Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

12
Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede Voor contact of vragen: [email protected] ACHTERGROND: De coach van Eurosped TVT heeft geconstateerd dat zijn speelsters de laatste periode niet meer beter presteren tijdens de metingen op spronghoogte. Hij geeft aan dat hij denkt dat de speelsters op een plateau zitten. Na analyse van de huidige training en literatuurstudie is besloten voor 6 weken een nieuw krachttrainingsschema te integreren. DOEL: Onderzoeken of er na 6 weken trainen met dit schema verandering is opgetreden in de prestaties van de speelsters, betreffende de spronghoogte en het sprongvermogen. METHODE: De onderzoekspopulatie bestond uit 11 volleybalspeelsters die deelnemen aan het hoogste niveau volleybal in Nederland, de Dela Eredivisie. Een week voor de training heeft er een nulmeting plaatsgevonden. Hierbij is het sprongvermogen bepaald met behulp van de MR. Cube & is de hoogte van zowel de aanvalssprong als de bloksprong bepaald met de Vertec Jump. Na 6 weken trainen heeft er een eindmeting plaatsgevonden, waarna de meetgegevens met elkaar vergeleken zijn. RESULTATEN: Van de 11 speelsters zijn er uiteindelijk 6 vergeleken voor het bepalen van de resultaten. Voor alle drie variabelen heeft er een positieve verandering plaatsgevonden. Het vermogen (P) per kilogram is gemiddeld toegenomen met 0.8844 watt (p=0.249). Bij de bloksprong is men gemiddeld 1 cm hoger gaan springen (p=0.083) en bij de aanvalssprong is dit gemiddelde 1.33 cm(p=0.157). CONCLUSIE: Dit onderzoek kan niet aantonen dat de training op zichzelf het verschil heeft gemaakt. Echter is er een aantoonbare positieve verandering in de meetresultaten na de trainingsinterventie van 6 weken. Het is dan ook aan te raden in de toekomst het onderzoek op grotere schaal te herhalen. SPRONGPRESTATIE VERBETEREN Improving Jump Performance in Volleybal Hijink G., Plomp S., Lanfer R. and Hueting T. Studenten Fysiotherapie Hogeschool Saxion, Enschede, Nederland Samenvatting

Transcript of Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Page 1: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

Voor contact of vragen: [email protected]

ACHTERGROND: De coach van

Eurosped TVT heeft geconstateerd dat zijn

speelsters de laatste periode niet meer beter

presteren tijdens de metingen op

spronghoogte. Hij geeft aan dat hij denkt

dat de speelsters op een plateau zitten. Na

analyse van de huidige training en

literatuurstudie is besloten voor 6 weken

een nieuw krachttrainingsschema te

integreren.

DOEL: Onderzoeken of er na 6 weken

trainen met dit schema verandering is

opgetreden in de prestaties van de

speelsters, betreffende de spronghoogte en

het sprongvermogen.

METHODE: De onderzoekspopulatie

bestond uit 11 volleybalspeelsters die

deelnemen aan het hoogste niveau volleybal

in Nederland, de Dela Eredivisie. Een week

voor de training heeft er een nulmeting

plaatsgevonden. Hierbij is het

sprongvermogen bepaald met behulp van de

MR. Cube & is de hoogte van zowel

de aanvalssprong als de bloksprong bepaald

met de Vertec Jump. Na 6 weken trainen heeft

er een eindmeting plaatsgevonden, waarna de

meetgegevens met elkaar vergeleken zijn.

RESULTATEN: Van de 11 speelsters zijn er

uiteindelijk 6 vergeleken voor het bepalen van

de resultaten. Voor alle drie variabelen heeft er

een positieve verandering plaatsgevonden. Het

vermogen (P) per kilogram is gemiddeld

toegenomen met 0.8844 watt (p=0.249). Bij de

bloksprong is men gemiddeld 1 cm hoger gaan

springen (p=0.083) en bij de aanvalssprong is

dit gemiddelde 1.33 cm(p=0.157).

CONCLUSIE: Dit onderzoek kan niet

aantonen dat de training op zichzelf het

verschil heeft gemaakt. Echter is er een

aantoonbare positieve verandering in de

meetresultaten na de trainingsinterventie van 6

weken. Het is dan ook aan te raden in de

toekomst het onderzoek op grotere schaal te

herhalen.

