Spring Script Herzien Januari 2011 (1)

112
SPRING AWAKENING Script & liedteksten: Steven Sater Muziek: Duncan Sheik Nederlandse vertaling: Daniël Cohen © Daniël Cohen 2011

description

spring awakening dutch version

Transcript of Spring Script Herzien Januari 2011 (1)

Spring Awakening /11

SPRING AWAKENING

Script & liedteksten: Steven Sater

Muziek: Duncan Sheik

Nederlandse vertaling: Danil Cohen

PERSONAGES

De Meisjes:

WENDLA

MARTHA

THEA

ANNA

ILSE

De Jongens:

MELCHIOR

MORITZ

HANSCHEN / RUPERT

ERNST / REINHOLD

GEORG /DIETER

OTTO / ULBRECHT

De Volwassen Vrouwen:

(gespeeld door dezelfde actrice)

FRAU BERGMAN, Wendlas moeder

FRAU GABOR, Melchiors moeder

FRAU BESSEL, Marthas moeder

FRAULEIN KNUPPELDICK

FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER

De Volwassen Mannen:

(gespeeld door dezelfde acteur)

HERR GABOR, Melchiors vader

HERR STIEFEL, Moritz vader

HERR RILOW, Hanschens vader

HERR NEUMANN, Ilses vader

HERR SONNENSTICH

RECTOR KNOCHENBRUCH

DOMINEE KAULBACH

DOCTOR VON BRAUSEPULVER

SCHMIDT

MUZIKALE NUMMERS

Eerste Akte:

Mama, Jij BaardeWendla

Mama, Jij Baarde (reprise)Wendla & Meisjes

Wat Je SnaptMelchior

Dit LevenMelchior & Jongens

Mijn KickMeisjes & Jongens

Raak MeJongens & Meisjes

Het Woord van Jouw LichaamWendla & Melchior

Wat De Nacht Van Mij WilMartha, Ilse & Jongens

Het Woord van Jouw Lichaam(reprise)Otto & Georg

En Toen Was Het KlaarMoritz & Jongens

De Spiegelglas-nachtMelchior & Jongens

Ik GeloofJongens & Meisjes

Tweede Akte:

Boete DoenWendla, Melchior,

Jongens & Meisjes

Ik Ben Daar Klaar MeeMoritz

De Blauwe WindIlse

Nooit BestaanMelchior, Jongens &

Meisjes

Alles Is KutMelchior & allen

Het Woord van Jouw Lichaam(reprise 2)Hanschen, Ernst,

Jongens & Meisjes

FluisterenWendla

Wat Ik SnapMoritz, Melchior &

Wendla

De Zomer In PurperAllen

EERSTE AKTE

Scne 1.

(WENDLA staat in theatraal licht, als voor een spiegel. Haar handen glijden voorzichtig over haar pasvolwassen lichaam. Ze trekt een bijna doorzichtige schoolmeisjesjurk aan)

#1: Mama Jij Baarde

WENDLA:

Mama, jij baarde

Mama, jij kneedde

Jouw woorden leerden mij

Niets van bloed en pijn.

Mama, de tranen

Mama, de dromen

Van hel en hemel

En zondig zijn.

Je bidt dat de Heer ooit es langs je deur gaat.

Je steekt een kaars aan en hoopt dat het baat.

Of beter, schuil je

Huil je tot Hij je weet te vinden.

Maar als Hij komt, dan voelt het als te laat.

Mama, jij baarde

Mama, jij kneedde

Jouw woorden leerden mij

Niets van bloed en pijn.

Mama, de tranen

Mama, de dromen

Van hel en hemel

En zondig zijn.

(Met een lichtwissel zijn we in de wereld van 1891: een provinciale Duitse woonkamer. FRAU BERGMAN stormt binnen, stralend)

FRAU BERGMAN:

Wendla!

WENDLA:

Mama?

FRAU BERGMAN:

Mijn hemel, wat zie je er uit - die jurk! Wendla, dat is iets voor kleine meisjes. Een jonge vrouw paradeert niet rond in zon

WENDLA:

Mag ik hem nog even dragen, mama? Het is mijn lievelingsjurk. Ik voel me net een elvenprinses.

FRAU BERGMAN:

Maar je bent al zo ontwikkeld.

(als reactie op haar blik)

Kom, ssh. Door jou vergeet ik helemaal het goede nieuws.

Stel je voor, Wendla: de ooievaar is gisternacht bij je zuster geweest eindelijk. Hij heeft weer een nieuwe baby gebracht, een meisje.

WENDLA:

Ik wil haar gaan bekijken, mama.

FRAU BERGMAN:

Trek dan eerst een behoorlijke jurk aan, en vergeet je hoed niet.

(WENDLA wil aflopen, aarzelt dan)

WENDLA:

Mama, niet boos worden, alstublieft. Maar ik ben nu al twee keer tante, en ik heb nog steeds geen idee hoe het allemaal in zijn werk gaat.

(FRAU BERGMAN kijkt geschokt)

Toe, mama. Ik schaam me om het te vragen. Maar aan wie kan het anders dan aan u?

FRAU BERGMAN:

Wendla, kindje, je denkt toch niet dat ik zoiets - -

WENDLA:

Maar u denkt toch niet dat ik nog in de ooievaar geloof?

FRAU BERGMAN:

Ik weet waarachtig niet waar ik dit soort praat aan heb verdiend. En op een dag als vandaag!

Vooruit, kind, trek je kleren aan.

WENDLA:

Moet ik het dan op straat gaan vragen? Aan Gregor, onze schoorsteenveger ..?

(een pauze)

FRAU BERGMAN:

Goed, ik vertel je alles.

Maar niet vandaag. Morgen. Of overmorgen.

WENDLA:

Vandaag, mama.

FRAU BERGMAN:

Wendla Bergman, ik kan onmogelijk

WENDLA:

Mama!

FRAU BERGMAN:

Je maakt me nog dol!

WENDLA:

Waarom? Als ik op mn knien ga zitten met mijn hoofd in uw schoot dan kunt u net doen alsof ik er niet ben.

(geen reactie)

Alstublieft.

FRAU BERGMAN:

Goed, dan vertel ik het.

(WENDLA gaat op haar knien zitten. FRAU BERGMAN bedekt gegeneerd WENDLAs hoofd met haar schort)

WENDLA:

(afwachtend)

Ja?

FRAU BERGMAN:

Kind, ik

WENDLA:

Mama.

FRAU BERGMAN:

Vooruit dan. Vr een vrouw in blijde verwachting geraakt

Luister je?

WENDLA:

Ja, mama.

FRAU BERGMAN:

Vr een vrouw in gezegende staat verkeert, moet zij eerst -- op haar eigen, bescheiden wijze -- moet zij eerst haar echtgenoot liefhebben. Hem liefhebben, zoals zij en zij alleen dat kan. Hm alleen moet zij liefhebben met hart en ziel.

Zo. Nu weet je alles.

WENDLA:

Alles?

FRAU BERGMAN:

(ja)

Alles. Erewoord.

WENDLA:

(onwrikbaar)

Mama!

#2: Mama Jij Baarde (reprise)

(Het licht verandert we zijn weer terug in de theatrale wereld. Moderne muziek klinkt. De MEISJES verschijnen. WENDLA staat op en gaat tussen hen staan. Los van de negentiende-eeuwse conventies zingt ze nu, net als de andere MEISJES, alsof ze een moderne jonge vrouw is)

MEISJES:

Mama, jij baarde

Mama, jij kneedde

Mama, de Bijbel

Vol van bloed en pijn.

WENDLA & MEISJES:

Mama, jij baarde

Mama, jij kneedde

Jouw woorden leerden mij

Niets van bloed en pijn.

Mama, de tranen

Mama, de dromen

Van hel en hemel

En zondig zijn.

Je bidt dat de Heer ooit es langs je deur gaat.

(Zie mijn kaars)

Je steekt een kaars aan en hoopt dat het baat.

(Huil)

Of beter, schuil je

Huil je tot Hij je weet te vinden.

Maar als Hij komt, dan voelt het als te laat.

Mama, jij baarde

Mama, jij kneedde

(Mama, de Bijbel)

Jouw woorden leerden mij

Niets van bloed en pijn.

Mama, de tranen

Mama, de dromen

(Mijn mama)

Van hel en hemel

En zondig zijn.

Scene 2

(School. De JONGENS zitten kaarsrecht achter hun lessenaars en dragen voor uit Vergilius Aeneis. Om beurten staan ze op om hun verzen voor te dragen. HERR SONNENSTICH loopt tussen de rijen door en luistert)

HERR SONNENSTICH:

Nogmaals.

OTTO:

(midden in zijn voordracht)

vi superum saevae memorem Iunonis ob iram

HERR SONNENSTICH:

(goed gedaan)

Beter, Herr Lammermeier. Uw beurt, Herr Zirschnitz.

GEORG:

multa quoque et bello passus, dum conderet urbem.

HERR SONNENSTICH:

Herr Rilow. Vanaf het begin.

HANSCHEN:

Arma virumque cano, Troiae qui primus ab oris

HERR SONNENSTICH:

Herr Robel. En

ERNST:

Italiam, fato profugus, Lavinaque venit litora

HERR SONNENSTICH:

Herr Stiefel.

(helaas: Moritz is diep in slaap)

Herr Stiefel.

MORITZ:

(schrikt wakker)

Meneer?

HERR SONNENSTICH:

Ga door, alstublieft.

(MORITZ aarzelt)

Herr Stiefel

MORITZ:

(met horten en stoten)

Laviniaque venit

HERR SONNENSTICH:

Ja ?

MORITZ:

litora multum enim

HERR SONNENSTICH:

Multum enim?

MORITZ:

(doet een nieuwe poging)

multum olim

HERR SONNENSTICH:

(verliest zijn geduld)

Olim?! Multum olim ?! Dus de Vrome Aeneas heeft op wonderbaarlijke wijze reeds veel geleden in dagen die nog komen gaan?

(geen antwoord)

Herr Stiefel?

(geen antwoord)

Heeft u enig idee wat u uitkraamt, Herr Stiefel?

(MORITZ is te beschaamd om te antwoorden. MELCHIOR staat op)

MELCHIOR:

Neem me niet kwalijk --

HERR SONNENSTICH:

Pardon?

MELCHIOR:

(probeert kunstig de situatie te redden)

Neem me niet kwalijk, Herr Sonnenstich Kan multum olim niet beschouwd worden als een plausibele tekstvariant?

HERR SONNENSTICH:

Herr Gabor. We zijn hier niet om te goochelen met varianten. Deze jongen maakte een fout.

MELCHIOR:

Een fout, zeker -- maar een begrijpelijke, meneer. Als we beschouwen hoe toepasselijk deze variant is

HERR SONNENSTICH:

Multum olim?!

MELCHIOR:

Te weten als een gedurfde retorische parallel, waarbij multum olim vooruitwijst naar multa quoque -- een parallel, meneer, tussen wat Aeneas reeds heeft geleden in de oorlog en wat hem nog aan lijden wacht op land en ter zee.

HERR SONNENSTICH:

Herr Gabor, sinds de dagen van Servius, Aulus Gellius en Claudius Donatus sterker nog: sinds de dood van Virgilius zelf is onze academische wereld meer dan geteisterd door kritisch commentaar op tekstvarianten.

MELCHIOR:

Met alle respect, meneer, maar suggereert u dat er geen plaats meer is voor verdere interpretatie of onderzoek? Wat is dan nog het nut van

HERR SONNENSTICH:

(slaat MELCHIOR met zijn aanwijsstok)

Dat suggereer ik totaal niet. Ik constateer dat Herr Stiefel een fout heeft gemaakt. En ik vraag nee, eis dat u zijn tekstuele dwalingen corrigeert en de beurt overneemt. Is dat duidelijk?

