Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015...

30
Stand van de wetsvoorstellen tot en met 13 november 2015 De geel gearceerde onderdelen betreffen de wijzigingen ten opzichte van onze laatste publicatie. De minister heeft per brief van 4 april 2013 aangegeven dat ze voornemens is om de wetsvoorstellen ‘Versterking positie leraar’ (32396) en ‘Ouderbijdrage peuterspeelzaal’ (33141) in te trekken. Mocht dit daadwerkelijk plaatsvinden zullen wij hierover natuurlijk berichten. - Algemeen dossier Primair Onderwijs (31293) - Algemeen dossier Voortgezet Onderwijs (31289) - Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid (31288) - Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106) - Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (32396) - Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (32855) - Voorstel van wet van de leden Koşer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550) - Wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (34073) - Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen (30246) - Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES, de Wet college voor toetsen en examens alsmede de Wet op de expertisecentra in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs) (33661) - Initiatiefvoorstel-Voortman en Schouw Wet open overheid (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur) (33328) - Aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Aanpassingswet WNT) (33715) - Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid) (33818) - Doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (33862)

Transcript of Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015...

Page 1: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Stand van de wetsvoorstellen tot en met 13 november 2015

De geel gearceerde onderdelen betreffen de wijzigingen ten opzichte van onze laatste publicatie.

De minister heeft per brief van 4 april 2013 aangegeven dat ze voornemens is om de wetsvoorstellen ‘Versterking positie leraar’ (32396) en ‘Ouderbijdrage peuterspeelzaal’ (33141) in te trekken. Mocht dit daadwerkelijk plaatsvinden zullen wij hierover natuurlijk berichten.

- Algemeen dossier Primair Onderwijs (31293)- Algemeen dossier Voortgezet Onderwijs (31289)- Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid (31288)- Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en

financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (passend onderwijs) (33106)

- Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (32396)

- Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (32855)- Voorstel van wet van de leden Koşer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en

enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550)

- Wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (34073)- Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in

verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen (30246)

- Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES, de Wet college voor toetsen en examens alsmede de Wet op de expertisecentra in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs) (33661)

- Initiatiefvoorstel-Voortman en Schouw Wet open overheid (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur) (33328)

- Aanpassing van de reikwijdte en enige technische wijzigingen van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Aanpassingswet WNT) (33715)

- Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid) (33818)

- Doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (33862)- Invoeringswet Participatiewet (33161)- Wetsvoorstel Variawet passend onderwijs en kwaliteit voorgezet speciaal onderwijs (34022)- Integratie lwoo en pro in passend onderwijs (33993)- Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs

(34031)- Internetconsultatie wetsvoorstel samenwerkingsschool- Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke

wijzigingen van diverse aard (34146)- Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet

verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (34083)

- Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen (34251)

Page 2: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Algemeen dossier Primair Onderwijs (31293)

In dit dossier zijn meerdere zaken opgenomen. Het gehele dossier is hier te vinden.

Op 4 mei 2015 heeft de staatssecretaris een brief aan de Tweede Kamer verzonden betreffende het onderbrengen van een kleine school onder een coöperatie. In deze brief wordt ingegaan op het initiatief om kleine scholen die schoolbesturen willen sluiten onder te brengen bij een coöperatie, de conclusies van het NCOR met betrekking tot dit initiatief, de maatregelen die de staatssecretaris neemt om ruimte te geven aan een bijgesteld initiatief tot behoud van de laatste school in een dorp, de stand van zaken met betrekking tot de recente sluiting van 100 scholen en de vorderingen van het wetsvoorstel leerlingendaling.

Op 19 mei 2015 heeft de minister een brief aan de Tweede Kamer verzonden betreffende de evaluatie van het toezicht op het onderwijs. Deze evaluatie heeft betrekking op zowel het primair onderwijs als het voortgezet onderwijs. Deze brief is hier te vinden.

Op 2 juni 2015 heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer vermeld dat de regelingen ten aanzien van de bekostiging van vluchtelingenkinderen in het voortgezet onderwijs in principe afdoende zijn. Scholen lopen echter wel aan tegen instroom van nieuwkomers na 1 oktober. Daarom introduceer ik een tweede teldatum voor de nieuwkomersregeling, 1 april. De beoogde inwerkingtreding van deze teldatum is 1 april 2016.

Op 4 juni 2015 is het vastgestelde rapport ‘Onderwijsmonitor; Ontwikkelingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs in beeld’ gepubliceerd. In dit rapport wordt gemonitord of de extra middelen voor onder meer de kwaliteit van de verbetering van leraren ook voor dat doel zijn ingezet. Daarvoor is een dashboard ontwikkeld.

Op 16 juni 2015 zijn er een aantal moties in stemming gebracht omtrent de groepsgrootte in het primair onderwijs. De motie van het lid Ypma, inhoudende een verantwoording naar de medezeggenschapsraad voor groepen van 29 leerlingen of groter, is aangenomen.

De staatssecretaris heeft op 22 juni 2015 in een brief gereageerd op Kamervragen die betrekking hadden de uitzending van Brandpunt inzake ‘Sjoemelen met de schooltoets’.

Middels een brief van 18 augustus 2015 heeft de staatssecretaris van OCW bericht over de evaluatie van de Wet goed onderwijs, goed bestuur ten aanzien van de invoering van de minimale deugdelijkheidseisen. Tot nu toe is er nog maar één school gesloten omdat niet aan deze eisen werd voldaan. De handhaving van de inspectie draagt hieraan bij. Er zal verder onderzoek worden gedaan naar de negatieve gevolgen van deze wetgeving met zich meebrengt zoals selectie aan de poort en uitsluiting van de eindtoets. De staatssecretaris zal de Tweede Kamer hierover in het najaar verder berichten.

Middels een brief van 26 oktober 2015 heeft de staatssecretaris laten weten dat hij transparantie in het onderwijs belangrijk vindt en hij nog niet tevreden is over de stand van zaken. De staatssecretaris geeft aan dat hij van ouders verneemt dat ze onvoldoende bruikbare informatie kunnen vinden die ze helpt bij het maken van een schoolkeuze. Daarom heeft de staatssecretaris een quick scan laten uitvoeren onder ouders. De uitkomsten bevestigen deze signalen. In dit kader heeft de staatssecretaris een ‘’ toekomstbeeld transparantie’’ opgesteld. Hij heeft drie belangrijke einddoelen voor ogen die hij in de brief nader beschreven heeft: 1) Ouders en leerlingen in staat stellen gefundeerd te kiezen voor een passende school. 2) Een goed geïnformeerd gesprek over onderwijskwaliteit. 3) Scholen gebruiken informatie om kwaliteit te verbeteren.

Op 4 december 2015 heeft de staatssecretaris in een brief aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt wat de uitkomsten zijn van het eerste schooljaar waarin de Wet Eindtoetsing PO van kracht was. Deze brief geeft een eerste inzicht in de werking van de regelgeving inclusief de afname van de verschillende eindtoetsen, de hoogte van de schooladviezen, de naleving van de wet- en regelgeving en het functioneren van enkele plaatsingswijzers.

Op 3 november 2015 heeft de Raad van State een advies uitgebracht over het ontwerpbesluit experiment regelluwe scholen PO/VO. Het ontwerpbesluit maakt het mogelijk dat een beperkt aantal scholen met aantoonbaar goede onderwijskwaliteit wordt aangewezen om deel te nemen aan het experiment regelluwe scholen. Het experiment beoogt deze scholen de ruimte te geven om te innoveren en daarmee nieuwe oplossingen te beproeven voor de ervaren regeldruk in het onderwijs. De ‘regelluwe scholen’ wordt een zeer brede afwijkingsruimte geboden van de geldende onderwijswetgeving.

Page 3: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft opmerkingen over het ontwerpbesluit die van dien aard zijn dat zij adviseert het besluit niet vast te stellen dan nadat daarmee rekening is gehouden. De Afdeling merkt op dat de regering niet heeft gepreciseerd welke wettelijke knelpunten scholen ervaren en op welke wijze daaraan mogelijk tegemoet kan worden gekomen. Zij komt tot de conclusie dat het ontwerpbesluit onvoldoende ingekaderd is en het niet aannemelijk is dat de door de scholen te ontwikkelen experimenten tot zinvolle, generaliseerbare resultaten zullen leiden, gelet op de grote diversiteit aan mogelijke experimenten enerzijds en de begrenzing tot een beperkte, selecte groep van aangewezen scholen anderzijds. Vanwege het ontbreken van een kader past het ontwerpbesluit niet binnen de wettelijke grondslag, omdat inhoud en opzet van de door de aangewezen scholen te ontwikkelen experimenten niet op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, maar in een beschikking voor het concrete geval worden geregeld.

Op 26 november is het Besluit experiment regelluwe scholen PO/VO gepubliceerd. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2016. Excellente basis- en middelbare scholen die aan dit experiment meedoen, mogen de komende jaren van bijna alle regels afwijken. Dat kan als scholen vermoeden dat een andere aanpak bijdraagt aan de verbeterde kwaliteit en doelmatigheid van het onderwijs. Zo mogen ze bijvoorbeeld afwijken van het vastgelegde aantal lesuren en zijn ze vrij om verplichte vakken in te ruilen voor lessen die ze zelf kiezen. De deelnemende scholen mogen niet van alle regels afwijken. Zo moeten scholen in het voortgezet onderwijs hun leerlingen wel een volledig diploma laten halen, zodat er geen problemen ontstaan met de vervolgopleiding. Ook blijven ze zich verantwoorden over het geld dat ze uitgeven en is een voorwaarde dat ouders, leerlingen en leraren in de medezeggenschapsraad instemmen met deelname aan het experiment.

Algemeen dossier Voortgezet Onderwijs (31289)

In dit dossier zitten recente stukken die te maken hebben met het voortgezet onderwijs.

Op 8 januari 2015 heeft de staatssecretaris het advies van de Onderwijsraad, genaamd ‘Een onderwijsstelsel met veerkracht’ aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin concludeert de Onderwijsraad dat de overheid moet inzetten op variëteit binnen het onderwijsstelsel, zodat dit mee kan gaan in de eisen van de steeds veranderende samenleving.

Er zijn veel stukken in dit dossier toegevoegd ten aanzien de publieke commotie rondom de overgang van het PO naar het VO op basis van het schooladvies. Er zijn verschillende debatten geweest, Kamervragen gesteld en beantwoordt, etc.. De stukken zijn te vinden via deze link naar het gehele dossier.

