Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

37
LEVENSLANG LEREN BELEIDSAANBEVELINGEN STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN HET PROVINCIEBESTUUR WEST-VLAANDEREN EN DE CONSORTIA VOLWASSENENONDERWIJS MENES EN WEBROS SEPTEMBER 2010

description

Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen van de consortia volwassenenonderwijs Comenes en Webros en de provincie West-Vlaanderen uitgevoerd door het WES

Transcript of Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Page 1: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

LEVENSLANG LEREN

BELEIDSAANBEVELINGEN

STUDIE UITGEVOERD IN OPDRACHT VAN HET PROVINCIEBESTUUR WEST-VLAANDEREN EN DE CONSORTIA VOLWASSENENONDERWIJS MENES EN WEBROS

SEPTEMBER 2010

Page 2: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen
Page 3: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 1

INHOUDSTAFEL

HOOFDSTUK 1: ANALYSE VAN HET AANBOD 5

HOOFDSTUK 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENSLANG LEREN 11

1. Profiel van de respondenten 12

2. Deelname aan levenslang leren 12

3. Opleidingsdomeinen 14

4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen 15

5. Het zoeken naar informatie 15

6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers 15

7. De opleidingen zelf 16

8. Verbetersuggesties 17

9. Multivariate analyse 17

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN DE VRAAG VAN WERKGEVERS NAAR OPLEIDINGEN 19

1. Kenmerken organisaties 19

2. Opleidingsbehoeften 19

3. Externe opleidingsinstanties 20

4. De opleidingen zelf 21

5. Afstemming tussen vraag en aanbod 21

HOOFDSTUK 4: BELEIDSAANBEVELINGEN 23

1. Doelstelling 25

2. Maatregelen 25 2.1. Stimuleren van de vraag 26

2.1.1. Stimuleren van de vraag van de bedrijven 26 2.1.2. Stimuleren van de vraag van individuen 27

2.2. Optimaliseren van het aanbod 27

Page 4: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 2

2.3. Betere afstemming tussen vraag en aanbod door een structurele samenwerking op diverse niveaus 28

2.4. Communiceren en sensibiliseren 29 2.5. Creëren van gunstige omgevingsfactoren 30

2.5.1. Mensen bewust maken van de voordelen 30 2.5.2. Bijkomende financiële stimuli voor werkgevers 31 2.5.3. Verlagen kostprijs voor de bevolking 31 2.5.4. Verbeteren mobiliteit en bereikbaarheid 31

3. Wie doet wat? 32

4. Tot slot 34

Page 5: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 3

Dit rapport bevat een aantal beleidsaanbevelingen die we voorstellen op basis van het onderzoek levenslang leren dat we hebben uitgevoerd in 2009 en in de eerste helft van 2010.

In dit onderzoek kunnen we drie onderzoeksfasen onderscheiden, met name een analyse van het opleidingsaanbod, een analyse van de deelname aan levenslang leren van de West-Vlaamse bevolking en een analyse van de opleidingsbehoeften van de West-Vlaamse bedrijven (zie schema 1). In deze laatste onderzoeksfase werd ook een interac-tieve tool/website ontwikkeld waarbij particulieren en bedrijven een groot deel van de West-Vlaamse opleidingsverstrekkers in één keer kunnen contacteren met een bepaalde opleidingsvraag. Deze tool is te raadplegen op www.blijvenleren.be.

Schema 1 Stappenplan voor het onderzoek levenslang leren

Het onderzoek werd opgevolgd door een stuurgroep, met vertegenwoordigers van de provincie West-Vlaanderen en de consortia volwassenenonderwijs Menes en Webros. De resultaten werden ook op geregelde tijdstippen toegelicht aan een klankbordgroep, met, naast de leden van de stuurgroep, ook vertegenwoordigers van de VDAB, Syntra West, de leerwinkel, de West-Vlaamse hogescholen, KULeuven campus Kortrijk, de West-Vlaamse RESOC’s en de werkgeversorganisaties UNIZO, VKW en VOKA.

Wij danken alle leden van de stuurgroep en de klankbordgroep, evenals alle deelnemers aan de vijf focusgroepen met de West-Vlaamse opleidingsverstrekkers in de diverse RE-SOC-regio’s, voor hun bijdrage aan het onderzoek.

FASE 1: Analyse van het aanbod aan opleidingen in het kader van levenslang leren

Beleidsaanbevelingen en voorstellen van concrete acties

Overzicht aanbod van de belangrijkste opleidingsverstrekkers

Vijf focusgroepen met opleidingsverstrekkers

FASE 2: Participatie van individuen aan levenslang leren

Analyse aan de hand van bestaand onderzoek (enquête naar de arbeidskrachten, enquête volwasseneneducatie)

Verfijning via face-to-facebevraging van de West-Vlaamse bevolking

FASE 3: Analyse van de vraag van werkgevers naar opleidingen

Onlinebevraging West-Vlaamse bedrijven

Ontwikkeling van een tool om vraag en aanbod van opleidingen op elkaar af te stemmen

Page 6: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 4

Alvorens we overgaan naar de beleidsaanbevelingen worden de besluiten van de drie tussentijdse onderzoeksrapporten, evenals de opzet van de website www.blijvenleren.be, weergegeven. Voor de gedetailleerde onderzoeksresultaten verwijzen we naar de afzon-derlijke onderzoeksrapporten zelf. Deze zijn te raadplegen op de website van de provin-cie West-Vlaanderen (www.west-vlaanderen.be/economie) en op het platform regionale economie www.regionale-economie.be.

Page 7: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 5

HOOFDSTUK 1: ANALYSE VAN HET AANBOD Er is een heel gevarieerd aanbod aan levenslang leren. Alle spelers in kaart brengen is onmogelijk. In ons onderzoek lag de focus op enkele belangrijke spelers, met name de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), de centra voor basiseducatie (CBE’s), de VDAB en Syntra West. Daarnaast werd, zij het minder gedetailleerd, ook een overzicht gegeven van het aanbod van de drie West-Vlaamse hogescholen (Howest, KATHO en KHBO), de KULeuven campus Kortrijk en Vormingplus. Ook deze instellingen vervullen een belangrijke rol op het vlak van levenslang leren in onze provincie.

Tabellen 1 en 2 bevatten de belangrijkste cijfers uit de aanbodanalyse. Tabel 1 toont een overzicht van het aantal deelnames, het aantal lesurencursist en het gemiddelde aantal lesuren per opleiding (module). Figuur 1 biedt een grafische weergave van deze cijfers. Merk op dat deze gegevens niet voor alle opleidingsverstrekkers voorhanden zijn. Zo beschikken we voor Howest en de KHBO niet over het aantal deelnames en het aan-tal lesurencursist. Voor de KULeuven campus Kortrijk beschikken we niet over het aantal lesurencursist.

Een bijkomende opmerking is dat er nog heel wat meer opleidingsverstrekkers zijn dan deze die opgenomen zijn in onze analyse. Zo spelen bijvoorbeeld de private opleidings-verstrekkers ook een belangrijke rol in levenslang leren.

Tabel 2 toont het profiel van de deelnemers aan opleidingen. We beperken ons tot de vergelijking van de gegevens van de CVO’s, de CBE’s, de VDAB en Syntra West. De andere aanbodverstrekkers hebben weinig of geen profielgegevens ter beschikking ge-steld.

De CVO’s nemen het grootste aandeel van de deelnames en lesurencursist voor hun rekening. Ze tellen ongeveer 120.000 deelnames en meer dan 7 miljoen lesurencursist. 60% van de deelnames betreft vrouwen. Ongeveer 63% van de deelnemers heeft een diploma van hoger secundair onderwijs. 28,4% van de deelnemers is 50 jaar of ouder.

Syntra West heeft ongeveer 60.000 deelnames en 2,2 miljoen lesurencursist. Syntra West trekt veel midden- en hooggeschoolden aan en ook relatief veel zelfstandigen en helpers. Syntra West heeft ook buiten de provincie een sterke aantrekkingskracht: een kwart van de deelnemers van Syntra West woont buiten West-Vlaanderen.

De VDAB telt bijna 23.000 deelnames en 2,4 miljoen lesurencursist. 80% van de deel-nemers zijn werkzoekenden. Ongeveer de helft van de cursisten is laaggeschoold.

De CBE’s hebben circa 5.500 deelnames en realiseren ongeveer 387.000 lesurencur-sist. Ze richten zich uitsluitend tot laaggeschoolden. 62% van de deelnemers heeft niet de Belgische nationaliteit. 44% van de deelnemers is 45 jaar of ouder.

De KULAK en de hogescholen bieden permanente vorming die voornamelijk bedoeld is voor een hooggeschoold publiek. De KULAK telt ongeveer 4.400 deelnames aan per-manente vorming en KATHO 8.300.

Vormingplus telde in 2009 in West-Vlaanderen ongeveer 20.400 deelnames en circa 165.000 lesurencursist. De vormingsactiviteiten zijn niet arbeidsmarktgericht.

Page 8: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 6

Kaart 1 toont een samenvattend beeld van het bereik in West-Vlaanderen van het aan-bod van de drie instellingen met het grootste aantal deelnames, met name de CVO’s, de VDAB en Syntra West. Het bereik wordt berekend als de verhouding tussen het totale aantal deelnames aan opleidingen in de West-Vlaamse lesplaatsen van deze instellingen ten opzichte van het aantal inwoners.