(MELCHIOR klemt zijn kaken op elkaar)

Herr Gabor?

(geen antwoord. Hij slaat MELCHIOR nogmaals, en harder)

Herr Gabor, is dat duidelijk?

MELCHIOR:

Ja, Herr Sonnenstich: litora multum ille.

HERR SONNENSTICH:

De hele klas, samen met Melchior Gabor:

Laviniaque venit

JONGENS:

litora, multum ille et terra iactatus et alto

Vi superum saevae memorem Iunonis ob

#3: Wat Je Snapt

(De voordracht van de JONGENS wordt luider, mechanischer, onontkoombaar alsof de ervaring gefilterd wordt door MELCHIORs bewustzijn. Een flard van moderne elektronische muziek wordt hoorbaar. Pulserend theaterlicht vindt MELCHIOR. Hij draait zich richting zaal en begint te zingen als een popster tijdens een concert)

MELCHIOR:JONGENS:

Wat je snapt iram

Van wetenschap, van kunsten,multum quoque et bello

Wordt vertraptpassus, dum conderet

Op school en thuisurbem

Door blinden.

Arma virumque cano, Troiae

Jij steigert qui primus ab oris

Dan tonen zij hun tanden,Italiam, fato profugus,

En alles wat je zegt is danLaviniaque venit

Een teken vanlitora, multum ille et terris

Je schande.Iactatus et alto

Vi superum saevae memorem

AfgekaptIunonis ob iram;

Door wetten naar de letter.Multa quoque et bello

Geld is God passus, dum conderet

Wie twijfelt, is een ketter.Urbem

Strijd heet: wijsheid

En vrede dat heet: heibel,

En alles is verdacht

Als het niet vastligt in de Bijbel.

Maar ik snap

Dat wat ik steeds verwacht,

Dat krijg ik niet van hen --

Dat ligt in mij.

Das de grap:

Mijn denken is mijn kracht.

En ik denk:

Dit gaat ooit voorbij.

Stap na stap

In kennis wil ik grazen.

Volg de maan

In al haar dwaze fasen.

Mijn roeping:

De wereld te verbazen.

De honger die een kind voelt

Om ng verder te gaan.

Bekijk me.

Blijf kijken

Mijn roeping:

Dat iedereen mij snapt.

Bekijk me.

Blijf kijken

Mijn roeping

Ik vind haar,

De dag dat ik ontsnap.

(MELCHIORs lied is afgelopen. Als hij invoegt bij de andere JONGENS met hun voordracht gaat het licht terug naar het klaslokaal)

JONGENS &MELCHIOR:

multas quoque en bello passus, dum conderet urbem

HERR SONNENSTICH:

(een nieuw onderwerp)

Dank u, heren. En dan nu graag: inferretque deos Latio De volgende zeven verzen van Vrome Aeneas zwerftocht. Uit het hoofd.

(De JONGENS beginnen driftig te schrijven. HERR SONNENSTICH gaat terzijde staan. MORITZ tikt MELCHIOR op de schouder)

MORITZ:

(zacht)

Melchi, bedankt.

MELCHIOR:

t Is niets.

MORITZ:

Maar toch, het spijt me. Je had niet hoeven

MELCHIOR:

(ironisch, maak je niet druk)

Ach, vergeleken met wat Aeneas heeft geleden

MORITZ:

Nee, ik had het moeten weten. Multum ille. Het punt is ik heb totaal niet geslapen gisternacht. Ik werd, euh, geplaagd door een duister en gruwelijk spookbeeld

MELCHIOR:

Een droom, bedoel je?

MORITZ:

Eerder een nachtmerrie. Twee benen in hemelsblauwe kousen die over een preekstoel klommen.

MELCHIOR:

Ah. Zn soort droom.

MORITZ:

(inderdaad)

Heb jij ooit last van zulke genante visioenen?

MELCHIOR:

Moritz, natuurlijk. Wij allemaal. Otto Lammermeier droomt over zijn moeder.

MORITZ:

Echt?!?

MELCHIOR:

Georg Zirschnitz? Droomde dat hij verleid werd door zijn pianolerares.

MORITZ:

Fraulein Grossebustenhalter?

HERR SONNENSTICH:

(pakt onverwacht MORITZ bij zijn oor)

Moritz Stiefel. Mag ik u herinneren dat u, van alle studenten, zich het minst vrijheden kunt veroorloven? Ik waarschuw niet meer.

#4: Dit Leven

(MORITZ knikt, verlamd van angst. Een heftige alt-rock gitaar-riff klinkt. HERR SONNENSTICH bevriest. De wereld rond MORITZ komt tot stilstand en hij wordt theatraal belicht. Hij richt zich front en zingt)

MORITZ:

Oh, ik droomde van een engel

Die verscheen op mijn kozijn,

Toen ik schreeuwde, Fuck dit leven!

(Maar dan in een soort Latijn),

Haal me weg uit deze kutzooi!,

Maar zij lispelde sereen,

Nog even wat geduld, knul,

Ik kom voor iedereen

MORITZ:JONGENS:

Ze zei, Geef mij je knuistenAhhh .

Als de zorg je overmant,

En dan leer ik je de kneepjes

Neem jezelf in eigen hand.

Kom, we spinnen witte draden

Op de muur en langs je been.

Ze zei, Goed, je wordt er blind van,

Maar dat merk je niet meteen.

(Alle JONGENS, behalve MELCHIOR, beginnen een voor een mee te bewegen met MORITZ, culminerend in een dans)

MORITZ & JONGENS:

Dit is shit, dit leven

(Shit, dikke shit)

Voortdurend onder druk.

(Dikke shit, ja)

Dikke shit, dit leven,

En rukken helpt geen ruk.

GEORG:

Lig ik s avonds op mn kussen

Half te flippen van de stress,

Nou, dan droom ik van de tiet

Van mijn pianolerares.

Hoe ze leunend op mijn schouder

Mij de vingerzetting leert,

Haar meloenen in mijn oor

Man, dat is niet verkeerd!

JONGENS:

Dit is shit, dit leven

(Shit, ah ah ah)

Een staatsgevangenis.

(Staatsgevangenis)

Dikke shit, dit leven

Jezus, wat ging mis?

Wie weet wat het nut is?

Geen idee!

ERNST:DE ANDEREN:

En dan douchen na de gymles Ah.

HANSCHEN:

Bobby Mahler lust ik best

Reuze sexy in zijn boxer

ERNST:

Elke dag voelt als een test.

OTTO:

Neem nou Marianne Wiehler

Waarom belt ze nooit met mij?

HANSCHEN:

Ach man, kus elke kont maar,

Want wie naait ze? Dat ben jij.

Jij!

(MELCHIOR doet mee met de groep)

MELCHIOR:DE ANDEREN:

Dit is shit, dit leven --

Dit is shit, dit leven

Je leven wordt verkloot.

Zwaar verkloot.

Dikke shit,Dikke shit,

Dit leven,

En God is ook nog dood.

Dit is shit, dit leven --

Bekijk me.

Blijf kijken,

Te haten we je bent.

MELCHIOR:DE ANDEREN:

Mijn roeping,

Ik vind haar.Dikke shit,

Dit leven

MORITZ:

En dacht je dat het went?

MORITZ & DE ANDEREN:

Ik ontsnap Dit is shit, dit leven

Ik ontsnapLeven, leven

En niks geen happy end.

Dit is shit, dit leven --Dit is shit, dit leven

En beter wordt het niet.

MELCHIOR, MORITZ & JONGENS:

Zo shit als dit

Hoe fout is dat?

Fuck dit, dit is shit!

(Het lied is voorbij. Het licht gaat terug naar de klas. De schooldag gaat verder)

HERR SONNENSTICH:

Heren, verzen inleveren, leien en griffels opruimen. Morgenochtend treffen wij elkaar weer, zeven uur stipt.

(Hij gaat weg. De JONGENS pakken hun boeken in)

OTTO:

(op weg naar buiten)

Ik ben weg.

ERNST:

Ik ook.

HANSCHEN:

Ik loop met je mee, Ernst.

ERNST:

(stopt, draait zich om)

Echt?

HANSCHEN:

(ja, suggestief)

Laten we samen Homerus doen. Misschien een stukje Achilles en Patroklos

(HANSCHEN neemt ERNST mee af)

GEORG:

(tot morgen)

Melchior, Moritz.

MELCHIOR:

(dubbelzinnig)

Ligt Bach thuis te wachten?

GEORG:

Fraulein Grossebustenhalter houdt niet van laatkomers.

(GEORG huivert onwillekeurig van genot en loopt weg. MELCHIOR kijkt grijnzend richting MORITZ, maar die wuift hem weg)

MORITZ:

Ach, Melchi! Zestig verzen Homerus, twee paginas kwadraatvergelijking Dat wordt weer een doorwaakte nacht, en ng krijg ik het niet af. Kon ik maar slapen. Hoe kan ik slapen? Ik word vast weer bezocht door zon droombeeld.

MELCHIOR:

Oh ja, die dromen van jou.

MORITZ:

(in afschuw)

Melchi waarom waarom word ik gekweld door vrouwenbenen? Door het gevoel dat mijn lotsbestemming daar ergens tussenin ligt?

MELCHIOR:

Goed dan. Ik vertel je wat ik weet. Ik heb het uit boeken. Maar bereid je voor: het heeft van mij een athest gemaakt.

(pauze)

Dus

MORITZ:

Nee nee niet hier! Niet hardop! Nee doe me een plezier: schrijf het op. Alles. Verstop het in mijn schooltas morgen na de gymnastiekles.

(pauze)

En misschien kun je het een en ander illustreren in de kantlijn.

(pauze)

MELCHIOR:

Van top tot teen?

MORITZ:

Helemaal.

(HERR KNOCHENBRUCH, de rector, en zijn assistente FRAULEIN KNUPPELDICK, lopen langs en blijven staan)

HERR KNOCHENBRUCH:

Onbegrijpelijk, Fraulein Knuppeldick.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Herr Knochenbruch?

HERR KNOCHENBRUCH:

Moet u zien. Melchior Gabor, een jongeman van uitzonderlijk hoge intelligentie

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Zeer uitzonderlijk.

HERR KNOCHENBRUCH:

Een jongeman die onze meest gevierde student zou kunnen zijn

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Meest gevierd, Herr Knochenbruch.

HERR KNOCHENBRUCH:

Dat iemand als hij zich inlaat, zich besmeurt, zich associeert met zon, zon

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Catatonische imbeciel als Moritz Stiefel?

HERR KNOCHENBRUCH:

God zij dank is er in de hoogste klas maar plek voor zestig.

(HERR KNOCHENBRUCH en FRAULEIN KNUPPELDICK gaan af)

Scne 3

(Namiddag. Een brug in het open veld. WENDLA, MARTHA, THEA en ANNA zijn op weg naar huis. Ze praten opgewonden met elkaar)

THEA:

(midden in het gesprek)

En met een kanten lijfje, en op de rug een satijnen strik

ANNA:

Ooh! En Wendla, wat draag jij op Greta Brandenburgs bruiloft?

WENDLA:

Ik mag niet komen van mama.

THEA:

Niet naar de bruiloft?!

MARTHA:

Omdat ze trouwt met een houtvester?

WENDLA:

Mama vond het niet gepast.

ANNA:

Maar ze gaan de hele kapel versieren met chrysanten en orchideen!

WENDLA:

Mama zei nee.

(ANNA en THEA wisselen een blik)

ANNA:

Ik mag hopen dat jouw mama mijn toekomstige man wl goedkeurt.

THEA:

En die van mij ook!

WENDLA:

(plagerig)

Nou, we weten allemaal met wie Thea wil trouwen!

MARTHA:

Melchior Gabor!

THEA:

(nou en)

Wie niet?

