Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1...

71
Stimulering van het MKB De effectiviteit van het beleidsinstrumentarium ir. C.C. van de Graaff drs. E.A. van Noort Zoetermeer, januari 2002

Transcript of Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1...

Page 1: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

Stimulering van het MKB

De effectiviteit van het beleidsinstrumentarium

ir. C.C. van de Graaff

drs. E.A. van Noort

Zoetermeer, januari 2002

Page 2: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

2

ISBN: 90-371-0836-9 Bestelnummer: A0110 Prijs: ƒ 50,69 ? 23,-

De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM. EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

The responsibility for the contents of this report lies with EIM. Quoting of numbers and/or text as an explanation or support in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of EIM. EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.

Page 3: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

3

Inhoudsopgave

1 In le id ing 5

2 Innovatiebeleid 7 2.1 In le id ing 7 2.2 Het be lang van R&D in het MKB 7 2.3 Be le id ten opz ichte van innovat ie 10 2.4 Vormgev ing van het techno log iebe le id 11 2.5 Ef fect i v i te i t van het innovat iebe le id 15 2.6 Conclus ie 24

3 Exportbeleid 27 3.1 In le id ing 27 3.2 Export door het MKB 27 3.3 Be le id ten opz ichte van export 29 3.4 Vormgev ing van het exportbe le id 31 3.5 Ef fec t i v i te i t van het expor tbele id 34 3.6 Conclus ie 43

4 Financier ingsbeleid 45 4.1 In le id ing 45 4.2 F inanc ier ing in het MKB 45 4.3 Beleid ten opz ichte van f inanc ier ing 47 4.4 Vormgev ing van het f inanc ier ingsbe le id 48 4.5 Ef fect i v i te i t van het f inanc ier ingsbe le id 50 4.6 Conclus ie 56

5 Conclusies 59 5.1 Budget en gebruik 59 5.2 Aanslu i t ing 60 5.3 Toegankel i jkheid 60

Bijlage

I Overz icht s t imuler ings inst rumenten 63

Literatuur l i j s t 69

Page 4: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering
Page 5: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

5

1 Inleiding

Aanle id ing MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering op hun weg. Dit geldt specifiek voor startende en doorgroeiende bedrijven. De onderne-mer moet het ondernemerschap leren, de meest geschikte rechtsvorm kiezen, financiers aantrekken, product ontwikkelen, markt bewerken, etc De ondernemer zal moeten opboksen tegen degenen die al een plaatsje op de markt hebben veroverd. De gevor-derde ondernemer wil zijn onderneming laten groeien door nieuwe producten te ont-wikkelen of buitenlandse markten te veroveren. De overheid kan op verschillende manieren een bijdrage leveren aan het verminderen van de knelpunten en belemmeringen van de ondernemer. Door inzet van de verschil-lende beleidsinstrumenten (denk aan fiscale regelingen, kredieten, subsidies en borg-stellingsregelingen) kan de overheid het marktfalen op verschillende terreinen groten-deels tenietdoen, waardoor het ondernemerschap weer vrij spel krijgt.

Onderzoeksvraag Dit rapport heeft als doel om een uitspraak te doen over de werking van het beleidsin-strumentarium voor het midden- en kleinbedrijf. De werking van het beleidsinstrumen-tarium komt tot uiting in de effectiviteit van het instrument, bezien vanuit het perspec-tief van de ondernemer. Er is voor gekozen om alleen de directe stimuleringsinstrumenten in ogenschouw te nemen, omdat deze rechtstreeks ten goede komen aan de ondernemer. Om een meer diepgaande onderzoeksanalyse mogelijk te maken, is gekozen voor een beperkt aantal beleidsvelden, te weten: financiering, innovatie en export. Bekende en veel gebruikte stimuleringsmaatregelen door MKB-bedrijven vallen onder deze beleidsvelden. De algemene onderzoeksvraag kan dus als volgt worden geformuleerd: Wat is de effectiviteit van het huidige overheidsinstrumentarium voor het MKB-bedrijf op de beleidsvelden innovatie, export en financiering? Deze algemene onderzoeksvraag kan verder worden uitgesplitst naar aparte deelvra-gen. Het begrip effectiviteit is in dit rapport geoperationaliseerd aan de hand van de volgende drie elementen: 1 relatie tussen budget en gebruik; 2 aansluiting van het instrument bij de behoefte van het MKB en doelstellingen van

het beleid; 3 toegankelijkheid van de regelingen voor het MKB. Bij de relatie tussen budget en gebruik wordt gekeken naar de verhouding tussen de vraag vanuit de MKB-bedrijven en het beschikbare budget. Verder wordt stil gestaan bij de vraag in hoeverre de beleidsgelden terecht komen bij de MKB-bedrijven en de grote bedrijven. Verder wordt bij de beoordeling van de effectiviteit gelet in hoeverre het gevoerde be-leid aansluit bij de behoefte van het MKB en/of bij de oorspronkelijke doelstelling van de regeling. Aansluiting bij de behoefte van de MKB-ondernemer verwijst naar de knel-punten en belemmeringen die de ondernemer ervaart op de verschillende terreinen. Aansluiting bij de doelstelling van de regeling verwijst naar de vraag in hoeverre het

Page 6: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

6

daadwerkelijk gevoerde beleid nog goed in overeenstemming is met het geformuleerde beleid. Ten slotte is bij de beoordeling van de effectiviteit gelet op de toegankelijkheid van de regeling voor het MKB. De toegankelijkheid kan op verschillende manieren worden af-gemeten. Bekeken kan worden in hoeverre ondernemers op de hoogte zijn van de rege-ling en in welke mate de informatie over de regeling beschikbaar is. Verder speelt de hoogte van de administratieve lasten van de regeling voor de ondernemer een rol. Een als te hoog ervaren administratieve last kan voor een MKB-ondernemer een belemme-ring zijn om gebruik te maken van een stimuleringsregeling. Om deze vragen te kunnen beantwoorden is literatuuronderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn beleidsnota’s, evaluaties van instrumenten en rijksbegrotingen bestudeerd.

Leeswijzer Aan elk beleidsveld is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. In ieder hoofdstuk wordt eerst gekeken naar de relatie tussen het MKB en het betreffende onderwerp, waarna de kernpunten van het beleid worden omschreven. Vervolgens wordt het beleid geïllu-streerd aan de hand van een selectie van regelingen. Voor elk van deze regelingen en het beleidsveld in zijn geheel wordt ook de effectiviteit beoordeeld door een antwoord te geven op de bovenstaande vragen. Uit deze afzonderlijke beoordelingen volgen in hoofdstuk 5 de algemene conclusies.

Page 7: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

7

2 Innovatiebeleid

2.1 Inleiding In dit hoofdstuk komt het overheidsinstrumentarium ten behoeve van innovatiestimule-ring aan bod. Innovativiteit is een complex begrip waar meerdere definities van zijn te vinden. EIM hanteert over het algemeen een brede definitie van innovativiteit, waarbij de term niet alleen betrekking heeft op ‘puur technologische’ innovaties. Om het begrip innovativi-teit grijpbaarder te maken, is in diverse EIM-studies aandacht besteed aan het meten van innovativiteit (zie onder andere Prince, 1997). Hierbij worden naast ‘harde’ indicato-ren van innovativiteit, zoals het aantal innovaties en de uitgaven aan R&D, ook ‘zachte’ indicatoren, zoals uitgaven aan bedrijfsopleidingen, onderscheiden. Het overheidsbeleid met betrekking tot innovatie beperkt zich echter wel vrijwel geheel tot technologische innovatie en wordt dan ook over het algemeen aangeduid met de term technologiebeleid. Vandaar dat in dit rapport een minder brede definitie zal wor-den gebruikt dan voor EIM gebruikelijk is, en dat wanneer wordt gesproken over inno-vatie, hiermee gedoeld wordt op technologische innovatie. Activiteiten ten behoeve van technologische innovatie worden in dit hoofdstuk zowel aangeduid met de Engelse term Research and Development (R&D) als met de Neder-landse term Speur- en Ontwikkelingswerk (S&O). De betekenis hiervan is gelijk1, de term

R&D is echter meer gebruikelijk. In een van de meest toonaangevende regelingen ter bevordering van innovatie, de WBSO (Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk), wordt echter de term S&O gehanteerd. Vandaar dat wanneer gerefereerd wordt aan deze regeling de term S&O zal worden gebruikt. In paragraaf 2.2 zal eerst worden ingegaan op de relevantie van innovatie in het MKB. In paragaaf 2.3 wordt vervolgens het overheidsbeleid ten opzichte van innovatie toege-licht. De wijze waarop het innovatiebeleid is vormgegeven komt in paragraaf 2.4 aan bod, waarna in paragraaf 2.5 de effectiviteit hiervan beoordeeld wordt. In 2.6 volgen ten slotte enkele algemene conclusies.

2.2 Het belang van R&D in het MKB

Wat is het belang van innovatie voor de Nederlandse economie? Innovatie leidt tot betere en nieuwe producten en verbeterde productietechnieken, en is daardoor van groot belang voor de concurrentiepositie van bedrijven. Door globalise-ring neemt de concurrentie verder toe. Voor een land als Nederland, dat niet kan con-curreren met loonkosten, wordt het daarom steeds belangrijker moderne productie-technieken te gebruiken en innovatieve producten op de markt te zetten. Voor de Ne-

1 Het CBS definieert research als het systematisch zoeken naar oplossingen voor praktische problemen binnen een bedrijf. Development wordt door het CBS gedefinieerd als het systematisch uitwerken van eigen bedrijfsideeën of het verder ontwikkelen van eigen of andermans researchresultaten tot geheel nieuwe of wezenlijk verbeterde diensten, producten/prototypes, materialen en/of productie-technieken/-processen. Bron: CBS, Kennis en Economie 2000.

Page 8: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

8

derlandse export is innovatie dan ook van groot belang. Bovendien hebben investerin-gen in R&D een positief effect op het omzetvolume, de werkgelegenheid en de ar-beidsproductiviteit1.

Hoe presteert Nederland op het gebied van R&D? De mate van innovativiteit wordt in internationale vergelijkingen vaak afgemeten aan de uitgaven aan private R&D als percentage van het bruto binnenlands product, ook wel de R&D-intensiteit genoemd. In de jaren zeventig en tachtig lag de Nederlandse R&D-intensiteit boven het gemiddel-de van 15 OESO-landen. Sinds het begin van de jaren negentig is de R&D-intensiteit in Nederland echter onder dit gemiddelde gezakt2. De totale R&D-uitgaven, inclusief over-

heidsuitgaven aan R&D, liggen internationaal gezien wel op een gemiddeld niveau, maar dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan de uitgaven aan publieke R&D. Het aandeel van het bedrijfsleven in de R&D-uitgaven is echter erg laag. Ten opzichte van de overige Europese landen zijn de R&D-uitgaven van bedrijven nog wel gemiddeld, maar ten opzichte van de VS, Japan en Duitsland is er een grote achterstand. Wat het aantal innoverende bedrijven betreft is het Nederlandse bedrijfsleven twee-slachtig. Aan de ene kant blijft het bedrijfsleven in de dienstensector ver achter bij het Europese gemiddelde. Aan de andere kant scoort het Nederlandse industriële bedrijfsle-ven hier fors hoger dan het gemiddelde3. Nederland kent dus relatief veel innoverende

bedrijven in de industrie; het omzetaandeel van nieuwe of verbeterde producten in de Nederlandse industrie valt echter tegen4.

Welke rol speelt het MKB in de R&D van het Nederlandse bedri j fs leven? Wat de R&D-intensiteit betreft, blijft het MKB achter bij het grootbedrijf (GB). Deze lagere R&D-intensiteit is echter voor een deel te verklaren uit de sectorstructuur van het MKB. Het MKB is vooral sterk vertegenwoordigd in de handel en de dienstensector. In vergelijking met de industrie liggen de uitgaven aan R&D en het aantal R&D-medewerkers in deze sectoren veel lager5. Wanneer bedrijven die geen technologische innovaties doorvoeren buiten beschouwing worden gelaten, blijkt de R&D-intensiteit van MKB-bedrijven die aan R&D doen vaak wel vergelijkbaar te zijn met de R&D-intensiteit van het GB6. Daarnaast blijkt uit een onderzoek van Scherer7 dat de innova-

tieve output minder dan proportioneel stijgt met de bedrijfsomvang. Het effect van de uitgaven aan R&D lijkt dus in het MKB groter te zijn dan in het GB. In de Miljoenennota MKB 1994 van het Economisch Bureau van de ING Bank wordt zelfs gesteld dat het rendement van R&D-uitgaven bij MKB-bedrijven in vergelijking met grote bedrijven naar schatting tweemaal zo hoog is. Kleine ondernemingen zijn door hun vaak grotere flexi-biliteit en slagvaardigheid en de korte afstand tot afnemers ook beter in staat snel in te

1 Van Van Leeuwen en Nieuwenhuijsen, 1998.

2 Van Donselaar, Nieuwenhuijsen, Van Sinderen en Verbruggen, 2000.

3 Hierbij moet worden opgemerkt dat het onderscheid tussen innovatoren en niet-innovatoren geba-seerd is op het al dan niet doorvoeren van technologische vernieuwingen. Bron: CBS, Kennis en economie, 2000.

4 Ministerie Van Economische Zaken, 2000A.

5 Bernardt, Borger en Braaksma, 2001.

6 Bernardt, Borger en Braaksma, 2001.

7 Acs en Audretsch, 1991.

Page 9: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

9

spelen op nieuwe ontwikkelingen in de markt1. Waarschijnlijk innoveren ondernemin-gen in het MKB dus wel degelijk, maar vallen hun innovatieve activiteiten niet onder de definitie van R&D (zie voetnoot bij §2.1), waardoor een vertekend beeld ontstaat als alleen naar de uitgaven aan R&D wordt gekeken.

Wat zi jn de knelpunten voor R&D in het MKB? Zoals hiervoor al is besproken, is de sectorstructuur in het MKB een belangrijke oorzaak van het geringe percentage bedrijven dat technologische vernieuwingen doorvoert. Van de bedrijven die niet (technologisch) innoveren had echter nog wel 13% van de bedrijven uit de sector diensten, en 29% van de bedrijven in de industrie wel een tech-nologische innovatie willen doorvoeren, maar werd hierin belemmerd. Ook van de be-drijven die wel innoveren ondervindt 40% een of andere belemmering. Vooral kleine bedrijven komen vaak knelpunten tegen bij het starten van een innovatieproject2. Een van de belangrijkste knelpunten voor R&D is het gebrek aan gekwalificeerd perso-neel. Kennis van het eigen personeel is namelijk een belangrijke bron van product- en procesvernieuwing. Het gebrek aan kennis wordt dan ook vaak als mogelijke oorzaak voor het verschil in innovatievermogen tussen het MKB en het grootbedrijf gezien. Bij een substantieel deel van het MKB ontbreekt de schaalgrootte om zelfstandig aan ken-nisontwikkeling te doen3.

Daarnaast is ook de grote onzekerheid omtrent de financiële risico’s een belangrijke belemmerende factor4. Innovatieve projecten richten zich namelijk vaak op nieuwe ken-

nisgebieden, waar de risico’s groot en de rendementsverwachtingen onzeker zijn. Het MKB heeft bovendien minder toegang tot externe financieringsbronnen dan het groot-bedrijf. Vooral aan de onderkant van de kapitaalmarkt voor jonge en snelgroeiende ondernemingen kunnen knelpunten liggen bij de inschatting van risico’s en opbreng-sten van investeringsprojecten door kapitaalverschaffers. Daarnaast maken deze bedrij-ven slechts in geringe mate gebruik van informal investors en zijn ze ook vaak onbe-kend met mogelijkheden van de kapitaalmarkt. Dit heeft negatieve consequenties voor enerzijds de ontwikkeling van eigen kennis en anderzijds de mogelijkheden die het MKB heeft om kennis te betrekken5. Ten slotte draagt de R&D van een bedrijf niet alleen bij aan de prestaties van het bedrijf zelf, maar via spillovers ook aan de prestaties van andere bedrijven. Hierdoor is het maatschappelijk rendement van deze investeringen hoger dan het private rendement bij de bedrijven die in R&D investeren. De kosten en risico’s van R&D komen echter wel geheel voor rekening van het bedrijf. Hierdoor zien te veel bedrijven af van investering in innovatie6.

Ook MKB-bedrijven die niet-technologische innovaties doorvoeren, zullen ongetwijfeld (specifieke) behoeften hebben en knelpunten ervaren, maar hierover is weinig bekend.

1 Ministerie van Economische Zaken, 1987.

2 Klomp en Meinen, 2001.

3 Ministerie van Economische Zaken, 2001.

4 Klomp en Meinen, 2001.

5 Ministerie van Economische Zaken, 2001.

6 Donselaar, Nieuwenhuijsen, van Sinderen en Verbruggen, 2000.

Page 10: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

10

Wat zi jn de economische effecten van R&D-st imuler ing? Op korte termijn leidt één gulden R&D-subsidie gemiddeld tot 1,04 gulden extra R&D-uitgaven bij bedrijven. Op lange termijn levert één gulden extra overheidsstimulering van bedrijfs-R&D volgens Van Donselaar e.a. (2000) tien gulden extra toegevoegde waarde op bij bedrijven. Van deze verhoogde toegevoegde waarde komt 80% tot uit-drukking in een hogere arbeidsproductiviteit en vertaalt 20% zich in extra werkgele-genheid1. Als gevolg van deze positieve economische effecten neemt op termijn boven-dien het financieringsoverschot van de overheid per saldo toe2.

2.3 Beleid ten opzichte van innovatie Zoals in de inleiding al aan bod is gekomen, beperkt het innovatiebeleid van de Neder-landse overheid zich tot technologische innovatie, en het wordt dan ook technologiebe-leid genoemd. Het technologiebeleid heeft tussen 1990 en 2000 altijd een prominente plaats in het totale overheidsbeleid ingenomen. Gedurende deze periode lag, binnen het technolo-giebeleid, de nadruk op het verbeteren van de kennisinfrastructuur voor het MKB. De meeste instrumenten hebben dan ook betrekking op de laatste fase van het technolo-gieproces; verspreiding en toepassing van technologische kennis. In de tweede helft van de jaren negentig is daarnaast de aansluiting tussen het onder-wijs en het bedrijfsleven in de belangstelling komen te staan, dit naar aanleiding van het feit dat gebrek aan gekwalificeerd personeel steeds vaker het knelpunt bleek te zijn bij het al dan niet uitvoeren van innovatieprojecten. Daarnaast is er in de loop der jaren ook meer belangstelling gekomen voor het bevorde-ren van samenwerking tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en kennisinstel-lingen. Ten slotte is er tegen het einde van de jaren negentig ook steeds meer aandacht geko-men voor een aantal specifieke opkomende technologiegebieden. In het begin van de jaren negentig was de overheidsstimulering van innovatie meer generiek van aard. Voorbeelden van specifieke stimuleringsinstrumenten zijn de KREDO (Kredietontwikke-ling Elektronische Dienstenontwikkeling), de MPO (Milieugerichte Productontwikkeling), het Actieplan Life Science, Twinning en Technostarters. Alhoewel het grootste deel van de stimuleringsinstrumenten de vorm van subsidie heeft, neemt de WBSO als fiscale maatregel een steeds groter deel van het beleidsbud-get in beslag. In die zin is er dus sprake van een fiscalisering van het innovatiebeleid. De uitgaven van de overheid met betrekking tot het technologiebeleid zijn in het begin van de jaren negentig sterk afgenomen (zie figuur 1). Het budget voor technologiebe-leid is in deze periode ook een kleiner deel gaan uitmaken van de totale geldstroom van de overheid naar het bedrijfsleven (zie figuur 2). In de laatste jaren zijn de uitgaven aan technologiebeleid wel weer aangetrokken, maar in 2000 lagen ze nog steeds beneden het peil van 1990. Wanneer wordt gecorrigeerd voor de inflatie blijven de uitgaven aan het technologiebeleid aan het einde van het decennium zelfs nog ver achter bij de uit-gaven aan het begin van het decennium. Doordat de totale overheidsuitgaven aan be-

1 Ministerie Van Economische Zaken, 2000B.

2 Van Donselaar, Nieuwenhuijsen, Van Sinderen en Verbruggen, 2000.

Page 11: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

11

leidsmaatregelen op een lager niveau zijn gebleven, zijn de uitgaven aan technologiebe-leid echter wel een groter deel van de totale beleidsgelden gaan uitmaken.

figuur 1 Uitgaven aan technologiebeleid (niet gecorrigeerd voor inflatie)*

* Gecorrigeerd voor eenmalige uitgaven aan garanties Fokker in 1996.

Bron: ING Economisch Bureau, Miljoenennota midden- en kleinbedrijf, Amsterdam, diverse jaren,

bewerking EIM.

figuur 2 Uitgaven aan technologiebeleid als percentage van de totale be-leidsgelden*

* Gecorrigeerd voor eenmalige uitgaven in het kader van het industrie- en technologiebeleid 1993

en 1996, bewerking EIM.

Bron: ING Economisch Bureau, Miljoenennota midden- en kleinbedrijf, Amsterdam, diverse jaren.

2.4 Vormgeving van het technologiebeleid In de loop der jaren heeft de overheid het beleid ten aanzien van technologische inno-vatie vormgegeven in een wisselend pakket van stimuleringsinstrumenten. In de bijlagen is een tabel opgenomen waarin is geprobeerd een zo compleet mogelijk overzicht te geven van de diverse instrumenten die de overheid in de periode 1990-2000 heeft ge-hanteerd om innovatie bij het Nederlandse bedrijfsleven te stimuleren. In het kader van dit rapport zou het echter te ver gaan om hier alle maatregelen in detail te behandelen

0

10

20

30

40

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

Perc

enta

ge

0

10

20

30

40

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

Perc

enta

ge

0

10

20

30

40

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

Perc

enta

ge

0

10

20

30

40

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

Perc

enta

ge

0,0

100,0

200,0

300,0

400,0

500,0

600,0

700,0

1990 1992 1994 1996 1998 2000

milj

oen

en g

uld

ens

MKB

GB

Totaal

Page 12: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

12

Daarom is er een selectie gemaakt van een vijftal van deze instrumenten die qua budget en doelstellingen representatief zijn voor het gehele instrumentarium. In deze paragraaf wordt voor ieder instrument ingegaan op de doelstelling, de voorwaarden, het budget en eventuele veranderingen hiervan in de loop der tijd. Wat het budget betreft dient te worden opgemerkt dat het hier gaat om de verplichtingen zoals deze in de rijksbegro-ting zijn opgenomen en niet om de geraamde uitgaven van de overheid voor de betref-fende regeling.

