Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden...

111
1 Jaarverslag 2015

Transcript of Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden...

Page 1: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

1

Jaarverslag 2015

Page 2: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

2

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave 2

Bestuursverslag 3

1. Voorwoord 3

2. Meerjarenoverzicht met kerncijfers en kengetallen 4

3. Karakteristieken van het pensioenfonds 6

4. Beleid, bestuurszaken en ontwikkelingen in 2015 16

5. Financiële zaken en positie van het pensioenfonds in 2015 27

6. Beleggingen 35

7. Actuariële zaken 39

8. Risico’s en beheersing van risico’s 41

9. Toezichthouders 48

10. Code Pensioenfondsen 50

11. Verantwoordingsorgaan 52

12. Intern toezicht 55

Jaarrekening 59

Balans per 31 december 2015 60

Staat van baten en lasten over 2015 61

Kasstroomoverzicht over 2015 62

Toelichting jaarrekening 2015 63

Overige gegevens 96

Actuariële verklaring 97

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 99

Actuariële analyse 106

Bijlagen 107

Page 3: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

3

Bestuursverslag

1. Voorwoord

Geachte lezer,

Met dit jaarverslag legt het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU verantwoording af over het

gevoerde beleid in 2015. Het jaar 2015 is een jaar geweest waarbij het bestuur veel zaken, veelal naar

aanleiding van gewijzigde wet- en regelgeving, heeft besproken en opgepakt. De vergaderfrequentie

was hierdoor hoger dan in 2014. Tevens heeft het bestuur zijn jaarlijkse educatiedag en twee heidagen

gebruikt om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen.

Het bestuur is verheugd dat de financiële positie van het pensioenfonds in 2015 stabiel is gebleven ondanks dat 2015 in economisch opzicht een bewogen jaar was met aanhoudend extreem lage

renteniveaus. De beleidsdekkingsgraad is zelfs licht gestegen van 119,8% ultimo 2014 naar 121,4%

ultimo 2015. Mede dankzij de stabiliteit in de dekkingsgraad en het behoud van de goede financiële

positie heeft het bestuur de pensioenen per 1 januari 2015 en 1 januari 2016 kunnen laten meegroeien

met de stijging van de lonen (voor wat betreft de actieve deelnemers) en de stijging van de prijzen (voor wat betreft de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden).

Enkele belangrijke onderwerpen die verder in 2015 aan de orde zijn gekomen, zijn:

- de harmonisatie van de pensioenregeling;

- de aansluiting van de actieve deelnemers van Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen

(Nederland) B.V.;

- de verlenging van het contract met Aegon Levensverzekering N.V. en de exitbepalingen ten

aanzien van toekomstige garantiekosten; - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar

alternatieve uitvoeringsvormen;

- aanpassing van het premiebeleid en opname van een voorziening toekomstige garantiekosten;

- invoering nFTK en afstemming met DNB over de specifieke situatie van gedeeltelijk

herverzekerde pensioenfondsen; - de haalbaarheidstoets;

- risicomanagement en risicobeheersing;

- de Wet pensioencommunicatie;

- integriteitsbeleid.

Achtergronden ten aanzien van deze en andere onderwerpen leest u in dit jaarverslag 2015.

Diemen, 22 juni 2016

Het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU

Page 4: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

4

2. Meerjarenoverzicht met kerncijfers en kengetallen

(bedragen x € 1.000.000,--) 2015 2014 2013 2012 2011

Aantallen totaal 5.489 5.509 5.601 5.704 5.813

Deelnemers 220 115 126 152 189

Gewezen deelnemers 2.247 2.355 2.498 2.631 2.788

Pensioengerechtigden 3.022 3.039 2.977 2.921 2.836

Toeslagen per 1 januari in %1

NMR actieve deelnemers 0,99 0,90 1,41 0,68 0,88

NMR inactieven 0,65 0,90 1,41 0,68 0,88

Overige inactieven 0,75 0,81 1,52 1,17 1,38 Premiebaten en

Pensioenuitkeringen2

Feitelijke premie 3,8 1,8 2,2 1,9 2,0

Kostendekkende/gedempte premie 3,8 1,6 2,0 1,7 1,8

Pensioenuitkeringen 25,3 25,3 25,2 24,8 24,4

Premielasten herverzekering 1,2 0,4 0,6 0,7 0,8

Beleggingsportefeuille totaal3 442,0 457,9 433,1 439,0 407,8

Vastgoedbeleggingen 16,2 19,6 20,0 21,0 22,6

Aandelen 123,6 116,6 111,6 106,3 102,4

Vastrentende waarden en overig 302,1 321,7 301,5 311,7 282,8

Vermogenssituatie en solvabiliteit

Vermogen 108,1 102,7 84,1 70,7 65,7

Totaal technische voorzieningen 484,9 490,0 445,2 477,9 450,9

Totaal technische voorziening eigen beheer 57,0 58,1 56,0 60,1 55,4

Aanwezige dekkingsgraad in % 122,3 121,0 118,9 114,8 114,6

Beleidsdekkingsgraad 121,4 119,8 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Vereiste dekkingsgraad in % 103,4 103,4 103,4 103,4 103,4

Beleggingsopbrengsten

Totaal 18,1 37,0 22,7 47,2 12,7

Depot VNU14 16,9 19,9 11,9 32,2 10,9

Depot VNU2 1,2 18,2 10,8 15,0 1,8

1 De toeslagen per 1 januari komend boekjaar (2016) worden toegelicht in paragraaf 4.11 Toeslag en

harmonisatie toeslagbeleid 2 Zie voor een toelichting paragraaf 7.2

3 Beleggingen op marktwaarde van depot VNU I en depot VNU II volgens de beleggingsrapportages van Aegon

Investment Management. Zie voor een toelichting paragraaf 6.4 en 6.5. 4 Beleggingsopbrengsten depot VNU1 zijn op basis van waarderingsgrondslagen van het depot.

Page 5: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

5

Beleggingsperformance

Totaalrendement in % 0,9 11,8 5,5 11,7 3,2

Rendement depot VNU1 in % 0,8 11,1 4,1 11,3 3,8

Benchmark depot VNU1 in % 0,6 10,1 2,7 9,6 3,8

Rendement depot VNU2 in % 1,2 13,2 8,6 12,8 1,6

Benchmark depot VNU2 in % 0,8 11,8 7,7 11,3 1,6

Tabel 1; Kerncijfers

Page 6: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

6

3. Karakteristieken van het pensioenfonds

3.1 Profiel

Stichting Pensioenfonds VNU (hierna aangeduid als het Fonds) voert de pensioenregelingen uit van Nielsen B.V. (voorheen VNU B.V.), Nielsen Media Research B.V. (NMR) en vanaf 1 januari 2015

ACNielsen (Nederland) B.V. Het Fonds heeft deze opdracht aanvaard en vastgelegd in een

uitvoeringsovereenkomst (zie ook paragraaf 3.5) tussen het Fonds, Nielsen B.V. en The Nielsen

Company B.V. (deze laatste twee hierna aangeduid als de werkgever).

Het Fonds is opgericht in 1978, statutair gevestigd te Haarlem en ingeschreven bij de Kamer van

Koophandel onder nummer 41222588. De laatste statutenwijziging was op 1 juli 2014. Het Fonds is een ondernemingspensioenfonds dat is aangesloten bij de Pensioenfederatie.

Het Fonds verzorgt de pensioenen van circa 5.500 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De

totale technische voorziening op marktwaarde van deze pensioenen bedraagt ultimo 2015 circa

€ 484,9 miljoen. Hiervan is circa € 427,9 miljoen herverzekerd bij Aegon Levensverzekering N.V.

(hierna Aegon) via een garantiecontract en circa € 57,0 miljoen wordt in eigen beheer gehouden. Het

eigen beheer gedeelte betreft voornamelijk toegezegde indexatie over de pensioenen van pensioengerechtigden en (vanaf 2016) gewezen deelnemers.

Aan het garantiecontract is een beleggingsdepot (VNU1) gekoppeld met een marktwaarde ultimo 2015

van circa € 283,2 miljoen. Dit is lager dan de technische voorziening van circa € 427,9 miljoen maar

Aegon garandeert middels het garantiecontract de uitbetaling van de herverzekerde pensioenen. Het

juridisch eigendom van depot VNU1 ligt bij Aegon. Daarnaast heeft het pensioenfonds een eigen

beleggingsdepot (VNU2) waar het de vrije beschikking over heeft met een marktwaarde ultimo 2015 van circa € 158,8 miljoen. Dit depot is bedoeld voor de financiering van de pensioenen die in eigen

beheer worden gehouden (de in het verleden toegekende indexaties) en voor de financiering van

toekomstige indexaties. (Zie paragrafen 5.2 en 5.3 voor een uitgebreide toelichting over

herverzekering en eigen beheer).

3.2 Missie, doel en (indexatie)ambitie

Het Fonds stelt zich ten doel het toekennen van pensioenaanspraken aan de deelnemers van het Fonds

en het doen van uitkeringen aan deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en hun

nabestaanden, één en ander in overeenstemming met de pensioenreglementen van het Fonds en de

bijbehorende addenda. Daarnaast streeft het Fonds ernaar de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en overige betrokkenen hierover zo goed mogelijk te informeren

met in achtneming van bestaande Wet- en Regelgeving.

Het pensioenfonds heeft de ambitie om de pensioenen van de deelnemers ieder jaar mee te laten

groeien met de stijging van de lonen en de pensioenen van de gewezen deelnemers en

pensioengerechtigden met de stijging van de prijzen. (zie voor de uitgangspunten van het

indexatiebeleid ook paragraaf 3.4)

De kosten van de indexatie komen in principe voor rekening van het Fonds. Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand aan de

1 januari waarop indexatie wordt toegekend, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad

lag, komen de kosten voor rekening van Nielsen B.V.

Page 7: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

7

3.3 Visie en toekomst

Het Fonds stelt de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden centraal en streeft in hun belang naar het volledig nakomen van alle pensioentoezeggingen en optimalisatie van in de toekomst

toe te kennen indexatie. Het Fonds is van mening dat dit thans het beste in de huidige bestaansvorm

kan worden bereikt. Dit wordt ondersteund door de haalbaarheidstoets (per 1 oktober 2015) die laat

zien dat op de lange termijn een volledige indexatie conform de prijsindex naar verwachting mogelijk is.

Het Fonds ziet als mogelijke kwetsbaarheden voor de toekomst:

De theoretische situatie dat de financiële band met de werkgever niet meer bestaat. Het Fonds

heeft onderzocht wat het effect op het indexatiepotentieel is als de werkgever wegvalt. De

conclusie is dat ook in die situatie de pensioenen de eerste 10 jaar naar verwachting volledig

kunnen worden aangepast aan de prijsinflatie.

De continuïteit van bestuur. Het Fonds ziet dit als een beheersbaar risico omdat er voldoende alternatieven denkbaar zijn zoals het kiezen en benoemen van gewezen deelnemers, externe

deskundigen of het inkrimpen van het aantal bestuursleden.

De financiële afhankelijkheid van Aegon. Het Fonds loopt kredietrisico op Aegon. Onder de

nieuwe Solvency II richtlijnen heeft Aegon Nederland een solvency ratio van 135% (per 31

maart 2016) ten opzichte van Aegons eigen target range van 130-150% en Aegon Group van 155% ten opzichte van een eigen target range van 140-170%. Een ratio van 100% betekent dat

Aegon aan alle verplichtingen kan voldoen. Verder heeft Aegon in de Nederlandse markt de

hoogste credit rating (AA-)en is Aegon aangemerkt als ‘systeemrelevant’ waardoor de

toezichteisen nog strenger worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien zich indicaties

voordoen dat Aegon niet aan de Solvency II richtlijnen kan voldoen. Op basis van voorgaande acht het bestuur het kredietrisico op Aegon klein.

Het fonds blijft zich continu de vraag stellen of de huidige bestaansvorm het meest optimaal is om

haar eigen visie, doelstellingen en ambitie te realiseren. In dat kader is de toekomst van het

pensioenfonds een periodiek terugkerend agendapunt van het bestuur waarbij mogelijke alternatieve

uitvoeringsvormen worden onderzocht en besproken.

3.4 Beleidsuitgangspunten. strategie en verantwoording

De belangrijkste beleidsuitgangspunten zijn vastgelegd in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (abtn). In de abtn is de opzet van het Fonds, de risicobeheersing en de wijze van uitvoering vastgelegd.

Daarnaast heeft het Fonds onder andere een beleggingsplan en een communicatieplan.

Het bestuur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en legt verantwoording af aan

de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, het verantwoordingsorgaan en de externe

toezichthouders. Het bestuur doet dit door het opstellen van een jaarverslag (incl. controle-

verklaringen van de accountant en de certificerend actuaris), rapportages aan de externe toezichthouders en communicatie naar de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De

visitatiecommissie (intern toezicht) houdt toezicht op het bestuursbeleid en de algemene gang van

zaken in het pensioenfonds.

De voornaamste beleidsuitgangspunten van het Fonds gegroepeerd naar onderwerp zijn:

Algemeen

Het bestuur houdt bij zijn besluiten rekening met evenwichtige belangenafweging.

De voorziening pensioenverplichtingen wordt op prudente wijze vastgesteld, rekening houdend met de voorzienbare trend in overlevingskansen op basis van de rentetermijnstructuur

zoals voorgeschreven door DNB en de door het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG)

meest recente gepubliceerde prognosetafel. (zie ook de toelichting op de jaarrekening voor een

uitgebreide beschrijving van de vaststelling voorziening pensioenverplichtingen)

Page 8: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

8

Risicohouding en risicobeheersing

Het bestuur zorgt voor een adequate risicobeheersing (zie voor een uitgebreide toelichting

hoofdstuk 8)

De risicohouding van het Fonds op de korte termijn ten aanzien van depot VNU2 vertaalt zich

in een vereist eigen vermogen (VEV) dat ligt tussen de 17% en 23%. Als het VEV structureel

buiten deze bandbreedte terechtkomt, treedt het fondsbestuur in overleg met het

verantwoordingsorgaan, de werkgever en de ondernemingsraad.

De risicohouding van het Fonds op de lange termijn wordt geconcretiseerd door grenzen te

stellen aan het pensioenresultaat:

o Startend vanuit de vereiste dekkingsgraad dient het verwachte pensioenresultaat

tenminste gelijk te zijn aan 75%.

o Startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad dient het verwachte pensioenresultaat tenminste gelijk te zijn aan 95%.

o Startend vanuit de feitelijke dekkingsgraad mag de afwijking tussen het verwachte

pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slecht weer scenario (het 5%

percentiel) maximaal 15% zijn.

o Door middel van de haalbaarheidstoets zal jaarlijks worden beoordeeld in hoeverre nog steeds wordt voldaan aan de gekozen grenzen. Indien hier niet aan voldaan wordt,

treedt het pensioenfonds hierover in overleg met het verantwoordingsorgaan, de

werkgever en de ondernemingsraad.

Integriteit

Het bestuur heeft een integriteitsbeleid dat er op gericht is om het integriteitsrisico op een zo

laag mogelijk niveau te houden. Onder integriteitsrisico wordt verstaan het gevaar voor de

aantasting van de reputatie, alsmede de bedreiging van het vermogen van het pensioenfonds. Onderdelen van het beleid zijn onder andere:

o Een periodieke systematische analyse van integriteitsrisico’s.

o Het Fonds heeft een gedragscode. De compliance officer ziet toe op de naleving van

de gedragscode.

o Het Fonds heeft een incidentenregeling.

Beleggingsbeleid

Het beleggingsbeleid dient bij te dragen aan het volledig nakomen van alle

pensioentoezeggingen en optimalisatie van in de toekomst toe te kennen indexatie.

Het fonds streeft naar rendementsoptimalisatie binnen een aanvaardbaar risicoprofiel. Behoud

van het vermogen en stabiliteit van het beleggingsresultaat zijn de belangrijkste overwegingen

om een acceptabel risiconiveau vast te stellen.

Het totale risiconiveau van het vermogen, in termen van potentiële fluctuaties in de

dekkingsgraad en potentiële koersfluctuaties, dient laag te zijn. De belangrijkste middelen om

een dergelijk risicoprofiel in samenhang met de geformuleerde rendementsdoelstelling te

bewerkstelligen zijn:

o Spreiding van de beleggingen over diverse vermogenstitels die zoveel als mogelijk

onafhankelijk van variërende economische en marktomstandigheden reageren. o Zorgvuldige beheersing van het risiconiveau binnen afzonderlijke vermogenstitels

door het vermijden van overconcentratie en door geen extreme posities ten opzichte

van marktgemiddelden in te nemen.

o Nadruk leggen op het behoud van het vermogen en stabiele groei en minder op kortere

termijn vermogenswinsten. o Het afdekken van risicoposities met behulp van afgeleide beleggingsinstrumenten

(derivaten), waaronder opties, futures en swaps;

deze instrumenten primair te gebruiken om risico’s te beperken, alsmede om gewenste

posities op een efficiënte wijze in te nemen.

Page 9: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

9

Het Fonds streeft naar een maatschappelijk verantwoorde manier van beleggen en

onderschrijft het beleid van Aegon op dit vlak. (Zie ook paragraaf 6.9)

Indexatiebeleid

De indexatie van de pensioenen is voorwaardelijk en afhankelijk van de beleidsdekkingsgraad.

Het Fonds volgt de regels voor toekomstbestendig indexeren. Dit betekent dat vanaf een beleidsdekkingsgraad van circa 104% (de indexatiegrens) een gedeeltelijke indexatie mag

worden verleend en vanaf een beleidsdekkingsgraad van circa 114% mag een volledige

indexatie worden verleend.

Ten aanzien van inhaalindexatie geldt dat er alleen wordt gecompenseerd voor vanaf 1 januari

2015 (aanvang nFTK) ‘misgelopen’ indexatie. Inhaalindexatie kan pas worden verleend als de beleidsdekkingsgraad boven de grens ligt waarbij een volledige indexatie mag worden

gegeven. Maximaal 20% van de buffer van het Fonds boven deze beleidsdekkingsgraad mag

worden aangewend voor inhaalindexatie.

Het bestuur besluit elk jaar, rekening houdend met de indexatiegrens, de financiële positie van

het pensioenfonds, de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en het advies van de intern actuaris, of en zo ja in hoeverre per 1 januari van enig jaar krachtens de pensioenreglementen

(inhaal)indexatie wordt verleend.

Voor het vaststellen van de indexatie voor de deelnemers kijkt het Fonds naar het indexcijfer

‘cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven’. Voor het vaststellen

van de indexatie voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kijkt het Fonds naar de

‘Consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid’. Het Fonds kijkt hoeveel de lonen/prijzen in de periode van oktober tot oktober zijn gestegen.

Premiebeleid

De werkgever betaalt een kostendekkende premie bestaande uit:

o De verschuldigde premie aan Aegon, onder aftrek van het deel van de garantie- en

vaste vermogensbeheerkosten dat aan de voorziening vanaf 2015 is toe te rekenen.

o De ingeschatte affinancieringskosten van de toekomstige garantie- en vaste vermogens-beheerkosten, die zijn toe te rekenen aan de pensioeninkoop in dat jaar.

o De opbouw van de excassokostenvoorziening.

o De door het pensioenfonds gemaakte uitvoeringskosten onder aftrek van de vrijval uit

de kostenvoorziening die het pensioenfonds aanhoudt.

o Een solvabiliteitsopslag van 3,4%.

De werkgever houdt op het loon van de werknemer een jaarlijkse werknemerspremie ter

grootte van 6% van de pensioengrondslag in.

Premiekorting aan de werkgever is op basis van de situatie per 31 december van enig jaar

alleen toegestaan als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

o De beleidsdekkingsgraad is ten minste gelijk aan de vereiste dekkingsgraad.

o De pensioenen zijn over de voorgaande 10 jaar volledig geïndexeerd. o Een eventuele korting op de pensioenen in de voorgaande 10 jaar is hersteld.

o De pensioenen kunnen in de toekomst naar verwachting volledig geïndexeerd worden.

Communicatiebeleid

De informatie moet aansluiten bij de behoeften en kenmerken van de ontvanger.

De informatie moet relevant en toegankelijk zijn.

De informatie moet zijn getoetst op de normen correct, duidelijk, tijdig en evenwichtig.

Het fonds streeft naar verruiming van digitale communicatie voor zover dit aansluit bij de

behoeften en kenmerken van de ontvanger.

Page 10: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

10

3.5 Uitvoeringsovereenkomst met de werkgever

Tussen het Fonds en Nielsen B.V. is een uitvoeringsovereenkomst afgesloten welke voor het laatst is

gewijzigd per 1 januari 2015. The Nielsen Company B.V. (voorheen VNU N.V.) heeft zich, door

medeondertekening van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds, verplicht om de verplichtingen die voor Nielsen B.V. uit die overeenkomst voortvloeien na te komen indien en voor zover

Nielsen B.V. haar verplichtingen niet, niet tijdig of niet volledig nakomt. De voornaamste bepalingen uit

de uitvoeringsovereenkomst zijn als volgt:

Het Fonds verplicht zich jegens Nielsen B.V. tot uitvoering van de pensioenregelingen.

Nielsen B. V. verplicht zich jaarlijks per 1 januari het bedrag te betalen c.q. aan te vullen dat het Fonds in dat jaar nodig heeft om de opbouw van pensioenaanspraken welke

voortvloeien uit de pensioenreglementen te financieren.

Alle uitgaven die het fonds doet voor beheer, administratie en andere kosten zijn, voor zover het

fonds deze niet zelf draagt, voor rekening van Nielsen B.V. Nielsen B.V. brengt het Fonds geen

kosten in rekening voor verleende diensten en beschikbaar gestelde personeelsleden en/of

accommodatie.

Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds op 31 december van enig jaar boven de

zogenaamde premiekortinggrens ligt, krijgt Nielsen B.V. een premiekorting tot maximaal het

bedrag dat Nielsen B.V. voor dat jaar verschuldigd was. Premiekorting is alleen mogelijk als

is voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 129 van de Pensioenwet.

Nielsen B.V. vult, onder voorbehoud van de hierna onder a. t/m e. genoemde omstandigheden, het vermogen van het Fonds aan indien en voor zover het eigen vermogen

van het Fonds op enig moment ligt onder het zogenoemde vereiste eigen vermogen (dit is de

in de Pensioenwet, artikel 132 en Besluit FTK pensioenfondsen, artikel 12 voorgeschreven

norm voor het vereiste eigen vermogen). De aanvulling zal plaatsvinden op een wijze en

binnen termijnen zoals goedgekeurd door DNB.

Nielsen B.V. behoudt zich het recht voor, om met inachtneming van de daarvoor geldende

regels, in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden haar bijdragen aan het Fonds

en dientengevolge de daaruit resulterende pensioenaanspraken te verminderen of te

beëindigen onder meer indien:

a. nieuwe voorzieningen van overheidswege worden ingevoerd dan wel bestaande voorzieningen zodanig gewijzigd, dat een herziening of beëindiging van de

pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, verantwoord is;

b. zij verplicht wordt zich voor het gehele onder een pensioenregeling vallende personeel of

een gedeelte daarvan, aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds;

c. de financiële situatie van Nielsen B.V. de uitgaven ter zake van een of meerdere pensioenregelingen niet meer toelaat;

d. op enig moment geconstateerd wordt dat er sprake is van fiscaal bovenmatige elementen

in een pensioenregeling. De regeling kan alsdan met terugwerkende kracht tot de datum

van inwerkingtreding van het reglement worden aangepast. Het fonds is in dat geval

bevoegd het reglement dienovereenkomstig aan te passen;

e. bij of krachtens wettelijke maatregelen Nielsen B.V. verplicht is de toezegging te wijzigen.

Indien Nielsen B.V. gebruik heeft moeten maken van de bevoegdheid als in sub c.

bedoeld, zal door Nielsen B.V. jaarlijks worden bekeken of de financiële situatie van dien

aard is, dat de ontstane betalingsachterstand (gedeeltelijk) kan worden ingehaald. Een

beslissing tot vermindering van de bijdragen wordt genomen door Nielsen B.V. in overleg met het bestuur van het Fonds. Indien Nielsen B.V. haar bijdragen aan het Fonds vermindert

of beëindigt met een beroep op de bovengenoemde bevoegdheid in sub c., zal The Nielsen

Company B.V. deze bijdragen volledig aanvullen en betalen aan het Fonds.

Indien de beleidsdekkingsgraad van het Fonds per 31 december van het tweede jaar voorafgaand

aan de 1 januari waarop indexatie wordt toegekend, 10% punten of minder boven de vereiste dekkingsgraad lag, komen de kosten voor rekening van Nielsen B.V.

Page 11: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

11

3.6 Organisatiestructuur en betrokken partijen

Algemeen

Het Fonds heeft een paritair bestuursmodel waarin het bestuur het hoogste orgaan is. Het bestuur is

eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het beleid en de uitvoering van de pensioenregelingen.

Het bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het Fonds .

Administratie, Excasso en Vermogensbeheer zijn uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft

conform de eisen van de Pensioenwet eindverantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het Fonds heeft zelf geen personeel in dienst.

Organogram Stichting Pensioenfonds VNU

Samenstelling bestuur per 31 december 2015

Naam M/V & Leeftijd: Geleding: Lid sinds: Einde zitting

E.G.M. Penninx (voorzitter) M 67 Werkgever 01-08-2006 01-08-2016

M.J.B. Rutte M 56 Werkgever 01-01-2009 01-01-2016

F.G.M. Wanschers M 48 Werkgever 01-10-2012 01-10-2016

M.J. Borkink (vice voorzitter) M 67 Pensioengerechtigden 13-04-2011 13-04-2019

G.J.Wiss-Wegh V 71 Pensioengerechtigden 30-05-2008 13-04-2019

M. van ’t Riet V 41 Deelnemers 15-04-2014 15-04-2018

De heer Rutte zal in verband met zijn uitdiensttreding bij Nielsen B.V. per 1 april 2016 in de loop van 2016 worden opgevolgd door de heer M. van den Hoven als bestuurslid namens de werkgever. De

heer Rutte blijft met instemming van de werkgever in functie tot het moment dat de

aanmeldingsprocedure van de heer Van den Hoven bij DNB is afgerond en DNB heeft aangegeven geen bezwaar te maken tegen zijn benoeming als bestuurslid.

Werkgevers Deelnemers

Dagelijks bestuur en

bestuursondersteuning

Beleggingsadviescommissie

Adviserend actuaris

Aon Hewitt

Accountant

Ernst & Young

Accountants LLP

Pensioenuitvoerder/Herverzekeraar

AEGON Levensverzekering N.V.

Vermogensbeheerder

AEGON Investment

Management B.V.

Investment Consultant

Aon Hewitt

Certificerend actuaris

Ernst & Young

Actuarissen B.V.

Administrateur

Aon Hewitt

Pensioengerechtigden

Overige werkgroepen

Bestuur

Verantwoordingsorgaan

Intern toezicht (visitatiecommissie)

Page 12: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

12

Dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de heren Rutte en Borkink. Het mandaat van het dagelijks

bestuur is vastgelegd in het ‘Reglement Dagelijks Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU’.

Samenstelling verantwoordingsorgaan per 31 december 2015

Naam M/V & Leeftijd: Geleding: Lid sinds: Einde zitting

H.P.A. van der Putten (voorzitter) M 63 Deelnemers 15-04-2014 01-07-2019

I.W. van ’t Woud V 37 Werkgever 01-05-2014 01-07-2019

A. van der Bree M 73 Pensioengerechtigden 01-07-2014 01-07-2019

B.A. Otten M 76 Pensioengerechtigden 01-07-2015 01-07-2019

Per 1 juli 2015 is de heer G.C. Reeser afgetreden als lid van het verantwoordingsorgaan. Hij is per

deze datum opgevolgd door de heer B.A. Otten.

Diversiteit bestuur en verantwoordingsorgaan

Het bestuur streeft er naar dat de samenstelling van het bestuur en het verantwoordingsorgaan een goede afspiegeling is van de achterban. Ruim de helft van de totale achterban is ouder dan 65 jaar en

iets minder dan de helft van de totale achterban is vrouw.

De Code Pensioenfondsen schrijft voor dat minimaal één vrouw en één man lid zijn van het bestuur en het verantwoordingsorgaan (VO). Verder wordt voorgeschreven dat in beide organen ten minste één

lid boven de 40 jaar en één lid onder de 40 jaar zit. Het bestuur bestaat uit twee vrouwen en vier

mannen. Het VO bestaat uit één vrouw en drie mannen. Het jongste bestuurslid is per 31 december

2015 41 jaar en het jongste lid van het VO is per deze datum 37 jaar. Het bestuur is van mening dat daarmee thans voldoende invulling is gegeven aan de normen omtrent diversiteit en wat

leeftijdsopbouw van de achterban betreft alle generaties evenwichtig in het bestuur zijn

vertegenwoordigd.

Bij het ontstaan van een vacature zal het bestuur er naar streven om de diversiteit en de afspiegeling van de achterban binnen de organen minimaal te behouden c.q. te verbeteren. Het streven naar

diversiteit binnen het bestuur en VO is expliciet genoemd in het functieprofiel. Het bestuur is daarbij

wel afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte kandidaten en acht deskundigheid, ervaring en stabiliteit van bestuur eveneens van groot belang.

Intern toezicht

Het intern toezicht wordt uitgevoerd door de visitatiecommissie bestaande uit de volgende leden:

D. Wenting

H.J. Strang

J. Groenewoud

Zie ook hoofdstuk “12. Intern Toezicht” voor meer informatie en een samenvatting van het laatste visitatierapport.

Beleggingscommissie

M.J. Borkink, voorzitter

E.G.M. Penninx

R. Albrecht, externe deskundige benoemd door het bestuur

Page 13: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

13

Vanaf 17 februari 2016 is de heer Albrecht geen vast lid meer van de beleggingscommissie en zal op ad hoc basis een beroep op hem kunnen worden gedaan.

Communicatiecommissie

E.G.M. Penninx

G.J. Wiss-Wegh

Compliance officer

M. van den Hoven

De heer Van den Hoven is vanaf april 2016 aspirant bestuurslid (namens de werkgever) geworden. Het bestuur heeft in 2016 de heer R. Mersch van GBA accountants & adviseurs benoemd als nieuwe

compliance officer.