Op 9 april 2015 heeft de staatssecretaris het rapport van de Onderwijsinspectie ‘Opbrengstgericht werken aan taal en rekenen in het voortgezet onderwijs’ aan de Tweede Kamer aangeboden. De inspectie onderscheidt drie stadia van ontwikkeling in opbrengstgericht werken, waarvan de meeste scholen zich tussen het middelste en het laatste stadium bevinden. Het rapport bevat aanbevelingen voor scholen om op te schuiven naar een volgend ontwikkelingsstadium. Als de school zorgt voor de goede randvoorwaarden, hoeft de bestrijding van taal- en rekenachterstanden voor leraren weinig extra werk te kosten. Het gaat vooral om bewustwording en het leggen van bepaalde accenten in de les.Daarnaast heeft de staatssecretaris op 10 april 2015 nog twee rapporten aangeboden aan de Tweede Kamer beide afkomstig van de Onderwijsinspectie getiteld: ‘Zittenblijven in het voortgezet onderwijs’ en ‘De zomerschool: een effectieve interventie tegen zittenblijven’.

In een brief van 17 april 2015 heeft de staatssecretaris de Tweede Kamer geïnformeerd over de invoering van de vereenvoudigde bekostiging in het voortgezet onderwijs en het ondervangen van herverdeeleffecten.

Middels een motie heeft het lid Klaver op 21 april 2015 gevraagd op een spoedige aanpassing van de wet inzake het niet verstrekken van het onderwijskundig rapport dan na toelating van de leerling tot de school voor voortgezet onderwijs. Hij pleit wel voor een uitzondering voor leerlingen die in het kader van passend onderwijs een ondersteuningsbehoefte hebben of LWOO dan wel praktijkonderwijs gaan volgen.

De staatssecretaris kondigt in een brief van 23 april 2015 aan dat vanaf 2016 de eerste- en tweede correctie van eindexamens wordt omgedraaid. Hiertoe zal het Eindexamenbesluit worden aangepast.

Op 28 mei 2015 is het Besluit van tot wijziging van het Inrichtingsbesluit WVO en het Inrichtingsbesluit WVO BES in verband met vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs wordt verzorgd gepubliceerd. Met de inwerkingtreding van de Wet modernisering onderwijstijd VO wordt in de Wet ophet voortgezet onderwijs (hierna: WVO) een nieuw artikel ingevoegd over dedagennorm. In het eerste lid van dit nieuwe artikel 6g1 wordt geregeld dat in eenregulier schooljaar op ten minste 189 dagen onderwijs moet worden verzorgd. Op grond

Page 4: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

van het derde lid kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriftenworden vastgesteld omtrent vakanties en andere dagen waarop geen onderwijs behoeftte worden verzorgd. Dit element wordt in deze algemene maatregel van bestuuruitgewerkt. De beoogde inwerkingtredingsdatum van dit besluit is 1 augustus 2015.

Op 29 mei 2015 heeft de staatssecretaris een brief gestuurd naar de Tweede Kamer waarin hij ingaat op een brief van de VO-raad met het voorstel om tot een maatwerkdiploma te komen in het voortgezet onderwijs.

De Vernieuwingscommissie CKV heeft in een advies beschreven hoe het vak CKV kan worden vernieuwd. De staatssecretaris heeft de Tweede Kamer daarover in een brief van 12 juni 2015 nader bericht. De hervorming staat gepland voor 1 augustus 2017.

De Onderwijsraad heeft op 22 juni 2015 een advies gepubliceerd: ‘Herkenbaar vmbo met sterk vakmanschap’. Dit advies gaat in op een eventuele hervorming van het vmbo.

De staatssecretaris heeft op 25 juni 2015 gereageerd op vragen die vanuit de vaste commissie voor OCW zijn gesteld over de examens in het voortgezet onderwijs. Een groot deel van die vragen gaat over de wijziging van de tweede correctie.

Middels een brief van 2 juli 2015 heeft de staatssecretaris gereageerd op vragen vanuit de Tweede Kamer over het feit dat scholen voor voortgezet onderwijs de eindtoets gebruiken bij het besluit tot toelating. De staatssecretaris geeft aan dat deze geluiden nog niet direct bevestigd kunnen worden en dat er in oktober 2015 een eerste evaluatie zal plaats vinden waaruit meer informatie kan voortkomen.

Op 8 juli 2015 is een motie aangenomen van het lid Rog dat bewerkstelligt dat een afvaardiging van schoolleiders en leraren nu ook betrokken worden bij het opzetten van de sectorakkoorden.

In een brief van 20 augustus 2015 heeft de staatssecretaris middels een voortgangsrapportage bericht over het uitvoeren van maatregelen in verband met de leerlingendaling. Onder meer wordt besproken hoe het is gesteld met de aanpassingen in de wet- en regelgeving bijvoorbeeld ten aanzien van de samenwerkingsschool.

Op 7 oktober 2015 heeft de staatssecretaris de ‘Regeling bekostiging exploitatiekosten voortgezet onderwijs’ voor het kalenderjaar 2015 en 2016 aan de Tweede Kamer toegezonden.

Middels een brief van 27 oktober 2015 heeft de staatssecretaris het onderzoeksrapport toegelicht over de ongewenste effecten van het sturen op cijfers. Uit het rapport blijkt dat de omvang van de ongewenste effecten gering is. Waar wel een risico op ongewenste effecten is aangetroffen, wordt het leerresultatenmodel aangepast.

Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid (31288)

Dit is net als de vorige dossiers een algemeen dossiers waarin algemene zaken worden vervat die niet sec aan een bepaalde sector zijn gebonden en nog in ontwikkeling zijn. Veel valt wel onder het Hoger Onderwijs, maar soms zijn er specifieke zaken die (ook) voor het funderend onderwijs gelden.

Ter zake de krimp is dit dossier met name de verzamelbak voor moties ter wijziging van de regels in het kader van krimp, zoals ter zake de samenwerkingsschool, fusietoets en de kleine scholentoeslag.

Er zijn op 21 februari 2014 een heleboel moties ingediend en daarvoor is het handiger het dossier zelf in te zien. Wat voorbeelden aangenomen moties zijn:

- Afschaffing fusietoets voor samenwerkingsscholen . Dit is overigens een wat wassen neus omdat de zware eisen voor de vorming van een samenwerkingsschool, zoals de inrichting van het bestuur dat erboven hangt en de eis van schoolredding blijven bestaan. Die staan los van de fusietoets.

- De mogelijkheid voor de MR de commissie fusietoets te consulteren wanneer er geen advies komt in krimpgebieden.

- Het behoud van de kleine scholentoeslag en tevens bij opheffing van een school die die toeslag ontving dat geld et behouden voor samenwerkingsprojecten in de regio.

Ter zake fusie en voorzieningenplanning in het PO en VO zijn er verschillende moties ingediend waarover ook vlak daarna wordt gestemd. Deze moties zijn uiteindelijk meegenomen in de uitwerking

Page 5: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

van de maatregelen die Dekker in zijn brief heeft meegenomen. Die brief is te vinden onder zowel het als VO dossier hierboven.

Het gehele dossier is hier te vinden.

Wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Passend Onderwijs) (33106)

Op 12 februari 2014 is een besluit (AMvB) genomen over bepaalde herzieningen in de organisatie en financiering van de ondersteuning. Deze AMvB bevat voorschriften ten aanzien van:

1.het ontwikkelingsperspectief in het basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs, het voortgezet onderwijs en het praktijkonderwijs;

2.de tijdelijke landelijke geschillencommissie passend onderwijs; 3.de deskundigen door wie het samenwerkingsverband zich moet laten adviseren bij de

beoordeling over de toelaatbaarheid tot het speciaal basisonderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs;

4.de orthopedagogisch didactische centra die verbonden kunnen zijn aan het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs;

5.het verplicht op overeenstemming gericht overleg door het samenwerkingsverband met betrekking tot de personele gevolgen van de invoering van passend onderwijs;

6.de mogelijkheid tot symbiose; 7.de bekostiging van scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, voortgezet onderwijs

en (voortgezet) speciaal onderwijs en aan het samenwerkingsverband.

In de toelichting op de AMVB wordt in hoofdstuk 1 beschreven op welke wijze in de AMvB ten aanzien van de genoemde onderwerpen nadere regels zijn gesteld. In hoofdstuk 2 worden de financiële gevolgen beschreven. In hoofdstuk 3 wordt achtereenvolgens beschreven wat de gevolgen zijn voor de uitvoering en de handhaving en welke administratieve lasten deze AMvB met zich meebrengt. Deze AMvB is voor een openbare internetconsultatie aangeboden. Een verslag hiervan is opgenomen in hoofdstuk 4.

Op 12 juni 2015 is de zevende voortgangsrapportage aangeboden aan de Tweede Kamer. Het eerste jaar na de invoering van Passend onderwijs is goed verlopen. Er is sprake van veel ontwikkelingen in de samenwerkingsverbanden en in de scholen. Op verschillende onderwerpen niveaus wordt getracht passend onderwijs aan te bieden. Daarnaast is er aanvullende bekostiging gekomen voor leerlingen met een ernstig meervoudige beperking. De komende periode staat in het teken van doorontwikkeling.

Samenvatting van het wetsvoorstel:Dit wetsvoorstel heeft betrekking op het stelsel van de voorzieningen voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben in het funderend onderwijs en in het middelbaar beroepsonderwijs. De Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet op het onderwijstoezicht worden gewijzigd. De wijzigingen hebben betrekking op de organisatie van de voorzieningen voor extra ondersteuning van leerlingen en de financiering daarvan. Er wordt een zorgplicht voor leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte voor de bevoegde gezagsorganen in het funderend onderwijs ingevoerd, er worden samenwerkingsverbanden in het funderend onderwijs gevormd, de middelen voor extra ondersteuning voor het funderend onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs worden gebudgetteerd en tot slot wordt een verplichting tot overleg over de voorzieningen voor extra ondersteuning in het samenwerkingsverband tussen het samenwerkingsverband en de gemeente(n) ingesteld. Doel van deze wetswijzigingen is dat voor alle leerlingen met een specifieke onderwijsbehoefte zo passend mogelijk onderwijs wordt gerealiseerd. In het wetsvoorstel is er voor gekozen om in het kader van passend onderwijs te spreken over de ondersteuning van leerlingen in plaats van over de zorg aan leerlingen. Het stelsel passend onderwijs heeft betrekking op het onderwijs en de ondersteuning die aan leerlingen wordt geboden zodat zij het onderwijsprogramma beter kunnen doorlopen. Het gaat niet primair om de beperkingen die de leerling heeft, maar om de aanpassingen die nodig zijn zodat de leerling onderwijs kan volgen. Door de ruimte die het nieuwe stelsel biedt, kunnen scholen of samenwerkingsverbanden zelf bepalen welke ondersteuning de leerling nodig heeft. De zorg die wordt geboden door de ketenpartners zoals de jeugdzorg, de jeugdgezondheidszorg of de geestelijke gezondheidszorg, is daar complementair aan. Wel is het van belang om afstemming te zoeken met deze partners. De term zorgplicht is gehandhaafd omdat het om een (juridisch) begrip gaat dat de verantwoordelijkheid voor het bereiken van een wettelijk omschreven doel tot uitdrukking brengt.