ANNA:

(nog steeds pesterig)

Hij is best knap, ja

WENDLA:

Onweerstaanbaar.

MARTHA:

(haar stille liefde)

Maar niet zo onweerstaanbaar als die melancholieke zevenslaper, Moritz Stiefel.

ANNA & THEA:

Moritz Stiefel?!

THEA:

Die twee zijn onvergelijkbaar! Melchi Gabor, dat is een rebel. Weet je wat ze fluisteren?

(de andere MEISJES komen om haar heen staan, nieuwsgierig)

Dat hij nergens in gelooft. Niet in God.

(De MEISJES reageren geschokt)

Niet in de Hemel.

(weer een geschokte reactie)

In niets op deze hele wereld.

(De MEISJES slaken een laatste gezamenlijke zucht)

ANNA:

Ze zeggen dat hij de beste is in alles. Latijn, Grieks, Goniometrie

THEA:

En het mooiste is: hij geeft er helemaal niets om

(Muziek begint, met een onschuldig, up-tempo feel. De MEISJES zingen front, belicht als een Girl Group)

# 5: Mijn Kick

WENDLA:

Als ik denk aan dit onding, mijn domme bestaan,

Denk ik maar n ding als ik jou daar zie gaan.

MARTHA:

t Is soort van verliefd zijn, tragisch maar waar.

THEA:

Cool is het niet als ik zo naar je staar.

ANNA:

Ik voel me je hondje, of eerder: je geest.

Ik pieker maar met Wie en Wat je Waar bent geweest.

THEA:

Ik weet, ik moet kappen met die aanstellerij.

Maar ik zoek een kick, en mijn kick ben jij.

ALLEN & ILSE:

Door de winternacht met jou aan mijn arm.

De wind is zo koud, maar jouw mond is zo warm.

Voor eeuwig sneeuwblind

Dromen zijn vrij.

Ik zoek naar een kick, en mijn kick ben jij.

(Het licht wisselt naar GEORG achter zijn piano. FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER staat vlak bij hem)

FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER:

Uistekend, Georg. En nu de Prelude in C klein

(GEORG begint Bachs prelude te spelen. FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER raakt zijn hand aan. Hij slaakt een verboden zucht een moment van verborgen genot.

Het licht wisselt en onthult HANSCHEN in nachthemd, zittend op het toilet. Hij haalt een reproductie van Correggios Io tevoorschijn. Zijn vrije hand glijdt onder zijn nachthemd)

HANSCHEN:

(tegen Io/Desdemona)

Heb je al gebeden vanavond, Desdemona? Dat lijkt niet echt op bidden, lieveling zoals je daar ligt, in stille afwachting van het genot dat komen gaat

(Er wordt op de deur geklopt. HANSCHEN bevriest)

HERR RILOW:

Hanschen, is alles in orde?

HANSCHEN:

Een beetje last van mn maag, vader. Maar het gaat al beter.

HERR RILOW:

Ja?

HANSCHEN:

Veel beter.

HERR RILOW:

Mooi zo.

(HERR RILOW gaat weg. HANSCHEN begint te masturberen hij komt in de loop van de scne steeds meer op stoom)

HANSCHEN:

(tegen Io /Desdemona)

Lieveling, het is niet dat ik jou lichtzinnig vermoord. Sterker nog, als ik denk aan de eenzame nachten die komen. Maar als ik jou daar zo zie liggen, dan zuigt dat het merg uit mijn botten. Zo verstild. Zo onschuldig, met starende ogen. En van ons moet vernietigd het is jij of ik.

(Het licht wisselt FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER onderbreekt streng GEORGs pianospel)

FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER:

Nee, nee! Georg, asjeblieft! Da capo. En nu wat strakker in de linkerhand.

(FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER raakt opnieuw GEORGs hand aan en verdubbelt zijn genot.

HANSCHEN wisselt gehoorzaam van hand en gaat nu aan het werk met links)

HANSCHEN:

Lieveling, waarom waarom klem jij je knien zo tegen elkaar? Zelfs nu, op de rand van de eeuwigheid? Is het niet jouw wrede kuisheid die me drijft tot toppen van

(Er wordt op de WC-deur geklopt. HANSCHEN bevriest)

HERR RILOW:

Hanschen, het heeft nu wel lang genoeg geduurd.

HANSCHEN:

Ja, vader.

HERR RILOW:

Ga terug naar bed.

(HANSCHEN verroert zich niet)

Zoon?

HANSCHEN:

Bijna klaar.

(HANSCHEN wacht, luistert. HERR RILOW gaat weg. HANSCHEN gaat dubbel zo hard aan het werk)

Een laatste kus. Die zachte witte dijen die pronte meisjesborsten O, die wrede wrede knien

(FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER klapt in haar handen en onderbreekt GEORGs pianospel)

FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER:

Rptez, sil vous plat.

(GEORG draait zich front en zingt. We stappen in zijn fantasiewereld)

GEORG:

Waarom zou ik me schamen voor wat ik nu voel?

Je ding wat je doet dat is kinky en cool.

(FRAULEIN GROSSEBUSTENHALTER scheurt haar lijfje open en ontbloot haar bustier. GEORG trekt haar op zijn schoot en streelt haar. Tegelijkertijd draait HANSCHEN zich front, geheel in zijn eigen wereld)

HANSCHEN:

Met een koptelefoon, een CD op repeat,

Droom ik van jou als de jij in een lied.

(De MEISJES dansen rond HANSCHEN, maar hij heeft alleen maar oog en vingers -- voor zijn Io. De JONGENS komen erbij als achtergrondkoor)

THEA:ANDEREN:

Ik ben maar een junkie,Ik ben junkie --

Verslaafd aan je blik.Jouw blik --

Ik snak naar een shot,En shot --

Naar je roes en je kick.Jouw kick

ANNA:

Mijn dagelijks leven

Gaat aan mij voorbij,Ik zoek naar een kick --

Want ik zoek naar een kick,Kick, yeah, yeah --

En mijn kick ben jijYeah, yeah

GROEP 1:GROEP 2:

Ook wanneer jij weg bent,Yeah, yeah --

Blijf jij bij mij.

Blijf je bij mij --

Ik doe in mijn bed

Of ik weer met je vrij.Weer met je vrij.

Stop.

Dat liefde blind maakt

Blind maakt

Stop.

Geldt ook voor mij--Geldt ook voor mij ,

Maar mijn kick

Yeah, kick ben jij.

Ik zoek naar een kick

En mijn kick ben jij.Mijn kick ben jij.

(Het lied bereikt een climax, tegelijk met HANSCHEN)

GROEP 1:GROEP 2:

Oh, ik stop

Ik denk: ik stop nu Nu --

Nu ben ik vrij!Nu ben ik vrij!

Maar ik mis mijn kick

Maar ik wil mijn kick

ALLEN:

En mijn kick ben jij

Mijn kick ben jij

Jij! Jij! Jij!

Scne 4

(Avond. Melchiors studeerkamer. Een lamp brandt op tafel. MELCHIOR zit alleen te schrijven in zijn notitieboek)

MELCHIOR:

(leest hardop wat hij aan het schrijven is)

Zestien oktober. De vraag is: Schaamte waar komt zij vandaan? Waarom kwijnen wij weg in haar miserabele schaduw?

Voelt een merrie soms Schaamte wanneer zij paart met een hengst? Moeten die twee eerst officieel getrouwd zijn vr ze toegeven aan hun natuurlijke driften? Natuurlijk niet.

Volgens mij is Schaamte louter een product van onze opvoeding. Desalniettemin houdt die stoffige Dominee Kaulbach koppig vol dat zij voortkomt uit onze Zondige Natuur. Reden genoeg om niet meer naar de Kerk te gaan --

FRAU GABOR:

(van achteren)

Melchior?

MELCHIOR:

Ja, mama?

FRAU GABOR:

Moritz Stiefel is hier voor jou.

(MELCHIOR gaat rechtop zitten. MORITZ komt op: hij ziet er bleek en opgewonden uit)

MORITZ:

Excuus dat ik zo laat ben. Ik heb een jas aangeschoten, een kam door mn haar gehaald en ben hierheen gestormd als een bokkenrijder.

MELCHIOR:

Heb je de hele dag in bed gelegen?...

MORITZ:

(ja)

Ik ben doodop, Melchi. Ik heb vannacht tot drie uur zitten lezen. Dat essay dat je me gaf? Ik kon op het laatst niet meer uit mn ogen kijken.

MELCHIOR:

Ga zitten. Ik draai wel een sigaret voor je.

(hij rolt een sigaret voor MORITZ)

MORITZ:

Moet je zien ik tril helemaal. Gisteravond heb ik gebeden als Christus in de Olijfgaard: Lieve Heer, laat deze beker voorbijgaan! Geef me liever de vliegende tering dan deze kleverige dromen.

MELCHIOR:

Nou, hopelijk verhoort Hij je niet.

MORITZ:

Melchi, ik kan me niet meer concentreren, op niets. Zelfs nu nog lijkt het alsof

Ik zie, ik hoor, ik voel alles heel scherp. En toch voelt alles zo wezenloos

MELCHIOR:

En alle zaken die ik voor je heb uitgetekend hebben die je dromen niet wat verhelderd?

MORITZ:

Ze hebben ze tien keer erger gemaakt! Vroeger droomde ik alleen maar over dameskousen, nu word ik geteisterd door grote en kleine schaamlippen. Hoe

(FRAU GABOR komt binnen met thee)

FRAU GABOR:

Wie wil er thee? Herr Stiefel, hoe gaat het?

MORITZ:

Heel goed, dank u wel, Frau Gabor.

FRAU GABOR:

(sceptisch)

Echt?

MELCHIOR:

(plagerig, richting MORITZ)

Stelt u zich voor, mama. Moritz heeft de hele nacht zitten blokken.

MORITZ:

Euh op Griekse werkwoorden

FRAU GABOR:

Je moet beter op jezelf passen, Moritz. Gezond blijven is belangrijker dan werkwoorden vervoegen.

(met een knik naar zijn boeken)

En wat ben jij aan het lezen, Melchior?

MELCHIOR:

Goethes Faust, eigenlijk.

FRAU GABOR:

Werkelijk? Op jouw leeftijd?

MELCHIOR:

Het is prachtig, mama.

MORITZ:

(inderdaad)

Het blijft spoken door je hoofd.

FRAU GABOR:

Toch zou ik denken dat Maar goed, jullie jongens zijn vast oud genoeg om zelf te weten wat goed voor je is en wat niet.

(zucht)

Als jullie nog iets nodig hebben, kinderen, roep me dan maar.

(gaat af)

MORITZ:

Wat heb jij een bijzondere moeder.

MELCHIOR:

(ja, maar)

Behalve als ze haar zoon betrapt met zijn neus in Goethe.

MORITZ:

Ik denk dat ze dat deel bedoelde met Gretchen en haar bastaardkind.

MELCHIOR:

Ja. Ongelooflijk hoe iedereen geobsedeerd is door dat ene gedeelte. Alsof de hele wereld draait om penissen en vaginas.

MORITZ:

Die van mij wel. En zeker sinds ik dat essay van jou heb gelezen. Wat jij schrijft over de vrouwelijke Ik kan aan niets anders meer denken.

(haalt het essay tevoorschijn)

Deze passage bijvoorbeeld is dat echt waar?

MELCHIOR:

Honderd procent.

MORITZ:

Maar -- hoe weet jij dat soort dingen, Melchi? Hoe kun jij weten wat een vrouw voelt?

MELCHIOR:

(waarom niet)

Hoe het is om je te openen voor een ander?... Hoe eerst het verzet komt, dan de overgave, en hoe tenslotte de Hemel boven je losbreekt?

(MORITZ knikt)

Gewoon, ik zet mezelf in haar plaats en gebruik mijn verbeelding.