De grootste bereiken treffen we aan in de gemeenten met het grootste aanbod zijnde Brugge, Kortrijk en Roeselare. Ook in Ieper, Zuienkerke (nabijheid Brugge) en Oostende is het bereik groot. Een laag bereik treffen we aan in een aantal Westhoekgemeenten, in de gemeenten van het arrondissement Tielt en in een aantal gemeenten in het ‘midden’ van de provincie. De provincie wordt als het ware in twee gedeeld, met een laag bereik op de grens tussen noord en zuid.

De nabijheid van het aanbod en de bereikbaarheid en mobiliteit (Westhoek!) spelen duidelijk een belangrijke rol bij het al dan niet participeren aan levenslang leren.

Page 9: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

7

Tabe

l 1

Verg

elijk

ing

van

het a

anbo

d aa

n le

vens

lang

lere

n in

CVO

's, C

BE's,

VD

AB, S

yntra

Wes

t, KU

LAK,

KAT

HO

en

Vorm

ingp

lus

in d

e pr

ovin

cie

Wes

t-Vla

ande

ren

(b)

Om

schr

ijvin

g C

VO's

CBE

'sVD

ABSy

ntra

Wes

t KU

LAK

KATH

OVo

rmin

gplu

sTo

taal

Aant

al d

eeln

ames

(abs

oluu

t) (a

) 11

9.26

45.

522

22.6

7860

.256

5.

412

8.32

320

.409

241.

864

Aant

al d

eeln

ames

(in

% v

an h

et to

taal

) 49

,32,

39,

424

,9

2,2

3,4

8,4

100,

0Aa

ntal

lesu

renc

ursi

st (a

bsol

uut)

7.24

3.49

938

6.88

92.

411.

637

2.21

5.47

8 nb

105.

208

165.

000

12.5

27.7

11Aa

ntal

lesu

renc

ursi

st (i

n %

van

het

tota

al)

57,8

3,1

19,3

17,7

0,8

1,3

100,

0G

emid

deld

aan

tal l

esur

en p

er o

plei

ding

60

,770

,110

6,3

36,8

nb

12,6

8,1

51,8

Bela

ngrij

kste

stu

dieg

ebie

den

(naa

r aa

ntal

de

elna

mes

) IC

TIC

TBo

uwM

anag

emen

t nb

Soci

aal-a

gogi

sch

wer

knb

Ta

len

richt

grad

en

1 en

2N

eder

land

s tw

eede

taal

Terti

aire

sec

tore

nBo

uw

Gez

ondh

eids

zorg

N

eder

land

s tw

eede

taal

Maa

tsch

appi

j-or

iënt

atie

Ande

re s

ecto

ren

Info

rmat

ica

H

ande

lsw

eten

scha

ppen

en

bed

rijfs

kund

e

BRO

N: a

dmin

istra

tie v

olw

asse

neno

nder

wijs

, CBE

's, V

DAB

, Syn

tra W

est,

KULA

K, K

ATH

O, H

owes

t, KH

BO, V

orm

ingp

lus,

ver

wer

king

WES

. (a

) Cijf

ers

voor

CBE

's zi

jn c

ijfer

s ov

er h

et a

anta

l uni

eke

deel

nem

ers.

(b

) Cijf

ers

over

de

perio

de a

pril

2008

-maa

rt 20

09 v

oor

de C

VO's,

CBE

's, V

DAB

en

Synt

ra W

est.

Cijf

ers

voor

het

aca

dem

ieja

ar 2

008-

2009

voo

r KU

LAK,

voo

r he

t aca

dem

ieja

ar 2

007-

2008

voo

r de

KAT

HO

, voo

r 20

09 v

oor

Vorm

ingp

lus.

Cijf

ers

voor

How

est e

n KH

BO o

ntbr

eken

. nb

= n

iet b

esch

ikba

ar.

Page 10: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 8

Figuur 1 Aandeel in de deelnames, in de lesurencursist en gemiddeld aantal lesuren per opleiding in de verschillende opleidingsinstanties1

1 Geen gegevens over het aantal deelnames en het aantal lesurencursist beschikbaar voor Howest en de KHBO

en geen gegevens over het aantal lesurencursist beschikbaar voor de KULAK.

Gemiddeld aantal lesuren per opleiding

60,7 70,1

106,397,7

12,6 8,1

0,0

20,0

40,0

60,0

80,0

100,0

120,0

CVO's CBE's VDAB Syntra West KATHO Vormingplus

Deelnames (in %)

CVO's; 49,3

CBE's; 2,3VDAB; 9,4

SYNTRA WEST; 24,9

KULAK; 2,2

KATHO; 3,4

Vormingplus; 8,4

Lesurencursist (in %)

CVO's; 57,8

CBE's; 3,1

VDAB; 19,3

SYNTRA WEST; 17,7

KATHO; 0,8

Vormingplus; 1,3

Page 11: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 9

Tabel 2 Profiel van de cursisten in CVO's, CBE's, VDAB en Syntra West in de provincie West-Vlaanderen, periode april 2008-maart 2009 (in %)

Omschrijving CVO's CBE's VDAB Syntra West GESLACHT Man 40,3 44,0 55,3 65,2 Vrouw 59,7 56,0 44,7 34,8 LEEFTIJD -25 jaar 19,6 11,0 <= 26: 35,1 23,8 25-49 jaar 52,0 25-44: 45,0 27-49: 51,8 64,6 50 jaar en ouder 28,4 45 en +: 44,0 13,1 11,6 OPLEIDINGSNIVEAU Laag 16,2 100,0 49,0 12,9 Midden 62,7 0,0 35,8 45,1 Hoog 20,4 0,0 11,3 42,0 SOCIAAL STATUUT Bediende 41,8 nb nb 36,6 Arbeider 12,4 nb nb 23,3 Zelfstandig/helper 3,9 nb nb 18,5 Gepensioneerd 8,6 nb nb 0,6 Werkzoekend 14,9 nb 79,9 3,9 Student/leerling 6,3 nb nb 9,4 Ambtenaar 5,5 nb nb 4,6 Andere 6,6 nb nb 3,1 NATIONALITEIT Belg 86,2 38,0 90,0 97,1 Niet-Belg 13,8 62,0 10,0 2,9 WOONPLAATS West-Vlaanderen 92,3 nb 94,6 75,4

BRON: administratie volwassenenonderwijs, CBE's, VDAB, Syntra West, verwerking WES. nb = niet beschikbaar.

Page 12: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

10

Kaar

t 1

Page 13: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 11

HOOFDSTUK 2: PARTICIPATIE VAN DE WEST-VLAAMSE BEVOLKING IN LEVENS-LANG LEREN De enquête levenslang leren bij 1.707 West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar wou na-gaan in welke mate de West-Vlaamse bevolking participeert aan levenslang leren en wat de redenen zijn waarom men wel of niet participeert. De bevraging werd face to face afgenomen door cursisten van VSPW Kortrijk en studenten van Howest, KATHO en KULeuven, campus Kortrijk.

Onze enquête wil hiermee een aanvulling en verfijning zijn op twee enquêtes die door de FOD Economie worden georganiseerd, met name de Enquête naar de Arbeidskrach-ten (EAK) en de Enquête Volwasseneneducatie (AES) die beperkt (EAK) of volledig (AES) in het teken staan van levenslang leren.

Uit de Enquête naar de Arbeidskrachten leren we dat de participatie in levenslang leren in de provincie West-Vlaanderen lager ligt dan in Vlaanderen en in België, enerzijds, en dat de Lissabon-doelstelling die stelt dat de participatie in levenslang leren 12,5% moet bedragen tegen 2010 (via meting in de EAK) nog niet gehaald is, anderzijds. In 2009 bedroeg deze indicator, die de deelname aan levenslang leren tijdens de voorbije vier weken meet, 6,3% voor West-Vlaanderen en 7,4% voor Vlaanderen.

Omwille van andere doelstellingen, andere vraagstelling, het verplicht of niet verplicht zijn van de enquête en het al dan niet werken met proxies1, kunnen we de cijfers uit de Enquête naar de Arbeidskrachten niet vergelijken met die uit de Enquête Volwassenen-educatie en met onze enquête. We merken wel op dat onze cijfers sterk aansluiten bij de resultaten voor België en Vlaanderen uit de Enquête Volwasseneneducatie.

In de volgende paragrafen geven we de belangrijkste vaststellingen uit onze WES-enquête weer.

Hierbij werden de 1.707 enquêtes als volgt verspreid over de verschillende arrondisse-menten:

werkingsgebied Webros: Brugge: 429, Diksmuide: 81, Ieper: 172, Oostende: 244, Veurne: 93;

werkingsgebied Comenes: Kortrijk: 365, Roeselare: 213, Tielt: 110.

1 Proxyantwoorden zijn antwoorden gegeven door een ander volwassen persoon in het gezin wanneer de betrok-

kene afwezig is. Deze antwoorden worden toegelaten in de Enquête naar de Arbeidskrachten maar niet in onze enquête en de Enquête Volwasseneneducatie. Proxies zijn allicht minder vaak op de hoogte van (vooral niet-formele) opleidingen die de partner, zoon, dochter of iemand anders van het huishouden volgt, wat tot een on-derschatting leidt.

Page 14: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 12

Er werd een weging van de resultaten op niveau van de combinatie leeftijd en scholing, enerzijds, en op niveau van het arrondissement van de woongemeente, anderzijds, doorgevoerd. Op die manier zijn representatieve uitspraken voor de West-Vlaamse be-volking tussen 25 en 64 jaar mogelijk. De steekproefomvang laat ook toe om betrouw-bare resultaten voor te stellen voor de West-Vlaamse regio’s.