2.4.1 WVA/S&O (WBS O)

De Wet Vermindering Afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen / Speur- & Ontwikkelingswerk, voorheen de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelings-werk, bestaat sinds 1994. Het doel van de WVA/S&O is S&O in het Nederlandse be-drijfsleven te bevorderen. De WVA/S&O geeft daarom een tegemoetkoming in de loon-kosten die direct aan S&O zijn verbonden aan ondernemingen, of een verhoging van de zelfstandigenaftrek aan zelfstandigen. Tot S&O-activiteiten worden gerekend; tech-nisch-wetenschappelijk onderzoek, ontwikkeling van een voor de aanvrager technisch nieuw (onderdeel van een) fysiek product, een technisch nieuw fysiek productieproces of technisch nieuwe programmatuur, alsmede haalbaarheidsonderzoek dat hieraan voorafgaat. De activiteiten moeten altijd systematisch worden uitgevoerd en in Nederland worden verricht. Het percentage van de loonkosten dat mag worden afgetrokken is verdeeld in twee schijven en is in de loop van de jaren regelmatig gewijzigd. Per jaar mag er maximaal 10 miljoen gulden per fiscale eenheid worden afgetrokken. Er kan halfjaarlijks een aanvraag worden ingediend voor een tegemoetkoming in de kos-ten die op het betreffende (half)jaar betrekking hebben. Deze procedure biedt de mo-gelijkheid het percentage van de tegemoetkoming tussentijds aan te passen, zodanig dat de tegemoetkoming het maximumbudget niet over- of onderschrijdt. Het budget (subsidieplafond) voor de WVA/S&O is in de loop der jaren gestaag gestegen van ƒ 210 miljoen in 1994 naar ƒ 665 miljoen in 2000.

tabel 1 Budgetomvang van de WVA/S&O in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

WVA/S&O Fiscaal n.v.t. 350 665

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en evaluatiestudies.

2.4.2 HMKB

De Subsidieregeling Haalbaarheidsprojecten MKB bestaat sinds 1996. Het doel van de HMKB is het technologievolgende midden- en kleinbedrijf te stimuleren tot het invoeren van nieuwe technologieën en productieprocessen, respectievelijk het gebruiken van voor hen nieuwe kennis in hun producten of, middels de subsidie, voor haalbaarheids-onderzoeken. Om voor de subsidie in aanmerking te komen, moeten bedrijven in hun totaliteit in Nederland gevestigd zijn. Verder moeten ze overwegen een nieuwe techno-logie in te voeren maar daar de gevolgen niet van kunnen overzien. Voor deze regeling wordt het MKB gedefinieerd als bedrijven met maximaal 250 werknemers. Het subsidieplafond voor deze regeling is in eerste instantie toegenomen van ƒ 6 mil-joen in 1996 naar ƒ 17 miljoen in 1998, om vervolgens weer te dalen naar ƒ 14,5 mil-joen in 2000.

Page 13: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

13

tabel 2 Budgetomvang van de HMKB in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

HMKB Subsidie n.v.t. n.v.t. 14,5

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en jaarverslag Senter, 2000.

2.4.3 KIM

De regeling Kennisdragers in het Midden- en Kleinbedrijf is in 1994 van start gegaan nadat er in 1990 een pilotproject voor de regeling was gestart. Het doel van de KIM is de ontwikkeling van technologische kennis in het MKB te stimuleren, door subsidies te verstrekken aan MKB-ondernemers die gedurende minimaal een jaar een pas afgestu-deerde academicus of hbo’er in dienst nemen voor uitvoering van een technologisch innovatieproject. De subsidie bestond oorspronkelijk uit een tegemoetkoming in de salariskosten van maximaal ƒ 25.000,-. Dit is in 1996 teruggebracht tot ƒ 20.000,-. Om voor de KIM-regeling in aanmerking te komen, dient een bedrijf ten minste één jaar ingeschreven te staan bij de Kamer van Koophandel, niet meer dan 100 (was tot 1996 50) werknemers te hebben en maximaal één hoger opgeleide in dienst te hebben (ex-clusief de ondernemer en de aan te trekken hoger opgeleide). Bovendien moet het be-drijf duidelijke ideeën hebben om een innovatieplan te realiseren en in samenwerking met een adviseur van Syntens een vernieuwingsplan opstellen. Oorspronkelijk dienden KIM-projecten zich puur te richten op technologische innova-ties. Vanaf 1998 mogen ook met de betreffende technologische vernieuwing verband houdende ondernemingsaspecten als organisatie en markten deel uitmaken van een KIM-project. In 1998 is ook het aantal beschikbare ‘KIM-plaatsen’ uitgebreid van 75 tot 400. Bedrijven die gebruikmaken van de KIM-regeling mogen niet tegelijkertijd een beroep doen op de WVA/S&O.

tabel 3 Budgetomvang van de KIM in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

KIM Subsidie n.v.t. 2 9

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en evaluatiestudies.

2.4.4 TOK

De regeling Technisch Ontwikkelingskrediet bestaat sinds 1954. Het doel van de TOK is het bevorderen van de technologische vernieuwing in Nederland door het faciliteren van risicovolle ontwikkelingsprojecten. De TOK is bedoeld voor in Nederland gevestigde ondernemingen met minder dan 20.000 werknemers, die ideeën of vindingen tot een verkoopbaar product willen ontwikkelen. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van pro-ducten, diensten of werkwijzen die in ieder geval nieuw voor Nederland zijn. Projecten komen alleen in aanmerking wanneer ze technische risico’s met zich meebrengen waar-van de financiële gevolgen het voor de onderneming normaal te achten risico te boven gaan. Daarbij moet het project ondanks de technische risico’s wel uitzicht bieden op een redelijke slaagkans. Bovendien moet het bedrijf minstens 30% van de ontwikke-lingskosten zelf kunnen dragen. De hoogte van het krediet bedraagt maximaal 40% (tot 1990 60%) van de ontwikkelingskosten. De terugbetaling van het krediet en de daarbij behorende rente is afhankelijk van het succes van de nieuwe ontwikkeling. Daarbij wordt als leidraad gehanteerd dat het Ministerie van Economische Zaken recht heeft op hetzelfde deel van de brutomarge als waarvoor is geparticipeerd in het project. De maximale terugbetalingstermijn bedraagt, sinds 1991, 10 jaar vanaf het moment dat het ontwikkelingsproject is afgerond. Als het krediet na die tijd nog niet geheel is te-rugbetaald, wordt het resterende bedrag kwijtgescholden. Sinds 1994 is er ook de mo-

Page 14: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

14

gelijkheid het krediet na 5 jaar kwijt te schelden als er in die periode geen omzet met het product of proces is gerealiseerd.

tabel 4 Budgetomvang van de TOK in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

TOK Risicodragend 140 97 75

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en evaluatiestudies.

2.4.5 KREDO

Het instrument KREDO (Besluit Kredieten Elektronische Dienstenontwikkeling) bestaat sinds 1996. Het doel van de KREDO is het stimuleren van ontwikkelingsprojecten die bijdragen aan de totstandkoming van elektronische snelwegen in Nederland. Om de risico’s te verkleinen en daarmee de ontwikkeling van nieuwe elektronische snelwegen in Nederland te bevorderen, verstrekt het Ministerie van Economische Zaken risicodragende kredieten van 40% van de projectkosten met een maximum van ƒ 4 miljoen. De KREDO kent een aflossingstermijn van maximaal tien jaar en een vast rentepercenta-ge voor de gehele projectperiode. Het rentepercentage wordt bij de start van het pro-ject vastgesteld en ligt altijd iets hoger dan de stand van de marktrente. Terugbetaling is evenals bij de TOK afhankelijk van het succes van het project. De ondergrens voor de omvang van projecten om in aanmerking te komen voor onder-steuning vanuit de KREDO-regeling was oorspronkelijk ƒ 500.000,-, maar is in 1999 verlaagd tot ƒ 200.000,- om kleinere bedrijven een betere mogelijkheid te geven om een beroep te doen op de KREDO. Het aanvragen van KREDO-krediet geschiedt via een tenderprocedure. Elk jaar zijn er twee tenders, en voor elke tender is een bepaald bedrag beschikbaar. Het budget van de KREDO is in 1999 teruggebracht van ƒ 30 miljoen tot ƒ 20 miljoen.

tabel 5 Budgetomvang van de KREDO in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

KREDO Risicodragend n.v.t. n.v.t. 20

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en evaluatiestudies.

2.4.6 Technostarters

Omdat technostarters nog meer dan andere starters moeite hebben met het vinden van externe financiering, als gevolg van de lange terugverdientijden en de grote risico’s voor de financier, zijn in 1996 de participatiemaatschappijen voor technostarters opgericht. Door het bestaan van deze participatiemaatschappijen zouden de technostarters mak-kelijker toegang moeten krijgen tot de kapitaalmarkt. De participatiemaatschappijen stellen risicodragende financiële middelen ter beschik-king en dragen tevens zorg voor de verdere begeleiding van deze startende onderne-mers. In 2000 is daarnaast het Dreamstart-netwerk voor hightech-starters geïnstalleerd. Het doel van dit platform is de reeds bestaande initiatieven inzichtelijker en toegankelijker te maken voor de startende ondernemers.

tabel 6 Budgetomvang van Technostartersinstrumenten in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

Technostarters Risicodragend - - 5

Bron: EIM op basis van rijksbegroting en evaluatiestudies.

Page 15: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

15

2.5 Effectiviteit van het innovatiebeleid In de vorige paragraaf is de vormgeving van het innovatiebeleid beschreven aan de hand van beschrijvingen van enkele representatieve instrumenten. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de effectiviteit van de regelingen. Daarbij wordt eerst gekeken naar het gebruik van regelingen ter bevordering van inno-vatie in het algemeen, waarbij specifieke aandacht wordt besteed aan het MKB. Vervol-gens worden de regelingen die in de vorige paragraaf aan bod zijn gekomen stuk voor stuk behandeld, met uitzondering van de faciliteit voor technostarters. Deze faciliteit bestaat nog maar vrij kort en is nog niet geëvalueerd. Hierbij zal steeds eerst worden ingegaan op het gebruik van de regeling, waarna de regeling wordt beoordeeld aan de hand van de vragen die in de inleiding van dit rapport zijn gesteld. Het gaat hier om een subjectieve beoordeling. Een objectieve beoordeling is in dit geval moeilijk te geven, omdat er voorzover bekend bij de instelling van de regelingen vaak geen kwantitatieve doelstellingen zijn geformuleerd. De informatie uit deze paragraaf is hoofdzakelijk afkomstig uit evaluatiestudies.

2.5.1 Gebruik van overheidssteun bij innovatie in het algemeen

Een aanzienlijk deel van de innoverende bedrijven maakt geen gebruik van overheids-steun (zie tabel 7). Het blijkt ook dat de bekendheid van een aantal regelingen bij het MKB gering is ten opzichte van grote bedrijven. Uit een onderzoek naar het niet-gebruik van EZ-regelingen komt naar voren dat naast de onbekendheid van onderne-mers met de regelingen ook de onduidelijkheid in het informatieaanbod een belangrijke reden is van dit niet-gebruik. Ondernemers zien door de veelheid aan regelingen de voor hen interessante niet meer. Bovendien ontbreekt het ze aan tijd en middelen om dit uit te zoeken1. Innoverende bedrijven in de industrie maken wel vaker gebruik van overheidssteun dan bedrijven in de dienstensector. Het grootste deel van de regelingen ter stimulering van innovatie is dan ook vooral gericht op het stimuleren van technologische innovatie. Hierdoor zijn het met name de industriële bedrijven die profiteren van de verschillende regelingen. Voor beide sectoren geldt echter dat grotere bedrijven relatief meer ge-bruikmaken van overheidssteun dan kleinere bedrijven.

tabel 7 Innovatoren met ontvangen overheidssubsidies in 1998

Bedrijfsgrootte

Percentage van innoverende bedrijven dat

gebruikmaakt van overheidssteun

Industrie Totaal 26

1 – 10 11

10 – 50 31

50 – 200 58

200 of meer 69

Diensten Totaal 9

1 – 10 7

10 – 50 18

50 – 200 22

200 of meer 27

Bron: CBS, Innovatie bij de kleinste bedrijven, Den Haag, 2001.

1 Beeckman, Crum, Rotteveel en Van der Werf, 1998.

Page 16: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

16

Het percentage van het beleidsbudget dat terechtkomt bij ondernemingen in het MKB is de laatste jaren toegenomen en bedroeg in 2000 iets meer dan 50% (zie tabel 8). Ter vergelijking: in 2000 werd ruim 47% van de totale bruto toegevoegde waarde van het particuliere bedrijfsleven gerealiseerd door het MKB. Opvallend is dat het grootste deel van de stijging van het aandeel van de beleidsgelden dat terechtkomt bij het MKB, voor rekening komt van het kleinbedrijf.

tabel 8 Aandeel beleidsgeld (in %) naar bedrijfsgrootte

Aantal werknemers 1997 1998 1999 2000

0-9 13 15 17 21

10-100 30 30 30 31

> 100 57 54 54 47

Bron: Ministerie van Economische Zaken, M.E.E.T., Monitoring en Effectmeting van het EZ-

Technologie-instrumentarium 2001, Actie Beter Meten, Den Haag, 2001.

2.5.2 WVA/S&O (WBSO)

Budget en gebruik Bij aanvang van de regeling in 1994 was de verwachting dat zo’n 6.000 organisaties per jaar gebruik zouden maken van de regeling. In 1995 waren er 7.784 aanvragen van organisaties en 514 aanvragen van zelfstandigen. De belangstelling voor de WVA/S&O is dus positief uitgevallen. Het afwijzingspercentage is in vergelijking met andere rege-lingen vrij laag. Ongeveer 85%, van de aanvragen wordt gehonoreerd met een positie-ve beschikking. Gemiddeld wordt slechts ca. 80% van de totaal toegekende gelden daadwerkelijk gebruikt. Om die reden wordt er vaak meer geld toegekend dan het budget voor het betreffende jaar1. Het aantal structurele aanvragers van de WVA/S&O stijgt gestaag. Het aantal nieuwko-mers is in echter 2000 licht gedaald. Nieuwe aanvragers in 2000 waren vooral bedrijven met minder dan tien werknemers. De stijging van het aantal toegekende aanvragen was sterker dan de stijging van het toegekende bedrag. Dit houdt in dat de gemiddelde omvang van het S&O per bedrijf is afgenomen2.

tabel 9 Gebruik van de WVA/S&O

Aantal aanvragen Toegekende bedrag in miljoenen guldens

Totaal MKB* % MKB Totaal MKB* % MKB

1994 75 312 28

1995 75 380 35

1996 9.300 8.600 92 556 334 60

1997 11.900 11.100 93 604 368 61

1998 12.400 11.700 94 820 481 59

1999 14.300 13.500 94 778 495 64

2000 15.500 14.700 95 805 521 65

* Onder MKB worden hier bedrijven tot 250 werknemers verstaan.

Bron: Senter, Focus op Speur- en Ontwikkelingswerk, Het gebruik van de WBSO 2000, Ministerie

van Economische Zaken, Den Haag, 2000 en Bureau Bartels BV, Bakkenist Management Con-

sultants, Evaluatie Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), Utrecht, 1996.

1 Bureau Bartels BV en Bakkenist Management Consultants, 1996.

2 Senter, 2000A.

Page 17: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

17

Het budget van de WVA/S&O is in de loop der jaren meegegroeid met de behoefte, en het aantal toekenningen overschrijdt vaak het budget, omdat over het algemeen niet alle toegekende gelden daadwerkelijk worden gebruikt. Het beschikbare budget vormt echter wel een belangrijke overweging bij de vaststelling van het aftrekbare percentage van de loonkosten. Wanneer het budget dreigt te worden over- of onderschreden wordt het aftrekbare percentage van de loonkosten aangepast. Hierdoor weten bedrij-ven van tevoren niet goed waar ze aan toe zijn en wordt de effectiviteit van de regeling geschaad. Het percentage goedgekeurde aanvragen dat afkomstig is van MKB-bedrijven is in de loop der tijd toegenomen. Het percentage van de toegekende aanvragen dat betrek-king heeft op het MKB ligt wel hoger dan het percentage van het toegekende bedrag dat bestemd is voor het MKB (zie tabel 10)1, maar dit is een logisch gevolg van het feit dat de omvang van aanvragen van MKB-bedrijven over het algemeen kleiner is dan die van grotere bedrijven. De WVA/S&O heeft ook een positieve invloed op het percentage van het totale beleidsbudget dat terechtkomt bij het MKB.

tabel 10 Aandeel beleidsgeld (in%) naar bedrijfsgrootte (1999)*

Aantal werknemers WVA/S&O Overige regelingen Totaal beleidsgeld

0-9 18 15 17

10-99 33 23 30

100-250 13 16 14

> 250 36 46 40

* Cijfers zijn exclusief KIM en inclusief een aantal kleine milieuregelingen die Senter uitvoert.

Bron: Ministerie van Economische Zaken, M.E.E.T., Monitoring en Effectmeting van het EZ-

Technologie-instrumentarium, Den Haag, 2000.

Aanslu i t ing De WVA/S&O sluit goed aan bij de behoeften van het MKB. Een van de grootste pro-blemen van het MKB is het gebrek aan gekwalificeerd personeel. Door een deel van de loonkosten van S&O-medewerkers belastingaftrekbaar te maken, wordt het in huis ha-len van S&O-personeel financieel aantrekkelijker gemaakt. Veel zelfstandigen hadden wel problemen met de ondergrens van 875 uur S&O-werkzaamheden om in aanmer-king te komen voor extra zelfstandigenaftrek. Deze ondergrens is inmiddels verlaagd tot 625 uur. De WVA/S&O lijkt ook inderdaad de hoeveelheid S&O in Nederland te stimuleren, aan-gezien de regeling bij de deelnemers leidt tot een groei van het aantal S&O-medewerkers en ook een positief effect lijkt te hebben op de voorkeur van bedrijven voor Nederland als vestigingsplaats voor S&O-activiteiten. Bovendien heeft het gebruik van de WVA/S&O een positieve invloed op het besluit om een project door te laten gaan en op de omvang van het project en de snelheid waarmee het project wordt afge-rond2.

Toegankel i jkheid Het bereik van de regeling is groot: circa 70% van de S&O-kosten van bedrijven met meer dan 50 werknemers wordt bereikt. Gebruikers geven ook aan dat informatie over

1 Senter, 2000A.

2 Ministerie van Economische Zaken, 2000B.

Page 18: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

18

de WVA/S&O eenvoudig te verkrijgen is1. Ook het merendeel van de niet-gebruikers heeft hierover een positief oordeel. De WVA/S&O dankt zijn populariteit verder voor een groot deel aan het feit dat de ad-ministratieve lasten van de regeling relatief laag zijn2.

tabel 11 Beoordeling effectiviteit WVA/S&O

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod +/0

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis +

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

2.5.3 HMKB

Budget en gebruik Het budget van de HMKB lijkt krap, omdat de vraag velen malen groter is dan het aan-bod. Bovendien wijzigt het budget vaak, waardoor er veel onzekerheid ontstaat bij po-tentiële aanvragers over de toewijzingskansen. De belangstelling van het MKB voor de HMKB is groot. In 2000 werden 671 aanvragen toegekend. (Senter, 2001) Alhoewel de HMKB specifiek gericht is op het MKB, hebben niet alle deelnemende bedrijven minder dan 100 werknemers. Voor de HMKB wordt het MKB namelijk gedefinieerd als alle bedrijven met minder dan 250 werknemers. De HMKB-subsidie wordt echter wel relatief vaak toegekend aan kleine bedrijven. Zo’n 40% van de deelnemende bedrijven heeft minder dan 10 werknemers. Onder de afge-wezen bedrijven ligt dit percentage met 32% iets lager3.

Aanslu i t ing De HMKB sluit vrij goed aan op de behoefte van het MKB. MKB-bedrijven beschikken vaak niet over voldoende R&D-capaciteit om zelf nieuwe technologieën te ontwikkelen en ook zijn de financiële risico’s van innovatieprojecten vaak te groot. Door het doen van haalbaarheidsstudies kunnen MKB-bedrijven inventariseren of bestaande technolo-gieën voor hen geschikt zijn, en meer zekerheid krijgen over de financiële consequen-ties. De vormgeving en uitvoering van de HMKB sluiten slechts in beperkte mate aan bij de doelstelling van de regeling: het stimuleren van het technologievolgend midden- en kleinbedrijf tot het invoeren van nieuwe technologieën en productieprocessen, respec-tievelijk het gebruiken van voor hen nieuwe kennis in hun producten of dienstverlening. Zo lijkt met de HMKB een andere groep bedrijven te worden bereikt dan de bedoeling was. Het percentage bedrijven dat technologievolgend is, ligt onder de deelnemers van de HMKB met 38% namelijk sterk onder het Nederlandse gemiddelde van 81%.

1 Bureau Bartels BV en Bakkenist Management Consultants, 1996.

2 Senter, 2000A.

3 Heeres e.a., 1999.

Page 19: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

19

Deelname aan de regeling vergroot wel de bewustwording over nut en noodzaak van haalbaarheidsstudies bij veel MKB-ondernemers, en de haalbaarheidsstudie dwingt on-dernemers gestructureerd na te denken over vernieuwen1. Waarschijnlijk heeft echter

alleen de aanvraagprocedure al een positief effect op het laten uitvoeren van haalbaar-heidsstudies, want een groot deel van de afgewezen bedrijven laat alsnog een haal-baarheidsstudie uitvoeren.

Toegankel i jkheid Aangezien de belangstelling groter is dan verwacht was, lijkt de toegankelijkheid vrij goed te zijn. De toegankelijkheid wordt echter wel iets geschaad doordat de afbakening van het begrip ‘haalbaarheidsstudie’ niet altijd duidelijk is. Het begrip is onder de HMKB wat beperkter omschreven dan wat hieronder in het bedrijfsleven wordt verstaan. Wat de administratieve lasten betreft scoort de HMKB wel positief. De lage administra-tieve lasten zijn een belangrijk voordeel van de HMKB.

tabel 12 Beoordeling effectiviteit HMKB

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod -

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling 0

Toegankelijkheid kennis +

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

2.5.4 KIM

Budget en gebruik In 1998 is het budget sterk verruimd om het aantal beschikbare KIM-plaatsen te kunnen uitbreiden. Tegen het einde van de jaren negentig vormde het budget dan ook geen beperking voor de KIM-regeling. Als gevolg van de krapte op de arbeidsmarkt was het vinden van hoger opgeleiden voor het uitvoeren van de KIM-projecten de belangrijkste beperking voor het effectief kunnen uitvoeren van de KIM-regeling. Ongeveer een kwart van de 400 projecten waarvoor in 1998 budget beschikbaar was, is hierdoor niet van de grond gekomen. Het per bedrijf beschikbare budget is ook hoog genoeg. De KIM-subsidie compenseert de hogere loonkosten voor een hoger opgeleide ruim-schoots2.