MORITZ:

(je meent het)

Echt?! (bladert door het essay het ene diagram na de andere met toenemende fascinatie)

Voelt het zo? voor een vrouw?...

#6: Raak Me

(Een twaalfsnarige gitaar klinkt: weemoedige akkoorden, vol verlangen. De JONGENS & MEISJES, hel verlicht, verzamelen zich rond MELCHIOR & MORITZ, en zingen en bewegen als een koor. De JONGENS hebben een exemplaar van Melchiors essay vast)

MELCHIOR:

Als ik ga

Wil ik diep gaan,

Naar waar niemand mij meer ziet.

Als een drenkeling op zee,

De wind die huivert in het duister

Meer niet.

MORITZ:JONGENS & MEISJES:

Als ik gaOh ik ga

Wil ik diep gaan,

In de echo van jouw lied. Ah

Witte lippen op mijn huid,

Ze zingen kalme zoete psalmen

Meer niet.

ERNST:

Raak me

Voel me maar

En dan toe maar

Tot het pijn doet

Kom op en graai

Kruip op mijn huid

Nog lager nu,

Waar het vuur laait.

(MELCHIOR richt zijn aandacht weer op MORITZ. Het licht gaat terug naar de lampverlichte studeerkamer, maar de JONGENS & MEISJES blijven aanwezig in de schaduw, zachtjes zingend, als underscore van de scne)

MORITZ:GROEP:

(nog steeds verzonken Oh mijn god.

in de diagrammen) Oh ja ja ja.

Maar toch, je moet toegeven

met zulke diversegeni geni genitaliums

MELCHIOR:

(verbetert hem)

Genitalin?

MORITZ:GROEP:

Genitalin. Dat het intimiderend is. Oh mijn god

Ik bedoel, de vraag of alles welOh ja ja ja.

MELCHIOR:

Klopt?

(MORITZ kijkt geschokt)

Past?

(Nog geschokter)

Moritz, ik beweer niet dat ik zelf ooit Oh mijn god.

Oh ja ja ja.

MORITZ:

En ik beweer niet dat ik zelf nooit-- ooit

nog nooit

MELCHIOR:

Moritz?

MORITZ:

Ik moet weg!

(rent abrupt de kamer uit)Raak mij

MELCHIOR:Raak mij

Moritz, wacht

(maar hij is al weg; meer tegen zichzelf:)

Moritz

(FRAU GABOR komt binnen

en ruimt de theeboel op)

FRAU GABOR:Ah ah

Melchior, wat is er?

MELCHIOR:

Niets, mama.

FRAU GABOR:

Is Moritz al weg?

MELCHIOR:

Ja.

FRAU GABOR:

Toch ziet hij akelig bleek, vind je niet? Ik vraag me af of Faust wel zulke geschikte lectuur voor hem is.

(FRAU GABOR gaat af. MELCHIOR schudt in verwondering zijn hoofd.

De realiteit verdwijnt en we zijn weer in de wereld van het lied)

OTTO:GROEP:

Oh, mijn god.

Als ik ga

Wil ik diep gaan,

Uit de schaduw van verdriet.

Op de golven van je schoot

Zal jij me wiegen, laten vliegen

Meer niet.

GEORG:GROEP:

Als ik gaAls ik ga

Wil ik diep gaan,

Zonder tranen, onbespied.Zonder tranen

Oh nee nee nee

En de vlammen in mijn hoofd,

Die zul jij blussen met je kussen

Meer niet.

MELCHIOR & MORITZ:GROEP:

Raak me --

Raak me --in stilte

In stilte

Liefste, vertel me

Zeg het maar:

Vraag om vergeving.Vraag om vergeving

Voel --

Dring in mijn hart,Oh

Zing in mijn hoofd,Oh

En luister maarOh

Hoe de wind waait.Als ik ga, als ik ga

GEORG:GROEP:

Raak me Raak me --

Probeer maar Probeer maar --

Dat is beter Veel beter ja --

Dat is hemels Dat is hemels.

Voel --

Jouw lach is licht,Jouw lach is licht

De zonde waard.

Bewonder maar

Hoe mijn vuur laait.Hoe mijn vuur laait

ALLEN (GEORG ad lib):

Raak me --

Nog dieper

En sneller nog,

Tot je maag draait.

Kus me

Zolang het duurt

En neem me mee

Waar de wind waait

Waar de wind waait

Waar de wind waait

Waar de wind waait.

Scne 5

(Middag. MELCHIOR & WENDLA komen elkaar tegen in het bos)

WENDLA:

Melchior Gabor?

MELCHIOR:

(verrast)

Wendla Bergman?! Als een bosnimf uit een boom gevallen. Wat doe jij hier, helemaal alleen?

WENDLA:

Mama maakt meiwijn. Ik wilde haar verrassen met wat Lievevrouwebedstro. En jij?

MELCHIOR:

Dit is mijn lievelingsplek. Ik ben hier graag alleen, om na te denken.

WENDLA:

(wil weggaan)

Oh, neem me niet kwalijk

MELCHIOR:

Nee nee. Asjeblieft.

(ze blijft staan)

Dus hoe gaat het met jou?

WENDLA:

Oh, ik heb een heerlijke morgen gehad. We hebben met onze jongerengroep voedsel en kleren uitgedeeld onder de arbeiderskinderen.

MELCHIOR:

Ik weet nog dat wij dat deden, samen.

WENDLA:

Je had hun gezichten moeten zien, Melchior. We hebben ze een beetje licht gebracht.

MELCHIOR:

Weet je dat ik daar de laatste tijd steeds meer vraagtekens bij zet.

WENDLA:

Bij de arbeiders?

MELCHIOR:

(nee)

Bij onze liefdadigheid. Wat denk jij, Wendla dat vrome missiewerk van ons, maakt dat nu werkelijk verschil?

WENDLA:

Natuurlijk wel. Het is onze plicht. Wij zijn de enige hoop voor dat soort mensen.

MELCHIOR:

Misschien. Alleen ben ik bang dat er binnenkort in onze wereld geen plek meer is voor de zwakkeren.

WENDLA:

Dat is dan een zorg van ons alleml.

MELCHIOR:

Ja, precies!

WENDLA:

Ik vind: iets kan niet goed zijn voor n, tenzij het goed is voor allen.

MELCHIOR:

Inderdaad.

(een pauze)

Wendla Bergman, ik ken je nu al jaren en we hebben nooit echt met elkaar gepraat.

WENDLA:

We hebben ook zo weinig gelegenheid. Nu we ouder zijn.

MELCHIOR:

Klopt. In een meer verlichte wereld zouden we allemaal naar dezelfde school gaan. Jongens en meisjes gemengd. Zou dat niet geweldig zijn?

(In de hitte van de discussie is MELCHIOR steeds dichter bij WENDLA gaan staan; ze wordt verlegen en neemt een stap terug)

WENDLA:

Hoe laat is het?

MELCHIOR:

Zo tegen vieren, denk ik.

WENDLA:

Oh? Ik dacht later. Ik heb zo lang liggen dromen in het mos naast de beek ik dacht, het is vast later.

MELCHIOR:

Kom dan nog even hier zitten. Als je tegen deze eik leunt en naar de wolken staart, dan word je bijna gehypnotiseerd

WENDLA:

Ik moet om vijf uur thuis zijn.

MELCHIOR:

Maar als je hier ligt, valt er zon fantastisch vreemd gevoel van rust over je heen

WENDLA:

Goed, even dan.

(WENDLA en MELCHIOR gaan onder een eikenboom zitten. Het licht verandert en isoleert de twee in een intense schaduwwereld. Een klassiek arpeggio klinkt)

#7: Het Woord Van Jouw Lichaam

WENDLA:

Zo vreemd, gewoon absurd

Praten terwijl mijn adem stokt

MELCHIOR:

Bluffen met klinkende flauwekul.

WENDLA & MELCHIOR:

Heb je het woord gehoord van jouw lichaam?

(MORITZ strekt voorzichtig zijn hand uit en pakt die van WENDLA. Ze beginnen een imaginair pas de deux)

MELCHIOR:

Negeer je angst en flirt.

WENDLA:

Zoek naar de plaats waar de parel lokt.

MELCHIOR:

Grijp naar haar hand, je verstand op nul.

WENDLA & MELCHIOR:

Heb je het woord gehoord van mijn adem?

Oh, ik laat mij verwonden.

Oh, jouw lichaam wordt mijn wond.

Oh, ik ga jou pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

Zo vreemd, gewoon absurd.

WENDLA:

Voelen hoe hij mijn wereld schokt.

MELCHIOR:

Spelen met vuur zonder flauw benul.

WENDLA & MELCHIOR:

Heb je het woord gehoord hoe ik hunker?

Oh, ik laat mij verwonden.

Oh, jouw lichaam wordt mijn wond.

Oh, ik ga jou pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

(Het licht wisselt. We zijn weer terug in het bos)

WENDLA:

De zon gaat onder. Ik moet nu echt weg.

MELCHIOR:

(raakt haar aan)

We gaan samen. Ik breng je in tien minuten naar de brug.

(Ze aarzelt, maar staat dan toe dat hij haar hand pakt. Ze lopen samen af)

Scne 6

(Het plantsoen voor het gymnasium. GEORG, HANSCHEN, ERNST en OTTO staan ongeduldig te wachten)

OTTO:

(wijst)

Kijk, daar is-ie!

(MORITZ stormt op)

HANSCHEN:

En, ben je betrapt?

MORITZ:

Nee godzijdank niet

ERNST:

Maar je trilt helemaal.

MORITZ:

Van vreugde. Van pure onvervalste vreugde!

GEORG:

(sarcastisch)

Dat zal wel.

MORITZ:

Zo waar ik hier sta!

(MELCHIOR verschijnt)

ERNST:

Melchior!

MELCHIOR:

Moritz, ik heb je overal gezocht.

GEORG:

Hij heeft ingebroken in de kamer van de rector.

MELCHIOR:

Moritz, wat bezielde je?

MORITZ:

Ik moest wel, Melchi. Ik kon niet anders.

Het goede nieuws is: ik ben geslaagd!

HANSCHEN:

Voor dit halve semester.

MORITZ:

Ja. Alles hangt nu af van de laatste examens. Hoe dan ook, ik weet dat ik geslaagd ben. Nu weet ik hoe de Hemel voelt.

(MELCHIOR omarmt MORITZ. De lichten wisselen.

RECTOR KNOCHENBRUCH verschijnt, als ware in zijn kantoor. Hij richt zich tot FRAULEIN KNUPPELDICK)

HERR KNOCHENBRUCH:

Wel wel. Fraulein Knuppeldick.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Herr Knochenbruch?

HERR KNOCHENBRUCH:

Blijkbaar heeft die infantiele, semi-afatische zenuwpees

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Moritz Stiefel.

HERR KNOCHENBRUCH:

(inderdaad)

-- zijn halfjaarlijkse examens gehaald, god weet hoe. Wat ons bepaald voor een dilemma plaatst.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Ah.

HERR KNOCHENBRUCH:

In de hoogste klas is, zoals u weet, slechts plaats voor zestig. Eenenzestig studenten toelaten is onaanvaardbaar.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Onaanvaardbaar, Herr Knochenbruch. Maar laat ons de blik vooruit werpen naar de eindexamens.

HERR KNOCHENBRUCH:

Ja?...

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Bedenk dat ik het ben die dan de cijfers uitdeelt.

HERR KNOCHENBRUCH:

Dan ben ik gerust dat de goede naam van onze school bewaard zal worden.

Scne 7

(Een winderige middag. WENDLA, MARTHA, THEA en ANNA lopen arm in arm)

ANNA:

Nemen we de korte weg terug?

THEA:

Nee nee we gaan over de brug.

WENDLA:

Na twee uur oefeningen met de medicijnbal?!