Uitbesteding

Administratie

Aon Consulting Nederland C.V. te Amsterdam (handelend onder de naam Aon Hewitt)

Verzekeringsmaatschappij

Aegon Levensverzekering N.V. te Den Haag

Vermogensbeheer

Aegon Investment Management B.V. te Den Haag

Zie ook paragraaf 3.7 voor meer informatie over de uitbesteding

Ondersteuning en controle

Vaste adviseurs

M. van de Velde (adviserend actuaris, Aon Hewitt)

M. van Beusekom, (beleggingsadvies, Aon Hewitt)

Bestuursondersteuning

R. van Zuijlen (Aon Hewitt)

Accountant

J. Kolsters, Ernst & Young Accountants LLP te Amsterdam

Certificerend actuaris

C. Snoeks, Ernst & Young Actuarissen B.V. te Amsterdam

Page 14: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

14

3.7 Uitbesteding

Algemeen

Een belangrijk deel van de uitvoerende werkzaamheden van het Fonds is uitbesteed aan daarvoor

deskundige externe partijen. De externe partijen hebben ruime ervaring op de te onderscheiden

terreinen. De pensioenadministratie (waaronder de deelnemers-, uitkeringen- en financiële

administratie) is uitbesteed aan Aon Hewitt. De pensioenadministratie van Aon Hewitt is leidend voor

de (totale) voorziening pensioenverplichtingen zoals deze volgt uit de jaarrekening. Een deel van de verplichtingen is herverzekerd. Aegon Levensverzekering N.V. voert een eigen administratie van de

herverzekerde aanspraken. Hierover legt Aegon verantwoording af middels een depotverslag dat wordt

gecontroleerd door een externe accountant en certificerend actuaris. Het vermogensbeheer voor zowel

het herverzekerde deel (depot VNU1) als het eigen beheer gedeelte (depot VNU2) wordt gevoerd door

Aegon Investment Management B.V. (AIM B.V.). Depot VNU1 valt onder het garantiecontract, voor depot VNU2 heeft het pensioenfonds een vermogensbeheerovereenkomst afgesloten met AIM B.V.

Contract en SLA afspraken

In de contracten met de hiervoor genoemde partijen is een Service Level Agreement (SLA) opgenomen. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over de te leveren prestaties bij een groot

aantal processen dat deze partijen uitvoeren voor de Stichting Pensioenfonds VNU. Het Fonds wordt

periodiek geïnformeerd over de realisatie van de SLA-afspraken. Daarnaast vindt er frequent overleg

plaats over allerlei lopende zaken.

ISAE3402-rapportages

Het beleid van het Fonds is om via ISAE3402-rapportages zicht te krijgen op de effectieve werking

van de interne beheersmaatregelen bij de uitbestedingspartners. Een ISAE3402-rapportage is een

rapportage van de uitbestedingsorganisatie voorzien van een oordeel van een onafhankelijke auditor.

Hierin geeft de auditor aan of de uitbestedingsorganisatie haar in de rapportage genoemde processen op orde heeft en of de beheersingsmaatregelen in de processen gedurende een bepaalde periode

effectief hebben gewerkt. De werkzaamheden en resultaten van de verschillende uitbestedingspartners

van de Stichting Pensioenfonds VNU worden periodiek geëvalueerd.

3.8 Kenmerken pensioenregeling

De pensioenopbouw van alle werknemers van de door de werkgever en het pensioenfonds aangemerkte aangesloten ondernemingen geschiedt vanaf 1 januari 2015 bij Stichting Pensioenfonds

VNU. De belangrijkste kenmerken van de Pensioenregeling Nielsen Nederland 2015 zijn:

het betreft een middelloonregeling;

maximaal pensioensalaris € 100.000,-- (in 2015);

franchise € 16.919,21 (in 2015);

opbouwpercentage 1,75% per jaar;

partnerpensioen 70% van het ouderdomspensioen;

standaard pensioenleeftijd 67 jaar;

eigen bijdrage 6% van de pensioengrondslag.

De pensioenregeling kent verder diverse keuzemogelijkheden: zo kan worden gekozen voor een

andere pensioendatum en verschillende pensioensoorten kunnen tegen elkaar worden uitgeruild.

In paragraaf 4.10 vindt u meer informatie over de harmonisatie van de pensioenregelingen en de

aansluiting van ACNielsen (Nederland) B.V.

Page 15: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

15

3.9 Ontwikkelingen in deelnemers

Demografie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ultimo 2015

Aantal deelnemers

lft Actief Gewezen Pensioengerechtigd Totaal

< 20 0 0 14 14

20-25 3 1 10 14

25-30 22 10 2 4

30-35 33 17 0 50

35-40 20 44 0 64

40-45 21 173 0 194

45-50 30 382 7 419

50-55 22 504 10 536

55-60 37 539 35 611

60-65 32 565 139 736

65-70 0 12 732 744

70-75 0 0 642 642

75-80 0 0 597 579

80-85 0 0 468 468

85-90 0 0 254 254

90-95 0 0 104 104

>95 0 0 26 26

Totaal 220 2.247 3.022 5.489

Mutatieoverzicht deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden

Deel-nemers

Gewezen deel-nemers

Ouder-doms-pensioen

Partner-pensioen

Wezen- pensioen

Arbeids-ongeschiktheids-pensioen

Totaal pensioen-gerechtigden

Aantallen per

1 januari 2015 115 2.355 2.086 924 29 0 3.039

Bij 128 14 117 52 8 0 177

Af 23 122 110 73 11 0 194

Aantallen per 31 december 2015 220 2.247 2.093 903 26 0 3.022

De daling van het aantal gewezen deelnemers wordt verklaard door reguliere pensioeningang en afkoop kleine pensioenen.

Het aantal actieve deelnemers is hoofdzakelijk toegenomen als gevolg van de aansluiting van de werknemers van ACNielsen (Nederland) B.V.

Page 16: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

16

4. Beleid, bestuurszaken en ontwikkelingen in 2015

In dit hoofdstuk van het bestuursverslag wordt een toelichting gegeven op het gevoerde beleid en de

ontwikkelingen bij Stichting Pensioenfonds VNU in 2015. Waar relevant wordt het vervolg op het beleid vanuit 2014 geschetst dan wel vooruitgeblikt op 2016. Een aantal onderwerpen wordt in een

afzonderlijk hoofdstuk van het bestuursverslag verder uitgediept. In dat geval wordt onderaan het

onderwerp verwezen naar het betreffende hoofdstuk in het bestuursverslag waar u meer over dat

onderwerp kunt lezen.

4.1 Vergaderingen bestuur en verantwoordingsorgaan

Het bestuur is in 2015 twaalf keer in vergadering bijeengekomen. Daarnaast heeft het bestuur in 2015

twee keer gezamenlijk met het verantwoordingsorgaan vergaderd.

4.2 Vergaderingen beleggingscommissie

De beleggingscommissie (BC) heeft in 2015 viermaal vergaderd. De verslagen van de vergaderingen

van de beleggingscommissie worden als ingekomen stuk op de agenda van de bestuursvergaderingen

geplaatst en aldus gedeeld met de rest van het bestuur. De BC monitort de beleggingen doorlopend op

basis van de rapportages van de vermogensbeheerder en nodigt de vermogensbeheerder een aantal

keer per jaar uit voor een toelichting op de cijfers. Bestuursbesluiten op beleggingsgebied worden voorbereid door de BC in de vorm van een schriftelijk advies waarin het voorstel van alle kanten

wordt belicht en waarbij tevens de alternatieven worden getoond. Het bestuur als geheel besluit over

het strategische beleggingsbeleid, het beleggingsplan, de beleggingsdoelstellingen en beleggings-

overtuigingen van het pensioenfonds.

4.3 Vergaderingen dagelijks bestuur

Het dagelijks bestuur van het pensioenfonds is 18 keer bijeengekomen in 2015. De verslagen van het

dagelijks bestuur worden als ingekomen stuk op de agenda van de bestuursvergaderingen geplaatst en

aldus gedeeld met de rest van het bestuur. Een update vanuit het dagelijks bestuur is een vast

onderdeel op de agenda van de bestuursvergaderingen.

4.4 Educatiedag en heidagen

Het bestuur houdt ieder jaar een educatiedag om de eigen kennis te vergroten en onderwerpen die voor

het Fonds actueel zijn verder uit te diepen. Ook het verantwoordingsorgaan wordt daarvoor

uitgenodigd. Afgelopen jaar zijn tijdens de educatiedag de onderwerpen nFTK, de Wet Pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds besproken. Dit laatste onderwerp sloot

aan bij het verzoek van DNB om een toekomstanalyse op te stellen. Tijdens de educatiedag zijn alle

mogelijke alternatieve uitvoeringsvormen de revue gepasseerd.

Daarnaast heeft het bestuur in 2015 twee heidagen georganiseerd, gedeeltelijk in aanwezigheid van het

verantwoordingsorgaan. Tijdens de heidagen is nader ingegaan op de toekomstvisie van het Fonds en

het onderwerp Pensioencommunicatie. Ook is dieper ingegaan op het na te streven indexatieniveau,

het Algemeen Pensioenfonds (APF) en de kredietwaardigheid van Aegon.

De onderwerpen van de educatiedag en de heidagen worden in afzonderlijke paragrafen van dit

bestuursverslag nader toegelicht.

4.5 Financiële positie pensioenfonds

De financiële positie van het pensioenfonds is in 2015 stabiel gebleven. Per saldo is de

beleidsdekkingsgraad (van depot VNU1 en VNU2 samen) zelfs licht gestegen van 119,8% ultimo 2014 naar 121,4% ultimo 2015. De actuele dekkingsgraad is gestegen van 121,0% per 31 december

2014 naar 122,3% per 31 december 2015. Zie voor meer informatie hoofdstuk ‘5. Financiële zaken en

positie van het pensioenfonds’ van dit bestuursverslag.

Page 17: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

17

4.6 Beleggingen

De beleggingen en de financiële positie van het pensioenfonds zijn een vast onderdeel tijdens bestuursvergaderingen. Voorstellen waar het bestuur een besluit over dient te nemen worden

voorbereid door de beleggingscommissie en eerst uitgebreid tijdens bestuursvergaderingen besproken

en toegelicht, vaak met ondersteuning van de vermogensbeheerder en externe deskundigen.

De beleggingscommissie monitort periodiek de werkelijke asset allocatie (blijven de beleggingen

binnen de vastgestelde bandbreedtes), de performance resultaten (t.o.v. de benchmark) en brengt hierover verslag uit tijdens de bestuursvergaderingen. Ook de visies van Aegon en DNB op de

marktontwikkelingen en de macro economische omstandigheden voor de komende vier jaar worden

tijdens de vergaderingen van de beleggingscommissie en het bestuur besproken.

Aanpassing strategische beleggingsmix

Zoals reeds in 2014 besloten, is in januari 2015 ons aandeel in het vastgoedfonds TREF verkocht. De

mogelijkheid om te verkopen kwam aanzienlijk eerder dan Aegon oorspronkelijk had aangegeven. De

BC heeft de vrijgekomen gelden in januari 2015 voorlopig herbelegd in een gelijke verdeling tussen zakelijke waarden en vastrentende waarden. Het bestuur heeft in maart 2015 op advies van de

beleggingscommissie en na onderzoek van diverse beleggingsmogelijkheden, de strategische

beleggingsmix van depot VNU2 als volgt gewijzigd:

Strategische mix 2014 Strategische mix 2015

Staatsobligaties 28,2% 25,0%

Credits 19,3% 17,5%

ABS 2,5% 5,0%

Hypotheken 0,0% 5,0%

Totaal vastrentend 50,0% 52,5%

Aandelen 45,0% 47,5%

Vastgoed 5,0% 0,0%

Zakelijke waarden 50,0% 47,5%

Totaal 100,0% 100,0%

Door het opkoopprogramma van de ECB was aan het begin van 2015 de verwachting dat de rente

voorlopig laag bleef of nog lager zou worden. Het bestuur is daarom op zoek gegaan naar alternatieven

en heeft besloten in het Aegon Hypothekenfonds te gaan beleggen. Het hypothekenfonds geeft een extra rendement ten opzichte van de swaprente en is daarmee een aantrekkelijk alternatief.

Het bestuur heeft daarnaast gekozen voor een uitbreiding van het ABS-fonds van 2,5% naar 5%

vanwege de positieve visie die het bestuur heeft op ABS. Het ABS-fonds geeft een iets hoger

verwacht rendement dan staatsobligaties, terwijl het risico van de totale portefeuille onder de nieuwe

strategische mix weinig verandert.

Omdat toevoeging van het hypothekenfonds binnen de vastrentende waardenportefeuille extra risico’s met zich meebrengt zijn de zakelijke waarden teruggebracht van 50% naar 47,5%. De vereiste

dekkingsgraad van depot VNU2 werd door de nieuwe strategische beleggingsmix verlaagd van

118,3% naar 117,3%.

De aanpassing van de strategische asset mix is in de loop van 2015 in twee stappen geëffectueerd.

Page 18: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

18

Maatschappelijk verantwoord beleggen

In 2015 heeft het bestuur zich voorgenomen om het beleid ten aanzien van maatschappelijk

verantwoord beleggen onder de loep te nemen. Begin 2016 heeft het bestuur zich uitgebreid laten

voorlichten over het beleid dat Aegon voert met betrekking tot verantwoord beleggen. Tijdens de

educatiedag op 30 maart 2016 heeft het bestuur vervolgens samen met het verantwoordingsorgaan een

uitgebreide discussie gehad over hoe het aankijkt tegen het huidige beleid van Aegon en of het

wenselijk is om zelf aanvullend beleid te formuleren. De leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan zijn tot de conclusie gekomen dat zij het beleid van Aegon ten aanzien van

‘Verantwoord Beleggen’ onderschrijven en dat het op dit moment niet nodig is om verder te gaan dan

het beleid van Aegon op het gebied van verantwoord beleggen.

Meer informatie over de beleggingen en maatschappelijk verantwoord beleggen vindt u in hoofdstuk

“6. Beleggingen” verderop in dit bestuursverslag.

4.7 Actuariële zaken

Prognosetafel AG2014

Het bestuur had reeds in december 2014 besloten om per 31 december 2014 over te gaan op de nieuwe

Prognosetafel AG2014. Uit onderzoek is gebleken dat deze nieuwe tafel, ten opzichte van de vorige

prognosetafel, een beperkt effect heeft op de hoogte van de voorziening. De Prognosetafel AG2014 is

gebruikt voor de vaststelling van de voorziening pensioenverplichtingen van zowel 31 december 2014

als 31 december 2015. Dit is thans de meest recente prognosetafel.

Aanpassing rentetermijnstructuur DNB per 1 januari 2015 en 15 juli 2015

Bij het vaststellen van de voorziening wordt gebruikgemaakt van de door DNB gepubliceerde

rentetermijnstructuur. Per 1 januari 2015 wordt de nieuwe door DNB voorgeschreven Ultimate

Forward Rate gehanteerd. De mogelijkheid om de zogenaamde driemaandsmiddeling van de rente toe

te passen, is per 1 januari 2015 komen te vervallen.

DNB heeft besloten om per 15 juli 2015 het UFR-niveau aan te passen conform het advies van de

Commissie UFR. Dit betekent dat het UFR-niveau vanaf deze datum gelijk is gesteld aan het 10-jaars voortschrijdend gemiddelde van de 20-jaars forward rentes. Het effect van deze wijziging op de

dekkingsgraad was minimaal. De actuele dekkingsgraad daalde medio 2015 met 0,2% punt. Het effect

op de beleidsdekkingsgraad was nog minder, dit effect is pas na 12 maanden volledig zichtbaar.

Onderzoek fonds specifieke schaalfactoren

Mede naar aanleiding van een opmerking van de certificerend actuaris heeft het bestuur laten

onderzoeken of de fonds specifieke schaalfactoren nog accuraat zijn. In het onderzoek is gekeken of

de werkelijke sterfte in de populatie van mannen en vrouwen over de periode 2006 – 2014 binnen een 95%-betrouwbaarheidsinterval van de te verwachte sterfte ligt. Op totaal niveau bleek dit het geval te

zijn. Het bestuur heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de schaalfactoren te herzien.

Page 19: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

19

Voorziening toekomstige garantiekosten en aanpassing premiebeleid

In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de

bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de

voorziening, opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015, en de vaste

vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten op te nemen. Deze voorziening is meegenomen in de

balansopstelling van 31 december 2015 in de jaarrekening.

De premie die de werkgever betaalt zal vanaf 2015 ook een component bevatten voor voorziening

toekomstige garantiekosten. De nieuwe methodiek is afgestemd met de werkgever.

Geen conversie pensioenaanspraken van pensioenleeftijd 65 naar 67 jaar

De (geharmoniseerde) pensioenregeling 2015 van Nielsen in Nederland heeft een standaard

pensioenleeftijd van 67 jaar. Het bestuur heeft onderzocht of het wenselijk is om de tot en met 2014

opgebouwde pensioenaanspraken om te zetten van pensioenleeftijd 65 naar pensioenleeftijd 67 jaar. Na alle voors en tegens te hebben afgewogen, heeft het bestuur uiteindelijk besloten om de

opgebouwde pensioenen met standaard pensioenleeftijd 65 niet te converteren naar leeftijd 67 jaar.

4.8 Risicobeheersing en risicomanagement

Het onderwerp risicobeheersing en risicomanagement is in 2015 veelvuldig aan bod gekomen tijdens bestuursvergaderingen en de heidagen. Het bestuur heeft een systematische integriteitsrisicoanalyse

gedaan en Aegon brengt tweemaal per jaar een financiële risicorapportage uit aan het Fonds. Deze risicorapportages worden uitgebreid besproken in het bestuur en ook gedeeld met de leden van het

verantwoordingsorgaan. Het bestuur heeft naar aanleiding van de financiële risicorapportages geen

verdere actie hoeven te ondernemen.

Waar de financiële risicorapportage van Aegon zich vooral richt op de risico’s omtrent de beleggingen

staat het bestuur ook periodiek stil bij de overige risico’s van het pensioenfonds. Dit gebeurt aan de

hand van de risicomatrix. Hierbij worden de volgende risico’s beoordeeld op de kans dat deze zich kunnen voordoen en de impact die het kan hebben op het pensioenfonds:

verzekeringstechnisch risico;

omgevingsrisico (relatie met de sponsor);

renterisico (matching);

inflatie- en toeslagenrisico;

kredietrisico herverzekeraar Aegon;

risico’s op het gebied van organisatie en management;

uitbestedingsrisico;

juridische risico’s (pensioentoezeggingen versus wet- en regelgeving).

Gedurende 2015 en begin 2016 zijn verschillende van deze risico’s in afzonderlijke sessies uitgediept

en besproken. Tijdens de educatiedag op 30 maart 2016 heeft het bestuur de risicomatrix vernieuwd, rekening houdend met de opgedane kennis en nieuwe inzichten die het bestuur inmiddels heeft

gekregen. Het bestuur heeft inmiddels 9 november 2016 als themadag ‘Risicomanagement’

gereserveerd om het risicomanagement raamwerk nader uit te werken.

In hoofdstuk “8. Risico’s en beheersing van risico’s” van het bestuursverslag wordt uitgebreid

ingegaan op de risico’s die het Fonds loopt en op welke wijze deze risico’s worden beheers t.

Page 20: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

20

4.9 Integriteitsbeleid en compliance

Het bestuur vindt integriteit en compliance belangrijke onderwerpen en heeft hier in 2015 tijdens

vergaderingen de nodige aandacht aan besteed. Het integriteitsbeleid is in 2015 herijkt en vastgesteld.

De belangrijkste beleidsuitgangspunten staan verwoord in paragraaf 3.4 van het bestuursverslag. Ook is in 2015 een nieuwe gedragscode en incidentenregeling vastgesteld. Tijdens bestuursvergaderingen

is ‘Meldingen inzake Compliance’ een vast agendapunt geworden.

De compliance officer houdt toezicht op de naleving van de gedragscode en houdt een register bij van

de hoofd- en nevenfuncties van het bestuur, het VO en de adviseurs van het pensioenfonds. Het onderwerp compliance wordt periodiek geagendeerd en staat op de jaarkalender van het

pensioenfonds. Jaarlijks worden in aanwezigheid van de compliance officer de volgende punten

behandeld tijdens een bestuursvergadering:

- ondertekening nalevingsverklaring;

- inventarisatie hoofd- en nevenfuncties, privérelaties en privé belangen; - integriteitsrisicoanalyse;

- evaluatie van beleid en gedragscode.

De compliance officer brengt na afloop van het jaar schriftelijk verslag uit aan het bestuur. Het

aangaan van nevenfuncties en bijwonen van seminars en congressen zijn vooraf gemeld aan de compliance officer. Alle leden van het bestuur en het verantwoordingsorgaan hebben de

nalevingsverklaring getekend.

4.10 Harmonisatie pensioenregelingen en aansluiting actieven AC Nielsen per 1 januari 2015

Harmonisatie pensioenregelingen

In verband met fiscale beperkingen door de overheid moesten veel pensioenregelingen in Nederland,

en ook die van Nielsen, per 1 januari 2015 worden gewijzigd. Tot 1 januari 2015 waren bij de

onderneming drie verschillende pensioenregelingen: De NMR-regeling, de VNU-A regeling (beiden ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds VNU) en de regeling van ACNielsen (Nederland) B.V.

(ondergebracht bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland)). De aanpassing van de

pensioenregelingen was voor de werkgever aanleiding om de regelingen vanaf 1 januari 2015 te

harmoniseren.

De werkgever is met vertegenwoordigers van de werknemers een nieuwe (geharmoniseerde) regeling

overeengekomen. Vanaf 1 januari 2015 geldt voor alle werknemers van Nielsen B.V., Nielsen Media Research B.V. en ACNielsen (Nederland) B.V. dezelfde pensioenregeling. Dit geldt alleen voor de

pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015. Alle reeds opgebouwde pensioenrechten blijven onaangetast.

Op 30 december 2014 zijn alle werknemers door de werkgever geïnformeerd over de nieuwe regeling.

Het pensioenfonds heeft de opdracht tot uitvoering van de nieuwe pensioenregeling aanvaard.

Aansluiting actieven ACNielsen (Nederland) B.V.

Van de werkgever is het verzoek gekomen aan het pensioenfonds om vanaf 1 januari 2015 ook als uitvoerder te fungeren voor de pensioenopbouw van werknemers van ACNielsen (Nederland) B.V.

Het bestuur heeft hierover uitgebreid gesproken tijdens meerdere bestuursvergaderingen. Uitgangspunt

van het bestuur is dat de huidige deelnemers en gepensioneerden geen nadeel mochten ondervinden

van het feit dat de actieven van AC Nielsen erbij kwamen.

De voordelen van aansluiting zijn de lagere administratiekosten bij Aegon, deze dalen van 11% naar

9% en het Fonds komt door het grotere aantal actieve deelnemers in aanmerking voor technische winstdeling bij Aegon. Het Fonds zou echter bij een eventuele liquidatie mogelijk opdraaien voor de

affinanciering van toekomstige garantiekosten over de pensioenopbouw van de AC Nielsen

werknemers. Nadat de werkgever had toegezegd deze kosten voor zijn rekening te zullen nemen, heeft

het bestuur ingestemd met de aansluiting van de werknemers van AC Nielsen. Vanaf 1 januari 2015

bouwen ook zij pensioen op bij Stichting Pensioenfonds VNU.

Page 21: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

21

De tot 1 januari 2015 opgebouwde pensioenen zijn achtergebleven bij Stichting Pensioenfonds A.C. Nielsen (Nederland), dat een gesloten pensioenfonds is geworden. De toezegging van de werkgever

om de affinanciering van toekomstige garantiekosten voor zijn rekening te nemen is vastgelegd in de

uitvoeringsovereenkomst.

4.11 Indexatie

In 2015 heeft het bestuur beleid vastgesteld ten aanzien van toekomstbestendig indexeren,

inhaalindexatie, herstel van kortingen en de indexatiedrempel. De belangrijkste beleidsuitgangspunten vindt u in paragraaf 3.4. Ten aanzien van de indexatiedrempel is gecorrespondeerd met toezichthouder

DNB. Omdat specifieke regels voor gedeeltelijk herverzekerde pensioenfondsen ontbraken zou voor

Pensioenfonds VNU in eerste instantie ook de indexatiedrempel voor eigen beheer fondsen van 110%

gelden. Het bestuur was het daar niet mee eens en heeft dit begin 2015 aangekaart bij DNB. Begin

2016 heeft DNB laten weten dat het Fonds een verzoek tot ontheffing van deze indexatiedrempel kan indienen. Dit heeft het Fonds gedaan en dit verzoek is inmiddels door DNB gehonoreerd. Dit betekent

dat in het vervolg uitgegaan mag worden van een indexatiedrempel van circa 104%.

Indexatie per 1 januari 2015 en 1 januari 2016

Rekening houdend met de goede financiële positie van het pensioenfonds, de regels van

toekomstbestendig indexeren, de haalbaarheid van de indexatieverlening op de lange termijn en de

lage inflatie heeft het bestuur van het Fonds in december 2015 besloten om de indexatie per 1 januari

2016 vast te stellen op 100% van de loon/prijsindices.

Dit heeft per 1 januari 2016 geleid tot de volgende verhoging van de opgebouwde pensioenen:

Actieven NMR 1,52% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)

Actieven overig 1,33% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)

Inactieven NMR 0,27% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)

Inactieven overig 0,41% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)

Alle indexaties zijn financieel in het boekjaar 2015 verwerkt. Op basis van de uitvoerings-

overeenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zal het Fonds de lasten van deze indexaties voor zijn rekening nemen.

In verband met de harmonisatie van het indexatiebeleid geldt voor actieve deelnemers NMR eenmalig

een verlengde referentieperiode.

Per 1 januari 2015 zijn de opgebouwde pensioenen als volgt verhoogd:

Actieven NMR 0,99% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)

Actieven overig n.v.t. (betrof eindloonregeling)

Inactieven NMR 0,65% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014) Inactieven overig 0,75% (referentieperiode oktober 2013 – oktober 2014)

Het besluit voor deze indexatie was in december 2014 reeds genomen. Deze indexaties zijn financieel

in het boekjaar 2014 verwerkt. Op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het

Fonds zijn ook de lasten van deze indexaties voor rekening van het Fonds gekomen.

Harmonisatie indexatiebeleid

Gegeven het feit dat werkgever en werknemers per 1 januari 2015 een harmonisatie van de

pensioenregeling zijn overeengekomen heeft het bestuur reeds in december 2014 besloten om ook het

indexatiebeleid per 1 januari 2015 te harmoniseren.

Page 22: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

22

Het indexatiebeleid was tot en met 31 december 2014 als volgt:

Regeling Groep Index Referentieperiode

VNU-A actieven n.v.t. n.v.t.

VNU-A inactieven prijsindex *) oktober-oktober

NMR actieven loonindex **) augustus-augustus NMR inactieven minimum loonindex en prijsindex augustus-augustus

VNU-A betrof een eindloonregeling. De pensioenen van deze actieve deelnemers werden niet

geïndexeerd maar verhoogd op basis van het laatste salaris.

*) Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid

**) Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven

Het indexatiebeleid is vanaf 1 januari 2015 als volgt geworden:

Regeling Groep Index Referentieperiode

VNU-A actieven loonindex **) oktober-oktober

VNU-A inactieven prijsindex *) oktober-oktober NMR actieven loonindex **) oktober-oktober

NMR inactieven prijsindex *) oktober-oktober

*) Betreft consumentenprijsindex alle huishoudens afgeleid

**) Betreft indexcijfer cao-lonen (per uur incl. bijzondere beloningen) Particuliere bedrijven

Vanaf 2015 is het uitgangspunt dat de indexatie van de actieven is gebaseerd op de loonindex en voor

de inactieven is het uitgangspunt de prijsindex. De inactieven van NMR gaan erop vooruit omdat niet

meer het minimum wordt genomen van de prijsindex en de loonindex. De tot en met 31 december

2014 opgebouwde pensioenen voor actieven van VNU-A (tot en met 31 december 2014

eindloonregeling) worden geïndexeerd met de loonindex zolang de deelnemer in dienst is.

Inkoop indexatie bij Aegon of in eigen beheer

Omdat voor alle pensioenopbouw vanaf 1 januari 2015 onder het garantiecontract van Aegon geldt dat

na afloop van het contract toekomstige garantiekosten verschuldigd blijven, heeft het bestuur besloten om de indexatie vanaf 1 januari 2016 voor gewezen deelnemers in eigen beheer te financieren en niet

in te kopen bij Aegon. Voor deze groep heeft het bestuur jaarlijks de keus of de eventuele indexatie in

eigen beheer wordt gehouden dan wel wordt ingekocht bij Aegon. De indexatie voor actieve

deelnemers wordt contractueel ingekocht bij Aegon en de indexatie voor pensioengerechtigden wordt

standaard in eigen beheer gehouden.

4.12 Verlenging garantiecontract Aegon Levensverzekering N.V.

Het vijfjarig herverzekeringscontract met Aegon liep af op 31 december 2014. Voor de verlenging van het contract met Aegon had het bestuur in 2014 een speciale commissie samengesteld. Deze

commissie bestond uit twee bestuursleden en een externe adviseur van Aon Hewitt.

In december 2014 is door bestuur en Aegon een akkoordverklaring getekend waarin werd

overeengekomen dat het contract voor vijf jaar wordt verlengd per 1 januari 2015. In het nieuwe

contract is nog steeds sprake van winstdeling in de overrente en door de aansluiting van de actieve deelnemers van AC Nielsen krijgt het fonds ook een technische winstdeling en lagere

administratiekosten. Het nieuwe contract gaat uit van een rekenrente van 3% (dit was 4%) en een

garantiepremie van 1,922%.

De uiteindelijke ondertekening van het contract heeft nog lang op zich laten wachten. Voornaamste

discussiepunt was de wijze waarop Aegon bij het einde van het contract de affinanciering van de toekomstige garantiekosten zou berekenen. Het bestuur wilde hier voldoende duidelijkheid over

Page 23: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

23

krijgen alvorens tot ondertekening over te gaan. Deze duidelijkheid is er uiteindelijk in voldoende mate gekomen, waarna het garantiecontract op 12 mei 2016 kon worden ondertekend.

4.13 Nieuw Financieel Toetsingskader (nFTK)

Op 17 december 2014 is het wetsvoorstel Wet aanpassing financieel toetsingskader (FTK) pensioenfondsen aangenomen in de Eerste Kamer. De nieuwe FTK-wetgeving is per 1 januari 2015

van kracht geworden. In het FTK zijn de wettelijke financiële eisen die aan pensioenfondsen worden

gesteld vastgelegd. De belangrijkste onderdelen van het nieuwe FTK (nFTK) zijn:

- Kostendekkende premie;

- Kortingsbeleid;

- Indexatiebeleid;

- Herstelsystematiek;

- Beleidsdekkingsgraad;

- Haalbaarheidstoets; - Risicohouding.