SPRONGPRESTATIE VERBETEREN

Improving Jump Performance in Volleybal

Hijink G., Plomp S., Lanfer R. and Hueting T.

Studenten Fysiotherapie

Hogeschool Saxion, Enschede, Nederland

Samenvatting

Page 2: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

1

De coach van Eurosped TVT heeft

geconstateerd dat zijn speelsters de laatste

periode niet meer in spronghoogte vooruit lijken

te gaan. Hij geeft aan dat de speelsters op een

plateau lijken te zitten. Gevraagd is of er een

manier is om dit plateau te doorbreken.

Binnen het volleybal bestaat maar liefst 50%

van de explosieve activiteiten uit sprongen1,

gemiddeld komt dit voor een speelster neer op

22 sprongen per set met een maximum van 36

sprongen2. Sprongen hebben als doel aan te

vallen of te verdedigen. De zoektocht naar een

methode om het sprongvermogen bij speelsters

te verbeteren is daarom niet vreemd.

Zodra een speelster de intentie heeft een sprong

te maken, wordt dit vanuit de primaire

motorische cortex aangestuurd. Via

zenuwbanen bereiken signalen de

motorneuronen die hierna de spiervezels

activeren, wat leidt tot beweging3,4

. Als men

zich puur en alleen richt op het springen, blijkt

dat atleten met een hoog percentage Fast Twitch

(FT) vezels meer explosieve kracht genereren,

oftewel meer vermogen. Dit vermogen is

belangrijk voor de prestaties bij de Vertical

Jump5. Vermogen wordt bepaald door de

formule: Vermogen (P) = Kracht in Newton(F)

* Snelheid in meter per seconde (V)4.6

.

Omdat de snelheid waarmee een speelster

gewicht kan verplaatsen genetisch lijkt bepaald,

is kracht een belangrijke factor om het

vermogen te doen laten toenemen4.

Tevens speelt de Short Stretching Cycle

(SSC) een belangrijke rol. De SSC is een

actieve excentrische beweging gevolgd door

een onmiddellijke contractie van dezelfde

spier5. Tijdens deze contractie worden

meerdere motorunits gerekruteerd7. Hierbij

komt de bij de excentrische beweging

opgeslagen energie vrij tijdens de contractie8.

Vrouwen gebruiken 90% van deze energie,

terwijl mannen slecht 50% van deze energie

gebruiken9.

Plyometrische oefeningen worden

gedefinieerd als excentrische belasting direct

gevolgd door een concentrische contractie,

met als doel neuromusculaire adaptatie van de

stretch reflex (SSC), elasticiteit van de spieren

en Golgi peessensoren7.

Om het sprongvermogen bij de speelsters van

Eurosped TVT te trainen is daarom gekozen

voor de combinatie van krachttraining met

plyometrisch trainen. Uit literatuurstudie is

gebleken dat beide trainingsvormen een

positief effect hebben op het

sprongvermogen10,11,12,13,14

. In dit onderzoek

is gekeken of het bij Eurosped TVT nieuw

geïntegreerde krachttrainingsschema, waarin

kracht en plyometrische oefeningen zijn

gecombineerd, kon bijdragen aan een

positieve verandering van de spronghoogte en

het sprongvermogen bij de speelsters.

Inleiding

Page 3: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

2

Het gekozen trainingsprogramma is tot stand

gekomen na analyse van de huidige training en

een combinatie tussen de literatuurstudie en de

omgang met financiële en praktische

beperkingen.

Onderzoeksvraag

De hoofdvraagstelling voor het onderzoek:

Is er na het 6-weekse krachttrainingsprogramma

verandering opgetreden bij het sprongvermogen

en de spronghoogte bij de A-selectie

volleybalsters van Eurosped TVT?

Methode Onderzoekspopulatie

Alle proefpersonen die voor het onderzoek

werden geïncludeerd, volleyballen op het

hoogste niveau bij Stichting Topvolleybal

Twente Eurosped. De vrouwelijke

proefpersonen waren tijdens het onderzoek

tussen de 18 en 26 jaar en trainden gemiddeld 5

keer per week.

