Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

12
1 Stand van zaken integrale kindcentra Februari 2013 Kennis centrum kindcentra Frank Studulski Discussiepunten voor de IKC Club van 7 februari De klankbordgroep IKC heeft de volgende werkdefinitie voor een integraal kindcentrum voorgesteld. Een integraal kindcentrum is een voorziening voor kinderen van tenminste 0-12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. De omgeving biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling, waarbij wel functionele specialismen zijn (inclusief taakverdeling), maar geen institutionele en organisatorische verdeling. Het centrum biedt kinderen een dagprogramma voor zolang als zij willen deelnemen, met minimale en maximale uren, (maar met een ruim openingsregime). Dat betekent dat we uitgaan van de volgende kenmerken: één directeur of leidinggevende voor de gehele locatie De instellingen zijn zo veel mogelijk geclusterd op één plek (school, psz, opvang) De instellingen zijn zo veel mogelijk onder één bestuur ondergebracht Er wordt gewerkt vanuit één financieel kader Er wordt gewerkt vanuit één personeelsbeleid Ruime dagarrangementen en dagroosters (8.00-18.00 uur) Eén pedagogisch plan Met deze organisatorische uitgangspunten wil men ook een stap verder komen dan men nu kan komen met het op samenwerking gebaseerde brede school model. Het integraal kindcentrum, of steeds vaker: het kindcentrum, is bij veel mensen in goede aarde gevallen. Er is een kopgroep van 20 wethouders (en de VNG) die zich inzetten voor het kindcentrum. Het project Andere tijden heeft voorbeelden en portretten gemaakt van kindcentra, die in de afsluitende conferentie in 2012 zijn verspreid. Er ontstaan her en der nieuwe initiatieven. De ontwikkeling van de kindcentra heeft wel last van de bezuinigingen in de kinderopvang. Maar toch zag ook de SER, in het advies over dagarrangementen, het kindcentrum als een beloftevolle ontwikkeling. In die zin zijn brede scholen en kindcentra ook genoemd in het nieuwe regeerakkoord (2012), onder de kop arbeidsmarkt. Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen staat in het tweede deel van de tekst. Er spelen verschillende vraagstukken in het veld, die betrekking hebben op de ontwikkeling van de kindcentra. Eerste vraagstuk: omlabeling In het land zien we nu verschillende gemeenten en instellingen die hun brede school omlabelen naar een kindcentrum, zonder dat er wezenlijk wat verandert aan de organisatie van de brede school. Het wordt pas een ikc als er minstens aan twee randvoorwaarden is voldaan, namelijk één directeur en één bestuur. Soms gaat het om hele gemeenten, waar via het beleid wordt besloten om brede scholen nu kindcentra te noemen. Op zich zijn hier verschillende (op zich legitieme) redenen voor. De term brede school begint een beetje afgesleten te raken en men is op zoek naar een nieuw woord dat niet het imago van moeizame samenwerking met zich meesleept. Het begrip kindcentrum waar kinderen van 0-12 jaar worden opgevangen is aansprekend en men kijkt daarbij minder naar de organisatorische randvoorwaarden. Discussievragen: 1) Is dit een probleem? 2) Zijn het kindcentrum en de brede school geholpen als we weer verdwalen in een puriteinse definitiediscussie?

description

 

Transcript of Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

Page 1: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

1

Stand van zaken

integrale kindcentra

Februari 2013 Kennis centrum kindcentra Frank Studulski

Discussiepunten voor de IKC Club van 7 februari

De klankbordgroep IKC heeft de volgende werkdefinitie voor een integraal kindcentrum voorgesteld.

Een integraal kindcentrum is een voorziening voor kinderen van tenminste 0-12 jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. De omgeving biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling, waarbij wel functionele specialismen zijn (inclusief taakverdeling), maar geen institutionele en organisatorische verdeling. Het centrum biedt kinderen een dagprogramma voor zolang als zij willen deelnemen, met minimale en maximale uren, (maar met een ruim openingsregime).

Dat betekent dat we uitgaan van de volgende kenmerken:

één directeur of leidinggevende voor de gehele locatie De instellingen zijn zo veel mogelijk geclusterd op één plek (school, psz, opvang) De instellingen zijn zo veel mogelijk onder één bestuur ondergebracht Er wordt gewerkt vanuit één financieel kader Er wordt gewerkt vanuit één personeelsbeleid Ruime dagarrangementen en dagroosters (8.00-18.00 uur) Eén pedagogisch plan

Met deze organisatorische uitgangspunten wil men ook een stap verder komen dan men nu kan komen met het op samenwerking gebaseerde brede school model. Het integraal kindcentrum, of steeds vaker: het kindcentrum, is bij veel mensen in goede aarde gevallen. Er is een kopgroep van 20 wethouders (en de VNG) die zich inzetten voor het kindcentrum. Het project Andere tijden heeft voorbeelden en portretten gemaakt van kindcentra, die in de afsluitende conferentie in 2012 zijn verspreid. Er ontstaan her en der nieuwe initiatieven. De ontwikkeling van de kindcentra heeft wel last van de bezuinigingen in de kinderopvang. Maar toch zag ook de SER, in het advies over dagarrangementen, het kindcentrum als een beloftevolle ontwikkeling. In die zin zijn brede scholen en kindcentra ook genoemd in het nieuwe regeerakkoord (2012), onder de kop arbeidsmarkt. Een uitgebreider overzicht van de ontwikkelingen staat in het tweede deel van de tekst. Er spelen verschillende vraagstukken in het veld, die betrekking hebben op de ontwikkeling van de kindcentra. Eerste vraagstuk: omlabeling In het land zien we nu verschillende gemeenten en instellingen die hun brede school omlabelen naar een kindcentrum, zonder dat er wezenlijk wat verandert aan de organisatie van de brede school. Het wordt pas een ikc als er minstens aan twee randvoorwaarden is voldaan, namelijk één directeur en één bestuur. Soms gaat het om hele gemeenten, waar via het beleid wordt besloten om brede scholen nu kindcentra te noemen. Op zich zijn hier verschillende (op zich legitieme) redenen voor. De term brede school begint een beetje afgesleten te raken en men is op zoek naar een nieuw woord dat niet het imago van moeizame samenwerking met zich meesleept. Het begrip kindcentrum waar kinderen van 0-12 jaar worden opgevangen is aansprekend en men kijkt daarbij minder naar de organisatorische randvoorwaarden. Discussievragen: 1) Is dit een probleem? 2) Zijn het kindcentrum en de brede school geholpen als we weer verdwalen in een puriteinse