In 2014 had het bestuur reeds diverse malen over het nFTK gesproken. Eén van de zaken waar het

bestuur tegenaan liep was het feit dat het nFTK weinig zegt over de interpretatie van de nieuwe regels

voor een gedeeltelijk herverzekerd pensioenfonds. Het bestuur heeft haar visie over de interpretatie

van de nieuwe FTK-regels begin 2015 in een brief voorgelegd aan DNB. Dit betrof vooral het

indexatiebeleid. (zie ook paragraaf 4.11)

Begin 2015 heeft het bestuur een actieplan voor de invoering van het nFTK opgesteld. Het bestuur

heeft dit plan volgens schema uitgevoerd gedurende 2015. In de nieuwe situatie zijn ook belangrijke

rollen weggelegd voor het verantwoordingsorgaan (VO), de werkgever en de ondernemingsraad. Zo

heeft het VO onder andere adviesrecht met betrekking tot het premiebeleid en dient het pensioenfonds

in overleg te treden met de werkgever en de ondernemingsraad als het gaat om de risicohouding van

het pensioenfonds. Dit is in 2015 gebeurd.

4.14 Haalbaarheidstoets en risicohouding

Met ingang van 2015 moeten pensioenfondsen jaarlijks een haalbaarheidstoets uitvoeren. De uitgangspunten voor de haalbaarheidstoets zijn voorgeschreven door DNB en gelden voor alle

pensioenfondsen. De haalbaarheidstoets geeft inzicht in het te verwachten pensioenresultaat (=

maatstaf voor koopkrachtbehoud van het pensioen) op fondsniveau en de risico’s die daarbij spelen,

gegeven de financiële opzet van het pensioenfonds. Pensioenfondsen moeten zelf in overleg met de werkgever, de ondernemingsraad en het verantwoordingsorgaan bandbreedtes vaststellen voor de

toegestane afwijking van het verwachte pensioenresultaat bij slechtweer scenario’s. Deze bandbreedtes

moeten passen bij de risicohouding van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het

pensioenfonds. Jaarlijks wordt aan de hand van de haalbaarheidstoets gekeken of het verwachte

pensioenresultaat nog past binnen de vastgestelde bandbreedtes en of het daarmee blijft aansluiten bij de verwachtingen.

Uit de aanvangshaalbaarheidstoets van het Fonds bleek dat het verwachte pensioenresultaat circa

100% is. Dit betekent dat gegeven de huidige dekkingsgraad en het huidige (beleggings)beleid

gemiddeld genomen de pensioenen de komende 60 jaar volledig kunnen meegroeien met de stijging

van de prijzen. Het betreft een gemiddelde van 2000 scenario’s en er is daarmee dus geen garantie dat

dit ook daadwerkelijk zal gebeuren. In 5% van de scenario’s was het pensioenresultaat 91% of lager, wat erop neerkomt dat er 5% kans is op een koopkrachtverlies van 9% of meer. Anders gezegd: in

95% van de gevallen kan het pensioen jaarlijks minimaal met de helft van de prijsinflatie worden

verhoogd.

De risicohouding is de mate waarin het Fonds, na overleg met de sociale partners en het

verantwoordingsorgaan bereid is risico’s te lopen en de mate waarin het fonds risico’s kan lopen

gegeven de kenmerken van het fonds. De afstemming heeft in september en november 2015 plaatsgevonden.

Page 24: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

24

De risicohouding bestaat uit kwalitatieve beschrijving, een kwantitatieve beschrijving voor de korte

termijn middels de hoogte en eventuele bandbreedte van het vereist eigen vermogen en een

kwantitatieve beschrijving voor de lange termijn middels de ondergrenzen van de haalbaarheidstoets.

De kwantitatieve beschrijvingen staan vermeld in paragraaf 3.4 van het bestuursverslag.

4.15 Wijziging juridische en fondsdocumenten in 2015

De volgende juridische documenten en fondsdocumenten zijn in 2015 gewijzigd:

Pensioenreglement 2015 als gevolg van:

o Harmonisatie pensioenregelingen Nielsen in Nederland

o Opname kortingsbepaling

Addendum op pensioenreglement voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden per 31 december 2014. De voornaamste wijzigingen zijn:

o In het addendum is met betrekking tot het voorwaardelijke toeslagenbeleid

opgenomen dat in het vervolg voor iedereen dezelfde referentieperiode oktober –

oktober wordt gehanteerd. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die

referentieperiode augustus – augustus hadden geldt voor de toeslag per 1 januari 2016 eenmalig een verlengde referentieperiode van augustus 2014 – oktober 2015.

o Iedereen krijgt de mogelijkheid om vanaf leeftijd 55 jaar met pensioen te gaan.

o Bij flexibilisering, uitruil of afkoop wordt gebruikgemaakt van de meest recente

factoren.

Actuariële en bedrijfstechnische nota als gevolg van de invoering van het nFTK.

Reglement verantwoordingsorgaan en verkiezingsreglement verantwoordingsorgaan zijn in

2015 definitief vastgesteld.

De uitvoeringsovereenkomst als gevolg van de aansluiting van ACNielsen (Nederland) B.V. en

het nFTK.

Het reglement visitatiecommissie is geüpdatet.

4.16 Deskundigheid, educatie en zelfevaluatie bestuur

Deskundigheid en educatie

Het bestuur besteedt doorlopend aandacht aan educatie en het op peil houden van de eigen

deskundigheid. In 2015 is het deskundigheidsplan vervangen door een geschiktheidsplan. In het

geschiktheidsplan wordt gesproken over deskundigheidsniveau A en B. Niveau A omvat kennis,

inzicht én oordeelsvorming. Niveau B omvat ook kennis, inzicht en oordeelsvorming, maar dan met

een verdere verdieping van de deskundigheid op één of meer deskundigheidsgebieden. Jaarlijks inventariseert het bestuur systematisch op welk deskundigheidsniveau ieder bestuurslid zit en welke

competenties verder ontwikkeld kunnen, of zouden moeten, worden. Het bestuur streeft er naar om

voor ieder deskundigheidsgebied minimaal twee bestuursleden op niveau B te hebben, hetgeen in 2015

het geval was.

Aan de hand van de inventarisatie bekijkt het bestuur welke aanvullende educatie wenselijk is. Het

bestuur heeft in 2015 o.a. de volgende activiteiten ondernomen om de eigen deskundigheid te verbeteren:

Bestuursleden hebben diverse seminars bezocht over actuele onderwerpen;

Tijdens bestuursvergaderingen zijn nieuwe ontwikkelingen in het vakgebied een vast onderdeel

van de agenda.

Het bestuur heeft een educatiedag gehouden waarbij het programma op maat is samengesteld en

specifiek gericht is op de kennisbehoeften van het bestuur en de actualiteit van dat moment. Afgelopen jaar zijn tijdens de educatiedag de onderwerpen nFTK, de Wet

Pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds besproken. Ook de leden van het

verantwoordingsorgaan worden voor de educatiedag uitgenodigd.

Page 25: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

25

Zelfevaluatie bestuur

Jaarlijks vindt er een zelfevaluatie plaats van het functioneren van het bestuur als geheel en van de

individuele bestuursleden. Elke twee jaar gebeurt dit onder begeleiding van een externe deskundige.

De voorzitter voert in beginsel éénmaal per jaar een functioneringsgesprek met ieder bestuurslid en

brengt een samenvattend verslag uit over de zelfevaluatie in een bestuursvergadering. Op hoofdlijnen

bestaat dit verslag van de voorzitter uit de volgende punten:

De meeste punten van het in 2014 opgestelde actieplan zijn uitgevoerd en hebben een vervolg gekregen.

De betrokkenheid en deskundigheid van het voltallige bestuur is gegroeid. Ook de instelling van

een dagelijks bestuur waar veel zaken van het pensioenfonds op tafel komen heeft de

betrokkenheid van het bestuur vergroot.

Ook bij de beleggingscommissie ziet het bestuur een grotere betrokkenheid en is de

terugkoppeling naar het voltallige bestuur verbeterd. Bij alle belangrijke besluiten over het strategische beleggingsbeleid stelt de beleggingscommissie een helder en gedegen memo op ten

behoeve van het bestuur waarin alle voor- en nadelen worden belicht.

Indien nodig zijn extra bestuursvergaderingen ingelast om belangrijke onderwerpen nader uit te

diepen. Het bestuur vindt dat dit de kwaliteit van besluitvorming ten goede komt.

Verder zijn de onderwerpen compliance en belangenverstrengeling uitgebreid en openhartig in het bestuur besproken. De relatie tussen bestuursleden onderling is goed, men weet elkaar te

vinden en houdt elkaar scherp.

4.17 Procedure evaluatie externe partijen en interne commissies

De evaluatie van externe partijen en interne commissies gebeurde reeds, maar daar is in 2015 meer structuur aan gegeven en vervat in een jaarlijks terugkerende procedure. Er zijn duidelijke afspraken

gemaakt over wie door wie wordt geëvalueerd, op welke wijze dit gebeurt en wanneer dit gebeurt. De evaluatie van externe partijen is opgenomen in de jaarkalender en zal in 2016 voor het eerst volgens de

nieuwe procedure worden uitgevoerd.

4.18 Visitatiecommissie (intern toezicht)

Volgend op de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft het bestuur gekozen voor een paritair bestuursmodel met jaarlijkse visitatie. Afgesproken is dat in een cyclus van drie jaar

alle criteria en onderwerpen tijdens de visitatie voorbij zullen komen. Het voltallige bestuur heeft in 2015 drie gesprekken gehad met de visitatiecommissie. Ook heeft de visitatiecommissie begin 2016

met het verantwoordingsorgaan gesproken. Op 17 maart 2016 heeft de visitatiecommissie haar

visitatierapport uitgebracht. Het rapport wordt verstrekt aan het bestuur, het verantwoordingsorgaan

(VO) en de werkgever. Een samenvatting van het visitatierapport en een reactie van het bestuur hierop

is opgenomen in hoofdstuk “12. Intern Toezicht”.

4.19 Communicatie / website

Belangrijk onderwerp ten aanzien van communicatie was dit jaar de invoering van de Wet Pensioencommunicatie. Aan dit onderwerp is zowel tijdens de educatiedag als tijdens de heidagen veel

aandacht besteed. Naar aanleiding van de nieuwe Wet heeft het bestuur het communicatieplan

aangepast. Onderdeel van het communicatieplan is een implementatieplan met alle acties die nodig

zijn om tijdig te voldoen aan de vereisten van de Wet Pensioencommunicatie. De implementatie is inmiddels afgerond.

De website van het pensioenfonds is geactualiseerd en voldoet aan de vereisten van de Wet

Pensioencommunicatie. Zo is het ‘Pensioen123’ voor de actieve deelnemer, maar ook voor gewezen

deelnemers en pensioengerechtigden aan de website toegevoegd. Ook is een rubriek veel gestelde

vragen aan de website toegevoegd. De site is tevens verfraaid en geschikt gemaakt voor zowel mobiele

telefoon als tablet.

Page 26: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

26

Naast alle wettelijk verplichte communicatie stuurt het bestuur ongeveer twee keer per jaar een nieuwsbrief naar de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden. Met de nieuwsbrief is de

achterban in 2015 op de hoogte gehouden van actuele zaken die bij het Fonds spelen.

Verder hebben de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden een prettig en eenvoudig

leesbare samenvatting van het jaarverslag toegestuurd gekregen. Alle nieuwsbrieven, de samenvatting

van het jaarverslag en nog vele andere fondsdocumenten zijn ook terug te lezen op de website van het

pensioenfonds.

4.20 Mutaties leden verantwoordingsorgaan, bestuur en beleggingscommissie in 2015

Bestuur en beleggingscommissie

In het bestuur en de beleggingscommissie zijn in 2015 geen mutaties geweest.

Verantwoordingsorgaan

De zittingstermijn van de leden van het verantwoordingsorgaan liep af op 1 juli 2015. Mevrouw Van ’t

Woud is door de werkgever opnieuw benoemd voor een nieuwe periode van vier jaar. Voor de zetels

van de vertegenwoordigers namens de deelnemers en de pensioengerechtigden is een

verkiezingsprocedure gestart waarbij de achterban is opgeroepen om zich kandidaat te stellen. Voor de zetel namens de deelnemers hebben zich geen tegenkandidaten gemeld. Derhalve is de heer Van der

Putten voor een nieuwe termijn van vier jaar benoemd als vertegenwoordiger namens de deelnemers.

Bij de vertegenwoordiging namens de pensioengerechtigden heeft de heer Reeser zich niet opnieuw

beschikbaar gesteld. Het bestuur respecteert dit en is de heer Reeser zeer erkentelijk voor de

waardevolle bijdrage die hij in de afgelopen jaren aan het pensioenfonds heeft geleverd.

De heer Van der Bree had aangegeven voor een nieuwe termijn beschikbaar te zijn. Dit betekende dat er minimaal 1 vacature was aangezien er twee leden namens de pensioengerechtigden in het VO

zitting nemen. Na de oproep tot kandidaatstelling hadden twee geschikte kandidaten zich aangemeld,

de heer B.A. Otten en de heer B. Bakker. Het bestuur heeft hierop besloten het aantal leden van het

VO uit te breiden van vier naar vijf leden, waarbij drie van de vijf leden namens de

pensioengerechtigden zitting nemen in het VO. Dit besluit is juridisch getoetst en was mogelijk zonder

aanpassing van de statuten en/of het reglement verantwoordingsorgaan. Gezien de getalsverhoudingen van de achterban was dit goed te rechtvaardigen. Helaas is de heer Bakker nog voor zijn officiële

benoeming als VO-lid overleden. Ultimo 2015 bestaat het VO uit vier leden.

De volledige samenstelling van het bestuur, het verantwoordingsorgaan en de beleggingscommissie

per 31 december 2015 kunt u lezen in paragraaf 3.6.

4.21 Toekomst pensioenfonds

De toekomst van het pensioenfonds is een belangrijk onderwerp van gesprek en discussie geweest in

2015. Tijdens meerdere bestuursvergaderingen en op de heidagen is dit onderwerp besproken. Hoewel

het bestuur periodiek stilstaat bij de toekomst van het pensioenfonds was dit keer de directe aanleiding

een brief van DNB waar de toezichthouder het pensioenfonds had aangemerkt als mogelijk kwetsbaar

fonds. De toezichthouder had het pensioenfonds als zodanig aangemerkt, vanwege de mate van herverzekering en het feit dat dat de voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief

groot deel (meer dan 50%) van de totale voorziening uitmaakt. Op verzoek van DNB heeft het

pensioenfonds een toekomstanalyse verricht en opgestuurd. In de analyse diende aandacht te worden

besteed aan de kwetsbaarheden die het Fonds signaleert en voor de toekomstvisie die het bestuur heeft

voor de korte, middellange en langere termijn. Het Fonds heeft haar toekomstvisie en mogelijke kwetsbaarheden beschreven in paragraaf “3.3 Visie en toekomst”.

Page 27: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

27

5. Financiële zaken en positie van het pensioenfonds in 2015

5.1 Nominale, reële en beleidsdekkingsgraad

De financiële positie van het pensioenfonds wordt uitgedrukt in een dekkingsgraad. Dit is een maatstaf

voor de mate van zekerheid, waarmee het Fonds de pensioenverplichtingen kan nakomen. Het Fonds

onderscheidt drie dekkingsgraden:

De nominale dekkingsgraad: Dit is de actuele dekkingsgraad, oftewel de verhouding tussen de

bezittingen en de voorziening pensioenverplichtingen, op enig moment.

De beleidsdekkingsgraad: Dit is gemiddelde actuele dekkingsgraad over de afgelopen 12

maanden. Op basis van deze dekkingsgraad neemt het bestuur beleidsbeslissingen.

De reële dekkingsgraad: Dit is de verhouding tussen de beleidsdekkingsgraad en de

beleidsdekkingsgraad die minimaal nodig is om de pensioenaanspraken in de toekomst volledig

te mogen verhogen met de stijging van de prijzen.

Ontwikkeling van de dekkingsgraden in 2015 31-12-2015 31-12-2014

Nominale dekkingsgraad 122,3% 121,0%

Beleidsdekkingsgraad 121,4% 119,8%

Reële dekkingsgraad 106,4% -

Vereiste dekkingsgraad 103,4% 103,4%

Minimaal vereiste dekkingsgraad 103,4% 103,4%

Zowel de nominale dekkingsgraad als de beleidsdekkingsgraad zijn in 2015 licht gestegen. De reële

dekkingsgraad is per 31 december 2015 voor het eerste berekend en per 31 december 2014 niet

beschikbaar. Ultimo 2015 lag de nominale dekkingsgraad van het Fonds 18,9%-punten boven de vereiste dekkingsgraad (2014: 17,6%-punten). De dekkingsgraad ultimo 2015 kan derhalve als

voldoende worden beschouwd. Hieronder geven wij een overzicht van de ontwikkeling van de

nominale actuele dekkingsgraad uitgesplitst naar oorzaken:

Ontwikkeling nominale dekkingsgraad naar oorzaken 2015 2014

Nominale dekkingsgraad per 1 januari 121,0% 118,9%

Premieresultaat 0,3% 0,0%

Beleggingsresultaat en benodigde intresttoevoeging 0,2% 4,0%

Uitkeringen 0,3% 0,3%

Indexatie of korting pensioenaanspraken of -rechten -0,5% -0,9%

Wijziging marktrente -02% -1,4%

Wijziging grondslagen 0,0% 0,3%

Overig (incl. overrente) 1,2% -0,2%

Nominale dekkingsgraad per 31 december 122,3% 121,0%

Page 28: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

28

5.2 Herverzekering

De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. is per 1 januari 2015 verlengd

en loopt tot 1 januari 2020. In de nieuwe overeenkomst hanteert Aegon de overlevingstafel “Collectief

2011”. Voor de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde pensioenaanspraken hanteert Aegon een rekenrente

van 3% en ten aanzien van de tot 2015 opgebouwde pensioenaanspraken hanteert Aegon nog steeds een rekenrente van 4%. De nieuwe overlevingstafel heeft geleid tot een verzwaring van de voorziening

pensioenverplichtingen op Aegon-grondslagen van € 29,4 miljoen.

Op basis van de genoemde herverzekeringsvoorwaarden is ultimo 2015 € 322,9 miljoen (2014:

€ 301,1 miljoen) van de pensioenverplichtingen herverzekerd. In de jaarrekening wordt de voorziening

op andere grondslagen gewaardeerd, dit leidt tot een ander bedrag. Conform de jaarrekening van het

Fonds is het totaal van de technische voorzieningen op fondsgrondslagen ultimo 2015 € 484,9 miljoen.

Hiervan valt € 427,9 miljoen (88,2%) onder de uitkeringsgarantie van de herverzekeraar (2014:

€ 490,0 miljoen resp. € 432,0 miljoen (88,2%)).

De vergoeding voor garantiekosten is als volgt:

Vanaf 1 januari 2005 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van

0,65% van de vanaf 1 januari 2000 gevormde overrentedelende voorziening.

Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van

0,2% van de tot en met 31 december 1999 gevormde overrentedelende voorziening.

Vanaf 1 januari 2010 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van

1,166% van de vanaf 1 januari 2010 tot 1 januari 2012 gevormde overrentedelende

voorziening.

Vanaf 1 januari 2012 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van

2,308% van de vanaf 1 januari 2012 tot eind 2014 gevormde overrente delende voorziening.

Vanaf 1 januari 2015 betaalt het Fonds een vergoeding voor garantiekosten ter grootte van

1,922% van de vanaf 1 januari 2015 gevormde overrente delende voorziening.

De voorziening excassokosten behorende bij de herverzekerde voorzieningen (1,5%) is ondergebracht

in depot VNU1. Per 31 december 2015 bedraagt de voorziening excassokosten in depot VNU1

€ 4,8 miljoen (2014: € 4,4 miljoen).

De herverzekeraar heeft de tegenover de (herverzekerde) pensioenverplichtingen staande beleggingen

ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1). Het herverzekeringscontract kent

grondslagen voor waardering en resultaatbepaling welke bepalend zijn voor de door de herverzekeraar uit te keren overrente. Deze grondslagen wijken af van de grondslagen welke in deze jaarrekening zijn

gehanteerd.

Als belangrijkste afwijking ten opzichte van de in dit verslag gehanteerde grondslagen kan genoemd

worden dat de vastrentende waarden worden gewaardeerd op amortisatiewaarde en dat de

verkoopresultaten op vastrentende waarden worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in

zeven jaar.

Het Fonds ontvangt jaarlijks de positieve overrente die met het depot VNU1 wordt gerealiseerd. Een

eventuele negatieve overrente wordt verrekend met positieve overrentes van toekomstige jaren.

Wanneer cumulatief weer een positief saldo bereikt wordt, wordt dat aan het Fonds uitgekeerd. Zowel

ultimo 2015 als ultimo 2014 waren er geen negatieve overrentes die eerst verrekend zouden moeten worden. Over beide boekjaren is een positieve overrente uitgekeerd. Over 2015 ging het na aftrek

vermogensbeheerkosten om een bedrag van in totaal € 6,4 miljoen (2014: € 9,0 miljoen). De overrente

is in de Jaarrekening verantwoord onder overige baten. De berekening van de totale overrente wordt

toegelicht onder overige gegevens in dit jaarverslag. De overrente is na de bekendmaking deels

herbelegd in depot VNU2 en zal ook voor een deel worden gebruikt voor het verrichten van de lopende betalingen in 2016.

Page 29: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

29

Het herverzekeringscontract van het Fonds kent een (technische) winstdeling op de grondslagen sterfte en arbeidsongeschiktheid en op de resultaten van mutaties. Indien over de contractperiode van 5 jaar

het technisch resultaat positief is, wordt na afloop van de contractperiode 50% van het cumulatief

technisch resultaat als winstaandeel aan het Fonds uitgekeerd. Indien het technisch resultaat negatief

is, wordt dit verlies door de herverzekeraar gedragen.

Het technisch resultaat over 2015 bedroeg positief € 1,7 miljoen (2014: negatief € 1,5 miljoen). Dit

wordt pas met het Fonds verrekend na afloop van de nieuwe contractperiode. Ultimo 2015 is het

cumulatief technisch resultaat derhalve positief € 1,7 miljoen, waarvan de helft op de balans wordt

opgenomen als vordering. De vordering is verantwoord onder de post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen”. Cumulatief was het technisch resultaat per 31 december 2014 positief

€ 0,6 miljoen. Daarvan is € 0,3 miljoen na afloop van de vorige contractperiode uitgekeerd aan het

pensioenfonds en reeds verwerkt in de Jaarrekening van 2014.

5.3 Eigen beheer

De voorziening eigen beheer bestaat hoofdzakelijk uit toegekende indexatie voor pensioen-gerechtigden en vanaf 1 januari 2016 ook uit de indexatie die aan gewezen deelnemers wordt

toegekend. Of deze laatste indexatie in eigen beheer wordt gehouden, wordt van jaar tot jaar door het

bestuur besloten. Daarnaast vallen ook de voorziening excassokosten en de voorziening toekomstige

garantiekosten onder de voorziening eigen beheer. Hieronder wordt de voorziening eigen beheer

uitgesplitst.

Uitsplitsing technische voorziening eigen beheer 2015 2014

(bedragen x € 1.000.000,--)

Pensioenaanspraken tot en met 31 december verslagjaar 50,6 52,4

Indexatie 1 januari volgend op verslagjaar 1,9 2,5

Voorziening excassokosten 3,2 3,2

Voorziening toekomstige garantie- en vaste vermogensbeheerkosten 1,3 n.v.t.

Totaal technische voorziening eigen beheer 31 december 57,0 58,1

Ultimo 2015 bedroeg de voorziening eigen beheer ad € 57,0 miljoen 11,8% van de totale technische

voorzieningen (2014: 11,8%).

Zoals gebruikelijk neemt het Fonds de indexatie per 1 januari van het volgende jaar op in de

technische voorzieningen per 31 december.

Naast de voorziening excassokosten die Aegon in depot VNU1 aanhoudt ad 1,5% houdt het

pensioenfonds ook een eigen voorziening excassokosten aan. De eigen voorziening excassokosten

bestaat uit een opslag op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds van 2% en uit een

excasso-opslag van 0,5% op de voorziening herverzekeraar (op fondsgrondslagen) in aanvulling op de

1,5% van depot VNU1 bij Aegon. De fluctuatie in de voorziening excassokosten werd tot en met 31 december 2014 opgevangen door de reserve excassokosten. Het bestuur heeft besloten om de

excassoreserve niet langer afzonderlijk te administreren en deze per 1 januari 2015 op te laten gaan (te

salderen) met de algemene reserve. Deze beslissing heeft geen gevolgen voor de totale reserve en de

financiële positie van het pensioenfonds. Meer informatie over het vervallen van de excassoreserve

leest u in de toelichting op de Jaarrekening.

Page 30: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

30

Vanaf 2015 houdt het Fonds ook een voorziening voor toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten aan, omdat deze onder het nieuwe contract ook na beëindiging van de

contractperiode voor de vanaf 1 januari 2015 opgebouwde pensioenen nog jaarlijks verschuldigd

blijven aan Aegon. Het is mogelijk deze kosten te zijner tijd in één keer af te financieren.

Het Fonds heeft de tegenover de pensioenverplichtingen eigen beheer staande beleggingen

ondergebracht in een vrij vermogen beleggingsdepot bij Aegon (depot VNU2). Voor dit depot VNU2,

waarin tevens vrij vermogen van het Fonds is ondergebracht, was de beleggingsopbrengst in 2015

positief € 1,2 miljoen (2014: € 18,2 miljoen). De intrest voor de pensioenverplichtingen eigen beheer

bedroeg in 2015 € 0,1 miljoen (2014: € 0,2 miljoen).

Het technisch resultaat, voor wat betreft de pensioenverplichtingen eigen beheer, op de kanssystemen

(resultaat op sterfte en arbeidsongeschiktheid en resultaat op mutaties en overige grondslagen) bedroeg in 2015 € -0,1 miljoen (2014: € -0,5 miljoen).

5.4 Uitvoeringskosten

Het Fonds volgt zoveel mogelijk de ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten 2013’ van de

Pensioenfederatie. De uitvoeringskosten zijn onder te verdelen in kosten pensioenbeheer en kosten vermogensbeheer.

Kosten pensioenbeheer

De kosten voor pensioenbeheer bestaan uit:

alle administratiekosten (incl. administratiekosten Aegon depot I): Administreren van aanspraken,

uitbetalen uitkeringen, afkoop, verwerken waardeoverdracht, communicatie met gerechtigden

etc.;

kosten bestuur en intern toezicht;

kosten financiële en actuariële verslaglegging;

kosten adviseurs (incl. door Nielsen betaalde kosten);

kosten certificerend actuaris en accountant etc.;

diverse kosten (bankkosten, bijdrage toezichthouders en Pensioenfederatie, etc .).

Aansluiting met de Jaarrekening

In de jaarrekening van het Fonds is een bedrag van € 805.000,-- (2014 € 851.000,--) opgenomen voor

pensioenuitvoerings- en administratiekosten,. Het verschil tussen de in de jaarrekening opgenomen

kosten en de totale kosten van pensioenbeheer ad € 1.130.158,-- (2014 € 1.158.215,--) zoals hieronder vermeld zijn de administratie- en overige kosten herverzekering Aegon (depot VNU1) en de

rechtstreeks door Nielsen betaalde kosten (adviseurs). De kosten voor advies vermogensbeheer en de

kosten voor de garanties herverzekeraar Aegon, die door Nielsen betaald worden, vallen niet onder de

kosten pensioenbeheer.

Page 31: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

31

Overzicht kosten pensioenbeheer (bedragen x € 1,--) 2015 2014

Totale kosten pensioenbeheer 1.130.158 1.158.215

Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde 353 370

Kosten per deelnemer/pensioengerechtigde/gewezen deelnemer 206 208

Kosten als percentage van de voorziening pensioenverplichtingen 0,23% 0,24%

Gemiddeld aantal deelnemers:

- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden 3.198 3.129

- Actieve deelnemers + pensioengerechtigden + gewezen deelnemers 5.499 5.555

Benchmark kosten pensioenbeheer

Om de eigen kosten in perspectief te kunnen plaatsen heeft het Fonds twee benchmark rapportages

geraadpleegd. Het aantal deelnemers is in de benchmark rapportages gedefinieerd als de som van het

aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden:

Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012 Uit een benchmarkrapportage

gepubliceerd door de Pensioenfederatie blijkt dat van de negen ondernemingspensioenfondsen

die aan het onderzoek deelnamen de gemiddelde kosten per deelnemer en pensioengerechtigde

lagen op € 249,--. De kosten varieerden van € 182,-- tot € 754,--, waarbij de mediaan lag op

€ 403,--.

Rapport LCP 2015 Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van

Nederlandse pensioenfondsen Uit een rapport dat LCP in november 2015 heeft gepubliceerd

over de kosten bij Nederlandse pensioenfondsen in 2014 blijkt dat van de 127

pensioenfondsen met 1.000 tot 10.000 deelnemers de gemiddelde pensioenbeheerkosten per

deelnemer € 344 per jaar bedragen. De kosten varieerden van € 120,-- tot € 893,-- per deelnemer.

Op basis van de benchmark gegevens en het feit dat Pensioenfonds VNU met 3.196 aan de onderkant

zit van de ranch 1.000 tot 10.000 zoals door LCP gehanteerd, is het bestuur van mening dat de

pensioenbeheerkosten van het Fonds in lijn liggen met die van andere pensioenfondsen.

Kosten vermogensbeheer

De kosten vermogensbeheer bestaan uit:

Beheerkosten: alle doorlopende kosten die aan de beleggingsfondsen worden toegerekend zoals

vaste beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, advies etc.). De beheerkosten

worden ingehouden op de fondsen en zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee van

het resultaat. De beheerkosten zijn berekend op basis van de Ongoing Charges Figure (OCF) van

de beleggingsfondsen. De OCF is een maatstaf voor doorlopende kosten die aan het

beleggingsfonds toegerekend worden. De beheerkosten worden niet apart in de rekening van baten en lasten vermeld.

Indien van toepassing, performance gerelateerde kosten. De performance gerelateerde kosten zijn

berekend aan de hand van de prestatievergoeding van de hierbij behorende beleggingsfondsen.

Page 32: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

32

Transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.

Overige vermogensbeheerkosten die niet aan een specifieke beleggingscategorie zijn toe te

bedelen:

o kosten advies vermogensbeheer (Aon Hewitt en onafhankelijk lid beleggingscommissie);

o eventuele vaste vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille en de omvangskortingen, die het Fonds in depot VNU1 en depot VNU2 in het boekjaar

terugontvangt. De omvangskortingen worden in mindering gebracht op de kosten;

o kosten voor specifieke diensten en rapportages.