1. Profiel van de respondenten

Het profiel van de respondenten (na weging) ziet er als volgt uit:

50,5% mannen tegenover 49,5% vrouwen;

21,6% is tussen 25 en 34 jaar, 41% tussen 35 en 49 jaar, 37,4% tussen 50 en 64 jaar;

31,6% is laaggeschoold, 38,3% middengeschoold, 30,1% hooggeschoold;

24,3% woont in het arrondissement Brugge, 12,9% in het arrondissement Oostende, 18,2% in de Westhoek, 20,3% in Midden-West-Vlaanderen en 24,3% in Zuid-West-Vlaanderen;

78,8% van de respondenten is beroepsactief en 21,2% is niet beroepsactief;

41% van de beroepsactieve respondenten werkt in een organisatie met minstens 50 werknemers, 26% in een organisatie met 10 tot 49 werknemers, 11% in een organi-satie met 5 tot 9 werknemers en 22% in een organisatie met minder dan 5 werkne-mers;

36% van de beroepsactieven werkt in de non-profitsector, circa 30% in de secundaire sector (industrie en bouw), 16,6% in de commerciële dienstverlening, 15,3% in de groot- en kleinhandel en horeca en 3,2% in de land- en tuinbouw;

drie op de vier beroepsactieven werken voltijds;

22,2% van de werkenden heeft een maandelijks netto-inkomen uit het hoofdberoep dat minder bedraagt dan 1.250 euro. 21,6% verdient tussen 1.250 en 1.500 euro, 23,2% tussen 1.500 en 1.799 euro, 17,3% tussen 1.800 en 2.199 euro en 15,7% verdient meer dan 2.200 euro netto per maand.

2. Deelname aan levenslang leren

39,7% van de volwassen West-Vlamingen tussen 25 en 64 jaar heeft tijdens de 12 maanden voorafgaand aan de bevraging (november 2009-maart 2010) deelgenomen aan onderwijs of aan een opleiding. Het betreft zowel formeel als niet-formeel leren1.

1 Formeel leren (of formeel onderwijs) wordt georganiseerd en aangeboden door reguliere onderwijsinstellingen zoals bijvoorbeeld de centra voor volwassenenonderwijs (CVO’s), hogescholen en universiteiten, open universiteit, basiseducatie, Syntra …. De kennisoverdracht (het leerproces) bij het formeel onderwijs wordt altijd via een lesgever tot stand gebracht, met andere woorden er is altijd een relatie ‘leerling-lesgever’ aanwezig (zelfs bij afstandsonder-wijs hoewel de relatie niet face to face is). De diploma’s van het formeel onderwijs zijn altijd erkend door een minis-terie. De opleidingen in het formeel onderwijs worden bovendien gekenmerkt door een goed gestructureerde hiërar-chie van onderwijsactiviteiten (ladderstructuur van onderwijsactiviteiten waarbij de overgang naar het ene niveau het behalen van een diploma/getuigschrift van het voorafgaande niveau vereist). Niet-formeel leren (of niet-formeel onderwijs) wordt veelal buiten het reguliere onderwijssysteem georganiseerd en aangeboden, bijvoorbeeld door de VDAB, werkgever (of zijn opleidingseenheid), vakbonden, sectorfondsen, culture-le en sociale verenigingen, commerciële organisaties, deeltijds kunstonderwijs, enz. De kennisoverdracht geschiedt eveneens via een lesgever (‘leerling-lesgever’relatie). De getuigschriften en certificaten van het niet-formeel onder-

Page 15: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 13

26,9% van de respondenten heeft in de voorbije 12 maanden bepaalde opleidin-gen niet gevolgd hoewel men die graag had gevolgd. Het gaat hier zowel om personen die wel andere opleidingen hebben gevolgd als om personen die geen op-leidingen hebben gevolgd.

De participatiegraden in opleidingen naar regio bedragen (referentieperiode 12 maanden):

47,4% in de regio Brugge; 40,5% in de regio Oostende; 39,3% in Midden-West-Vlaanderen (waarvan in het arrondissement Roeselare

40,4% en in het arrondissement Tielt 37,7%); 35,9% in de Westhoek (waarvan in het arrondissement Ieper 31,1%); 34,8% in de regio Kortrijk.

De participatiegraden in opleidingen naar geslacht bedragen: 40,4% voor mannen; 39% voor vrouwen.

Naar leeftijd zijn er aanzienlijke verschillen in participatiegraad: 52,9% voor personen tussen 25 en 34 jaar; 40% voor personen tussen 35 en 49 jaar; 31,7% voor personen tussen 50 en 64 jaar.

Naar opleidingsniveau zijn de verschillen nog groter: 20,1% voor laaggeschoolden; 39% voor middengeschoolden; 61% voor hooggeschoolden.

Verder blijkt uit de bivariate1 analyse dat: gezinnen met kinderen meer deelnemen aan opleidingen dan gezinnen zonder kin-

deren; beroepsactieven meer deelnemen aan opleidingen dan niet-beroepsactieven; inwoners van kleinere gemeenten minder deelnemen aan opleidingen dan inwo-

ners van grotere gemeenten; van de werkende populatie de groep ambtenaren de hoogste participatiegraad

kent, gevolgd door de bedienden. Zelfstandigen en arbeiders leren het minst bij; de deelname aan opleidingen toeneemt met de grootte van de organisatie waar

men werkt; personen tewerkgesteld in de non-profitsector veel meer deelnemen aan opleidin-

gen dan personen tewerkgesteld in andere sectoren; er geen verschil is in participatiegraad tussen voltijds en deeltijds werkenden;

wijs worden meestal niet erkend door een ministerie. De uitgereikte getuigschriften en certificaten hebben bijvoor-beeld wel een (meer)waarde op de arbeidsmarkt of zijn vereist door de werkgever. Informeel leren (of zelfstudie) wordt - in tegenstelling tot het formeel en niet-formeel leren - niet door een instel-ling/organisatie aangeboden. Deze leermethode is ook niet zo georganiseerd zoals het formeel en niet-formeel leren: men kan gewoonweg begeleid worden door collega’s of experten (op het werk), leren in het gezin of zelfstan-dig. Wel moet het leerproces van de zelfstudie doelbewust zijn. Toevallig leren is het niet gepland en incidenteel aanleren van iets. (bron: FOD Economie, Algemene Directie Statis-tiek en Economische Informatie, enquête volwasseneneducatie). 1 Bij een bivariate analyse wordt het verband tussen twee variabelen onderzocht. Bij een multivariate analyse (zie verder) wordt de invloed van meerdere onafhankelijke variabelen op één afhankelijke variabele nagegaan.

Page 16: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 14

de deelname aan levenslang leren toeneemt met het netto-inkomen. Vanaf een in-komen dat hoger is dan 2.200 euro neemt de participatiegraad echter lichtjes af door de grote aanwezigheid van zelfstandigen in deze inkomenscategorieën.

45,5% van alle respondenten is van plan om in de toekomst (de komende drie jaar) zeker nog opleidingen te volgen. Als we mogen aannemen dat ze dit ook effectief zullen doen, dan mogen we een toename van de participatiegraad in le-venslang leren verwachten;

De huidige en toekomstige deelnemers aan levenslang leren kunnen als volgt ge-groepeerd worden:

personen die geen opleiding hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden en dit in de toekomst ook niet zullen doen (46,2%);

personen die geen opleiding hebben gevolgd maar in de toekomst wel opleidingen zullen volgen (14,1%);

personen die opleidingen hebben gevolgd en in de toekomst nog opleidingen zul-len volgen (31,4%);

personen die opleidingen hebben gevolgd maar in de toekomst geen opleidingen meer zullen volgen (8,3%).

Via extrapolatie van onze huidige en toekomstige participatiegraden naar de totale populatie tussen 25 en 64 jaar, ramen we het huidige aantal West-Vlaamse deel-nemers aan levenslang leren op circa 241.000 personen en het toekomstige aantal op ongeveer 276.000. Dit zou een toename betekenen van 14,6%.

3. Opleidingsdomeinen

De opleidingsdomeinen waarin de meeste respondenten opleidingen hebben gevolgd in de voorbije 12 maanden zijn:

gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; economie, handel, secretariaat, veiligheid en vervoer; computer, documentatie, informatiebeheer, informatica.

De respondenten die bepaalde opleidingen die ze hadden willen volgen in de voor-bije 12 maanden toch niet hebben gevolgd, hadden vooral opleidingen willen volgen in:

computer, documentatie, informatiebeheer en informatica; gezondheid, menswetenschappen, opvoeding, onderwijs, zorg en sport; ambachten, kunst, toerisme; talen, taalkunde, journalistiek; economie, handel, secretariaat, veiligheid, vervoer.

Page 17: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 15

4. Redenen voor het al dan niet volgen van opleidingen

De redenen voor het volgen van opleidingen zijn voor een groot stuk werkgere-lateerd: 63,7% van de respondenten die opleidingen volgden, geven een werkgerela-teerde reden als hoofdreden hiervoor op. De belangrijkste werkgerelateerde redenen zijn: ‘om mijn huidige job beter te kunnen uitvoeren en/of mijn carrièrevooruitzichten te verbeteren’ en ‘opleiding gevolgd op vraag van mijn werkgever’. Opleidingen vol-gen ‘uit pure interesse of hobby’ en ‘voor het verhogen van de algemene kennis en vaardigheden’ zijn de belangrijkste niet-werkgerelateerde redenen.