Page 6: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 4 december 2015 is de achtste voortgangsrapportage gepubliceerd waarin staat uitgewerkt wat de stand van zaken is ten aanzien van de invoering van de wet passend onderwijs.

Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en de Wet medezeggenschap op scholen in verband met de versterking van de positie van personeel dat is belast met het geven van onderwijs (32396)

Op 9 april 2013 heeft er een debat plaatsgevonden naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 maart 2013 over leraren en lerarenopleidingen.

Ter behandeling in de Tweede Kamer. In een brief van de staatssecretaris is onder meer het volgende is opgenomen:

“In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 november 2011 is gesproken over mijn brief inzake ontwikkelingen met betrekking tot het Wetsvoorstel versterking positie leraren (32 396). De leden verzochten om informatie over de betrokkenheid van de werknemersorganisaties bij het overleg over het professioneel statuut.

Ik heb de werkgeversorganisaties verzocht de regie te nemen op het ontwikkelen van sectorale professionele statuten, en dat te doen in overleg met de werknemersvertegenwoordigers.

In het PO en VO is de Onderwijscoöperatie met betrekking tot het professioneel statuut aan zet voor zover het gaat over de kwaliteit van het beroep en de invulling van de zeggenschap. De coöperatie vertegenwoordigt de werknemers op dit punt. Wanneer het professioneel statuut onderwerpen behelst die de collectieve arbeidsovereenkomst raken, zal in PO en VO een overleg moeten plaatsvinden tussen de Cao-partners.”

Dit professioneel statuut loopt al jaren en is nog allesbehalve geconcretiseerd. Zie hiervoor ook: www.professioneelstatuut.nl waar de Algemene Onderwijsbond reeds een voorzet heeft gegeven voor dit statuut. Het is nog afwachten op dit punt.

Samenvatting van het wetsvoorstel:De bepalingen in dit wetsvoorstel zijn de uitwerking van de afspraken over de sterkere positie van de leraar in de sectorale Convenanten LeerKracht van Nederland voor primair en voortgezet onderwijs, het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Het wetsvoorstel omvat de volgende elementen:1. degene die het onderwijs verzorgt (verder te noemen: de leraar) krijgt zeggenschap over het ontwerp en de uitvoering van het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid van de school; 2. de zeggenschap heeft de leraar als lid van het team, de invulling van de zeggenschap gebeurt in samenspraak met het bevoegd gezag; 3. het bevoegd gezag en de leraren op de school moeten afspraken maken over de wijze waarop de zeggenschap van de leraar over het onderwijskundig en kwaliteitsbeleid wordt georganiseerd; 4. er is een regeling voor geschillen voor die gevallen waarin partijen niet tot de onder 3. genoemde afspraken kunnen komen.

Modernisering regelingen voor verlof en arbeidstijden (32855)

Op 15 september 2014 is de derde nota van wijziging van dit wetsvoorstel gepubliceerd, waarin een regeling is opgenomen voor de overdracht van bevallingsverlof bij het overlijden van de moeder. Tevens is de nota naar aanleiding van het nader verslag gepubliceerd.

Op 9 oktober 2014 zijn er verschillende moties ingediend ter zake dit wetsvoorstel. Zie hiervoor het dossier zelf. Als gevolg daarvan is er een eindstemming geweest in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel en alle partijen hebben ingestemd. Hier is te zien welke amendementen op wetsvoorstel zijn aangenomen. Dit heeft geleid tot een gewijzigd voorstel van wet voor de gang in de Eerste Kamer.

Aangenomen amendementen:- Het resterende verlof na de 42e dag van het bevallingsverlof kan flexibel worden ingezet als

deeltijdverlof in plaats van voltijdsverlof.- Meerlingenverlof: bij zwangerschap van een meerling 4 weken extra bevallingsverlof.

Page 7: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 21 november 2014 is de memorie van antwoord gepubliceerd waarbij minister Asscher een reactie heeft gegeven op vragen en opmerkingen uit het voorlopig verslag.

Op 16 december 2014 heeft de Eerste Kamer deze wet aangenomen. De wet is op 24 december gepubliceerd en tegelijkertijd is de inwerkingtreding bekend gemaakt. De wet treedt, met uitzondering van enkele artikelen in werking met ingang van 1 januari 2015. De uitgezonderde onderdelen betreffende de aanpassingen van het kort- en langdurend zorgverlof treden met ingang van 1 juli 2015 in werking om sociale partners de gelegenheid te geven desgewenst lopende cao’s aan te passen. Artikel I, onderdeel C, onder 1 en 2, betreft de uitbreiding van het zwangerschaps- en bevallingsverlof bij meerlingen. Dit onderdeel treedt met een afzonderlijk koninklijk besluit in werking. De datum hiervan is afhankelijk van de benodigde tijd voor het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen om de werkprocessen aan te passen. Na ommekomst van de uitvoeringstoets zal hierover duidelijkheid ontstaan.

Middels een brief van 15 juni 2015 van de minister van SZW is bekend gemaakt dat de verlenging van het zwangerschapsverlof van werkneemsters die een meerling verwachten per 1 april 2016 in werking treedt.

Samenvatting van het wetsvoorstel:Uitgangspunt van het onderhavige wetsvoorstel is dat het stelsel beter tegemoet dient te komen aan de behoeften op de werkvloer. Dat kan enerzijds worden bereikt door meer mogelijkheden te creëren voor maatwerk bij de opname van verlof, anderzijds door uitbreiding van de reikwijdte van verlofregelingen. Daarbij is het van belang dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgever, werknemer en de wetgever in balans blijft en dat de opname van verlof of aanpassing van de arbeidspatronen geen onverantwoorde consequenties voor de werkgever heeft. Bij dit laatste is niet alleen een efficiënte uitvoering van bedrijfsprocessen in diverse marktsectoren aan de orde, maar ook de operationele inzetbaarheid in overheidssectoren als brandweer en krijgsmacht. Kern van dit wetsvoorstel is dan ook het schrappen van procedurele en andere bepalingen zodat mogelijkheden voor verlof en aanpassing van de arbeidsduur – in onderling overleg tussen werkgever en werknemer – flexibeler kunnen worden gebruikt. Het wetsvoorstel voorziet in het schrappen van enige procedurele beperkingen in de WAA en flexibilisering van de mogelijkheden voor opname van ouderschapsverlof, adoptie- en pleegzorgverlof en langdurend zorgverlof. Voorts wordt met het oog op de toenemende diversiteit aan samenlevingsvormen de reikwijdte van het kort- en langdurend zorgverlof uitgebreid naar werknemers die zorgen voor huisgenoten andere dan partner, ouder of kind. Tevens bevat dit wetsvoorstel een regeling voor aanvullend zwangerschapsverlof bij extreme vroeggeboorte of ziekenhuisopname van de pasgeborene. Tot slot bevat het wetsvoorstel een aanpassing in de tekst van het calamiteiten- en kort verzuimverlof. Doel van deze aanpassing is uitsluitend het verduidelijken van de werkingssfeer en het gebruiksdoel van deze verlofvorm.

Voorstel van wet van de leden Koşer Kaya en Van Hijum tot wijziging van de Ambtenarenwet en enige andere wetten in verband met het in overeenstemming brengen van de rechtspositie van ambtenaren met die van werknemers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht (Wet normalisering rechtspositie ambtenaren) (32550)

Het gewijzigde wetsvoorstel ligt nu voor in de Eerste Kamer.

In opdracht van het Ministerie van BZK is een onderzoek gedaan naar de Arbeidsvoorwaardenvergelijking in het kader van de voorgestelde wijziging die dit wetsvoorstel in zich heeft. Het rapport hiervan is gepubliceerd. Interessant is om te zien wat nu exact de verschillen zijn tussen de publieke en private sector per onderdeel van arbeidsomstandigheden, zoals loonstijging of netto arbeidsduur.

De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) heeft op 25 maart 2014 het voorlopig verslag uitgebracht en wacht op de memorie van antwoord.

De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BZK/AZ) heeft op 9 september 2014 de memorie van antwoord   van de initiatiefnemers ontvangen en wacht nog op de reactie van de regering op in het voorlopig verslag gestelde vragen.

Op dinsdag 14 oktober heeft een afvaardiging van de Samenwerkende Centrales voor Overheidspersoneel met een aantal leden van de Eerste Kamer gesproken over het initiatiefvoorstel

Page 8: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Normalisering Ambtelijke Rechtspositie. Daar is afgesproken nogmaals op papier te zetten wat de kern van hun bezwaar tegen dit voorstel is. In de brief van 29 oktober 2014 hebben zij dit kort uiteen gezet.

Hun voornaamste bezwaar is, dat het voorstel de arbeidsverhouding en rechtspositie van het overgrote deel van de Nederlandse ambtenaren raakt. Het voorstel moet volgens hen daarom eerst voor overleg en overeenstemming aangeboden worden in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Artikel 1 van de ROP-regeling1 schrijft dit voor.

Tevens zijn zij de mening toegedaan dat het voorstel zijn doel voorbij schiet.De initiatiefnemers spreken in hun MvT op het voorstel van het tot stand komen van een “principiële gelijkheid” tussen werknemer en overheidswerkgever die “meer past bij de huidige tijdgeest” en in hun MvA d.d. 9 september 2014 over “het belangrijkste doel (…) het ook voor ambtenaren realiseren van tweezijdigheid en gelijkwaardigheid in de arbeidsrelatie met hun werkgever”. De ambtenarencentrales constateren echter dat het initiatiefvoorstel maar zeer gedeeltelijk leidt tot een genormaliseerde verhouding en niet tot een grotere gelijkwaardigheid en tweezijdigheid.