definitiediscussie?

Page 2: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

2

3) Kun je ook een kindcentrum zijn als je bijvoorbeeld één personeelsbeleid hebt en één pedagogisch plan, maar wel meerdere directeuren?

4) Met andere woorden: is de structuur voorwaardelijk voor de cultuur, of is de cultuur belangrijker dan de structuur?

Tweede vraagstuk: samenwerkingsinstrumenten Als de school, de peuterspeelzaal, de kinderopvang en bijvoorbeeld de culturele instelling samenwerken in een kindcentrum, hoe geef je dan vorm aan de samenwerking. Welke instrumenten zijn er om samenwerking om te vormen tot een eenduidige organisatie in afstemmingsstructuur en cultuur? Wij denken dan in eerste instantie aan:

Een integraal kindvolgsysteem Personeelsbeleid met gezamenlijke trainingen / scholing Één pedagogisch plan Een gemeenschappelijke aanpak voor sociaal-emotionele ontwikkeling Integrale portfolio’s voor leerlingen

Discussievragen:

1) Zijn dit goede instrumenten? 2) Welke instrumenten zijn een basisniveau (minimaal) en welke zijn een plus? 3) Zijn er wellicht andere instrumenten die de samenwerking en afstemming nog verder

kunnen versterken? Derde vraagstuk: buiten het IKC De samenwerking en organisatie binnen een IKC op orde en gang krijgen is één ding, maar een kindcentrum heeft ook te maken met een omgeving. Een schoolbestuur kan autonoom besluiten nemen over een voorzieningenaanbod, maar heeft toch altijd te maken met huisvestingsbeleid van de gemeente. Wat doet een IKC met het CJG, de bibliotheek of de sportvereniging / het sportbeleid? Wat hebben kindcentra eigenlijk nodig van de omgeving om een goed kindcentrum te zijn? Discussievragen:

1) Hoe is de rolverdeling tussen gemeenten en andere partijen en de partners van het kindcentrum.

2) Wat zijn actieve en passieve rollen van de gemeente? 3) Op wat voor manier hebben de partijen en elkaar nodig? 4) Welk andere partijen kunnen een rol spelen bij een kindcentrum?

Vierde vraagstuk: de regelgeving Een belangrijke belemmering voor de kindcentra is de strijdige regelgeving. Hieraan zijn verschillende aspecten te benoemen. Er is strijdige regelgeving, binnen sectoren. Binnen de wet primair onderwijs, bijvoorbeeld als

het gaat om inwoning van een BSO in de school. Er is spanning tussen regelgeving tussen de sectoren. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om regels

omtrent leidster-kindratio bij het buitenspelen bij onderwijs en bij kinderopvang. Er zijn ook wijze lessen te leren over de vraag hoe je als ondernemend schoolleider met die

regelgeving - en de betrokken personen – kunt omgaan. Dan hebben we het in feite over hantering van de regels.

In de IKC club van 2012 is al gesuggereerd dat we strijdige regelgeving zouden verzamelen en die aanbieden aan ….. aan wie eigenlijk? De reactie van de departementen is vaak dat de beleving van de regelgeving anders is dan de werkelijke regelgeving, met andere woorden, veel regelgeving en beelden over wat wel en niet mag zitten in de hoofden van betrokkenen (zie het onderzoek van Regioplan, 2005). Een ander argument is dat men vindt dat de sector kinderopvang die regels zelf heeft ingesteld, en daarom de hand in eigen boezem zou moeten steken; we willen immers alle risico’s uitsluiten. Discussievragen

1) Welke regels zijn nu werkelijk een belemmering om een kindcentrum te worden? 2) Wie is daar verantwoordelijk voor en wie kan er wat aan doen? 3) Wat zou er veranderd moeten worden.

In de discussie verzamelen we 3 tot 5 knellende regels en melden die bij de verantwoordelijken, bijvoorbeeld met een brief.

Page 3: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

3

Wat is de stand van zaken van de integrale kindcentra? De twee rapporten die de wenselijkheid van de kindcentra markeerden zijn al weer drie jaar oud (Dutch design en Op weg naar een integraal kindcentrum van de klankbordgroep integraal kindcentrum, 2010). Het project Andere tijden heeft op 23 mei 2012 de 8e landelijke brede school conferentie aangegrepen om enerzijds hun project af te sluiten, maar ook het kindcentrum te promoten. Er zijn verschillende brochures gemaakt.