Proefpersonen met klachten aan het

bewegingsapparaat werden uitgesloten van het

onderzoek maar hebben wel deelgenomen aan

de training. Alle proefpersonen werden

mondeling en schriftelijk geïnformeerd over het

onderzoek en tekenden een informed consent.

Onderzoeksmethode

Er is gekozen voor de Counter Movement Jump

(CMJ), omdat dit één van de meest gebruikte

testvormen is. De CMJ is vergelijkbaar met de

sprong bij volleybal en geeft betrouwbare en

reproduceerbare waarden15

.

Bij de CMJ werd de sprong voorafgegaan

door een inveerbeweging (excentrisch-

concentrisch) en werd uitgevoerd zonder

arminzet, de handen werden in de zij

geplaatst.

Voor een gestandaardiseerde uitvoering is

gebruik gemaakt van een vooraf opgesteld

protocol, waarbij 3 stations beschreven

werden. Station 1 bestond uit het invullen

van een informed consent, het noteren van

leeftijd, het meten van gewicht, meten van

het vetpercentage18

en het meten van de

reikhoogte van twee armen in stand. Station

2 bestond uit het uitvoeren van één CMJ

testsprong en één serie van vijf CMJ’s. Met

behulp van de MR Cube16,17

werden de

prestaties van deze 5 sprongen gemeten en is

uiteindelijk het vermogen (P) per kilogram

bepaald.

Bij de uitvoering werd gebruik gemaakt van

een band om het bekken waar het koord van

de MR Cube aan bevestigd zat. De

proefpersonen plaatsten de voeten tijdens de

CMJ binnen een afbakening op de grond van

42 cm x 57 cm, zodat grote verplaatsing niet

mogelijk was. Tussen de sprongen zat een

rusttijd van 5 seconden.17

Bij Station 3 is er de gestandaardiseerde blok

en aanvalssprong test van Eurosped TVT

gebruikt om de spronghoogtes van de

proefpersonen te meten. Om deze hoogtes te

meten is er gebruik gemaakt van de Vertec

Jump19

. Deze is in eigen beheer van Eurosped

TVT.

Page 4: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

3

Het onderzoek werd uitgevoerd door vier

onderzoekers, die steeds bij hetzelfde station

gegevens noteerden.

Trainingsmethode

Het trainingsprogramma is opgesteld voor

een periode van 6 weken, waarin op de

maandag en donderdag een uur en een

kwartier getraind werd. De periode startte aan

het begin van het seizoen en eindigde

halverwege het seizoen. Elke training begon

met een niet gestandaardiseerde, uitgebreide

dynamische warming-up van 10 minuten,

onder leiding van continu dezelfde

onderzoeker. Vervolgens volgde een

krachtcircuit die driemaal werd herhaald met

aansluitend een gezamenlijke plyometrische

training.

Krachtcircuits

De krachtoefeningen werden verwerkt in

twee circuits20

(Figuur 1). De speelsters

werden in twee groepen verdeeld, zodat alle

speelsters per week elk circuit eenmaal

konden afwerken (Figuur 2).

Plyometrie

De plyometrische trainingen waren voor

beide groepen hetzelfde. Tijdtechnisch en op

basis van literatuur is gekozen voor een

viertal oefeningen8,11

. In week 1 tot en met 4

werden op maandag de cone hops uitgevoerd

en op de donderdag de split jumps.

Dit betekende dat de speelsters elke training 3

plyometrische oefeningen uitvoerden. Vanaf

week 5 werden elke training alle 4

plyometrische oefeningen uitgevoerd (Figuur

3).

Intensiteit en opbouw

Om te zorgen dat er geen gewenning kon

ontstaan, werd elke 2 weken de intensiteit van

de circuits verhoogd. Dit gebeurde door de

arbeidsrustverhouding te veranderen (Figuur

4), maar ook door het toevoegen van gewicht

bij een aantal oefeningen. Het toevoegen van

gewicht gebeurde na inzicht van de

onderzoekers. Technische uitvoering en

feedback van speelsters werden nauwlettend

in de gaten gehouden om het risico op

blessures te minimaliseren. Om het juiste

trainingsgewicht voor de Barbell back squat

te bepalen is in week 0 een 1RM-Meting21

uitgevoerd.