Aansluiting met de Jaarrekening In onderstaande overzichten zijn de beleggingen uitgesplitst op basis van het ‘doorkijk principe’. Dit

zorgt voor een iets andere uitsplitsing dan in de jaarrekening, omdat in de balans en staat van baten en

lasten het ‘doorkijk principe’ niet wordt toegepast. Bij het ‘doorkijk principe’ worden beleggingen in

een beleggingsfonds aan een beleggingscategorie toegewezen. Zo zijn bijvoorbeeld de hedgefunds in

de jaarrekening onderdeel van de aandelen, omdat het aandelenbeleggingsfonds waar het

pensioenfonds in belegt voor een gedeelte in hedgefunds belegt.

Om de kosten per beleggingscategorie te bepalen, zijn de kosten van beleggingsfondsen uitgesplitst

naar beleggingscategorie op basis van het gemiddeld belegd vermogen 5.

Overzicht kosten depot VNU1 (bedragen x € 1.000,--) Beheer

kosten

Performance

gerelateerde kosten

Transacti

e-kosten

Totaal % gem. belegd

vermogen

Kosten per beleggingscategorie

Vastgoed 240 18 0 258 1,54 Aandelen 148 0 14 162 0,47 Vastrentende waarden 450 0 44 494 0,20

Hedgefunds 55 2 3 60 0,80

Overige beleggingen -1 0 0 -1 0,0

Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay

892 20 61 973 0,32

Kosten overlay beleggingen 0 0 0 0 0,00

Totaal kosten toe te wijzen aan

categorieën inclusief overlay

892 20 61 973 0,32

Overige vermogensbeheerkosten:

Advieskosten vermogensbeheer 0 0 0 0 0,00 Overige kosten -142 0 0 -142 -0,05 Totaal overige

vermogensbeheerkosten

-142 0 0 -142 -0,05

Totaal kosten vermogensbeheer 750 20 61 831 0,28

5 Het gemiddeld belegd vermogen wordt berekend op basis van ultimo maandstanden conform de aanbevelingen van de

Pensioenfederatie: { (0,5 x belegd vermogen op 1 januari) + belegd vermogen op 31 januari + [……] + belegd vermogen op

30 november + (0,5 x belegd vermogen op 31 december) } / 12.

Page 33: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

33

Overzicht kosten depot VNU2

(bedragen x € 1.000,--) Beheer

kosten Performance gerelateerde

kosten

Transactie-kosten

Totaal % gem. belegd

vermogen Kosten per beleggingscategorie

Vastgoed 16 3 1 20 0,77

Aandelen 280 49 20 349 0,61

Vastrentende waarden 187 0 36 223 0,25

Hedgefunds 88 2 3 93 0,83

Overige beleggingen -1 0 0 -1 0,00

Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën exclusief overlay

570 54 60 684 0,43

Kosten overlay beleggingen 0 0 0 0 0,00

Totaal kosten toe te wijzen aan categorieën inclusief overlay

570 54 60 684 0,43

Overige vermogensbeheerkosten:

Advieskosten vermogensbeheer 52 0 0 52 0,03

Overige kosten -69 0 0 -69 -0,04

Totaal overige vermogensbeheerkosten

-17 0 0 -17 -0,01

Totaal kosten vermogensbeheer 553 54 60 667 0,42

Totaal overzicht VNU1 + VNU2 en benchmark

(bedragen x € 1.000,--) Beheer

kosten Performance gerelateerde

kosten

Transactie-kosten

Totaal

Totaal kosten vermogensbeheer 2015 1.303 74 121 1.498

Als % gemiddeld belegd vermogen 0,28% 0,02% 0,03% 0,33%

Totaal kosten vermogensbeheer 2014 1.330 46 119 1.495

Als % gemiddeld belegd vermogen 0,30% 0,01% 0,02% 0,33%

Benchmark PF CEM 2012 0,50% 0,08% 0,13% *

Benchmark LCP 2015 0,26% 0,04% 0,02% 0,31%

*) cijfer niet beschikbaar.

Benchmark kosten vermogensbeheer

Om te kunnen vergelijken of de eigen kosten van vermogensbeheer marktconform zijn, heeft het

Fonds twee benchmark rapportages geraadpleegd:

De rapportage van de pensioenfederatie: ‘Pensioenfederatie CEM Benchmarking Rapportage 2012’ (PF CEM 2012)

Het rapport LCP 2015 ‘Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten

van Nederlandse pensioenfondsen’ (LCP 2015)

Het bestuur merkt op dat de LCP benchmark de beste vergelijking oplevert, omdat aan dat onderzoek

170 ondernemingspensioenfondsen deelnamen en daarmee representatiever is dan de rapportage van

de Pensioenfederatie, waar 9 ondernemingspensioenfondsen aan deelnamen.

Page 34: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

34

Op basis van de geraadpleegde benchmark rapportages concludeert het bestuur dat de kosten van het Fonds marktconform zijn.

5.5 Vergoeding leden bestuur en verantwoordingsorgaan

Standaard is het lidmaatschap van het bestuur en het verantwoordingsorgaan onbezoldigd. De leden

van het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds, die niet in dienst zijn van Nielsen ontvangen een vergoeding. Voor het jaar 2015 bedroegen deze vergoedingen:

voor een bestuurslid € 6.376,41 per jaar;

voor een bestuurslid tevens DB-lid € 10.202,25 per jaar;

voor een (plaatsvervangend) lid van het verantwoordingsorgaan € 2.656,84 per jaar.

De bedragen worden ieder jaar verhoogd conform de toeslag die werd toegekend aan de

pensioengerechtigden van de VNU A-regeling. De vergoedingen zijn voorgelegd aan en akkoord

bevonden door het verantwoordingsorgaan.

Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is in 2015

€ 28.268,75 uitbetaald (2014: € 28.058,30). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door

Nielsen.

Page 35: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

35

6. Beleggingen

6.1 Algemeen

De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1)

en in een vrij beleggingsdepot (depot VNU2). Het Fonds is economisch eigenaar van de beleggingen

in depot VNU1. Aegon is juridisch eigenaar van deze beleggingen.

De beleggingen in depot VNU2 zijn zowel economisch als juridisch eigendom van het Fonds.

Voor een uitgebreidere beschrijving van de beleggingsportefeuille wordt verwezen naar de toelichting

op de balans.

Algemene economische ontwikkelingen hebben een grote invloed op de financiële positie van het

pensioenfonds. Hieronder worden de algemene marktontwikkelingen besproken.

6.2 Marktontwikkelingen

Het jaar 2015 was een bewogen economisch jaar. Het jaar werd gedomineerd door centrale banken en sterk dalende grondstoffenprijzen. Beide ontwikkelingen stuurden de financiële markten.

In het begin van het jaar besloot de Zwitserse Centrale Bank het plafond voor de Zwitserse frank af te

schaffen. De Zwitserse frank apprecieerde hierdoor sterk. Kort daarop besloot de Europese Centrale Bank (ECB) om een monetair verruimingsprogramma te implementeren (Quantitative Easing, QE). De

ECB maakte zich zorgen over de lage inflatie.

Het economische herstel in Europa zette door. Met name enkele landen in de periferie presteerden goed. De hervormingen die waren geïmplementeerd, de lagere wisselkoers en de lage

grondstoffenprijzen ondersteunden het herstel.

Een uitzondering was Griekenland. Hier verzette de regering zich tegen het Europese programma. In

de zomer leek het even of Griekenland de eurozone zou verlaten. Een referendum over het hulppakket

resulteerde in een nee stem. Desondanks besloot de Griekse regering om in de eurozone te blijven en

de voorwaarden van de geldschieters te accepteren. De kosten voor een exit bleken te groot.

In de VS gaat het economisch goed. De werkloosheid daalde verder en de groei bleef robuust. Het hele

jaar werd gespeculeerd op een renteverhoging door de Amerikaanse Centrale Bank (De Fed).

Uiteindelijk kwam deze pas in december. De Fed maakte zich zorgen over de economie in opkomende

landen. Door de aanstaande renteverhoging en door de dalende grondstofprijzen kwamen enkele opkomende landen in de problemen. Brazilië bijvoorbeeld gaat door een diepe recessie.

De omstandigheden in China zijn echter het meest bepalend voor de wereldeconomie. China heeft heel

veel schulden opgebouwd in de afgelopen jaren. De vraag is of deze houdbaar zijn. Dit jaar bleek dat de economie langzamer groeit dan de afgelopen jaren. Daarnaast besloot de Chinese regering om het

wisselkoersmechanisme aan te passen. Financiële markten interpreteerden dit als een negatief signaal.

Het is onduidelijk of ze dit doen om een sterke economische teruggang te voorkomen. Daarnaast zal

een lagere wisselkoers minder groei en minder inflatie betekenen in de rest van de wereld.

Staatsobligaties

Het jaar 2014 eindigde met historisch gezien extreem lage renteniveaus. De staatsobligatiemarkt werd

in 2015 geconfronteerd met verschillende ontwikkelingen die er voor zorgden dat de rente volatiel was

en laag bleef.

Voor een stijgende rente had een duidelijk groeiherstel moeten optreden en de inflatie moeten stijgen.

De Europese groei bleef steken tot net boven de trendgroei. De Europese inflatie bleef laag door de

dalende olieprijzen en het uitblijven van looninflatie.

Page 36: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

36

Wereldwijd zijn er duidelijke verschillen zichtbaar tussen landen met een positieve groeiontwikkeling te weten Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk en landen die onder druk staan zoals China,

Brazilië en Rusland.

De belangrijkste driver van obligatiemarkten bleef de zoektocht naar rendement gesteund door de ruim

aanwezige liquiditeit. Gedurende 2015 nam de Duitse tienjaars rente licht toe. Bij de start van het jaar

was de rente 0,54% om te eindigen op 0,62%.

Aandelen

In 2015 waren er grote rendementsverschillen tussen landen en sectoren. De marktomstandigheden in

China zorgden wereldwijd voor dalingen van aandelenkoersen. Met name olieproducenten, mijnbouwondernemingen, ijzerproducenten en hun toeleveranciers lieten slechte rendementen zien.

Lagere grondstofprijzen zijn wel gunstig voor Europese consumenten, die hun koopkracht zien stijgen.

Sectoren die van de koopkracht wisten te profiteren waren hotels, reisorganisaties en

vliegtuigmaatschappijen. De vliegtuigmaatschappijen zien daarnaast hun operationele kosten dalen

door lagere brandstofprijzen.

Over 2015 lieten Europese aandelen een positief rendement zien. De kwantitatieve verruiming had een

gunstige uitwerking op de beurs. Voor Noord-Amerikaanse aandelen was het een licht negatief jaar.

De bewegelijkheid was vrij laag gedurende het begin van het jaar. De onzekerheid over een eventuele renteverhoging van de Fed had een negatieve invloed op de beurzen in Amerika.

6.3 Strategische en tactische portefeuille

Het pensioenfonds heeft in de beleggingsovertuigingen aangegeven hoe de perceptie van het

pensioenfonds op de financiële markten is en hoe het fonds waarde denkt toe te voegen voor haar deelnemers d.m.v. een efficiënte beleggingsorganisatie. In 2014 heeft het fonds een ALM (Asset

Liability Management) studie laten plaatsvinden. Het risicoprofiel voor depot VNU2 is binnen de

ALM bepaald en bij bepaalde wijzigingen wordt bekeken op basis van vereiste dekkingsgraad en

tracking error of dit past binnen het risicoprofiel van de ALM. Het bestuur heeft besloten om in 2015

een gedeelte van de vastrentende waarden portefeuille in hypotheken te beleggen.

Hieronder is in de rechter kolom de strategische allocatie van depot VNU1 en depot VNU2 per

31 december 2015 weergegeven. Tevens is de marktwaarde van de portefeuille per 31 december 2015

en 31 december 2014 weergegeven.

6.4 Depot VNU1 (bedragen in € 1.000,--)

Beleggingscategorie Marktwaarde

31-12-2015

%

31-12-2015

Marktwaarde

31-12-2014

%

31-12-2014

Strategisch

31-12-2015

Aandelen 46.079 16,3% 47.086 15,4% 15,0%

Vastgoed 16.242 5,7% 14.900 4,9% 5,0%

Totaal zakelijke waarden 62.321 22,0% 61.986 20,3% 20,0%

Vastrentende waarden 224.348 79,2% 248.736 81,0% 80,0%

Liquide middelen -3.472 -1,2% -4.002 -1,3% 0,0%

Totaal vastrentende waarden

(incl. l iquide middelen) 220.876 78,0% 244.734 79,7% 80,0%

Totaal 283.197 100,0% 306.720 100,0% 100,0%

Page 37: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

37

6.5 Depot VNU2 (bedragen in € 1.000,--)

Beleggingscategorie Marktwaarde

31-12-2015

%

31-12-2015

Marktwaarde

31-12-2014

%

31-12-2014

Strategisch

31-12-2015

Aandelen 77.507 48,8% 69.540 46,0% 47,5%

Vastgoed 0 0% 4.692 3,1% 0,0%

Totaal zakelijke waarden 77.507 48,8% 74.232 49,1% 47,5%

Vastrentende waarden 81.246 51,2% 76.971 50,9% 52,5%

Overige beleggingen 11 0,0% 12 0,0% 0,0%

Totaal vastrentende waarden

(incl. l iquide middelen) 81.257 51,2% 76.983 50,9% 52,5%

Totaal 158.764 100,0% 151.215 100,0% 100,0%

6.6 Beleggingsresultaten depot VNU1

Hieronder worden de rendementen van de beleggingsportefeuille van depot VNU1 weergegeven.

VNU 1 heeft een netto rendement behaald van 0,8% tegenover een benchmark van 0,6%. Aandelen

hebben een positief relatief rendement behaald. Vastgoed heeft absoluut een positief rendement laten

zien. De vastrentende waarden portefeuille heeft gedurende 2015 bijna geen rendement behaald. Het betreft rendementspercentages per categorie vóór kosten.

In % 2015

Portefeuille 2015

Benchmark 2015

Relatief 2014

Portefeuille 2014

Benchmark 2014

Relatief

Aandelen 2,5 1,4 1,0 17,6 15,9 1,5

Vastgoed 9,5 9,5 0,0 1,1 1,1 0,0

Vastrentende waarden 0,1 -0,1 0,2 10,9 9,6 1,2

Totaal (na kosten) 0,8 0,6 0,2 11,1 10,1 0,9

6.7 Beleggingsresultaten depot VNU2

De beleggingsportefeuille van depot VNU2 heeft een netto rendement behaald van 1,2%. Hieronder in

de tabel worden de rendementen per beleggingscategorie weergegeven. De beleggingscategorie aandelen droeg in 2015 positief bij aan het rendement. De aandelenportefeuille behaalde een absoluut

positief rendement van 2,2%. Vastgoed is gedurende het jaar volledig verkocht. De vastrentende

waarden portefeuille in depot VNU2 heeft gedurende 2015 een laag rendement behaald. Het betreft

rendementspercentages per categorie vóór kosten.

In %

2015

Portefeuille

2015

Benchmark

2015

Relatief

2014

Portefeuille

2014

Benchmark

2014

Relatief

Aandelen 2,2 1,0 1,2 17,5 15,2 2,0

Vastgoed 0 0 0 1,1 1,1 0,0

Vastrentende

waarden 0,4 0,1 0,3 10,8 9,9 0,9

Totaal (na kosten) 1,2 0,8 0,4 13,2 11,8 1,2

Page 38: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

38

6.8 Portefeuillebeheerder

De beleggingen van het Fonds zijn ondergebracht in een gesepareerd beleggingsdepot (depot VNU1)

bij Aegon waarbij Aegon Investment Management B.V. de beleggingen beheert. Het vrij

beleggingsdepot (depot VNU2) wordt eveneens door Aegon Investment Management B.V. beheerd.

6.9 Maatschappelijk verantwoord beleggen

Het Fonds onderschrijft en volgt het beleid van Aegon ten aanzien van ‘Verantwoord Beleggen’.

Aegon streeft naar een zo hoog mogelijk financieel rendement op zijn beleggingen, zonder negatieve

gevolgen voor mens en milieu, en naar een duurzame economie op lange termijn. Aegon is

ondertekenaar van de Principles for Responsible Investment, en volgt de standaarden van de United Nations Global Compact en de International Labour Organization (ILO). Verder worden er geen zaken

gedaan met bedrijven die zich bezighouden met de productie van controversiële wapens, zoals

clustermunitie en landmijnen.

Aegon investeert een deel van zijn gelden in projecten en initiatieven die naast financieel rendement,

positieve waarde creëren voor mens en milieu. Via deze impactbeleggingen investeert Aegon

bijvoorbeeld in sociale woningbouw en duurzame energie en stimuleert Aegon startende ondernemers

in ontwikkelingslanden door middel van microfinanciering.

Aegon gebruikt zijn stemrecht op aandelen en wendt zijn invloed als aandeelhouder aan om tot betere

duurzaamheidsprestaties te komen. Aegon gaat met een onderneming in dialoog tijdens een

engagement traject als Aegon het niet eens is met de manier waarop het bedrijf onderneemt. Als de dialoog niet binnen een redelijke termijn tot de gewenste verandering leidt, kan Aegon besluiten om

niet langer in de onderneming te beleggen en deze toe te voegen aan onze lijst met uitsluitingen.

Het volledige beleid van Aegon ten aanzien van verantwoord beleggen is na te lezen op webpagina: www.aegon.nl/overaegon/verantwoord-beleggen.

Het bestuur vindt het op dit moment niet nodig om aanvullend beleid te formuleren op het beleid van

Aegon op het gebied van ‘Verantwoord Beleggen’.

Page 39: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

39

7. Actuariële zaken

7.1 Actuariële analyse

In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van de “Staat van baten en lasten”

opgenomen.

Analyse van het resultaat naar bronnen 2015 2014

(bedragen x € 1.000,--)

Saldo uit hoofde van beleggingsopbrengsten 237 12.879

Saldo uit hoofde van premie 1.488 12

Saldo uit hoofde van waardeoverdrachten 0 0

Saldo uit hoofde van kosten 0 206

Saldo uit hoofde van uitkeringen 116 82

Saldo uit hoofde van kanssystemen 127 -/- 506

Saldo uit hoofde van indexatie -/- 1.893 -/- 2.535

Saldo uit hoofde van overige (incidentele) mutaties techn. voorz. 0 875

Saldo uit hoofde van andere oorzaken 5.300 7.606

Totaal resultaat /saldo van baten en lasten 5.375 18.619

7.2 Premiebijdragen

DNB staat een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de herverzekeraar is

overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die actuarieel nodig is

in verband met de aangroei van verplichtingen.

De kostendekkende premie was in 2015 € 3,8 miljoen (2014: € 1,6 miljoen). De werkelijk door

Nielsen betaalde premie (inclusief doorbelaste kosten) was € 3,8 miljoen (2014: € 1,8 miljoen).

Daarvan is € 0,38 miljoen door de deelnemers bijgedragen (2014: € 0,10 miljoen).

7.3 Vereist eigen vermogen en uitkomsten solvabiliteitstoets

Onder het nFTK is het “vereist eigen vermogen” het vermogen dat hoort bij de zogeheten

evenwichtssituatie van het Pensioenfonds. In die evenwichtssituatie is het eigen vermogen zodanig

vastgesteld dat met de wettelijk vastgestelde zekerheidsmaat van 97,5% wordt voorkomen dat het

Pensioenfonds binnen één jaar over minder middelen beschikt dan nodig om te kunnen voldoen aan de onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Met andere woorden, de kans dat het Pensioenfonds zich

één jaar later in een situatie van onderdekking bevindt, is kleiner dan of gelijk aan 2,5%.

De toezichthouder, DNB, heeft een gestandaardiseerde methode vastgesteld om te toetsen of er

voldoende eigen vermogen aanwezig is: de solvabiliteitstoets. De solvabiliteitstoets meet voor een aantal risicofactoren het mogelijke (negatieve) effect (in euro’s) op het eigen vermogen. Omdat de

resultaten van de solvabiliteitstoets afhankelijk zijn van marktomstandigheden en het risicoprofiel van

de aanwezige beleggingen, fluctueren ze in de loop van de tijd. Pensioenfonds VNU hanteert bij de

berekening van het vereist eigen vermogen het standaard model van DNB.

Page 40: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

40

De vereiste solvabiliteit op basis van deze toets bedraagt per 31 december 2015 € 16,6 miljoen. Het feitelijke eigen vermogen van het Pensioenfonds per 31 december 2015 bedraagt € 108,1 miljoen. Dit

betekent dat het Pensioenfonds per 31 december 2015 voldoet aan de solvabiliteitstoets. De

beleidsdekkingsgraad is hoger dan de vereiste dekkingsgraad. Het Pensioenfonds bevindt zich in een

situatie van toereikende solvabiliteit.

7.4 Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie

De certificerend actuaris heeft de opdracht om vast te stellen dat het fonds voldoet aan de vereisten

vanuit artikel 126 tot en met 140 PW. De certificerend actuaris oordeelt in zijn actuariële verklaring

als volgt:

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het

wettelijk vereist eigen vermogen.

Er is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is ten minste gelijk aan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen.

De vermogenspositie van het pensioenfonds is voldoende. De mogelijkheden tot het realiseren

van de beoogde toeslagen zijn toereikend.

Page 41: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

41

8. Risico’s en beheersing van risico’s

8.1 Beleid risicomanagement

Het beheersen van risico’s ziet het bestuur als één van zijn kerntaken. Met het beleid ten aanzien van

risicomanagement geeft het bestuur invulling aan artikel 143 PW: “Een pensioenfonds richt zijn

organisatie zodanig in dat deze een beheerste en integere bedrijfsvoering waarborgt.”

Het bestuur doet eenmaal per jaar een systematische algemene risicoanalyse door middel van een

risicomatrix. Daarnaast verricht het bestuur specifiek ten aanzien van het integriteitsbeleid eenmaal per jaar een systematische integriteitsrisicoanalyse. Bij beide analyses wordt beoordeeld wat de kans is dat

een risico zich voordoet, de (financiële) impact die het kan hebben op het Fonds, of het Fonds bereid is

het risico te dragen, welke eventuele beheersmaatregelen er al zijn genomen en of het gewenst is om

aanvullende maatregelen te nemen. Risico’s kunnen acceptabel zijn, c.q. bewust worden genomen om

de doelstellingen en ambitie van het Fonds te realiseren. Ten aanzien van die risico’s is er een

bepaalde risicobereidheid. Risico’s die niet bijdragen aan de doelstellingen van het Fonds, c.q. deze doelstellingen belemmeren of in gevaar brengen, dienen te worden vermeden of zoveel mogelijk te

worden beheerst. Ten aanzien van die risico’s is er geen risicobereidheid.

Ter monitoring en beheersing van de financiële en beleggingsrisico’s heeft het Fonds met Aegon

afgesproken dat Aegon tweemaal per jaar een op het fonds toegesneden financiële risicorapportage

uitbrengt. Deze risicorapportages worden uitgebreid in het bestuur besproken en ook gedeeld met de

leden van het verantwoordingsorgaan. Waar nodig onderneemt het bestuur actie naar aanleiding van

de risicorapportage.

Page 42: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

42

8.2 Geïdentificeerde risico’s, mogelijke impact, risicobereidheid, beheersingsmaatregelen en verwachte impact beheersingsmaat regelen

Het bestuur heeft de volgende risico’s als de belangrijkste risico’s voor het Fonds geïdentificeerd:

Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact

maatregelen:

Solvabiliteitsrisico: het risico

dat het Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking

van de pensioenverplichtingen.

Onvoldoende vermogen

om de pensioenen uit te betalen c.q. te indexeren.

Geen, want kan de

hoofddoelstelling van het Fonds in gevaar brengen. De

haalbaarheidstoets laat zien

dat het solvabiliteits-risico

zeer klein is.

Het Fonds houdt voldoende buffers

aan. Het Fonds heeft in de uitvoeringsovereenkomst met de

werkgever afgesproken dat deze

bijspringt als het Fonds over

onvoldoende vermogen beschikt.

De dekkingsgraad wordt doorlopend gemonitord.

Door de maatregelen blijft

het solvabiliteitsrisico beperkt.

Beleggingsrisico’s:

- Koersrisico

- Kredietrisico

- Valutarisico

- Concentratierisico

- Liquiditeitsrisico - Systeemrisico

Afname van het vermogen

waardoor er onvoldoende

vermogen is om de

pensioenen uit te betalen

c.q. te indexeren.

Acceptabel. Het Fonds moet

binnen de grenzen passend bij

de risicohouding

beleggingsrisico’s aangaan om

rendement te maken en aldus

zijn doelstellingen te bereiken.

Het prijsrisico wordt gemitigeerd

door diversificatie van de

beleggingen.

Ten aanzien van het kredietrisico

worden er eisen gesteld aan de

rating van vastrentende waarden. Het valutarisico wordt afgedekt

voor niet-euro obligaties.

Het concentratierisico wordt

beperkt door diversificatie en

gebruik van gespreide beleggingsfondsen.

Het liquiditeitsrisico wordt beperkt

doordat de meeste beleggingen

direct te verkopen zijn.

Het systeemrisico is voor het Fonds niet beheersbaar, maar

onvermijdelijk verbonden aan het

doen van beleggingen.

Door diverse mitigerende

maatregelen blijft het

beleggingsrisico

beheersbaar. De grenzen zijn

door het bestuur vastgesteld

en vastgelegd in het beleggingsplan. De

beleggingsrisico’s worden

onder andere gemonitord

middels de financiële

risicorapportages van Aegon.

Page 43: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

43

Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact

maatregelen:

Renterisico: Het risico dat de

waarden van de vastrentende

beleggingen en de voorziening

veranderen als gevolg van

ongunstige veranderingen in de marktrente.

Daar het verschil tussen de

looptijd van de

vastrentende beleggingen

en de looptijd van de

verplichtingen relatief beperkt is, is ook het

renterisico beperkt.

Acceptabel. Door de hoge

mate van herverzekering heeft

het renterisico relatief weinig

impact op de dekkingsgraad.

De ex-ante en ex-post

renteafdekking wordt gemonitord

middels een stoplicht kwalificatie

waarbij 85% - 100% groen is. Er is

geen specifieke afspraak met Aegon gemaakt over de rente

afdekking.

Het bestuur vindt een

beperkt renterisico

acceptabel omdat de

pensioenen voor een groot

deel zijn herverzekerd in een garantiecontract.

Inflatie en toeslagrisico: Het

risico dat door hoge inflatie of

onvoldoende vermogen geen

indexatie kan worden gegeven.

Er wordt geen of geen

volledige indexatie

gegeven. De

haalbaarheidstoets laat zien

dat deze kans klein is.

Acceptabel, hoort bij de

kerntaak van een

pensioenfonds. Het streven is

om dit risico zo laag mogelijk

te houden, maar op het inflatiecijfer heeft het Fonds

geen invloed.

Zowel de verandering in de

gemiddelde verwachte prijsinflatie

als het gemiddelde niveau van de

prijsinflatie worden gemonitord

middels een stoplicht systeem

De daadwerkelijk

prijsinflatie heeft het bestuur

niet in de hand.

Verzekeringstechnisch risico:

De risico’s van langleven,

overlijden en

arbeidsongeschiktheid.

Beperkt, aangezien de

pensioenaanspraken voor

circa 90% zijn afgedekt

met een garantiecontract.

Acceptabel, hoort bij de

kerntaak van een

pensioenfonds, maar moet

goed worden gemonitord

Een groot deel van de pensioenen

is herverzekerd bij Aegon en het

Fonds waardeert de voorziening op

de meest recente prognosetafel.

Door het gebruik van de

meest recente prognosetafel

en door het garantiecontract

is het risico acceptabel.

Omgevingsrisico: Het risico dat

de werkgever de premie niet

meer wil of kan betalen.

Uit de haalbaarheidstoets

(incl. scenario geen band

meer met de werkgever)

blijkt dat de impact de eerste 10 jaar na het

doorsnijden van de band

Acceptabel maar risico dient

te worden beperkt en

vermeden.

Het bestuur heeft onderzocht wat

het effect is op het

indexatiepotentieel als het Fonds er

alleen voor komt te staan en niet meer kan terugvallen op de

overeenkomst met de werkgever.

Uit de haalbaarheids-toets

blijkt dat ook zonder een

band met de werkgever het

indexatiepotentieel nog zeker 10 jaar op peil blijft.

Page 44: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

44

Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact

maatregelen:

beperkt is.

Kredietrisico herverzekeraar: Het risico dat Aegon

Levensverzekering N.V. niet

meer aan zijn verplichtingen kan

voldoen.

Als het zich voor doet, heeft dit grote impact.

Pensioenen kunnen worden

gekort.

Acceptabel. Aegon heeft een goede rating van AA- en is

aangemerkt als

‘systeemrelevant’ waardoor de

toezichteisen nog strenger

worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien zich

indicaties voordoen dat Aegon

beneden de gestelde Solvency

II ratio’s zou geraken. De

Solvency II ratio’s voor

Aegon Nederland is 135% en van Aegon Group is 155%. Bij

100% kan Aegon aan al haar

verplichtingen voldoen. Op

basis van voorgaande acht het

bestuur het kredietrisico op Aegon klein.

Het bestuur houdt de solvabiliteit van Aegon doorlopend in de gaten.

Door de goede rating van Aegon

(AA-) acht het bestuur het niet

nodig om een kredietafslag te doen

op de vordering op Aegon uit hoofde van het

herverzekeringscontract.

De acties van het bestuur leiden niet direct tot

vermindering van het

kredietrisico, daar heeft het

Fonds zelf geen invloed op.

Door goede monitoring en kennisvergaring over het

kredietrisico op Aegon heeft

het bestuur een goed beeld

van het risico waardoor het

kan concluderen dat er

sprake is van een acceptabel risico.

Risico’s organisatie en

management: Het risico dat het

bestuur onvoldoende deskundig

is en geen juiste c.q. geen tijdige

beslissingen neemt.

Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te

worden beperkt en vermeden.

Het bestuur besteedt doorlopend

aandacht aan educatie en het op

peil houden van de eigen

deskundigheid. Het VO en het

intern toezicht zien toe op het

handelen van het bestuur.

De deskundigheid van het

bestuur zal op peil blijven en

er zal sprake zijn van goede

en evenwichtige

besluitvorming.

Uitbestedingsrisico’s: Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te Ten aanzien van de uitbestede Door de diverse maatregelen

Page 45: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

45

Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact

maatregelen:

- Pensioenadministratie

- Vermogensbeheer

- Herverzekering

worden beperkt en vermeden. werkzaamheden worden SLA

afspraken gemaakt.

De uitbestede relatie beschikt over

een ISAE3402 of gelijkwaardige certificering.