Wij maken werk van kindcentra, portretten van pioniers Opgroeien doe je maar één keer, door Jeanette Doornenbal

Voor de teksten zie: www.anderetijdeninonderwijsenopvang.nl Op 23 mei verscheen ook een bundel van Sardes

Studulski, F., en Peterink, S., (reds) (2012). Nieuwe trends in brede scholen en kindcentra, Amsterdam: SWP

Hierin zijn ook een paar portretten van IKCs opgenomen zoals Accrete (een schoolbestuur in Overijssel) en Et Buut (een school in Zaandam). In het regeerakkoord zijn brede scholen en integrale kindcentra genoemd, onder de kop Arbeidsmarkt. Het feit dat IKC worden genoemd is al heel wat. Tekst uit het regeerakkoord (2012):

Bijna 800.000 kinderen maken gebruik van kinderopvang. Het gaat om kinderen in een kwetsbare leeftijd. Daarom moeten de opvangvoorzieningen een gezonde en veilige omgeving bieden, die bijdraagt aan de ontwikkeling van kinderen. Kinderopvang biedt ouders de mogelijkheid om deel te nemen aan het arbeidsproces. Al met al voldoende redenen om betaalbaarheid en kwaliteit van kinderopvang te blijven borgen. Onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en voor- en vroegschoolse educatie moeten op elkaar afgestemd zijn. In de voorschoolse periode is dat van belang om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen, te signaleren en tijdig aan te pakken. Het leren van de Nederlandse taal door jonge kinderen verdient daarbij bijzondere aandacht. Dit stelt ook eisen aan de vaardigheden van de beroepskrachten in de sector. Bij buitenschoolse opvang is afstemming noodzakelijk om waar mogelijk een sluitend dagarrangement te realiseren, bijvoorbeeld in het kader van de brede school of integrale kindcentra. Ouders kiezen de voorziening die het beste bij hun kind past. Klachten moeten makkelijk kunnen worden ingediend, verdienen serieuze en snelle behandeling en worden betrokken bij het toezicht. Het risicogestuurde toezicht verbetert verder: streng waar nodig, zelf verantwoordelijk waar dat kan.

Om de onderlinge afstemming van onderwijs, peuterspeelzaalwerk en kinderopvang te optimaliseren wordt de financiering van het peuterspeelzaalwerk onder de Wet Kinderopvang gebracht. Daarbij zal bestaande gemeentelijke financiering worden betrokken. Belemmeringen voor samenwerking zullen op basis van de ervaringen in de nu lopende pilots worden weggenomen. De bestaande minimumeisen aan voor- en vroegschoolse educatie worden onderdeel van de afspraken. Financieringsstromen stemmen we op elkaar af.

Door extra investeringen in voor- en vroegschoolse educatie verbeteren we de kwaliteit en de taalvaardigheid van het personeel.

De veiligheid van kinderen in de kinderopvang heeft de hoogste prioriteit. Screening van het personeel zal voortdurend plaatsvinden.

De positie van ouders wordt versterkt. De verschillende klachten- en geschillenregelingen worden gestroomlijnd, zodat ouders bij elke voorziening een beroep kunnen doen op een klachtenfunctionaris/vertrouwenspersoon en een laagdrempelige geschillenregeling.

Het aanbod van voorzieningen dient aan te sluiten bij de wensen van ouders. Met de sector worden afspraken gemaakt over een grotere flexibiliteit in het aanbieden van contracten. Doel is een verbeterde aansluiting tussen gebruikte en betaalde uren. Indien nodig wordt dit wettelijk vastgelegd.

Page 4: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

4

In de afgelopen periode hebben de ministeries van OCW en SZW een paar experimenten ingezet.

Ontwikkelingen schooltijden basisonderwijs Basisscholen bepalen zelf hoe een schooldag eruit ziet. Sinds schooljaar 2011-2012 doen 10 basisscholen mee aan een proef om de onderwijstijd flexibel te verdelen over het schooljaar. Hiervoor wordt een proef flexibele schooltijden basisonderwijs uitgevoerd In schooljaar 2011-2012 zijn 7 basisscholen gestart met een proef om lesuren flexibeler te verdelen over het schooljaar. Deze scholen kunnen dan bijvoorbeeld ook les blijven geven tijdens de zomervakantie. De scholen delen de lesuren in overleg met de ouders in. Sinds 1 augustus 2012 doen nog 3 andere scholen aan het experiment mee. De proef duurt 3 jaar. De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) gebruikt de ervaringen om te kijken of regels voor onderwijstijd flexibeler kunnen. De minister wil scholen en ouders zo de mogelijkheid geven het onderwijs aan te passen op de wensen van deze tijd. Bijvoorbeeld door de lessen beter aan te laten sluiten op de naschoolse opvang en op de werktijden van de ouders. Voorwaarde is wel dat de scholen de leerlingen minimaal 7520 uren onderwijs in 8 jaar blijven geven. Daarbij moet de onderwijstijd evenwichtig over de dag en het jaar zijn verdeeld. Ook moet het onderwijs aan de kwaliteitseisen voldoen en moeten de resultaten van de leerlingen voldoende blijven. Monitor continurooster op basisscholen Steeds meer scholen voeren een continurooster in: 5 schooldagen met 5 uren onderwijs en een korte middagpauze. Hiermee kunnen zij de schooltijden beter aanpassen aan de wensen van de ouders. Ouders hoeven hun kinderen bijvoorbeeld niet op te halen tussen de middag. Het ministerie van OCW brengt met de monitor continurooster de gevolgen van dit rooster in kaart. Zo meet de monitor de prestaties van de leerlingen en de kwaliteit van het onderwijs. De monitor is gestart in het schooljaar 2011-2012 en loopt 3 jaar. (www.minocw.nl)