Tot 1996 is slechts 5% van alle aanvragen afgekeurd. Er zijn in die periode 283 aanvra-gen goedgekeurd. Alle deelnemers aan de KIM-regeling zijn MKB’ers. Een derde van de bedrijven die tot 1996 deelnamen aan de KIM, had minder dan 10 werknemers in dienst3. In 1998 werd zelfs 60% van de aanvragen gedaan door bedrijven die minder

dan 10 werknemers in dienst hebben. Het percentage kleine bedrijven is in de loop der

1 Heeres e.a., 1999.

2 Bureau Bartels BV, 2000B.

3 Bureau Bartels BV, 1996.

Page 20: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

20

tijd dus toegenomen, maar de gemiddelde bedrijfsomvang is ook toegenomen doordat de maximaal toegestane bedrijfsomvang is opgetrokken van 50 tot 100 werknemers1.

Aanslu i t ing

Het gebrek aan kennis is een van de belangrijkste knelpunten voor innovatie in het MKB. Door te helpen bij het vinden van een geschikte hoger opgeleide, de loonkosten hiervan te subsidiëren en assistentie te verlenen bij het opstellen van een projectplan, voorziet de KIM-regeling in deze behoefte aan kennis. De uitvoering en vormgeving van de KIM-regeling sluiten ook goed aan bij de doelstel-ling. Zo leidt de KIM bij meer dan de helft van de deelnemers tot extra S&O-activiteiten, niet alleen gedurende de loop van het KIM-project, maar ook daarna. De groei van de werkgelegenheid bij deelnemers van de KIM is met 8% per jaar ook duidelijk hoger dan het landelijk gemiddelde voor dit type bedrijven. Dit lag in dezelfde periode namelijk op 3 tot 4% per jaar. Bij veel bedrijven is bovendien de toename van de inzet van hoger opgeleiden een blijvend effect2. Van de deelnemende bedrijven geeft bovendien 40% aan dat het project hen meer bewust heeft gemaakt van de noodzaak van innovatie, en 77% geeft aan dat deelname heeft geleid tot verbetering van de concurrentiepositie3.

Toegankel i jkheid In eerste instantie is er relatief weinig promotie geweest voor de KIM-regeling omdat het aantal beschikbare plaatsen beperkt was4. Toen het budget en daarmee het aantal

beschikbare plaatsen werd uitgebreid, is men actiever deelnemers gaan werven. Het grootste deel van de deelnemers is in contact gekomen met de KIM-regeling via Syn-tens. In 2000 was echter nog meer dan de helft van de ondervraagde niet-deelnemende bedrijven onbekend met de regeling. Zowel in de evaluatie van 1996 als in die van 2000 (Bureau Bartels) worden de admini-stratieve lasten van de KIM-regeling per saldo positief beoordeeld. De deelnemers zijn tevreden over het aanvraagformulier en de snelheid van toekenning. Ook over de ver-plichte kwartaalreportages is driekwart van de deelnemers tevreden, ze vinden dit een goede verplichting5. Veel bedrijven geven echter wel aan de eis van het aantal toegestane hoger opgeleiden dat werkzaam is bij het bedrijf, te strikt te vinden. Hierdoor maken bedrijven met meer werknemers al gauw minder kans om in aanmerking te komen voor de KIM. In 2000 meldt Bureau Bartels BV dat het spanningsveld tussen de omvang van het bedrijf en het voldoen aan het criterium van een beperkt aantal hoger opgeleiden steeds stringenter wordt.

1 Bureau Bartels BV, 2000B.

2 Bureau Bartels BV, 2000B.

3 Ministerie Van Economische Zaken, 2000B.

4 Bureau Bartels, 1996.

5 Bureau Bartels, 1996.

Page 21: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

21

tabel 13 Beoordeling effectiviteit KIM

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod +

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis 0/-

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

2.5.5 TOK

Budget en gebruik In de afgelopen tien jaar is er een stijging in het aantal aanvragen waar te nemen. De belangstelling voor de TOK is met name onder MKB-bedrijven toegenomen. In de eerste helft van de jaren negentig is het aantal toewijzingen sterk gedaald, in de tweede helft van de jaren negentig is dit aantal juist weer licht gestegen. Alhoewel het aantal aanvragen is gestegen, is het budget voor de TOK en daarmee ook het toegewezen bedrag in de loop der jaren gedaald van ƒ 140 miljoen in 1990 naar ƒ 75 miljoen in 2000. Er wordt hierdoor selectiever gewerkt bij het toekennen van aan-vragen, maar het risico is ook groter dat ook projecten die wel in aanmerking zouden komen worden afgewezen. De verhouding tussen grootbedrijf en MKB is bij de TOK-regeling positief te noemen. Het percentage toewijzingen aan MKB-bedrijven loopt vrijwel gelijk op met het percen-tage aanvragen van MKB-bedrijven. Beide percentages zijn in de loop der jaren geste-gen en liggen nu rond de 85%1. Het percentage van het toegewezen bedrag dat be-stemd was voor het MKB lag in vrijwel de gehele periode fors lager, maar in de afgelo-pen 2 jaar is dit percentage zeer sterk gestegen; voor 1999 kwam het zelfs uit op 75%.

tabel 14 kerngegevens TOK

1990 1995 1999

Aantal aanvragen 94 110 144

% MKB* 91% 94%(<100, 87%)

Aantal toewijzingen 94 55 58

% MKB* 76% 89% 90%(<100, 85%)

Beschikbaar budget (ƒ mln.) 140 97 81,9

Toegewezen bedrag (ƒ mln.) 139,9 97 81,9

% MKB* 44% 56% 92%(<100, 75%)

* Voor de TOK-regeling worden bedrijven tot 200 werknemers tot het MKB gerekend.

Bron: Senter, Jaarverslag TOK 1999, bewerking EIM.

Aanslu i t ing De TOK komt met het verlenen van kredieten voor risicovolle ontwikkelingsprojecten tegemoet aan belangrijke knelpunten van het MKB met betrekking tot innovatie, name-lijk het gebrek aan financiële middelen en de gebrekkige toegang tot de kapitaalmarkt. Het financiële risico voor de ondernemer wordt beperkt doordat terugbetaling afhanke-lijk is van het succes van de nieuwe ontwikkeling. Een bijkomend voordeel van de TOK is ook dat de TOK een hefboomwerking kent richting andere kapitaalverschaffers.

1 Uitgaande van de definitie van MKB als bedrijven met minder dan 100 werknemers.

Page 22: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

22

Wanneer een TOK-krediet aan een project is toegekend, zijn ook andere kapitaalver-schaffers makkelijker over de streep te trekken1.

De hoofddoelstelling van de TOK is het bevorderen van de technologische innovatie in Nederland. De vormgeving en uitvoering van de TOK lijken vrij goed aan te sluiten bij deze doelstelling. Volgens Bureau Bartels BV (1995) heeft TOK-deelname in 44% van de gevallen bewerkstelligd dat de betreffende ontwikkelingsprojecten door konden gaan en heeft er in 28% van de gevallen een versnellend effect plaatsgehad. In de evaluatie van 2000 waren deze percentages opgelopen tot respectievelijk 55% en 32%. Van de ontwikkelde producten blijkt ook 86% op het moment van introductie nog nieuw te zijn voor Nederland. TOK-deelnemers gaan ook vaker over tot octrooiaanvraag dan niet-deelnemers, en ook het percentage bedrijven dat blijvend meer S&O-inspanningen ver-richt ligt hoger onder de deelnemers. Deelname aan de TOK lijkt bovendien een positief effect te hebben op de omzetontwikkeling en de winst. Hierbij moet worden opge-merkt dat alhoewel de stijging van de omzet bij zowel de GB- als de MKB-bedrijven waar te nemen is, de winstgevendheid bij de kleinere bedrijven sterk achterblijft. Slechts 28% van de kleinere TOK-deelnemers kent een winststijging, ten opzichte van 79% van de grotere bedrijven. Ten slotte blijkt ook dat de werkgelegenheid vaker en sterker stijgt bij TOK-deelnemers dan bij andere bedrijven2.

Toegankel i jkheid Deelnemende bedrijven zijn via zeer uiteenlopende kanalen in contact gekomen met de TOK. Hieruit zou kunnen worden afgeleid dat informatie over de TOK wijdverbreid is. Toch bleek in de evaluatie van 20003 dat zo’n 40% van de niet-deelnemers ook niet op

de hoogte is van de regeling. Een ruime meerderheid van de bedrijven is van mening dat de overheid niet meer gege-vens vraagt dan het bedrijf zelf nodig heeft om het project uit te voeren. Een kwart van de bedrijven is echter wel van mening dat er te veel informatie verlangd wordt. Vooral bedrijven met projecten van minder dan één miljoen gulden vinden de administratieve lasten van de TOK hoog. Ze vinden het aanleveren van informatie voor de TOK-aanvraag lastig en tijdrovend. Een groot deel van de bedrijven (42%) die een beroep doen op de TOK maakt ook gebruik van een externe adviseur. Redenen hiervoor zijn de complexiteit en uitgebreidheid van de aanvraagprocedure en het gebrek aan deskun-digheid bij het bedrijf.4

tabel 15 Beoordeling effectiviteit TOK

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod -

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis 0

administratieve lasten 0/-

Bron: EIM, 2001.

1 Bureau Bartels BV, 2000A.

2 Bureau Bartels BV, 1995.

3 Bureau Bartels BV, 2000A.

4 Bureau Bartels BV, 2000A.

Page 23: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

23

2.5.6 KREDO

Budget en gebruik Het aantal aanvragen is de laatste jaren aanzienlijk gegroeid, maar het aantal toewijzin-gen blijft achter. Alhoewel het budget voor de KREDO voor deze jaren ook lager is vastgesteld dan voor de jaren daarvoor, is zelfs dit lagere budget niet volledig toege-kend. Het lijkt erop dat door het selectiever honoreren van aanvragen grotere bedrijven iets aan terrein hebben gewonnen. Doordat een ruime meerderheid van de projecten nog in uitvoering is, is nog maar voor een beperkt aantal projecten met terugbetaling gestart. Het terugbetalingspercentage zal waarschijnlijk wel lager liggen dan bij de TOK1.

Alhoewel het grootbedrijf de afgelopen jaren iets aan terrein heeft gewonnen, is de verhouding MKB en grootbedrijf voor de KREDO nog wel positief te noemen. Volgens Bureau Bartels wordt de KREDO voornamelijk gebruikt door kleine kennisintensieve bedrijven. Tweederde deel van de bedrijven wier KREDO-aanvraag gehonoreerd werd, heeft een werkgelegenheid van minder dan 5 fte en slechts 3% heeft meer dan 50 fte2. Volgens het Ministerie van Economische Zaken3 was in 1997 97% van de gehonoreerde

aanvragen afkomstig van MKB-bedrijven en in 1998 en 1999 respectievelijk 98% en 73%.

tabel 16 Kerngegevens KREDO

1996 1997* 1998 1999 2000**

Aantal kredietaanvragen 118 76 109 155 116

Aantal gehonoreerde aanvragen 27 32 28 24 16

Percentage gehonoreerd (aantal) 23% 42% 26% 15% 13%

Totaal gevraagd krediet (in miljoenen guldens) 53,5 53,1 97,1 81,0 72,2

Totaal gehonoreerd krediet (in miljoenen guldens) 20 30 24 18 9

Percentage gehonoreerd (bedrag) 37% 56% 25% 22% 12%

Beschikbaar krediet (in miljoenen guldens) 20 30 30 20 10

* In 1997 is er maar 1 tender geweest.

** Het betreft hier allen de eerste tender van 2000, van de tweede tender zijn geen gegevens bekend.

Bron: Bureau Bartels 2001, Senter.

Aanslu i t ing De KREDO is in feite een verbijzondering van de TOK-regeling voor de ontwikkeling van elektronische diensten. De KREDO sluit dan ook aan op dezelfde behoeften van het MKB als de TOK, maar is slechts voor een beperktere groep MKB’ers interessant. Voor de meeste bedrijven is de KREDO geen aanleiding, maar wel een stimulans om nieuwe elektronische diensten te ontwikkelen vanwege het afdekken van het financiële risico4. Een ruime meerderheid van de deelnemers geeft echter wel aan dat de KREDO-

ondersteuning noodzakelijk was om de financiering van het project rond te krijgen. Hieruit valt op te maken dat de KREDO inderdaad ontwikkelingsprojecten die bijdragen aan de totstandkoming van de elektronische snelwegen in Nederland stimuleert. Bo-

1 Bureau Bartels, 2001.

2 Bureau Bartels, 2001.

3 Ministerie van Economische Zaken, 2000B.

4 Ministerie van Economische Zaken, Rijksbegroting 2000.

Page 24: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

24

vendien kent de KREDO een olievlek- of voorbeeldwerking. Door in aanraking te komen met KREDO-projecten worden ook andere bedrijven aangezet tot het ontwikkelen van nieuwe elektronische diensten1.

Toegankel i jkheid De KREDO lijkt voor veel bedrijven te complex te zijn om zelfstandig aan te vragen. Ge-honoreerde KREDO-bedrijven blijken namelijk relatief vaker gebruik te hebben gemaakt van de hulp van Senter tijdens de aanvraagprocedure dan afgewezen bedrijven. Verder steken ze ook meer tijd en middelen in de aanvraag dan afgewezen bedrijven. Onge-veer een derde van de deelnemers en afgewezen bedrijven is van mening dat er meer gegevens worden gevraagd dan het bedrijf zelf nodig zou hebben. Om verschillende redenen maken bepaalde bedrijven die eventueel in aanmerking zou-den komen voor de KREDO geen gebruik van de KREDO. Sommige bedrijven zijn wel op de hoogte van de regeling, maar vinden de doorlooptijd van de KREDO-aanvraag te lang voor de dynamische markt van de elektronische diensten. Andere redenen om geen gebruik te maken van de KREDO zijn de onbekendheid met de regeling en de verwachte administratieve inspanning. Sommige kleine bedrijven vinden ook de onder-grens voor de projectomvang te hoog liggen. Overigens maken bedrijven die niet ge-bruikmaken van de KREDO ook weinig gebruik van andere technologieregelingen2.

tabel 17 Beoordeling effectiviteit KREDO

Beoordeling

Budget verhouding vraag-aanbod 0/-

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis ?

administratieve lasten 0/-

Bron: EIM, 2001.

2.6 Conclusie

2.6.1 Budget en gebruik

Verhouding tussen vraag en aanbod De beoordeelde regelingen laten een wisselend beeld zien wat betreft de beoordeling van de budgetomvang. De beoordeling van de budgetomvang van het totale instrumen-tarium wordt negatief beïnvloed doordat de uitgaven van de overheid met betrekking tot het technologiebeleid in het begin van de jaren negentig sterk zijn afgenomen. Wel-licht is dit een van de oorzaken geweest van het feit dat de Nederlandse R&D-intensiteit in diezelfde periode ook onder het OESO-gemiddelde is gezakt3. Maar aangezien de

R&D-intensiteit van meer factoren afhankelijk is dan alleen de uitgaven van de overheid aan het technologiebeleid, kan deze daling zeker niet klakkeloos aan de gedaalde uit-gaven worden toegeschreven. In de tweede helft van de jaren negentig zijn de uitgaven

1 Bureau Bartels, 2001.

2 Bureau Bartels, 2001.

3 Van Donselaar e.a., 2000.

Page 25: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

25

aan technologiebeleid ten slotte ook wel weer aangetrokken, maar ze liggen nog steeds beneden het peil van 1990.

Verhouding MKB -GB Het percentage van het beleidsbudget dat terechtkomt bij het MKB is de laatste jaren toegenomen en is vergelijkbaar met het percentage van de bruto toegevoegde waarde van het totale particuliere bedrijfsleven dat door het MKB wordt gerealiseerd. Grote bedrijven maken echter nog wel meer gebruik van stimuleringsregelingen voor innova-tie dan bedrijven in het MKB. Dit is voor een deel verklaarbaar doordat de regelingen gericht zijn op het stimuleren van technologische innovatie. Het zijn dan ook met name de industriële bedrijven die profiteren van de verschillende regelingen. Het MKB is ech-ter minder sterk vertegenwoordigd in de industrie, maar vooral in de handel en de dienstverlenende sector. De regelingen die in dit rapport zijn besproken scoren over het algemeen wel iets beter op de verhouding MKB-GB dan het totale instrumentarium, doordat vooral gekeken is naar regelingen die interessant zijn voor het MKB.

2.6.2 Aansluiting

Behoefte MKB In paragraaf 2.3 is naar voren gekomen dat gebrek aan gekwalificeerd personeel, ge-brek aan financieringsmogelijkheden en onzekerheden over de omvang van de financië-le risico’s de belangrijkste knelpunten zijn voor technologische innovatie bij het MKB. De verschillende instrumenten die in dit hoofdstuk aan de orde zijn gekomen voorzien elk in één of meer van deze behoeften en komen gezamenlijk tegemoet aan alle ge-noemde knelpunten. Doordat het overheidsbeleid met betrekking tot innovatie zich echter beperkt tot het stimuleren van technologische innovatie, wordt aan de behoeften van bedrijven in het MKB die niet-technologische innovaties willen doorvoeren, zoals bedrijven in de dien-stensector, vrijwel niet tegemoetgekomen. Wanneer innovatie breder wordt gedefini-eerd sluit het beleidsinstrumentarium dan ook minder goed aan op de behoeften van het MKB, doordat het MKB juist sterk vertegenwoordigd is in sectoren waar technologi-sche innovatie slechts een beperkte rol speelt.

Doelste l l ingen Van de regelingen die in dit rapport aan de orde zijn gekomen voldoet de meerderheid goed aan de doelstelling van de betreffende regeling. De overige regelingen zijn niet diepgaand genoeg onderzocht om een uitspraak te kunnen doen over het totale pakket van instrumenten.

2.6.3 Toegankel i jkheid

Kennis De beoordeelde regelingen laten een wisselend beeld zien wat betreft de beschikbaar-heid van informatie over regelingen en de kennis van ondernemers met betrekking tot de regelingen. Wat het totale instrumentarium betreft laat de bekendheid van de rege-lingen onder ondernemers in het MKB te wensen over en wordt daarnaast de grote hoeveelheid regelingen gezien als een belangrijk probleem voor de toegankelijkheid van de stimuleringsinstrumenten. Hierdoor zien ondernemers door de bomen het bos niet meer, ze weten niet welke regelingen voor hen interessant zijn en het ontbreekt ze aan tijd en middelen om dit uit te zoeken. Het inzichtelijker maken van de mogelijkheden

Page 26: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

26

door het terugdringen van het aantal regelingen is dan ook al jaren een belangrijke doelstelling van de overheid. In de jaren negentig is het aantal regelingen echter alleen maar toegenomen (zie bijlage I ‘Overzicht stimuleringsinstrumenten’). In 2001 zijn in het kader van de stroomlijning van het instrumentarium wel regelingen samengevoegd. In hoeverre hierdoor het aantal regelingen ook daadwerkelijk wordt teruggedrongen en de toegankelijkheid verbeterd wordt, is nog niet duidelijk.

Administrat ieve lasten Afgaande op de in dit hoofdstuk behandelde regelingen lijkt het erop dat de hoogte van de administratieve lasten vooral een probleem vormt bij het aanvragen van kredie-ten zoals de TOK en de KREDO. Bij het aanvragen van directe subsidies zoals de KIM en de HMKB of de fiscale aftrek in het kader van de WBSO lijken bedrijven hier minder problemen mee te hebben. Of dit ook voor de rest van het instrumentarium geldt is onbekend.

tabel 18 Beoordeling instrumentarium voor het technologiebeleid

WB

SO

HM

KB

KIM

TO

K

KR

ED

O

To

tale

in

stru

-

men

tari

um

Budget

verhouding vraag-

aanbod

+/0 - + - 0/- -

verhouding MKB-GB + + + + + +/0

Aansluiting op:

behoefte MKB + + + + + 0

doelstellingen + 0 + + + +

Toegankelijkheid

kennis + + 0/- 0 ? 0/-

administratieve lasten + + + 0/- 0/- 0

Bron: EIM, 2001.

Page 27: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

27

3 Exportbeleid

3.1 Inleiding In dit hoofdstuk komt het overheidsinstrumentarium ten behoeve van exportstimulering aan bod. Het exportbeleid is onderdeel van een breder internationaliseringsbeleid, waaronder behalve exportstimuleringsregelingen ook regelingen vallen die investeringen in en sa-menwerking met buitenlandse bedrijven bevorderen. Deze regelingen zijn over het al-gemeen echter minder interessant voor het MKB. In dit rapport worden deze regelingen dan ook buiten beschouwing gelaten en wordt de nadruk gelegd op het exportbeleid en de daarbij behorende regelingen. In paragraaf 3.2 wordt om te beginnen ingegaan op de relevantie van export door het MKB, waarbij ook wordt gekeken naar aanverwante zaken zoals mogelijke knelpunten die ondernemers in het MKB ervan zouden kunnen weerhouden om te exporteren. Ver-volgens worden in paragraaf 3.3 de kernpunten van het exportbeleid en verschuivingen hierin in de loop van de jaren negentig in kaart gebracht. In paragraaf 3.4 wordt de vormgeving van dit beleid geïllustreerd door een selectie van stimuleringsinstrumenten te beschrijven. De effectiviteit van deze instrumenten wordt in paragraaf 3.5 onder de loep genomen, waarna in paragraaf 3.6 een antwoord wordt gegeven op de vragen zoals die in hoofdstuk 1 zijn geformuleerd.

3.2 Export door het MKB

Wat is het belang van export voor de Nederlandse economie? Nederland heeft van oudsher een zeer open economie en is daardoor sterk afhankelijk van export. Bijna een kwart van de Nederlandse brutoproductie wordt in het buitenland afgezet1. Exporttransacties dragen bovendien zeer sterk bij aan de groei van de Neder-

landse economie. Volgens de Fenedex (Federatie voor de Nederlandse Export) heeft de export de laatste jaren zelfs voor een derde tot de helft bijgedragen aan de economi-sche groei2.