THEA:

Kom op!

ANNA:

(plagerig)

Iemand hier wil zien of Melchior Gabor een vlot heeft op het water!

THEA:

(nou en)

Wie het laatst op de brug is, moet handjes vasthouden met Hanschen

(De MEISJES beginnen te rennen)

ANNA:

Martha, voorzichtig je vlecht gaat los.

MARTHA:

(bezorgd)

Nee.

THEA:

Laat dat ding toch. Heb je er geen last van dag en nacht? Je mag het niet afknippen, je mag het niet los dragen

WENDLA:

Morgen neem ik een schaar mee.

MARTHA:

In hemelsnaam, Wendla, nee! Ik krijg al genoeg slaag van Papa.

WENDLA:

Echt?

MARTHA:

Nee, nee, ik Het is niks.

THEA:

Martha?...

ANNA:

Martha, we zijn je vriendinnen

(Een pauze)

MARTHA:

Kijk, als ik niet doe wat hij zegt

ANNA:

Wat dan?

MARTHA:

Soms, s avonds pakt Papa zijn broekriem.

THEA:

En waar is jouw mama dan?

MARTHA:

We hebben regels in dit huis. Je dient je vader te gehoorzamen.

(pauze)

De andere avond rende ik naar de deur. Oh, mevrouw wil naar buiten? Goed, des te beter. Dan blijf je daar ook slaap maar op straat.

THEA:

Nee!

MARTHA:

Het was zo koud.

ANNA:

Mijn god.

(Een pauze)

WENDLA:

Hij slaat je met zijn riem?

MARTHA:

Met wat hij maar vindt.

WENDLA:

Met de gesp?

MARTHA:

(rolt haar mouw omhoog)

Hier

ANNA:

Oh mijn god!

WENDLA:

Martha, die striemen afschuwelijk.

ANNA:

We moeten het aan iemand vertellen.

MARTHA:

Anna, nee!

ANNA:

Dat moet.

MARTHA:

Nee, nee, asjeblieft. Dan gooien ze me voorgoed het huis uit.

THEA:

Net als toen met Ilse is gebeurd.

WENDLA:

Weet je nog!

ANNA:

Maar toch

MARTHA:

Anna, nee.

(de ergste vernedering)

Kijk wat er van Ilse is geworden. Leeft god-weet-waar, met god-weet-wie.

WENDLA:

Ik wou dat ik het op een of andere manier van je over kon nemen.

(Een pauze)

THEA:

Mijn oom Klaus zegt, Wie zijn kind lief heeft, kastijdt het.

MARTHA:

Zo zit het.

(Een pauze)

ANNA:

Als ik later kinderen heb, laat ik ze vrij. Zodat ze groot en sterk kunnen worden.

THEA:

Vrij? Maar hoe weet je wat je moet doen als je ouders dat niet zeggen?

#8: Wat De Nacht Van Mij Wil

(Een dreigende riff van de gitaar. Het licht verandert: we zijn nu in de binnenwereld van MARTHA. Haar moeder, FRAU BESSEL, werpt een lange schaduw op het toneel.

Tijdens de eerste coupletten lopen WENDLA, ANNA en THEA een voor een af)

FRAU BESSEL:

Martha, bedtijd.

MARTHA:

Ik hou mijn mond en hou stil

Wat de nacht van mij wil

FRAU BESSEL:

Martha, liefje ?

(geen reactie)

Doe je nieuwe nachthemd aan. Die mooie met kantjes die je vader voor je heeft gekocht.

MARTHA:

Je zegt, Gauw naar bed toe, schat.

Mama lacht maar wat

Alsof ze door me heenkijkt,

Alsof ze door me heenkijkt.

Dan in bed wachten

Als verlamd

En mijn maag verkrampt:

Jij staat in de kamer,

Jij staat in de kamer.

Jij zegt, Even nog een kusje doen, tot slot

Maar dan streel je mij en fluister je:

Dit mg van God.

Dit blijft ons geheim.

Kind, even lief zijn.

Zon speciaal moment deel ik alleen met jou,

Mijn kleine mooie meid waar ik zoveel van hou.

Dit blijft ons geheim.

Kind, even lief zijn.

(Er wordt op een deur geklopt. ILSE verschijnt in concertlicht. Haar vader, HERR NEUMANN, stapt uit het donker)

HERR NEUMANN:

Ilse? Tijd voor je verhaaltje.

ILSE:

In mijn hoofd gil ik:

Lig doodstil.

Doe maar wat hij wil.

En adem maar door

En adem maar door.

Oh, was ik maar sterk.

Ik wou dat iedereen hoort

Wat jij droomt in mijn oor:

Mijn kind moet lief zijn.

ILSE & MARTHA:

Mijn kind moet lief zijn.

ILSE & MARTHA:JONGENS:

Jij zegt, Even nog een kusje doen, tot slotAh

Maar dan streel je mij en fluister je:

Dit mg van God.

Dit blijft ons geheim.

Kind, even lief zijn.Kind, even lief zijn

Zon speciaal moment deel ik alleen met jou.Ah

Mijn kleine mooie meid waar ik zoveel van hou.

Dit blijft ons geheim.

Kind, even lief zijn.Kind, even lief zijn

Ik hou mijn mond en hou stilAh

Wat de nacht van mij wilNacht van mij wil

Ik hou mijn mond en hou stilAh

Wat de nacht van mij wilAh

Ik hou mijn mond en hou stilAh

Wat de nacht van mij wilNacht van mij wil

Ik hou mijn mond en hou stilAh

Wat de nacht van mij wilAh

Scne 8

(Het bos. MELCHIOR schrijft in zijn notitieboek)

MELCHIOR:

(leest hardop terwijl hij schrijft)

27 november. Het probleem ligt in de tirannieke Pedagocratie die alle Middelbare Scholen overwoekert

(Het licht wisselt naar MORITZ op het schoolplein. HERR KNOCHENBRUCH en FRAULEIN KNUPPELDICK roepen hem bij zich)

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Herr Stiefel, kunnen we u even spreken?

(MORITZ verstijft)

MELCHIOR:

(schrijft verder in zijn notitieboek)

een wereld waarin onderwijzers net als ouders ons louter zien als ruw materiaal, om te kneden tot een gehoorzame, productieve maatschappij

(HERR KNOCHENBRUCH en FRAULEIN KNUPPELDICK gaan bij MORITZ staan en spreken onhoorbaar met hem)

tot n uniforme militaire massa, waarin alles wat zwak is wordt platgetrapt

(HERR KNOCHENBRUCH & FRAULEIN KNUPPELDICK lopen weer verder, een lijkbleke MORITZ achterlatend)

waarin de prestaties van studenten slechts dienen ter meerdere glorie van de faculteit, en waarin derhalve n laag cijfer al gezien wordt als een bedreiging van

(MORITZ strompelt af, verloren. WENDLA nadert MELCHIOR)

WENDLA:

Melchior?

MELCHIOR:

(schiet geschrokken overeind)

Jij?!...

WENDLA:

Ik lag bij de beek en toen -- zag ik jou hier

MELCHIOR:

Ja.

(een ongemakkelijke stilte)

WENDLA:

Dus

MELCHIOR:

Dus de beek. Lag je weer te dromen?...

WENDLA:

Ja, zoiets.

MELCHIOR:

En waarover droomde je?

WENDLA:

Iets doms.

MELCHIOR:

Vertel.

WENDLA:

In mijn droom was ik een onhandig klein kind en ik had mijn vaders koffie gemorst. En toen hij zag wat ik had gedaan, pakte hij zijn riem en begon me te slaan.

MELCHIOR:

Wendla, zulke dingen gebeuren niet meer. Alleen nog in sprookjes.

WENDLA:

Martha Bessel wordt bijna elke avond geslagen je kunt de volgende dag de striemen zien. Verschrikkelijk.

Echt, je wordt witheet als je haar hoort vertellen. Ik kan de laatste tijd aan niets anders denken.

MELCHIOR:

Zo iemand zou je moeten aangeven.

WENDLA:

Weet je ik ben nog nooit geslagen. Nog nooit. Ik kan het me niet eens voorstellen. Het is vast heel erg.

MELCHIOR:

Ik geloof niet dat iemand er ooit beter van is geworden.

WENDLA:

Ik heb geprobeerd het bij mezelf te doen. Om te kijken hoe het voelt, werkelijk, van binnen.

(ze ziet een twijg op de grond en raapt hem op)

Met deze twijg bijvoorbeeld? Hij is dun. Stevig.

(ze biedt MELCHIOR de twijg aan. Hij pakt hem aan. Probeert hem uit, zwiepend door de lucht)

MELCHIOR:

Hiermee maak je bloedstriemen.

WENDLA:

Je bedoelt als jij mij zou slaan?

MELCHIOR:

Ik jou slaan?

WENDLA:

Ja.

MELCHIOR:

Wendla, wat zeg je nu?!

WENDLA:

Niets.

MELCHIOR:

Ik zou jou nooit kunnen slaan.

WENDLA:

Maar als ik het zelf zou willen?

MELCHIOR:

Nooit.

WENDLA:

Maar als ik het zou vragen?

MELCHIOR:

Ben je helemaal gek geworden?

WENDLA:

Martha Bessel, die vertelde me

MELCHIOR:

Wendla! Hoe kun je jaloers zijn op iemand die wordt geslagen?

WENDLA:

Maar ik ben nog nooit geslagen mn hele leven niet. Ik voelde nooit

MELCHIOR:

Wat?

WENDLA:

Iets. Wat dan ook.

(hij reageert niet)

Asjeblieft, Melchior

(Ze draait zich om en biedt hem haar achterste aan. Hij twijfelt, slaat haar dan zachtjes)

WENDLA:

Dat voel ik niet!

MELCHIOR:

Niet door die jurk heen, nee.

(WENDLA trekt haar jurk omhoog en toont hem de belofte van haar ietwat blotere achterwerk)

WENDLA:

Doe dan tegen mn benen.

MELCHIOR:

Wendla!

WENDLA:

Vooruit. Asjeblieft.

MELCHIOR:

Ik zal je leren asjeblieft te zeggen

(grijpt haar bij de arm en slaat haar met de twijg)

WENDLA:

(krimpt ineen van de pijn, maar)

Je raakt me nauwelijks.

(Hij slaat haar weer)

MELCHIOR:

En dit dan?

WENDLA:

Marthas vader gebruikt zijn riem. Tot bloedens toe, Melchi.

(MELCHIOR slaat haar nogmaals)

MELCHIOR:

En dit?

WENDLA:

(een leugen)

Niets.

MELCHIOR:

En dit?

WENDLA:

Niets.

MELCHIOR:

Jij teef. Ik zal je slaan tot je om genade smeekt.

(Hij gooit de twijg weg en smijt WENDLA op de grond, met zoveel geweld dat ze in huilen uitbarst.

Plotseling beseft hij wat hij aan het doen is. Hij struikelt weg, in tranen, het bos in. OTTO & GEORG worden verlicht, als gevoelige leden van de band)

#8a: Het Woord van Jouw Lichaam (reprise 1)

OTTO:

(teder)

Oh, ik laat mij verwonden.

Oh, jouw lichaam wordt mijn wond

OTTO & GEORG:

Oh, ik ga jou pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

Scne 9

(De huiskamer van de familie STIEFEL. MORITZ loopt op zijn vader af, HERR STIEFEL)

MORITZ:

Vader .?

HERR STIEFEL:

Moritz.

(MORITZ blijft zwijgen)

Ja?

MORITZ:

Wel, euh, ik vroeg me af wat er zou gebeuren strikt theoretisch gesproken als

HERR STIEFEL:

Als?

MORITZ:

Als ik ooit, op een dag, zou, euh, zakken. Niet dat

HERR STIEFEL:

Wil je zeggen dat je gezakt bent?