De redenen voor het niet volgen van opleidingen die men wel had willen volgen hebben in belangrijke mate te maken met een gebrek aan tijd. Voor 44,2% van de respondenten is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om bepaalde opleidin-gen die men had willen volgen niet te volgen. Voor 41,3% heeft de belangrijkste re-den te maken met een kenmerk van de opleiding zelf (tijdstip dat niet past, opleiding werd niet in de buurt georganiseerd, opleiding was te duur, …).

42,6% van de respondenten die geen opleiding heeft gevolgd, geeft als belang-rijkste reden op dat ze geen behoefte hebben om zich bij te scholen. Gebrek aan tijd wordt door 32,1% van de respondenten als hoofdreden opgegeven. Een reden die te maken heeft met de opleiding zelf wordt door 16,7% als belangrijkste knelpunt voor het niet volgen van opleidingen opgegeven.

voor 62,7% van de respondenten is het geen behoefte hebben aan bijkomende op-leidingen de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen meer te volgen. Voor 21,3% is gebrek aan tijd de belangrijkste reden om in de toekomst geen opleidingen (meer) te volgen. Redenen die te maken hebben met de opleiding zelf zijn slechts voor 6,6% van de respondenten de hoofdreden.

5. Het zoeken naar informatie

30,5% van de respondenten heeft tijdens de voorbije 12 maanden naar informatie over onderwijs- en opleidingsmogelijkheden gezocht.

Meer dan 90% van de personen die informatie heeft gezocht, vond de juiste informa-tie.

Het internet blijkt het middel bij uitstek om de juiste informatie te vinden.

6. De onderwijs- en opleidingsverstrekkers

De West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar richtte zich in de voorbije 12 maanden vooral tot de volgende opleidingsverstrekkers voor het volgen van oplei-dingen:

het eigen bedrijf (27,8% van de personen die een opleiding heeft gevolgd in de voorbije 12 maanden);

het volwassenenonderwijs (CVO’s) (25,4%); private opleidingsverstrekkers (13,4%); Syntra West (10,3%); hogescholen (7,6%).

Page 18: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 16

De meest gekende opleidingsverstrekkers bij de West-Vlaamse bevolking tussen 25 en 64 jaar zijn:

VDAB: gekend door 89,2% van de respondenten; volwassenenonderwijs (77,5%); hogescholen (77,4%); Syntra West (74,8%); universiteiten (68%).

De opleidingsinstanties waar de meeste respondenten reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn:

volwassenenonderwijs (31,7% van de respondenten heeft er ooit al een opleiding bij gevolgd);

hogescholen (21,4%); Syntra West (20,9%); VDAB (16,4%); private opleidingsverstrekkers (13,2%).

Aan de bevolking die de opleidingsverstrekkers kent, werd ook gevraagd hoe zij deze organisaties typeren:

het volwassenenonderwijs wordt vooral geassocieerd met ‘goede reputatie’, ‘er-kende opleidingen’, ‘goede bereikbaarheid’ en ‘hoge kwaliteit’;

basiseducatie wordt geassocieerd met ‘goede reputatie’, ‘persoonlijke aanpak’ en ‘goede bereikbaarheid’;

de VDAB wordt op een gelijkaardige manier getypeerd als het volwassenenonder-wijs. Het volwassenenonderwijs scoort wel nog beter op ‘goede bereikbaarheid’ en ‘flexibiliteit’ dan de VDAB;

Syntra West scoort sterk op de termen ‘goede reputatie’, ‘hoge kwaliteit’, ‘erkende opleidingen’ en ‘goede bereikbaarheid’ maar wordt ook door ongeveer een kwart van de respondenten geassocieerd met een ‘hoge kostprijs’;

de respondenten die reeds een opleiding hebben gevolgd, zijn steeds veel positie-ver over de opleidingsinstantie dan de organisaties die de opleidingsinstantie enkel kennen. Dit is het meest opvallend bij de centra voor basiseducatie.

7. De opleidingen zelf

64,3% van de respondenten prefereert korte opleidingen van maximum 10 uren.

54,5% verkiest opleidingen waarbij alle opleidingsuren in een korte tijdsspanne wor-den gegeven en 44,2% wenst dat de opleidingsuren verspreid liggen over diverse we-ken of maanden.

49% verkiest een opleiding overdag en eenzelfde percentage verkiest een opleiding ‘s avonds.

73,1% van de respondenten geeft de voorkeur aan contactonderwijs (100% contact), en 21,7% aan gecombineerd onderwijs.

10% van de respondenten vindt de maanden september-december de meeste ideale periode om een opleiding te volgen. 8,4% verkiest de periode september-juni en 6,2% verkiest een volledig jaar, te starten in september. September is voor 44,5% van de respondenten de ideale startmaand.

Page 19: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 17

Voor 26,7% van de respondenten is 19.00 uur het ideale tijdstip om een avondoplei-ding aan te vangen. Een kleine 20% is voorstander van 18.00 uur. 26,4% vindt 22.00 uur het meest ideale einduur voor een avondopleiding. 20% wil liever stoppen om 21.00 uur.

De meeste mensen zijn bereid 15 tot 30 minuten te rijden voor het volgen van een opleiding.

De meeste respondenten verkiezen een opleidingsplaats die dicht bij de woonplaats is gelegen.

8. Verbetersuggesties

Om (nog) meer opleidingen te volgen, zouden volgens de respondenten onder meer de volgende zaken moeten veranderen/verbeteren:

meer tijd;

meer inspanningen van de werkgever om opleidingen te stimuleren;

lagere kostprijs van opleidingen;

ander tijdstip en/of andere duurtijd van opleidingen;

kortere afstand en/of betere bereikbaarheid van de opleidingscentra.

9. Multivariate analyse

Via een logistische regressie werd de gezamenlijke invloed van allerlei kenmerken van de respondenten (leeftijd, opleidingsniveau, gezinssituatie, …) op de kans op deelname aan levenslang leren nagegaan. Er werden twee modellen geschat: een model voor alle respondenten en een model enkel voor de werkende respondenten. Het tweede model bevat een aantal bijkomende kenmerken van de werksituatie van de respondenten.

In het eerste model blijkt een zeer sterke invloed uit te gaan van het opleidingsniveau en het sociaaleconomische statuut op de kans om deel te nemen aan opleidingen. Ook leeftijd en gezinssamenstelling blijken significant. Geslacht is niet significant. Ook de verschillen naar regio zijn globaal niet significant. Er is enkel een significant verschil tussen de regio’s Brugge en Kortrijk.

Wanneer we bijkomende kenmerken van de werksituatie opnemen, blijken de verschillen naar leeftijd en gezinssamenstelling geneutraliseerd te worden. De factoren die bepalend zijn voor de kans op al of niet-deelname aan een opleiding bij de werkende bevolking zijn het opleidingsniveau, de sector van tewerkstelling, het sociaaleconomi-sche statuut, het maandelijkse netto-inkomen uit het hoofdberoep en het bevolkingsaantal in de woongemeente. Tevens blijkt dat een respondent uit Brug-ge meer kans heeft om tot de groep van deelnemers te behoren dan een respondent uit Kortrijk met dezelfde kenmerken. Tussen de andere regio’s zijn er geen significante ver-schillen. Ook de verschillen op niveau van de consortia zijn niet significant en kunnen te wijten zijn aan toeval.

Page 20: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 18

Page 21: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 19

HOOFDSTUK 3: ANALYSE VAN DE VRAAG VAN WERKGEVERS NAAR OPLEIDINGEN De onlinebevraging naar de opleidingsbehoeften bij de West-Vlaamse organisaties werd uitgevoerd in juni 2009 en leverde ons een respons op van 563 organisaties, met name 135 uit de regio Brugge, 151 uit de regio Roeselare-Tielt, 145 uit de regio Kortrijk en 112 uit de regio Oostende-Westhoek. De antwoorden op de enquêtevragen werden geanalyseerd volgens regio, sector en grootteklasse van het aantal werknemers. Hieron-der vatten we de belangrijkste vaststellingen samen.

1. Kenmerken organisaties

Slechts 19,2% van de organisaties beschikt over een geschreven opleidingsplan. Bijna 30% heeft een jaarlijks opleidingsbudget. Ongeveer eenzelfde percentage heeft proce-dures rond opleidingen en ook 30% heeft een opleidingsverantwoordelijke. Grotere organisaties en non-profitorganisaties scoren echter beter op deze aspecten dan de andere organisaties.

2. Opleidingsbehoeften

66,8% van de bevraagde bedrijven heeft een opleidingsbehoefte op korte termijn (najaar 2009) of op iets langere termijn (2010) voor hun werknemers. In de non-profitsector heeft 92,6% van de organisaties een opleidingsbehoefte, in de sectoren ‘commerciële diensten’ en ‘industrie en bouw’ is dit 63,2% en in de sector ‘groot- en kleinhandel, horeca’ is dit 57,3%.

Organisaties die geen opleidingsbehoeften hebben, geven als belangrijkste reden aan dat ze een kleine organisatie zijn (58,8%) en dat ze van mening zijn dat de huidige kennis en vaardigheden van de werknemers voldoende zijn (20,3%).

Relatief meer bedrijven hebben opleidingsbehoeften voor bedienden dan voor kader-leden en arbeiders.