Tot slot zijn zij van mening dat het voorstel niet leidt tot de door de indieners gewenste principiële gelijkheid en ook niet tot meer tweezijdigheid en gelijkwaardigheid in de arbeidsrelatie tussen ambtenaren en hun werkgever. Integendeel, het voorstel leidt volgens hen tot meer vormen van ongelijkheid.

Op 11 november 2014 is er een nader verslag gepubliceerd waarin verder wordt ingegaan op het wetsvoorstel naar aanleiding van onder meer de memorie van antwoord. Veel vragen worden er nog opgeworpen.

Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd.

Op 8 juni 2015 heeft de minister van BZK middels een brief gereageerd op het nader verslag. Het eindverslag is op 30 juni gepubliceerd en plenaire behandeling staat gepland voor 22 september 2015.

De behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft plaatsgevonden op 22 september 2015 en zal worden voortgezet op 10 november 2015.

Samenvatting van het wetsvoorstel:Het wetsvoorstel beoogt een zo groot mogelijke eenvormigheid tussen de rechtspositie van ambtenaren en werknemers tot stand te brengen. Dit proces is wel «normalisering» genoemd. Uitgangspunt daarbij is, dat de arbeidsverhoudingen bij de overheid uiteindelijk gelijk zouden moeten zijn aan de verhoudingen in het private bedrijfsleven, met uitzondering van die gevallen waarin er zwaarwegende argumenten zijn om dit niet te doen. Alleen in dat geval zouden de voor ambtenaren afwijkende bepalingen dienen te worden gehandhaafd. In dit wetsvoorstel wordt de laatste stap in het normaliseringsproces gezet. Deze houdt in hoofdzaak in, dat het publiekrechtelijke en eenzijdige karakter van de ambtelijke aanstelling en de eenzijdige vaststelling van arbeidsvoorwaarden worden vervangen door de tweezijdige arbeidsovereenkomst, waarop in de meeste gevallen een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is. Daarmee wordt ook de publiekrechtelijke rechtsbescherming tegen handelingen en besluiten ten aanzien van ambtenaren beëindigd. Rechtsbescherming zal nog slechts privaatrechtelijk van karakter zijn. Het wetsvoorstel beoogt niet een einde te maken aan het eigen karakter van het ambtenaarschap, noch de benaming «ambtenaar» in de ban te doen. Ook zal de Ambtenarenwet worden gehandhaafd. Die zal wel nog slechts die onderdelen van de ambtelijke status regelen, die nauw verbonden zijn met het bijzondere karakter van het werken bij de overheid en daarmee uitstijgen boven de zaken die tot het echte arbeidsvoorwaardenoverleg behoren. Voor het overige gaat het wetsvoorstel niet over de inhoud van de arbeidsvoorwaarden van ambtenaren. Dat is voorbehouden aan het overleg tussen werkgevers en werknemers. Het wetsvoorstel strekt zich niet tot àlle ambtenaren uit. Bepaalde groepen van overheidsdienaren worden ervan uitgesloten. De belangrijkste daarvan zijn de militaire ambtenaren en de met rechtspraak belaste rechterlijke ambtenaren, wel heeft het wetsvoorstel betrekking op de rechtspositie van ambtenaren in het openbaar onderwijs. Met dit wetsvoorstel wordt een omvangrijke operatie in gang gezet. Het wetsvoorstel strekt er niet toe deze operatie, voor zover daarbij wetgeving in het geding is, in zijn geheel te omvatten. Slechts de hoofdzaken worden erin geregeld. Na de totstandkoming ervan zal nog van regeringswege een aanpassingswet in procedure moeten worden gebracht, waarmee alle overige noodzakelijke wetswijzigingen worden gerealiseerd. Ook zullen invoeringsmaatregelen van praktische aard moeten worden getroffen, niet in de laatste plaats het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten ter vervanging van de op de Ambtenarenwet gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, ministeriële regelingen en verordeningen van decentrale overheden. Deze op de Ambtenarenwet gebaseerde lagere regelgeving vervalt van rechtswege bij de inwerkingtreding van het onderhavige voorstel van wet. In verband daarmee voorziet het wetsvoorstel in een betrekkelijk ruime termijn waarna het in werking zal treden: per 1 januari 2015.

Page 9: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Middels een brief van 5 november 2015 vragen de Tweede Kamerleden Van Weyenberg en Keijzer aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal aandacht voor de voortzetting van de behandeling van dit wetsvoorstel.

Wetsvoorstel werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (34073)

Korte inhoud: een aantal arbeidsrechtelijke belemmeringen voor doorwerken na de AOWgerechtigde leeftijd worden weggenomen.

Het wetsvoorstel is ingediend en daarmee zijn er meer stukken over gepubliceerd, zoals:- het advies van de Raad van State; - uitvoeringstoets van het UVW;- nadere uitvoeringstoets door het UWV;- CPB-memo ter zake de werkgelegenheidseffecten.

Het ingediende wetsvoorstel is hier te vinden en de memorie van toelichting hier. Op 10 december is het verslag van de Tweede Kamer inzake dit wetsvoorstel vastgesteld.

In dit dossier is er op 11 en 12 maart 2015 veel inhoudelijk gebeurd door de vele ingediende amendementen en moties. Deze zijn in te zien via deze link naar het gehele dossier. Het gaat bij deze stukken met name om de rechten van de werknemer die wenst door te werken.

Op 12 maart 2015 heeft er een plenaire behandeling plaatsgevonden van het wetsvoorstel Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd (Kamerstuk 34   073 ) (Handelingen II 2014/15, nr. 63, debat over Werken na de AOW- gerechtigde leeftijd). De Staatssecretaris heeft toen niet gereageerd op het in de tweede termijn door ingediende amendement (Kamerstuk 34   073, nr. 14 ). Voor de volledigheid heeft de Staatssecretaris middels deze brief alsnog gereageerd.

Het amendement regelt dat de loondoorbetaling bij ziekte voor AOW-gerechtigden wordt gesteld op 26 weken in plaats van op 6 weken waar het wetsvoorstel in voorziet. In reactie op dit amendement geeft de Staatssecretaris aan dat de loondoorbetaling bij ziekte een van de grootste belemmeringen voor werkgevers is om mensen na de AOW-leeftijd in dienst te houden of te nemen. De Staatssecretaris verwacht dat een termijn van 26 weken die belemmering onvoldoende wegneemt. Daarmee zou het doel van het wetsvoorstel, te weten het faciliteren van het werken na de AOW-leeftijd op basis van een arbeidsovereenkomst, niet worden behaald. De Staatssecretaris ontraadt daarom dit amendement.

Het voorlopig verslag is vastgesteld op 28 april 2015

Op 12 juni 2015 is de Memorie van antwoord gepubliceerd. Vervolgens is op 7 juli 2015 het eindverslag gepubliceerd. Op 22 september 2015 zal de plenaire behandeling plaats vinden.

De behandeling in de Eerste Kamer heeft op 22 september 2015 plaatsgevonden en vervolgens is het wetsvoorstel op 29 september 2015 na stemming in de Eerste Kamer aangenomen.

De wet is op 20 oktober 2015 gepubliceerd en zal grotendeels per 1 januari 2016 in werking treden.

Samenvatting:De regels om AOW’ers te laten werken worden versoepeld. Gepensioneerden kunnen zo makkelijker blijven werken. Voor werkgevers wordt het aantrekkelijker om AOW‘ers in dienst te nemen. Zo hoeft het loon bij ziekte maar zes weken in plaats van twee jaar doorbetaald worden en de re-integratieverplichtingen worden voor werkgevers beperkt. 

Werkgevers vinden de langdurige loondoorbetaling nu een belangrijke belemmering om gepensioneerden in dienst te houden of aan te nemen. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Het wetsvoorstel bevat nog meer maatregelen om werken na het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd te stimuleren. Zo vallen AOW’ers straks ook onder het wettelijk minimumloon. Nu heeft een 65-plusser dat recht nog niet. Verder gaat het kabinet de mogelijkheid om tijdelijke contracten aan te gaan met gepensioneerden verruimen. Nu mogen tijdelijke contracten niet vaker dan drie keer achter elkaar aangeboden worden zonder dat het daarna overgaat in een contract voor onbepaalde tijd. Voor  werkgevers wordt het zo aantrekkelijker een AOW-gerechtigde aan de slag te houden en krijgen AOW’ers zelf meer kans op werk.  

Minister Kamp regelt verder met het wetsvoorstel dat een arbeidsovereenkomst tussen werkgever en

Page 10: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

werknemer automatisch eindigt bij het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, als daarover geen andere afspraken tussen werkgever en werknemer zijn gemaakt. Hij vindt het belangrijk dat als er geen onderlinge afspraken zijn de wet helderheid biedt. Deze regel geldt alleen voor de marktsector, omdat het voor overheidspersoneel vaak al geregeld is wanneer een dienstverband automatisch eindigt. De overige maatregelen gelden zowel voor de marktsector als de publieke sector. Werkgever en werknemer kunnen onderling afspreken om de arbeidsovereenkomst voort te zetten na de AOW-leeftijd. Dat kan bijvoorbeeld in een cao zijn of in een individueel contract tussen werkgever en werknemer.

Page 11: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Wijziging van de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra onder meer in verband met aanpassing van de methode van jaarlijkse prijsbijstelling ten aanzien van de materiële voorzieningen (30246)

Dit wetsvoorstel is reeds in 2005 ingediend en de Memorie van toelichting is hier te vinden.

Dit behandeling van dit wetsvoorstel ligt al erg lang stil. De behandeling van dit wetsvoorstel is nog niet geagendeerd. Vooruitlopend op de behandeling heeft de PO-raad een brief gestuurd om hun zorgen te uiten over het invoeren van dat wetsvoorstel. Het zal namelijk zorgen voor lagere MI-vergoeding, terwijl de kosten al sneller stijgen dan de baten voor schoolbesturen.

Samenvatting van dit wetsvoorstel:In de huidige wetgeving voor het primair onderwijs is op het terrein van de materiële instandhouding een automatisme vastgelegd voor het verhogen van de bekostigingsbedragen overeenkomstig de prijsmutaties van de Macro Economische Verkenning. Voorgesteld wordt de wetgeving op dit punt aan te passen conform de bijstellingsmethodiek in de Wet op het voortgezet onderwijs (W.V.O.). Het automatisme van de aanpassing, zoals dat nu in de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet op de expertisecentra (WEC) is geregeld, wordt daarmee afgeschaft. De mogelijkheid prijsbijstelling te geven kan vervolgens tegen andere onderwijsprioriteiten worden afgewogen.

Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES, de Wet college voor toetsen en examens alsmede de Wet op de expertisecentra in verband met onder meer de invoering in het voortgezet onderwijs van een leerlingvolgsysteem, een diagnostische tussentijdse toets en verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (leerlingvolgsysteem en diagnostische tussentijdse toets voortgezet onderwijs) (33661)

Dit wetsvoorstel is op 17 juni 2013 ingediend bij de Tweede Kamer.

Op 10 september 2013 is het verslag vastgesteld.

Samenvatting:Het wetsvoorstel regelt:-het hebben en gebruiken van een leerlingvolgsysteem, waarin de leervorderingen van leerlingen in elk geval voor Nederlandse taal, Engelse taal en wiskunde/rekenen, systematisch worden gevolgd met behulp van toetsen;-een verplichte diagnostische tussentijdse toets voor Nederlandse taal, Engelse taal en wiskunde/rekenen, die is gebaseerd op centraal vastgestelde tussendoelen voor alle leerlingen in het tweede leerjaar van het vmbo en in het derde leerjaar van het havo en vwo, en voor alle leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (hierna: VSO) die diplomagericht onderwijs volgen, en-de verplichte deelname aan internationaal vergelijkend onderzoek (zoals PISA).

Initiatiefvoorstel-Voortman en Schouw Wet open overheid (Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur) (33328)

De memorie van toelichting en het wetsvoorstel aangepast naar aanleiding van het advies van de Raad van State.

Op 5 februari 2014 is het verslag vastgesteld ten aanzien van de bevindingen van de vaste Kamercommissie van Binnenlandse Zaken over dit wetsvoorstel.

Op 13 mei 2014 is de nota naar aanleiding van het verslag gepubliceerd en de nota van wijziging.

Op 3 oktober 2014 is er een Tweede nota van wijziging gepubliceerd.

Middels een brief van 10 november 2014 heeft de Rekenkamer aan de Tweede Kamer hun zorgen over de consequenties van het wetsvoorstel voor hun taakuitvoering ook onder de aandacht van de Kamer gebracht.

Page 12: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 23 juni 2015 heeft de Algemene Rekenkamer per brief aan de Tweede Kamer een reactie gestuurd op een concept nota van wijziging inzake het feit dat de onderzoekstaak van de Algemene Rekenkamer wordt uitgezonderd van de WOO.

Op 15 oktober 2015 is per brief aan de Tweede Kamer medegedeeld dat het lid Van Weyenberg de verdediging van de initiatief wetsvoorstel als tweede initiatiefnemer zal overnemen van het lid Verhoeven.

Samenvatting:GroenLinks en D66 hebben begin december 2013 een initiatiefwet gepresenteerd die de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) moet vervangen. Deze 'Wet open overheid' heeft als doel om (semi-)overheden transparanter te maken.

In het wetsvoorstel wordt meer transparantie geregeld doordat overheden bepaalde informatie uit eigen beweging openbaar moeten maken. Ook moeten overheden een register bijhouden van (een deel) van de documenten en datasets waarover zij beschikken. Het wetsvoorstel voorziet in scherpere uitzonderingsgronden om informatie niet openbaar te maken. Een zekere mate van zogenaamde 'bestuursintimiteit' blijft overeind, maar overheden moeten bij de totstandkoming van beleid wel meer informatie openbaar maken over de overwogen alternatieven en risico’s.

In het wetsvoorstel staat een algemene anti-misbruikbepaling. Bovendien is een loskoppeling van de Wet dwangsom opgenomen. De reactietermijn gaat van vier naar twee weken. Bestuursorganen moeten binnen die termijn een verzoek om informatie afhandelen, met de mogelijkheid om die termijn met twee weken te verlengen.

De reikwijdte van het wetsvoorstel is een stuk breder dan de huidige Wob. Ook de Staten-Generaal en de Raad van State gaan onder deze wet vallen, evenals koepelorganisaties als de VNG. Er komt een Informatiecommissaris die klachten behandelt, voorlichting geeft, onderzoek kan instellen en de uitvoering van de wet monitort.

Het wetsvoorstel open overheid (Woo) is aangemeld voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer. Met de invoering van de Woo zou de positie van de Algemene Rekenkamer wat betreft de openbaarheidswetgeving wezenlijk veranderen: bij het aannemen van het wetsvoorstel Woo zal zij onder de openbaarheidswetgeving gaan vallen. Dat is staatsrechtelijk opmerkelijk en heeft in de praktijk een onwenselijk effect.

Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Wet werk en zekerheid) (33818)

Op 23 april 2014 is het voorlopig verslag van de vaste commissie voor sociale zaken en werkgelegenheid bij de Eerste Kamer ingediend. Daarnaast is op 1 mei 2014 een memorie van antwoord bij de Eerste Kamer ingediend naar aanleiding van een aantal vragen die zijn gesteld door de verschillende fracties.

Op 10 juni 2014 wordt uiteindelijk positief gestemd over dit wetsvoorstel. Op 24 juni 2014 wordt de wet gepubliceerd en daarin is mede opgenomen dat de wet per 1 juli 2015 in werking zal treden. De nieuwe aanzegtermijn zal per 1 januari 2015 in werking treden.

Op 17 juli 2014 is de gedeeltelijke inwerkingtreding gepubliceerd.

Op 22 december 2014 is het Besluit gepubliceerd inhoudende het loonbegrip voor de aanzegtermijn en de transitievergoeding.

Met de Wet van 14 juni 2014 tot wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en wijziging van verschillende wetten

Page 13: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

in verband met het aanpassen van de Werkloosheidswet, het verruimen van de openstelling van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen en de beperking van de toegang tot de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet werk en zekerheid (Wwz), wordt de Werkloosheidswet (WW) op een aantal onderdelen gewijzigd. Dit brengt mee dat het huidige Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (AIB) hierop moet worden aangepast. Een voorstel hiertoe is op 6 februari 2015 gepubliceerd.

Op 16 april 2015 zijn bij de behandeling van deze wet een aantal moties ingediend. Een deel van de moties is aangenomen en een deel van de moties is verworpen.

Per 1 juli 2015 zijn de volgende besluiten in werking getreden:

a. het Besluit passende arbeid WW en ZW;b. het Besluit conversie WW;c. het Besluit van 28 januari 2015 tot wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten in verband met het introduceren van inkomensverrekening in de Werkloosheidswet met uitzondering van artikel I, onderdeel G, onder 1, en onderdeel H; en, d. het Besluit van 9 april 2015 tot wijziging van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen in verband met de wijziging van de Werkloosheidswet door de Wet werk en zekerheid met uitzondering van artikel I, onderdelen M, R en T.

Op 2 juli 2015 zijn er een aantal moties ingediend. Hierover dient nog gestemd te worden.

Samenvatting:Ontslag Er komt een nieuw soort vergoeding bij ontslag: de transitievergoeding. Alle werknemers krijgen na een arbeidsovereenkomst van ten minste twee jaar recht op deze vergoeding die gebruikt kan worden voor scholing en om over te stappen naar een andere baan of een ander beroep.Deze transitievergoeding wordt afhankelijk van de duur van een dienstverband. De regel is: ⅓ maandsalaris per dienstjaar en ½ maandsalaris per dienstjaar dat men langer dan tien jaar in dienst is geweest. De vergoeding wordt maximaal € 75.000, en maximaal een jaarsalaris voor mensen die meer dan € 75.000 per jaar verdienen.Om rechtsongelijkheid bij ontslag te bestrijden, wil de minister werkgevers niet meer zelf laten kiezen of ze werknemers via de kantonrechter of via het UWV ontslaan. Die mogelijkheid maakt het ontslagstelsel onnodig complex en leidt tot ongelijke behandeling in gelijke gevallen. Nu krijgt de ene werknemer, via de kantonrechter, een gouden handdruk, terwijl de andere werknemer, via het UWV, zonder vergoeding op straat komt te staan.Met de Wet werk en zekerheid komt er een vast voorgeschreven route: ontslag om bedrijfseconomische reden gaat via het UWV en ontslag om persoonlijke redenen wordt door de kantonrechter beoordeeld. De procedures zullen sneller verlopen. In alle gevallen krijgt de werknemer recht op een wettelijke transitievergoeding. Door deze verandering dalen de gemiddelde kosten van ontslag voor werkgevers.De wettelijke bescherming tegen willekeur bij ontslag blijft onverminderd bestaan. Minister Asscher houdt vast aan preventieve toetsing.

Flex De minister vindt dat er te grote verschillen zijn ontstaan in de behandeling van werknemers met vaste en flexibele contracten. Hij stelt maatregelen voor om werknemers met flexibele contracten meer zekerheid te bieden en eerder door te laten stromen naar een vast contract.Om te voorkomen dat werknemers te lang en tegen hun zin met opeenvolgende tijdelijke contracten voor dezelfde werkgever werken, kunnen ze straks eerder aanspraak maken op een vast contract. Niet na drie jaar, zoals nu, maar al na twee jaar.Oneigenlijk gebruik van flexibele arbeidsvormen wordt aangepakt. Zo komt er een betere ontslagbescherming voor werknemers die via payrolling werken en wordt het langdurig gebruik van 0-urencontracten aan banden gelegd en in de zorg helemaal verboden.