Het bestuur heeft een back-up plan

opgesteld voor het geval de

vermogensbeheerder binnen 2

maanden opzegt. Het DB en de BC voert periodiek

gesprekken met de externe partijen.

De accountant controleert jaarlijks

de basisgegevens.

zijn er voldoende

controlemechanieken

ingebouwd waardoor het

uitbestedingsrisico beheersbaar blijft.

Juridische risico’s:

- Wet- en regelgeving

- Aansprakelijkheid - Contractuele risico’s

Impact kan aanzienlijk zijn. Niet acceptabel, dient te

worden beperkt en vermeden.

Thans hebben twee bestuursleden

een juridische achtergrond en zijn

ter zake deskundig. De adviseurs van het

pensioenfonds en de werkgever

bekijken ieder aanpassing in de

regeling zorgvuldig.

Bij nieuwe contracten of verlenging wordt er ook getoetst

door een externe deskundige.

Via de werkgever is er een

aansprakelijkheidsverzekering

afgesloten voor de bestuursleden. Er is een contractenregister waarin

verlengingen en opzegtermijnen

worden bijgehouden.

Door de genomen

maatregelen blijft het risico

beheersbaar.

Page 46: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

46

Risico: Mogelijke impact risico: Risicobereidheid Maatregelen: Verwachte impact

maatregelen:

Integriteitsrisico’s:

- Benadeling van derden

- Handel met voorkennis

- Corruptie en omkoping - Witwassen

- Interne fraude

- Sanctiewetgeving

- Onoorbaar handelen

- Belangenverstrengeling

De impact kan bestaan uit

financiële schade of

reputatie schade voor het

Fonds.

Niet acceptabel, dient te

worden beperkt en vermeden.

Het bestuur verricht periodiek een

integriteitsrisicoanalyse.

Compliance is een vast onderdeel

op de agenda van het bestuur. Het pensioenfonds heeft een

gedragscode en een

incidentenregeling.

Jaarlijks vindt een inventarisatie

plaats van hoofd- en nevenfuncties, privérelaties en privé belangen.

De genomen maatregelen

geven naar de mening van

het bestuur voldoende

waarborg.

Page 47: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

47

8.3 Risico’s en onzekerheden met een belangrijke impact in het afgelopen boekjaar en de gevolgen daarvan

Het Fonds werd in 2015 geconfronteerd met een aantal risico’s en onzekerheden. Geen van deze

risico’s en onzekerheden hebben de doelstellingen en ambitie van het Fonds daadwerkelijk in gevaar gebracht. Het bestuur wil toch graag de volgende risico’s toelichten die het afgelopen jaar in meer of

mindere mate een belangrijke rol hebben gespeeld:

Het beleggingsrisico: door onrust op de aandelenmarkt en de lage rente zijn de beleggingsrendementen achter gebleven. Uiteindelijk zijn de beleggingsresultaten van depot VNU2 nog net positief over het

hele jaar bezien.

Het omgevingsrisico: dit risico heeft zich afgelopen jaar niet voorgedaan maar had wel de speciale

aandacht van het bestuur. In het kader van de toekomstanalyse die het Fonds voor DNB heeft gemaakt

is de theoretische kans dat de werkgever zijn verplichtingen aan het Fonds niet meer nakomt,

onderzocht. Richting DNB is het mogelijk ontbreken / wegvallen van bijdragen van de werkgever

aangemerkt als één van de kwetsbaarheden voor de toekomst. Begin 2016 zijn de mogelijke gevolgen

hiervan nader onderzocht. Hieruit bleek dat het effect op het indexatiepotentieel van het Fonds beperkt is en zeker in de eerste 10 jaar vrijwel geheel intact blijft. Dit betekent dat het Fonds als er geen band

meer is met de werkgever geen acuut probleem heeft en de tijd heeft om in die situatie, mocht deze

zich ooit voordoen, aan een goede oplossing voor de toekomst van het Fonds te werken.

Kredietrisico herverzekeraar Aegon: Ook dit risico heeft zich het afgelopen jaar niet voorgedaan, maar

had de speciale aandacht van het bestuur. Tijdens de heidagen is dit risico uitgebreid besproken.

Hierbij is dieper in gegaan op hoe de kredietrating en solvency ratio van Aegon tot stand komen en

welke waarde daaraan mag worden gehecht. De kredietrating van Aegon Nederland is ultimo 2015

AA-. Aegon heeft daarmee de hoogste kredietrating van de verzekeraars in Nederland. Op 13 januari 2016 heeft Aegon een persbericht uitgegeven en een investor presentation gegeven met name ten

aanzien van de solvency ratio van de Aegon Group ultimo 2015 onder ‘Solvency II’. Deze ratio is

uitgekomen op 160%. De markt heeft hier positief op gereageerd. Het doel van Aegon was om tussen

de 140% en 170% uit te komen. Een ratio van 100% betekent dat Aegon aan alle verplichtingen kan

voldoen. Per 31 maart 2016 heeft Aegon Group een solvency ratio van 155% ten opzichte van een eigen target range van 140-170% en Aegon Nederland een solvency ratio van 135% ten opzichte van

Aegons eigen target range van 130-150%. Verder is Aegon aangemerkt als ‘systeemrelevant’

waardoor de toezichteisen nog strenger worden en DNB vroegtijdig zal ingrijpen indien indicaties zich

voordoen dat Aegon beneden de gestelde Solvency II ratio’s zou geraken.

8.4 Verbeteringen in het systeem van risicomanagement die zijn of worden aangebracht

In het afgelopen boekjaar zijn de volgende verbeteringen in het systeem van risicomanagement

aangebracht:

Het bestuur heeft een uitgebreide integriteitsrisicoanalyse uitgevoerd. Deze zal in het vervolg ieder

jaar worden uitgevoerd.

Het bestuur heeft een back-up plan opgesteld voor het geval onze vermogensbeheerder Aegon

Investment Management N.V. het contract opzegt. Binnen het contract is een opzegtermijn van

minimaal twee maanden genoemd en dat is voor het overhevelen van alle beleggingen in depot VNU2

een korte tijd. De relatie met de vermogensbeheerder is goed en het bestuur heeft vertrouwen in de

professionaliteit van Aegon om tot goede beëindigingsafspraken te komen als één van de partijen de

vermogensbeheerovereenkomst opzegt. Als de situatie zich toch voordoet dat Aegon het contract in twee maanden wil beëindigen, dan blijkt uit het back-up plan dat de continuïteit van het Fonds en de

middelen niet in gevaar komen.

Page 48: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

48

9. Toezichthouders

9.1 De Nederlandsche Bank (DNB)

De Pensioenwet bepaalt dat DNB belast is met het prudentieel en financieel toezicht. Er is in 2015 met

DNB geen overleg geweest over de algemene gang van zaken bij het Fonds. Wel is er contact geweest

met DNB over specifieke zaken die aan de toezichthouder zijn voorgelegd. Dit had met name

betrekking op de interpretatie van de regels van het nFTK voor gedeeltelijk herverzekerde

pensioenfondsen.

De door DNB gevraagde gegevens zijn in 2015 steeds tijdig verstrekt.

De kosten voor het DNB toezicht waren in 2015 € 23.019 (2014: € 25.183). Deze kosten worden

doorbelast aan Nielsen.

In 2015 zijn door DNB geen boetes of dwangsommen aan het Fonds opgelegd. Er is geen aanwijzing

gegeven als bedoeld in artikel 171 Pensioenwet. Er is geen bewindvoerder aangesteld als bedoeld in

artikel 173 Pensioenwet. Het Fonds is in 2015 niet in de situatie geweest dat een herstelplan opgesteld

zou moeten worden.

9.2 Autoriteit Financiële Markten (AFM)

De Pensioenwet bepaalt dat AFM belast is met het gedragstoezicht (o.a. communicatie met

deelnemers). Tevens is AFM op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) belast met het

effectentypisch gedragstoezicht. Met ingang van 2007 vallen alle pensioenfondsen onder het

effectentypisch gedragstoezicht. In 2015 is er geen overleg geweest met AFM. De door AFM gevraagde gegevens zijn steeds tijdig verstrekt.

De kosten voor het AFM toezicht waren in 2015 € 2.188,53 (2014: € 1.856,11). Deze kosten worden

doorbelast aan Nielsen. In 2015 zijn door AFM geen boetes of dwangsommen aan het Fonds

opgelegd.

9.3 Self assesment DNB inzake belangenverstrengeling

Pensioenfondsen hebben in 2014 een “Self assesment belangenverstrengeling” in moeten vullen. Ook

Stichting Pensioenfonds VNU heeft dit self assesment ingevuld. DNB wil met het onderzoek de

beheersing van risico’s op het gebied van belangenverstrengeling in kaart brengen. De bestaande

gedragscode is, mede naar aanleiding van het DNB-onderzoek Self assesment belangenverstrengeling, uitgebreid met de paragraaf “Leidraad Belangenverstrengeling”.

Met een brief d.d. 29 januari 2015 heeft DNB de uitkomsten van het onderzoek kenbaar gemaakt.

DNB concludeert dat Pensioenfonds VNU behoort tot de groep pensioenfondsen die onvoldoende op

het self assesment heeft gescoord en heeft het Fonds gevraagd om een risico analyse op het gebied van belangenverstrengeling te maken. Op 29 juli 2015 heeft het pensioenfonds deze risicoanalyse

belangenverstrengeling aan DNB verstrekt. Vervolgens heeft DNB op 15 september 2015 laten nog

niet tevreden te zijn met de opgestuurde risicoanalyse en gevraagd om een systematische

integriteitsrisicoanalyse uit te voeren. Het bestuur heeft dit in december 2015 gedaan en is van mening

dat het beleid op het gebied van integriteit goed op orde is.

Page 49: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

49

9.4 Toekomstanalyse pensioenfonds

Met een brief d.d. 19 februari 2015 heeft DNB het pensioenfonds geïnformeerd dat het volgens de

toezichthouder tot de categorie mogelijk kwetsbare pensioenfondsen behoort. DNB komt tot deze

constatering puur van vanwege de mate van herverzekering en het feit dat de voorziening

pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief groot deel (meer dan 50%) van de totale

voorziening uitmaakt.

Met dezelfde brief is het pensioenfonds uitgenodigd om samen met andere pensioenfondsen deel te nemen aan een rondetafelbijeenkomst over dit onderwerp op 27 maart 2015. Een afvaardiging van het

bestuur is bij deze bijeenkomst aanwezig geweest.

Op 2 april 2015 ontving het Fonds het verzoek van DNB om uiterlijk 1 september 2015 een

toekomstanalyse van het pensioenfonds op te sturen naar DNB. In de analyse diende aandacht te zijn

voor de kwetsbaarheden die het Fonds signaleert en voor de toekomstvisie die het bestuur heeft voor de korte, middellange en langere termijn. Het fonds heeft deze analyse naar DNB gestuurd op 26

augustus 2015.

Met een brief van 18 januari 2016 heeft DNB een aantal observaties met het Fonds gedeeld en het

Fonds gecomplimenteerd met de adequate analyse wat betreft de afhankelijkheid van de werkgever. DNB miste echter nog een analyse over de toegevoegde waarde van het in stand houden van het

pensioenfonds en had daarnaast nog een aanvullende vraag ten aanzien van de financiering van

toekomstige garantie kosten. Het Fonds heeft hier op 17 februari 2016 naar DNB geantwoord. Het

bestuur ziet weldegelijk de toegevoegde waarde van het in stand houden van het Fonds en heeft dit

verwoord in zijn visie in paragraaf “3.3 Visie en Toekomst” van dit bestuursverslag.

Page 50: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

50

10. Code Pensioenfondsen

Op 9 juli 2013 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel versterking bestuur

pensioenfondsen. De wet ging op 1 juli 2014 van kracht.

In september 2013 hebben de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid (StvdA) de Code Pensioenfondsen 2013 aangeboden aan de staatssecretaris van SZW. Deze Code is in de plaats

gekomen van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur, die de StvdA in 2005 heeft gepubliceerd.

De Code Pensioenfondsen bevat 83 normen. Met betrekking tot een aantal normen is het

pensioenfonds verplicht om hierover te rapporteren in het jaarverslag. Hieronder wordt weergegeven voor welke normen dit het geval is en waar dit is terug te vinden in het bestuursverslag:

Norm 18. Beschrijving missie, visie en strategie en de gestelde doelen. (zie hoofdstuk 3)

Norm 20. Kosten van de uitvoering van de pensioenregeling (zie paragraaf 5.5)

Norm 21. Naleving van de gedragscode (zie paragraaf 4.9)

Norm 21. Evaluatie van het functioneren van het bestuur (zie paragraaf 4.16)

Norm 27. Op welke wijzen in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu, klimaat,

mensenrechten en sociale verhoudingen. (zie paragraaf 4.6 en 6.9)

Norm 41. Afhandeling van klachten (zie paragraaf 10.1)

Norm 66. Diversiteitsbeleid. (zie paragraaf 3.6)

In het kader van de ‘pas toe of leg uit regel’ is in paragraaf 10.2 toegelicht ten aanzien van welke

normen het pensioenfonds afwijkt van de Code.

Verder volgt het Fonds zo goed als mogelijk de principes voor goed pensioenfondsbestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid en de ‘Code Pensioenfondsen’.

10.1 Klachten- en geschillenreglement In het klachten- en geschillenreglement is o.a. opgenomen dat het Fonds zich gehouden acht aan

aanwijzingen van de Ombudsman Pensioenen, tenzij het bestuur van oordeel is dat zwaarwegende

argumenten zich daartegen verzetten.

In 2015 zijn bij het pensioenfonds twee (nieuwe) klachten binnen gekomen. Beide personen zijn

gewezen op de geschillenprocedure maar hebben daar geen gebruik van gemaakt. Het dagelijks bestuur is aan één klacht tegemoet gekomen omdat uit nader onderzoek bleek dat de betreffende

persoon alsnog kon voldoen aan de bepalingen van het reglement. Ten aanzien van de andere klacht

heeft het dagelijks bestuur de persoon in kwestie laten weten dat de klacht ongegrond is en niet aan het

verzoek kon worden meegewerkt.

Verder speelde in 2015 een nog reeds lopend geschil dat reeds in 2013 was ingediend. De Rechtbank

had op 3 maart 2015 uitspraak gedaan in het voordeel van het pensioenfonds. Op 22 april 2015 is

betrokkene in hoger beroep gegaan. In hoger beroep heeft het Gerechtshof uitspraak gedaan in het

voordeel van betrokkene.

Page 51: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

51

10.2 ‘Pas toe of leg uit’-regel

Het pensioenfonds voldoet in principe aan de ‘Code’. Daar waar het pensioenfonds afwijkt van de

‘Code’ is dit hierna per norm aangegeven. Normen waar aan wordt voldaan of die niet van toepassing zijn worden niet genoemd.

Norm 4. Het bestuur zorgt voor een noodprocedure om in spoedeisende situaties te kunnen handelen. Er is geen afzonderlijke noodprocedure, maar als naar de toelichting van de

Code wordt gekeken, “Denk aan procedures, eventuele mandaten, taakverdeling,

communicatie en praktische zaken zoals bereikbaarheid (telefoonlijsten), vervanging, et

cetera” constateert het bestuur dat er sprake is van een goede vastlegging van de mandaten,

er een taakverdeling is opgesteld die jaarlijks wordt geüpdatet en er is een NAW-lijst van

alle betrokkenen. In de praktijk is gebleken dat het bestuur snel bij elkaar kan komen voor een eventuele extra ingelaste vergadering in het geval snelle besluitvorming is vereist.

Norm 26. Het bestuur meet hoe effectief de ingezette communicatiemiddelen zijn. Dit doet het periodiek, maar ten minste elke drie jaar. Het bestuur heeft het periodiek meten van de

effectiviteit van de communicatiemiddelen als beleid opgenomen in het communicatieplan.

De meting zal voor de eerste maal begin 2017 worden uitgevoerd.

Norm 34. Het bestuur zorgt ervoor dat het beloningsbeleid van partijen aan wie taken worden

uitbesteed, niet aanmoedigt om meer risico’s te nemen dan voor het Fonds aanvaardbaar

is. Om dit te bereiken maakt het bestuur dit onderdeel van de contractafspraken bij het

sluiten of verlengen van de uitbestedingsovereenkomst of - indien van toepassing - via zijn

aandeelhouderspositie. In het administratiecontract met Aon Hewitt zijn afspraken over het beloningsbeleid opgenomen, in de vermogensbeheerovereenkomst met Aegon niet. Het

bestuur ziet dit als een aandachtspunt bij de eerstvolgende verlenging of update van de

vermogensbeheerovereenkomst.

Norm 68 In het bestuur, het VO of het BO zitten ten minste één lid boven en één lid onder de veertig

jaar. Het VO heeft wel een lid jonger dan 40 jaar, maar het bestuur niet.

Page 52: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

52

11. Verantwoordingsorgaan

11.1 Algemeen

Het verantwoordingsorgaan heeft in 2015 steeds de notulen van de bestuursvergaderingen en alle

andere relevante stukken ontvangen. Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan op 17 juni

2015 is het concept jaarverslag 2014 met het voltallige bestuur en de adviseur besproken. In deze vergadering heeft tevens overleg met het verantwoordingsorgaan plaatsgevonden ten aanzien van

beleid.

Tijdens de vergadering van het verantwoordingsorgaan met het bestuur op 27 november 2015 heeft het bestuur naast uitleg en toelichting over het gevoerde beleid in 2015 ook de aanpassing van de

uitvoeringsovereenkomst ter advies aan het VO voorgelegd. Het VO heeft een positief advies

uitgebracht. Ook zijn in deze vergadering de uitkomsten van de haalbaarheidstoets en grenzen van het

pensioenresultaat met het VO afgestemd. Ook het concept communicatieplan is aan het VO

voorgelegd.

Verder was het VO uitgenodigd voor deelname aan de educatiedag. Ook tijdens de heidagen was het

VO grotendeels aanwezig bij de diverse onderwerpen. Het bestuur streeft naar een open en

constructieve dialoog met het VO.

Het verantwoordingsorgaan heeft positief op de in 2015 voorgelegde adviesaanvragen gereageerd. Het

verslag van het Verantwoordingsorgaan over 2015 treft u aan in paragraaf “11.2 Verslag

verantwoordingsorgaan”.

Page 53: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

53

11.2 Verslag verantwoordingsorgaan over 2015

INLEIDING

Na de verkiezingen van 1 juli 2015 telt het Verantwoordingorgaan (VO) 4 leden. Daarvan is 1 lid

gekozen door de deelnemers, 1 lid is benoemd door de werkgever en 2 zijn gekozen door de

pensioengerechtigden. Het VO kwam voor het eerst in deze nieuwe samenstelling bijeen op 27 november 2015. Met dit verslag geeft het VO inzicht in zijn werkzaamheden in 2015.

TAAK

Het VO heeft tot taak een oordeel te geven over:

het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere

relevante informatie, waaronder de bevindingen van de Visitatiecommissie;

het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar;

beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben;

In dit kader deelt het VO zijn bevindingen en spreekt het een oordeel uit over het handelen van het

bestuur in 2015.

GESPREKKEN

Het VO heeft, om tot een weloverwogen oordeel te komen, diverse gesprekken gevoerd met het

bestuur van het pensioenfonds VNU.

Het bestuur heeft het VO inzicht verschaft in de conceptversie van het jaarverslag 2015. Daarnaast

heeft het VO notie kunnen nemen van een algemene toelichting op het beleggingsbeleid, het besluit

van het bestuur inzake de inrichting van de beleggingsplannen 2015 en 2016, de

beleggingsrapportages depot VNU 1 en VNU 2, de financiële risicoscan en de dekkingsgraadmonitor

teneinde te kunnen bepalen of de huidige strategische beleggingsmix voldoet naar het oordeel van het VO.

Het VO heeft verder deelgenomen aan de educatiemiddag waarbij actuele onderwerpen, zoals het

nieuw financieel toetsingskader (nFTK), de wet pensioencommunicatie en de toekomst van het pensioenfonds aan bod zijn gekomen. Ook is het VO uitgenodigd voor de heidagen om mee te

discussiëren over de toekomst van het fonds. Verder werd gebruik gemaakt van diverse rapporten en

documenten waaronder de notulen van alle bestuursvergaderingen.

Het VO constateert dat, ten aanzien van de informatievoorziening, er veel ruimte is geweest voor

overleg. Het VO is positief over de wijze waarop het bestuur het VO van informatie heeft voorzien en

heeft er vertrouwen in dat deze wijze van informatie verstrekken ook in de toekomst zal worden

voortgezet.

Het VO heeft, na intensieve discussies en overleg, positieve reacties dan wel adviezen aan het bestuur

afgegeven ten aanzien van de aanpassing van de uitvoeringsovereenkomst, de uitkomsten van de

haalbaarheidstoetsen en het communicatieplan.

Page 54: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

54

OORDEEL

Het VO spreekt zijn waardering uit over het gevoerde beleid in 2015. Het VO is van mening dat het

bestuur gezorgd heeft voor een beheerste en integere bedrijfsvoering. Het VO oordeelt op basis van de

door haar gevoerde gesprekken en de documenten die haar door het bestuur ter beschikking zijn

gesteld positief over het handelen en gevoerde beleid van het bestuur over 2015. Er past veel waardering voor de inzet en het goede resultaat. Ook naar de toekomst toe spreekt het VO zijn

vertrouwen in het bestuur uit.

11.3 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan over 2015

Het bestuur van het Fonds heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan (VO)

en stelt het positieve oordeel van het VO over het gevoerde beleid en het vertrouwen dat het VO

uitspreekt over de toekomst zeer op prijs. Het bestuur voelt zich hierdoor gesteund in zijn beleid en bedankt het VO voor zijn actieve betrokkenheid en de plezierige samenwerking in het afgelopen jaar.

Page 55: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

55

12. Intern toezicht

12.1 Algemeen

Het Fonds heeft voor de invulling van het intern toezicht gekozen voor een visitatiecommissie die

toeziet op het functioneren van het bestuur. Hiertoe is een visitatiereglement opgesteld op basis van de

uitgangspunten van de ‘Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen’ en de ‘Code Pensioenfondsen’. Eén van de taken van de visitatiecommissie is toezien op de naleving van de Code. Er vindt jaarlijks

een visitatie plaats.

12.2 Samenvatting rapport visitatiecommissie over 2015

Taakopdracht en wettelijk kader intern toezicht

De wettelijke taakopdracht voor de visitatiecommissie is het toezicht houden op bestuursbeleid en de

algemene gang van zaken in het pensioenfonds. Daarnaast ziet de visitatiecommissie ten minste toe op

adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De Code Pensioenfondsen vraagt het intern toezicht daarnaast zijn taak zo te vervullen dat deze bijdraagt aan

het effectief en slagvaardig functioneren van het bestuur en aan beheerste en integere bedrijfsvoering

door het pensioenfonds. Het intern toezicht legt via het jaarverslag verantwoording af aan het

verantwoordingsorgaan en werkgever over het uitvoeren van de taken.

Hieronder volgt ons samenvattend oordeel en de onderbouwing hiervan.

Samenvattend oordeel

Op basis van de uitgevoerde visitatie zijn wij van oordeel dat het bestuur een verantwoord beleid voert

en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds goed aanstuurt. De risicobeheersing past bij de aard, omvang en complexiteit van het fonds. Er is goed aandacht voor de evenwichtige

belangenafweging.

Onderbouwing van het oordeel

Het functioneren van de governance

Het paritaire bestuursmodel, waarbij zowel werkgevers- als werknemersvertegenwoordigers een rol

spelen bij de aansturing, past bij aard en complexiteit van het fonds. Wij concluderen dat alle organen

(commissies, verantwoordingsorgaan) naar behoren zijn ingericht en goed functioneren. In het kader

van reorganisatie van de governance, ingegeven door het vertrek van de directeur/secretaris, is een dagelijks bestuur ingesteld en is de bestuursondersteuning ondergebracht bij Aon Hewitt. Wij nemen

waar dat de aangepaste governance goed functioneert en dat de betrokkenheid van het bestuur is

toegenomen.

Het functioneren van het bestuur

Wij concluderen dat het bestuur zich professioneel en volwassen naar elkaar opstelt. Daarnaast

beheerst het bestuur de materie, overziet ontwikkelingen en heeft passende deskundigheid. Het bestuur biedt voldoende tegenwicht aan bijvoorbeeld externe specialisten, adviseurs en uitvoerders. Het

bestuur is aangesloten op de actualiteit. Wij nemen waar dat de bestuursleden open en respectvol met

elkaar omgaan en waar nodig tegenwicht jegens elkaar bieden. Het bestuur hanteert een

opleidingsplan. Er is een adequaat proces voor zelfevaluatie van het bestuur.

Page 56: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

56

Het bestuur werkt met een jaarplan. Hierdoor is geborgd dat belangrijke onderwerpen tijdig aan bod

komen. Bestuursleden zijn in de vergaderingen aanwezig en nemen deel aan discussies. De voorzitter

vult zijn rol op een professionele manier in.

De afwegingen en besluitvorming zijn duidelijk vastgelegd. Wel bevelen wij aan dat het bestuur de

evenwichtige belangenafweging bij belangrijke besluiten explicieter in de notulen vastlegt.

Beleidscyclus en verantwoording

Het bestuur heeft zorgvuldig gehandeld bij de opdrachtaanvaarding voor toelating van de deelnemers

van AC Nielsen. Sociale partners en het verantwoordingsorgaan zijn betrokken geweest bij de

vaststelling van het risicoprofiel. Het bestuur ziet het belang van een heldere en actuele missie en

risicohouding van het fonds en goede weergave van doelen en uitgangspunten. Dit is nog niet

uitgewerkt door het bestuur. Wij bevelen aan dat het bestuur de doelen, uitgangspunten, missie, visie en strategie en de bijbehorende beleids- en verantwoordingscyclus goed uitwerkt. Het bestuur heeft

een onderbouwde visie op status en toekomst van het fonds (existentievraagstuk). De financiële opzet

is consistent met de pensioenambities.

De wettelijke procedures voor de totstandkoming van beleid zijn gevolgd. Het risicoprofiel van de

beleggingen sluit aan bij het risicoprofiel van het fonds via de herverzekering. Bij beleggingen is er

nog onvoldoende aandacht voor maatschappelijke doelstellingen. Wij bevelen aan dat het bestuur een

eigen visie op maatschappelijk verantwoord beleggen ontwikkelt, vastlegt en uitspreekt.

Het bestuur voert een open dialoog met het verantwoordingsorgaan.

Beheersing van de algemene gang van zaken in het fonds

De uitbesteding bij de herverzekeraar is duidelijk onderbouwd en past bij de doelstellingen van het fonds. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van alle betrokken partijen zijn duidelijk

vastgelegd. De bestuursondersteuning is op orde. Het bestuur bewaakt en evalueert regelmatig de

uitbesteding bij Aegon en Aon Hewitt. Het bestuur monitort de kostenontwikkeling goed, door onder

andere naar een referentiekader te kijken.

Risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging

Het fonds heeft de risicobereidheid van alle (gewezen) deelnemers en gepensioneerden onderzocht. De uitkomst was een voorkeur voor zekerheid, wat bevestigt dat het garantiecontract een goede keuze is.

De uitslag van het onderzoek is gecommuniceerd. In het kader van de aanvangshaalbaarheidstoets is

gekeken naar de evenwichtige verdeling van pensioenresultaten over generaties.

De organisatie van het risicomanagement past bij de omvang en mate van uitbesteding bij het fonds.

Periodiek wordt beoordeeld wat de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds zijn en welke

maatregelen nodig zijn om deze te beheersen. Wij zijn van mening dat een analyse van het

volwassenheidsniveau van het risicomanagement inzicht kan bieden in hoeverre de doelstellingen ten

aanzien van risicobeheersing worden gehaald.

Het voldoen aan wet- en regelgeving is geborgd door vastgelegde afspraken hierover met de

bestuursondersteuning, externe adviseurs en de herverzekeraar. Het integriteitbeleid is ontwikkeld en er is een systematische integriteitrisicoanalyse opgesteld. Er zijn naar aanleiding van deze analyse

vervolgacties opgesteld. Wij onderschrijven het belang deze acties verder op te pakken.

Naleving Code pensioenfondsen

Naleving van de normen uit de Code pensioenfondsen wordt in het jaarverslag duidelijk verantwoord.

Page 57: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

57

Opvolging aanbevelingen intern toezicht

Het bestuur volgt eerdere aanbevelingen van het intern toezicht goed op en legt daarover

verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan en in het jaarverslag. Op sommige punten is nog

vervolgactie nodig. Dit hebben wij verwerkt in het visitatierapport over 2015.

Toekomstvisie

Ter afsluiting van deze samenvatting van ons visitatierapport gaan wij kort in op de visie van het

bestuur op de toekomst van het fonds. DNB heeft het fonds als mogelijk kwetsbaar aangemerkt6 en het

fonds daarom verzocht om een toekomstanalyse op te stellen. Het bestuur heeft in 2015 een

toekomstanalyse opgesteld en aan DNB verstrekt. Wij stellen vast dat het bestuur zich gedegen

oriënteert op de toekomst van het fonds. Vooralsnog is er echter geen aanleiding om de huidige

uitvoering ter discussie te stellen.

De visitatiecommissie,

Diemen, 9 maart 2016

Jaco Groenewoud

Henk-Jan Strang

Dick Wenting (voorzitter)

6 DNB heeft het pensioenfonds als zodanig aangemerkt, vanwege de mate van herverzekering en het feit dat dat

de voorziening pensioenverplichtingen voor niet-actieven een relatief groot deel (meer dan 50%) van de totale voorziening uitmaakt.

Page 58: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

58

12.3 Reactie bestuur op rapport visitatiecommissie over 2015

Het bestuur bedankt de visitatiecommissie voor het geleverde toezicht en kan zich vinden in de

conclusies van de commissie. De aanbevelingen die de visitatiecommissie in het visitatierapport heeft

gedaan zullen worden opgepakt.

Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU Amsterdam, 22 juni 2016

M.J. Borkink …………………………

E.G.M. Penninx …………………………

M. van ’t Riet …………………………

M.J.B. Rutte …………………………

F.G.M. Wanschers …………………………

G.J. Wiss-Wegh …………………………

Page 59: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

59

Jaarrekening

Page 60: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

60

Balans per 31 december 2015

(bedragen in EUR 1.000) (na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten7)

2015 2014 EUR EUR

Activa

Toelichting

Vastgoed 0 4.692

Aandelen 77.507 69.540

Vastrentende waarden 81.246 76.971

Overige beleggingen 11 12

Beleggingen voor risico

Pensioenfonds: 3 158.764 151.215

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 4 428.766 432.259

Vorderingen en overlopende activa: 5 8.143 11.442

Overige activa 6 136 20

Totaal activa 595.809 594.936

Passiva

Stichtingskapitaal en algemene reserve 108.091 101.764

Overige reserves 0 952

Totaal reserves 7 108.091 102.716

Technische voorziening 8 484.885 490.040

Overige schulden en overlopende

passiva 9 2.833 2.180

Totaal passiva 595.809 594.936

Tabel 2; Balans

7 De balans dient te worden opgesteld voor de winstuitkering. Aangezien pensioenfondsen geen resultaten kunnen

uitkeren is de bestemming van het saldo baten en lasten in deze jaarrekening verwerkt.