De plyometrische training werd verzwaard

door het toevoegen van sets (Figuur 3) en

ook werd de hoogte bij de Box jumps

aangepast. De hoogte werd per speelster met

een turnmat van 6 cm aangepast wanneer

deze 8 foutloze sprongen kon maken op de

huidige hoogte. Elke speelster begon op een

hoogte van 60 cm. Sommige speelsters

wisten uiteindelijk een hoogte te halen van

102 cm. De rust tussen de sets was 1 minuut

en 2 minuten tussen de oefeningen.

Page 5: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

4

Circuit A Gewicht.

Barbell back squat. 60-80% van 1RM.

Burpee. Lichaamsgewicht.

TRX row. Lichaamsgewicht.

Walking lunges (Medicine Ball).

Lichaamsgewicht & Medicine Ball 4kg.

Jumping jacks. Lichaamsgewicht

Tempo rope skips Lichaamsgewicht

Bent over barbell row. 10 kg.

Shoulder press. 10 kg.

Circuit B Gewicht.

Dumbell thrusters. 5-7kg.

Push ups. Lichaamsgewicht.

Bulgarian split Squats. (L+R)

Lichaamsgewicht – 15kg.

Lateral raises. 3-5kg.

Kettlebell swings. 12.5kg.

Step-ups. (L+R) Gewichtsvest (10 kg).

Figuur 1. Verdeling oefeningen over de circuits.

Groep 1 Groep 2

Maandag Circuit A Circuit B

Donderdag Circuit B Circuit A

Figuur 2. Verdeling groepen over de circuits.

Plyometrie. Week 1. Week 2. Week 3. Week 4. Week 5. Week 6.

Depth jumps. 2 x 8 2 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8

Box jumps. 2 x 8 2 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8 3 x 8

Cone hops. (Ma) 3 x 8 (Ma) 3 x 8 (Ma) 4 x 8 (Ma) 4 x 8 5 x 8 5 x 8

Split jumps. (Do) 2 x 12 (Do) 2 x 12 (Do) 3 x 12 (Do) 3 x 12 3 x 12 3 x 12

Figuur 3. Plyometrische oefeningen en sets.

Week. Arbeidsrustverhouding.

1 30’ arbeid – 30’ rust.

2 30’ arbeid – 30’ rust.

3 35’ arbeid – 25’ rust.

4 35’ arbeid – 25’ rust.

5 40’ arbeid – 25’ rust.

6 40’ arbeid – 25’ rust.

Figuur 4. Arbeidsrustverhouding per week geldend voor het krachtcircuit.

Page 6: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

5

Data-verwerking

Tijdens het onderzoek werden de gegevens

genoteerd in daarvoor gemaakte tabellen.

Deze gegevens werden later digitaal

opgeslagen. De gegevens voor de CMJ

werden automatisch door de software van de

MR. Cube opgeslagen. Uit de gegevens van

de MR. Cube zijn de concentrische waarden

overgetypt zodat de waardes van de

nulmeting makkelijker kon worden

vergeleken met de waardes van de

eindmeting. Om de waardes van de MR.

Cube te vergelijken hebben we Work

omgerekend naar Vermogen per kilogram.

Hiervoor hebben we de volgende formules

gebruikt:

W = 0,5m*v2

T=S/V

P=W/T

Pper kg= P/M

Hierin is:

W: Work in Joule (Bepaald door de MR.

Cube)

M: Massa in kilogram

V: Snelheid in meter per seconden

S: Afstand in meters (Gemeten door MR.

Cube)

T: Tijd in seconden

P: Vermogen in Wattage

Pper kg: Vermogen per kilogram

De gegevens van de Vertec Jump werden ook

vergeleken. Om deze te vergelijken is

gekeken naar het verschil in het aantal

behaalde centimeters bij de nulmeting en

eindmeting voor zowel de bloksprong als de

aanvalssprong. Hierbij zijn de behaalde

resultaten verminderd met de reikhoogte,

zodat alleen de gesprongen afstand vergeleken

werd.

