goed mogelijk gebruik te maken van de geboden mogelijkheden voor stage en zelf actief te participeren in het leerproces. Hieronder wordt verstaan dat de deelnemer in staat is zelfstandig leerdoelen te formuleren, zijn/haar eigen leerproces te bewaken, feedback van de BPV docent of BPV-begeleider te verwerken en te reflecteren op zijn/haar eigen functioneren. De BPV vindt plaats onder verantwoordelijkheid van een BPV-coördinator en docent vanuit de opleiding. De BPV docent is verantwoordelijk voor de beoordeling van het niveau (de opzet) van de stage. De BPV-begeleider bij de (externe) stageplaats draagt zorg voor de dagelijkse begeleiding van de werkzaamheden van de deelnemer en levert een bijdrage aan de eindbeoordeling van de stage, in overleg met de BPV docent vanuit de opleiding. Om de objectiviteit van de beoordeling te waarborgen, geeft naast de BPV docent de stagebegeleider zijn/haar oordeel over de stage. In het geval van stages is de opleiding verantwoordelijk voor het verschaffen van informatie aan de deelnemer over het zoeken van een stageplaats en over de afspraken die met de stagebegeleider bij een externe stageplaats gemaakt kunnen en moeten worden. De opleiding kan een stage coördinator aanstellen om deelnemers te helpen bij het zoeken van een stageplaats. OSBOD zorgt voor een stage handleiding voor studenten. 4.5 Overgang- en examenregelingen De opleidingen bestaan uit een theoretisch en een praktisch gedeelte. Alleen Sociaal Pedagogisch werk niveau 3 en 4 kennen een derde gedeelte, het specialistische gedeelte. Zo bestaat de tweejarige opleiding Helpende Welzijn uit een theoretisch leerjaar (basis deelkwalificaties) en een beroepsvormend leerjaar (beroep specifieke deelkwalificaties). De opleiding Sociaal Pedagogisch werk niveau 3 en 4 hebben beiden net als de opleiding Helpende Welzijn een theoretisch leerjaar (basis deelkwalificaties) en een beroepsvormend leerjaar (beroep specifieke deelkwalificaties). Met daarbij een derde gedeelte, het specialistische gedeelte (keuze deelkwalificatie). Wanneer mag een deelnemer van het basisgedeelte overgaan naar het beroeps specifieke gedeelte? De trajectbegeleiding moet voldaan zijn en niet te vergeten de 70% aanwezigheid. Wanneer de deelnemer na herkansing één of meerdere deelkwalificatie(s) niet heeft gehaald, moet de deelnemer deze deelkwalificatie(s) opnieuw doen. Gedurende de opleiding kan de directie van de opleiding na de prestatie, motivatie, en persoonlijke houding van de deelnemer te hebben geëvalueerd, de deelnemer adviseren om de opleiding op een lager of hoger niveau te gaan volgen. Een deelnemer kan de opleiding afronden wanneer alle deelkwalificaties behorende bij de opleiding met succes zijn afgesloten, aan de BPV en methodische begeleiding is voldaan en het aanwezigheidspercentage van 70 % is behaald. Als laatste dient de portfolio door de BPV en mentor coördinator goedgekeurd te zijn.

33

4.6 Afronding van de opleiding Criteria voor afronding van de opleiding:

Alle theorievakken zijn afgerond met een voldoende: een afgeronde 6.0. Een afgeronde 6.0 heeft voor Beroeps Praktijk Vorming. 70 % aanwezigheid tijdens de lessen. Het BPV is helemaal afgerond. De deelnemer voldoet aan de gestelde BPV-uren. Na het stortingsbewijs van het hele schoolgeld op Girorekening: nummer 1108576.

4.7 Commissie van beroep In alle gevallen waarin het reglement niet voorziet, zal een beslissing genomen moeten worden. Ook als een deelnemer denkt in zijn belangen benadeeld te zijn. In deze opleidingen, zeker als hulpverlener, of toekomstige hulpverlener moeten wij altijd trachten om tot een win-win situatie te komen. Een situatie waar wij zonder vervelende gevoelens verder samen kunnen werken. Waar dit niet mogelijk is, kan de deelnemer in beroep gaan bij de commissie van beroep. Hiërarchisch gezien dient de deelnemer zich eerst te wenden aan de directeur van de school met zijn/haar bezwaar. Is de deelnemer na dit onderhoud nog niet tevreden, dan moet de deelnemer zich schriftelijk richten tot de commissie van beroep. Onder geen enkel beding worden bezwaren behandeld wanneer de deelnemer niet volgens de hiërarchische lijn zijn/haar bezwaar indient. 4.8 Procedures tijdens de afname van toetsen in lokalen.