MORITZ:

Nee nee! Ik bedoelde alleen

HERR STIEFEL:

Je bent gezakt, nietwaar? Ik zie het aan je gezicht.

MORITZ:

Vader, nee!

(HERR STIEFEL geeft hem een klap)

Vader - !

(HERR STIEFEL geeft hem een tweede klap. En nog een. Hij keert zich om in afschuw)

HERR STIEFEL:

Dat het zover heeft moeten komen. Niet dat het me verbaast, eigenlijk.

(een pauze)

Gezakt.

(een pauze)

Wel, goed, en wat moeten je moeder en ik nu doen?

(geen antwoord)

Zeg het maar, Zoon. Wat?

(geen antwoord)

Hoe kan zij zich ooit nog vertonen op de Bijbelkring?

(geen antwoord)

En wat ga ik zeggen op de Bank?

(geen antwoord)

Hoe kunnen we nu nog naar de Kerk?

(geen antwoord)

Wat kunnen we nu nog zeggen?

(geen antwoord)

Mijn zoon. Gezakt.

(een pauze)

Gezakt.

(een pauze)

Godzijdank heeft mijn vader dit niet meer mee hoeven maken.

(Het licht wisselt naar)

Scne 10

(De suggestie van twee aparte ruimtes. Tijdens de scne wisselt het licht van de ene plek naar de andere.

FRAU GABOR zit als in haar studeerkamer en schrijft een brief.

MORITZ stapt naar voren aan de andere kant van het toneel in fel concertlicht en leest dezelfde brief.

Als underscore horen we een ritmische puls onder de scne, die langzaam opbouwt)

#9: En Toen Was Het Klaar

FRAU GABOR:

Geachte herr Stiefel

(bedenkt zich)

Moritz, ik heb de hele dag lopen nadenken over je brief. Het heeft me oprecht geraakt dat je mij als een moederlijke vriendin kunt zien. Natuurlijk vond ik het heel verdrietig om te horen dan je examens minder goed liepen dan gehoopt, en dat je komende herfst niet bevorderd zult worden. Maar ik wil meteen onderstrepen dat weglopen naar Amerika niet de oplossing is. In elk geval kan ik je niet het geld geven waar je om vraagt.

MORITZ:

Ok, ok, ok genoeg.

Stom dat ik sowieso iets vroeg.

Ik dacht, misschien nou ja, naef

Sorry dan maar niet, en net zo lief.

FRAU GABOR:

Het zou verkeerd zijn, Herr Stiefel, om mijn weigering te zien als een gebrek aan sympathie mijnerzijds. Integendeel, als Melchiors moeder zie ik het als mijn plicht om (halt te zeggen tegen deze tijdelijke)

MORITZ:

Het kutte is, net wat ik zeg,

Met duizend mark kan ik hier weg.

Ik vraag het lief, maar ja, ik weet:

Ze doen beleefd maar denken: lik mn reet.

FRAU GABOR:

Mocht je willen, dan ben ik meer dan bereid om aan je ouders te schrijven. Ik zal proberen ze te overtuigen dat niemand harder had kunnen werken dit kwartaal, en dat een al te strenge veroordeling van je huidige situatie (een bijzonder negatieve uitwerking zou kunnen hebben op)

MORITZ:

Dit is een klucht, een zieke grap.

Je stelt een vraag en krijgt een trap.

Je hersens slaan op tilt

Zij kwaken door

FRAU GABOR:

Toch, Herr Stiefel, was er n ding in je brief dat me zorgen baarde. Je hoe zal ik het zeggen? verholen dreigement dat, mocht ontsnapping onmogelijk zijn, je een eind aan je leven zou maken.

MORITZ:

Ok, nu krijg ik zo direct

Heel die Brave-Christen-act.

Een brief aan pa? Nou, perfect.

Babe, je hebt me beet.

FRAU GABOR:

Mijn beste jongen, er zijn zoveel mannen op deze wereld wetenschappers, zakenlui, zelfs geleerden die op school bepaald ondermaats presteerden en toch een glanzende carrire wisten te verwerven. Neem bijvoorbeeld die alom gerespecteerde essayist, Leopold Habebald

MORITZ:JONGENS:

Ik heb geen thuis, al lang niet meer.Ah

Zelfs mn pa kijkt op me neer.

Goed, ik ga, en zij gaan tsja, wie weet

Wie weet

Wie weet

FRAU GABOR:

Hoe dan ook, ik verzeker je dat je huidige tegenslag geen invloed zal hebben op mijn warme gevoelens jegens jou, noch op je vriendschap met Melchior.

(De JONGENS stappen een voor een naar voren en zingen mee met MORTIZeen opzwepende lofzang, punk-rock style)

MORITZ & HANSCHEN:

Ok, ok, ok genoeg.

Stom dat ik sowieso iets vroeg.

Ik dacht, misschien nou ja, naef

HANSCHEN:

Sorry dan maar niet

MORITZ:

-- En net zo lief.

MORITZ & OTTO:

Dit is een klucht, een zieke grap.

Je stelt een vraag en krijgt een trap.

OTTO:

Je hersens slaan op tilt

MORITZ:

Zij kwaken door

MORITZ & ERNST:

Je breekt, je schreeuwt

Tot tranen toe.

Je wil wel weg,

Maar waar, en hoe?

GEORG:

Je krijgt bij elke hulplijn

Geen gehoor

FRAU GABOR:

Dus kop op, Herr Stiefel. En laat snel weer iets van je horen. Tot die tijd verblijf ik, onveranderlijk en met de grootst mogelijke affectie, Fanny Gabor.

(Licht uit op FRAU GABOR. MORITZ schiet weer in zijn post-punk pose)

MORITZ:

Dus mooi dat ik verrekken mag.

Terug naar die slijtageslag

Van elke fokking nieuwe dag.

En toen was het klaar.

MORITZ & OTTO:

En toen was het klaar.

MORITZ, OTTO & GEORG:

En toen was het klaar.

MORITZ & JONGENS:

En toen was het klaar.

(MORITZ haalt een pistool uit zijn binnenzak en rent af)

Scne 11

#10: De Spiegelglas-Nacht

(Een muzikaal motief klinkt minimalistisch, elektronisch. MELCHIOR verschijnt in droomachtige theaterlicht, nog steeds in de war door wat hij WENDLA heeft aangedaan. Hij kastijdt zijn lichaam met zijn handen. De JONGENS kijken toe en imiteren zijn bewegingen als een koor)

JONGENS:

Klik zegt het licht, en alles is weer goed,

Je bent blind, je bent doof, en de stilte is zoet.

Je wakende engel staat naakt en op wacht,

En vervaagt in het blauw van de spiegelglas-nacht.

MELCHIOR:

Maar geen mens die je gunt wat je kan, wat je vindt.

Je staat op een punt tussen man, tussen kind.

Je bent vaag als een geest, je bent bang en verward,

Verstopt in een grot met een slot op je hart.

JONGENS:

En de angst en de schrik, de druk en de plicht,

Verdwijnt in de nacht met een klik van het licht.

Wanneer nu het donker je zicht heeft geroofd,

Dan vervliegt in de nacht al het zwart in je hoofd.

MELCHIOR:

Maar geen mens die gelooft in die geest in de wind,

Een stem in je hoofd als een beest, als een kind,

En die spreekt van een tijd zonder thuis, zonder vriend.

Je weet: dat is juist wat je ziel heeft verdiend.

(WENDLA komt op; ze heeft MELCHIORs notitieboek bij zich. Het licht wisselt abrupt van koud spiegelblauw naar het warme licht van een zonsondergang en onthult MELCHIOR in een hooizolder)

WENDLA:

Dus hier ben je.

MELCHIOR:

Ga weg. Asjeblieft.

WENDLA:

Er is storm op komst. Wat zit je hier te mokken in een hooizolder?

MELCHIOR:

Weg.

(een pauze)

WENDLA:

Iedereen is in de Kerk. Het koor repeteert voor de Sint-Michielsmis. Ik ben weggeglipt.

MELCHIOR:

Zo. Tsja.

(een pauze)

WENDLA:

Je vriend Moritz Stiefel is onvindbaar. Al de hele dag, zeggen ze.

MELCHIOR:

Hij had vast zn buik vol van Sint-Michielsmissen.

WENDLA:

Misschien.

(een pauze)

Ik heb je notitieboek, weet je.

MELCHIOR:

Echt?!

WENDLA:

Je was het vergeten. Die ene keer. En ja, ik heb stukken gelezen. In ieder geval geprobrd --

MELCHIOR:

Leg gewoon maar neer. Asjeblieft.

(WENDLA klimt de hooiberg op en legt het notitieboek neer)

WENDLA:

Melchior, ik heb spijt van wat er is gebeurd. Echt waar. Ik begrijp dat je boos op me bent. Ik weet niet wat me bezielde

MORITZ:

Stop.

WENDLA:

Maar hoe kan ik nog

MELCHIOR:

Asjeblieft. Asjeblieft. Stop.

(een pauze)

We waren in de war. We waren alle twee gewoon

WENDLA:

Maar het was mijn schuld dat

MELCHIOR:

Nee asjeblieft stop! Ik was het ik alleen. Toen ik je sloeg, werd er iets in me wakker.

WENDLA:

In mij ook.

MELCHIOR:

Maar ik heb je pijn gedaan

WENDLA:

Ja, maar toch

MELCHIOR:

Genoeg! Mijn god. Genoeg. Toe asjeblieft.

(een pauze)

Je moet terug.

(Pauze. WENDLA knielt naast MELCHIOR)

WENDLA:

Waarom kom je niet mee naar het weiland, Melchior? Hier is het zo donker en benauwd. Laten we door de regen rennen, drijf- en drijfnat worden, en overal lak aan hebben.

MELCHIOR:

Vergeef me.

WENDLA:

Het kwam door mij. Alleen door mij.

(ze legt zijn hoofd op haar borst)

MELCHIOR:

Ik kan je hart horen slaan, Wendla.

(hij doet een poging haar te kussen)

WENDLA:

Oh Melchi

(aarzelt dan)

Ik weet het niet.

MELCHIOR:

(legt haar hoofd op zijn borst)

Waar ik ook ben, ik hoor het slaan

WENDLA:

En ik dat van jou.

(MELCHIOR kust haar)

Melchior

(Hij kust haar nogmaals. Drukt zijn lichaam tegen het hare)

Nee wacht nee

WENDLA:

Wacht stop. Ik kan het niet. Het is verboden.

MELCHIOR:

Wat?

(geen antwoord)

Wat is verboden? De liefde? Ik vraag me af of het wel echt bestaat. Ik kan je hart horen

#11: Ik Geloof

(Gospel-getinte muziek begint, met een moderne groove. De JONGENS & MEISJES verschijnen en verzamelen zich als een verstild koor)

MELCHIOR:

Ik voel je adem overal in de regen, in het hooi Asjeblieft. Asjeblieft, Wendla.

(Hij drukt zichzelf tegen haar aan. Kust haar)

MEISJES & JONGENS:WENDLA:

(zacht)

Ik geloof,

Ik geloof,

Ik geloof. Melchi, nee ik kan niet dit is

Oh, ik geloof.

Alles wordt vergeven.MELCHIOR:

Wat? Zondig?

Ik geloof, WENDLA:

Ik geloof, Nee. Ik weet het niet

Ik geloof.

Oh, ik geloof. MELCHIOR:

Alles wordt vergeven.Waarom dan niet ?Omdat het fijn is?

(geen antwoord)

Omdat we dan eindelijk iets gaan voelen?

(WENDLA denkt na, pakt dan plotseling MELCHIOR vast en trekt hem naar zich toe. Ze kust hem. Hij omarmt haar en legt haar voorzichtig achterover)

Ik geloof, MELCHIOR:

Ik geloof, Niet bang zijn.