Data-analyse

De statistische analyse werd uitgevoerd met

SPSS 20.022

. Via “ Analyze Descriptive

statistics Explore”. Gemiddelde en

Standaard Deviatie zijn berekend voor alle

metingen en opgenomen in Tabel 2 & 3. Met

behulp van de Wilcoxon Signed Rank Test23

is er gekeken naar de statistische significantie

van alle drie de variabelen (Tabel 1). Een p-

waarde van ≤0.05 werd beoordeeld als

statistisch significant in alle vergelijkingen.

Page 7: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

6

Resultaten Van de 11 speelsters die deelnamen konden

er 6 worden meegenomen in het onderzoek.

Redenen dat overige speelsters niet in het

onderzoek konden worden meegenomen

waren: 2 speelsters waren tijdens de

eindmeting afwezig, 1 speelster was afwezig

bij de nulmeting, 1 speelster had de gehele

periode last van een blessure en 1 speelster

heeft het team verlaten.

Bij het sprongvermogen (P) blijkt dat er

sprake is van een gemiddelde toename van

0.8844 Watt per kilogram (+2.83%), p =

0.249. Bij de bloksprong is er sprake van een

gemiddelde toename van 1cm (+2.07%), p =

0.083 en bij de aanvalssprong een

gemiddelde toename van 1.33 cm (+2.14%),

p = 0.157 (Tabel 1,2 & 3)

Discussie De gemiddelde toename is niet statistisch

significant. Het ontbreken van de statistische

significantie is te verklaren doordat de

interventiegroep slechts bestaat uit 6

speelsters. Het trainingsprogramma is gestart

met 11 speelsters, maar door blessures en

afwezigheid van speelsters gedurende het

trainingsprogramma, hebben niet alle 11

speelster deel kunnen nemen aan de

eindmeting.

In een recent onderzoek van González-Rave

et al.24

dat plaatsvond bij een vrouwelijk

volleybalteam spelend in de hoogste Spaanse

divisie, werden gedurende 24 weken (voor en

tijdens het speelseizoen) 10 speelsters 4 maal

onderworpen aan verschillende

trainingsschema’s. Week 9 tot en met 16

waren gericht op maximale kracht en power

ontwikkeling, week 17 tot en met 24 waren

gericht op specifieke krachttraining inclusief

plyometrische oefeningen. Beide trainingen

werden tijdens het speelseizoen uitgevoerd.

De prestaties bij de CMJ nam van week 9 tot

week 24 toe met 4.62%. Een ander onderzoek

bij 10 speelsters spelend in de hoogste divisie

van Portugal, toont na 12 weken trainen

tijdens het speelseizoen een vooruitgang van

3.8% in spronghoogte (cm) bij de CMJ25

.

Robert U. Newton et al.26

onderzocht tijdens

het speelseizoen gedurende 11 weken of een

wijziging van de laatste 4 weken in de

trainingsmethode, afname van

sprongprestaties bij volleybalsters kon

voorkomen of minimaliseren. De eerste 7

weken werd er alleen op maximaal kracht

getraind, vanaf week 8 werden

weerstandsoefeningen vervangen door

plyometrische oefeningen. De prestaties van

de CMJ over de gehele 11 weken stegen,

echter vonden de grootste veranderingen

plaatst in week 8 tot en met 11.

Page 8: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

7

de vooruitgang volledig is bewerkstelligd door

de trainingsinterventie.

Het is gebleken dat zware krachttraining

(squaten e.d.) in combinatie met

plyometrische oefeningen, effectief is voor de

toename van vermogen11

. Daarnaast is er een

verband aangetoond tussen de Squat en het

sprongvermogen: Hoe hoger de 1 RM bij de

Squat, des te hoger de sprong27

. In ons

onderzoek valt op dat de speelster die de

hoogste score behaalde bij de aanvalsspong en

bij het vermogen per kilogram bij het

uitvoeren van de CMJ (Eindmeting: 69cm /

33,58 Watt), ook de hoogste 1 RM had

(135kg) en de speelster met de laagste score

(Eind:53cm / 29,82 Watt) de laagste 1 RM

(65kg). Bij de bloksprong is een dergelijk

verband niet gevonden.