De grootste opleidingsbehoeften voor arbeiders zijn er voor de opleidingsmateries ‘techniek en technologie’ en de opleiding ‘milieu, veiligheid, kwaliteit en arbeidsge-zondheid’. Voor bedienden is de vraag het grootst naar een opleiding ‘informatica en automatisering, computergebruik’ en naar een opleiding ‘boekhouden, financiën, administratie, wetgeving’. Voor deze doelgroep is er ook een belangrijke vraag naar opleidingen ‘persoonlijke en sociale vaardigheden’. Voor kaderleden is er vooral be-hoefte aan opleidingen ‘management’, ‘informatica en automatisering, computerge-bruik’ en ‘boekhouden, financiën, administratie en wetgeving’.

Informatica, automatisering en computergebruik behoren voor 38,8% van de organi-saties met opleidingsbehoeften tot de drie belangrijkste opleidingsprioriteiten. Voor 18,4% van de organisaties met opleidingsbehoeften is dit zelfs de topprioriteit. Ook opleidingen die behoren tot de materies ‘boekhouden, financiën, administratie en wetgeving’, ‘milieu, veiligheid, kwaliteit en arbeidsgezondheid’ en ‘techniek en tech-nologie’ zijn voor relatief veel bedrijven belangrijke prioriteiten.

Page 22: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 20

De opleidingsmateries waarvoor de opleidingsvraag het grootst is, verschillen sterk naargelang de sector:

industrie: techniek en technologie, milieu, veiligheid, kwaliteit en arbeidsgezond-heid;

handel en horeca: aankoop, verkoop, marketing en externe communicatie; commerciële diensten: informatica en automatisering, computergebruik; non-profitsector: informatica, boekhouden, financiën, administratie en wetgeving,

management.

Weinig opleidingen worden louter intern ingevuld. De meeste organisaties kiezen voor een louter externe opleiding of voor een deels interne en deels externe opleiding. Als men dan toch kiest voor een interne opleiding, dan is dit vooral omwille van de lage-re kostprijs van interne opleidingen of omdat men meer controle over de inhoud wil behouden. Andere redenen hebben te maken met het tijdstip van opleidingen van ex-terne organisaties, het onvoldoende flexibele aanbod van externe opleidingsinstanties of het ontoereikende aanbod.

3. Externe opleidingsinstanties

Syntra West is het best gekend als opleidingsverstrekker bij de West-Vlaamse organi-saties. Daarna volgen de VDAB en de hogescholen. Het volwassenenonderwijs komt op plaats 4 en is gekend door 77,5% van de bevraagde organisaties. Meer dan 60% van de organisaties kent basiseducatie niet.

Aan de organisaties die de opleidingsinstanties kennen, werd ook gevraagd hoe zij deze organisaties typeren. Het volwassenenonderwijs wordt vooral geassocieerd met ‘goede reputatie’, ‘goede bereikbaarheid’ en ‘erkende opleidingen (met certificaat)’. De VDAB wordt op een gelijkaardige manier getypeerd als het volwassenenonderwijs. Het volwassenenonderwijs scoort wel nog iets beter op ‘goede reputatie’ en ‘goede bereikbaarheid’ dan de VDAB. Op het vlak van ‘persoonlijke aanpak’ scoort de VDAB dan lichtjes beter. Syntra West scoort heel sterk op de termen ‘goede reputatie’, ‘er-kende opleidingen’ en ‘goede bereikbaarheid’ maar wordt ook door een kwart van de respondenten geassocieerd met een ‘hoge kostprijs’. Relatief veel respondenten die Syntra West kennen, associëren deze opleidingsinstantie ook met ‘hoge kwaliteit’.

Van alle opleidingsverstrekkers worden de private opleidingsverstrekkers het vaakst geassocieerd met ‘persoonlijke aanpak’, ‘flexibel naar tijdstip opleiding’ en ‘flexibel naar inhoud opleiding’. Toch is het opmerkelijk dat over het algemeen flexibiliteit voor alle instellingen vrij laag scoort.

Voor het invullen van hun opleidingsbehoeften, denkt bijna 70% van de bevraagde bedrijven dat ze mogelijks een beroep zullen doen op Syntra West. 37,4% zal (ook) kiezen voor private opleidingsverstrekkers en 36,5% voor de VDAB. De sectorale op-leidingsinstituten (29,7%), het volwassenenonderwijs (26,1%) en de werkgeversorgani-saties, Kamer van Koophandel, VKW, UNIZO (26,1%) sluiten de top vijf af.

Page 23: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 21

4. De opleidingen zelf

De meerderheid van de bevraagde organisaties verkiest korte opleidingen (maximum 10 uren), gegeven in een korte tijdsspanne via contactonderwijs. Over het tijdstip op dewelke de opleiding moet doorgaan (overdag, ’s avonds, binnen of buiten de werk-uren, …), bestaat er wel verdeeldheid tussen de organisaties. De non-profitsector ver-toont andere voorkeuren voor de opleidingen van hun werknemers dan de andere sectoren: zij kiezen relatief meer voor opleidingen overdag en binnen de werkuren dan de overige sectoren.

Het initiatief tot het volgen van een opleiding is in 62% van de organisaties een ge-deelde verantwoordelijkheid van werknemer en werkgever. Werkgevers die zoeken naar opleidingen voor hun personeel krijgen vaak informatie over interessante oplei-dingen binnen via mail of per post. Daarnaast gaan veel werkgevers zelf op zoek naar een geschikte opleiding op de websites van verschillende opleidingsinstanties. Weinig organisaties vallen terug op één website voor het detecteren van opleidingen.

Van de bestaande tegemoetkomingen bij opleidingen zijn de opleidingscheques en het betaalde educatief verlof het meest gekend bij de West-Vlaamse organisaties. De KMO-portefeuille en de tegemoetkomingen van sectorfondsen zijn minder gekend. Subsidies voor opleidingen in het kader van het diversiteitsplan en ESF-subsidies voor opleidingen zijn het minst gekend.

De tegemoetkomingen van sectorfondsen en de KMO-portefeuille zijn tegemoetko-mingen waarvan het meest gebruik wordt gemaakt in de organisaties die deze subsi-dies kennen.

De meerderheid van de bevraagde bedrijven vindt dat de economische crisis geen invloed heeft op het aantal opleidingen dat zij voorzien voor hun werknemers. Toch voorziet een kwart minder opleidingen en 6% voorziet meer opleidingen. Vooral bij de handel en horeca en de kleine ondernemingen zijn er relatief veel organisaties die minder opleidingen voorzien als gevolg van de economische crisis.

5. Afstemming tussen vraag en aanbod

Iets meer dan een derde van de bevraagde organisaties is van mening dat de vraag van de bedrijven naar opleidingen en het aanbod momenteel niet goed op elkaar zijn afgestemd. Vooral bij de commerciële diensten en de kleinere organisaties zijn er re-latief veel organisaties die vinden dat de vraag en het aanbod niet goed op elkaar zijn afgestemd.

Bij de organisaties die verbetervoorstellen doen om tot een betere afstemming van vraag naar en aanbod van opleidingen te komen, komt de wens naar een centrale website waarop alle opleidingen terug te vinden zijn naar voor. Sommige onderne-mingen wensen ook dat bepaalde opleidingen in de eigen regio georganiseerd wor-den zodat de afstand tot de opleidingsinstantie kleiner wordt. Ook de kostprijs van opleidingen is voor bepaalde werkgevers een rem om (meer) opleidingen te voorzien.

Page 24: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 22

Page 25: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 23

HOOFDSTUK 4: ONTWIKKELING WEBSITE www.blijvenleren.be Om vraag naar en aanbod van opleidingen beter op elkaar af te stemmen, werd de website www.blijvenleren.be ontwikkeld.

Via deze praktische en interactieve tool kan zowel een particulier als een bedrijf een groot deel van de West-Vlaamse opleidingsverstrekkers in één keer contacteren. In enke-le eenvoudige stappen deelt het bedrijf of de particulier zijn/haar opleidingsvraag mee. Hierbij dienen volgende zaken geselecteerd of ingevuld te worden:

de categorie waartoe de opleiding behoort: creatief - mode, economie - handel, informatica, Nederlands tweede taal, talen, technische opleiding, voeding - koken, zorg, andere;

de gedetailleerde opleidingsvraag;

de regio (in West-Vlaanderen) waar men de opleiding wenst te volgen (aan te duiden op kaart);

het moment waarop men de opleiding wenst te volgen (dagopleiding, avondoplei-ding, opleiding op zaterdag).

Deze aanvraag wordt vervolgens doorgestuurd naar alle relevante en bij de website aangesloten opleidingsverstrekkers1. Deze aanbieders zullen het bedrijf of de particulier dan per mail contacteren met hun specifieke aanbod.

1 Op het moment van afsluiten van het rapport was nog niet duidelijk welke opleidingsverstrekkers - naast de

CVO’s en CBE’s - zouden mee instappen in het systeem. De provincie West-Vlaanderen voert momenteel ge-sprekken hierover met de VDAB, Syntra West en Vormingplus.

Page 26: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 24

Page 27: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 25

HOOFDSTUK 5: BELEIDSAANBEVELINGEN De verschillende onderdelen van de studie Levenslang Leren tonen een beeld van de volwasseneneducatie en het levenslang leren in de provincie West-Vlaanderen anno 2010: een breed en zeer gevarieerd aanbod aangeboden door een veelheid aan orga-nisaties die een behoorlijk (maar wellicht nog te klein) aandeel van de volwassen bevol-king bereiken en nog veel groeipotentieel hebben. De studie kan gelden als een soort nulmeting voor de provincie West-Vlaanderen.