Inmiddels zijn de eerste monitorrapporten verschenen: Weerd, M. de en Krooneman, P.J. (2012). De monitor experiment flexibilisering

onderwijstijd, 1e meting, 2011-2012, Amsterdam: Regioplan Tillaard, J.C.M. van den, en Weerd, M. de (2012). Vijf gelijke dagen monitor, 2011-2012,

Amsterdam: Regioplan (De management samenvattingen worden uitgedeeld) Aan deze experimenten doen mee: Laterna Magica in Amsterdam, De Sterrenschool te Apeldoorn, De Parapluschool in Ede, Bikube te Hoofddorp, De Casaschool te Pijnacker, De School te Zandvoort, De Sterrenschool te Zevenaar. Daarnaast is er een experiment dagarrangementen van het ministerie van SZW. Op de landelijke conferentie brede school (23 mei 2012) werd bekend gemaakt dat Zaandam, Wijchen en Nijmegen hier aan deelnemen.

Experiment Integraal Dagarrangement (Nieuwsbericht 24-09-2012) Vanaf 1 januari 2013 tot 1 juli 2016 krijgen maximaal vijftien samenwerkingsverbanden van basisscholen en kinderopvangorganisaties de mogelijkheid om onderwijs en kinderopvang gedurende de dag af te wisselen. Zij mogen daarbij, in overleg met de GGD, afwijken van de kwaliteitsregels bijvoorbeeld ten aanzien van de grootte van de groep (zie voor de exacte voorwaarden het Besluit). De begeleiding daarvan wordt geboden door het landelijk steunpunt brede school.

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2012/09/24/experiment-integraal-dagarrangement.html

Ook voor dit experiment is een monitor ingesteld.

Onderzoek CAOP Het CAOP heeft onlangs een onderzoek uitgezet naar knelpunten in de personele sfeer bij scholen die innoveren met organisatie en dagindeling. De titel was: personele knelpunten en ontwikkelingen van innovatieve scholen, kindcentra en brede scholen. Het idee is dat bij geselecteerde scholen wordt onderzocht wat de knelpunten zijn en wat de oplossingen zijn die de scholen daarbij hebben gekozen.

Page 5: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

5

Het doel van het onderzoek is: • Zicht krijgen op de nieuwe personeelsaanpak (taken en functies, cao’s) op basis de nieuwe

organisatiewensen en de problemen die de scholen belemmeren in hun plannen • Oplossingen verzamelen en in beeld brengen die scholen hebben gevonden in de sfeer van

personeel (maar ook ruimte, tijdsindelingen, administratie/beheer, functies en rollen). • een voorstel voor een goede heldere presentatie, zodat deze direct toepasbaar en

toegankelijk wordt voor belangstellende scholen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Oberon.

Kopgroep Landelijk is er nog steeds een Kopgroep van wethouders actief. Deze kopgroep van wethouders uit de grote en middelgrote gemeenten en kleine kernen wil het debat over kindcentra stimuleren. Een samenwerkingsproject van het project Andere Tijden, Taskforce Kinderopvang Onderwijs en de VNG. Het integraal kindcentrum is een verkenning naar een nieuwe organisatie voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Steeds meer peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en scholen werken samen op één locatie. Soms gaat dat goed, soms kan het beter. Niet alleen schoolbesturen en kinderopvangorganisaties zijn op zoek naar manieren om de organisatie van voorzieningen voor kinderen van 0 tot 12 jaar beter te laten functioneren. Ook een groep gemeenten werkt aan samenhang in de voorzieningen. Deze zogenaamde 'kopgroep kindcentra' bestaat uit een twintigtal gemeenten verspreid over het hele land. De aftrap voor het project Kopgroep kindcentra werd gegeven tijdens de startbijeenkomst op 11 februari 2011 in Utrecht. Een enerverende bijeenkomst waar de kopgroepgemeenten onder meer hun ambities, ervaringen en verwachtingen deelden. (www.vng.nl) De Kopgroep heeft in mei 2012 een lobbybrief verstuurd aan de Tweede Kamer (zie bijlage)

Wethouder Janneke Oude Alink van Hengelo hield op de Vversterk conferentie van 20 november 2012 een vurig pleidooi voor de kindcentra. Zij verscheen ook met een filmpje op youtube.