WW Minister Asscher kiest met de voorgestelde veranderingen van ontslagrecht en Werkloosheidswet voor een meer activerende aanpak om werkloosheid te voorkomen. Samen met sociale partners wil hij werknemers die hun baan verliezen zo snel mogelijk van werk naar werk begeleiden en zo kort mogelijk werkloos laten zijn. Van mensen die langer dan een half jaar in de WW zitten, wordt verwacht

Page 14: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

dat ze al het beschikbare werk als passende arbeid aanvaarden. Door een nieuw systeem van inkomensverrekening wordt voorkomen dat mensen daarbij minder gaan verdienen dan ze in de WW als uitkering kregen. Werkhervatting vanuit de WW wordt altijd lonend.De maximale duur van de publiek betaalde WW wordt van 1 januari 2016 tot 2019 stapje voor stapje teruggebracht van 38 naar 24 maanden. Werkgevers en werknemers kunnen in de cao afspraken maken om de WW-uitkeringen na 24 maanden – tot 38 maanden – uit eigen zak te betalen.Minister Asscher verwacht dat deze voorstellen een gunstig gevolg hebben voor het functioneren van de arbeidsmarkt.Na advies van de Raad van State heeft de minister het wetsontwerp juridisch aangepast en is het vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd voor parlementaire behandeling.In het begrotingsakkoord van oktober dit jaar heeft het kabinet afspraken gemaakt met de Tweede Kamerfracties van ChristenUnie, D66, PvdA, SGP en VVD over versnelde invoering van de voorgestelde maatregelen. Als de Tweede Kamer en Eerste Kamer akkoord gaan, kan de versterkte rechtspositie van flexwerkers vanaf 1 juli 2014 ingaan, en hervorming van het ontslagrecht en het eerdere aanvaarden van passende arbeid in de WW vanaf 1 juli 2015.Volgens het Centraal Plan Bureau zal de arbeidsmobiliteit van ouderen toenemen door de daling van de gemiddelde ontslagkosten; de vergoedingen bij ontslag worden per saldo lager. Gemiddeld blijft de ontslagbescherming volgens het CPB voor vaste contracten gelijk en neemt de bescherming voor flexibele contracten toe. Het CPB verwacht dat de maatregelen 20.000 nieuwe voltijdbanen opleveren als gevolg van een meer activerende WW.

Doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht (33862)

Dit voorstel is op 6 februari 2014 ingediend en de inhoud is te vinden en de uitgebreide memorie van toelichting is hier te vinden.

De Raad van State heeft haar advies op 6 november 2014 uitgebracht en hierop is het wetsvoorstel en de memorie van toelichting inhoudelijk gewijzigd. Tevens zullen Van Meenen (d66) en Rog (CDA) voortaan als medeondertekenaars gelden.

De Raad van State noemt het initiatief van Bisschop ‘een stap in de goede richting’, omdat er nu bij de scholen vaak onduidelijkheid is over het onderscheid tussen wettelijke deugdelijkheidseisen enerzijds en door de inspectie gehanteerde kwaliteitsaspecten anderzijds. Daardoor weten scholen soms niet waaraan zij moeten voldoen. Ook kunnen zij zich volgens de Raad van State in de huidige situatie onvoldoende verweren tegen de kwaliteitsoordelen van de inspectie.

Maar het adviesorgaan van de regering plaatst ook kanttekeningen. De raad vindt dat het wetsvoorstel niet ver genoeg gaat en dat er scherpere keuzes kunnen worden geformuleerd. Zo wordt geadviseerd om de Inspectie van het Onderwijs voortaan twee toezichtkaders te laten hanteren: één met daarin het beleid ten aanzien van de uitleg en toepassing van de wet, en een ander waarin de inspectie beschrijft over welke indicatoren zij beschikt om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren.

Het Presidium legt in een brief van 19 conform artikel 30 tweede lid van het Reglement van Orde aan de Tweede Kamer voor het voorstel van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 november 2014, om aan de Onderwijsraad advies te vragen over het voorstel van wet van de leden Bisschop, Van Meenen en Rog tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet voortgezet onderwijs BES en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met een doeltreffender regeling van het onderwijstoezicht.

Op 14 januari 2015 heeft de Onderwijsraad haar advies gepubliceerd met betrekking tot het wetsvoorstel.

Op 10 februari 2015 heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap haar advies gepubliceerd met betrekking tot het wetsvoorstel.

Op 13 april is er een nota naar aanleiding van het verslag gepubliceerd en een nota van wijziging.

Samenvatting wetsvoorstel:

Page 15: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Dit initiatiefvoorstel van het Tweede Kamerlid Bisschop (SGP) regelt een verbetering van het wettelijk kader voor het onderwijstoezicht. Verder voorziet het voorstel in een versterking van de positie van scholen en het onderwijsveld door betere informatievoorziening en rechtsbescherming. Met het oog op het creëren van een wettelijke basis voor de onderdelen zwak en zeer zwak onderwijs worden ook de sectorwetten gewijzigd. Ook versterkt dit voorstel de dialoog tussen het onderwijsveld en de inspectie over de kwaliteit van het onderwijs.

Op 23 juni 2015 is een tweede nota van wijziging gepubliceerd.

Op 29 september 2015 is het wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer, waarbij een aantal amendementen en moties zijn aangenomen.

Voorts is op 29 september 2015 ook het gewijzigd voorstel van wet gepubliceerd.

De Eerste Kamer Commissie OCW zal dit wetsvoorstel op 10 november 2015 behandelen.

Op 18 november 2015 heeft de vaste commissie voor OCW een voorlopig verslag uitgebracht waarin de commissie een aantal opmerkingen heeft gemaakt en vragen heeft gesteld naar aanleiding van het wetsvoorstel.

Invoeringswet Participatiewet (33161)

Het wetsvoorstel is op 1 februari 2012 ingediend. Tot 6 december 2013 was de citeertitel 'Invoeringswet Wet werken naar vermogen'. Vanaf de vierde nota van wijziging van 6 december 2013 is de citeertitel 'Invoeringswet Participatiewet'. De Wet werk en bijstand wordt opgenomen in de Participatiewet. Op 20 februari 2014 is het aangenomen in de Tweede Kamer en thans ligt het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.

Het voorstel werd in de Eerste Kamer gezamenlijk met het voorstel Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten (33.801) behandeld. 

Op 15 juli 2014 is de wet gepubliceerd en tevens werd gepubliceerd wanneer welke artikelen in werking zullen treden. Niet alles zal tegelijkertijd in werking treden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 7 november 2014 een brief aan de Tweede kamer gestuurd waarin hij heeft aangegeven dat het voor een succesvolle uitvoering van de Participatiewet van belang is dat partijen in de regio tijdig aan de slag gaan. De regio moet goed uitgerust zijn om mensen naar werk toe te leiden als de Participatiewet in werking treedt. Daarom is het wenselijk dat partijen vóór 1 januari samenwerkingsafspraken hebben gemaakt en een marktbewerkingsplan hebben opgesteld.

Voorts vindt hij het van belang om in de transitiefase partijen in de regio te ondersteunen. Daarom stelt hij tijdelijk middelen beschikbaar aan de 35 arbeidsmarktregio’s voor de inrichting van de regionale Werkbedrijven. Voor elk van de 35 Werkbedrijven is 1 miljoen euro gereserveerd. Het bedrag gaat via een decentralisatieuitkering van het gemeentefonds naar de centrumgemeenten. Het komt als volgt beschikbaar: € 3,5 miljoen in 2014, € 17,5 miljoen in 2015 en € 14 miljoen in 2016.

Met de middelen worden gemeenten gefaciliteerd om samen met UWV en sociale partners, en betrokkenheid van andere partijen (zoals sw-bedrijven, onderwijs en cliëntenraden), de regionale uitvoering goed in te richten. De arbeidsmarktregio’s krijgen met deze middelen een extra ondersteuning voor het opstellen van een robuust marktbewerkingsplan, de ontwikkeling van een eenduidig basispakket aan instrumenten, een goede vormgeving van de transparantie van het arbeidsaanbod en de vacatures, en de inrichting van een adequate werkgeversdienstverlening.Op 21 november en 25 november 2014 zijn er brieven vanuit de staatssecretaris SZW naar de Tweede Kamer zijn gezonden inzake de harmonisatie van de instrumenten bij toepassing van de Participatiewet en het onderzoek naar loondispensatie binnen de Participatiewet.

Op 18, 19 en 22 december 2014 zijn er verschillende besluiten gepubliceerd die samenhangen met de inwerkingtreding van de Participatiewet.

Page 16: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 24 juni 2015 is er een publicatie geweest van de inwerkingtreding van enkele artikelen per 1 juli 2015.

Samenvatting wetsvoorstel:Dit wetsvoorstel voegt de Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) samen tot één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Gemeenten gaan de wet, die onderdeel is van de grote decentralisatieoperatie die het Kabinet Rutte II heeft ingezet, uitvoeren. Het wetsvoorstel geeft vorm aan afspraken in het Regeerakkoord van PvdA en VVD, in het Sociaal Akkoord 2013 en in de Begrotingsafspraken 2014. De maatregelen zijn op 3 februari 2014 aangepast nadat daarover afspraken waren gemaakt met de fracties van D66, ChristenUnie en SGP.

De bedoeling van het voorstel is dat meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een baan vinden. Het kabinet wil daarmee onder andere de schotten tussen Wwb, Wsw en Wajong weghalen. Dat moet leiden tot minder bureaucratie en regeldruk.

Het kabinet en de sociale partners hebben in het sociaal akkoord afgesproken om extra banen te creëren voor deze groep. Om werkgevers hierbij financieel te ondersteunen, kunnen zij straks loonkostensubsidie ontvangen. De loonkostensubsidie komt in de plaats van de loondispensatie. Door loondispensatie zouden arbeidsgehandicapte werknemers eerst een aantal jaren minder dan het minimumloon verdienen. Door de loonkostensubsidie verdienen zij minstens het minimumloon, waardoor ze ook een volwaardig pensioen kunnen opbouwen.

Het voorstel voorziet in 35 regionale werkbedrijven waarin de betrokken partijen moeten samenwerken.

Middels de brief van 27 oktober 2015 heeft de staatssecretaris aangegeven dat de uitvoering van de Participatiewet en de Wet banenafspraak een continu proces is dat om voortdurende inzet vraagt van alle betrokken partijen. Hij geeft daarbij aan dat hij signalen uit de praktijk over mogelijke knelpunten zeer serieus neemt en zoekt, waar nodig, samen met alle betrokken partijen naar goede oplossingen. Daarbij hoort een zorgvuldig proces van monitoring dat periodiek plaatsvindt. In dat kader zal hij in deze maand de eerste ervaringsonderzoeken naar de uitvoering van de Participatiewet naar de Tweede Kamer sturen. Daarnaast wil hij in december met de partijen in de Werkkamer de afspraken over het werkproces beoordeling doelgroep banenafspraak evalueren aan de hand van monitorgegevens.