De beleidsaanbevelingen die we hieronder weergeven vloeien voort uit de analysefasen, enerzijds, en uit een brainstormsessie met de stuurgroep, anderzijds.

1. Doelstelling

Door het nemen van verschillende actiegerichte maatregelen willen we op middellange termijn streven naar een hogere participatie van de volwassen West-Vlamingen in levenslang leren.

De participatie van de West-Vlaamse bevolking ligt momenteel onder het Vlaamse ge-middelde en ook het Europese streefdoel - de Lissabon-doelstelling - wordt niet gehaald. Het stimuleren van levenslang leren is bovendien noodzakelijk voor de uitbouw van een innovatieve, creatieve kenniseconomie in West-Vlaanderen. Dit vereist een toename van het algemene kennisniveau van de West-Vlaming. Minder ongekwalificeerden en meer hoger opgeleiden is de boodschap.

Onze maatschappij is bovendien voortdurend aan het evolueren en niet iedereen kan in gelijke mate mee waardoor de kenniskloof vergroot. Bij het streven naar een hogere participatie in levenslang leren moet er daarom specifieke aandacht gaan naar de groepen die momenteel minder worden bereikt, bijvoorbeeld laaggeschoolden, medioren, arbeiders en zelfstandigen.

Levenslang leren moet meer een ‘vanzelfsprekendheid’ worden - leren, het zit in ons! - en moet deel uitmaken van ieders leven. Zowel de bevolking als ook de werkgevers moeten de voordelen van investeren in opleiding inzien. Leren moet aangenaam worden en er moet een groeiend besef komen dat leren niet stopt na het verlaten van de school-banken.

2. Maatregelen

Om bovenstaande doelstelling te bereiken, moet een aantal maatregelen op diverse vlakken worden genomen, meer bepaald:

stimuleren van de vraag;

optimaliseren van het aanbod;

betere afstemming tussen vraag en aanbod door een structurele samenwerking op diverse niveaus;

communiceren en sensibiliseren;

creëren van gunstige omgevingsfactoren.

Page 28: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 26

Hieronder worden deze maatregelen verder uitgewerkt. Het verder concretiseren van deze maatregelen in een gedetailleerd actieplan met daaraan gekoppeld het bepalen van prioriteiten, timing en verantwoordelijken, valt buiten het bestek van de opdracht.

De maatregelen die we hieronder voorstellen, zullen niet allemaal op het niveau van de provincie, enerzijds, of de consortia, anderzijds, kunnen aangepakt worden. Sommige knelpunten vereisen een aanpak op hogere niveaus (bijvoorbeeld de Vlaamse overheid), andere op lagere (bijvoorbeeld de individuele centra volwassenenonderwijs). De provin-cie en de consortia kunnen de vastgestelde knelpunten en de gewenste maatregelen wel signaleren bij deze hogere of lagere niveaus.

2.1. Stimuleren van de vraag

2.1.1. Stimuleren van de vraag van de bedrijven

Uit de enquête naar de opleidingsbehoeften van de West-Vlaamse bedrijven is gebleken dat slechts 19% van de bedrijven een opleidingsplan heeft en slechts 29% heeft een jaarlijks opleidingsbudget. Niet alle bedrijven liggen vandaag ‘wakker’ van opleidingen voor hun werknemers en zeker niet voor hun arbeiders. Vooral in kleinere bedrijven en in de sectoren industrie, bouw of groot- en kleinhandel krijgt het personeel minder kansen om opleidingen te volgen.

De bedrijven moeten meer en beter geïnformeerd worden over de voordelen van oplei-dingen en over de win-winsituatie die dit met zich kan meebrengen. Bijkomende financi-ele stimuli kunnen hierbij helpen (zie verder paragraaf 2.5.2). Hierbij moeten we opmer-ken dat uit de bevraging bij de bedrijven blijkt dat heel wat bedrijven de verschillende tegemoetkomingen die er momenteel zijn, niet kennen en/of niet gebruiken. Meer in-formatie hieromtrent lijkt aangewezen.

Het aanbod moet ook beter afgestemd worden op de noden van de bedrijven. Het aan-bod moet flexibeler en op maat samengesteld worden. We verwijzen hiervoor naar pa-ragraaf 2.2.

Daarnaast zijn inspanningen gewenst om het aanbod beter bekend te maken bij de be-drijven (paragraaf 2.4).

Het is ook belangrijk dat de website (www.blijvenleren.be) die ontwikkeld werd in het kader van dit onderzoek en die ervoor zorgt dat een opleidingsvraag van een bedrijf of individu rechtstreeks verstuurd wordt naar alle relevante en bij de website aangesloten opleidingsverstrekkers binnen de provincie, verder wordt ontwikkeld en blijvend gepro-moot wordt bij de bedrijven.

De opleidingsbehoeften van de bedrijven werden in het kader van dit onderzoek eenma-lig bevraagd. Het zou nuttig zijn om deze opleidingsbehoeften op regelmatige basis te gaan bevragen.

Page 29: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 27

2.1.2. Stimuleren van de vraag van individuen

Uit de enquête bij de bevolking werd een aantal hinderpalen gedetecteerd die het deel-nemen aan opleidingen voor sommige bevolkingsgroepen bemoeilijken. Gebrek aan tijd omwille van werk, gezin of de combinatie van de twee was de belangrijkste hinderpaal. Daarnaast bleken een aantal kenmerken verbonden aan de opleiding een reden om niet (meer) deel te nemen aan opleidingen. We hebben het hier onder meer over het tijdstip dat niet past, het feit dat de opleiding niet in de buurt wordt georganiseerd en de kost-prijs van de opleiding.

Het is belangrijk dat de bevolking betere en duidelijkere informatie krijgt over de moge-lijke verlofstelsels die er zijn, met name betaald educatief verlof voor de privésector en vormingsverlof voor de openbare sector. Deze verlofstelsels kunnen de combinatie met werk en/of gezin vergemakkelijken.

Het aanbod moet ook beter afgestemd worden op de noden van de bevolking. Veel mensen zijn voorstander van kortere opleidingen, op andere tijdstippen en dichter bij hun woonplaats. We verwijzen hiervoor opnieuw naar paragraaf 2.2. Wat het laatste punt betreft - dichter bij de woonplaats - is het ook belangrijk dat er betere informatie wordt verstrekt over de vestigingsplaatsen van de verschillende opleidingsverstrekkers. Aspecten die te maken hebben met mobiliteit en bereikbaarheid zijn verder uitgewerkt in paragraaf 2.5.4.

Daarnaast moet het aanbod beter bekendgemaakt worden bij de bevolking (paragraaf 2.4). Mensen moeten ook beter geïnformeerd worden over de nieuwe structuren en mo-gelijkheden van het volwassenenonderwijs, bijvoorbeeld modulaire opleidingen, gecom-bineerd onderwijs, instapdata los van 1 september, cursussen van 40, 60 en 80 uren …

Ook de ontwikkelde website (www.blijvenleren.be) dient blijvend gepromoot te worden.

Voor de aanbevelingen in verband met de kostprijs van opleidingen verwijzen we naar paragraaf 2.5.3.

Om het aanbod af te stemmen op de verwachtingen van de bevolking is het ook be-langrijk dat er op regelmatige tijdstippen een behoefteonderzoek en een tevredenheids-onderzoek worden uitgevoerd bij de bevolking.

2.2. Optimaliseren van het aanbod

Het opleidingsaanbod moet afgestemd zijn op de huidige noden en behoeften van zo-wel individuen als bedrijven. Dit betekent onder meer dat tekorten moeten ingevuld wor-den. We denken hier bijvoorbeeld aan tekorten voor wat betreft de studiegebieden al-gemene vorming en NT2 (Nederlands tweede taal).

Optimaliseren van het aanbod geldt niet enkel binnen de structuren van de CVO’s, maar ook van bijvoorbeeld Syntra West en de VDAB. Er moet hierbij verder nagedacht worden over mogelijke samenwerkingsvormen tussen CVO’s en CBE’s met onder meer de VDAB en Syntra West en eventueel in een latere fase ook met de hogescholen, de KULeuven campus Kortrijk en Vormingplus (zie ook paragraaf 2.3.1).

Opleidingen en vervolgopleidingen dienen ook beter op elkaar afgestemd te worden. Het aanbod dient ook beter afgestemd te zijn op groepen die momenteel moeilijk te bereiken zijn.

Page 30: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 28

Het aanbod dient beter in te spelen op de huidige knelpunten op de arbeidsmarkt en op de toekomstige uitdagingen van onze maatschappij, onder andere de kenniseconomie, toenemende innovatie en creativiteit, toenemende vergrijzing. Het opleidingsaanbod in regionale groeisectoren moet versterkt worden zodat een betere afstemming bereikt wordt met het bedrijfsleven. In een structurele samenwerking met sectoren kunnen acties ondernomen worden.

Uit de verschillende onderzoeksfasen komt duidelijk naar voor dat zowel werkgevers als werknemers meer flexibiliteit willen. Binnen het regulier onderwijs staat een zeer rigide wetgeving dit in de weg. Maatwerk binnen een flexibel wetgevend kader onder verant-woordelijkheid van de reguliere onderwijsverstrekkers met kwaliteitsbewaking door de overheid is ten zeerste gewenst. Een gedeeltelijk loslaten van rigide leerplannen is nood-zakelijk. Het zal de aanbodverstrekkers toelaten snel en efficiënt vraag en aanbod op elkaar af te stemmen.