Ook op microniveau is export van grote invloed. Exporterende ondernemers doen het in economisch opzicht beter dan niet-exporteurs3.

Hoe presteert Nederland op het gebied van export? Nederland is sterk internationaal georiënteerd en de waarde van de Nederlandse export is de laatste jaren bovendien sterk toegenomen. In 2000 heeft de Nederlandse export voor het eerst de mijlpaal van ƒ 500 miljard overschreden4. Per saldo exporteert Neder-

1 EIM op basis van CBS Nationale Rekeningen.

2 Fenedex, 2001.

3 MKB-Nederland, 2000.

4 Fenedex, 2001.

Page 28: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

28

land daarbij bovendien meer hoogwaardige en minder laagwaardige producten dan tien jaar geleden1.

Het grootste deel van de groei van de Nederlandse export is echter wel het gevolg van een toename van de wederuitvoer. Bij wederuitvoer gaat het om goederen die, na te zijn ingevoerd, ons land meestal in vrijwel onbewerkte staat weer verlaten. Het aandeel van in eigen land geproduceerde goederen en diensten wordt steeds kleiner. In vergelijking met andere Europese landen scoort Nederland wat betreft het aandeel van de export in de omzet bovengemiddeld. Nederland hoort wat dit betreft echter ook zeker niet tot de koplopers. Vooral Zweden, Luxemburg, Finland en België hebben in dit opzicht nog een behoorlijke voorsprong op Nederland2.

Welke rol speelt het MKB in de Nederlandse export? Bijna 39% van de Nederlandse exportomzet wordt gerealiseerd door het MKB3. Wan-

neer het exportaandeel van het MKB in de totale export wordt vergeleken met het om-zetaandeel van het MKB in de totale omzet van Nederland, dan is het exportaandeel van het MKB echter vrij laag. Het percentage van de omzet van het Nederlandse MKB dat door export wordt gerealiseerd ligt wel iets hoger dan het Europese gemiddelde, maar het Nederlandse MKB hoort ook wat dit betreft zeker niet tot de top van Europa4.

De export van Nederlandse MKB-bedrijven concentreert zich verder meestal op één of hooguit enkele landen, en dat zijn vooral de buurlanden5 en 92% van de exporterende MKB bedrijven exporteert naar landen binnen de Europese Unie6. Het lag dan ook voor de hand dat de voltooiing van de interne EG-markt een positief effect zou hebben op de exportmogelijkheden van het MKB. Desondanks is het percentage MKB-bedrijven dat exporteert, gedurende de periode 1992-1998 vrijwel stabiel gebleven op iets minder dan 12%7. Het MKB blijft hiermee ver achter bij het grootbedrijf. Voor een deel is de

lage exportdeelname in het MKB toe te schrijven aan de Nederlandse sectorstructuur. Het MKB is namelijk sterk vertegenwoordigd in sectoren die zich door de aard van hun activiteiten niet of nauwelijks lenen voor export. Ook als alleen gekeken wordt naar de sectoren die zich wel lenen voor export blijft de exportdeelname van het MKB echter nog laag (zie tabel 19). Een deel van de producten van het MKB vindt wel via indirecte weg zijn bestemming in het buitenland. Uit onderzoek van het Ministerie van Economische Zaken blijkt deson-danks dat zo’n 5% van het niet-exporterende industriële middenbedrijf exportkansen laat liggen8.

1 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

2 Borger en Kwaak, 1999.

3 EIM op basis van ERBO-gegevens.

4 MKB-Nederland, 2000.

5 MKB-Nederland, 2000.

6 Ministerie van Economische Zaken, 2001.

7 Overweel en Prince, 2000.

8 ING, 1999.

Page 29: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

29

tabel 19 Exportdeelname van het MKB, per sector 1989-1999 (aandelen in procenten)

Sector 1989 1995 1996 1997 1998 1999

Industrie 26 27 28 27 26 26

Bouwnijverheid 3 4 4 3 3 3

Groothandel 26 29 26 30 30 31

Vervoer 19 17 20 22 24 22

Zakelijke dienstverlening 10 6 7 6 7 6

Totaal exporterende sectoren 16 16 15 16 16 15

Bron: ERBO, bewerkingen EIM, 2000.

Wat zi jn de knelpunten bi j export in het MKB? Naast de hiervoor genoemde oorzaken van de lage exportdeelname van het MKB zijn er nog een aantal problemen waar MKB-bedrijven tegenaan lopen bij het exporteren, waardoor een deel van de MKB’ers waarschijnlijk wordt weerhouden van export. De meeste problemen treden op in de fasen voorafgaand aan de concrete exporttrans-actie. Ondernemers in het MKB die exporteren, doen dit namelijk vaak zonder een dui-delijke strategie waardoor onnodig risico wordt gelopen1. Potentiële exporteurs hebben vaak een gebrek aan informatie over marktmogelijkheden en distributiekanalen (het niet kunnen vinden van agenten, importeurs of adviseurs). Daarnaast vinden bedrijven in het MKB de betalingsrisico’s ook vaak te groot en is de financiering van de export regelmatig een probleem. Ten slotte stuiten startende exporteurs ook regelmatig op handelsbarrières in de vorm van douaneformaliteiten (wanneer wordt geëxporteerd naar landen buiten de EU), taalproblemen en onbekendheid met handelsgebruiken en wetten2. Met het grootste deel van deze problemen heeft het grootbedrijf natuurlijk

ook te maken, maar door de grootte van de onderneming en het gebrek aan beschikba-re managementtijd vormen deze problemen voor de startende MKB-exporteur vaak een grotere drempel.

3.3 Beleid ten opzichte van export De kern van het beleid is het scheppen van adequate voorwaarden waardoor Neder-landse exporteurs in staat worden gesteld op gelijke voet te concurreren met buiten-landse concurrenten. Vanuit deze grondslag pleit de Nederlandse overheid in internati-onaal verband voor het terugdringen van concurrentievervalsende overheidssteun bij exporttransacties. Zolang er echter voor Nederlandse bedrijven sprake is van buitenland-se concurrenten die van hun overheid exportsteun ontvangen, is een passend exportin-strumentarium noodzakelijk3. De belangrijkste ingrediënten van het exportbeleid zijn

dan ook: het bieden van exportgaranties en gesubsidieerde exportfinanciering. In de tweede helft van de jaren negentig is er daarnaast steeds meer aandacht geko-men voor de stimulering van export door het MKB. Zo is in 1996 het Programma voor Starters op Buitenlandse Markten (PSB) van start gegaan dat tot doel heeft startende exporteurs in het MKB te ondersteunen, om zo het percentage exporterende bedrijven te verhogen.

1 Ministerie van Economische Zaken, 1999B.

2 De Jong en Overweel, 1998.

3 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

Page 30: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

30

In dit licht bezien is het opvallend dat het Nederlandse exportbeleid zich tot nu toe voornamelijk gericht heeft op het stimuleren van de export van industriële bedrijven. In de loop der tijd wordt Nederland namelijk steeds meer een dienstenland waarin de groothandel in belang toeneemt1. Wellicht is het toenemende belang van de groothan-del mede een gevolg van de toename van het aandeel van de wederuitvoer in de ex-port. De uitgaven aan het exportbeleid laten in de jaren negentig een grillig verloop zien (zie figuur 3), doordat een groot deel van de uitgaven aan het exportbeleid wordt bepaald door uitgaven aan exportkredietverzekeringen, die sterk afhankelijk zijn van de interna-tionale economische situatie. De uitgaven aan het exportbeleid zijn in de tweede helft van de jaren negentig wel een steeds groter deel van de totale beleidsgelden gaan uit-maken (zie figuur 4). Het lijkt er dan ook op dat exportstimulering meer prioriteit ge-kregen heeft.

figuur 3 Uitgaven aan exportbeleid naar grootteklasse

Bron: ING Economisch Bureau, Miljoenennota midden- en kleinbedrijf, Amsterdam, diverse jaren.

1 Overweel en Prince, 2000.

0,0

200,0

400,0

600,0

800,0

1000,0

1990 1992 1994 1996 1998 2000

milj

oene

n g

ulde

ns

MKBGBTotaal

0,0

200,0

400,0

600,0

800,0

1000,0

1990 1992 1994 1996 1998 2000

milj

oene

n g

ulde

ns

MKBGBTotaal

Page 31: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

31

figuur 4 Uitgaven aan exportbeleid als percentage van de totale beleidsgel-den (niet gecorrigeerd voor inflatie)*

Gecorrigeerd voor eenmalige uitgaven in het kader van het industrie- en technologiebeleid 1993 en 1996.

Bron: ING Economisch Bureau, Miljoenennota midden- en kleinbedrijf, Amsterdam, diverse jaren.

3.4 Vormgeving van het exportbeleid De instrumenten die de overheid gebruikt ter stimulering van de Nederlandse export zijn onder te verdelen in drie categorieën, te weten: − instrumenten die ondersteunen bij start en planning van exportactiviteiten, zoals

het PSB en de PESP; − instrumenten voor financiering van exportactiviteiten, zoals het BSE (MF, ROF, EFI,

EFZ) en ORET/MILIEV; − instrumenten om de financiële risico’s van export te beperken, zoals de EKV en de

SENO/GOM. In de bijlagen is een tabel opgenomen waarin is geprobeerd een zo compleet mogelijk overzicht te geven van de diverse instrumenten voor exportstimulering die de overheid in de periode 1990-2000 heeft gehanteerd1. In het kader van dit rapport zou het echter te ver gaan om hier alle maatregelen te behandelen Daarom is er een selectie gemaakt van een viertal van deze instrumenten die qua budget en doelstellingen representatief zijn voor het gehele instrumentarium. In deze paragraaf wordt voor elk van deze vier instrumenten ingegaan op de doelstelling, de voorwaarden, het budget en eventuele veranderingen hiervan in de loop der tijd. Wat het budget betreft dient te worden op-gemerkt dat het hier gaat om de verplichtingen zoals deze in de rijksbegroting zijn op-genomen en niet om de geraamde uitgaven van de overheid voor de betreffende rege-ling.

1 Hierin zijn ook de instrumenten voor internationalisering in bredere zin opgenomen.

0

10

20

30

40

50

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

perc

enta

ge

0

10

20

30

40

50

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

perc

enta

ge

Page 32: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

32

3.4.1 PSB

Het Programma voor Starters op Buitenlandse Markten (PSB) bestaat sinds 1996. Het doel van het PSB is het ondersteunen van beginnende exporteurs in het midden- en kleinbedrijf (max. 100 werknemers). Zowel bedrijven die voor de eerste keer willen ex-porteren als bedrijven die weinig exportervaring hebben en willen exporteren naar nieuwe buitenlandse markten komen in aanmerking voor deze regeling. Een van de belangrijkste voorwaarden van het PSB is dat het bedrijf in het voorafgaande kalender-jaar niet meer dan 30% van de omzet uit export heeft gerealiseerd en naar niet meer dan drie landen geëxporteerd heeft. In het kader van het PSB kunnen bedrijven, samen met een exportconsulent van de Ka-mer van Koophandel of van een exportbevorderende koepelorganisatie, een exportstra-tegie opstellen. Vervolgens kunnen ze begeleiding en een financiële bijdrage krijgen voor zes verschillende activiteiten, voorzover deze logisch uit de exportstrategie voort-vloeien. Het betreft de volgende mogelijke activiteiten: − Het volgen van een exportcursus. − Deelname aan een buitenlandse vakbeurs of jaarbeurs. − Het ontwikkelen en produceren van presentatiemateriaal. − Een beknopt marktonderzoek naar de geschiktheid van producten of diensten voor

export naar een nieuwe markt. − De organisatie van een bezoek aan het land waarnaar men wil exporteren. − De indienstneming van een gekwalificeerde exportmedewerker voor de duur van

maximaal een jaar (dit viel voorheen onder de afzonderlijke Subsidieregeling Ex-portmedewerker Midden- en kleinbedrijf, SEM).

De hoogte van de bijdrage is maximaal 50% van de kosten van de in het kader van de exportstrategie ontwikkelde activiteiten. De maximale bijdrage per activiteit was in eer-ste instantie ƒ 4.000,- , In 1997 is dit opgehoogd naar ƒ 5.000,-. Voor het in dienst nemen van een exportmedewerker geldt een loonsubsidie van maximaal ƒ 20.000,-. De exportstrategie moet binnen 2 jaar na aanvraag zijn uitgevoerd. Tot 2000 was het zo dat bedrijven, na indiening van de exportstrategie, 2 jaar de tijd hadden om activiteiten aan te vragen en dan nog 2 jaar de tijd hadden om deze uit te voeren1.

Onafhankelijk van het Ministerie van Economische Zaken en Senter (de uitvoerende organisatie van het PSB) biedt de Nederlandse Credietverzekeringsmaatschappij (NCM) deelnemers aan het PSB een eenmalige korting op de premie van een kredietverzeke-ring van 50% tot maximaal ƒ 5.000,-.

tabel 20 Budgetomvang van het PSB in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

PSB Subsidie - - 11*

* In de rijksbegroting stond een budget van ƒ 6 miljoen aangegeven, dit budget is tussentijds

opgehoogd naar ƒ 11 miljoen.

Bron: EIM op basis van; jaarverslagen Senter.

1 EVD, 2001.

Page 33: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

33

3.4.2 BSE

Het Besluit Subsidies Exportfinancieringsarrangementen (BSE), voorheen Subsidierege-ling Exportfinanciering (SEF), is één van de langstlopende exportstimuleringsinstrumen-ten. De BSE is onderverdeeld in drie subregelingen, te weten: 1 Matchingfonds voor lichte of zware matching (MF) 2 Renteoverbruggingsfaciliteit (ROF, een verbijzondering van het Matchingfonds voor

China, India en Indonesië) 3 Exportfinancieringsarrangement Indonesië (EFI). Deze regeling betreft een defensief getinte wijze van exportstimulering en is slechts bedoeld om mogelijke concurrentievervalsing als gevolg van de exportsubsidies in ande-re landen te compenseren. Binnen de OESO zijn afspraken gemaakt over het terugdrin-gen van dit soort exportstimulering. Een belangrijke voorwaarde is dan ook dat voldaan moet worden aan de richtlijnen voor door de overheid gesteunde exportkredieten, zoals die door de OESO zijn opgesteld. Het doel van het BSE is ondernemers te ondersteunen bij het verkrijgen van buitenland-se orders. Dit gebeurt door middel van een subsidie die de ondernemers in staat stelt de potentiële afnemer een exportkrediet aan te bieden, met een gelijk rentepercentage als eventuele buitenlandse concurrenten. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning op grond van het Matchingfonds, moet een ondernemer aantonen dat er op het mo-ment van het indienen van de aanvraag sprake is van een buitenlandse concurrent die bij het aanbieden van een exportkrediet kan worden ondersteund door zijn overheid. Dit geldt niet voor de Renteoverbruggingsfaciliteit. De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal het gekapitaliseerde verschil tussen de refinancieringsrente en de contractrente. Dit bedrag mag niet meer zijn dan 10% van het exportdeel van de order of 16 2/3% van het Nederlandse aandeel en niet meer dan ƒ 10 miljoen.

tabel 21 Budgetomvang van het BSE in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

BSE Subsidie 120 92,5 160

Bron: EIM op basis van rijksbegroting.

3.4.3 EKV

Ook de exportkredietverzekering (EKV) bestaat al geruime tijd. Het doel van de EKV is de export te stimuleren door de betalingsrisico's voor Nederlandse exporteurs te beper-ken. Het gaat daarbij om krediet- of leaserisico's, fabricatierisico’s, koersrisico's en ri-sico's van vooruitbetalingsgaranties. Deze risico's kunnen bij de NCM verzekerd worden en kunnen dan door de staat in herverzekering worden genomen. Alleen export van goederen en diensten vanuit Nederland komt in aanmerking voor deze exportkrediet-verzekering. De ondernemer is hierbij verplicht een eigen risico te dragen van 5 tot 25% van het maximaal te verzekeren bedrag, en de risico's moeten bij acceptatie gezond zijn. De dekkingsmogelijkheden worden door de overheid per land vastgesteld en regelmatig bijgesteld. Voor landen die door de EKV worden uitgesloten kan de SENO-faciliteit of de GOM uitkomst bieden.

Page 34: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

34

tabel 22 Budgetomvang van de EKV in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

EKV Borgstelling Saldo ontvangsten en uitgaven ? +416 +133

Verplichtingen ? 8.000 25.000

Bron: EIM op basis van rijksbegroting.

3.4.4 SENO/GOM

De SENO-faciliteit (Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende Mark-ten) bestaat sinds 1991. Eind 1997 is daar de Garantiefaciliteit voor Opkomende Mark-ten (GOM) bijgekomen. Via deze regelingen kunnen exporteurs kredietrisico's en fabri-catierisico's verzekeren wanneer deze niet via de EKV verzekerd kunnen worden. De SENO-faciliteit geldt voor landen in Midden- en Oost-Europa en voor andere opko-mende markten waarvoor de EKV geen dekking biedt. De GOM wordt ingezet voor landen waarvoor een schenking uit het ORET/MILIEV-programma is toegezegd door het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Dat wil zeggen dat het moet gaan om projecten die de ontwikkeling van een land bevorderen, voor ten minste 60% van Nederlandse origine zijn, en daarnaast commercieel niet haal-baar zijn. Voor beide regelingen geldt dat het te verzekeren transactiebedrag niet meer mag be-dragen dan ƒ 10 miljoen en dat het dekkingspercentage maximaal 95% is. Zowel het maximum te verzekeren bedrag als het maximale dekkingspercentage is in de loop der tijd verhoogd. Deze maxima waren oorspronkelijk ƒ 5 miljoen (tot 1993) en 80% (tot 1992).

tabel 23 Budgetomvang van de SENO/GOM in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

SENO/GOM Borgstelling 12 25 45

Bron: EIM op basis van rijksbegroting.

3.5 Effectiviteit van het exportbeleid In de vorige paragraaf is ingegaan op de vormgeving van het exportbeleid door enkele representatieve instrumenten te beschrijven. In deze paragraaf zal worden ingegaan op de effectiviteit van de regelingen. Eerst wordt gekeken naar het gebruik van exportstimuleringsregelingen door het MKB. Vervolgens worden de regelingen die in de vorige paragraaf aan bod zijn gekomen stuk voor stuk behandeld. Hierbij zal steeds eerst worden ingegaan op het gebruik van de regeling, waarna de regeling wordt beoordeeld aan de hand van de vragen die in de inleiding van dit rapport zijn gesteld. Het gaat hier om een kwalitatieve en vaak subjectieve beoordeling. Een objectieve be-oordeling is in dit geval moeilijk te geven, omdat er voorzover bekend bij de instelling van de regelingen vaak geen kwantitatieve doelstellingen zijn geformuleerd. De informatie uit deze paragraaf is hoofdzakelijk afkomstig uit evaluatiestudies.

Page 35: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

35

3.5.1 Gebruik van exportstimuleringsregelingen door het MKB

Het MKB maakt nagenoeg geen gebruik van exportregelingen (zie tabel 24). Het PSB wordt nog het meest gebruikt. Opvallend is dat bedrijven die wel gebruikmaken van subsidies relatief vaak tot het kleinbedrijf behoren. De belangrijkste reden dat bedrijven geen exportregelingen aanvragen, is dat zij niet op de hoogte zijn van de regelingen. Daarnaast denken bedrijven ook vaak niet in aanmerking te komen voor subsidies. Ook vindt een vijfde van de ondernemers de bedragen te gering of vindt administratieve lasten niet in verhouding staan tot het eventuele subsidiebedrag1.

tabel 24 Redenen om geen exportregelingen aan te vragen

Reden Percentage

Niet op de hoogte van regelingen

Komt niet in aanmerking

Bedragen te laag

Twijfel kosten-/batenverhouding

Voorwaarden te moeilijk

Slechte ervaring met aanvraag

Aanvraag duurt te lang

Onzekerheid over de uitkomst

Anders

39

11

10

10

8

7

6

3

6

Bron: MKB-Nederland, Vol gas naar het buitenland, MKB-Nederland, Delft, 2000.

Het percentage van de exportbeleidsgelden dat bestemd is voor het MKB is in de jaren negentig behoorlijk gestegen (zie figuur 5), maar blijft nog ver achter bij het percentage van de export dat gerealiseerd wordt door het MKB (zie § 3.2). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat het MKB via toeleveranties (indirecte export) ook profiteert van een deel van de exportbeleidsgelden dat bestemd is voor het grootbedrijf.

figuur 5 Percentage van exportbeleidsgelden bestemd voor het MKB*

Bron: ING Economisch Bureau, Miljoenennota midden- en kleinbedrijf, Amsterdam, diverse jaren.

1 MKB-Nederland, 2000.

0

5

10

15

20

1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000

perc

enta

ge

Page 36: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

36

3.5.2 PSB

Budget en gebruik Het gebruik van het Programma Starters op Buitenlandse markten was in eerste instan-tie lager dan verwacht. Bij aanvang werd ervan uitgegaan dat per jaar zo’n 350 bedrij-ven gebruik zouden maken van het PSB. Dit aantal is in de jaren 1996-1998 echter bij lange na niet gehaald1. Naar aanleiding van de in 1998 afgeronde evaluatie is de uitvoe-

ring van het PSB aangepast en werd het doel gesteld om ten minste 750 bedrijven te helpen met het PSB. In 1999 werd deze doelstellingen ruimschoots gehaald (zie tabel 25).

tabel 25 Kerngegevens PSB

1996 1997 1998 1999 2000

Beschikbaar beleidsbudget

(in miljoenen guldens) ? 1,1 2,8 6,5 11

Toegekende beleidsgelden

(in miljoenen guldens) ? 0,8 1,6 6,4 11,2

Aantal ontvangen aanvragen 199 178 ? 985 934

Aantal goedgekeurde aanvragen 145 140 ? 948 858

Bron: EIM op basis van; Senter, Jaarverslag Senter 2000, Den Haag, 2001 en EVD, Programma

Starters op Buitenlandse markten PSB, Rapportage over 1999, Den Haag, 2000.