Ik geloof.(WENDLA aarzelt, knikt dan.

Oh, ik geloof. MELCHIOR kust haar.

Liefde komt van boven. Raakt haar borst aan)

MEISJES & JONGENS: WENDLA:

Ik geloof, Nee.

Ik geloof,

Ik geloof. MELCHIOR:

Oh, ik geloof. Asjeblieft

Liefde komt van boven.

WENDLA:

Niet doen. Ik

MELCHIOR:

Wat?

(WENDLA pakt zijn hand en legt hem terug op haar borst)

Ik geloof,

Ik geloof,

Ik geloof.(MELCHIOR begint de knoopjes van

Oh, ik geloof. WENDLAs jurk los te maken.

Alles wordt vergevenHij gaat voorzichtig met zijn hand

tussen haar benen)

Ik geloof,

Ik geloof, WENDLA:

Ik geloof. Wacht

Oh, ik geloof. MELCHIOR:

Alles wordt vergeven Ik ben het maar.

(ziet haar blik; geruststellend)

Ik ben het maar.

Liefde komt van boven.

Alles wordt vergeven.

Liefde komt van boven.

Alles wordt vergeven

Ik geloof (MELCHIOR gaat met zijn hand

Liefde komt van boven. in haar ondergoed

Ik geloof en begint haar voorzichtig te strelen)Alles wordt vergeven.

Ik geloof

Liefde komt van boven.

Ik geloof

Alles wordt vergeven.

Ik geloof

Liefde komt van boven.

MEISJES & JONGENS:MARTHA & ANNA:WENDLA:

Ik geloof Vrede en vreugd Zo ja goed zo

Liefde komt van boven. Zij met hen.

MELCHIOR:

Ik geloof Ja?

Alles wordt vergeven Needrigheid

En wijsheid.

WENDLA:

Ja.

(Terwijl het lied verder gaat, klimt MELCHIOR bovenop haar en doet zijn broek naar beneden)

MEISJES & JONGENS:

Vrede en vreugd zij met hen,

Needrigheid en wijsheid .

(MELCHIOR penetreert WENDLA)

WENDLA:

Melchior oh!...

MEISJES & JONGENS:

Ik geloof .

(Einde van het lied. Het licht verdwijnt)

EINDE EERSTE AKTE

TWEEDE AKTE

Scne 1.

(Schemer. In de kerk. Dezelfde tijd en dezelfde dag als aan het eind van de Eerste Akte. Muziek als underscore onder de preek van DOMINEE KAULBACH)

#12: Boete Doen

DOMINEE KAULBACH:

(halverwege zijn preek)

Laat ons dan vandaag, kinderen, een moment stilstaan bij een spreuk die Martin Luther zeer na aan het hart lag: Onze dankbaarheid jegens God, jegens onze ouders, jegens onze leraren, is nimmer groot genoeg.

(De scne wisselt naar WENDLA & MELCHIOR in de hooizolder: we zijn terug bij het moment dat ze met elkaar aan het vrijen zijn. DOMINEE KAULBACH praat door:)

Oh, ik weet maar al te goed hoe vreemd deze woorden klinken voor een modern oor. Hoe dubieus. Hoe ouderwets. En toch is er n vraag die wij, wij allen, moeten stellen aan de diepste krochten van ons gemoed: op welke wijze heb ik mijn vader en moeder geerd, of onteerd? Op welke wijze ben ik afgedwaald van het rechte pad aan mij getoond door de Kerk, ons aller leraar?

(Licht verdwijnt op DOMINEE KAULBACH.

MELCHIOR trekt zich voorzichtig terug van WENDLA)

MELCHIOR:

Wendla, is alles in orde?

(Een lied begint: een zacht wiegend keyboardpatroon. Theaterlicht vangt WENDLA. Het licht fluctueert tussen de wolkenloze wereld van het lied en het onzekere moment tussen de twee geliefden op de hooizolder)

WENDLA:

Iets is mooi begonnen,

Zoet, maar ook gek.

Iets lag bedekt in een doos in een kast,

Maar het hunkert naar een plek.

ALLEN (behalve MELCHIOR & WENDLA):

Wat moeten we met dromen?

WENDLA:

Wek me op tijd voor een dosis verdriet.

ALLEN (behalve MELCHIOR & WENDLA):

Wat moeten we met lente?

WENDLA:

Dit is de tijd van ontwaken.

En laat je lichaam dan maar boete doen.

En kus, en alles is kleur.

Zij aan zij

Tuimel jij

Door de zilverblauwe nacht,

Die fluistert en ademloos lacht.

MELCHIOR:

(nog steeds met zijn vraag)

Wendla?

WENDLA:

Ja. Ik denk van wel.

MELCHIOR:

Voel mn slapen bonken,

Totaal van slag.

Allerlei ramen waar jij door wil kijken,

Als nieuwe held van de dag.

ALLEN (behalve MELCHIOR & WENDLA):

Wat moeten we met dromen?

MELCHIOR:

Wek me op tijd en ik sta in de kou.

ALLEN (behalve MELCHIOR & WENDLA):

Wat moeten we met lente?

MELCHIOR:

Dit is de tijd voor iets magisch.

ALLEN:

En laat je lichaam dan maar boete doen.

Jouw kus die opent een deur.

Rond en rond,

Mond aan mond,

Verbonden door schuld in de nacht,

Die fluistert en ademloos lacht.

Woho woho.

(De JONGENS & MEISJES gaan als een alt-rockkoor rond WENDLA & MELCHIOR staan. DOMINEE KAULBACH wordt weer verlicht, in de kerk)

DOMINEE KAULBACH:

Ah, maar kinderen, kinderen, op welke wijze vergoelijken en verbergen wij, juist voor onszelf, het geheime pact dat we sluiten met onze eigen demonen ?

ALLEN:

En laat je lichaam dan maar boete doen

(MORITZ stormt op en jaagt iedereen weg)

MORITZ:

Genoeg. Genoeg. Genoeg.

(Het licht wordt wild en omcirkelt MELCHIOR)

Scne 2

(MORITZ zingt front, net een leadzanger van een garage band)

#13: Ik Ben Daar Klaar Mee

MORITZ:

Stel je voor dat jij een kleine vlinder bent,

Die fladdert, hoog en droog,

En die geen sores kent.

Lekker leven, kalm en cool:

Hoe vet is dat?

Wat chillen bij een waterval,

Of zweven naar de zon.

Of beter, ben je als een zoete zomerwind,

Die fluitend door de lucht

Zn eigen spoor wel vindt.

En die smaak van as in je mond verdwijnt

Nou ja, ven dan.

Geen drama,

Ik blijf overeind.

Al die shit

Ik ben daar klaar mee.

Dat drama dat moet ik niet.

Dat is z niet meer mijn ding, weet je,

Daarvoor bloed ik niet.

Ik ben daar klaar mee.

Ik ben z doodmoe

Van het zwart in mn kop, man

Dat zuigt, en hoe.

Ik ben daar klaar mee,

Klr, voortaan.

Al dat drama

Laat maar gaan.

(Het lied eindigt en het licht wisselt. Schemering. Een rivier. MORITZ staat alleen. Hij haalt een pistool uit zijn zak. ILSE verschijnt plotseling. Ze ziet hem)

ILSE:

Moritz Stiefel!

MORITZ:

(verbergt haastig het pistool)

Ilse?! Je liet me schrikken!

ILSE:

Ben je iets verloren?

MORITZ:

Waarom laat je me zo schrikken?

(een pauze)

Verdomme!

ILSE:

Wat zoek je?

MORITZ:

Wist ik het maar.

ILSE:

Wat voor nut heeft het dan om te zoeken?

(een pauze)

MORITZ:

En, waar woon jij tegenwoordig?

ILSE:

Priapia de Kunstenaarskolonie?

MORITZ:

Oh ja.

ILSE:

Allemaal ouwe viezeriken, Moritz. Totaal losgeslagen. Zo Bohemien. Het enige wat ze van me willen is dat ik me opdirk en me laat schilderen! Alhoewel, die Johan Fehrendorf is behoorlijk hitsig. Die zit me regelmatig achterna door zn atelier, dan wil-ie me volkladden met zn verfkwast. Typisch een man als ze je niet kunnen bevlekken met de ene penceel, dan maar met de ander.

God, Moritz laatst zijn we met zn allen zo dronken geworden dat ik gewoon plat in de sneeuw viel ik heb zo de hele nacht gelegen, totaal buiten westen.

Daarna heb ik een hele week doorgebracht met Gustav Baum. (als reactie op zijn blik) Nee, echt. We snoven samen ether en zo. Alleen, vanmorgen, hij maakte me wakker, toen had hij een pistool op mn borst gezet. Hij zei, Als je beweegt, is het voorbij. Ik kreeg er kippenvel van.

En jij, Moritz nog steeds op school?

MORITZ:

Dit is mijn laatste semester.

(een pauze)

ILSE:

God, weet je nog hoe we met zn allen bij mij thuis piraatje gingen spelen? Wendla Bergman, Melchior Gabor, jij, en ik

(Een gitaar speelt, melancholiek. IlSE krijgt een spot op zich)

#13a: De Blauwe Wind

ILSE:

Lente, zomer,

Zingt de blauwe wind,

Altijd in mineur,

Klagend door het maaiveld,

Door de dichte deur,

Door het open boek in het gras

Lente, zomer.

Maar als het herfst is

Dan sluipt de wind en kruipt in je dromen,

Tovert fantomen.

In de winter is het somber,

Als de wind zingt met een snik.

Lente, zomer,

Zingt de blauwe wind.

Pijn heeft blauw als kleur.

Blauwer dan een aster,

Dan een wolkenlucht,

Dan het open kind dat je was.

Lente, zomer.

(Het licht wisselt terug in de schemering)

MORITZ:

Ik moet weer verder.

ILSE:

Loop even mee tot aan mijn huis.

MORITZ:

En dan?

ILSE:

Dan graven we onze oude tomahawks weer op en gaan we samen spelen, Moritz net als vroeger.

MORITZ:

Toch waren dat mooie tijden. Verstoppertje spelen in onze wigwam

ILSE:

Ja. Dan kamde ik je haar en zette krullen bij je in, en dan mocht je rijden op mn hobbelpaard

MORITZ:

Ik wou dat het kon.

ILSE:

Wat houdt je tegen?

MORITZ:

(een leugen)

Tachtig verzen Vergilius, zestien vraagstukken trigeometrie, een opstel over de Habsburgers

(terug in de neon wereld)

#13b: Ik Ben Daar Klaar Mee / De Blauwe Wind

MORITZ:

Of beter, hang ik als een waslijn ergens hoog.

Dump je troep op mij,

En kijk, ik zwaai het droog.

En ik swing in de zon

Wat een fraai bestaan.

Ik ben vrij,

Alweer een dag voorbij.

Zwaai maar dag naar de maan.

Al die shit

MORITZ:ILSE:

Ik ben daar klaar mee.Lente, zomer,

Dat drama dat moet ik niet.Zingt de blauwe wind

Dat is z niet meer mijn ding, Eenzaam rond de deur,

Weet je,Dwalend door het

Daarvoor bloed ik niet.Maaiveld, door de

Ik ben daar klaar mee.Balen hooi

Lente, zomer,

Ik ben z doodmoeZingt de blauwe wind,

Van het zwart in mn kop, man Altijd in mineur.

Dat zuigt, en hoe.Dolend door de,

Ik ben daar klaar mee, regen, door een wolk

Klr, voortaan. van stof, door een

Al dat drama rimpeling in een plas.

Laat maar gaan. Lente, zomer.

(Het concertlicht verdwijnt)

MORITZ:

Nog een mooie avond, Ilse.

ILSE:

Hoezo?

MORITZ:

Vergilius, trigeometrie, weet je nog?