Opleidingsverstrekkers dienen ook meer vrijheid te hebben in de eigen aanbodcreatie, dat creatief, eigentijds en hip moet zijn. Ze moeten korter op de bal kunnen spelen dan nu het geval is en onmiddellijk kunnen inspelen op nieuwe trends en ontwikkelingen. Hierbij moeten we af van de idee dat elke bijscholing arbeidsmarktgerelateerd moet zijn. 1Daarentegen zou men aan arbeidsgerelateerde opleidingen een beperkt aantal studie-punten kunnen toekennen; studiepunten die verzilverbaar zijn in het hoger onderwijs of opgeteld tot een vooropgesteld minimum leiden tot een algemeen bijscholingscertificaat.

2.3. Betere afstemming tussen vraag en aanbod door een structurele samenwerking op diverse niveaus

Het beter afstemmen van vraag naar en aanbod van opleidingen is pas mogelijk wan-neer de verschillende opleidingsverstrekkers nauwer gaan samenwerken en elkaar eer-der zien als partners dan als concurrenten. Op dit vlak is een regelmatig overleg met alle opleidingsverstrekkers een zinvol initiatief. Dergelijk overleg kan opgesteld wor-den in een nieuw regionaal overlegplatform maar kan ook gerealiseerd worden binnen de bestaande fora. Elkaar leren kennen is het eerste doel van dergelijk overleg. Daar-naast moet het de bedoeling zijn dat er, onder het motto ‘samen staan we sterker’, een concrete samenwerking komt tussen de organisaties. De consortia en/of de RESOC’s kunnen trekker zijn van een dergelijk overlegplatform.

Een structurele samenwerking binnen het volwassenenonderwijs op provin-ciaal niveau en samen met de provincie West-Vlaanderen - voor zover gerela-teerd aan de arbeidsmarkt - is eveneens aangewezen. Binnen deze samenwerking zijn volgende thema’s aan de orde:

specifieke acties naar prioritaire moeilijk bereikbare doelgroepen;

specifieke acties naar de bedrijfswereld met betrekking tot het aanbod (afstemming van aanbod op, bekendmaking van aanbod, verdere behoefteanalyse bedrijven, op-volging van de nieuwe website, …);

1 De grens tussen arbeidsmarktgerelateerde en niet-arbeidsmarktgerelateerde opleidingen is bovendien in de

praktijk vaak een grijze zone, denken we bijvoorbeeld maar aan een assertiviteitstraining.

Page 31: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 29

afspraken betreffende bekendmaking en promotie van het aanbod;

afspraken betreffende “provinciaal” aanbod: bijvoorbeeld het Hoger Beroepsonder-wijs (ontwikkelen van nieuwe, unieke opleidingen op HBO-niveau afgestemd op het West-Vlaamse beroepenveld);

ontwikkelingsprojecten: we moeten niet alleen mee zijn, we willen als provincie ook vooruitlopen en excelleren. Door middel van projecten kan daarin een belangrijke stap vooruit gezet worden. Concreet kan hier gedacht worden aan een instellingsover-stijgende informatie- en trajectbegeleiding (CLB voor volwassenen). Dit zou eventueel kunnen starten bij de specifieke doelgroep van “afstuderende” NT2-cursisten.

Ook een structurele samenwerking binnen het volwassenenonderwijs op pro-vinciaal niveau is belangrijk met het oog op het afstemmen van het aanbod, het ont-wikkelen van aansluitende trajecten voor cursisten, een vlotte doorstroom en opvolging van cursisten, een gedeelde infrastructuur, ...

Volgende stappen kunnen gezet worden:

opmaak provinciale afsprakennota (of verschillende nota’s) tussen de belangrijkste partners, met name het volwassenenonderwijs, Syntra West en VDAB;

opmaak provinciale afsprakennota (of verschillende afsprakennota’s) met Vorming-plus, de hogescholen en universiteit;

afspraken en samenwerking met sectorfondsen/sectorale vormingsfondsen.

Verder lijkt een vervolgonderzoek in functie van de hierboven af te spreken en te ont-wikkelen acties aangewezen. Concrete voorstellen zijn onder meer: onderzoek bij laatstejaars TSO en BSO en afhakers HO naar kennis, behoeften en verlangens (inhoud, vorm) bij verder studeren. Er zou aansluitend een onderzoek kun-nen gevoerd worden bij de bedrijfswereld om na te gaan aan welk soort profielen de bedrijven behoefte hebben;

opvolgonderzoek (na 3 à 5 jaar) van volwassenen naar hun leervragen en participatie in en kennis van volwassenenonderwijs en -educatie. Dit zou als sluitstuk (evaluatie) van een meerjarenplan kunnen opgevat worden.

2.4. Communiceren en sensibiliseren

Het is absoluut noodzakelijk dat het aanbod volwassenenonderwijs beter bekend geraakt bij zowel bedrijven als bevolking.

Uit de enquête bij de bedrijven blijkt dat slechts 77,5% van de West-Vlaamse bedrijven en eenzelfde percentage van de West-Vlaamse volwassen bevolking het volwassenenon-derwijs kent. Basiseducatie is slechts gekend bij 37,6% van de organisaties en bij 22,2% van de West-Vlaamse bevolking.

We stellen voor dat:

zowel het aanbod basiseducatie als het aanbod volwassenenonderwijs beter gecom-municeerd worden bij zowel bedrijven als bevolking;

het volwassenenonderwijs meer als groep naar buiten komt in plaats van individueel als centrum. Recent zijn hiertoe al inspanningen geleverd dankzij de consortia;

de verschillende aanbodverstrekkers zich duidelijker gaan profileren en er meer duide-lijkheid komt over ‘wie doet wat?’, bijvoorbeeld wie doet NT2, wie doet vreemdeta-lenonderwijs, …

Page 32: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 30

er eerder goed uitgebouwde, regionale/provinciale websites worden ontwikkeld in plaats van grootschalige Vlaamse of nationale websites;

er een maandelijkse regionale digitale nieuwsbrief ontwikkeld wordt met het aanbod van startende opleidingen;

het aanbod volwassenenonderwijs ook bekendgemaakt wordt in de secundaire scho-len. Hier is een grote taak weggelegd voor de CLB’s in de secundaire scholen. Leer-lingen moeten niet enkel geïnformeerd worden over het aanbod van de hogescholen en universiteiten maar moeten ook kunnen kennismaken met het aanbod binnen het volwassenenonderwijs. Het Hoger Beroepsonderwijs bijvoorbeeld situeert zich binnen het officiële onderwijs tussen het secundair en het bachelorniveau en vormt een optie voor diegenen die na het secundair onderwijs nog niet willen gaan werken maar het ook niet zien zitten om een studie op bachelor- of masterniveau aan te vatten. Deze vorm van onderwijs is bovendien volledig modulair en erg flexibel opgebouwd. Maar ook het secundair volwassenenonderwijs moet gecommuniceerd worden aan de jon-geren.

Daarnaast is het ook belangrijk dat er via gerichte publiciteitscampagnes belang-stelling gewekt wordt voor levenslang leren bij de bevolking. Een West-Vlaamse cam-pagne ‘leren, het zit in ons’ zou hier een bijdrage kunnen leveren. Belangrijk bij dergelij-ke campagnes is dat naast de voordelen op het vlak van het verwerven van kennis, ook het sociale aspect verbonden aan leren benadrukt wordt. Het werken met getuigenissen van mensen kan hier belangrijk zijn.

De ontwikkelde website (www.blijvenleren.be) is het ideale instrument om dergelijke pu-bliciteitscampagne op gang te trekken.

2.5. Creëren van gunstige omgevingsfactoren

Een laatste pakket van maatregelen is erop gericht om een gunstig leerklimaat te creë-ren en om knelpunten op het vlak van omgevingsfactoren weg te werken.

2.5.1. Mensen bewust maken van de voordelen

Ten eerste dienen we een leerklimaat te creëren waarbij mensen de voordelen van le-venslang leren inzien en geprikkeld worden tot leren. Uit de enquête bij de bevolking is gebleken dat heel wat mensen geen behoefte hebben om zich bij te scholen. Het komt er dus op aan om een behoefte te creëren. Mensen moeten ‘goesting’ krijgen om een opleiding te volgen. Dit kan onder meer door gerichte, actuele en originele informatie te verspreiden, door een aantrekkelijk en hip aanbod en door aantrekkelijke publiciteits-campagnes (zie punt 2.4). Hiermee dient een mentaliteitsverandering op gang getrokken te worden zodat iedereen het vanzelfsprekend gaat vinden dat hij/zij (een) bijkomende opleiding(en) volgt.

Zoals eerder reeds aangegeven, vereist dit ook meer vrijheid bij de opleidingsverstrek-kers in het ontwikkelen van hun aanbod en dus een minder rigide wetgeving en structuur binnen het volwassenenonderwijs.

Page 33: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 31

2.5.2. Bijkomende financiële stimuli voor werkgevers

Aangezien de deelname aan opleidingen van de West-Vlaamse bevolking deels bepaald wordt door het bedrijf en de sector waar men werkt en door het statuut dat men heeft, is het belangrijk dat de werkgevers de bestaande stimuli kennen en dat er bijkomende stimuli gecreëerd worden om opleidingen van hun werknemers voor hen voordeliger te maken.