Page 61: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

61

Staat van baten en lasten over 2015

(bedragen in EUR 1.000)

2015 2014

EUR EUR

Baten

Premiebijdragen van werkgever en werknemers 12 3.815 1.917

Baten uit hoofde van herverzekering 13 21.186 19.418 Beleggingsresultaten 14 1.241 18.210

Overige baten 15 6.556 9.142

Totaal baten 32.798 48.687

Lasten

Pensioenuitkeringen 26 25.288 25.265

Pensioenuitvoeringskosten 27 805 851

Wijziging technische voorziening

Pensioenopbouw 16 1.338 472

Toeslagverlening 17 2.045 3.525

Rentetoevoeging 18 774 1.629

Onttrekking voor uitkeringen 19 -26.089 -25.910

Onttrekking voor pensioenkosten 20 -204 -206

Wijziging marktrente 21 15.419 64.103

Wijziging actuariële uitgangspunten 22 0 -1.713

Wijziging uit hoofde van overdracht van

rechten

0

-117

Overige wijzigingen 23 1.562 3.075

-5.155 44.858

Wijziging herverzekeringsdeel technische

voorziening 24 4.032 -42.741

Saldo overdrachten van rechten 25 2 103

Overige lasten 28 2.451 1.732

Totaal lasten 27.423 30.068

Saldo van baten en lasten 8 5.375 18.619

Tabel 3; Staat van baten en lasten

8 Voor de bestemming van het resultaat verwijzen wij naar de overige gegevens.

Page 62: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

62

Kasstroomoverzicht over 2015

(bedragen in EUR 1.000)

2015 2014

EUR EUR

Kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten

Bijdragen van werkgever en werknemers 2.781 1.575

Van herverzekeraar ontvangen uitkeringen 20.353 20.059

Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen 0 0

Uitgaven wegens overgedragen verplichtingen -2 -103

Betaalde pensioenuitkeringen -25.298 -25.290

Betaalde pensioenuitvoerings- en administratiekosten -915 -1.020

Stortingen/onttrekkingen werkgever c.q. depot herverzekeraar 9.001 1.946

Totaal kasstroom uit pensioenuitvoeringsactiviteiten 5.920 -2.833

Kasstromen uit beleggingsactiviteiten

Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 188 3.763

Verkopen en aflossingen van beleggingen 23.148 71.576

Aankopen beleggingen -29.152 -74.913

Betaalde kosten van vermogensbeheer9 12 50

Totaal kasstroom uit beleggingsactiviteiten -5.804 476

Mutatie liquide middelen 116 -2.357

Saldo begin boekjaar 22 2.379

Saldo einde boekjaar 138 22

Saldo einde boekjaar bestaat uit:

Betaalrekening 136 20

Bankrekening depot VNU2 2 2

Totaal liquide middelen 138 22

Tabel 4; Kasstroomoverzicht

9 De kostenvermogensbeheer betreffen met name advieskosten en omvangskorting die het Fonds ontvangt op de

vermogensbeheerkosten

Page 63: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

63

Toelichting jaarrekening 2015

1. Overeenstemmingsverklaring

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn

opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richt-

lijnen voor de Jaarverslaggeving.

2. Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling

Algemeen

De in deze jaarrekening opgenomen bedragen luiden, tenzij anders vermeld in duizenden euro’s.

Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en

passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden

toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben.

Schattingen en veronderstellingen

De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van

grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten.

De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het

verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden

beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa

en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen.

De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen

van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige

perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.

Schattingswijzigingen in 2015

Driemaands middeling: De methode van de driemaands middeling van de rente voor de waardering van

de pensioenverplichtingen is per 1 januari 2015 komen te vervallen. Dit heeft geleid tot een verhoging

van de technische voorziening van EUR 14.671. Deze stijging is voor EUR 937 gerelateerd aan de

technische voorziening van het Fonds die in eigen beheer is en voor EUR 13.734 aan een stijging van de

herverzekerde voorziening. Met de stijging van de herverzekerde voorziening stijgt ook de vordering op

de herverzekeraar met EUR 13.734. Per saldo leidt het vervallen van de driemaands middeling tot een

negatief resultaat van EUR 937 voor het Fonds. Het effect is per 1 januari 2015 in het verloop van de

technische voorzieningen 2015 opgenomen in de mutatie wijziging marktrente.

UFR-systematiek: Het niveau van de UFR was vastgesteld op 4,2%. Met ingang van 15 juli 2015 is de

nieuwe UFR van toepassing. Deze wordt vastgesteld op basis van de gerealiseerde maandelijkse ‘20-

jaars forward rentes’ in de voorgaande 10 jaren. Dit heeft geleid tot een verhoging van de technische

voorziening van EUR 3.648. Deze stijging is voor EUR 68 gerelateerd aan de technische voorziening

van het Fonds die in eigen beheer is en voor EUR 3.580 aan een stijging van de herverzekerde

voorziening. Met de stijging van de herverzekerde voorziening stijgt ook de vordering op de

herverzekeraar met EUR 3.580. Per saldo leidt de wijziging van UFR-systematiek tot een negatief

resultaat van EUR 68 voor het Fonds. Het effect is per 31 december 2015 in het verloop van de

technische voorzieningen 2015 opgenomen in de mutatie wijziging marktrente.

Page 64: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

64

Page 65: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

65

Opname van een actief of een verplichting

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het Fonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan

worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat

de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het

bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het

economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van

een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend

met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle

of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn

overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer

wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische

voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden

verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.

Saldering van een actief en een verplichting

Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de

verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële

verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.

Vreemde valuta

De jaarrekening luidt in euro’s. De euro is tevens de functionele valuta van het Fonds. Transacties in vreemde valuta worden bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de functionele valutakoers op

transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de

functionele valutakoers op de balansdatum. Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling danwel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van

baten en lasten. Onderstaand is opgenomen een overzicht van de belangrijkste valuta.

2015 2014

Vreemde valuta koersen Slotkoers Slotkoers

Amerikaanse dollar 1,0863 1,2101

Canadese dollar 1,5090 1,4015

Britse Pond 0,7370 0,7760

Japanse Yen 130,6764 145,0790

Hong Kong dollar 8,4190 9,3837

Noorse kroon 9,6152 9,0724

Taiwanese dollar 35,6819 38,2395 Zweedse kroon 9,1581 9,4726

Zuidkoreaanse won 1.273,7442 -

Tabel 5; Wisselkoersen

Page 66: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

66

Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en niet-gerealiseerde waarde- veranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen,

worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen.

Beleggingen

Vastgoed

Beleggingen in direct vastgoed worden gewaardeerd tegen de marktwaarde, zijnde de reële waarde per balansdatum, gebaseerd op door onafhankelijke deskundigen verrichtte taxaties. Indien daartoe

aanleiding is, wordt bij de waardering rekening gehouden met de feitelijke verhuursituatie en/of

renovatieactiviteiten. Resultaten door en wijziging in de marktwaarde worden in de staat van baten en

lasten verantwoord.

Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers.

Onroerend goed in ontwikkeling wordt gewaardeerd op basis van gedane uitgaven, inclusief bouwrente, waarbij wordt getoetst of die uitgaven tot waardewijzigingen leiden. Na oplevering worden

(her)ontwikkelde objecten naar marktwaarde geherwaardeerd.

Niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten aanzien van de belegging in het Top TKP Pensioen Real Estate Fonds betekent dit, dat

de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd.

Aandelen

Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-

beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van interne modellen.

Indien geen betrouwbare schatting van de marktwaarde van de aandelen is te maken, worden aandelen

gewaardeerd op kostprijs.

Ten aanzien van beleggingen in Aegon-fondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van de marktwaarde wordt gehanteerd.

Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo-balanswaarden (rekening houdend met aan- en verkopen) worden ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als

indirect rendement.

In geval van verkoop van aandelen wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst vast- gestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als

indirect rendement.

Dividenden, welke worden ontvangen uit hoofde van aandelenbeleggingen, worden volledig en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht als direct rendement.

Vastrentende waarden

Waardering van vastrentende waarden vindt plaats tegen marktwaarde. Niet-beursgenoteerde (indirecte) beleggingen in vastrentende waarde worden gewaardeerd tegen de actuele waarde. Ten

aanzien van de beleggingen in het beleggingsfondsen betekent dit, dat de intrinsieke waarde per participatie als basis voor de berekening van deze waarde wordt gehanteerd.

Waardeverschillen tussen opeenvolgende ultimo balanswaarden worden ten gunste respectievelijk ten

laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirecte beleggingsopbrengsten. In geval van verkoop van vastrentende waarden wordt het verschil tussen verkoopopbrengst en de laatst

vastgestelde balanswaarde ten gunste respectievelijk ten laste van de staat van baten en lasten gebracht als indirect rendement.

Page 67: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

67

Intrest, welke wordt ontvangen uit hoofde van de beleggingen in vastrentende waarden wordt volledig

en onmiddellijk ten gunste van de staat van baten en lasten gebracht in het jaar waar de intrest

betrekking op heeft en verantwoord als directe beleggingsopbrengsten.

Herverzekeringen

Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft.

Vorderingen uit de herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat

de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij waardering worden de herverzekerde uitkeringen

contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van

het Fonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden

gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen.

Vorderingen uit hoofde van de winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden

verantwoord in de periode waarop het betrekking heeft.

Vorderingen en overlopende activa

Voor zover noodzakelijk, is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.

Stichtingskapitaal en reserves

De algemene reserve wordt bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van vreemd vermogen en verplichtingen inclusief alle technische voorzieningen in de balans

zijn opgenomen. In de toelichting wordt opgenomen het krachtens de Pensioenwet minimaal vereiste

eigen vermogen volgens de in het Besluit Financieel Toetsingskader (FTK) voorgeschreven berekeningsmethodiek alsmede het surplus vermogen.

Met de herverzekeraar is een (technische) winstdelingsregeling overeengekomen. Het Fonds krijgt

50% van de cumulatieve technische winst over de contractperiode 1 januari 2015 tot en met 1

januari 2020. Een cumulatief technisch verlies is geheel voor rekening van de herverzekeraar. De reserve technisch resultaat bestaat uit het tot en met het verslagjaar opgerente cumulatieve technisch

resultaat.

Excasso reserve

De excassoreserve wordt niet langer afzonderlijk geadministreerd en is deze per 1 januari 2015

opgegaan (gesaldeerd) met de algemene reserve.

Technische voorzieningen

Voorziening pensioenverplichtingen

De voorziening pensioenverplichtingen (VPV) wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van

toekomstige kasstromen die samenhangen met op de balansdatum onvoorwaardelijke

pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslagen) toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met

gebruikmaking van de marktrente. De marktrente is op basis van de rentetermijnstructuur zoals

voorgeschreven door DNB.

Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen

en van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of en zo ja, in hoeverre de opgebouwde pensioenaanspraken worden verhoogd. Alle per

balansdatum bestaande toeslagbesluiten (ook voor toeslagen na balansdatum voor zover sprake is van

ex ante condities) zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige

salarisontwikkelingen.

Page 68: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

68

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met de premievrije pensioenopbouw

in verband met invaliditeit op basis van contante waarde van de premies waarvoor vrijstelling is

verleend wegens arbeidsongeschiktheid.

De berekeningen zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële grondslagen en

veronderstellingen:

Marktrente: Per 1 januari 2015 is de 3-maands middeling van de rentetermijnstructuur komen te vervallen en wijziging van UFR-methodiek

Overlevingstafels: prognosetafel AG2014

Op de overlijdenskansen worden correctiefactoren toegepast, zoals vastgesteld met behulp van

het Aon Hewitt Longevity Model

Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij ingegaan pensioen, wordt het systeem van bepaalde partner gehanteerd. Voor uitgesteld partnerpensioen, behorend bij niet ingegaan pensioen zijn 2

systemen gehanteerd onbepaald en bepaald partnersysteem, afhankelijk van de oorspronkelijke

toezegging wel of niet uitruilbaar partnerpensioen.

Voor partnerpensioen is aangenomen dat de partner 3 jaar jonger is dan de verzekerde man en 3

jaar ouder dan de verzekerde vrouw.

De voorziening risico herverzekeraar bestaat uit een excasso-opslag van 1,5% op de VPV voor risico herverzekeraar.

Bij de bepaling van de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikten deelnemers is uitgegaan van

een revalidatiekans van nihil.

Indexering: gebaseerd op ontwikkeling van het prijspeil en de algemene lonen.

Overige technische voorzieningen

Het Fonds heeft een voorziening voor excassokosten op haar balans staan. Deze voorziening bestaat uit een opslag op de VPV in eigen beheer van 2% en uit een excasso-opslag van 0,5% op de

VPV voor risico herverzekeraar, in aanvulling op de 1,5% excasso-opslag op de VPV voor risico

herverzekeraar.

In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de

voorziening opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015 en de vaste

vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten te verantwoorden.

Page 69: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

69

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening

gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds

Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten wordt verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waarde

wijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen

gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen

van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van

baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Directe beleggingsopbrengsten

Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.

Kosten vermogensbeheer

Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende

interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in

exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Kosten vermogensbeheer zijn

toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Verrekening van kosten

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde

transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.

Pensioenuitkeringen

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De

pensioenuitkeringen zijn toegerekend aan het verslagjaar waarop ze betrekking hebben. De bijbehorende VPV is berekend op actuariële grondslagen.

Pensioenuitvoeringskosten

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Overige baten en lasten

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.

Kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht is conform de directe methode opgesteld. Dit houdt in dat alle ontvangsten en

uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en die uit beleggingsactiviteiten.

Page 70: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

70

3. Beleggingen voor risico fonds (depot VNU2)

De beleggingen bestaan uit participaties in Aegon/TKP Investments beleggingsfondsen, waarvan de

waardering plaatsvindt tegen reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie van deze fondsen. De intrinsieke waarde van deze fondsen wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is

vastgesteld en weerspiegelt de reële waarde van deze beleggingsfondsen op het moment van

vaststellen van de intrinsieke waarde. De beleggingen zijn als liquide te beschouwen en de

waardering wordt frequent vastgesteld. De intrinsieke waarde van deze beleggingsfondsen wordt

minstens één keer per jaar gecontroleerd door de externe accountant van het betreffende

beleggingsfonds.

Vastgoed Aandelen

Vastrentend

e waarden Overige Totaal

Stand per 31 december 2013

4.795

63.487

65.856

16

134.154

Aankopen/verstrekkingen 0 64.733 10.180 0 74.913

Verkopen/aflossingen -133 -66.634 -4.807 0 -71.574

Overige mutaties 0 0 0 -4 -4

Herwaardering 30 7.954 5.742 0 13.726

Stand per 31 december 2014 4.692 69.540 76.971 12 151.215

Aankopen/verstrekkingen 0 8.102 21.050 0 29.152

Verkopen/aflossingen -4.774 -1.599 -16.775 9 -23.139

Overige mutaties 0 0 0 0 0

Herwaardering 82 1.464 0 -10 1.536

Stand per 31 december 2015 0 77.507 81.246 11 158.764

Tabel 6; Mutatieoverzicht beleggingen voor risico fonds

De bepaling van de waardering van de beleggingen kan als volgt uitgesplitst worden:

Genoteerde

marktprijzen Onafhankelij

ke taxaties

NCW

berekening Andere

methode Totaal

Vastgoed 0 0 0 4.692 4.692

Aandelen 0 0 0 69.540 69.540

Vastrentende waarden 0 0 0 76.971 76.971

Overig 0 0 0 12 12

Per 31 december 2014 0 0 0 151.215 151.215

Vastgoed 0 0 0 0 0

Aandelen 0 0 0 77.507 77.507

Vastrentende waarden 0 0 0 81.246 81.246

Overig 0 0 0 11 11

Per 31 december 2015 0 0 0 158.764 158.764

Tabel 7; Beleggingen op basis van waarderingsmethode

Page 71: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

71

Voor de bij de bepaling van de waardering van de beleggingen gehanteerde uitgangspunten wordt

verwezen naar paragraaf 2 ‘Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling’.

De samenstelling van het vastgoed is als volgt:

Vastgoed 2015 2014

EUR EUR

Indirect vastgoed bestaande uit:

- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds 0 4.692

Totaal 0 4.692

Tabel 8; Samenstelling vastgoed

De samenstelling van de aandelen is als volgt:

Aandelen 2015 2014

EUR EUR

Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit:

- AeAM World Equity Fund (EUR) 72.718 65.449

- TKP Top MM Emerging Markets Fund 4.789 4.091

Totaal 77.507 69.540

Tabel 9; Samenstelling aandelen

De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt:

Vastrentende waarden 2015 2014

EUR EUR

- Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit:

- AEAM ABS Fund 7.983 3.872

- AEAM Core Eurozone Government Bond Fund 36.976 42.846

- AEAM European Credit Fund 28.770 30.253

- AEAM Global High Yield Fund (EUR) 7.517 0

Totaal 81.246 76.971

Tabel 10; Samenstelling vastrentende waarden

Overige 2015 2014

EUR EUR

Debiteuren depot VNU2 9 10

Liquide middelen depot VNU2 2 2

Totaal 11 12

Tabel 11; Samenstelling overige beleggingen

Overige toelichting

Door het Fonds wordt niet belegd in premie bijdragende (aangesloten) ondernemingen.

Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel

sprake van het uitlenen van effecten.

Page 72: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

72

4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen

2015 2014

EUR EUR

Garantiecontracten met beleggingsdepot 427.930 431.962

Vordering technisch resultaat 836 297

Totaal 428.766 432.259

Tabel 12; Herverzekeringsdeel technische voorzieningen

Met ingang van 1 januari 2015 is een nieuwe overeenkomst tot verzekering, pensioenadministratie en

vermogensbeheer gesloten met AEGON Levensverzekering N.V. Deze nieuwe overeenkomst is

getekend op 12 mei 2016.

De belangrijkste aanpassingen in het nieuwe contract betreffen:

Overgang van tarief Collectief 2003 naar Tarief 2011 heeft geleid tot een reserveverzwaring per

1 januari 2015, van EUR 29.400. Hierdoor vindt jaarlijks aftrek plaats op de rentewinst delende

reserve ultimo kalenderjaar. Deze aftrek verloopt als volgt: voor de tot 1 januari 2015

opgebouwde pensioenaanspraken worden de kasstromen op de grondslagen van de huidige

overeenkomst en op de grondslagen van de vervangen overeenkomst berekend. De aftrek wordt

berekend door het verschil van de kasstromen contant te maken op een rentevoet van 4%.

Voor de vaststelling van de omvangskorting kosten vermogensbeheer worden de belegde

vermogens van de depots van VNU1 en VNU2 samengeteld en wordt de korting verdeeld over

beide depots op basis van de verhouding van het belegde vermogen in de depots.

Het mutatieoverzicht voor het herverzekeringsdeel technische voorzieningen is als volgt:

2015 2014

EUR EUR EUR

Stand per 1 januari 431.962 389.221 Pensioenopbouw 1.331 470 Toeslagen 152 990 Rentetoevoeging 685 1.432 Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen -21.038 -20.734 Wijzigen marktrente 14.504 58.969 Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -112 Wijzigingen actuariële uitgangspunten 0 -838 Overige wijzigingen 334 2.564 Totaal mutatie -4.032 42.741

Stand per 31 december 427.930 431.962

Tabel 13; Mutatieoverzicht herverzekeringsdeel technische voorzieningen

De overige wijzigingen hebben vooral betrekking op resultaat op sterfte (EUR 604) en overige

mutaties (EUR – 270)..

Page 73: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

73

De herverzekeraar heeft de volgende beleggingen aangehouden in een gesepareerd beleggingsdepot ter dekking van de VPV (depot VNU1).

Vastgoed Aandelen

Vastrentend

e waarden Overige Totaal Stand per 31 december 2014 14.900 47.086 248.736 -4.002 306.720

Aankopen/verstrekkingen 0 3.749 17.062 0 20.811

Verkopen/aflossingen 0 -6.081 -28.002 0 -34.083

Overige mutaties (bank) 0 0 0 530 530

Herwaardering 1.342 1.325 -13.448 0 -10.781

Stand per 31 december 2015 16.242 46.079 224.348 -3.472 283.197 Tabel 14; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 201 5

Vastgoed Aandelen

Vastrentende

waarden Overige Totaal

Stand per 1 januari 2014 15.228 48.065 235.669 -3.083 295.879

Aankopen/verstrekkingen 0 44.992 15.375 0 60.367

Verkopen/aflossingen -424 -53.294 -14.663 0 -68.381

Overige mutaties (bank) 0 0 0 -919 -919

Herwaardering 96 7.323 12.355 0 19.774 Stand per 31 december 2014 14.900 47.086 248.736 -4.002 306.720 Tabel 15; Mutatieoverzicht beleggingen ter dekking van VPV depot VNU I ultimo 2014

Naast deze beleggingen in het depot VNU I heeft het Fonds nog een voorwaardelijke vordering op

Aegon Levensverzekering N.V. in verband met versterking van de voorziening per 31 december 1989, 31 december 1994 en 1 januari 2010.

Deze vordering ultimo 2015 van EUR 25,9 miljoen (2014: EUR 26,5 miljoen) wordt geleidelijk

ingebracht in het depot.

Aangezien de som van de beleggingen en de voorwaardelijke vordering van EUR 309,1 (2014: EUR

332,2 miljoen) kleiner is dan het herverzekeringsdeel technische voorzieningen van EUR 427,9

(2014: EUR 432,0 miljoen) is de garantie van Aegon Levensverzekering N.V. ultimo 2015 EUR

118,8.

Vastgoed 2015 2014

De samenstelling van het vastgoed is als volgt: EUR EUR

Indirect vastgoed bestaande uit:

- Top TKP Pensioen Real Estate Fonds 16.242 14.900

Totaal 16.242 14.900

Tabel 16; Samenstelling depotbeleggingen vastgoed

Aandelen 2015 2014

De samenstelling van de aandelen is als volgt: EUR EUR

Aandelenbeleggingsfondsen bestaande uit:

- Aegon World Equity Fund (EUR) 46.079 47.086

Totaal 46.079 47.086

Tabel 17; Samenstelling depotbeleggingen aandelen

Page 74: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

74

Vastrentende waarden 2015 2014

De samenstelling van de vastrentende waarden is als volgt: EUR EUR

- Obligatiebeleggingsfondsen bestaande uit:

- Aegon ABS Fund 14.359 15.764

- Aegon Core Eurozone Government Bond Fund 77.998 90.365

- Aegon European Credit Fund 74.979 80.553

- Aegon Global High Yield Fund (EUR) 15.235 15.263

- Aegon Hypotheken Fonds 43.796 45.621 41.777 46.791

Totaal 224.348 248.736

Tabel 18; Samenstelling depotbeleggingen vastrentende waarden

Overige 2015 2014

EUR EUR

Liquide middelen -3.472 -4.002

Totaal -3.472 -4.002

Tabel 19; Samenstelling depotbeleggingen overige beleggingen

Overige toelichting

Door het Fonds wordt niet belegd in premiebijdragende (aangesloten) ondernemingen.

Door het Fonds zijn er geen effecten in bruikleen gegeven. Binnen de beleggingsfondsen is wel

sprake van het uitlenen van effecten.

Page 75: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

75

5. Vorderingen en overlopende activa

2015 2014

EUR EUR

Vordering op verzekeringsmaatschappijen (overrentedeling) 6.433 9.029

Vordering op verzekeringsmaatschappijen (Rekening Courant) 0 1.151

Vordering op werkgever 1.712 678

Vordering op deelnemers -2 8

Overlopende activa 0 576

Totaal 8.143 11.442

Tabel 20; Vorderingen en overlopende activa

Een toelichting op de overrentedeling 2015 is opgenomen in paragraaf 15. De vorderingen en

overlopende activa hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.

6. Overige activa

2015 2014

EUR EUR

Liquide middelen 136 20

Totaal 136 20

Tabel 21; Overige activa

7. Stichtingskapitaal en reserves

Algemene

reserve

Reserve

technisch

resultaat

Reserve

excasso Totaal

EUR EUR EUR EUR

Stand per 31 december 2013 83.441 1.026 -370 84.097

Uit bestemming saldo van baten en lasten 19.597 -730 -248 18.619

Stand per 31 december 2014 103.038 296 -618 102.716

Uit bestemming saldo van baten en lasten10 5.053 -296 618 5.375

Stand per 31 december 2015 108.091 0 0 108.091

Tabel 22; Stichtingskapitaal en reserves

Stichting Pensioenfonds VNU had tot en met 31 december 2014 zowel een voorziening voor

excassokosten als een reserve voor excassokosten. De voorziening excassokosten die het pensioenfonds in eigen beheer heeft wordt vastgesteld als 0,5% van de herverzekerde voorziening (als

aanvulling op de 1,5% van Aegon) en 2% van de eigen beheer voorziening. De werkgever betaalt in de

premie een opslag voor excassokosten over de pensioenopbouw in dat jaar.

10

Na voorgestelde bestemming saldo baten en lasten.

Page 76: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

76

Vóór de invoering van het FTK in 2007 werden de fluctuaties van de voorziening excassokosten in

rekening gebracht bij de werkgever. Omdat vanaf de invoering van het FTK in 2007 de voorziening

niet alleen wijzigt door nieuwe pensioenopbouw maar ook door andere oorzaken zoals

renteveranderingen en grondslagwijzigingen, heeft het pensioenfonds vanaf dat moment besloten om

de mutatie in de excassovoorziening niet langer in rekening te brengen bij de werkgever maar via de Staat van baten en lasten te laten lopen. Daarmee kwam deze mutatie vanaf dat moment voor rekening

van het pensioenfonds en in het winst (of verlies-) saldo terecht. Het winst (of verlies-) saldo wordt

toegevoegd (c.q. onttrokken) aan de reserves. Met het creëren van een excassoreserve bleef het saldo

dat binnen de totale reserve betrekking heeft op de (cumulatieve) mutaties in de voorziening

excassokosten zichtbaar. Bij een toename van de voorziening excassokosten daalt de reserve excassokosten met hetzelfde bedrag en vice versa.

Het afzonderlijk administreren van de excassoreserve heeft alleen nut als de mutatie in de voorziening

excassokosten (op enig moment) volledig in rekening wordt gebracht bij de werkgever. Dit is in de huidige financiële opzet echter niet aan de orde. De werkgever betaalt immers via de kostendekkende

premie al een opslag voor excassokosten. Daarom wordt de excassoreserve niet langer afzonderlijk

geadministreerd en is deze per 1 januari 2015 opgegaan (gesaldeerd) met de algemene reserve.

De totale reserve verandert niet. Het samenvoegen van de reserves heeft derhalve geen invloed op de

(beleids)dekkingsgraad. Ook de voorziening excassokosten verandert niet door het samenvoegen van

de twee reserves.

Solvabiliteit/dekkingsgraad

2015 2014

EUR EUR

Minimaal vereist eigen vermogen (3,4%; 2014: 3,4%) 16.618

16.710

Vereist eigen vermogen (3,4%; 2014: 3,4%)11 16.618 16.710

Tabel 23; Solvabiliteit

Het minimaal vereist eigen vermogen is bepaald conform artikel 11 van het Besluit FTK

pensioenfondsen en bedraagt 3,4% van de totale technische voorzieningen.

De vermogenspositie van het Fonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Voor

de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model.

2015 2014

% %

Nominale dekkingsgraad 122,3 121,0

Beleidsdekkingsgraad 121,4 n.v.t.

Tabel 24; Nominale dekkingsgraad en beleidsdekkingsgraad

De nominale dekkingsgraad is als volgt berekend:

De verhouding tussen het pensioenvermogen (stichtingskapitaal, reserves en technische voorzieningen)

en de technische voorzieningen.

De beleidsdekkingsgraad wordt bepaald als het gemiddelde van de laatste 12 dekkingsgraden per

maandeinde

11

Het vereist eigen vermogen wordt gesteld op de hoogste waarde van: -Vereist eigen vermogen in evenwichtssituatie (op basis van verplichtingen)

-Minimum vereist eigen vermogen

Page 77: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

77

8. Technische voorzieningen

2015 2014

EUR EUR

Voorziening pensioenverplichtingen 480.403 486.815

Overige technische voorzieningen 4.482 3.225

Totaal 484.885 490.040

Tabel 25; Technische voorzieningen

De overige technische voorzieningen betreft een excasso-voorziening (EUR 3.157) en een voorziening toekomstige garantiekosten en vermogensbeheerkosten (EUR 1.325)

Het mutatieoverzicht van de voorziening pensioenverplichtingen is

als volgt: 2015 2014

EUR EUR

Stand per 1 januari 486.815 442.205

Pensioenopbouw 1.331 470

Toeslagen 2.007 3.471

Rentetoevoeging 767 1.618

Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen -25.885 -25.704

Onttrekkingen voor pensioenkosten -204 -206

Wijzigen marktrente 15.356 63.718

Wijzigingen actuariële uitgangspunten -1 -1.680

Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -116

Overige wijzigingen 217 3.039

Mutatie Voorziening pensioenverplichtingen -6.412 44.610

Stand per 31 december 480.403 486.815

Tabel 26; Mutatieoverzicht voorziening pensioenverplichtingen

Per balansdatum zijn alle uit de pensioenregelingen voortvloeiende aanspraken of rechten van deelnemers in de berekening van de pensioenverplichtingen meegenomen.

De voorziening pensioenverplichtingen daalt hoofdzakelijk door de vrijval van de

pensioenuitkeringen en de pensioenkosten, die betrekking hebben op 2015.

De voorziening pensioenverplichting is daarnaast gestegen als het gevolg van de daling van de

rentetermijnstructuur en de twee schattingswijzigingen zoals toegelicht in paragraaf 2.

De indexatie per 1 januari 2016 is inbegrepen in de voorziening per 31 december 2015.

Naar hun aard hebben de technische voorzieningen in het algemeen een langlopend karakter.