Ruimte OK Nog ander nieuws is dat in 2012 Ruimte OK is ingesteld. Dit is een kenniscentrum voor huisvesting op het gebied van Onderwijs en kinderopvang. Het is ingesteld door PO-Raad, VO-Raad, VNG en Waarborgfondskinderopvang. De verwachting is dat zij zich meer integraal zullen richten op huisvestingsvraagstukken, zoals voor een deel ook al is gedaan met de Scholenbouwwaaier. Zie www.ruimte-ok.nl Medezeggenschap Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen organiseerde onlangs een bijeenkomst om te praten over medezeggenschap op IKC’s. Op CBS de Schakel in Utrecht spraken adviseurs van het Steunpunt met afgevaardigden van ouderorganisaties, waaronder BOINK, Ouders&Coo en Stichting Kleurrijke Scholen. Hoe kun je medezeggenschap op een IKC het beste regelen? Op die vraag was tot voor kort geen sluitend antwoord. Medezeggenschap op scholen is altijd in de vorm van een mr. En bij kinderopvangorganisaties kunnen papa’s en mama’s via een oudercommissie meepraten. Maar hoe moet dat nou als de school en de kinderopvang één instelling als één fungeren? Rond dit onderwerp organiseerde het Steunpunt een bijeenkomst. Daarbij stonden het reglement en het ontwerp Kindcentrum Raad (KCR) centraal. Deze documenten zijn door het Amsterdamse IKC, Laterna Magica, en Margot Koekkoek ontwikkeld. (tekst wordt uitgedeeld) De middag begon met een inspirerende inleiding van Margot Reukers, directeur van de Schakel, een brede school in Utrecht. Margot vertelde hoe zij met haar team vorm geeft aan ouderbetrokkenheid. “Dat ouderbetrokkenheid echt een effect heeft op de leerprestaties van de kinderen, staat buiten kijf. We organiseren bijvoorbeeld aan het begin van een schooljaar KOM-gesprekken. Dat staat voor Kind Ouder Medewerker. Ouders en kinderen zijn aan het woord en de leerkracht luistert.” Vervolgens bespraken de adviseurs van het Steunpunt en de afgevaardigden van de ouderorganisaties het reglement en het ontwerp Kindcentrum Raad (KCR). Zij maakten meteen de

Page 6: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

6

afspraak om dat in maart 2013 nog eens te doen, waarna ze een advies uitbrengen over hoe je ouderbetrokkenheid in een IKC het beste kunt regelen.

Page 7: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

7

BIJLAGE Na de brede scholen, nu de kindcentra Auteur: Leo Mudde - 23/11/2012 We zijn nog maar net gewend aan de brede scholen die in alle gemeenten tot stand zijn gekomen of de volgende ontwikkeling staat al voor de deur. En opnieuw zijn het wethouders die het initiatief nemen. De nieuwe trend: integrale kindcentra, waar onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaal echt samengaan. Onder één leiding en met een heldere pedagogische visie. ‘Het is onbegrijpelijk dat Nederland, een land dat het moet hebben van zijn kenniseconomie, geen samenhangende infrastructuur heeft voor de opvang en ontwikkeling van kinderen tussen de 0 en 12 jaar. Met de Wet Kinderopvang (2005) lijkt politiek Den Haag gestopt te zijn met het nadenken over het belang van hoogwaardige voorzieningen voor kinderen. Maatregelen richten zich uitsluitend op wel of niet bezuinigen.’ Dit stelt de Bernard van Leer Foundation, het fonds dat zich inzet voor kinderen die opgroeien in moeilijke sociale of economische omstandigheden. Samen met het Kinderopvangfonds staat deze organisatie aan de basis van het programma Kies nu voor Kinderen dat zich richt op betere en meer samenhangende voorzieningen voor kinderen en hun ouders, en op een grotere toegankelijkheid van kinderopvang en een betere aansluiting tussen opvang en onderwijs. Deze zomer lieten de twee instellingen onderzoeken wat hun programma de samenleving zou kosten. Voor de overheid: niets, was de uitkomst. En voor de maatschappij zou het per saldo 248 miljoen euro per jaar opleveren. Dat mooie resultaat wordt veroorzaakt door een verlaging van de leid(st)er/kind-ratio in de buitenschoolse opvang (van één leid(st)er op tien kinderen naar één op vijftien kinderen) en door het integreren van de peuterspeelzalen in de kinderdagverblijven. De baten kunnen vervolgens worden doorgegeven aan de ouders in de vorm van een verlaging van de ouderbijdrage en het toegankelijk maken van kinderopvang voor niet-werkende ouders. Het versnipperde veld was de belangrijkste aanleiding voor het onderzoek. Voor kinderen zijn er nu verschillende voorzieningen en verschillende financiële stromen. Binnen de kinderopvang zijn er de dagopvang voor 0-3-jarigen, de peuterspeelzalen voor kinderen van 2 en 3 jaar, en de buitenschoolse opvang (bso) voor kinderen van 4 tot 12 jaar. Dagopvang en bso kunnen worden aangeboden in een centrum, maar ook door gastouders. Beide vormen vallen onder de Wet kinderopvang, maar peuterspeelzalen vallen onder gemeentelijke regelgeving. En dan is er nog de Vroeg- en Voorschoolse Educatie (VVE) die in peuterspeelzalen en dagopvang wordt aangeboden. Deze voorzieningen staan vaak allemaal los van het basisonderwijs. Dat kan beter, vindt Kies nu voor Kinderen. Er moet meer samenhang komen in het systeem van kinderopvang. Verschillen in toegankelijkheid tussen dagopvang, bso en gastouderopvang enerzijds en de peuterspeelzaal anderzijds moeten worden opgeheven en de samenwerking tussen opvang en onderwijs kan beter. Kopgroep Kies nu voor Kinderen staat hierin niet alleen. Gemeenten startten in 2011 al het debat over de vorming van integrale kindcentra, waarin peuterspeelzalen, kinderopvangorganisaties en scholen samenwerken op één locatie, onder één leiding en met één pedagogische aanpak voor kinderen van 0 tot 12 jaar. Een kopgroep van twintig wethouders wil de ontwikkeling van die kindcentra in hun gemeenten stimuleren zolang ` de wet- en regelgeving hier nog geen kader voor biedt. Een van die wethouders die hun nek uitsteken is René Peeters van Almere. Hij kreeg voor elkaar dat de kindcentra zijn opgenomen in het verkiezingsprogramma van zijn partij, D66. Er zijn weliswaar meer partijen die voorstander zijn van een verdere integratie van onderwijs en kinderopvang, maar D66 zegt nu expliciet dat een kindcentrum onder één leiding moet staan – dus geen competentiestrijd meer tussen onderwijs en kinderopvang – en dat kinderopvang beleidsmatig wordt ondergebracht bij het ministerie van OCW. Een goede zaak, zegt Peeters. Hij weet waarover hij het heeft. Hij was leerkracht, schooldirecteur en algemeen directeur van het openbaar onderwijs in Amsterdam-West en voltooide een masteropleiding bovenschools leiderschap. Dat kinderopvang verhuist van het departement van sociale zaken en werkgelegenheid (waar het nu onder valt) naar onderwijs vindt hij vanzelfsprekend. ‘Kinderopvang wordt nu benaderd als werkgelegenheidsinstrument: het geeft ouders de mogelijkheid werk en gezin te combineren. Maar de benadering zou een pedagogische moeten zijn: het gaat om het kind.’ Spelen is leren Zo staat het ook in de brief die de Kopgroep Wethouders voor Kindcentra dit voorjaar naar de politieke partijen stuurde: ‘Wij willen onze jonge burgers in staat stellen hun talenten