Door gebrek aan materiaal was het voor ons

onmogelijk om het hele team 2 keer in de

week te onderwerpen aan zware

weerstandtraining. Hierdoor waren we

genoodzaakt om te improviseren en te werken

met de voorhanden zijnde materialen. Op

basis van literatuur denken we dan ook dat er

meer uit de training te halen valt wanneer

speelsters wel 2 keer in de week aan zware

krachttraining kunnen worden onderworpen.

Tot slot, kunnen mentale factoren een rol

hebben gespeeld bij het behalen van de

resultaten. Speelsters hebben aangegeven dat

ze het gevoel hadden dat de training zinvol

was. Dit kan leiden tot extra motivatie om

tijdens de eindmeting beter te presteren.

Voor de aanvalssprong namen in de eerste 7

weken de prestaties af met 5.4%. In week 8-

11 namen de prestaties bij de aanvalssprong

toe met 5.3%. Dit betekent een daling in de

prestaties van 0.32% over een periode van 11

weken. In ons onderzoek namen de prestaties

bij de aanvalssprong toe met 2.14% over een

periode van 6 weken.

Tevens nam in ons onderzoek de hoogte in

cm van de CMJ toe met 5.24%. De

waargenomen hogere percentuele toename in

een kortere periode in vergelijking met de

bevindingen van González-Rave et al.24

&

Mario C. Marques et al.25

kan worden

verklaard door het feit dat er voor de

trainingsinterventie geen sprake was van de

combinatie weerstandstraining met

plyometrische oefenvormen. In het onderzoek

van González-Rave et al.24

neemt de prestatie

van de CMJ na de eerste 4 weken met 7.5%

toe terwijl de training ‘slechts’ gericht was op

het verbeteren van de algehele kracht en

conditie. Het gemiddelde vermogen geleverd

bij de CMJ steeg in ons onderzoek met

2.67%. Dit steeg in het onderzoek van Robert

U. Newton et al.26

met 5,5% over een periode

van 11 weken.

De gemeten vooruitgang in de prestaties

tijdens deze trainingsinterventie komen

overeen met resultaten in andere

vergelijkbare onderzoeken24,25,26

. Echter

kunnen we door afwezigheid van een

controlegroep en het ontbreken van

statistische significantie niet concluderen dat

Page 9: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

8

Conclusie Uit de resultaten is gebleken dat er sprake is

van een gemiddelde toename die

vergelijkbaar is met resultaten uit

vergelijkbare onderzoeken. De gemeten

gemiddelde vooruitgang in sprongvermogen

en spronghoogte is echter niet statistische

significant.

Het is aan te raden het onderzoek in de

toekomst te vervolgen om te kunnen

bevestigen dat de training het verschil maakt.

Hierbij zal de onderzochte populatie groter

moeten zijn, er moet gewerkt worden met een

controlegroep en tevens een langere

trainingsperiode die wordt voorafgegaan door

minimaal 2 weken aanleren van de juiste

techniek. Mocht hieruit blijken dat de training

zinvol is, zou men op redelijk goedkope wijze

de sprongprestaties van speelsters binnen een

team kunnen verbeteren.

Praktische Toepassing Ondanks de financiële en praktische

beperkingen waarmee rekening gehouden

moest worden, heeft deze trainingsinterventie

kunnen leiden tot een gemiddelde toename

van de prestaties. Voor trainers en coaches

betekent dit dat het op redelijk goedkope

wijze mogelijk is de prestaties van speelsters

tijdens het speelseizoen te onderhouden dan

wel te verbeteren. Daarnaast toont dit

onderzoek het belang van de combinatie

weerstandstraining met plyometrisch trainen

tijdens het speelseizoen aan.

Het is voor trainers en coaches dan ook aan te

raden dit een belangrijk onderdeel van de

training te laten zijn.

Dankwoord We willen Safe Fitness Almelo

bedanken

voor het kosteloos beschikbaar stellen van

trainingsmateriaal. Door deze steun was het

mogelijk twee trainingscircuits op te stellen

waarin het mogelijk was om oefeningen te

verzwaren. Tevens willen we ook Jim Easton

(Monitored Rehab Systems) bedanken voor

het kosteloos beschikbaar stellen van de MR.

Cube.

Dit artikel is ter controle aangeboden bij Dr.

F.G.J. Oosterveld, Lector gezondheid en

bewegen.