Page 78: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

78

Het mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige

uitvoeringskosten (Excasso) is als volgt: 2015 2014

EUR EUR

Stand per 1 januari 3.225 2.977

Pensioenopbouw 7 2

Toeslagen 38 54

Rentetoevoeging 5 11

Onttrekking voor pensioenuitkeringen -204 -206

Wijziging marktrente 88 385

Wijzigingen actuariële uitgangspunten 1 -33

Saldo van de inkomende en uitgaande waardeoverdrachten 0 -1

Overige wijzigingen -3 36

Totaal Mutatie overige technische voorzieningen -68 248

Stand per 31 december 3.157 3.225

Tabel 27; Mutatieoverzicht voorziening voor toekomstige uitvoeringskosten (Excasso)

Het mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige

garantie- en vermogensbeheerkosten is als volgt: 2015 2014

EUR EUR

Stand per 1 januari 0 0

Premie voor toekomstige garantie- en beheerkosten 1.348 0

Rentetoevoeging 2 0

Wijziging marktrente -25 0

Totaal Mutatie overige technische voorzieningen 1.325 0

Stand per 31 december 1.325 0

Tabel 28; Mutatieoverzicht van de voorziening voor toekomstige garantie- en vermogensbeheerkosten

In het vanaf 1 januari 2015 verlengde garantiecontract met Aegon Levensverzekering N.V. is de

bepaling opgenomen dat het Fonds ook na beëindiging van het contract nog garantiekosten over de

voorziening opgebouwd onder het herverzekeringscontract vanaf 2015 en de vaste

vermogensbeheerkosten verschuldigd is. Als gevolg hiervan heeft het bestuur besloten om aanvullend een voorziening voor toekomstige garantiekosten op te nemen. Deze voorziening dient om de garantie-

en vermogensbeheerkosten voor langere periode te kunnen blijven dekken. Het opnemen van deze

voorziening per 31 december 2015 betekent een extra last in 2015 van EUR 1.325.

Page 79: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

79

De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën van deelnemers als volgt

samengesteld:

Specificatie technische voorzieningen per 31 december

2015 2014

1. Voorzieningen voor risico fonds

Actieven en arbeidsongeschikten 140 135

Slapers 745 246

Pensioengerechtigden 51.587 54.472

Overige onderdelen voorziening voor risico fonds 4.483 3.225

Totaal voorziening voor risico fonds 56.955 58.078

2. Voorzieningen afgedekt door garantiecontract

Actieven en arbeidsongeschikten 18.609 18.565

Slapers 127.904 130.678

Pensioengerechtigden 281.417 282.718

Totaal voorziening afgedekt door garantiecontract 427.930 431.962

Totale technische voorzieningen 484.885 490.040

Tabel 29; Voorziening pensioenverplichtingen gesplitst naar categorie deelnemer

Page 80: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

80

9. Overige schulden en overlopende passiva

2015 2014

EUR EUR

Belastingen en premies sociale verzekeringen 504 523

Overige schulden 34 171

Schulden uit hoofde van herverzekering 1.679 1.486

Overlopende passiva 616 0

Totaal 2.833 2.180

Tabel 30; Overige schulden en overlopende passiva

Overige schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd korter dan één jaar.

10. Risicobeheer

In deze paragraaf wordt uitsluitend het risicobeheer voor de beleggingen in eigen beheer

weergegeven. Het doorkijkprincipe is gehanteerd behalve voor beleggingsfondsen die niet

door Aegon worden beheerd.

Solvabiliteitsrisico

Het Fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan

geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het Fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende

solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen.

Het belangrijkste risico voor het Fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het

Fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke

normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het Fonds zich

negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het Fonds de premie voor de onderneming en deelnemers

moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele verhoging van

opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het Fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.

De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld:

2015 2014

% %

Beginstand dekkingsgraad 121,0 118,9

Premieresultaat 0,3 0

Beleggingsresultaat en benodigde intrest 0,2 4,0

Uitkeringen 0,3 0,3

Toeslagen of korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten -0,5 -0,9

Wijziging marktrente -0,2 -1,4

Wijziging actuariële grondslagen / Overige 1,2 0,1

Eindstand dekkingsgraad 122,3 121,0

Tabel 31; Mutatieoverzicht dekkingsgraad

Binnen de wijziging actuariële grondslagen / overige is het effect van de herverzekering opgenomen.

Page 81: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

81

Toetswaarde

Hieronder wordt het maximaal verwachte verlies in het komend jaar bepaald. Op basis van de

standaardtoets van het FTK en de werkelijke asset mix per ultimo boekjaar levert dit per

risicocategorie de volgende bedragen op:

2015 2014

EUR EUR

Verwacht verlies:

S1 Renterisico 89 172

S2 Risico zakelijke waarden 26.319 21.674

S3 Valutarisico 5.808 1.544

S4 Grondstoffenrisico 0 0

S5 Kredietrisico 4.662 801

S6 Verzekeringstechnisch risico 1.598 1.623

S10 Actief beheerrisico 1.968 0

Totaal maximum verwacht verlies (conform DNB wortelformule) 29.657 21.890

Tabel 32; Toetswaarde

Het vereist eigen vermogen (conform de standaard toets van het FTK betreffende de strategische

evenwichtssituatie) heeft zich als volgt ontwikkeld:

2015 2014

EUR EUR

Technische voorzieningen volgens jaarrekening 484.885 490.040

Buffers

S1 Renterisico 726 785

S2 Risico zakelijke waarden 9.924 8.427

S3 Valutarisico 2.549 645

S4 Grondstoffenrisico 0 0

S5 Kredietrisico 2.147 359

S6 Verzekeringstechnisch risico 1.598 1.623

S10 Actief beheerrisico 931 0

Totaal S (vereiste buffers) = √(S1²+S2²+2*0,5*S1*S2+S3²+S4²+S5²+ S6²+ S10²) 11.911 9.024

Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet) 11.911 9.024

Minimaal vereist eigen vermogen 16.618 16.710

Vereist eigen vermogen 11.911 16.710

Aanwezig vermogen (Totaal activa – verplichtingen) 108.091 102.716

Surplus/tekort 96.180 86.006

Tabel 33; Vereist eigen vermogen

Actief beheerrisico (S10) Het risico van afwijkende posities in de beleggingsmix ten opzichte van de

strategische beleggingsmix.

Bij de berekening van de buffers past het Fonds de standaardmethode toe.

Page 82: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

82

Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de strategische asset mix in de evenwichtssituatie.

Beleid en risicobeheer

Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van

deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen:

het beleggingsbeleid;

het premiebeleid;

het herverzekeringsbeleid;

het toeslagbeleid.

De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van

te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt

onder meer gebruik gemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van

de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in

diverse economische scenario’s.

De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te

stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De

beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Deze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste

(beleggings-)risico’s: marktrisico’s. De beleggingsrisico’s die resteren worden bepaald door de

beleggingsdoelstellingen van het Fonds. Hierbij geldt dat er sprake is van een uitruil tussen verwacht

beleggingsrendement en beleggingsrisico.

In de hierna volgende toelichtingen op de risico’s van de beleggingen is een ‘doorkijkmethode’

toegepast. Dit betekent dat naar het risicoprofiel van de beleggingen binnen de door Aegon, of door

aan Aegon gelieerde partijen, beheerde beleggingsfondsen is doorgekeken, in plaats van uitsluitend te

kijken naar de participaties in de beleggingsfondsen. Indien belegd wordt in extern beheerde beleggingsfondsen, is de doorkijkinformatie niet beschikbaar.

Marktrisico

Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, het valutarisico en het renterisico. De strategie van het Fonds met betrekking tot het

beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen. Het marktrisico wordt op dagelijkse

basis beheerd door Aegon Investment Management B.V. in overeenstemming met de aanwezige

beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.

Prijsrisico

Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt

veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij

waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle

wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat.

Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie.

Page 83: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

83

De segmentatie van de totale beleggingen (exclusief overige beleggingen) in het depot VNU2 naar

regio is als volgt:

2015 2014

EUR % EUR %

Verenigde Staten 36.910 23 33.834 22

Nederland 28.899 18 15.178 10

Duitsland 17.526 11 17.601 12

Frankrijk 15.222 10 17.157 11

Verenigd Koninkrijk 9.451 6 12.108 8

Japan 5.623 4 4.412 3

Overige landen 38.994 24 45.670 30

Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 4

Totaal 158.753 100 151.215 100

Tabel 34; Segmentatie totale beleggingen naar regio

De segmentatie van de totale beleggingen (exclusief overige beleggingen) in het depot VNU2 naar

sectoren is als volgt:

2015 2014

EUR % EUR %

Basismaterialen 4.007 3 3.720 2

Cyclische consumentengoederen 10.533 7 8.920 6

Energie 3.832 2 7.017 5

Financiële instellingen 33.668 21 31.955 21

Gezondheidszorg 7.795 5 6.994 5

Industrie 8.598 5 9.995 7

Niet-cyclische consumentengoederen 14.200 9 8.655 6

Nutsbedrijven 4.392 3 4.265 3

Overheid 35.919 23 42.187 28

Informatie technologie 6.860 4 9.370 6

Telecommunicatie 5.449 3 6.700 4

Overige sectoren 17.372 11 6.183 4

Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 3

Totaal 158.753 100 151.215 100

Tabel 35; Segmentatie totale beleggingen naar sector

Page 84: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

84

Valutarisico

Het totaalbedrag dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 12% (2014: 16%) van

de beleggingsportefeuille. De belangrijkste valuta daarin zijn de Amerikaanse Dollar en de Hong

Kong dollar. Binnen de beleggingsportefeuille is het valutabeleid als volgt:

Binnen de vastrentende portefeuille wordt volledig belegd in beleggingsfondsen van Aegon. Binnen

deze beleggingsfondsen worden niet-euro obligaties afgedekt naar euro waardoor het valutarisico

binnen deze beleggingscategorie volledig is afgedekt. Binnen aandelen en vastgoedbeleggingen werden valuta's in principe niet afgedekt naar euro waardoor deze zijn blootgesteld aan valutarisico.

Vanaf najaar 2014 zijn ook de grootste valuta risico’s op aandelen afgedekt, zoals USD, JPY en GPB.

In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste valutaposities ultimo 2015 weergegeven. Hier is rekening gehouden met de exposurewaarde van eventuele valutaderivaten.

2015 EUR

2014 EUR

EUR 152.785 139.797

USD -5.008 2.403

Hong Kong dollar 4.466 5.283

Britse Pond 7.596 668

Overige 13.965 17.708

Totaal 173.804 165.859

Tabel 36; Valutaposities van de beleggingsportefeuille

In 2015 is het valutarisico voor Total Return Swaps binnen de aandelenportefeuille, op doorkijkbasis

opgenomen, in bovenstaande tabel. De vergelijkende cijfers over 2014 zijn dienovereenkomstig

aangepast.

Renterisico

Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De

rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte

procentuele waardeverandering als gevolg van een wijziging van de rente met 1 procentpunt:

Balanswaarde 31 dec. 2015 31 dec. 2014

EUR Duration van de vastrentende waarden 81.246 5,3 6,1 Duration van de VPV – eigen beheer 56.955 8,1 7,9

Tabel 37; Duration

Op de balansdatum is de duration van de beleggingen korter dan de duration van de verplichtingen.

Er is derhalve sprake van een zogenaamde “duration-mismatch”. Echter, door de relatief grote

omvang van de vastrentende waarden (EUR 8 1 , 0 miljoen) ten opzichte van de VPV in eigen

beheer (EUR 56,9 miljoen) blijft de verandering van de dekkingsgraad als gevolg van

renteveranderingen beperkt. Het Fonds heeft dan ook besloten deze duration-mismatch niet actief af te dekken.

Page 85: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

85

De samenstelling van de beleggingen in depot VNU2 naar looptijd is als volgt:

2015 2014

EUR % EUR %

Resterende looptijd korter dan een jaar 10.682 7 11.966 8

Resterende looptijd 1-5 jaar 24.066 15 21.518 14 Resterende looptijd 6-10 jaar 33.781 21 35.067 23 Resterende looptijd langer dan 10 jaar 19.127 12 11.864 8 Niet rentedragende instrumenten 64.970 41 65.546 43 Extern beheerde beleggingsfondsen 6.128 4 5.254 4

Totaal 158.754 100 151.215 100

Tabel 38; Segmentatie totale beleggingen naar looptijd

Kredietrisico

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het Fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het Fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan

onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s

worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden

aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel

van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het

Fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het Fonds financiële verliezen lijdt.

Beheersing van dit risico vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaal niveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het

Fonds. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het Fonds enkel belegd in markten

waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert.

In het algemeen kan worden gesteld dat het kredietrisico toeneemt bij vastrentende beleggingen met

een rating lager dan AAA/AA en bij vastrentende beleggingen in debiteuren van opkomende

economieën. De verdeling van de beleggingen in het depot VNU2 naar regio en sector zijn

opgenomen in tabel 34 en tabel 35.

De kredietwaardigheid van de debiteuren binnen de vastrentende beleggingen van het depot VNU2 wordt gemeten door rating agencies.

In onderstaande tabel wordt de verdeling van de vastrentende beleggingen over de verschillende

rating classes weergegeven per ultimo 2015 en 2014:

2015 2014

EUR % EUR %

AAA 24.260 15 26.764 17

AA 27.779 17 22.299 14

A 12.969 8 14.942 10

BBB 15.942 10 14.960 10

Overig 0 0 726 0

Geen rating 12 80.298 50 76.305 49

Totaal 161.248 100 155.996 100

Tabel 39; Segmentatie totale beleggingen naar kredietwaardigheid

12

Dit betreft Overige financiële instrumenten (EUR 74.170) en Externe beleggingsfondsen (EUR 6.128). De

overige financiële instrumenten betreffen beleggingen waar geen kredietrisico voor geldt zoals aandelen, vastgoedbeleggingen e.d.

Page 86: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

86

In de portefeuille zijn financiële instrumenten opgenomen welke gevoelig zijn voor wijzigingen in de

kredietwaardigheid van de uitgevende instelling. Een A, AA of AAA rating geeft een goede tot

uitstekende kredietwaardigheid aan. Bij een Rating van BBB en lager neem het risico op default toe.

Het totaal kredietrisico wijkt af van de marktwaarde van de portefeuille als gevolg van het gebruik van

kredietderivaten (Credit Default Swaps). Met kredietderivaten wordt het kredietrisico op een tegenpartij

afgedekt, of kan juist extra kredietrisico op een tegenpartij worden genomen. Voor de berekening van

het totaal kredietrisico in bovenstaand overzicht is rekening gehouden met de onderliggende waarde (exposure waarde) van de kredietderivaten in plaats van de marktwaarde van deze derivaten. Hiermee

wordt een beter inzicht gegeven in het totaal kredietrisico van de portefeuille.

De herverzekeringsovereenkomst met Aegon Levensverzekering N.V. garandeert het renterisico en het

langlevenrisico voor wat betreft de verplichtingen in depot VNU I. De rating van Aegon is sinds 19 augustus 2012 weer AA-. Het Fonds heeft besloten om, gezien de goede kredietwaardigheid van

Aegon Levensverzekering N.V., geen afslag en geen extra vereist eigen vermogen in de jaarrekening

ultimo 2015 op te nemen.

Liquiditeitsrisico

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het Fonds op korte termijn niet aan zijn

verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen

(solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities kan dit risico worden

beheerst. Er dient hierbij eveneens rekening te worden gehouden met de directe

beleggingsopbrengsten en andere inkomsten.

Ultimo 2015 zijn er meer dan voldoende beleggingen vastrentende waarden, die onmiddellijk zonder waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele onvoorziene uitstroom van

geldmiddelen te financieren.

Verzekeringstechnische risico’s

De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid.

Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico

dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichting. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen

niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Deze verwachting is gebaseerd op de gehanteerde

Prognosetafel AG 2014 van het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) waarop correctiefactoren op

de sterftekansen zijn toegepast.

Het overlijdensrisico betekent dat het Fonds in geval van overlijden mogelijk een

nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het Fonds geen voorzieningen zijn getroffen.

Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen.

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het Fonds voorzieningen moet treffen voor

premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen

(“schadereserve”). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil

tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. Het Fonds heeft het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico herverzekerd. Met de herverzekeraar

is resultatendeling overeengekomen.

Page 87: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

87

Een eventuele bate uit hoofde van winstdeling wordt in het resultaat verantwoord in de periode

waarop het betrekking heeft. Ultimo 2014 bestaat het recht op technische winstdeling, EUR 297. Deze

technische winstdeling is in verband met het expireren van het herverzekeringscontract in 2015

uitgekeerd.

Ultimo 2015 is het Technisch resultaat EUR 1.672, bestaat het recht op technische winstdeling, EUR

836. De huidige winstdelingsperiode is gestart op 1 januari 2015 en loopt tot 1 januari 2020. Is het saldo van

de opgerente resultaten aan het einde van deze periode positief, dan wordt 50% van dit saldo aan het

Fonds uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo kom voor rekening van AEGON.

Toeslagrisico

Het bestuur van het Fonds heeft de ambitie om de pensioenen met toeslagen te verhogen. De mate

waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement,

looninflatie en demografie. De toekenning van toeslagen is voorwaardelijk.

Concentratierisico

Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke

posten hieronder vallen, moeten alle beleggingen met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke debiteur die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Het fonds

heeft, bij toepassing van het doorkijkprincipe, geen debiteuren die meer dan 2% van het balanstotaal

uitmaken.

In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en

passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in

regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sector

gebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.

Overige niet-financiële risico’s

Operationeel risico

Het operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s

worden door het Fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij

de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen, controles

en kwaliteit geautomatiseerde systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het

bestuur.

Systeemrisico

Het systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten)

niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het Fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is

dit risico voor het Fonds niet beheersbaar.

11. Niet in de balans opgenomen verplichtingen

Langlopende contractuele verplichtingen

Het Fonds heeft vanaf 2014 een uitbestedingsovereenkomst voor de pensioenadministratie,

afgesloten met Aon Hewitt voor een looptijd van 3 jaar. De vergoeding bedraagt circa EUR 256 per

jaar.

Page 88: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

88

12. Premiebijdragen van werkgever en werknemers

2015 2014

EUR EUR

Werkgeversgedeelte 2.187 367

Werknemersgedeelte 381 103

Doorbelaste kosten 1.247 1.335

Doorberekende VUT/ZKV 0 112

Totaal 3.815 1.917

Tabel 40; Specificatie premiebijdragen van werkgever en werknemers

De premiebijdragen van de werkgever zijn in 2015 gestegen ten opzichte van 2014. Dit wordt

veroorzaakt doordat de premie in 2015 zowel een component bevat voor de opbouw van de

voorziening excassokosten als voor de voorziening toekomstige garantiekosten (EUR 1.325).

De doorberekende VUT/ZKV-kosten zijn eind 2014 gestopt omdat de VUT-uitkering van de

betreffende deelnemer in augustus 2014 is beëindigd door het bereiken van de pensioengerechtigde

leeftijd. Er hebben in 2015 geen VUT-uitkeringen meer plaatsgevonden.

De doorbelaste kosten betreffen de pensioenuitvoeringskosten (EUR 851) en de diverse kosten van de

die worden vergoed aan AEGON (EUR 484).

Er vindt sinds 2015 een restitutie plaats van de vrijval van de Excasso voorziening.

2015 2014

EUR EUR

Kostendekkende/gedempte premie 3.815 1.606

Feitelijke premie 3.815 1.805

Tabel 41; Overzicht premietoets

De kostendekkende premie zonder dempingsmechanisme bedraagt voor boekjaar 2015 3.815 en is in onderstaande tabel nader gespecificeerd.

Specificatie kostendekkende premie 2015 2014

Component EUR EUR

Actuarieel benodigd voor nieuwe aanspraken en risicopremies voor

risico fonds 1.285 444

Spaarbijdragen voor risico deelnemer 0 0 In premie begrepen bedrag voor directe kosten 1.247 1.335 In premie begrepen bedrag voor toekomstige kosten 6 2

Premies risico herverzekering 0 0 Premies bestem d voor voorwaardelijke toeslagverlening 0 0

Premiebedrag voor garantiecontract 5 15 Benodigd voor voorziening toekomstige garantiekosten 1.386 0 Benodigde s olvabiliteitsopslag 91 16

Vrijval excasso kosten -205 -206

Totale (gedempte) premie 3.815 1.606

Tabel 42; Specificatie kostendekkende premie

Page 89: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

89

De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van de regels van het nieuwe FTK.

De benodigde solvabiliteitsopslag wordt berekend over de actuariële premie voor de

onvoorwaardelijke onderdelen van de pensioentoezegging, inclusief de herverzekerings pre m ies . De

gehanteerde solvabiliteitsopslag bedraagt 3,4%.

Met ingang van 2012 staat DNB een herverzekerd pensioenfonds toe om de premie, die met de

herverzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als onderdeel van de kostendekkende premie die

actuarieel nodig is in verband met de aangroei van verplichtingen. Hierdoor is met ingang van 2012

de kostendekkende premie gelijk aan de gedempte premie.

De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord.

13. Baten uit hoofde van herverzekering

2015 2014

EUR EUR

Aandeel in het technisch resultaat herverzekeraar 836 -730

Uitkeringen herverzekering 20.350 20.148

Totaal 21.186 19.418

Tabel 43; Baten uit hoofde van herverzekering

14. Beleggingsresultaten

2015 2014 EUR EUR Directe beleggingsopbrengsten

Vastgoed 82 113

Aandelen -428 2.855

Vastrentende waarden 0 1.465

-346 4.433 Indirecte beleggingsopbrengsten

Aandelen herwaardering 1.464 7.955

Vastrentende waarden herwaardering 1 5.742

Overige beleggingen herwaardering 27 0

Vastgoedbeleggingen herwaardering 82 30

Saldo herwaarderingsresultaten 1.574 13.727

Af: kosten toegerekend aan de beleggingen

Advieskosten vermogensbeheer 8 16

Restitutie beheerfee depot 2 -21 -66

-13 -50

Totale beleggingsopbrengsten 1.241 18.210

Tabel 44; Beleggingsresultaten voor risico Fonds

Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee

onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten. Het fonds heeft zodoende geen betrouwbaar inzicht

in de transactiekosten per beleggingscategorie. De beheerkosten zijn onderdeel van de koers van de

fondsen en daarmee het resultaat. De beheerkosten worden dus niet apart in de rekening van baten en

lasten vermeld en kunnen derhalve ook niet betrouwbaar toegerekend worden aan de beleggingscategorieën.

Page 90: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

90

De kosten vermogensbeheer bestaan uit:

Beheerkosten: alle doorlopende kosten die aan de beleggingsfondsen worden toegerekend zoals

vaste beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant, advies etc.). De beheerkosten

worden ingehouden op de fondsen en zijn onderdeel van de koers van de fondsen en daarmee van

het resultaat. De beheerkosten zijn berekend op basis van de Ongoing Charges Figure (OCF) van

de beleggingsfondsen. De OCF is een maatstaf voor doorlopende kosten die aan het beleggingsfonds toegerekend worden. De beheerkosten worden niet apart in de rekening van

baten en lasten vermeld.

Indien van toepassing, performance gerelateerde kosten. De performance gerelateerde kosten zijn

berekend aan de hand van de prestatievergoeding van de hierbij behorende beleggingsfondsen.

Transactiekosten. Transactiekosten zijn onderdeel van de aan- en verkooptransacties van beleggingen en daarmee onderdeel van de indirecte beleggingsopbrengsten.

Overige vermogensbeheerkosten die niet aan een specifieke beleggingscategorie zijn toe te

bedelen:

o Kosten advies vermogensbeheer (Aon Hewitt en onafhankelijk lid beleggingscommissie).

o Eventuele vaste vergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille en de omvangskortingen, die het Fonds in depot VNU1 en depot VNU2 in het boekjaar

terugontvangt. De omvangskortingen worden in mindering gebracht op de kosten.

o Kosten voor specifieke diensten en rapportages.

15. Overige baten

2015 2014

EUR EUR

Incidentele resultaten 123 113

Overrente 6.433 9.029

Totaal 6.556 9.142

Tabel 45; Overige baten

De post overrente in 2015 betreft het positieve intrestresultaat van Aegon EUR 6.566 onder aftrek van EUR 133 vermogensbeheerkosten. De berekening van de totale overrente wordt toegelicht onder

overige gegevens in dit jaarverslag.

16. Pensioenopbouw

Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is

het effect op de voorziening pensioenverplichting van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de

individuele salarisontwikkeling. Vanaf primo 2015 houdt het fonds een voorziening aan voor

toekomstige garantiekosten en toekomstige vermogensbeheerkosten. Deze voorziening dient om de

garantie- en vermogensbeheerkosten te kunnen blijven dekken bij het onverhoopt wegvallen van de

sponsor. De dotatie voor deze voorziening (EUR 1.325) is in deze mutatie opgenomen.

17. Toeslagverlening

Het Fonds streeft ernaar de opgebouwde pensioenrechten van de actieve deelnemers jaarlijks

aan te passen met het indexcijfer CAO-lonen. Het Fonds streeft er tevens naar de ingegane

pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de

ontwikkeling van de prijsindex. Deze toeslagen hebben een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat

geen recht op toeslagen bestaat en dat het niet zeker is of en zo ja in hoeverre in de toekomst verhoging door toeslagen kan plaatsvinden. Ten aanzien van inhaalindexatie geldt dat er alleen wordt

gecompenseerd voor vanaf 1 januari 2015 (aanvang nFTK) ‘misgelopen’ indexatie. Zie voor een

toelichting op het indexatiebeleid ook paragraaf 3.4 van het bestuursverslag.

Page 91: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

91

Indexatie per 1 januari 2015 en 1 januari 2016

Rekening houdend met de goede financiële positie van het pensioenfonds, de regels van

toekomstbestendig indexeren, de haalbaarheid van de indexatieverlening op de lange termijn en de

lage inflatie heeft het bestuur van het Fonds in december 2015 besloten om de indexatie per 1 januari

2016 vast te stellen op 100% van de loon/prijsindices.

Dit heeft per 1 januari 2016 geleid tot de volgende verhoging van de opgebouwde pensioenen:

Actieven NMR 1,52% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)

Actieven overig 1,33% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015) Inactieven NMR 0,27% (verlengde referentieperiode augustus 2014 – oktober 2015)

Inactieven overig 0,41% (referentieperiode oktober 2014 – oktober 2015)

Alle indexaties zijn financieel in het boekjaar 2015 verwerkt. Op basis van de uitvoerings-

overeenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zal het Fonds de lasten van deze indexaties voor zijn

rekening nemen.

In verband met de harmonisatie van het indexatiebeleid geldt voor actieve deelnemers NMR eenmalig een verlengde referentieperiode.

Per 1 januari 2015 zijn de opgebouwde pensioenen als volgt verhoogd:

Actieven NMR 0,99% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)

Actieven overig n.v.t. (betrof eindloonregeling)

Inactieven NMR 0,65% (referentieperiode augustus 2013 – augustus 2014)

Inactieven overig 0,75% (referentieperiode oktober 2013 – oktober 2014)

Het besluit voor deze indexatie was in december 2014 reeds genomen. Deze indexaties zijn financieel

in het boekjaar 2014 verwerkt. Op basis van de uitvoeringsovereenkomst tussen Nielsen B.V. en het Fonds zijn ook de lasten van deze indexaties voor rekening van het Fonds gekomen.

18. Rentetoevoeging

De rentetoevoeging (1-jaarsrente) betreft de rentetoevoeging van de voorziening primo jaar. Hiervoor wordt de 1-jaarsrente uit de rentetermijnstructuur primo boekjaar gehanteerd. Voor 2015 bedroeg

deze rente 0,16% (2014: 0,38%).

19. Onttrekking voor uitkeringen

Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de

voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening

betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de uitkeringen van de verslagperiode.

20. Onttrekking voor pensioenkosten

Er is een bedrag van EUR 204 vrijgekomen ten behoeve van de financiering van de kosten van de

verslagperiode.

21. Wijziging marktrente

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door

toepassing van de actuele rentetermijnstructuur, zoals voorgeschreven door DNB. De

rentetermijnstructuur ultimo 2015 kwam voor de verplichtingen van het Pensioenfonds overeen met een gemiddelde rente van 1,15%. Ultimo 2014 bedroeg de gemiddelde rente uit de

rentetermijnstructuur voor de verplichtingen van het Pensioenfonds 1,00% exclusief 3-

maandsmiddeling (inclusief 3-maandsmiddeling was dit 1,20%).

Page 92: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

92

22. Wijziging actuariële uitgangspunten

Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten

behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichting. Hierbij wordt gebruik

gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste

schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondsspecifieke ervaringssterfte en de

kostenopslag. Inherent aan schattingen is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en

dienaangaande op een later moment op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden.

De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het Fonds

monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting.

23. Overige wijzigingen

2015 2014

EUR EUR

Sterfte -188 657

Toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten 1.348 0

Mutaties 68 -146

Overige wijzigingen 334 2.564

Totaal 1.562 3.075

Tabel 46; Overige wijzigingen

De overige wijzigingen bestaan voor EUR 1.348 uit de last, die voortvloeit uit de vanaf primo 2015

aangehouden voorziening voor toekomstige garantiekosten en toekomstige vaste vermogensbeheerkosten.

De overige wijzigingen bestaan uit wijzigingen binnen het herverzekerd deel van de voorziening (EUR

334), die reeds zijn toegelicht in toelichting 4. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen.

24. Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening

2015 2014

EUR EUR

Pensioenopbouw 1.331 -470

Toeslagen 152 -990

Rente toevoeging voorziening 685 -1.432

Onttrekking voorziening uitkeringen -21.038 20.734

Wijzigingen marktrente 14.504 -58.969

Wijzigingen actuariële grondslagen 0 838

Saldo waardeoverdrachten 0 112

Overige wijzigingen 334 -2.564

Totaal 4.032 -42.741

Tabel 47; Wijziging herverzekeringsdeel technische voorziening

Page 93: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

93

25. Saldo overdrachten van rechten

2015 2014

EUR EUR

Inkomende waardeoverdrachten 0 0

Uitgaande waardeoverdrachten 2 103

Totaal 2 103

Tabel 48; Saldo overdrachten van rechten

Dit betreft de betaling of ontvangst van een pensioenfonds of pensioenverzekeraar aan de

nieuwe werkgever of vorige werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken

van deelnemers die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd.

26. Pensioenuitkeringen

2015 2014

EUR EUR

Ouderdomspensioen 18.531 18.465 Nabestaandenpensioen (partnerpensioen) 6.679 6.789

Wezenpensioen 10 18

Invaliditeitspensioen 0 -1 Overige uitkeringen 0 -6

Afkopen 68 0

Totaal 25.288 25.265

Tabel 49; Baten uit hoofde van herverzekering

De post afkopen betreft de afkoop van pensioenen die lager zijn dan EUR 462,88 (2014: EUR

458,06) per jaar overeenkomstig artikel 66 van de Pensioenwet.