Middels een ander brief, ook van 27 oktober 2015, geeft de staatssecretaris aan de duurbelasting (minimale belastbaarheid) beoordeelt wordt door de UWV aan de hand van de richtlijn ’’Duurbelastbaarheid in arbeid’’. Van deze richtlijn is inmiddels een herziene versie beschikbaar. De beoordeling van het begrip arbeidsvermogen doet UWV aan de hand van vier criteria, zoals omschreven in het Schattingsbesluit. Over het criterium «basale werknemersvaardigheden» geeft de UWW aan dat dit vaardigheden zijn waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat om vaardigheden die een arbeidsorganisatie van de werknemer vraagt, los van het type arbeid en los van het type organisatie. Het gaat om vaardigheden die onmisbaar en essentieel zijn. UWV heeft de volgende vaardigheden gedefinieerd die onmisbaar en essentieel zijn voor iedere functie en binnen iedere organisatie.

1. Instructies van de werkgever begrijpen, instructies onthouden en instructies uitvoeren; 2. Afspraken met de werkgever nakomen

Op 17 november 2015 zijn er een aantal moties ingediend bij dit wetsvoorstel. Zo is er een motie ingediend waarbij de regering wordt verzocht om, bij een verschil van mening tussen een gemeente en het UWV over de vraag of iemand tot de doelgroep behoort, ervoor te zorgen dat het oordeel van de gemeente doorslaggevend is, zolang er nog geen duurzame oplossing voor het doelgroepenregister is.

Wetsvoorstel Variawet passend onderwijs en kwaliteit voorgezet speciaal onderwijs (34022)

Het wetsvoorstel is op 11 september 2014 ingediend bij de Tweede Kamer, voorzien van het voorstel van wet en de memorie van toelichting.

Page 17: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 14 oktober 2014 is het verslag vastgelegd met daarin nog vragen en opmerkingen van de verschillende partijen. Op 22 januari 2015 is een nota van wijziging bij de Tweede Kamer ingediend.

Op 12 maart 2015 is het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan in de Tweede Kamer. De Variawet zal voor behandeling naar de Eerste Kamer gaan.

Op 31 maart 2015 is het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan in de Eerste Kamer en op 23 april is de wet gepubliceerd. Bij koninklijk besluit zal aangegeven dienen te worden wanneer de wet in werking treedt.

Op 23 april 2015 is de wet gepubliceerd.

Op 9 juli 2015 is via Koninklijk besluit bekend gemaakt dat de wet in werking treedt per 1 augustus 2015 (enkele onderdelen), per 1 januari 2016 (enkele onderdelen) en per 1 augustus 2016 (enkele onderdelen).

Samenvatting:Het wetsvoorstel houdt, kort gezegd, de volgende voorgestelde wijzigingen in:

- de mogelijkheid om voor individuele leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (vso) een onderwijsprogramma vast te stellen dat afwijkt van het minimum aantal uren onderwijs;

- het creëren van de mogelijkheid in de WPO voor het tijdelijk verblijven van leerlingen in een orthopedagogisch didactisch centrum (opdc) – deze mogelijkheid is al opgenomen in de WVO – en de mogelijkheid te creëren voor een wettelijke grondslag in de WVO en WPO om bij algemene maatregel van bestuur (amvb) nadere voorschriften te kunnen vaststellen over de inrichting van een opdc;

- het in BRON registreren van de periode waarvoor een leerling uit het primair onderwijs geplaatst is op een opdc en welke opdc dat is, in aansluiting op de bovengenoemde mogelijkheid om een opdc in het primair onderwijs op te richten. Voor het voortgezet onderwijs is deze verplichting om de periode van plaatsing en het nummer van het opdc te registreren opgenomen in het voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met het registreren van leerlingen met een ontwikkelingsperspectief in het basisregister onderwijs (Kamerstukken PM);

- het verduidelijken van het bestaande artikel over leerlingenvervoer. Hierin worden lichamelijke, zintuiglijke en verstandelijke handicaps al aangeduid met de term «psychische (cluster 4) handicap», waardoor wordt verduidelijkt dat ook deze leerlingen recht hebben op door de gemeente bekostigd leerlingenvervoer;

- enkele (technische) wijzigingen die betrekking hebben op de bekostiging;- enkele (technische) aanvullingen met betrekking tot de medezeggenschap die betrekking

hebben op de faciliteitenregeling en de betrokkenheid van de ondersteuningsplanraad bij het samenwerkingsverband;

- de mogelijkheid voor ouders van leerlingen cluster 1 (onderwijs aan leerlingen met een visuele beperking) en 2 (onderwijs aan leerlingen met een auditief/communicatieve beperking) om geschillen over toelating voor te leggen aan de geschillen passend onderwijs;

- het expliciteren van de verplichting in de WPO voor speciale scholen voor basisonderwijs (sbo) om voor alle leerlingen een ontwikkelingsperspectief vast te stellen;

- nadere regels over het meetellen van de onderwijstijd in de WVO en de WPO;- voor het wijzigen van de WOT om o.a. duidelijk te regelen dat de Inspectie van het Onderwijs

toezicht houdt op de wijze waarop een samenwerkingsverband zorg draagt voor de kwaliteit van het onderwijs binnen de opdc;

- voor het voortgezet speciaal onderwijs wordt geregeld dat het vak lichamelijke oefening uitsluitend met een VO-bevoegdheid voor dit vak op grond van artikel 36, eerste lid, van de WVO, kan worden gegeven. Hiermee wordt teruggegaan naar de situatie van voor 2001.

-

Integratie lwoo en pro in passend onderwijs (33993)

Op 18 juli 2014 is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, voorzien van het voorstel van wet, de memorie van toelichting en een nader rapport.

Page 18: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 3 november 2014 heeft de Staatssecretaris gereageerd op de verschillende vragen en opmerkingen van de Kamerleden. Het verslag van die vragen is hier te vinden.

Met een aantal amendementen en moties is het wetsvoorstel enigszins gewijzigd. Het stemmingsoverzicht met de al dan niet aangenomen moties en amendementen is hier in te zien. Met de wijzigingen is het voorstel aangenomen door de Tweede Kamer. Het gewijzigde voorstel van wet zoals dat nu door de Eerste Kamer zal worden behandeld is hier in te zien.

Op 31 maart 2015 is het wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan in de Eerste Kamer en op 23 april is de wet gepubliceerd. Bij koninklijk besluit zal aangegeven dienen te worden wanneer de wet in werking treedt. De wet treedt gefaseerd in werking met ingang van 1 augustus 2015, 1 september 2015 en 1 januari 2016.

Samenvatting:Met dit wetsvoorstel wordt het leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro) ondergebracht in het stelsel van passend onderwijs.De wijzigingen in dit wetsvoorstel hebben betrekking op de wijze van het toewijzen van ondersteuning van leerlingen die in aanmerking komen voor lwoo en pro en de wijze van bekostiging. Met het onderbrengen van lwoo en pro in passend onderwijs is het stelsel van ondersteuning compleet en worden de samenwerkingsverbanden integraal verantwoordelijk voor alle onderwijsondersteuning.

Aanbieden van onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal voor het primair onderwijs (34031)

Op 16 september 2014 is dit wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer, voorzien van het voorstel van wet en de memorie van toelichting.

Op 16 oktober 2014 is verslag opgemaakt van de vragen en opmerkingen van de verschillende fracties van de Vaste Kamercommissie OCW..

Op 18 december 2014 is zowel een nota van wijziging (technische aanpassing) als een nota naar aanleiding van het verslag gepubliceerd.

Op 24 maart 2015 is er een amendement ingediend. Toelichting: De Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderwijs kennen een gelijkluidende bepaling als het gaat om afwijkingen van het Nederlands als voertaal in het onderwijs. Indiener stelt voor om in de Wet op het primair onderwijs bij deze formulering aan te sluiten. In alle onderwijswetten geldt dan het uitgangspunt dat van het Nederlands kan worden afgeweken wanneer het onderwijs met betrekking tot die andere taal betreft of indien de specifieke aard, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs dan wel de herkomst van de deelnemers daartoe noodzaakt. Vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid is verplicht dat het bevoegd gezag afwijkingen van het gebruik van het Nederlands als voertaal verantwoordt in een gedragscode. Deze gedragscode is voor het basisonderwijs momenteel enkel verplicht ten aanzien van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Indiener acht deze procedurele waarborg zeker ook voor het basisonderwijs in bredere zin van belang.

Tevens zijn er een aantal moties ingediend. Deze zijn in te zien via deze link . Deze moties zijn op 26 maart verworpen

Op 21 april 2015 is het voorlopig verslag gepubliceerd en op 24 april 2015 de memorie van antwoord. Inbreng op het verslag wordt geleverd op 19 mei 2015. Plenaire behandeling zal waarschijnlijk plaats vinden op 26 mei 2015.

Op 22 mei 2015 heeft de vaste commissie voor onderwijs, cultuur en wetenschap een verslag gepubliceerd naar aanleiding van het wetsvoorstel.

Op 3 juni 2015 is de nota naar aanleiding van het verslag gepubliceerd. De plenaire behandeling zal plaats vinden op 22 september 2015.

Page 19: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Op 22 september 2015 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel aangenomen. Tevens zijn er in die vergadering nog een tweetal moties aangenomen betreffende wettelijke kwaliteitscriteria die gesteld kunnen worden voor leraren die onderwijs geven in een vreemde taal en het voorkomen van negatieve effecten op de toegankelijkheid van het basisonderwijs als gevolg van de introductie van meertalig onderwijs in het basisonderwijs.

De wet is gepubliceerd op 15 oktober 2015. De inwerkingtreding zal op een nader te bepalen moment bekend worden gemaakt bij Koninklijk besluit.

Op 11 november 2015 is bij koninklijk besluit besloten dat de wet in werking treedt met ingang van 1 januari 2016.

Samenvatting:Dit wetsvoorstel bevat een nieuwe regeling over de voertaal in het primair onderwijs, inclusief het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs. De nieuwe regeling houdt in dat een deel van de onderwijstijd in de Engelse, Duitse of Franse taal mag worden aangeboden.Hiermee wordt ruimte geboden aan scholen die hun leerlingen al op vroege leeftijd een vreemde taal willen leren en daarbij de vreemde taal ook als voertaal willen gebruiken. Basisscholen worden op grond van dit wetsvoorstel niet verplicht om het onderwijs in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden.

Internetconsultatie wetsvoorstel SamenwerkingsschoolDe regelingen omtrent de samenwerkingsschool in de wet op het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs zullen worden gewijzigd. Inmiddels is voor internetconsultatie dit wetsvoorstel beschikbaar. Het voorstel is hier te vinden en de memorie van toelichting is hier te vinden.

Tot 15 december 2014 kan er via deze site gereageerd worden op het wetsvoorstel.