Van de verschillende activiteiten waar PSB-deelnemers subsidie voor kunnen krijgen blijkt het ontwikkelen en vervaardigen van presentatiemateriaal het populairst te zijn. Volgens de opgestelde exportstrategieën zijn bedrijven van plan een beroep te doen op gemiddeld 3,9 activiteiten (zie paragraaf 3.4.1). In 1999 lag het gemiddeld aantal daadwerkelijke aanvragen voor activiteiten door bedrijven die gestart waren met de uitvoering van de strategie met 2,2 echter nog beduidend lager2. Omdat het PSB alleen toegankelijk is voor startende exporteurs in het MKB, hebben alle deelnemers minder dan 100 werknemers. Gemiddeld hadden bedrijven waarvan in 2000 de strategie is goedgekeurd een omvang van 10 fte’s, en 68% van de bedrijven (aanvragen) had minder dan 10 werknemers in dienst3. Het PSB lijkt dus inderdaad de

juiste doelgroep te bereiken: de kleinere bedrijven die wel willen exporteren, maar waarvoor de drempels om zelfstandig te starten met exporteren te hoog zijn. Het budget van het PSB is in de loop der jaren sterk gewijzigd. Alleen in 1999 is het budget een beperking geweest om aan de vraag tegemoet te kunnen komen. In eerste instantie viel het gebruik van het PSB tegen en was het budget dan ook ruim voldoen-de, maar toen was de invloed van het PSB ook te gering. Nadat men in 1999 is overge-gaan tot een meer actieve benadering van potentiële exporteurs, nam het gebruik sterk toe. Het in de begroting vastgestelde budget was in 1999 dan ook niet toereikend. Het budget is daarom tussentijds verhoogd tot 6,5 miljoen gulden, maar ook dit bleek nog niet toereikend voor het aantal aanvragen van instrumenten. Het uiteindelijke tekort in 1999 kwam uit op 2 miljoen gulden. Het budget voor 2000 is daarom vastgesteld op 11 miljoen gulden, en dit was wel voldoende. Het budget per individueel bedrijf lijkt ook ruim voldoende te zijn. Bedrijven worden door de in het PSB gestelde maxima niet be-

1 Braun, Chan en Van Dijk, 1998.

2 EVD, 2000.

3 EVD, 2001.

Page 37: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

37

perkt in hun ideeën, zi j blijven daar in overgrote mate (ver) onder bij hun beroep op het PSB1.

Aanslu i t ing De aansluiting op de behoefte van het MKB is goed. Het PSB biedt ondersteuning op die punten die voor het MKB de grootste problemen opleveren wanneer het wil gaan exporteren. Zo wordt er samen met de ondernemer een exportstrategie opgesteld en kan de ondernemer een exportcursus volgen, waardoor hij beter voorbereid is op het exporteren. Ook is het doen van een beknopt marktonderzoek een van de mogelijke activiteiten en wordt hij bij dit alles financieel ondersteund. Door de uitbreiding met de mogelijkheid om een exportmedewerker aan te nemen (integratie van de SEM en het PSB) en presentatiemateriaal te laten ontwikkelen is de aansluiting op de behoefte van het MKB nog verder verbeterd. De vormgeving en uitvoering van het PSB sluiten ook goed aan bij de doelstellingen van de regeling. Deelnemers doen als gevolg van hun deelname veelal meerdere zakelijke contacten op en zien na deelname hun exportquote toenemen. Bedrijven die al exporte-ren realiseren een stijging van de exportomzet van gemiddeld 44%. Ruim de helft van de niet-exporterende bedrijven doet dat na deelname wel. Deelnemers geven ook vaak aan dat het PSB heeft bijgedragen aan de versnelling van hun exportinitiatief2.

Toegankel i jkheid De bekendheid van het PSB is, afgemeten aan het aantal aanvragen, sinds 1999 sterk toegenomen. De administratieve lasten waarmee uitvoerders en bedrijven worden ge-confronteerd blijken echter regelmatig een knelpunt te zijn. Van de bedrijven die in 1999 met het PSB zijn begonnen, is 12% in de loop van de tijd afgevallen, waarschijn-lijk mede om deze reden. Nog eens 19% heeft (nog) geen instrumenten aangevraagd3.

Alhoewel de eisen die bij het PSB worden gesteld niet onredelijk lijken te zi jn, is hierbij voor sommige bedrijven mogelijk nog extra begeleiding gewenst. In het rapport van Braun e.a. (1998) werden wel een paar problemen gesignaleerd die de toegankelijkheid van de regeling negatief beïnvloedden. Zo bestond er veel onduide-lijkheid ten aanzien van verantwoordelijkheden en taken van betrokken instanties en was er ook onduidelijkheid met betrekking tot de regeling zelf, doordat er in de loop der tijd verschillende wijzigingen in zijn aangebracht. Van deze problemen is echter niet bekend in hoeverre ze in de jaren daarna zijn opgelost. Het PSB wordt op dit moment nog geëvalueerd.

1 EVD, 2000.

2 Braun, Chan en Van Dijk, 1998.

3 EVD, 2001.

Page 38: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

38

tabel 26 Beoordeling effectiviteit PSB

Beoordeling

Budget verhouding vraag-aanbod +

verhouding MKB-GB +

Aansluiting behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis 0/+

administratieve lasten 0

Bron: EIM, 2001.

3.5.3 BSE

Het evaluatierapport van het BSE was helaas niet beschikbaar. De informatie in deze paragraaf is slechts gebaseerd op het jaarverslag exportfinanciering 1999 van Senter en de brief aan de Tweede Kamer m.b.t. de evaluatie Matchingfonds/ROF. De effectiviteit, aansluiting en toegankelijkheid van het BSE zijn hierdoor minder goed te beoordelen.

Budget en gebruik Het beroep op de regelingen heeft in 1999 de ramingen ruimschoots overtroffen. Dit kan waarschijnlijk grotendeels worden toegeschreven aan het feit dat 1999 het laatste jaar was dat bedrijven aanvragen konden indienen voor het Exportfinancieringsarran-gement Indonesië (EFI), wat tot een eindsprint in het aantal aanvragen heeft geleid. Het aantal aanvragen voor het Matchingfonds is de laatste jaren wel vrij constant geweest. In 1999 werd slechts één aanvraag ingediend voor de ROF, en deze aanvraag werd na korte tijd weer ingetrokken, toen was gebleken dat het project op commerciële condi-ties kon worden gefinancierd1. In totaal hebben in 1999 de verschillende exporteurs met ondersteuning uit het Matchingfonds en het EFI 50 orders geboekt, waarmee een omzet van ƒ 1.428 miljoen gemoeid is. De uit de orders voortkomende werkgelegen-heid wordt geraamd op 4.000 arbeidsjaren. De totaal te behalen subsidie bedraagt ƒ 163 miljoen, wat neerkomt op gemiddeld 11% van het orderbedrag2.

Het BSE is echter eigenlijk alleen interessant bij grotere exportorders. Het MKB profi-teert dan ook duidelijk minder van het BSE dan het grootbedrijf. In directe zin komen de subsidies die in het kader van het BSE worden uitgekeerd zelfs vrijwel alleen terecht bij het grootbedrijf. Wanneer ook wordt gekeken naar toeleveranties voor de met deze subsidies verkregen orders blijkt wel dat meer dan de helft hiervan voor rekening komt van het MKB. In 1999 kwam dat neer op een kleine ƒ 900 miljoen aan indirecte export, voor het behalen waarvan rond de ƒ 125 miljoen aan subsidie werd toegezegd3.

tabel 27 Kerngegevens BSE 1999

Aantal

Exportvolume

x ƒ 1 miljoen

Subsidie

x ƒ 1 miljoen

Behandelde aanvragen 120 3.538 438

Subsidie verleend 80 1.760 237

Waarvan aan MKB n.b. 882 125

Bron: Senter, Exportfinanciering, Jaarverslag 1999, Senter, Den Haag, 2000.

1 Senter, 2000B.

2 Senter, 2000B.

3 Senter, 2000B.

Page 39: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

39

Er is geen informatie voorhanden waarmee een antwoord zou kunnen worden gegeven op de vraag of het budget voldoende is om aan de vraag te kunnen beantwoorden. Wel wordt er in de eerder genoemde brief aan de Tweede Kamer gesteld dat, doordat de Nederlandse rentesubsidie gebonden is aan subsidiemaxima, Nederlandse exporteurs zich qua rentesteun vaak in een zwakkere positie bevinden ten opzichte van buitenland-se concurrenten en de rentesubsidie vaak lager uitvalt dan voor adequate matching nodig is1.

Aanslu i t ing Zoals hierboven al gezegd, is het BSE in directe zin weinig interessant voor het MKB. De regeling sluit dan ook nauwelijks aan op de belangrijkste behoeften van het MKB. In hoeverre de vormgeving en uitvoering van het BSE aansluiten op de doelstelling van deze regeling is door het ontbreken van het evaluatierapport niet goed te zeggen. Er kan hier hooguit worden aangenomen dat de negatieve punten die bij de effectiviteit ter sprake zijn gekomen met betrekking tot de zwakkere positie van de Nederlandse exporteurs, suggereren dat de voornaamste doelstelling, het realiseren van een level playing field, niet geheel gerealiseerd wordt.

Toegankel i jkheid Het in Nederland gehanteerde stelsel brengt voor de Nederlandse exporteurs een aantal aspecten met zich mee die een nadelige invloed hebben op de administratieve lasten. Zo moeten de exporteurs onder andere het bewijs van buitenlandse overheidsgesteunde concurrentie overleggen2. Door Senter (2000B) wordt de regeling bovendien zeer ge-compliceerd genoemd en de aanvraag- en besluitvormingsprocedures ingewikkeld. De toegankelijkheid van het BSE zal dan ook te wensen over laten.

tabel 28 Beoordeling effectiviteit BSE

Beoordeling

Budget verhouding vraag-aanbod 0/-

verhouding MKB-GB 0

Aansluiting behoefte MKB -

doelstelling regeling ?

Toegankelijkheid kennis ?

administratieve lasten -

Bron: EIM, 2001.

3.5.4 EKV

Budget en gebruik Het aantal polissen is in het begin van de jaren negentig licht gedaald tot 750 in 1994. Sinds 1994 is het aantal redelijk stabiel gebleven3. Het aantal in het kader van de EKV

verzekerde verzendingen is geleidelijk met de export meegegroeid en er is sprake van een redelijk constant aandeel van 10% van alle Nederlandse exporttransacties die ver-zekerd zijn. Voor export naar landen met een verhoogd landen- en debiteurenrisico ligt dit percentage rond de 20. Het definitief obligo (het verzekerde bedrag) is na 1984 licht

1 Ybema, 2000.

2 Ybema, 2000.

3 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

Page 40: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

40

afgenomen, terwijl de export sindsdien bijna is verdubbeld is, Het gemiddeld verzekerde bedrag is dus afgenomen. Door Price Waterhouse Coopers (2000) wordt ingeschat dat circa 35% van de aanvra-gers midden- en kleinbedrijven betreft en dat circa 16% van de polissen aan bedrijven in het MKB wordt afgegeven. Hierbij moet nog wel worden opgemerkt dat MKB-ondernemingen door de aard en omvang van hun activiteiten ook minder naar risicovol-le landen exporteren dan grote bedrijven. Bovendien treden veel MKB-bedrijven op als toeleverancier bij, in het kader van de EKV, verzekerde exporttransacties. Desondanks is het percentage laag te noemen. De oorzaak van het geringe gebruik van de EKV door het MKB ligt waarschijnlijk in de relatieve complexiteit van de regeling. Veel MKB-ondernemingen beschikken niet over de benodigde specialistische kennis en ervaring op het gebied van exportfinanciering1.

Er is geen informatie gevonden over de toereikendheid van het budget. Wel worden de maximale dekkingspercentages regelmatig te laag bevonden door de doelgroep. Een groot deel van de gebruikers is bovendien van mening dat de Nederlandse staat zich in veel gevallen te weinig flexibel opstelt op het gebied van exportkredietverzekering en dat de EKV te weinig innovatief is. Hierdoor wordt de effectiviteit negatief beïnvloed.

Aanslu i t ing De grootste problemen van het MKB met betrekking tot export hebben te maken met de drempels om te gaan exporteren. Maar hiervoor biedt de EKV geen oplossing. De EKV voorziet wel in een behoefte aan financiële zekerheid bij exporttransacties. De belangrijkste doelstellingen van de EKV worden wel behaald. Zonder de EKV zouden veel van de betreffende transacties niet tot stand zijn gekomen. Ook al heeft de doel-groep verscheidene wensen geuit waardoor de bevordering van de Nederlandse export verbeterd zou kunnen worden, kan de EKV dan ook worden gezien als een betekenisvol instrument om het gestelde doel van bevordering van de Nederlandse export te berei-ken. Een van de doelstellingen van de regeling is echter ook dat zij kostendekkend zou moe-ten zijn. Wanneer de resultaten van de afgelopen twee decennia bij elkaar worden op-geteld is dit niet het geval. In de jaren negentig hebben de provenu’s (opbrengsten) van de regeling de brutoschade wel overtroffen, maar niet voldoende om het negatieve saldo van de jaren tachtig te compenseren2.

Toegankel i jkheid De NCM is makkelijk benaderbaar, stelt zich servicegericht op en besteedt voldoende aandacht aan voorlichting. Volgens ondernemingen in het MKB is de EKV echter minder toegankelijk. Zij vinden de EKV te ingewikkeld of veronderstellen dat de EKV te inge-wikkeld is3. Het uitvoeringstraject van een EKV-aanvraag wordt door deelnemers ook

ondoorzichtig en niet efficiënt genoemd. Een verkorting van de gemiddelde doorloop-tijd van aanvragen in het kader van de EKV is volgens Price Waterhouse Coopers (2000A) wenselijk en mogelijk. De lange doorlooptijd van aanvragen maakt het voor

1 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

2 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

3 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

Page 41: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

41

bedrijven namelijk moeilijk om flexibel in te spelen op marktontwikkelingen. Ook het ontbreken van de mogelijkheid voor een spoedprocedure voor bepaalde aanvragen wordt als knelpunt gezien1.

tabel 29 Beoordeling effectiviteit EKV

Beoordeling

Budget verhouding vraag-aanbod ?/-

verhouding MKB-GB 0/-

Aansluiting behoefte MKB -

doelstelling regeling +/0

Toegankelijkheid kennis ?

administratieve lasten 0

Bron: EIM, 2001.

3.5.5 SENO

Budget en gebruik Het gebruik van de SENO en het daarmee samenhangende uitstaande obligo is sinds 1991 gestaag toegenomen, zoals onderstaande tabel laat zien2. Het MKB maakt maar

in geringe mate gebruik van de SENO-faciliteit; exacte cijfers zijn niet bekend, maar Price Waterhouse Coopers (2000B) schat dat ca. 10% van de ingediende aanvragen afkomstig is van MKB-bedrijven. Veel ondernemers in het MKB vinden de faciliteit te complex. Dit hangt waarschijnlijk samen met het feit dat deze ondernemers vaak niet beschikken over de benodigde specialistische kennis op het gebied van exportkrediet-verzekering en exportfinanciering. MKB-bedrijven zijn wel regelmatig indirect betrokken bij exporttransacties die verzekerd zijn in het kader van de SENO-faciliteit.

tabel 30 Omvang Obligo SENO-faciliteit (bedragen x ƒ 1000)

Jaar Polissen

Potentieel risico

aanvragen en dekkingstoezeggingen

1991 12.210 7.783

1992 15.390 20.426

1993 13.893 39.797

1994 17.251 55.603

1995 33.556 59.685

1996 87.538 105.814

1997 154.953 279.819

1998 283.181 150.524

Bron: Pr ice Waterhouse Coopers, Evaluatie SENO-faciliteit, Den Haag, 2000.

In de evaluatie van de SENO-faciliteit3 wordt aangegeven dat deze faciliteit tot nu toe een relatief bescheiden schadeontwikkeling gekend heeft, maar over de toereikendheid van het budget voor de SENO-GOM wordt geen uitspraak gedaan. Wel wordt er gesteld dat bepaalde aan de Nederlandse exporteur gestelde voorwaarden door delen van de doelgroep als te strikt worden ervaren. Het gaat hier om de maximale transactieomvang van ƒ 10 miljoen. Dit maximum leidt er zelfs toe dat sommige ondernemingen niet ge-

1 Price Waterhouse Coopers, 2000A.

2 Price Waterhouse Coopers, 2000B.

3 Price Waterhouse Coopers, 2000B.

Page 42: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

42

bruikmaken van de faciliteit. Het maximale dekkingspercentage dat feitelijk slechts 90% bedraagt wordt ook als probleem ervaren.

Aanslu i t ing Wat betreft de aansluiting op de behoeften van het MKB met betrekking tot export kan over de SENO hetzelfde worden gezegd als over de EKV, waar de SENO-faciliteit een aanvulling op is (zie § 3.5.4). De SENO-faciliteit wordt door deelnemers wel als vrijwel onmisbaar ervaren om te kun-nen exporteren naar de Midden- en Oost-Europese landen waarvoor deze faciliteit be-stemd is. Zonder verzekering kan geen exportkrediet worden verkregen en zonder ex-portkrediet kan in het algemeen geen transactie tot stand komen. De SENO-faciliteit voldoet wat dat betreft dus aan haar belangrijkste doelstelling.

Toegankel i jkheid De SENO-faciliteit is voldoende bekend bij de doelgroep en de uitvoering van de SENO-faciliteit is in het algemeen doeltreffend: de NCM is makkelijk benaderbaar, stelt zich servicegericht op en besteedt voldoende aandacht aan voorlichting. Met name de grote ondernemingen houden zich goed op de hoogte van de relevante ontwikkelingen. De toegankelijkheid voor het MKB laat echter te wensen over doordat veel ondernemers in het MKB de faciliteit te complex vinden. Verder wordt het besluitvormingsproces van het SENO-bestuur door een deel van de doelgroep als niet transparant ervaren1.

Een criterium dat te strikt wordt bevonden, is het moeten overleggen van een over-heids- of bankgarantie. Verder is de gemiddelde totale doorlooptijd van aanvragen in het kader van de SENO-faciliteit met circa 24 dagen acceptabel, maar een bekorting van de doorlooptijd is wel mogelijk en gewenst, zodat flexibeler kan worden gereageerd op de vraag van afnemers in de SENO-landen2.

tabel 31 Beoordeling effectiviteit SENO

Beoordeling

Budget verhouding vraag-aanbod ?/-

verhouding MKB-GB -

Aansluiting behoefte MKB -

doelstelling regeling +/0

Toegankelijkheid kennis 0

administratieve lasten 0/-

Bron: EIM, 2001.

1 Price Waterhouse Coopers, 2000B.

2 Price Waterhouse Coopers, 2000B.

Page 43: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

43

3.6 Conclusie

3.6.1 Budget en gebruik

Verhouding tussen vraag en aanbod In geen van de beschikbare evaluaties is de relatie tussen de behoefte en het beschikba-re budget aan de orde gekomen. Van de meeste maatregelen is het ook niet duidelijk of het al dan niet toewijzen van de subsidie gerelateerd is aan het totale budget dat voor de regeling gereserveerd is. Over de toereikendheid van de budgetten voor het effectief uitvoeren van het exportbeleid kan in het kader van dit rapport dan ook geen oordeel worden gevormd.

Verhouding MKB -GB Het MKB maakt relatief weinig gebruik van exportregelingen. Dit hangt natuurlijk ook voor een deel samen met de geringe exportdeelname in het MKB. Veel van de regelin-gen zijn namelijk alleen interessant voor bedrijven die al actief zijn op exportgebied. Een uitzondering hierop vormt het PSB. In de jaren negentig is gemiddeld ook slechts 14% van de exportbeleidsgelden bij het MKB terechtgekomen, wat in verhouding tot het percentage van de exportomzet dat door het MKB wordt gerealiseerd vrij laag is. Gezien het feit dat de exportdeelname van het MKB gedurende de jaren negentig ook vrijwel gelijk is gebleven, terwijl hier volgens onderzoek van Economische Zaken wel mogelijkheden tot groei waren1, zou geconclu-

deerd kunnen worden dat het deel van het budget dat aan stimulering van de export van het MKB is besteed niet voldoende is. Er zijn echter ook andere factoren van in-vloed op het exportgedrag van het MKB. Om een definitieve uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van de verdeling van de beleidsgelden voor exportstimulering, zou dan ook een meer diepgaand onderzoek nodig zijn.

3.6.2 Aansluiting

Behoefte MKB Het Nederlandse exportbeleid heeft zich tot nu toe voornamelijk gericht op het stimule-ren van de export van industriële bedrijven. Gezien de sectorstructuur van het Neder-landse MKB zal de export van deze groep bedrijven meer op de verlening van diensten georiënteerd zijn dan op de voortbrenging van goederen2. Het overheidsinstrumentari-

um ten behoeve van het exportbeleid sluit dan ook niet geheel aan bij de behoefte van het MKB. Alleen het PSB biedt duidelijk oplossingen voor de belangrijkste problemen van bedrijven in het MKB met betrekking tot export.

Doelste l l ingen De vormgeving en uitvoering van de verschillende instrumenten sluiten in het algemeen vrij goed aan bij de voor het instrument geformuleerde doelstelling. De belangrijkste doelstelling van het Nederlandse exportbeleid is het creëren van een level playing field, zodat Nederlandse exporteurs op gelijke voet kunnen concurreren met buitenlandse concurrenten. Het exportinstrumentarium is hier dan ook grotendeels op gericht. De verschillende maatregelen leveren een belangrijke bijdrage aan het bereiken

1 ING, 1999.

2 Overweel en Prince, 2000.

Page 44: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

44

van deze doelstelling, veel exporttransacties zouden niet tot stand komen zonder deze regelingen. Een level playing field wordt echter nog niet in alle gevallen gerealiseerd.

3.6.3 Toegankel i jkheid

Kennis Veel MKB-ondernemers zijn niet goed op de hoogte van de Nederlandse exportregelin-gen, of denken er niet voor in aanmerking te komen1. Het aantal regelingen voor ex-

portstimulering is in de loop der jaren bovendien gestegen. Voor een deel is deze uit-breiding van het aantal beschikbare regelingen in het voordeel van het MKB geweest. Zo is in 1996 het PSB aan het pakket toegevoegd. Door de grotere hoeveelheid regelin-gen is het echter ook moeilijker voor MKB’ers om te onderscheiden welke regelingen voor hen relevant zijn. In het kader van de stroomlijning van het instrumentarium zijn inmiddels wel regelingen samengevoegd. Zo is bijvoorbeeld de Subsidieregeling Exportmedewerkers MKB (SEM) geïntegreerd met het Programma Starters op Buitenlandse Markten (PSB). In hoeverre hierdoor het aantal regelingen ook daadwerkelijk wordt teruggedrongen en de toegan-kelijkheid verbeterd wordt, is nog niet duidelijk.