2.5.3. Verlagen kostprijs voor de bevolking

De kostprijs van een opleiding is voor bepaalde mensen een reden om een opleiding niet te starten. Vooral voor een aantal specifieke doelgroepen zoals werklozen en laag-geschoolden kan een relatief goedkope opleiding nog altijd veel te duur zijn. In de eer-ste plaats is het aan te bevelen om de bevolking en ook de werkgevers duidelijker te informeren over de prijzen van opleidingen en over de diverse vrijstellingsmogelijkheden. Veel cursisten weten niet dat ze heel wat korting kunnen krijgen. Het systeem om de korting te bepalen is echter onvoldoende transparant en te ingewikkeld, zeker voor een aantal specifieke groepen. Ideaal zou zijn dat de Vlaamse overheid het systeem eenvou-diger en duidelijker maakt. Verder is het aan te bevelen om op de website van de ver-schillende centra voor volwassenenonderwijs een systeem te voorzien dat per individu kan berekenen hoeveel een bepaalde opleiding hem of haar kost.

Daarnaast zou het voorzien door de Vlaamse overheid van belastingstimuli voor elke volwassene die een erkende opleiding volgt in de groep van knelpuntberoepen een extra stimulans betekenen.

Naar analogie met studententarieven voor trein- en busabonnementen zou het logisch zijn dat, in een maatschappij waar levenslang leren noodzakelijk is geworden, ook voor-deliger tarieven voor het openbaar vervoer worden ingevoerd voor cursisten volwasse-nenonderwijs.

2.5.4. Verbeteren mobiliteit en bereikbaarheid

De analyse van het aanbod, de focusgroepen met opleidingsverstrekkers en de enquête bij de bevolking hebben aangetoond dat afstand tot en bereikbaarheid van het oplei-dingscentrum van cruciaal belang zijn. In gemeenten met een ruim opleidingsaanbod volgen relatief meer mensen een opleiding dan in eerder kleine, landelijke gemeenten met een beperkt aanbod.

Met de huidige lineaire decretale groepsgroottes dreigen er in het volwassenenonderwijs op korte termijn lesplaatsen in landelijke gebieden te verdwijnen. Afstanden naar centra in de grootsteden met vaak een slechte verbinding via het openbaar vervoer of een ge-brek aan gratis parkeerplaatsen zullen de bestaande ongelijkheid in bijscholingskansen vergroten. Dit probleem wordt in alle West-Vlaamse regio’s, maar vooral in de West-hoek waar de ontsluiting via het openbaar vervoer te wensen overlaat, als een serieuze bedreiging ervaren. Vooral voor opleidingen basiseducatie en secundair volwassenen-onderwijs zijn afstand en bereikbaarheid immers cruciaal.

Page 34: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 32

De oplossing zoeken in afstandsonderwijs lijkt niet te stroken met de wensen van de kan-didaat-cursisten. Enkel gecombineerd onderwijs kan op beperkte sympathie rekenen.

Stimuleren van incompanytraining1 door reguliere aanbodverstrekkers zou een oplossing kunnen zijn. Dit vereist echter een toegelaten flexibiliteit qua duur en inhoud van de trai-ning, een flexibiliteit die er op vandaag niet is in het volwassenenonderwijs. Een CVO mag bijvoorbeeld jaarlijks slechts 2% van zijn lestijdenpakket aanwenden om bijscholing in bedrijven te geven waarbij de cursisten dan als regelmatige cursisten gelden.

We merken ook op dat mensen die een avondopleiding volgen in veel gevallen niet kunnen terugvallen op het openbaar vervoer omdat er na 22.00 uur geen of veel min-der bussen rijden. Openbaar vervoer op een regelmatiger schema - tot ongeveer 22.30 uur - zou daarom gewenst zijn.

3. Wie doet wat?

Hierboven werden heel wat beleidsaanbevelingen en voorstellen van acties geformu-leerd. Voor een aantal acties is een rol weggelegd voor de consortia en de individuele centra, voor een aantal andere is een rol weggelegd voor de provincie, voor nog andere zijn de Vlaamse overheid en/of andere actoren bevoegd. Voor alle duidelijkheid wordt in tabel 3 een globaal overzicht gegeven van de belangrijkste taken van elk van de acto-ren.

Tabel 3 Belangrijkste taken per actor in de uitvoering van de beleidsaanbevelingen en de voorgestel-de maatregelen en acties uit het onderzoek levenslang leren

Actor Rol Consortia volwassenenonderwijs en/of individuele CVO’s en CBE’s

Betere informatieverstrekking omtrent het aanbod naar de bedrijven.

Betere informatieverstrekking naar de bevolking omtrent het aanbod, de lesplaatsen, de duurtijd, tijdstippen, nieuwe struc-turen en mogelijkheden, mogelijke verlofstelsels en kostprijs van opleidingen.

Actief deelnemen aan de uitbouw en werking van de tool/website die werd ontwikkeld (www.blijvenleren.be).

Blijvend promoten van deze website bij bedrijven en individu-en.

Optimaliseren en afstemmen van het aanbod op de behoef-ten, onder meer door tekorten in het aanbod weg te werken en beter in te spelen op huidige knelpunten en toekomstige uit-dagingen.

Afstemmen aanbod op groepen die momenteel moeilijk te bereiken zijn.

Tot stand brengen van overleg met alle opleidingsverstrekkers in een regionaal overlegplatform (ook de RESOC’s kunnen hiervan trekker zijn).

1 Bij een incompanytraining komt de opleidingsverstrekker de opleiding geven in het bedrijf zelf.

Page 35: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 33

Verder structureel samenwerken op het vlak van volwassenen-onderwijs binnen de provincie.

Tot stand brengen van een structurele samenwerking met an-dere opleidingsverstrekkers, met name: VDAB, Syntra West en Vormingplus, en in tweede instantie met de hogescholen en de universiteit en de sectorfondsen.

Initiatiefnemer voor nieuwe onderzoeken (herhaalonderzoeken, vervolgonderzoeken, tevredenheidsonderzoeken, ontwikke-lingsprojecten, …) wanneer de behoefte zich voordoet.

Signaleren van knelpunten en behoeften inzake opleidingen aan de overheid.

Andere opleidingsver-strekkers

VDAB, Syntra West en Vormingplus: actief deelnemen aan de uitbouw en werking van de website www.blijvenleren.be.

Actief deelnemen aan regionale overlegfora.

Structureel samenwerken met het volwassenenonderwijs. Provincie West-Vlaanderen

Structureel samenwerken met de consortia volwassenenonder-wijs binnen de provincie voor arbeidsmarktgerelateerde the-ma’s, onder meer door specifieke acties naar moeilijk bereik-bare doelgroepen en specifieke acties naar de bedrijfswereld (communicatie rond aanbod, promotie website www.blijvenleren.be en afspraken rond verdere opvolging en beheer van deze website, …).

Opzetten gerichte publiciteitscampagnes, gekoppeld aan de promotie van de ontwikkelde website www.blijvenleren.be.

Mee financieren, opvolgen en ondersteunen van eventuele vervolgonderzoeken en/of herhaalonderzoeken en van ontwik-kelingsprojecten.

Signaleren van knelpunten en behoeften inzake opleidingen aan de hogere overheden.

Specifiek voor de West-Vlaamse RESOC’s: tot stand brengen van overleg met alle opleidingsverstrekkers in een regionaal overlegplatform (ook de consortia kunnen hiervan de trekker zijn).

Vlaamse overheid Betere informatie over de tegemoetkomingen bij opleidingen naar bedrijven.

Voorzien van bijkomende financiële stimuli voor bedrijven die opleidingen voor hun werknemers stimuleren.

Eenvoudigere en duidelijkere kostprijsbepaling van opleidin-gen in het volwassenenonderwijs.

Voorzien van belastingsstimuli voor volwassenen die erkende opleidingen volgen in de groep van knelpuntberoepen.

Bewaken van de bereikbaarheid van het volwassenenonderwijs in landelijke gebieden.

Voorzien van een flexibel wetgevend kader en gedeeltelijk loslaten van rigide leerplannen zodat opleidingsverstrekkers meer vrijheid krijgen in de eigen aanbodcreatie en korter op de bal kunnen spelen.

Page 36: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

Þ Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen September 2010 34

Andere actoren CLB’s: bekendmaking aanbod levenslang leren in de secundaire scholen. NMBS, De Lijn:

voorzien van voordeliger tarieven voor cursisten volwassenen-onderwijs;

openbaar vervoer op een regelmatiger schema tot 22.30 uur;

voorzien van meer en beter openbaar vervoer in de provincie, met prioritaire aandacht voor de Westhoek.

4. Tot slot

Het onderzoek levenslang leren bracht een gedetailleerde analyse van het aanbod le-venslang leren in de provincie West-Vlaanderen, evenals van de vraag vanwege de be-drijven en vanwege de bevolking. Wij hopen dat alle betrokken actoren nu verder aan de slag gaan met de onderzoeksresultaten en de hierboven geformuleerde beleidsaan-bevelingen verder gebruiken voor het uitwerken van een concreet actieplan.

________________________

Page 37: Studie Levenslang Leren - beleidsaanbevelingen

WES vzw • Baron Ruzettelaan 33 BE-8310 Assebroek-Brugge • Tel. +32 50 36 71 36 • Fax +32 50 36 31 86 [email protected] • www.wes.be