Page 8: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

8

optimaal te ontwikkelen. (…) In een integraal kindcentrum kunnen kinderen de hele dag terecht om te spelen, te leren, te ontdekken en te ontspannen.’ Peeters, wiens handtekening ook onder die brief staat, is het daar uiteraard van harte mee eens. ‘Vaak reageren mensen, als ze horen dat ik voorstander ben van het integreren van kinderopvang en onderwijs, bezorgd. De kinderopvang mag geen school worden, zeggen ze dan. Natuurlijk mag dat niet en dat zal ook niet gebeuren. Maar ik vind wel dat je heel jonge kinderen moet voorzien van een rijke speel-omgeving, want spelen ís leren.’ Het is goed dat de wethouders opstaan om de kindcentra van de grond te krijgen, zoals ze dat ook deden met de brede scholen, zegt Peeters. Die zijn ook ontstaan als lokale initiatieven, met de mond – maar niet met de portemonnee – gesteund door het ministerie van OCW. De wethouder ziet de kindcentra als de logische vervolgstap. Hij vraagt niet om geld van het Rijk, maar wel om een beleidskader dat het gemeenten mogelijk maakt aan de slag te gaan. Dat gemeenten het voortouw nemen kan ook bijna niet anders. Ze moeten nu al een integraal jeugdbeleid hebben, ze zijn wettelijk verantwoordelijk voor het organiseren van de ‘doorgaande ontwikkelingslijn’ voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand, straks komt daar de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg nog bij. En uiteindelijk moet de gemeente zich ervoor inspannen dat alle jongeren een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt verwerven; de komende nieuwe sociale wetgeving maakt dat extra urgent. Peeters: ‘Op dit moment hebben verschillende partijen verschillende verantwoordelijkheden. De kinderopvang werkt tegenwoordig commercieel, het peuterspeelzaalwerk valt vaak onder de afdeling Welzijn van de gemeente en de VVE is versnipperd over peuterspeelzaal, kinderopvang en basisonderwijs. Ze hebben allemaal een eigen geldstroom en eigen verantwoordingskaders. Zeker, ze willen vaak wel samenwerken, maar de regelgeving belemmert dat. Dat moet veranderen.’ Spanningen Hij constateert ook dat er in de huidige situatie vaak spanningen zijn tussen school en voorschool. ‘Er is niet altijd een automatische doorgaande lijn, er is niet één pedagogische visie op het kind. Daarom is één leiding ook zo nodig, het zou allemaal in één hand moeten komen.’ Het laatste wat Peeters wil is een blauwdruk voor de kindcentra. ‘Net als de brede scholen moeten ze in de wijk staan en aansluiten op de omgeving.’ Is dit wel het moment om de discussie over een heel nieuwe leeromgeving aan te zwengelen? Scholen hebben moeite het hoofd boven water te houden, kinderopvanginstellingen moeten sluiten doordat ouders het niet meer kunnen betalen en het grijze circuit weer opzoeken. Wat de laatste jaren aan kinderopvang is opgebouwd, wordt nu in rap tempo weer afgebroken. Bovendien, in die gevallen waar onderwijs en kinderopvang met elkaar in gesprek gaan over samenwerking trekt de kinderopvang vaak aan het kortste eind, omdat het onderwijs de kinderopvang niet als gelijkwaardige partner ziet. Peeters: ‘Dit is bij uitstek het moment om de discussie aan te gaan. Er gaat veel gebeuren met het lokale jeugdbeleid. In onze kopgroep van 25 gemeenten wordt geworsteld en geëxperimenteerd en wij merken dat het aanslaat. We zien ook dat de kinderopvang buitenspel staat door de belastingmaatregelen van het kabinet. Dat kan anders met die 248 miljoen uit het onderzoek van Kies nu voor Kinderen.’ Noodzaak Fel: ‘Het is een feit dat de achterstandsproblematiek ons economisch geld kost. Maar er is ook een inhoudelijke kant. Er is een enorme pedagogisch-didactische noodzaak om te voorkomen dat kinderen achterstand oplopen. Als kinderen drie jaar oud zijn, is hun taalgevoeligheid gigantisch. Dan moeten ze geprikkeld worden, in hele zinnen worden aangesproken, voorgelezen. Kinderopvang kan kinderen de aandacht geven die ze nodig hebben. Doe je dat goed, dan voorkóm je dat te veel kinderen later een beroep op de jeugdzorg doen.’ In zijn eigen Almere is in ieder geval draagvlak voor de kindercentra. ‘Alle partners – schoolbesturen, kinderopvang, welzijnspartner – zijn blij dat de gemeente de regie heeft genomen. Misschien zijn nog niet alle scholen en instellingen zo ver dat ze ook daadwerkelijk de stap maken, maar het is in ieder geval onderwerp van gesprek. We hebben een gezamenlijk belang: ook voor mijn stad is het belangrijk dat de jeugd zich goed ontwikkelt. Echt, het initiatief van de gemeente wordt met applaus ontvangen.’