Administrat ieve lasten Een groot deel van de exportregelingen is relatief complex en brengt daardoor ook vrij aanzienlijke administratieve lasten met zich mee. Voor ondernemers in het MKB, die vaak onervaren zijn op het gebied van export en geen exportspecialisten in huis heb-ben, zijn de administratieve lasten dan ook vaak te hoog. Ze twijfelen over de kosten-batenverhouding of vinden de voorwaarden te moeilijk. Voor het grootbedrijf lijkt dit probleem minder groot te zijn. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de transactie-waarde van de exporten van het grootbedrijf over het algemeen ook groter is, waar-door de administratieve lasten relatief minder hoog zijn. De toegankelijkheid van het exportinstrumentarium laat met name vanuit het oogpunt van het MKB dan ook te wensen over.

tabel 32 Beoordeling effectiviteit instrumentarium exportbeleid

PS

B

BS

E

EK

V

SEN

O

To

tale

in

-

stru

men

-

tari

um

Budget

verhouding vraag-

aanbod

+ 0/- ?/- ?/- ?

verhouding MKB-GB + 0 0/- - -

Aansluiting op:

behoefte MKB + - - - -

doelstellingen + ? +/0 +/0 +/0

Toegankelijkheid

kennis 0/+ ? ? 0 0/-

administratieve lasten 0 - - 0/- 0/-

Bron: EIM, 2001.

1 MKB-Nederland, 2000.

Page 45: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

45

4 Financieringsbeleid

4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt het overheidsinstrumentarium op financieringsgebied aan MKB-bedrijven besproken. In paragraaf 4.2 komt in zijn algemeenheid de financieringsstructuur van het MKB aan bod. Tevens wordt hierin aandacht geschonken aan de financieringsknelpunten van MKB-bedrijven. In paragraaf 4.3 wordt vervolgens het financieringsbeleid in grove lijnen toegelicht. Vervolgens wordt in paragraaf 4.4 stilgestaan bij de vormgeving van het financieringsbeleid, waarna in de daaropvolgende paragraaf de effectiviteit hiervan wordt beoordeeld. Ten slotte volgen in de slotparagraaf de belangrijkste algemene con-clusies.

4.2 Financiering in het MKB

De financiële positie van bedrijven kan worden afgelezen aan hun balansstructuur, die verder kan worden ingedeeld naar de activa- en vermogensstructuur. Hieronder gaan we beknopt in op de verschillen in de balansstructuur tussen het MKB en het grootbe-drijf. De activastructuur weerspiegelt de samenstelling van de bedrijfsbezittingen. Hierbij is een onderscheid mogelijk naar de vaste activa (denk aan gebouwen en machines) en vlottende activa (denk aan voorraden, debiteuren en liquide middelen). Het aandeel van de vaste en vlottende activa verschilt tussen het MKB en het grootbedrijf. Het aandeel van de vaste activa valt bij het MKB fors lager uit ten opzichte van dat van het grootbedrijf.1 De achterliggende reden is dat het MKB minder investeert in gebou-wen en andere duurzame productiemiddelen dan het grootbedrijf. Voorts ligt het aan-deel immateriële activa en financiële activa bij het MKB lager dan bij het grootbedrijf als gevolg van respectievelijk minder R&D-inspanningen en de relatief weinige deelnemin-gen in andere bedrijven. De keerzijde van het lage aandeel van de vaste activa is dat bij MKB-bedrijven de vlot-tende activa relatief belangrijker zijn dan het grootbedrijf. Een voordeel van een hoog aandeel van vlottende activa is dat eerder en beter kan worden ingespeeld op voortdu-rende veranderingen in de vraag naar producten en diensten. Hier staat tegenover dat het bedrijf meer kosten moet maken voor deze grotere flexibiliteit (denk bijvoorbeeld aan hogere voorraadkosten). De grote bedrijven zijn - mede door ICT-toepassingen - beter dan het MKB in staat om het voorraadniveau laag te houden, en zodoende de kosten te drukken. Verder beschikken grote bedrijven over relatief weinig liquide mid-delen; de achterliggende redenering is dat liquide middelen geen geld genereren en beter kunnen worden belegd in obligaties en aandelen. De vermogensstructuur van een bedrijf geeft weer op welke wijze de activa zijn gefi-nancierd. Een belangrijk onderscheid in de vermogenscomponenten is te maken naar

1 EIM, 2001.

Page 46: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

46

eigen en vreemd vermogen. Tussen het MKB en het grootbedrijf bestaan verschillen in de vermogensstructuur. Hieronder volgen de belangrijkste verschillen. In de eerste plaats is het aandeel eigen vermogen bij het MKB lager ten opzichte van dat van het grootbedrijf.1 Grote bedrijven kunnen via uitgifte van aandelen extern ver-

mogen aantrekken, via de effectenbeurs, dan wel via onderhandse plaatsing bij institu-tionele beleggers. Deze mogelijkheid is nauwelijks voor het MKB weggelegd. De institu-tionele beleggers leveren vrijwel geen bijdrage aan de financiering van het MKB. Alleen de bovenkant van de MKB-markt kan zich tot op zekere hoogte wenden tot participa-tiemaatschappijen voor het aantrekken van risicodragend vermogen (denk aan aande-lenparticipaties). In het MKB is de belangrijkste bron van eigen vermogen de winstin-houding. In de tweede plaats is het aandeel van het kort vreemd vermogen (looptijd minder dan één jaar) bij het MKB hoger dan bij het grootbedrijf. Kleine bedrijven maken vaker ge-bruik van leverancierskredieten en rekening-courantkredieten bij banken. Vanwege het geringere aantal zekerheden en de hoger ingeschatte (financierings)risico's van MKB-bedrijven zijn banken in de regel minder geneigd langlopende leningen te verstrekken dan aan grote bedrijven. Uit het bovenstaande volgt het algemene patroon dat het MKB in vergelijking met het grootbedrijf van oudsher minder financieringsbronnen tot zijn beschikking heeft. Het MKB is traditioneel in hoge mate afhankelijk van kredietverlening door banken. De bovenstaande beschrijving van de activa- en vermogenssamenstelling geeft slechts een algemeen beeld van een willekeurig MKB-bedrijf ten opzichte van een grootbedrijf. Voor een meer specifiek beeld is een onderscheid naar sector, type bedrijf (zoals de hoogte van de groei, en de mate van innovativiteit) en levensfase op zijn plaats.

Financier ingsknelpunten Ondervinden MKB-bedrijven knelpunten bij het aantrekken van financiering? Jazeker. Dit geldt met name voor bepaalde typen MKB-bedrijven. Zo geldt dat kleine innovatieve en snelgroeiende bedrijven relatief veel problemen ervaren bij het aantrekken van ex-terne financiering. Deze typen bedrijven lossen dit op door hun investeringsambities neerwaarts bij te stellen.2 Informatieasymmetrie tussen MKB-bedrijven en financiers blijkt het grootste knelpunt te zijn aan de onderkant van de kapitaalmarkt. Financiers gaan daarom noodgedwongen uit van de gemiddelde kwaliteit van een bedrijf in een sector. Bedrijven worden in ons land tegelijkertijd sterk beoordeeld op de prestaties in het verleden en minder op de toekomstmogelijkheden. De financier hangt daarbij sterk aan zekerheden. Vooral ban-ken vertonen sterk risicomijdend gedrag. De onderkant van de kapitaalmarkt werkt in ons land niet optimaal. Er is sprake van een ‘equity gap’. Meer dan in andere landen zijn banken de belangrijkste externe financiers van het MKB. De financieringsknelpunten voor het MKB zijn in Nederland niet groter dan in andere landen; wel geldt dat financiers in Nederland relatief sterk terughoudend zijn, waardoor oplossingen van financieringsproblemen voor MKB-bedrijven niet zozeer op de kapi-

1 EIM, 2001.

2 K.R. Jonkheer, E.A. van Noort, G.A. Pfann en W.H.J. Verhoeven, 1997.

Page 47: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

47

taalmarkt worden gezocht maar meer binnen het bedrijf door aanpassen, uitstellen of niet uitvoeren van investeringsplannen. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar bij kleine, innova-tieve en snelgroeiende bedrijven. De financieringsproblemen doen zich echter - in meer of mindere mate - voor bij alle verschillende typen bedrijven. De financieringsproblemen uiten zich met name in een relatief lage solvabiliteit, het gebrek aan interne financie-ringsmogelijkheden en onvoldoende zekerheden. Bij snelgroeiende bedrijven spelen daarnaast ook grote liquiditeitsproblemen. De achterliggende reden hiervoor is dat snelgroeiende bedrijven hun winsten hoofdzakelijk gebruiken om hun expansieactivitei-ten te kunnen financieren, en niet worden bestemd om kortetermijnproblemen op te lossen.

4.3 Beleid ten opzichte van financiering Nederland kent verschillende typen beleidsmaatregelen op het gebied van externe fi-nanciering. De maatregelen kunnen fiscaal van aard zijn, een subsidie betreffen of een krediet dan wel een garantie inhouden. Nederland probeert vooral via het fiscale instrumentarium het startend onderne-merschap te stimuleren. Bekende fiscale maatregelen zijn onder andere de zelfstandi-genaftrek, de vermogensaftrek, de investeringsaftrek en de fiscale oudedagsreserve. Verder is een aantal jaren geleden de Tante Agaath-regeling in het leven geroepen. Naast de fiscale maatregelen kunnen de subsidie-, krediet- en garantieregelingen wor-den onderscheiden. Deze regelingen kunnen worden ingedeeld naar verschillende as-pecten, zoals bedrijfsfacetten, doelgroepen en regio’s. Bij bedrijfsfacetten kunnen we denken aan innovatie en technologie. Bekende beleidsmaatregelen op dit vlak zijn de Technologische Ontwikkelingskredieten (TOK), de Wet Bevordering Speur- en Ontwik-kelingswerk (WBSO) en KREDO. Bij de doelgroepbenadering valt te denken aan de par-ticipatiemaatschappijen voor technostarters. Regionale beleidsmaatregelen hebben ten doel om economisch zwakke regio’s te ondersteunen, zoals de IPR. Ten slotte kent Nederland verschillende ondersteunende financieringsmaatregelen. De ondersteunende beleidsmaatregelen zijn niet gericht op het verstrekken van financie-ring, maar hebben als doel om (startende) ondernemers bij te staan in de verschillende aspecten van de bedrijfsuitoefening. Hierbij kunnen we denken aan adviserende en begeleidende werkzaamheden aan startende en innovatieve ondernemers. Er bestaan uiteenlopende lokale initiatieven, geïnitieerd door of met participatie van gemeentelijke en provinciale overheden, vaak in de vorm van publiek-private samen-werkingsverbanden. De initiatieven zijn deels gericht op starters in het algemeen en specifieke doelgroepen, zoals allochtonen en vrouwen. Zo stelt de Stichting Nieuw Ondernemen (NION), een in 1985 opgericht samenwer-kingsverband tussen Shell en de ING Bank, kosteloos advies en begeleiding beschikbaar aan startende ondernemingen. Een ander voorbeeld is de zogenoemde TOP-regeling Twente. De Universiteit Twente stelt sinds 1984 aan abituriënten die een eigen bedrijf willen starten, een Tijdelijke Onderwijsplaats (TOP) beschikbaar. De ondernemers krijgen faciliteiten zoals kantoorruimte en advisering en begeleiding. Kortom, het Nederlandse beleidsinstrumentarium lijkt een uitgebreide mix van instru-menten te bevatten: zowel fiscale instrumenten (Tante Agaath-regeling, startersaftrek, etc), garantieregeling (BBMKB), als technostarterskredieten (TOK-regeling). Daarnaast is er nog voor ‘moeilijke gevallen’ de Bijzondere Financiering. Ondanks de inzet van het

Page 48: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

48

uitgebreide beleidsinstrumentarium blijkt er nog steeds sprake te zijn van een informatieprobleem aan de onderkant van de kapitaalmarkt (zie vorige paragraaf).

4.4 Vormgeving van het financieringsbeleid

4.4.1 Bijzondere Financiering

Het AA-krediet is een achtergesteld krediet voor middelgrote en grote bedrijven die het eigen vermogen willen uitbreiden, maar die daar zelf of niet op een aanvaardbare wijze toe in staat zijn. De regeling is te beschouwen als een stimuleringsregeling. De regeling geldt niet voor starters. Om voor een krediet in aanmerking te komen, moet de aanvra-ger ook op langere termijn positieve rendementsvooruitzichten hebben. De onderne-ming moet een eigen vermogen hebben van minimaal 20% van het balanstotaal. Het AA-krediet wordt verstrekt door de Nationale Investeringsbank. Het krediet is achtergesteld bij andere kredieten. De kredietverlening bedraagt ten min-ste 250.000 gulden en ten hoogste 50 miljoen gulden. In de praktijk geldt een onder-grens van 2 miljoen gulden. Over het krediet wordt rente geheven. De rentevoet is ge-lijk aan de zogenoemde BF-rente vermeerderd met 1,25%. De looptijd is minimaal 7,5 jaar en maximaal 15 jaar, met een aflossingsperiode van minimaal 2,5 jaar en maximaal 5 jaar. De terugbetaling vindt plaats in halfjaarlijkse termijnen. In onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van de budgetomvang weergegeven, waarbij het budget gelijk is gesteld aan het garantieplafond van de Nederlandse over-heid.

tabel 33 Budgetomvang van de Bijzondere Financiering in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

Bijzondere Financiering krediet 250 275 175

Bron: Rijksbegroting en diverse evaluatiestudies.

4.4.2 Besluit Borgstelling MKB-kredieten (BBMKB)

Deze regeling behelst dat de overheid zich borg stelt voor een deel van het krediet dat door een bank wordt verstrekt. De hoogte van de borgstelling hangt af van het tekort aan zekerheden en het kredietbedrag dat door de bank voor eigen risico wordt ver-strekt. Als voorwaarde geldt dat de rentabiliteits- en continuïteitsvoorschriften van het bedrijf goed moeten zijn. De borgstelling bedraagt 90% van het borgstellingskrediet. De doelgroep van het BBMKB bestaat uit bestaande of startende ondernemingen in Nederland, met onvoldoende financiële middelen en een tekort aan zekerheden. Het borgstellingkrediet mag niet groter zijn dan het door de bank nieuw te verstrekken krediet (de zogenoemde 1-op-1-verhouding). De bank draagt eenmalig 3% provisie over het borgstellingskrediet af aan de overheid. De provisie wordt over het algemeen doorberekend aan de ondernemers. Voor startende en innovatieve bedrijven gelden speciale faciliteiten. Voor starters mag de verhouding tussen het borgstellingskrediet en nieuw krediet oplopen tot 2 op 1. Verder geldt dat voor starters de borgstelling 100% van het borgstellingskrediet mag zijn en wordt geen 3% provisie in rekening gebracht voor kredieten onder de 100.000 gulden. Voor innovatieve borgstellingskredieten is de looptijd van het borgstellingskre-diet verlengd, waardoor de jaarlijkse aflossing is afgenomen.

Page 49: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

49

In de loop der jaren is de BBMKB-regeling aangepast. In 1996 is bijvoorbeeld het maxi-male borgstellingskrediet verhoogd van 1 miljoen gulden naar 2 miljoen gulden. In tabel 34 wordt de ontwikkeling van de budgetomvang weergegeven, waarbij het budget gelijk is gesteld aan het garantieplafond van de Nederlandse overheid.

tabel 34 Budgetomvang van de BBMKB in miljoenen guldens

Regeling Type instrument 1990 1995 2000

BBMKB Borgstelling 504 750 1.000

Bron: EIM op basis van rijksbegroting.

4.4.3 Tante Agaath-regeling (TAR)

De Tante Agaath-regeling (TAR) is met ingang van 1 januari 1996 ingevoerd om het voor startende ondernemers gemakkelijker te maken voldoende werkkapitaal, en meer in het bijzonder beginkapitaal, te verkrijgen. De achterliggende gedachte hierbij was dat het midden- en kleinbedrijf een belangrijke motor is in het creëren van werkgelegen-heid. De Tante Agaath-regeling biedt faciliteiten voor particulieren die middelen ter beschikking stellen aan beginnende ondernemers. Dit kan langs directe weg en langs indirecte weg. De directe weg behelst dat particulieren rechtstreeks aan natuurlijke personen een ach-tergestelde lening verstrekken. De particulier heeft gedurende de eerste acht jaren na het verstrekken van de lening een extra rentevrijstelling van 5.000 gulden (voor gehuw-den 10.000 gld.), en een tegemoetkoming in de vermogensbelasting in die jaren, in die zin dat de geldleningen binnen het bereik van de ondernemingsvrijstelling worden ge-bracht. Daarnaast mag de schuldeiser tot een maximum van 50.000 gulden per begin-nende ondernemer verlies nemen als de lening binnen acht jaren na de verstrekking wordt kwijtgescholden wegens oninbaarheid. De indirecte manier is dat particulieren deelnemen in participatiemaatschappijen die hun middelen voor ten minste 70% aanwenden in beginnende ondernemingen (zowel natuurlijke als rechtspersonen), de zogeheten Tante Agaath-fondsen. Particulieren die deelnemen in zo’n participatiemaatschappij hebben recht op een extra rente- en/of di-videndvrijstelling. Tezamen met de rentevrijstelling voor directe Tante Agaath-leningen bedraagt deze maximaal 5.000 gld. (gehuwden 10.000 gld.). De participatiemaatschap-pijen mogen fiscaal verlies nemen indien de waarde van de participatie daalt beneden het opgeofferde bedrag.

4.4.4 Investeringsaftrek ( IA)

De investeringsaftrek, een fiscale regeling, is per 1 januari 1990 ingevoerd om klein-schalige investeringen van MKB-bedrijven van beperkte omvang te bevorderen. Een ondernemer heeft recht op investeringsaftrek indien hij voor een bedrag tussen de 3.700 en 545.000 gulden in bedrijfsmiddelen investeert. De investeringsaftrek is een percentage van het totale investeringsbedrag in een kalenderjaar. Per 1 januari 1996 zijn de percentages met circa 1/3 verhoogd om investeringen door het MKB te bevorde-ren. Thans bedraagt de investeringsaftrek 24% bij een investeringsbedrag van maximaal 63.000 gulden, aflopend naar 3% bij een investeringsbedrag van maximaal 545.000 gulden. Voor bepaalde bedrijfsmiddelen wordt geen investeringsaftrek verleend. Indien een bedrijfsmiddel binnen vijf jaar wordt vervreemd, geldt een desinvesteringsbijtelling. De regeling is erop gericht dat meer bedrijven gaan investeren en/of dat reeds investerende bedrijven meer gaan investeren.

Page 50: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

50

4.5 Effectiviteit van het financieringsbeleid

4.5.1 Bijzondere Financiering

Budgetomvang en gebruik In de periode 1990-2000 is de budgetomvang (lees het garantieplafond) per saldo af-genomen van 250 miljoen gulden in 1990 naar 175 miljoen gulden in 2000. Er is geen sprake van een geleidelijke verlaging van het garantieplafond gedurende de periode 1990-2000. Zo is bijvoorbeeld het garantieplafond in de jaren 1994 en 1995 tijdelijk verhoogd van 175 miljoen gulden naar 275 miljoen gulden. In de afgelopen jaren is de omvang van de afgegeven kredieten hoog geweest. De vraag naar de BF-regeling overtrof de hoogte van het garantieplafond.1 Het relatief gro-

te beroep in de afgelopen jaren is voornamelijk toe te schrijven aan de verhoging van de gemiddelde kredietomvang, en minder aan de stijging van het aantal kredieten. Jaarlijks voorziet de BF-regeling in de financieringsbehoefte van ongeveer 30 onderne-mingen.

Aanslu i t ing Onder aansluiting kunnen twee verschillende aspecten worden verstaan: de aansluiting bij de behoefte van het MKB en de aansluiting bij de doelstelling van de regeling. Beide aspecten worden hieronder nader toegelicht.

Aansluit ing bi j de behoefte van het MKB Uit de evaluatie van de Bijzondere Financiering blijkt dat onder de BF-regeling verstrekte kredieten doorgaans worden aangewend voor investeringen. Verder heeft het BF-krediet niet alleen een functie als financiering op zichzelf, maar ook als buffer van de onderneming. Een BF-krediet vergroot het weerstandsvermogen, waardoor het ver-trouwen van bestaande en toekomstige crediteuren van de ondernemingen wordt ver-sterkt. Vergroting van de leencapaciteit is het gevolg. Ten slotte blijkt uit de (hoge) realisatiecijfers van het quotum onmiskenbaar dat de BB-MKB-regeling voorziet in een behoefte. De uitbreiding van het quotum in de afgelopen jaren heeft geleid tot een hogere vraag. Aansluiting bij de doelstelling van de regeling De regeling is gericht op het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering van in principe rendabele en goed geleide ondernemingen. In de afgelopen jaren is herhaaldelijk een knelpunt gesignaleerd: op de Nederlandse kapitaalmarkt is weliswaar sprake van een ruim aanbod, maar dit aanbod voorziet voor een groot deel niet in de vraag van ondernemingen naar risicodragend vermogen. Weliswaar is de omvang van financieringsmiddelen door participatiemaatschappijen toegenomen; dit geldt echter voor aandelenkapitaal en minder voor achtergesteld krediet. Verder speelt bij de beoordeling van de effectiviteit van de regeling de kredietgenere-rende werking een belangrijke rol. Van kredietgenererende werking van het krediet wordt gesproken indien verstrekking van een AA-krediet ertoe leidt dat andere vermo-gensverschaffers bereid zijn additionele financiering te verstrekken die zonder AA-krediet niet ter beschikking zou komen. Uit onderzoek van de Nationale Investerings-bank blijkt dat het AA-krediet in ongeveer driekwart van de gevallen gepaard gaat met een directe uitbreiding van de kredietlijnen.

1 Ministerie van Financiën, 1996.

Page 51: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

51

Toegankel i jkheid De (potentiële) kredietnemer heeft in principe alleen contact met de Nationale Investe-ringsbank. De uitvoering van de BF-regeling wordt immers door de Nationale Investe-ringsbank verzorgd. Deze één-loketdienst kan voor de ondernemer een obstakel zijn omdat hij wat de Bijzondere Financiering betreft niet langer te maken heeft met zijn huisbankier. Verder blijkt dat slechts een beperkt aantal bedrijven (ongeveer 30) gebruik kan maken van de regeling vanwege het vastgestelde garantieplafond.

tabel 35 Beoordeling effectiviteit Bijzondere Financiering

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod 0

verhouding MKB-GB +

Aansluiting op behoefte MKB +

doelstelling regeling +

Toegankelijkheid kennis 0

administratieve lasten -

Bron: EIM, 2001.