Page 10: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

9

Tabellen Tabel 1. p-waarde meetgegevens voorde CMJ, de bloksprong en de aanvalssprong.

Statistische Significantie p-waarde

Mean Watt per Kilogram Nulmeting CMJ - Mean Watt per Kilogram Eindmeting CMJ 0.249 Mean Centimeters CMJ - Mean Centimeters CMJ 0.249 Mean Centimeters Bloksprong Nulmeting - Mean Cetimeters Bloksprong Eindmeting 0.083 Mean Centimeters Aanvalssprong Nulmeting - Mean Cetimeters Aanvalssprong Eindmeting 0.157

Tabel 2. Gemiddelde en Standaard Deviatie (SD) van de prestaties bij de CMJ.

Gegevens CMJ Nulmeting Eindmeting

Mean

SD

Mean

SD

Arbeid (W) in Joule 319.19

77.66

346.92

65.52

Vermogen (P) in Watt 2074.31

310.63

2131.35

295.47

Vermogen (P) in Watt per Kilogram 30.21

2.63

31.09

1.70

Spronghoogte (CM) 48.78 8.65 51.48 5.71

Tabel 3. Gemiddelde en Standaard Deviatie van de prestaties bij de bloksprong en aanvalssprong. Spronghoogte is bepaald door de absolute hoogte te

verminderen met de reikhoogte in stand.

Bloksprong Nulmeting Eindmeting

Mean

SD

Mean

SD

Spronghoogte (CM) 47.33

3.44

48.33

3.93

Absolute hoogte (CM) 272.00 4.93 273.00 5.18

Aanvalssprong Nulmeting Eindmeting

Mean

SD

Mean

SD

Spronghoogte (CM) 61.33

3.88

62.67

5.57

Absolute hoogte (CM) 286.00 11.79 287.33 13.49

Page 11: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

10

Referenties

1. Kraemer William J. & Häkkinen Keijo.

Strength Training for sport. Oxford:

Blackwell Science Ltd; 2002

2. Mark D. Tillman, Chris J. Hass, Denis Brunt,

Gregg R. Bennett. Jumping and landing

techniques in elite women’s volleyball.

Journal of Applied Sport Science and

Medicine. 2004; 3: 30-36.

3. Burgerhout W.G., Mook G.A., de Morree J.J.

& Zijlstra W.G. Fysiologie leerboek voor

paramedische opleidingen. (4e druk)

Maarssen: Elsevier Gezondheidszorg; 2006.

4. Wilmore Jack H. & Costill David L.

Psysiology of Sport and Excercise. Human

Kinetics; 2004. Via de vertaling door van der

Poel Gerard M. Inspannings- en

sportfysiologie. Maarssen: Elsevier

Gezondheidszorg; 2006.

5. Kroon S. Vertical jump ability of elite

volleybal players compared to elite athletes in

other team sports.

www.aipass.it/upload/VJperformance.pdf.

2000. Accessed September 16 2012.

6. G. Verkerk, J.B. Broens, P.A.M. de Groot,

W. Kranendonk, J.L. Sikkema, J.J. Westra &

I.M. Wevers-Prijs. Binas, Informatieboek

Havo-VWO voor het onderwijs in de

natuurwetenschappen. Groningen: Wolters-

Noordhoff; 1998.

7. Nicole J. Chimera, Kathleen A Swanik, C.

Buz Swanink & Stephen J. Straub . Effects of

Plyometrisc Training on Muscle-Activation

in Female Athletes. Journal of Athletic

Training. 2004; 39: 24-31.

8. Lehnert Michael, Lamrová Ivona & Elfmark

Milan (2009). Changes in speed and

strength in female volleyball players during

and after a plyometric training program.Acta

Univ. Palacki Olomuc, Gymn. 2009; 39(1):

59-66.

9. Paavo V. Komi & Carmelo Bosco (1978).

Utilization of stored elastic energy in leg

extensor muscles by men and women. Journal of

Science and Medicine in Sport. 1978; 10 (4):

261-265.

10. Michael G. Miller, Jeremy J. Herniman, Mark D.

Ricard, Christopher C. Cheatham & Timothy J.

Michael. The effects of a 6-week plyometric

training program on agility. Journal of Sports

Science and Medicine. 2006; 5:459-465.