Regeerakkoord Het Regeerakkoord van VVD en PvdA onderschrijft de noodzaak om onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzalen en VVE op elkaar af te stemmen. De regeringspartijen willen met het oog daarop de financiering van het peuterspeelzaalwerk onderbrengen bij de Wet kinderopvang, waarbij ook de bestaande gemeentelijke financiering wordt betrokken.

Page 9: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

9

Belemmeringen voor samenwerking zullen worden weggenomen, zo staat in het Regeerakkoord, dat ook belooft met extra investeringen in VVE de kwaliteit en taalvaardigheid van het personeel te verbeteren. Flexibele vakanties Aan het begin van dit schooljaar opende in Almere de eerste ‘Sterrenschool’, De Ruimte, zijn deuren. Het is een kindcentrum zoals wethouder René Peeters voor ogen staat: onderwijs, kinderopvang, peuterspeelzaal en buurtactiviteiten gaan er hand in hand. De Sterrenschool is vijftig weken per jaar, elke werkdag van zeven tot zeven open. De vakantieperiodes zijn flexibel, de leerlingen en hun ouders bepalen zelf wanneer ze op vakantie gaan. Dat kunnen losse weken zijn, maar ook acht of negen aaneengesloten weken. De ouders bepalen vooraf samen met de leerkrachten wanneer de kinderen naar school komen. Ieder kind krijgt minimaal 25 uur per week onderwijs, verdeeld over vijf dagen. Naast het normale lesprogramma is er ruimte voor sport- en cultuuractiviteiten. De Ruimte is een van de twaalf scholen in Nederland die de komende jaren mag experimenteren met de flexibele onderwijstijden. De proef is ingesteld door het ministerie van OCW om beter in te kunnen spelen op de wensen van ouders, leerlingen en scholen. De flexibele lestijden moeten ertoe bijdragen dat leerlingen het beste uit zichzelf kunnen halen en dat ouders zorg en werk beter kunnen combineren.

VNG magazine, 23-11-2012

Page 10: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

10

BIJLAGE Lobbybrief VNG / Andere tijden / Kopgroep wethouders voor kindcentra / mei 2012

Aan de Tweede Kamer woordvoerders Onderwijs en Kinderopvang de programmacommissies van de landelijke politieke partijen.

Betreft: doorontwikkeling kindcentra 0 - 12

Geachte dames en heren,

De Kopgroep Wethouders voor Kindcentra roept de politiek op om het beleid rondom Integrale Kindcentra (IKC) zoals die in de afgelopen jaren zich in Nederland heeft ontwikkeld verder te bevorderen en te borgen. Het lange termijnperspectief is een ongedeelde basisvoorziening voor alle kinderen van 0 – 12 jaar, waarin naast de kernactiviteiten opvang en onderwijs de zorg voor een doorgaande ontwikkelingslijn is geïntegreerd.

Wethouders voor Kindcentra vragen de landelijke politieke partijen de ontwikkeling van kindcentra als basisvoorziening voor kinderen van 0 – 12 jaar op te nemen in het programma voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Hoewel de kindcentra zich in het huidige stelsel vanuit lokale initiatieven ontwikkelen is het voor een duurzame ontwikkeling van groot belang dat er de komende jaren aan een landelijk kader wordt gewerkt. In dat kader moeten obstakels worden weggenomen die in het huidige versnipperde voorzieningenstelsel de soepele doorgaande ontwikkeling voor kinderen teveel onderbreken.

Kopgroep Wethouders voor kindcentra

De Kopgroep is een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het project Andere Tijden in Opvang en Onderwijs. Aan de basis van het initiatief liggen het rapport van de Taskforce Kinderopvang Onderwijs en de petitie van de VNG van januari 2010 aan de Tweede Kamer waarin gepleit wordt voor een ongedeelde voorziening voor alle kinderen van 0 – 4, respectievelijk 12 jaar. Een groeiende groep wethouders sluit zich bij het initiatief aan en wil de lokale regie op zich nemen om vaart te maken met het integreren van peuterspeelzalen, kinderopvang en basisonderwijs. De op handen zijnde decentralisatie van de jeugdzorg zien deze wethouders als kans om het huidige versnipperde zorgstelsel te transformeren naar zorg op maat voor elk kind die het nodig heeft en in de voorziening waar het kind dagelijks komt.

Wethouders voor Kindcentra willen hun jonge burgers in staat stellen hun talenten optimaal te ontwikkelen. Binnen Integraal Kindcentra is dat mogelijk waar doorlopende ontwikkelingslijn van kinderen tussen 0 en 12 jaar en kwalitatief goede begeleiding vanuit één pedagogische en educatieve visie het uitgangspunt is. Wij sluiten aan bij de binnenkort te publiceren 10 Adviezen van de Werkgroep Onderwijs Kinderopvang (WOK) en het project Andere Tijden in Opvang en Onderwijs.