Wijziging van diverse onderwijswetten in verband met het aanbrengen van enkele inhoudelijke wijzigingen van diverse aard (34146)

De memorie van toelichting van dit wetsvoorstel met de onderbouwing van de verschillende voorgestelde wijzigingen is hier in te zien.

Op 20 maart 2015 is er een nota van wijziging van dit wetsvoorstel gepubliceerd. Voorts is er een verslag gepubliceerd waarin onder andere is opgenomen dat de leden van de PvdA-fractie met interesse kennis hebben genomen van de voorgenomen wijziging van diverse onderwijswetten. Zij merken op dat er met dit wetsvoorstel in een wettelijke grondslag wordt voorzien voor het stellen van regels door de Minister over het uitzetten van gelden, het aangaan van geldleningen en het aangaan van verbintenissen voor financiële producten. Tevens hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel waarbij een aantal inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht ten aanzien van onder meer beleggen en belenen en het uitzonderen van praktijkonderwijs van de fusietoets.

Het verslag is gepubliceerd op 26 maart 2015 en de nota naar aanleiding van het verslag op 24 april 2015.

Op 28 mei 2015 is een gewijzigd voorstel van wet gepubliceerd.

Het eindverslag is op 16 juni 2015 vastgesteld en vervolgens is het wetsvoorstel op 23 juni 2015 als hamerstuk afgedaan in de Eerste Kamer. Op 14 juli 2015 is de wet gepubliceerd. De wet is in werking getreden op 1 augustus 2015 en sommige onderdelen werken terug naar 1 augustus 2014.

Tevens heeft de minister in een brief van 9 juli 2015 aan de Tweede Kamer laten weten dat er een nieuwe regeling Beleggen en Belenen in de maak is, welke voorzien wordt om per 1 januari 2016 in werking te treden.

Samenvatting:

Page 20: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

In dit wetsvoorstel wordt een aantal wijzigingen van de Wet op het primair onderwijs (WPO), de Wet op de expertisecentra (WEC), de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO), de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB), de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) en de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) doorgevoerd. Het betreft verschillende kleine beleidsmatige en hiermee samenhangende technische wijzigingen.

Het gaat om de volgende voorgestelde wijzigingen:- het voorzien in een wettelijke grondslag voor het stellen van regels door de minister over het

uitzetten van gelden, het aangaan van geldleningen en het aangaan van verbintenissen voor financiële producten door publieke of semi-publieke instellingen op het gebied van onderwijs;

- het terugzetten van het oude artikel 30a in de WVO (dat naar aanleiding van de motie Jurgens is komen te vervallen), waarin de kortere termijnen voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift die afwijken van de artikelen 6:7 en 7:24 van de Algemene wet bestuursrecht worden geregeld;

- het vervallen van de verplichting voor atheneum leerlingen om het vak culturele kunstzinnige vorming (ckv) te volgen, indien het vak Latijnse taal en cultuur of Griekse taal en cultuur, dan wel beide, in het profiel zijn opgenomen;

- het uitzonderen van de fusietoets voor fusies waarbij praktijkonderwijs een rol speelt in de fusietoets;

- het aanpassen van de WOT aan de Wet revitalisering generiek toezicht (Stb. 2012, 233);- het redactioneel wijzigen van de term ‘controleprotocol’ in ‘accountantsprotocol’, omdat deze

nieuwe term beter aansluit bij de doelgroep waarvoor het protocol bedoeld is: de accountant.

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de brief van 9 juli 2015 over de Nieuwe regeling Beleggen en Belenen. De vragen en opmerkingen zijn op 17 september 2015 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 10   november 2015 zijn de vragen beantwoord.

De leden van de PvdA-fractie hebben gevraagd op welke wijze in de nieuwe regeling Beleggen en Belenen wordt voorkomen dat een onderwijsinstelling in financiële problemen raakt, vergelijkbaar met de situatie van ROC Leiden.

Naar aanleiding van de financiële problemen uit het verleden heeft het Ministerie van Financiën de kaders verduidelijkt waarbinnen derivaten kunnen worden aangegaan. Dit beleidskader Derivaten van het Ministerie van Financiën is nu verwerkt in de nieuwe regeling Beleggen en Belenen. Tevens is de rol van de toezichthouder in de regeling expliciet gemaakt.

Naar aanleiding van de vragen van de D66-fractie over het schatkistbankieren wordt in de brief vermeld dat er een scheiding is tussen:

• de instellingen die schatkistbankieren en • de instellingen die zich moeten houden aan de regeling Beleggen en Belenen.

Als een instelling bij de schatkist bankiert, vallen alle financiële middelen onder de (risicoarme, dan wel risicoloze) schatkist en zijn er geen regels nodig met betrekking tot het beleggen of lenen. Dit gaat immers via de schatkist.

Als een instelling niet bij de schatkist bankiert moet deze instelling zich houden aan de regeling Beleggen en Belenen om te voorkomen dat de instelling risicovolle beleggingen of leningen aan gaat.

Er zijn momenteel ongeveer 90 instellingen die bij de schatkist lenen. Daarnaast is er ook een beperkt aantal instellingen die niet bij de schatkist lenen en alleen hun positieve saldo bij de schatkist hebben ondergebracht.

• Het Ministerie van OCW staat garant voor bijna € 1,6 mld. aan leningen, waarop sinds 2005 bijna € 400 mln. is afgelost.

o ○ Op het totaal van deze leningen zit voor ongeveer € 120 mln. een gemeentegarantie. Dit betreft leningen in het primair en voortgezet onderwijs, omdat in deze sectoren de gemeente verantwoordelijk is voor de onderwijshuisvesting.

Page 21: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

o ○ Daarnaast zijn er voor een bedrag van ongeveer € 1,45 mld. aan hypothecaire leningen door onderwijsinstellingen aangegaan.

Daarnaast staat OCW garant voor ruim € 0,5 mld. aan rekening courantkrediet bij onderwijsinstellingen.

Door de gemeentegarantie voor het primair en voortgezet onderwijs en het hypothecaire onderpand voor het mbo, hbo en de universiteiten, hebben instellingen de mogelijkheid om bij de schatkist te lenen, onder gelijktijdige beperking van de risico’s voor OCW.

Wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd in verband met de versnelling van de stapsgewijze verhoging van de AOW-leeftijd (34083)

Op 14 november 2014 is dit wetsvoorstel met de memorie van toelichting bij de Tweede Kamer ingediend.

Dit wetsvoorstel is op 2 juni 2015 door de Eerste Kamer aangenomen.

De wet is op 18 juni 2015 gepubliceerd. De inwerkingtreding zal op een nader te bepalen moment bekend worden gemaakt bij Koninklijk besluit.

Op 13 oktober 2015 heeft de staatssecretaris een brief toegestuurd aan de Tweede Kamer inzake de uitvoering van enkele moties die zien op de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR).

Samenvatting:Dit voorstel wijzigt de Algemene Ouderdomswet, de Wet op de loonbelasting 1964 en de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) en geeft uitvoering aan het regeerakkoord van het Kabinet Rutte II waarin is opgenomen dat de AOW-leeftijd vanaf 2016 geleidelijk wordt verhoogd naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de stijging van de levensverwachting.

Na 2015 wordt een versnelling aangebracht in het tempo waarmee de AOW-leeftijd wordt verhoogd als gevolg van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP). De AOW-leeftijd wordt vanaf 2022 op gezette tijden aangepast aan de stijging van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd in stappen van drie maanden per jaar. Er komt een overbruggingsuitkering voor mensen die per 1 januari 2013 al deelnemen aan een vut- of prepensioenregeling, en zich niet hebben kunnen voorbereiden op de versnelde AOW-leeftijdsverhoging.

Wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met versterking van de bestuurskracht van onderwijsinstellingen (34251)

Het wetsvoorstel is op 13 juli 2015 ingediend bij de Tweede Kamer voorzien van de Memorie van toelichting en het Voorstel van wet.

Op 7 oktober 2015 is het nader verslag gepubliceerd waarin de Tweede Kamer reageert op het ingediende wetsvoorstel.

Samenvatting:Het wetsvoorstel introduceert allereerst enkele voorschriften die de positie van bestuurders van onderwijsinstellingen raken: de benoeming van bestuurders zal, net zoals al geldt voor benoemingen van leden van de raden van toezicht, gebeuren op basis van vooraf openbaar gemaakte benoemingsprofielen, en het betrokken medezeggenschapsorgaan krijgt een adviserende stem bij de vaststelling van die profielen alsmede bij benoeming en ontslag van bestuurders.

Uitbreiding toezichtstaakEr ontstaat een regeling voor een verplicht terugkerend overleg van de raad van toezicht met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. De minister is van mening dat op deze manier de interne toezichthouder goed wordt geïnformeerd over de gang van zaken binnen de onderwijsinstelling.

Page 22: Stand van de wetsvoorstellen tot en met 1 augustus 2012 · Web view2015/12/11  · Op 22 mei 2015 is een nadere memorie van antwoord gepubliceerd. Op 8 juni 2015 heeft de minister

Ook wordt in het wetsvoorstel geregeld dat de interne toezichthouder er voortaan toe verplicht is, de Inspectie van het Onderwijs tijdig te informeren over (mogelijke) risicovolle ontwikkelingen bij de instelling (meldingsplicht).

Uitbreiding medezeggenschapsbevoegdhedenHet wetsvoorstel versterkt op een aantal punten de positie van de medezeggenschapsraad van de scholen die vallen onder de Wet medezeggenschap op scholen. De medezeggenschapsraad krijgt ingevolge het wetsvoorstel voortaan rechtstreeks alle redelijkerwijs noodzakelijke kosten voor zijn taken vergoed. De medezeggenschapsraad is daarvoor niet langer afhankelijk van een regeling die het bevoegd gezag van de school hiervoor op dit moment nog moet treffen (de zogenaamde faciliteitenregeling).Ook regelt het wetsvoorstel dat de geschilbeslechting onder de WMS voortaan als geheel in eerste aanleg wordt beslecht door de LCG WMS (landelijke commissie voor geschillen). De medezeggenschapsraad krijgt de mogelijkheid om de nietigheid van onterecht genomen bestuursbesluiten in te roepen. Eveneens wordt voorzien in een executoriale titel voor de uitvoering van besluiten van de LCG WMS. De wijzigingen van de WMS hebben gevolgen voor de medezeggenschapsorganen en ook voor de bestuurders en toezichthouders van scholen.