27. Pensioenuitvoerings- en administratiekosten

2015

2014

EUR EUR

Bestuurskosten 176 137

Administratiekostenvergoeding 392 447

Accountantskosten 88 78

Advieskosten 102 125

Overige 47 64

Totaal 805 851

Tabel 50; Pensioenuitvoerings- en administratiekosten

De pensioenuitvoerings- en administratiekosten (EUR 805) worden door de werkgever gedragen.

Page 94: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

94

Accountantskosten 2015 2014

EUR EUR

Totaalbedrag aan honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening

(incl. jaarstaten en basisgegevens), uitgevoerd door EY

75 71

Totaalbedrag aan honoraria voor andere controleopdrachten, uitgevoerd door EY

41 36

Totaalbedrag aan honoraria voor adviesdiensten op fiscaal terrein, uitgevoerd door EY

0 0

Totaalbedrag aan honoraria voor andere niet-controlediensten,

uitgevoerd door EY

0 0

116 107

Tabel 51; Honoraria EY

Van het totaalbedrag van EUR 88 aan accountantskosten heeft EUR 75 betrekking op onderzoek van

de jaarrekening en EUR 13 op overige controleopdrachten. Van het totaal aan kosten voor

jaarrekeningonderzoek heeft EUR 27 betrekking op de jaarrekeningcontrole van 2014.

Van het totaalbedrag van EUR 71 aan onderzoek van de jaarrekening in 2014 had EUR 11 betrekking op de jaarrekeningcontrole van 2013.

De honoraria voor andere controleopdrachten betreft in 2015 de controle van het verslag van het depot

VNU1 EUR 13 (2014: EUR 12) en actuariële certificeringswerkzaamheden door Ernst & Young

Actuarissen B.V. EUR 28 (2014: EUR 24). De kosten zijn dit boekjaar in rekening gebracht.

28. Overige lasten

2015 2014

EUR EUR

Premie herverzekering 2.447 1.729 Andere lasten 4 3 Totaal 2.451 1.732

Tabel 52; Overige lasten

29. Belastingen

De activiteiten van het Fonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennoot-

schapsbelasting.

30. Bezoldiging bestuur

Het verantwoordingsorgaan en het bestuur van het Fonds hebben leden, die niet in dienst zijn van

Nielsen of die niet op een andere wijze een financiële regeling hebben met Nielsen. Met ingang van

2005 krijgen deze ‘externe’ leden vergoedingen. Voor het jaar 2015 bedroegen deze vergoedingen

(bedragen in hele euro’s):

EUR 6.376,41 per jaar voor bestuursleden;

EUR 2.656,84 per jaar voor (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan en;

EUR 10.202,25 voor ‘extern’ bestuurslid tevens DB-lid.

Aan bestuursleden en (plaatsvervangende) leden verantwoordingsorgaan van het Fonds is EUR 28.269

uitbetaald in 2015 (2014: EUR 28.058). De lasten van deze vergoedingen worden gedragen door Nielsen.

Page 95: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

95

31. Verbonden partijen

Het bestuur heeft de werkgever, de door de werkgever aangewezen aangesloten ondernemingen, de

bestuurders van de werkgever, de bestuurders van de aangesloten ondernemingen en de bestuurders

van het Fonds gekwalificeerd als verbonden partijen.

Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Fonds wordt verwezen naar toelichting 30

‘bezoldiging bestuur’.

Ultimo 2015 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Fonds.

Bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het Fonds.

Inzake de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de aangesloten werkgever met betrekking tot

de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten

werkgever zich jegens het Fonds bij overeenkomst (de zogenaamde uitvoeringsovereenkomst) heeft

verbonden tot het betalen van de ingevolge de geldende ABTN verschuldigde pensioenpremie.

Bestuur Stichting Pensioenfonds VNU Diemen, 22 juni 2016

M.J. Borkink …………………………

E.G.M. Penninx …………………………

M. van ’t Riet …………………………

M.J.B. Rutte …………………………

F.G.M. Wanschers …………………………

G.J. Wiss-Wegh …………………………

Page 96: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

96

Overige gegevens

Resultaatbestemming

Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de

statuten van het Fonds. Het bestuur heeft besloten tot de bestemming van het resultaat zoals verwerkt

in de jaarrekening 2015:

2015 2014

EUR

EUR

Toevoeging aan Algemene reserve 5.053 19.597

Toevoeging aan Reserve technisch resultaat -296 -730 Onttrekking aan Reserve excasso 618 -248 Resultaatbestemming 5.375 18.619

Tabel 53; Resultaatbestemming

Gebeurtenissen na balansdatum

Er zijn geen gebeurtenissen die aangemerkt worden als gebeurtenissen na balansdatum.

Page 97: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

97

Actuariële verklaring

Opdracht

Door Stichting Pensioenfonds VNU te Diemen is aan Ernst & Young Actuarissen B.V.

de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2015.

Onafhankelijkheid

Als waarmerkend actuaris ben ik onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds VNU,

zoals vereist conform artikel 148 van de Pensioenwet. Ik verricht geen andere werkzaamheden voor het pensioenfonds.

Gegevens

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de

verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de technische

voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële

gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.

Afstemming accountant

Op basis van de door mij en de accountant gehanteerde Handreiking heeft afstemming

plaatsgevonden over de werkzaamheden en de verwachtingen bij de controle van het boekjaar. Voor

de toetsing van de technische voorzieningen en voor de beoordeling van de vermogenspositie als

geheel heb ik de materialiteit bepaald op € 6.000.000. Met de accountant ben ik overeengekomen om

geconstateerde afwijkingen boven € 300.000 te rapporteren. Deze afspraken zijn vastgelegd en de

uitkomsten van mijn bevindingen zijn met de accountant besproken.

Ik heb voorts gebruik gemaakt van de door de accountant in het kader van de jaarrekeningcontrole

onderzochte basisgegevens. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn

bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de

basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.

Werkzaamheden

Ter uitvoering van de opdracht heb ik, conform mijn wettelijke verantwoordelijkheid

zoals beschreven in artikel 147 van de Pensioenwet, onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet.

De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb

aanvaard.

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht heb ik onder meer onderzocht of:

Page 98: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

98

• de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen

toereikend zijn vastgesteld;

• de kostendekkende premie voldoet aan de gestelde wettelijke vereisten;

• het beleggingsbeleid in overeenstemming is met de prudent-personregel.

Voorts heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het

pensioenfonds. Daarbij heb ik mij gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat moment aanwezige middelen en is mede het

financieel beleid van het pensioenfonds in aanmerking genomen.

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten.

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en

gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.

Oordeel

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen.

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan

aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet

De beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds op balansdatum is ten minste gelijk

aan de dekkingsgraad bij het vereist eigen vermogen.

Mijn oordeel over de vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds VNU is gebaseerd op de tot en met balansdatum aangegane verplichtingen en de op dat

moment aanwezige middelen. De vermogenspositie is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de

beoogde toeslagen beperkt zijn.

Amsterdam,

drs. C.D. Snoeks AAG

verbonden aan Ernst & Young Actuarissen B.V.

Page 99: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

99

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds VNU

Verklaring over de jaarrekening 2015

Ons oordeel

Wij hebben de jaarrekening 2015 van Stichting Pensioenfonds VNU te Haarlem gecontroleerd.

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de

samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds VNU op 31 december 2015 en van het resultaat over 2015, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

De jaarrekening bestaat uit:

• de balans per 31 december 2015;

• de staat van baten en lasten over 2015;

• de toelichting met een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere

toelichtingen.

De basis voor ons oordeel

Wij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn

beschreven in de sectie Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening.

Wij zijn onafhankelijk van Stichting Pensioenfonds VNU (hierna: de stichting) zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder

hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis

voor ons oordeel.

Materialiteit

Materialiteit € 6,0 miljoen

Toegepaste benchmark 1% van het pensioenvermogen (afgerond), zijnde het totaal van de technische

voorzieningen en de reserves.

Nadere toelichting Wij hebben voor deze grondslag gekozen omdat dit het vermogen betreft dat de basis

vormt voor de berekening van de (beleids)dekkingsgraad. Voor het bepalen van het

percentage hebben wij gelet op de financiële positie van de stichting en de mate waarin de

beleidsdekkingsgraad zich rondom een kritische grens bevindt. Aangezien het fonds in een

situatie van een reserveoverschot zit hebben wij een percentage van 1% gehanteerd.

Page 100: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

100

Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle

geconstateerde afwijkingen boven de € 0,3 miljoen rapporteren alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

De kernpunten van onze controle

In deze paragraaf beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze

controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke

oordelen over deze kernpunten.

Risico Onze controleaanpak

Ontwikkeling van de (beleids)dekkingsgraad

De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten aan

de hand van de dekkingsgraad. De dekkingsgraad brengt de

verhouding tussen de (netto) activa en

pensioenverplichtingen tot uitdrukking en is daarmee een

graadmeter voor de financiële positie van een

pensioenfonds.

In 2015 is de beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. Dit is de

gemiddelde dekkingsgraad van de twaalf maanden

voorafgaand aan het moment van vaststelling. De stichting is

wettelijk verplicht om de beleidsdekkingsgraad te hanteren

als basis voor bepaalde beleidsbeslissingen, bijvoorbeeld

inzake indexatie en kortingen. Daarnaast is de

beleidsdekkingsgraad onder meer van belang om te bepalen

of de stichting voldoende buffers heeft.

Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in

aanmerking genomen risico is dat de (beleids)dekkingsgraad

niet juist wordt vastgesteld.

Door controle van de balans onderzoeken wij de

samenstellende delen van de dekkingsgraad.

De balans en daarmee de dekkingsgraad per 31 december

2015 hebben wij mede met gebruikmaking van de

werkzaamheden van de certificerend actuaris gecontroleerd.

Wij hebben de ontwikkelingen in de financiële positie van de

stichting beoordeeld op basis van het actuarieel rapport van

de certificerend actuaris en onze controle van de jaarcijfers.

Vanwege de gevoeligheid van schattingselementen hebben

wij specifiek aandacht besteed aan de waardering van de

niet-(beurs)genoteerde beleggingen en de waardering van

de technische voorzieningen. De werkzaamheden die wij in

dit kader hebben uitgevoerd zijn in de kernpunten hierna

beschreven.

Wij controleren geen andere maandelijkse dekkingsgraden

dan de dekkingsgraad ultimo boekjaar. Ten aanzien van

andere maandelijkse dekkingsgraden hebben wij de

navolgende toetsingswerkzaamheden verricht, die minder

zekerheid geven dan een controle van twaalf maand-

dekkingsgraden.

• Wij hebben de opzet van het

totstandkomingsproces van de berekening van de

maandelijkse dekkingsgraad onderzocht alsmede de

juiste maandtoerekening van zogenaamde key items

Page 101: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

101

Risico Onze controleaanpak

vastgesteld. Dit jaar waren het vervallen van de

driemaands middeling per 1 januari 2015, de aanpassing

van de Ultimate Forward Rate systematiek per 15 juli

2015 in de rentetermijnstructuur en het besluit tot

verlening van aanvullende toeslag per 1 januari 2016

key items.

• Daarnaast heeft de certificerend actuaris een

plausibiliteitstoets uitgevoerd op ontwikkeling van de

dekkingsgraad gedurende het jaar in relatie tot de

ontwikkelingen in de belangrijkste factoren, zoals de

rentecurve. Wij hebben kennisgenomen van de uitkomst

van deze werkzaamheden van de certificerend actuaris.

Waardering en toelichting van niet-(beurs)genoteerde beleggingen

De beleggingen zijn een significante post op de balans van de stichting. Alle beleggingen

dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een groot deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties

die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen). Er zijn ook beleggingen die worden gewaardeerd op

basis van een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen.

De waarderingsonzekerheid neemt inherent

toe bij intrinsieke waarde opgaven van derden en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij de stichting betreft dit de

posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen. Deze kennen waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de

meest recente rapportages van de fondsmanagers. In onze risico-inschatting houden wij rekening met het feit dat de

onderliggende beleggingen in de niet-(beurs)genoteerde fondsen veelal genoteerde marktprijzen als basis van de

waardering kennen hetgeen de schattingsonzekerheid verlaagt.

De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de

Bij de controle van de beleggingen hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaamheden

van een andere accountant. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel hebben wij met de andere accountant de aard en omvang bepaald van de uit te voeren

werkzaamheden voor de beleggingen, rekening houdend met omvang en risicoprofiel van de beleggingen, en deze

vastgelegd in instructies. Daarnaast hebben wij een kwaliteitsreview uitgevoerd met betrekking tot de uitgevoerde

werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Door deze werkzaamheden, gecombineerd met de hierna beschreven werkzaamheden,

hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen verkregen om een oordeel te

geven over de jaarrekening.

Wij hebben de gehanteerde

waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31

december 2015. Voor niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen, zijn de waarderingen geverifieerd met gecontroleerde intrinsieke

waarde opgaven 2015 van deze fondsen.

Tevens hebben wij de toelichtingen met betrekking tot de

beleggingen onderzocht.

Page 102: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

102

Risico Onze controleaanpak

beleggingen beschreven in paragraaf 2 Grondslagen voor de

waardering en resultaatbepaling en een nadere toelichting

opgenomen in paragraaf 3 (Beleggingen voor risico

Pensioenfonds). Uit deze toelichting blijkt dat per 31

december 2015 € 159 miljoen in niet-(beurs)genoteerde

beleggingsfondsen is belegd.

Het in het kader van onze jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de niet-

(beurs)genoteerde beleggingen in fondsen niet juist gewaardeerd zijn.

Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningen

De technische voorzieningen betreffen een

significante post in de balans van de stichting. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden

gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en

schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag namelijk dat voor de waardering uitgegaan

wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meest recente informatie (tafels) omtrent de

levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). In aanvulling op de tafels wordt gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij de

stichting, zijnde de fondsspecifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de

kostenopslag, waaraan eveneens schattingen ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle.

De stichting heeft de waarderingsgrondslagen voor de

voorziening pensioenverplichtingen beschreven in paragraaf

2 Grondslagen voor de waardering en resultaatbepaling en

een nadere toelichting opgenomen in paragraaf 8

(Technische voorzieningen). Uit deze toelichting blijkt dat

(schattings)wijzigingen hebben plaatsgevonden met

betrekking tot de door DNB gepubliceerde

Bij de controle van de technische

voorzieningen hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van de stichting. De certificerend

actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal

specifieke wettelijke bepalingen. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader

van de jaarrekeningcontrole onderzochte basisgegevens, waaronder de pensioenaanspraken van deelnemers.

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel over de jaarrekening als geheel hebben wij met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden,

verwachtingen en uitkomsten afgestemd voor de controle van boekjaar 2015. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor

de toets van de ervaringssterfte op basis van de toegepaste prognosetafels, de toereikendheid van de kostenopslag alsmede

de effecten van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.

Wij hebben de gehanteerde waarderingsgrondslagen beoordeeld en controlewerkzaamheden uitgevoerd op de

waardering van de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december

Page 103: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

103

Risico Onze controleaanpak

rentetermijnstructuur door het vervallen van de

driemaandsmiddeling per 1 januari 2015 en aanpassing van

de UFR in juli 2015. Volgens deze toelichting is de

technische voorziening hierdoor € 14,7 miljoen

respectievelijk € 3,6 miljoen hoger uitgekomen.

Het in het kader van onze

jaarrekeningcontrole in aanmerking genomen risico is dat de technische voorzieningen niet toereikend gewaardeerd

zijn.

2015.

• Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de

redelijkheid van de aannames en schattingen van het

bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële

grondslagen alsmede de uitkomsten van het actuariële

grondslagenonderzoek en de gehanteerde

waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend

actuaris.

• Hierbij hebben wij met inachtneming van het

oordeel van de certificerend actuaris, gelet op de

besluitvorming van het bestuur, de recentheid van

beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de

onderbouwing van de daarin opgenomen

veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare

tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële

analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van

een consistente gedragslijn.

• Daarnaast hebben wij controlewerkzaamheden

uitgevoerd om de gehanteerde basisgegevens te

toetsen, waaronder het evalueren van de juiste werking

van de interne beheersmaatregelen bij de stichting, het

verrichten van aansluitwerkzaamheden met de

pensioenadministratie voor wat betreft de aantallen en

de aanspraken en het beoordelen van het verloop en de

uitkomsten van de actuariële analyse.

Verantwoordelijkheden van het bestuur voor de jaarrekening

Het bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de

jaarrekening en voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk

te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of de stichting in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de

continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om de sti chting te liquideren of de activiteiten te beëindigen of als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in

de jaarrekening.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Page 104: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

104

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken.

Afwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening

nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel -kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse

controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:

• het identificeren en inschatten van de risico’s dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als

gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controlewerkzaamheden en het

verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een

afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning,

valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of

het doorbreken van de interne beheersing;

• het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel

controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als

doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting;

• het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren

van de redelijkheid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan;

• het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op

basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede

twijfel zou kunnen bestaan of de stichting haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een

onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de

relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring

aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze

controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat de stichting haar

continuïteit niet langer kan handhaven;

• het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen;

• het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.

Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van

de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en

over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.

Page 105: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

105

Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het

maatschappelijk verkeer is.

Verklaring betreffende overige door wet- of regelgeving gestelde vereisten

Verklaring betreffende het bestuursverslag en de overige gegevens

Wij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Tite l 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het bestuursverslag en de overige gegevens):

• dat wij geen tekortkomingen hebben geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor

zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de door Titel 9 Boek 2 BW

vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;

• dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

Benoeming

Wij zijn door het bestuur benoemd als accountant van de stichting. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van dit boekjaar (2015).

Amsterdam, 22 juni 2016

Ernst & Young Accountants LLP

w.g. J.G. Kolsters RA ACA

Page 106: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

106

Actuariële analyse

Financiële

stromen

Resultaat

mutatie VPV

eigen rekening 2015 2014

EUR EUR EUR EUR

Wijziging rentetermijnstructuur -915 - 915 - 5.134

Saldo beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten -346 -346 4.433

Indirecte beleggingsopbrengsten 1.574 1.574 13.727

Kosten vermogensbeheer 13 13 50

Benodigde intrest -89 -89 -197 1.241 -89 1.152 18.013

Saldo premies

Ontvangen premie 3.815 3.815 1.805

Premie herverzekeraar -1.712 -1.712 -1.729

Kostenopslag -608 -1.355 -1.963 -853

1.495 -1.355 140 -777

Saldo waardeoverdrachten

Overdrachtssom inkomende WO 0 0 0

Betaling aan herverzekeraar inkomende WO 2 2 0

Overdrachtssom uitgaande WO -2 -2 -103

Uitkering herverzekeraar uitgaande WO 0 0

0 0 0 -103

Saldo kosten

In de premie begrepen directe kosten 608 608 851

Toevoeging VPV i.v.m. kostenvoorziening 197 197 206

Kosten verslagjaar -805 -805 -851

-197 197 0 206

Saldo uitkeringen Mutatie TV uit hoofde van uitkeringen 5.051 5.051 5.176

Uitkeringen ontvangen van herverzekeraar 20.353 20.353 19.418

Feitelijke uitkeringen -25.288 -25.288 -25.153

-4.935 5.051 116 -559

Saldo kanssystemen

Sterfte 188 188 -657

Mutaties -61 -61 151

0 127 127 -506

Saldo toeslagverlening

Mutatie TV -1.893 -1.893 -2.535

0 -1.893 -1.893 -2.535

Aanpassing actuariele uitgangspunten -0 875

Overige baten 7.392 7.392 9.142

Overige lasten -744 -744 -3

Saldo andere oorzaken 6.648 0 6.648 10.014

Totale saldo van baten en lasten 4.252 1.123 5.375 18.619

Tabel 54; Actuariele analyse

Page 107: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

107

Bijlagen

Berekening overrente

De overrente is berekend conform de waarderingsgrondslagen van de herverzekerings- overeenkomst

en kan als volgt worden gespecificeerd:

Bedragen x EUR 1.000 2015 2014 2013 2012 2011 2010

Vastrentende waarden *) 14.100 12.471 9.198 10.311 9.736 9.797 Aandelen **) 1.325 7.323 8.320 6.330 -1.162 8.778

Vastgoed 1.341 96 -709 -1.277 876 359 Liquide middelen en overige rente

202 -11 314 -88 115 105

Benodigde intrest -10.509 -10.850 -11.104 -11.268 -11.592 -11.783

Totaal 6.459 9.029 6.019 4.008 -2.027 7.256

Tabel 55; Berekening overrente

*) De opbrengsten vastrentende waarden zijn gebaseerd op waardering tegen amortisatiewaarde

en verkoopresultaten worden gepassiveerd c.q. geactiveerd en geamortiseerd in zeven jaar. **) De verkoopresultaten en de ongerealiseerde waardeverschillen op aandelen per ultimo

2004 werden tijdens de contractperiode 2005 tot en met 2009 in 5 jaar geamortiseerd. Met ingang van

2010 worden aandelen op marktwaarde gewaardeerd.

De benodigde intrest is als volgt te specificeren:

Bedragen x EUR 1.000

2015 2014 2013 2012 2011 2010 Benodigde intrest VPV depot VNU I

Benodigde intrest VPV depot VNU I

12.761 11.934 12.208 12.391 12.732 12.936 Af: benodigde intrest niet overrentedelend -2.252 -1.084 -1.104 -1.123 -1.140 -1.153

Af: benodigde intrest nog in te brengen 0 0 0 0 0 0

Totaal 10.509 10.850 11.104 11.268 11.592 11.783

Tabel 56; Benodigde intrest

De hierboven gespecificeerde benodigde intrest heeft betrekking op de overrentedelende voorziening

verzekeringsverplichtingen van het gesepareerde beleggingsdepot VNU I.

Page 108: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

108

Begrippenlijst

ABTN Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. De ABTN geeft de

centrale criteria aan op basis waarvan het (financieel) beleid van

een pensioenfonds wordt gevoerd. De ABTN heeft de bedoeling

het actuariële en bedrijfstechnische beleid transparant te maken

en heeft aldus de hoedanigheid van een bedrijfsplan dat het algeheel functioneren inzichtelijk maakt. Voor het Fonds dwingt

de ABTN ertoe zich te vergewissen van alle samenhangende

aspecten van bedrijfsvoering, financieringsbeleid en risico's. De

ABTN is voor de Nederlandsche Bank (DNB) een integrale

informatiebron bij de uitoefening van het toezicht.

Amortisatiewaarde Waarderingsgrondslag waarbij de beleggingen in vastrentende

waarden worden gewaardeerd tegen de aankoopwaarde en het

positieve of negatieve verschil tussen de aankoopwaarde en de

aflossingswaarde tijdsevenredig via de staat van baten en lasten

aan de aankoopwaarde wordt onttrokken respectievelijk toegevoegd.

Backservice In eindloonachtige pensioenregelingen is het pensioen een

percentage van het laatstverdiende salaris (verminderd met de

franchise). Indien sprake is van een loonsverhoging moet, om het pensioen uiteindelijk op het niveau van het eindsalaris te krijgen,

ook het pensioen over de reeds verstreken dienstjaren worden

opgetrokken. Deze verhoging over verstreken dienstjaren wordt

backservice genoemd.

Basispunt Een basispunt is 0,01%. Honderd basispunten is 1%.

Beleidsdekkingsgraad Op grond van de Pensioenwet moeten pensioenfondsen hun

beleidsbeslissingen baseren op de beleidsdekkingsgraad. Dat is

geregeld in artikel 12a lid2 van het Besluit FTK: “De

berekening van de beleidsdekkingsgraad wordt gebaseerd op de

dekkingsgraden per het einde van elk van de twaalf kalendermaanden voorafgaand aan het moment van

vaststelling”.

Benchmark Een objectieve maatstaf waaraan de prestaties van de belegger

kunnen worden afgemeten.

Deelnemer De werknemer of gewezen werknemer die pensioenaanspraken

verwerft bij het Fonds.

Dekkingsgraad De mate waarin de technische voorzieningen worden gedekt

door het vermogen. De dekkingsgraad wordt berekend door het pensioenvermogen te delen door de technische voorzieningen.

Directe beleggings- opbrengsten Opbrengsten bestaande uit rente en dividend.

Duration De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van duration. De duration is de verwachte procentuele

waardeverandering als gevolg van de wijziging van de rente met

1 procentpunt.

Page 109: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

109

FTK Financieel Toetsingskader. Het geheel van regels en voor- schriften die gelden ten aanzien van technische voorzieningen,

kostendekkende premie, (vereist) eigen vermogen, beleggingen,

herstelplannen, beheerste en integere bedrijfsvoering, ABNT en

informatie-uitwisseling met DNB.

Geactiveerde / gepassiveerde aan-/

verkoopresultaten

Gerealiseerde waardeverschillen op het moment van aan- of

verkoop ten opzichte van de dan geldende balanswaarde worden

geactiveerd dan wel gepassiveerd en gedurende de resterende oorspronkelijke looptijd ten gunste respectievelijk ten laste van

de staat van baten en lasten gebracht.

Gesepareerd beleggingsdepot Een winstdelingsvorm waarbij de beleggingen, welke ter

dekking van de voorziening voor pensioenverplichtingen voor

de betref- fende contractant worden aangehouden, in een afzonderlijke administratie worden bijgehouden. De

opbrengsten welke met deze beleggingen worden gegenereerd

komen na aftrek van de benodigde intrest en de

beheersvergoeding ten gunste van de contractant.

Gewezen deelnemer De gewezen werknemer die bij beëindiging van de deelneming

een pensioenaanspraak bij het Fonds heeft behouden.

Herverzekering Het geheel of gedeeltelijk onderbrengen van de pensioentoezeg-

gingen bij een levensverzekeringsmaatschappij.

Indirecte beleggings- opbrengsten Gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen van de

beleggingen.

ISAE 3402 International Standard on Assurance Engagements 3402 betreft

de richtlijnen van de Internal Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) over beheersing van processen. Een ISAE3402

rapport omvat de beschrijving van de beheersingsdoelstellingen

en de beschrijving en implementatie van de

beheersingsmaatregelen (Type I) en aanvullend de toetsing of

de beheersingsmaatregelen effectief zijn geweest (Type II).

nFTK Nieuwe Financieel ToetsingsKader

OCF Ongoing Charges Figure. Maatstaf voor doorlopende kosten die

aan een Aegon beleggingsfonds in rekening worden gebracht: beheerkosten, service fees (toezicht, bewaring, accountant,

adviseurs etc.) en, indien van toepassing, performance fees. In de

OCF van een beleggingsfonds zijn tevens begrepen, voor zover

die informatie beschikbaar is, de doorlopende kosten van

onderliggende beleggingen/beleggingsfondsen.

Overrente Het saldo van de opbrengsten uit beleggingen in het

gesepareerde beleggingsdepot na aftrek van de benodigde

technische intrest voor de voorziening voor

pensioenverplichtingen en de beheers- vergoeding.

Page 110: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

110

Pensioengerechtigde Persoon voor wie het pensioen is ingegaan. Naast gepensioneerde (ingegaan ouderdomspensioen) omvat dit ook

nabestaanden.

Pensioenvermogen Het vermogen dat beschikbaar is voor het nakomen van de ver-

plichtingen van het Fonds. Pensioenvermogen bestaat uit het stichtingskapitaal en reserves (vermogen) en de technische

voorzieningen.

Performance fee Vergoeding voor een vermogensbeheerder als het

beleggingsfonds in een gespecificeerde periode beter presteert dan de benchmark.

Solvency II Het nieuwe, risicogebaseerde toezichtraamwerk voor

verzekeraars dat per 1 januari 2016 in werking is getreden. De

opbouw van Solvency II kent drie pijlers die onderling

samenhangen: · Pilaar 1 richt zich op de kwantificeerbare risico’s en

bijbehorende voorzieningen en kapitaaleisen.

· Pilaar 2 focust op het risicomanagement en bedrijfsvoering

van een verzekeraar.

· Pilaar 3 omvat de eisen ten aanzien van te publiceren informatie en de rapportage aan de toezichthouder.

Technische voorzieningen Dit betreffen de op actuariële grondslagen berekende pensioen-

verplichtingen en overige toegekende respectievelijk toe te

kennen rechten.

Technische winstdeling Dit betreft (een aandeel in) de resultaten op sterfte, arbeidsonge-

schiktheid en overige mutaties van de (herverzekerde) pensioen-

toezeggingen.

Technisch resultaat Het technisch resultaat ontstaat doordat de in de tarieven

gehanteerde veronderstellingen bij de herverzekeraar met betrekking tot sterfte en arbeidsongeschiktheid afwijken van

hetgeen zich in werkelijkheid heeft voorgedaan.

Het technisch resultaat wordt vastgesteld op basis van de

rekenrente van 3% respectievelijk 4%. Het technisch resultaat

(positief en negatief) wordt gedurende een periode van 5 jaar gereserveerd op

een speciale rekening-courant. Jaarlijks wordt intrest aan het

cumulatief totaal toegevoegd op basis van het u-rendement. Na

afloop van deze periode wordt 50% van een eventueel positief

saldo uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo komt voor rekening van de herverzekeraar.

Totaal rendement De optelsom van directe en indirecte beleggingsopbrengsten uit-

gedrukt in een percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerd

bedrag.

Total Expense Ratio Kostenratio of TER van een beleggingsfonds is de optelsom

van de beheervergoeding en operationele kosten. In de

operationele kosten zitten de kosten van toezicht, juridisch

advies, accountants, marketing, bewaarloon, administratie e.d..

Page 111: Stichting Pensioenfonds VNU · - de toekomst van het pensioenfonds, analyse van de kwetsbaarheden en onderzoek naar alternatieve uitvoeringsvormen; ...

111

Uitvoeringsovereenkomst In de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgelegd welke rechten en verplichtingen tussen het Fonds en de werkgever bestaan. Voor

2007 heette dit de financieringsovereenkomst.

Ultimate Forward Rate De Ultimate Forward Rate (UFR) werd in september 2012 voorgeschreven door DNB. Het is de risicovrije rekenrente voor

looptijden vanaf 20 jaar met een convergentiepunt van 4,2%. De

onderbouwing van de 4,2% is een historisch gemeten lange

termijn inflatie van 2% en een reële rente van 2,2%. Deze door

Europa verplichtgestelde rekenrente voor de lange termijn heeft grote invloed op de dekkingsgraad van pensioenfondsen en

verzekeraars.

Vastrentende waarden Effecten met een renteopbrengst, zoals obligaties en leningen op

schuldbekentenis.

Vermogen Alle bezittingen minus alle schulden