In een integraal kindcentrum kunnen kinderen de hele dag terecht om te spelen, te leren, te ontdekken en te ontspannen. Het kindcentrum gaat verder dan de brede school. Met als grootste en belangrijke verschil dat het hier niet gaat om een samenwerking tussen verschillende organisaties, maar dat er gewerkt wordt vanuit één gezamenlijke pedagogische en educatieve visie. Er is sprake van één organisatie met één aansturing, één team en één aanspreekpunt voor de ouders. In de bijlage bij deze brief schetsen wij een overzicht van de ingrediënten van het integrale kindcentrum

Huidige stelsel voorzieningen jeugd Het huidige stelsel van voorzieningen voor kinderen is suboptimaal en biedt geen stabiliteit voor jonge kinderen en hun ouders. We hebben in Nederland te maken met een versnippering van voorzieningen, gestuurd vanuit een grote diversiteit aan wetten en regelingen. Deze versnippering zorgt voor een verdeling van verantwoordelijkheden en taken. Door de versnipperde dagindeling ondervinden ouders bij de combinatie van arbeid en zorg hinder en wordt de rust van kinderen verstoord. En kinderen die (tijdelijk) extra zorg en aandacht nodig hebben kunnen vaak niet binnen de opvang of onderwijsvoorziening geholpen worden maar worden doorverwezen naar min of meer gespecialiseerde voorzieningen. Ook de doorgaande ontwikkelingslijn zoals in de onderwijswetgeving wordt beoogd wordt

Page 11: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

11

sterk bemoeilijkt door de verdeelde verantwoordelijkheden. Dat kan ook anders. In het buitenland zijn daar vele goede voorbeelden van te zien. De trend naar meer integratie van voorzieningen voor kinderen is in Nederland al ingezet. De laatste jaren is, mede door de invoering van de zgn OKE wet in veel gemeenten al een koers ingezet naar integratie van kinderopvang en peuterspeelzalen. Voor gemeenten een belangrijke stap om segregatie in de opvang van jonge kinderen te voorkomen en een doorgaande lijn voor alle kinderen te garanderen. Ook is sprake van een groeiend aantal brede scholen in Nederland waarbij de noodzaak wordt gevoeld voor een verdere doorontwikkeling van brede school naar ongedeelde voorziening vanuit een pedagogisch perspectief. Echter door de versnippering van het stelsel, en dus de verantwoordelijkheden, gaat veel tijd verloren in afstemmingsoverleg.

De kopgroep maakt zich ook grote zorgen over de consequenties van de forse bezuinigingen op de kinderopvang. Een toenemend aantal kinderopvangcentra hebben moeite het aanbod in stand te houden hetgeen een stevige wissel trekt op de pedagogische infrastructuur in gemeenten. Voor een grote groep ouders is het opvang weer onbetaalbaar geworden. De basis voor de voorzieningen voor jonge kinderen is hierdoor instabiel geworden.

Verantwoordelijkheid lokale overheid

In 2005 is er voor gekozen de kinderopvang bij de ‘markt’ onder te brengen. De rechtstreekse inhoudelijke invloed van gemeenten op kinderopvang is daardoor verdwenen. Ook de directe invloed op het basisonderwijs is in de afgelopen tien jaar verdwenen als gevolg van het op ‘afstand zetten’ van het openbaar primair onderwijs. Echter de gemeente is en blijft verantwoordelijk voor een op de wensen en behoeften afgestemd integraal jeugdbeleid. Ook is de gemeente wettelijk verantwoordelijk voor het organiseren van de doorlopende ontwikkelingslijn voor kinderen met een risico op een onderwijsachterstand. Binnen enkele jaren komt daar de lokale verantwoordelijk voor de jeugdzorg bij. En uiteindelijk moet de gemeente zich inspannen dat alle kinderen een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt verwerven. De voorgestelde Wet Werken naar Vermogen maakt dat nog eens extra urgent.

Naast deze zorg voor de ontwikkeling van kinderen zijn gemeenten verantwoordelijk voor het creëren van leefbare wijken en buurten met een gunstig vestigings- en woonklimaat voor gezinnen met kinderen.

Het is dus van groot belang dat de verantwoordelijkheid van gemeenten bekrachtigd wordt door landelijk beleid en daarbij wettelijke sturingsinstrumenten worden gecreëerd voor het ontwikkelen en in stand houden van ongedeelde basisvoorzieningen voor alle kinderen tot 12 jaar. Wij denken daarbij aan:

Een gefaseerde zorgverantwoordelijkheid van een basisaanbod voor alle kinderen van 2½ – 4 jaar en op de lange termijn een basisvoorziening voor alle kinderen van 0 – 12 jaar.

Het behoud van de verantwoordelijkheid voor de onderwijshuisvesting als onderdeel van het publieke vastgoed.

Een krachtig sturingsinstrument voor het committeren van de kinderopvang en het basisonderwijs aan de ontwikkeling van kindcentra.

Tot slot

De kopgroep nodigt u uit voor een rondetafelgesprek om met u van gedachten te wisselen over de implicatie van de kindcentra en de noodzaak van een landelijk beleidskader voor kindcentra. Het rondetafelgesprek vindt plaats op dinsdag 29 mei aanstaande van 17.30 – 19.00 uur in het kantoor van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in den Haag.

Met vriendelijke groet,

namens de Kopgroep Wethouders voor Kindcentra

Page 12: Stand van zaken integrale kindcentra februari 2013 docx

12

R. Peeters, wethouder Almere

J. Oude Alink, wethouder Hengelo

H. Beertens, wethouder Nijmegen

J. Bruintjes, wethouder Borger Odoorn