4.5.2 BBMKB (Besluit Borgstell ing MKB-kredieten)

Budgetomvang en gebruik In onderstaande tabel staat aangegeven hoe de ontwikkeling van het quotum, de bud-getomvang en de aantallen van de borgstellingsregeling in de loop der tijd is geweest.

tabel 36 Gebruik en omvang van het BBMKB

1995 1996 1997 1998 1999

Quotum 750 850 850 850 1.025

Bedragen (in mln. gld.) 719 823 817 771 947

Aantallen 4.244 4.771 3.862 3.499 4.021

Bron: Ministerie van Economische Zaken,Evaluatie Borgstellingskredieten MKB, Den Haag, 2000.

Jaarlijks wordt een zogenoemd quotum vastgesteld. Het quotum legt vast hoe hoog het plafond aan uitgaven voor borgstellingen is. In de periode 1994-1998 is het quotum voor borgstellingen toegenomen van 750 miljoen gulden naar 1.025 miljoen gulden. Dat is een stijging van ruim 36%. De laatste uitbreiding is gefinancierd met middelen uit het EIF (European Investment Fund). Deze middelen zijn beschikbaar gesteld door de Europese Commissie voor het verbeteren van de financieringsvoorwaarden van het MKB. Van het beschikbare quotum wordt meer dan 90% benut. Ook in 1999 blijkt een uitbreiding van het quotum niet te leiden tot een relatief grote onderuitputting. Onder budgetomvang wordt hier verstaan de uitgegeven bedragen aan borgstellings-kredieten. De aldus gedefinieerde budgetomvang staat zodoende volledig los van de uitgaven en de inkomsten vanuit de overheid. De overheidsuitgaven worden gevormd door uitkeringen uit hoofde van verliesdeclaraties, terwijl de overheidsinkomsten be-staan uit provisie bij het afsluiten van borgstellingskredieten en terugbetalingen. De netto-uitgaven vanuit de overheid zijn beperkt en bedragen sinds 1995 minder dan 5% van de aangegane verplichtingen. De budgetomvang in de periode 1995-1999 is toegenomen, terwijl de aantallen een daling te zien geven. Gevolg is dat het gemiddelde borgstellingsbedrag in de betrokken

Page 52: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

52

periode omhoog is gegaan. De bovenstaande ontwikkeling kent een positieve en een negatieve kant. Positief is dat bedrijven in aanmerking komen voor een hoger borgstel-lingskrediet. Negatief is echter dat minder bedrijven dan voorheen een beroep kunnen doen op de borgstellingsregeling. De achterliggende reden hiervoor is dat de borgstel-lingsregeling geen open-einde karakter kent (zie quotum).

Aanslu i t ing Onder aansluiting kunnen twee verschillende aspecten worden verstaan: de aansluiting bij de behoefte van het MKB en de aansluiting bij de doelstelling van de regeling. Beide aspecten worden hieronder nader toegelicht. Aansluiting bij de behoefte van het MKB Uit de hoge realisatiecijfers van het quotum (zie tabel 36) blijkt onmiskenbaar dat de BBMKB-regeling voorziet in een behoefte. De uitbreiding van het quotum heeft geleid tot een uitbreiding van het totaalbedrag aan verstrekte borgstellingen. Verreweg het grootste deel van het quotum wordt verstrekt via de drie grote banken: de ABN-AMRO Bank, de Rabobank en de ING Bank. Zij nemen circa 90% van het quotum voor hun rekening. Ook bij uitbreiding van het quotum nemen zij het leeuwendeel van het quo-tum voor hun rekening. Hieruit komt het beeld naar voren dat de behoefte aan borg-stellingen groter is dan het aanbod. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken heeft EIM een onderzoek ver-richt naar de effectiviteit van beleidsmaatregelen. Hiertoe is aan een aantal experts ge-vraagd op grond van hun ervaringen en expertise een oordeel te vellen over de effectivi-teit van specifieke beleidsmaatregelen. Uit dit onderzoek bleek dat de effectiviteit van de BBMKB-regeling door de experts als positief wordt beoordeeld. De BBKMB-regeling vindt gretig aftrek bij startende kleine ondernemers, die met een tekort aan zekerheden in de beginfase van hun bedrijf worden geconfronteerd. Zonder zekerheden verstrekken banken niet of nauwelijks financiering aan startende bedrijven. De BBMKB-regeling vervult een belangrijke functie op het startersveld, hoewel de rege-ling niet specifiek voor starters is bedoeld. Aansluiting bij de doelstelling van de regeling De doelstelling van de BBMKB-regeling is om MKB-bedrijven met bevredigende rentabi-liteits- en continuïteitsperspectieven, maar met een tekort aan zekerheden, te helpen met een bankfaciliteit. Zoals in paragraaf 4.2 ‘Financiering in het MKB’ reeds is aangegeven, zijn het vooral de starters die een tekort aan zekerheden vertonen. Dit geldt in mindere mate voor de reeds zittende bedrijven, de zogenoemde bedrijven met track-record, die in de loop van hun bestaan beschikken over een onderpand. Met het oog hierop is het van belang te weten hoe de verdeling van de BBMKB-gelden is over starters en de bedrijven met een track-record. In tabel 37 is aangegeven hoe het totaalbedrag van de borgstellingen in de loop der tijd is verdeeld over de categorieën starters en ondernemingen met een track-record.

Page 53: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

53

tabel 37 Borgstellingen verdeeld over starters en bedrijven met een track-record

1995 1996 1997 1998 1999

Bedragen (in %)

Starters 19 19 16 16 18

Track-record 81 81 84 84 32

Aantallen (in %)

Starters 34 33 29 32 33

Track-record 66 67 7 68 67

Gemiddeld bedrag (x ƒ 1.000)

Starters 98 99 113 115 126

Track-record 205 209 252 269 290

Bron: Ministerie van Economische Zaken,Evaluatie Borgstellingskredieten MKB, Den Haag, 2000.

Hieruit blijkt dat ruim 80% van de borgstellingen (in guldens) gaat naar ondernemers met een track-record en iets minder dan 20% naar startende ondernemers. In aantallen verstrekte borgstellingen gaat 70% naar ondernemers met een track-record en 30% naar startende ondernemers. Uit deze verdeling valt op dat relatief weinig starters in aanmerking komen voor de regeling, terwijl dit type bedrijven juist een doelgroep zou moeten zijn van de BBMKB-regeling. Immers, de startende bedrijven kampen meer dan bedrijven met een track-record met een tekort aan zekerheden. Het gemiddelde bedrag per borgstelling is voor starters redelijk constant gebleven. Dit kan duiden op een gelijkblijvende financieringsbehoefte van starters. Hier staat tegenover dat ondernemers met een track-record een grote stijging van het gemiddelde borgstellingsbe-drag te zien geven. Dit hangt waarschijnlijk samen met een verhoging van het krediet-maximum naar 2 miljoen gulden (ten opzichte van 1 miljoen gulden in voorgaande jaren).

Toegankel i jkheid De verlening van een borgstellingsregeling start met de kredietaanvraag door de onder-nemer. De ondernemer vraagt krediet aan bij zijn/haar lokale bank. Vervolgens bekijkt de bank of de situatie van de onderneming een borgstellingskrediet noodzakelijk maakt. Omdat een ondernemer voor een kredietaanvraag bij zijn/haar eigen lokale bank terecht kan, werkt dit drempelverlagend. De administratieve lasten van de BBMKB-regeling zijn beperkt. Wel een mogelijke drempel voor de toegankelijkheid van de rege-ling is dat er een strikt plafond wordt gesteld aan de uitgaven voor de borgstellingsre-gelingen (zogenoemd quotum). De behoefte aan borgstellingskredieten vanuit het MKB blijkt groter te zijn dan het beschikbare aanbod aan gelden.

tabel 38 Beoordeling effectiviteit BBMKB

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod +/o

verhouding MKB-GB +

Aansluiting op behoefte MKB +

doelstelling regeling o

Toegankelijkheid kennis +

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

Page 54: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

54

4.5.3 Investeringsaftrek ( IA)

Budgetomvang en gebruik Uit gegevens van het Ministerie van Financiën blijkt dat de investeringsaftrek door een groot deel van de ondernemers wordt toegepast. Met de investeringsaftrek is budget-tair ongeveer 700 miljoen gulden gemoeid. Ongeveer driekwart van dit bedrag (525 miljoen gulden) komt terecht bij ondernemers in de inkomstenbelasting. De Algemene Rekenkamer heeft in de periode 1993-1997 een vergelijking gemaakt van de gebruikers van de investeringsaftrek met de niet-gebruikers van deze regeling. De niet-gebruikers kwamen in principe wel in aanmerking voor de regeling. Uit de vergelij-king kwam naar voren dat ondernemers die niet investeerden maar zijn gaan investe-ren, dit in veel meer gevallen deden met gebruikmaking van de investeringsaftrek dan zonder de gebruikmaking van de investeringsaftrek. Overigens bleek wel dat bij slechts twee van de vijf onderzochte jaren het gemiddelde investeringsvolume significant hoger is bij gebruikers dan bij niet-gebruikers van de investeringsaftrek.

Aanslu i t ing Onder aansluiting kunnen twee verschillende aspecten worden verstaan: de aansluiting bij de behoefte van het MKB en de aansluiting bij de doelstelling van de regeling. Beide aspecten worden hieronder nader toegelicht. Aansluiting bij de behoefte van het MKB De vraag of de investeringsaftrek aansluit bij de behoefte van het MKB, is te beant-woorden op basis van een onderzoek van Algemene Rekenkamer. In dit onderzoek is het investeringsgedrag van gebruikers en niet-gebruikers tegenover elkaar gezet. Hierboven is reeds aangegeven dat startende bedrijven door geringe zekerheden en het ontbreken van een track-record niet of nauwelijks in aanmerking komen voor financie-ring. Om deze reden sluit de regeling - via een vergroting van het aanbod aan financie-ringsmiddelen - goed aan bij de behoefte van startende bedrijven. Aansluiting bij de doelstelling van de regeling Onduidelijk is in hoeverre deze generieke investeringsfaciliteit het doen van investerin-gen nu bevordert, of dat zij met name zorgt voor financiëlelastenverlichting op het moment dat investeringen worden verricht.

Toegankel i jkheid Mede gelet op het grote bereik in de praktijk, heeft de werkgroep de indruk dat de investeringsaftrek een faciliteit is die gemakkelijk is toe te passen en die administratief niet erg belastend is.

tabel 39 Beoordeling effectiviteit Investeringsaftrek

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod 0

verhouding MKB-GB 0

Aansluiting op behoefte MKB +

doelstelling regeling +/0

Toegankelijkheid kennis +

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

Page 55: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

55

4.5.4 Tante Agaath-regeling (TAR)

Budgetomvang en gebruik Op basis van het aantal geregistreerde Tante Agaath-leningen blijkt dat de regeling in toenemende mate wordt gebruikt. In 1997 werden 1.821 rechtstreekse Tante Agaath-leningen voor een totaalbedrag van 223 miljoen gulden geregistreerd, tegenover 1.142 leningen met een totaalbedrag van 96,5 miljoen gulden in 1996. Voorlopige cijfers van het Ministerie van Financiën wijzen op een verdere stijging in 1998. In 1996 en 1997 heeft ongeveer 2 of 3 procent van de starters gebruikgemaakt van een dergelijke financiering. Het gebruik is in deze eerste jaren minder dan door de beleids-makers werd geraamd bij de totstandkoming van de wet. Een van de oorzaken is dat in de desbetreffende jaren uitsluitend directe leningen werden verstrekt.1

Aanslu i t ing Onder aansluiting kunnen twee verschillende aspecten worden verstaan: de aansluiting bij de behoefte van het MKB en de aansluiting bij de doelstelling van de regeling. Beide aspecten worden hieronder nader toegelicht. Aansluiting bij de behoefte van het MKB Hierboven is reeds aangegeven dat startende bedrijven door geringe zekerheden en het ontbreken van een track-record niet of nauwelijks in aanmerking komen voor financie-ring. Om deze reden sluit de regeling goed aan bij de behoefte van startende bedrijven. Aansluiting bij de doelstelling van de regeling De doelstelling van de regeling is om kredieten te verstrekken aan startende onderne-mers die zonder de Tante Agaath-regeling moeite zouden hebben hun financiering rond te krijgen. Verder zou er sprake moeten zijn van een lagere rente dan normaal, waardoor er lagere financieringslasten optreden. In de sfeer van de directe geldverstrekking tussen particulieren lijkt de regeling een goede stimulans. De geldverstrekker heeft naast het financiële voordeel van een extra rentevrijstelling minder financieel risico wanneer de startende ondernemer het niet redt. In de sfeer van de indirecte geldverstrekking (de Tante Agaath-fondsen) is onduidelijk of banken met hun fondsen een ander kredietbeleid voeren dan normaal gesproken het geval is, met andere woorden of startende ondernemers die zonder de Tante Agaath-regeling moeite zouden hebben hun financiering rond te krijgen, bij de fondsen ge-makkelijker financiering verkrijgen. De in de regeling terzake van deze fondsen gestelde eisen bieden hiervoor geen waarborg. De regeling vereist slechts dat geld wordt ver-strekt aan ‘startende ondernemers’; voor de fondsen gaat hiervan op zich geen stimu-lans uit om startende ondernemers met een groot potentieel maar slechtere krediet-waardigheid te financieren. Het bedrag dat in de Tante Agaath-fondsen omgaat is ove-rigens aanzienlijk groter dan het bedrag dat in de rechtstreekse Tante Agaath-leningen omgaat.

Toegankel i jkheid De toegankelijkheid van de regeling is voor een individueel startend bedrijf in beperkte mate aanwezig. Immers, een startend bedrijf is voor directe financiering vaak aangewe-zen op familie en vrienden, die bereid zijn via de Tante Agaath-regeling financiering beschikbaar te stellen. De TAR heeft dus vooral een besloten karakter. Dit geldt evenzo voor het financieringsaanbod via de Tante Agaath-fondsen. Om als individueel bedrijf in

1 Algemene Rekenkamer, 1999.

Page 56: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

56

aanmerkelijk te komen van financiering via een Tante Agaath-fonds, is het bedrijf af-hankelijk van het gevoerde beleid van de desbetreffende participatiemaatschappij. In lang niet alle gevallen is het beleid transparant voor de naar financiering zoekende on-dernemer.

tabel 40 Beoordeling effectiviteit Tante Agaath-regeling

Beoordeling

Budget en gebruik verhouding vraag-aanbod 0

verhouding MKB-GB +

Aansluiting op behoefte MKB +

doelstelling regeling +/0

Toegankelijkheid kennis 0

administratieve lasten +

Bron: EIM, 2001.

4.6 Conclusie

4.6.1 Budget en gebruik

Verhouding tussen vraag en aanbod Uit evaluaties van financiële regelingen volgt dat voor regelingen met een beschikbaar budget vrijwel altijd het gehele budget wordt benut. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de rege-lingen Bijzondere Regeling en de BBMKB-regeling, waar jaarlijks een quotum wordt vastgesteld. Dit bepaalt de hoogte van het plafond aan uitgaven voor borgstellingen. Uit deze regelingen volgt dat de verhogingen van het quotum die in de loop der tijd zijn doorgevoerd, hebben geleid tot een grotere vraag.

Verhouding MKB -GB Voor de algemene fiscale stimuleringsregelingen geldt dat er geen duidelijk scherp on-derscheid bestaat tussen kleine, middelgrote en grote bedrijven. Sommige stimulerings-regelingen zoals de BBMKB-regeling zijn specifiek bedoeld voor MKB-bedrijven (vooral aan de onderkant van de markt), terwijl bijvoorbeeld de Bijzondere Financiering is be-stemd voor de middelgrote bedrijven.

4.6.2 Aansluiting

Behoefte MKB In het algemeen geldt dat de verschillende financieringsregelingen, met name voor be-paalde doelgroepen, voorzien in een duidelijke behoefte. De verschillende financierings-regelingen grijpen in op de financieringsproblemen van MKB-bedrijven. De financie-ringsproblemen uiten zich vooral in een lage solvabiliteit, gebrek aan interne financie-ringsmogelijkheden en onvoldoende zekerheden. Vooral starters, innovatieve en snel-groeiende bedrijven kampen met financieringsproblemen. De regeling BBMKB voorziet in een grote behoefte van het MKB, waarin speciale arran-gementen voor de doelgroepen startende en innovatieve MKB-bedrijven. Verder blijkt uit de BBMKB-regeling en de regeling Bijzonder Financiering de kredietgenererende werking van de regelingen. Door deze kredieten krijgen bedrijven sneller een aanvul-lend krediet van commerciële geldschieters. Hieruit komt het beeld naar voren dat de effectiviteit van deze regelingen hoog is.

Page 57: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

57

Doelste l l ingen De vormgeving en uitvoering van de verschillende financieringsregelingen sluiten in het algemeen vrij goed aan bij de geformuleerde doelstelling. Wel kunnen voor sommige regelingen vraagtekens worden geplaatst in hoeverre aan de doelstelling van de regeling wordt beantwoord. Zo blijkt dat van de BBMKB-kredieten slechts 30% naar starters toegaat; de overige 70% gaat naar bedrijven met een track-record. Dit is opmerkelijk omdat de regeling specifiek is bedoeld voor bedrijven met een tekort aan zekerheden; dit speelt met name bij startende bedrijven. Bij de Tante Agaath-regeling is onduidelijk of banken via hun Tante Agaath-fondsen een ander kredietbeleid voeren dan normaal gesproken het geval is. Relevant is dan de vraag of startende bedrijven die zonder de Tante Agaath-regeling moeite zouden heb-ben hun financiering rond te krijgen, bij de fondsen gemakkelijker financiering verkrij-gen.

4.6.3 Toegankel i jkheid

Kennis In het algemeen zijn ondernemers via hun accountants redelijk goed op de hoogte van de verschillende fiscale maatregelen. Bekende fiscale maatregelen zijn onder meer de zelfstandigenaftrek, de vermogensaftrek, de investeringsaftrek en de fiscale oudedags-reserve. De fiscale regeling Tante Agaath-regeling is een onder de ondernemers minder bekende regeling. Ook de BBMKB-regeling is vanwege haar lange bestaansrecht en het grote beroep daarop een bekende regeling onder MKB-bedrijven.

Administrat ieve lasten In het algemeen geldt dat de fiscale stimuleringsregelingen (zoals de startersaftrek) rela-tief weinig administratieve lasten voor de ondernemer met zich meebrengen. De onder-nemer moet sowieso zijn aangiftebiljet inkomstenbelasting/vermogensbelasting invullen. Dit geldt bijvoorbeeld niet voor alle stimuleringskredieten. Een treffend voorbeeld hier-van is de Bijzondere Financieringskrediet. Bij deze regeling is de Nationale Investerings-bank de uitvoerder. Voor de ondernemer kan dit een obstakel zijn omdat hij niet te maken heeft met zijn huisbankier; dit kan gepaard gaan met toenemende administra-tieve lasten.

Page 58: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering
Page 59: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

59

5 Conclusies

Het doel van dit rapport was een uitspraak te doen over de werking van het beleidsin-strumentarium voor het midden- en kleinbedrijf. De werking van het beleidsinstrumen-tarium komt tot uiting in de effectiviteit van het instrument, bezien vanuit het perspec-tief van de ondernemer. Om een meer diepgaande onderzoeksanalyse mogelijk te ma-ken, is gekozen voor een beperkt aantal beleidsvelden, te weten: financiering, innovatie en export. De algemene onderzoeksvraag kon dus als volgt worden geformuleerd: Wat is de effectiviteit van het huidige overheidsinstrumentarium voor het MKB-bedrijf op de beleidsvelden innovatie, export en financiering? Deze algemene onderzoeksvraag is verder uitgesplitst naar aparte deelvragen. Het be-grip effectiviteit is in dit rapport geoperationaliseerd aan de hand van de volgende drie elementen: 1 relatie tussen budget en gebruik; 2 aansluiting van het instrument bij de behoefte van het MKB en doelstellingen van

het beleid; 3 toegankelijkheid van de regelingen voor het MKB. In de conclusies van de voorgaande hoofdstukken zijn deze deelvragen voor elk van de drie bestudeerde beleidsterreinen beantwoord. In dit hoofdstuk wordt aan de hand van deze conclusies een aantal algemene conclusies geformuleerd.

5.1 Budget en gebruik

Verhouding tussen vraag en aanbod In de bestudeerde evaluaties is de relatie tussen de behoefte en het beschikbare budget niet altijd even duidelijk aan de orde gekomen. Van een aantal maatregelen is boven-dien ook niet geheel duidelijk of het aantal of de omvang van de toewijzingen afhanke-lijk is van het totaal beschikbare budget of niet. Een eenduidig antwoord op de vraag hoe de verhouding is tussen vraag en aanbod in relatie tot het budget is dan ook niet te geven. Bij regelingen met een vastgesteld budget wordt wel vrijwel altijd het gehele budget benut. Bovendien hebben verhogingen van budgetten ook veelal geleid tot een toename van het aantal toekenningen. Het beschikbare budget lijkt dan ook meestal eerder te krap dan te ruim.

Verhouding MKB -GB Het percentage van het beleidsbudget dat terechtkomt bij het MKB verschilt sterk per regeling. Sommige regelingen zijn specifiek voor het MKB, andere zijn meer generiek. Bij de meeste van de in het kader van dit rapport bestudeerde regelingen was de verde-ling van de beleidsgelden tussen MKB en GB positief te noemen vanuit het oogpunt van het MKB. Hierbij moet echter wel worden opgemerkt dat dit rapport zich ook heeft toegespitst op voor het MKB interessante regelingen, waardoor hier waarschijnlijk een wat positiever beeld ontstaat dan wanneer het gehele instrumentarium wordt bekeken. Wanneer alleen gekeken wordt naar het exportbeleid, is het beeld ook minder positief.