1. De deelnemers moeten de regels met betrekking tot een goed verloop van de deelexamens goed doornemen.

2. De examinatoren/surveillanten dragen er zorg voor dat de deelnemers, bij het betreden van het deelexamen lokaal, alle persoonlijke bezittingen die niet benodigd zijn, voor het maken van het deelexamen, vóór in het lokaal achterlaten. B.v. tassen; zakken; jackets en jassen; paraplu’s; hoofddeksels; spiekblaadjes; portable telefoons enz.

3. De examinatoren/surveillanten dragen er zorg voor dat de deelnemers alleen die benodigdheden bij zich hebben, die nodig zijn, voor het maken van het deelexamen.

4. De examinatoren/surveillanten dragen er zorg voor dat de deelnemers naast het deelexamenwerk ook werkbladen krijgen uitgereikt. De werkbladen moeten voorzien zijn van een schoolstempel in een kleur, maar geen zwart. De deelnemers mogen niet hun eigen werkbladen of kladbladen gebruiken.

5. Bij aanvang van het deelexamen laat de examinator/surveillant de deelnemers op het proces-verbaal formulier tekenen voor ontvangst van het werk en aan het eind van het deelexamen tekenen de deelnemers weer voor inlevering en vullen ook in hoeveel bladen zij inleveren. Alle bladen worden ingeleverd dus zowel werkbladen als ook de eventueel gebruikte kladbladen. Denk eraan deze werkbladen/kladbladen moeten zijn voorzien van een schoolstempel.

Regels waaraan de deelnemers zich dienen te houden tijdens de deelexamens.

1. De deelnemers zijn verplicht op tijd aanwezig te zijn bij aanvang van de deelexamens.

2. Alleen bij aanvang van de 1ste toets van de dag kan een deelnemer tot maximaal een half uur na het begin van het deelexamen zich nog melden.

3. Gedurende het deelexamen mogen de deelnemers geen spullen van elkaar lenen of uitlenen.

34

4. Cellulaire telefoons moeten worden uitgeschakeld en niet zichtbaar zijn. 5. Cellulaire telefoons mogen niet als rekenmachine worden gebruikt. 6. De deelnemers moeten op alle bladen die te maken hebben met het deelexamen

hun naam plaatsen. Ook op de kladbladen. 7. Een deelnemer die een vraag heeft voor de examinator/surveillant of als de

deelnemer extra bladen nodig heeft dan steekt de deelnemer de vinger op. De deelnemer staat zelf niet op. De examinator/surveillant loopt dan naar de deelnemer toe.

8. Onderlinge communicatie, tussen de deelnemers, is tijdens het deelexamen niet toegestaan.

9. Zonder schooluniform, van de OSBOD, is een deelnemer niet toegelaten tot de deelexamens.

10. Onbehoorlijk gedrag door de deelnemer wordt niet getolereerd. 11. De deelexamens moeten worden gemaakt met een pen met zwarte of blauwe inkt. 12. Tekeningen moeten met een potlood worden uitgewerkt. 13. Alle onrechtmatigheden worden op het proces-verbaal vermeld. 14. Bij onrechtmatigheden behoort de deelnemer het lokaal te verlaten indien de

examinator/surveillant dat eist. 15. Deelnemers die zich niet aan deze bovenstaande regels kunnen of willen houden,

kunnen door de schooldirectie, als deelnemers van de school worden uitgeschreven.

4.9 Consequenties bij het plegen van plagiaat Het plegen van plagiaat wordt bij OSBOD onder geen enkele voorwaarde toegestaan. Onder plagiaat wordt hier verstaan het opzettelijk zonder bronvermelding overnemen van passages uit het werk/de tekst van iemand anders Indien een deelnemer zich bij het vervaardigen van een werkstuk of anderszins schuldig blijkt te hebben gemaakt aan plagiaat wordt er binnen OSBOD de volgende procedure gehanteerd:

1. de betrokken docent/begeleider meldt dit onverwijld schriftelijk aan de vakcoördinator van de sector:

2. de vakcoördinator stelt onverwijld de directeur op de hoogte. Onder overlegging van de in punt 1 bedoelde schriftelijke melding;

3. de vakcoördinator geeft een voorstel aan de directeur met redenen omkleed voor de verdere afdoening;

4. de directeur overweegt het voorstel en bericht de deelnemer schriftelijk over de genomen beslissing.

Studiegids welzijn versie 1 2019-2020 - OSBOD · 2019. 9. 10. · 2 Voorwoord Beste Deelnemer, Voor...

Documents

Transcript of Studiegids welzijn versie 1 2019-2020 - OSBOD · 2019. 9. 10. · 2 Voorwoord Beste Deelnemer, Voor...