11. Kent Adams, John P. O’Shea, Katie L. OShea &

Mike Climstein. The effect of Six Weeks of

Squat, Plyometric and Squat-Plyometric

Training on Power Production. Journal of

Applied sport Science Research. 1992; 6(1): 36-

41.

12. Goran Markovic . Does plyometric training

improve vertical jump height? A meta-analytical

review. British Journal of Sports Medicine.

2007; 41: 349-355.

13. Mathias Voelzke, Norman Stutzig, Hans-

Alexander Thorhauer & Urs Granacher.

Promoting lower extremity strength in elite

volleyball players: Effects of two combined

training methods. Journal of Science and

Medicine in Sport. 2012; 15: 457-462.

14. Leenders, T. Specifieke krachttraining voor

volleybal.

http://www.tonleenders.nl/files/Complete_bokpr

ojekt_(kracht)training_voor_volleybal.pdf 2002.

Accessed September 18 2012.

15. van Melick, N. en van Cingel, R.E.H. Test-

hertestbetrouwbaarheid van de ProJump-

sprongmat. Sport & Geneeskunde. 2010; 5: 6-10.

Page 12: Sprongvermogen trainen - Saxion Hogescholen

Projectonderwijs 10-03-2013 Saxion te Enschede

11

16. Monitored Rehad Systems B.V. MR. Cube.

http://www.mrsystems.nl/MR%20Cube/MRCube%

20basis.html Accessed September 5 2012.

17. C. Drostenborg, L. Otten, N. Hulshof & K. Groot

Zevert. MR. Cube, Validiteit &

Reproduceerbaarheid. Personal communication.

Accessed Oktober 2012.

18. Durnin J.V.G.A. & J. Wormersley. Body fat

assessed from total body density and its estimation

from Skinfold Tickness. Measurement on 381 men

and woman aged 16 to 72 years. British Journal of

Nutrition. 1974; 32: 77-92.

19. Vertec Jump,:

http://www.topendsports.com/testing/equipment-

vertec.htm Accessed September 5 2012.

20. Dr. Vos J.A. Introductie cursus opleiding

fysiotherapie.. 16-21.

http://www.tonleenders.nl/files/Introductiecursus_i

nspanningsfysiologie-dr._J.A._Vos.pdf Accessed

September 12 2012.

21. LeSuer DA, McCormick JH, Mayhew JL,

Wasserstein RL & Arnold MD. The accuracy of

prediction equations for estimating 1RM

performance in the bench press, squat, and deadlift.

Journal of Strength and Conditioning Research.

1997; 11(4): 211-213

22. IBM© SPSS© Statistics version 20. http://www-

01.ibm.com/software/nl/analytics/spss/

Accessed December 20 2012.

23. Green, S. B., & Salkind, N. J. Using SPSS for

Windows and Macintosh: Analyzing and

understanding data (5th ed.) Upper Saddle River,

NJ: Pearson Prentice Hall; 2007.

24. José M. González-Rave, Alfredo Arija & Vincente

Clemente-Suarez (2011). Seasonal Changes in

Jump Performance and Body composition in

Women Volleyball Players. Journal of Strength and

Conditioning Research. 2011; 25(6): 1492-1501

25.

25. Mário C. Marques, Roland van den Tillaar,

Jason D. Vescovi & Juan José González-

Badillo (2008). Changes in Strengt hand

Power Performance in elite Senior Female

Professional Volleyball Players During the In-

Season: A Case Study. Journal of Strength and

Conditioning Research. 2008; 22(4): 1147-

1155.

26. Robert U. Newton, Ryan A. Rogers, Jeff S.

Volek, Keijo Häkkinen & William J. Kraemer

(2006). Four Weeks of Optimal Load Ballistic

Resistance Training at the End of Season

attenuates Declining Jump Performance of

Women Volleyball Players. Journal of

Strength and Conditioning Research.

2006;20(4):955-961.

27. U. Wisloff, C. Castagna, J. Helgerud, R. Jones

and J. Hoff. Strong correlation of maximal

squat strength with sprint performance and

vertical jump height in elite soccer players.

British Journal of Sports Medicine. 2004; 38:

285-288.