Page 60: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

60

5.2 Aansluiting

Behoefte MKB De aansluiting van het beleidsinstrumentarium op de behoefte van het MKB verschilt per beleidsveld. De verschillende financieringsregelingen, met name voor bepaalde doelgroepen, voor-zien in een duidelijke behoefte. De verschillende financieringsregelingen grijpen in op de financieringsproblemen van MKB-bedrijven. Vooral de kredietgenererende werking van enkele regelingen is positief te noemen. Door deze kredieten krijgen bedrijven snel-ler een aanvullend krediet van commerciële geldschieters. Hieruit komt het beeld naar voren dat de effectiviteit van deze regelingen hoog is. Ook de regelingen ter stimulering van innovatie komen gezamenlijk tegemoet aan de belangrijkste behoeften van bedrijven in het MKB die technologische innovaties willen doorvoeren. Doordat het overheidsbeleid met betrekking tot innovatie zich echter be-perkt tot het stimuleren van technologische innovatie, wordt aan de behoeften van bedrijven in het MKB die niet-technologische innovaties willen doorvoeren echter wei-nig aandacht besteed. De aansluiting tussen het exportbeleid en de behoeften van het MKB is minder positief. Doordat de exportdeelname in het MKB relatief laag is en de drempel om te gaan ex-porteren voor ondernemers in het MKB vrij groot lijkt te zijn, is eigenlijk alleen het PSB echt interessant voor het MKB. De meeste van de andere regelingen zijn meer geschikt voor bedrijven die al actief zijn op exportgebied.

Doelste l l ingen Bij de instelling van regelingen worden wel doelstellingen geformuleerd, maar deze zijn veelal vrij algemeen van aard en niet gekwantificeerd. Hierdoor is het moeilijk om objec-tief te beoordelen in hoeverre de doelstellingen worden bereikt. Deze conclusie wordt ook onderschreven door een recent onderzoek van de Algemene Rekenkamer1. Wanneer meer kwalitatief gekeken wordt naar de regelingen die in dit rapport aan bod zijn gekomen, lijken de vormgeving en uitvoering van de meerderheid van de regelin-gen wel vrij goed aan te sluiten bij de voor de betreffende regeling geformuleerde doel-stelling.

5.3 Toegankelijkheid

Kennis Via hun accountants zijn ondernemers in het algemeen redelijk goed op de hoogte van de verschillende fiscale maatregelen. Voor andere typen stimuleringsinstrumenten geldt dat ondernemers zelf vaak meer actief moeten zoeken naar voor hen relevante regelin-gen. De beoordeelde regelingen laten dan ook een wisselend beeld zien wat betreft de beschikbaarheid van informatie over regelingen en de kennis van ondernemers met betrekking tot de regelingen. De grote hoeveelheid regelingen wordt veelal als een probleem gezien voor de toegankelijkheid. Hierdoor zien ondernemers door de bomen het bos niet meer, ze weten niet welke regelingen voor hen interessant zijn en het ont-breekt ze aan tijd en middelen om dit uit te zoeken. Het inzichtelijker maken van de mogelijkheden door het terugdringen van het aantal regelingen is dan ook al jaren een belangrijke doelstelling van de overheid. In de jaren negentig zijn er echter alleen maar steeds meer regelingen ontstaan (zie bijlage I ‘Overzicht stimuleringsinstrumenten’). In

1 Algemene Rekenkamer, 2001.

Page 61: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

61

2001 zijn in het kader van de stroomlijning van het instrumentarium wel regelingen samengevoegd. In hoeverre hierdoor het aantal regelingen ook daadwerkelijk wordt teruggedrongen en de toegankelijkheid verbeterd wordt, is op dit moment nog niet duidelijk.

Administrat ieve lasten Afgaande op de in dit rapport behandelde regelingen lijkt het erop dat de hoogte van de administratieve lasten vooral een probleem vormt bij het aanvragen van kredieten en verzekeringen zoals de TOK, de EKV en het Bijzonder Financieringskrediet. Bij het aan-vragen van directe subsidies zoals de KIM en de HMKB of de fiscale aftrek in het kader van de WBSO of de Tante Agaath-regeling lijken bedrijven hier minder problemen mee te hebben. Of dit een algemeen geldende regel is, is echter niet onderzocht.

Page 62: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering
Page 63: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

63

Bijlage I Overzicht stimuleringsinstrumenten

tabel 41 Directe stimuleringsinstrumenten innovatie

Budget*

Kenmerken

Regeling 1990 1995 2000

MKB-

GB type**

start einde

Subsidieregeling Innovatiestimulering INSTIR 451 - - beide s 1992

Besluit Subsidies Bedrijfsgerichte

Technologiestimulering Internationale

Programma’s

BTIP/E

ureka

54 22 - beide s 1997

over-

gegaan

in BIT

Onderzoek Midden- en Kleinbedrijf OMK ? - - MKB s 1993

Subsidieregeling Bedrijfsgericht Tech-

nologisch Onderzoek door Collectivitei-

ten

BTOC 8 5 - beide s 1997A

Besluit Subsidies Programmatisch

Bedrijfsgerichte Technologiestimule-

ring

PBTS 124 98 - beide s 1997 A

Garanties technologiebeleid - - - GB b 1998

Stimulering Micro-Elektronica (o.a.

MEDEA, ITEA en COMMEND)

28 107 80 GB s -

Subsidieregeling 'Toeleveren & Uitbe-

steden'

T&U 8 5 - beide s 1997 A

Technische Ontwikkelingskredieten TOK 140 97 75 beide k -

TNO stimuleringsregeling voor collec-

tief bedrijfsgericht technologisch on-

derzoek

16 17 18 beide s ? A

Subsidieregeling Telematica Gidspro-

jecten

TGP - 12 - beide s 1993 1994 D

Besluit Subsidies Informatietechnolo-

gie

IT - 52 - beide s 1994 -

Kennisdragers in het Midden- en Klein-

bedrijf

KIM - 2 14 MKB s 1994 -

Stimulering Strategische Samenwer-

king

- - - ? ? 1994 1997

TNO/MKB-inititatief - - 2 MKB s 1995 -

Wet Bevordering Speur- en Ontwikke-

lingswerk

WBSO 350 645 beide f 1995 -

Besluit Economie, Ecologie en techno-

logie

EET - - 112 beide s 1996 -

Besluit Kredieten Elektronische Dien-

sten Ontwikkeling

KREDO - - 20 beide r 1996 2001

Besluit Subsidies Maritiem Onderzoek SMO - 3 4 beide s 1996 2001 B

Kredietregeling Milieugerichte Pro-

ductontwikkeling

MPO - - 5 MKB k 1996 2001

Page 64: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

64

tabel 42 Directe stimuleringsinstrumenten innovatie (vervolg)

Budget*

Kenmerken

Regeling 1990 1995 2000

MKB-

GB type**

start einde

Participatiemaatschappij technostarters - - 5 MKB r 1996 -

Subsidieregeling haalbaarheidsprojec-

ten MKB 1998/Kennisdiffusie MKB

HMKB - - 9 MKB s 1996 2001 C

Besluit Subsidies Bedrijfsgerichte

Internationale Technologieprogram-

ma’s (Eureka/Geïndustrial. Lan-

den/opkomende markten)

BIT - - 36 beide s 1997 2001 B

Besluit Subsidies Bedrijfsgerichte

Technologische Samenwerkingspro-

jecten

BTS - - 92 beide s 1997 2001 B

Twinning (onderdeel van Elektroni-

sche snelwegen)

- - *** MKB 1998 -

Subsidieregeling Referentieprojecten

Milieutechnologie

SRM - - 4 MKB s 1998 -

Actieplan Life Science - - 20 MKB r 2000 -

First Mover Faciliteit FMF - - 15 ****

* Tenzij anders vermeld, is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

** f = fiscaal / k = krediet / b= borgstelling / r = risicodragend / s = subsidie.

*** Het budget voor Twinning is opgenomen in budget voor Elektronische snelwegen (zie tabel indirecte

stimuleringsinstrumenten innovatie).

**** Zou in 2000 worden opgezet maar heeft vertraging opgelopen. De kenmerken van de regeling zijn

daarom nog niet bekend.

A Opgegaan in BTS.

B Opgegaan in Subsidieregeling Technologische Samenwerking.

C Opgegaan in Subsidieregeling Kennisoverdracht Ondernemers MKB.

D Opgegaan in IT.

- = Niet van toepassing.

? = Onbekend.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

Page 65: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

65

tabel 43 Indirecte stimuleringsinstrumenten innovatie

Budget* Looptijd

Regeling 1990 1995 2000 start einde

Subsidieregeling Branchegewijze Informaticastimulering SBI 8 0 0 1994 D

Internationale Ruimtevaartprogramma's 65 166 66 -

Innovatiegerichte Onderzoeksprogramma’s IOP 24 28 19 -

Kennisdiffusie naar het Midden- en Kleinbedrijf KMO 6 6 - 1996

Overheidsaanschaffingen, waaronder Codema (R&D

inspanningen op militair gebied) en AMP

25 20 16 -

Syntens (Innovatiecentra) 45 41 65 -

Technisch Wetenschappelijke Attaché's TWA 1 1 1 -

Technologische Onderzoeksinstituten (o.a. TNO) 93 82 73 -

Technologische Vernieuwing (incl. Technologie en

Samenleving T&S)

- 17 25 1991 -

Subsidieregeling Branchecentra voor Technologie BCT - 4 2 1993 -

Projecten gefinancierd uit het Fonds Economische

Structuurversterking, waaronder Giga -port, NOBIS,

HPCN en MARIN

10 - 1994 -

Onderzoek Technologiebeleid - 4 5 1995 -

Stichting Technische Wetenschappen STW - 17 36 1995 -

Technologische Topinstituten TTI - - 43 1996 -

Elektronische snelwegen - - 50 1997 -

Flankerend Beleid (ter bevordering van de effectiviteit

van het R&D-instrumentarium)

60 38 16 - -

Infralijn en beleidsondersteunend onderzoek - 14 9 - -

Bevordering van de vliegtuigindustrie en ruimtevaart 8 5 60 - -

* Tenzij anders vermeld, is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

D Opgegaan in IT.

- = Niet van toepassing.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

Page 66: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

66

tabel 44 Directe stimuleringsinstrumenten export en internationalisering

Budget* Kenmerken

Regeling 1990 1995 2000 MKB-GB type** start einde

Regeling Herverzekering Investeringen

(Wet Herverzekering Investeringen)

RHI

(WHI)

? 287 1.000 beide b -

Exportkredietverzekering EKV ? 8.000 2.5000 beide b -

Programma Economische Samenwer-

kingsprojecten

PESP 6 4 16 beide s -

Besluit Subsidies Export financierings-

activiteiten

(Renteoverbruggingsmatching)

BSE

(EFF /

OSF /

ROF)

120 92 160 beide s -

Exportkredietverzekering Opkomende

Markten/SENO-faciliteit voor Oost-

Europa (Leasefaciliteit Oost-Europa)

SENO/

GOM

12 25 45 beide b 1991 -

Investeringsbevordering en Technische

Assistentie Midden- en Oost Europa

IBTA - 45 18 buiten-

landse

MKB

s 1991 -

Programma Samenwerking Oost-Europa PSO - 59 140 beide s 1991 -

Tijdelijke Regeling Herverzekering

Investeringen Oost-Europa

TRHIO - 40 - beide b 1991 1997 A

Investeringsfaciliteiten Opkomende

Markten (Investeringsfaciliteit Oost-

Europa)

IFOM - 35 10 beide r 1992 -

Exportfinancieringsarrangement

Indonesië

EFI - - 137 beide s 1996 1999

Startende Exporteurs / Programma

Starters op Buitenlandse Markten /

Subsidieregeling Exportmedewerkers

Midden- en Kleinbedrijf

PSB

2000

(PSB /

SEM)

- - 6 MKB s 1996/

1997

-

Programma Samenwerking Opkomende

Markten

PSOM - - ? beide s 1997 -

Programma Samenwerking Indonesië PSI - - 8 beide s 1997 2001 B

Azië-faciliteit - - 5 s 1998 -

Joint European Ventures JEV ? MKB s ?

Programma Ontwikkelingsrelevante

Exporttransacties/ Programma Milieu en

Economische

ORET/

MILIEV

? 410 beide s ?

* Tenzij anders vermeld is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

** f = fiscaal / k = krediet / b= borgstelling / r = risicodragend / s = subsidie.

A Opgegaan in RHI.

B Opgegaan in PSOM.

- = Niet van toepassing.

? = Onbekend.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

Page 67: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

67

tabel 45 Indirecte stimuleringsinstrumenten export en internationalisering

Budget* Looptijd

Regeling 1990 1995 2000 start einde

Beleidsonderbouwende activiteit 1 1 - 1994

Benelux 4 5 5 -

Economische Voorlichtingsdienst EVD 29 24 28 -

Grondstoffen- en overige internationale organisa-

ties (waaronder OMPI en Energiehandvest)

1 1 3 -

Interne markt 0 - - 1994

Leningen aan Turkije 1 0 - 1996

World Trade Organisation GATT/WT

O

4 6 8 -

Multilaterale projecten - 15 0 1991 2000

GOS-programma - 0 0 1992 1998

Managementtraining en assistentie PUM/NM

CP

- 19 21 1992 -

Trustfunds EBRD, WB, IFC - 10 10 1992 -

Evaluatie en Beleidsondersteuning (Beleidsonder-

bouwende en Economische Samenwerkingsactivi-

teiten)

(BSA/ESA) - 1 2 1994 -

WTO-trustfund - - 0 1996 1998

Studiebeurzen- en stageprogramma Nederland-

Indonesië

- - 1 1997 2000

* Tenzij anders vermeld, is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

- = Niet van toepassing.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

Page 68: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

68

tabel 46 Directe stimuleringsinstrumenten financiering

Budget* Kenmerken

Regeling 1990 1995 2000 MKB-GB type** start einde

Investeringsaftrek IA ? ? ? beide f ? -

Achtergesteld krediet/Bijzondere finan-

ciering

BF ? 275 175 beide k 1971 -

Besluit Borgstelling MKB-kredieten BBMKB 75 751 1.001 MKB b 1988 -

Garantieregeling Particuliere Participa-

tiemaatschappijen

PPM ? 1.29 11 beide r 1981 1996?

Investeringsbudget Stedelijke Vernieu-

wing (Stads- en Dorpsvernieuwing)

ISV ? 1.071 1.209 beide s (voor)

1990

-

Besluit Subsidies Regionale Investe-

ringsprojecten

IPR 256 114 170 beide s 1988 -

Tante Agaath / Durfkapitaal TAR MKB f 2001* * *

* Tenzij anders vermeld, is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

** f = fiscaal / k = krediet / b= borgstelling / r = risicodragend / s = subsidie.

*** Opgegaan in durfkapitaal.

- = Niet van toepassing.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

tabel 47 Indirecte stimuleringsinstrumenten financiering

Budget*

Looptijd

Regeling 1990 1995 2000 start einde

Tender Investeringsprogramma's Pro-

vincies (Stimuleringsregulering Ruimte

voor Economische Activiteit) (Bedrijfs-

omgevingsbeleid)

TIPP (StiREA)

(BOB)

- 76 52 1992* *

-

Regionale ontwikkelingsmaatschappijen ROM 19 16 11 -

* Tenzij anders vermeld, is de informatie over budgetten in deze tabel afkomstig uit de rijksbegroting van

het desbetreffende jaar en betreft het de daarin genoemde verplichtingen.

** Deze regeling is regelmatig veranderd, het startjaar 1992 heeft betrekking op het bedrijfsomgevingsbe-

leid (BOB).

- = Niet van toepassing.

Bron: Rijksbegrotingen, diverse jaren.

Page 69: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

69

Literatuurlijst

Acs, Z.J., en D.B. Audretsch, Innovation and technological change, an international comparison, Harvester/Wheatsheaf, s.l., 1991 Algemene Rekenkamer, Stimulering van midden- en kleinbedrijf en ondernemerschap, Den Haag 2001 Algemene Rekenkamer, Belastingen als beleidsinstrument, Den Haag, 1999 Beeckman, D., B. Crum, M. Rotteveel en C. van der Werf, Niet gebruik EZ-regelingen, Kwalitatief onderzoek naar achterliggende oorzaken en verklaringen, Research voor Beleid BV, Leiden, 1998 Bernardt, Y., J. Borger en R. Braaksma, De innovativiteit van de Nederlandse industrie, EIM, Zoetermeer, 2001 Borger, J., en A. Kwaak, Het Nederlandse MKB in Europees perspectief, EIM, Zoeter-meer, 1999 Braun, F.W.H., C.W. Chan en J.W.A. van Dijk, Evaluatie Programma Starters op Buiten-landse Markten (PSB), Van de Bunt, Amsterdam, 1998 Bureau Bartels BV, Evaluatie van de regeling Technische Ontwikkelingskredieten (TOK), Bureau Bartels BV, Assen/Utrecht, 1995 Bureau Bartels BV, Bakkenist Management Consultants, Evaluatie Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), Utrecht/Assen/Voorburg/Diemen, 1996A Bureau Bartels BV, Kennis maakt kracht, Evaluatie van de regeling 'Kennisdragers in het Midden- en Kleinbedrijf', Bureau Bartels BV, Utrecht, 1996B Bureau Bartels BV, Evaluatie van de TOK-regeling, Bureau Bartels BV, Amersfoort, 2000A Bureau Bartels BV, Evaluatie van de KIM-regeling, Bureau Bartels BV, Amersfoort, 2000B Bureau Bartels BV, Evaluatie van het besluit Kredieten Elektronische Dienstenontwikke-ling, Bureau Bartels BV, Amersfoort, 2001 CBS, Kennis en economie 2000, Onderzoek en innovatie in Nederland, Elsevier bedrijfs-informatie bv, 2000 Donselaar, P. van, H.R. Nieuwenhuijsen, J. van Sinderen en J.P. Verbruggen, Economi-sche effecten van R&D-stimulering bij bedrijven, Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, 2000 EIM, Kleinschalig Ondernemen 1998, Zoetermeer, 1998

Page 70: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

70

EIM, Kleinschalig Ondernemen 2001, Zoetermeer, 2001 EVD, Programma Starters op Buitenlandse markten PSB, Rapportage over 1999, EVD, Den Haag, 2000 EVD, Programma Starters op Buitenlandse markten PSB, Verslag over 2000, EVD, Den Haag, 2001 Fenedex, Jaarrede voorzitter Fenedex, Fenedexpress, nr. 250, 2001, blz. 3-6 Geut, L., A. van der Veen, D. Meijer en D. Schaap, Regionale ontwikkelingsmaatschap-pijen als economisch beleidsinstrument, Rapportage over de evaluatie van de regionale ontwikkelingsmaatschappijen, Berenschot, Utrecht, 1993 Heeres, H.J., J.W. van Berkum, R.M. Braaksma en A.P. Muizer, Evaluatie Subsidierege-ling Haalbaarheidsprojecten MKB, EIM, Zoetermeer, 1999 Jong, J.P.J. de, en M.J. Overweel, Op zoek naar potentiële exporteurs, EIM, Zoetermeer, 1998 Jonkheer, K.R., E.A. van Noort, G.A. Pfann en W.H.J. Vehoeven, Internationale vergelij-king van beleidsmaatregelen voor het MKB en beleidsmaatregelen, EIM, Zoetermeer, 1997 Jorritsma-Lebbink, A., Evaluatie rapporten WBSO en aantal andere WBSO-onderwerpen, Brief aan de Tweede Kamer, Den Haag, 23 juni 1999 Klomp, L., en G.W. Meinen, Innovatie bij de kleinste bedrijven, CBS, 2001 Leeuwen, G. van, en H. Nieuwenhuijsen, R&D en bedrijfsprestaties, EIM, Zoetermeer, 1998 Ministerie van Economische Zaken, Nota: Ruim baan voor ondernemen, beleid voor het midden- en kleinbedrijf in nieuw perspectief, Den Haag, 1987 Ministerie van Financiën, Evaluatie Regeling Bijzondere Financiering 1971, Den Haag, 1996 Ministerie van Economische Zaken, Ruimte voor Industriële Vernieuwing, Agenda voor het industrie- en dienstenbeleid, Den Haag, 1999A Ministerie van Economische Zaken, De ondernemende samenleving. Meer kansen, min-der belemmeringen voor ondernemerschap, Den Haag, 1999B Ministerie van Economische Zaken, Opkomende markten: ontwikkelingen en perspec-tieven, Den Haag, 1999C Ministerie van Economische Zaken, Toets op het concurrentievermogen 2000, op de drempel van het nieuwe millennium, Den Haag, 2000A Ministerie van Economische Zaken, M.E.E.T., Monitoring en Effectmeting van het EZ-Technologie-instrumentarium, Den Haag, 2000B

Page 71: Stimulering van het MKBondernemerschap.panteia.nl/pdf-ez/a200110.pdf · 2002-01-21 · 5 1 Inleiding Aanleiding MKB-bedrijven vinden tal van belemmeringen en knelpunten in de bedrijfsvoering

71

Ministerie van Economische Zaken, Ondernemerschapsmonitor voorjaar 2001, Den Haag, 2001 MKB-Nederland, Vol gas naar het buitenland. Een pleidooi voor een krachtige export-stimulans voor het MKB, MKB-Nederland, Delft, 2000 Overweel, M.J., en Y.M. Prince, De export van het Nederlandse MKB. Een vergelijking met het Deense MKB, EIM in opdracht van Exportraad Midden- en Kleinbedrijf, Zoeter-meer, 2000 Prince, Y.M., De innovativiteit van de Nederlandse industrie, EIM, Zoetermeer, 1997 Price Waterhouse Coopers, Evaluatie Exportkredietverzekeringsfaciliteit, Eindrapport in het kader van het onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Export-kredietverzekeringsfaciliteit (EKV) en haar uitvoering, Den Haag, 2000A Price Waterhouse Coopers, Evaluatie SENO-faciliteit. Eindrapport in het kader van het onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de SENO-faciliteit en haar uitvoering., Den Haag, 2000B Rijksbegroting: Hoofdstuk IX B, Financiën, Den Haag, Diverse jaren Rijksbegroting: Hoofdstuk XIII, Economische Zaken, Den Haag, Diverse jaren Senter, Focus op Speur- en Ontwikkelingswerk, Het gebruik van de WBSO 2000, Minis-terie van Economische Zaken, Den Haag, 2000A Senter, Exportfinanciering, Jaarverslag 1999, Senter, Den Haag, 2000B Senter, Jaarverslag Senter 2000, Senter, Den Haag, 2001 Ybema, G., Evaluatie Matchingfonds en ROF, Brief aan de Tweede Kamer, Den Haag, 31 januari 2000