ILSE:

t Is maar voor een uurtje.

MORITZ:

Het kan niet.

ILSE:

Breng me dan even naar huis.

MORITZ:

Eerlijk, ik wou dat het kon.

ILSE:

Weet je, tegen de tijd dat jij wakker wordt, lig ik op een of andere vuilnisbelt.

(ILSE loopt weg; MORITZ krimpt ineen)

MORITZ:

Lieve god, ik had alleen maar ja hoeven zeggen.

(roept haar na)

Ilse? Ilse ?

(hij wacht; kon hij maar achter haar aan gaan maar nu is ze weg)

Dus -- wat ga ik ze zeggen? De engelen? Ik ga zeggen dat ik dronken ben geworden in de sneeuw, en dat ik heb gezongen en piraatje heb gespeeld Ja, dat ga ik zeggen. Ik ben klaar. Ik word een engel.

(MORITZ zucht, kijkt de nacht tegemoet. Hij haalt het pistool tevoorschijn)

Tien minuten geleden zag je nog een streepje licht. Nu alleen nog maar duister de eerste sterren

Zo zwart. Zo zwart. Zo zwart

(MORITZ spant de haan van zijn pistool. Zet het wapen in zijn mond. Blackout)

Scne 3

(Een begraafplaats in de stromende regen. MORITZ vader, HERR STIEFEL, staat onbewogen naast een open graf.

FRAU GABOR nadert het graf om een bloem neer te leggen. Tegelijkertijd wordt MELCHIOR onthuld in concertlicht. Hij begint te zingen, en geeft stem aan HERR STIEFELs diepste gedachten.

En voor een stappen de JONGENS en MEISJES naar voren om een bloem op MORTIZ graf te leggen, en lopen dan verder om deel te worden van het achtergrondkoor)

#14: Nooit Bestaan

MELCHIOR:

Je pakt zijn hand, je streelt zijn haar,

Je fatsoeneert zijn das.

Was je altijd zo blind, wie jouw kind echt was?

Je aarzelt bij een laatste kus,

Een aai langs zijn gezicht.

Leg zijn hoofd maar recht, doe zijn ogen dicht.

MELCHIOR, JONGENS & MEISJES:

Een leven kwam, een leven ging,

Als de schaduw van een kind

Verdwaald van huis.

MELCHIOR:

Zoveel van wat hij wou

Zal nooit bestaan.

Alles wat zijn mama zei als wijze raad,

En wat zijn pa hem had voorgedaan.

Oh.

De troost die jij niet gaf,

En het geduld dat jij niet had,

Alle lieve woorden die jij vergat.

Je hoorde hem huilen

Maar nam hem niet op schoot.

Want een man blijft flink,

Want een man houdt zich groot.

MELCHIOR, JONGENS & MEISJES:

Een leven kwam, een leven ging,

Als de schaduw van een kind

Verdwaald van huis.

MELCHIOR:MEISJES:

Zoveel van wie hij wasAh

Zal nooit bestaan.

Alles wat zijn mama wenste bij de wieg,

En wat zijn pa er uit zou slaan.

Zoveel van wat hij dachtAh

Heeft nooit bestaan.

Alle angst die s avonds spookte door zijn hoofd,

Al het duister dat niet weg wou gaan.

Oh

(HERR STIEFEL komt naar voren om een bloem neer te leggen, maar stokt. MELCHIOR raakt HERR STIEFEL aan op de bost, en abrupt zakt de man in elkaar van verdriet, snikkend bij het graf van zijn zoon)

MELCHIOR, JONGENS & MEISJES:

Oh

Oh

Een leven kwam, een leven ging,

Als de schaduw van een kind

Verdwaald van huis.

MELCHIOR:JONGENS & MEISJES:

Maar hij fluistert als een geest Oh

Door ons bestaan

Hij fluistert als een geest Ah.

Door ons bestaan

Hij fluistert als een geest

Door ons bestaan

Oh

(MELCHIOR legt de laatste bloem neer)

Scne 4

(Het kantoor van de Rector. HERR KNOCHENBRUCH roept FRAULEIN KNUPPELDICK bij zich)

HERR KNOCHENBRUCH:

Fraulein Knuppeldick.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Herr Knochenbruch?

HERR KNOCHENBRUCH:

Dit vraagt om onmiddellijke en drastische maatregelen, willen we de schijn vermijden dat ook onze school geteisterd wordt door deze huidige epidemie van adolescente sucide.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Absoluut. Maar dit is geen gemakkelijke strijd om te winnen. We hebben niet alleen te maken met de morele degeneratie van onze jeugd, maar tevens met de oprukkende losbandigheid van deze zedenloze tijd.

HERR KNOCHENBRUCH:

We zijn het eens. Dit is oorlog. En in elke oorlog vallen slachtoffers.

(een pauze)

Laat de jongen binnenkomen.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Zeker, Herr Knochenbruch.

(FRAULEIN KNUPPELDICK wenkt MELCHIOR naar binnen)

HERR KNOCHENBRUCH:

Het lijkt er op, jongeman, dat alle wegen naar u leiden. Begrijpt u wat ik bedoel?

MELCHIOR:

(maar u begrijpt het niet)

Ik ben bang

HERR KNOCHENBRUCH:

(maakt MELCHIORs zin af)

En daar heeft u ook alle reden toe. Twee dagen na de dood van de jonge, uh

FRAULEIN KNUPPELDICK:

(vult de naam aan)

Moritz Stiefel

HERR KNOCHENBRUCH:

de jonge Moritz Stiefel, toen zijn vader zijn bezittingen doorzocht, ontdekte hij een zeker abject en athestisch document, en daaruit bleek ontegenzeggelijk

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Ontegenzeggelijk

HERR KNOCHENBRUCH:

hoezeer deze jongeman moreel gecorrumpeerd was, iets wat ongetwijfeld heeft geleid tot zijn voortijdige dood.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Ongetwijfeld, Herr Knochenbruch.

HERR KNOCHENBRUCH:

Ik heb het hier over een essay van tien paginas, u wellicht bekend, met de bedrieglijk kuise titel: De Kunst van de Bijslaap verluchtigd met -laten we zeggen- levensechte illustraties.

MELCHIOR:

Herr Knochenbruch, zou ik me

HERR KNOCHENBRUCH:

Beter kunnen gedragen? Inderdaad, als dat eens mogelijk was.

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Inderdaad.

HERR KNOCHENBRUCH:

Tijdens zorgvuldig onderzoek onzerzijds van dit obscene document hebben wij het handschrift vergeleken met dat van elke afzonderlijke student

MELCHIOR:

Kunt u mij n enkel voorbeeld geven van wat u obsceen noemt

HERR KNOCHENBRUCH:

U antwoordt alleen op de u gestelde vragen. Met een vlot en duidelijk Ja of Nee.

(een pauze)

Melchior Gabor, heeft u dit geschreven?

#15: Alles Is Kut

(HERR KNOCHENBRUCH en FRAULEIN KNUPPELDICK draaien zich richting MELCHIOR en staren hem aan. Een ruige gitaarlick klinkt klaarblijkelijk als intro van een lied. HERR KNOCHENBRUCH & FRAULEIN KNUPPELDICK wisselen een blik en draaien zich dan nogmaals richting MELCHIOR. De gitaar speelt opnieuw)

FRAULEIN KNUPPELDICK:

Heeft u dit geschreven?

HERR KNOCHENBRUCH & FRAULEIN KNUPPELDICK staren hem aan, in afwachting van een antwoord. Het licht wisselt. Een rock beat begint. De JONGENS & MEISJES verschijnen. MELCHIOR draait zich front)

MELCHIOR:

En dan denk je ineens:

Oh, kut.

Als geen reet meer klopt,

Geen ruk meer lukt.

Elke nooduitgang

Ineens defect.

Met je hart op tilt,

Je ziel gehackt.

OTTO:

Wat je elke keer het meeste nekt,

Is dat beroemde sneeuwbal-shit-effect.

Voor het kleine grut blijft alles toch kut.

Je blijft een vlieg waar iedereen een poot uit rukt.

GEORG:

Het is kut

Als je doodstil staat,

En toch nog hoor je:

Kop dicht, knul.

HANSCHEN:

Het is kut

Als je vrijuit praat

GEORG, OTTO, HANSCHEN:

En je bent meteen de lul.

JONGENS & MEISJES:

Dat is kut, zwaar kut --

Zo doorgedraaid.

Je wordt dag na dag opnieuw genaaid.

Alles is kut,

En je met kapot --

Ze zijn zo verdraaid gehaaid.

MELCHIOR:

(imiteert de leraren)

Bla bla bla bla bla bla bla

JONGENS & MEISJES:

Bla bla bla bla bla bla bla

(Het licht wisselt terug naar het kantoor van de Rector. HERR KNOCHENBRUCH & FRAULEIN KNUPPELDICK eisen opnieuw MELCHIORs aandacht. Tijdens de volgende dialoog springt het licht heen en weer tussen de wereld van het lied en de scne)

HERR KNOCHENBRUCH:

Herr Gabor?

MELCHIOR:

Schakel uit, zap weg,

Met huid en al.

Zet je stekels uit,

Krul je op tot een bal,

Tot een wereld waar

Geen haat meer spreekt.

Tot de chte weer

Bij je binnen breekt.

HERR KNOCHENBRUCH:

Herr Gabor, geef antwoord.

JONGENS & MEISJES:

Dat is kut, zwaar kut --

Zo doorgedraaid.

Je wordt dag na dag opnieuw genaaid.

Alles is kut,

En je met kapot --

Ze zijn zo verdraaid gehaaid.

HERR KNOCHENBRUCH:

Melchior Gabor, voor de allerlaatste keer.

HERR KNOCHENBRUCH & FRAULEIN KNUPPELDICK:

Heeft u dit geschreven?

MELCHIOR:

Ja.

(HERR KNOCHENBRUCH geeft een teken en MELCHIOR wordt weggeleid. Het licht wordt psychedelisch)

MELCHIOR, JONGENS & MEISJES:

Dat is kut, zwaar kut --

Zo doorgedraaid.

Je wordt dag na dag opnieuw genaaid.

Alles is kut,

En je met kapot --

Ze zijn zo verdraaid gehaaid.

(En nu zingen zelfs de VOLWASSENEN mee)

ALLEN:

Bla bla bla bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla bla bla bla

Bla bla bla bla bla

Alles is kut!

Scne 5

(Een wijngaard bij zonsondergang. Kerkklokken luiden in de verte. HANSCHEN & ERNST luieren op het gras.)

HANSCHEN:

Die klokken Zo vredig.

ERNST:

Ja h. Soms, als het stil is, op zon avond als deze, dan zie ik mezelf als een dorpsdominee. Met een vrouw met appelwangen, een bibliotheek, diplomas En de meisjes en jongens uit de buurt pakken mijn hand als ik voorbij loop

HANSCHEN:

Serieus?

(een pauze)

Echt, Ernst, jij bent zo sentimenteel! Al die dominees met hun brave, vrome gezichten dat is niets anders dan een masker dat verbergt hoe afgunstig ze zijn.

(hij glijdt handig dichter naar ERNST toe)

Geloof me, een man heeft maar drie opties in het leven. Hij kan zich laten vermorzelen door de gevestigde orde zoals Moritz. Hij kan de grote rebel uithangen -- zoals Melchior en van school worden gestuurd. Of hij kan geduldig zijn tijd afwachten, en het Systeem in zijn voordeel laten werken zoals ik.

(glijdt nog dichter naar ERNST toe)

Zie de toekomst als een emmer melk. De een ploetert en roert en karnt zo de melk tot boter, zoals Otto bijvoorbeeld. De ander piekert en morst zn melk en treurt daar de hele nacht over. Ik daarentegen ik ben als een klein poesje, ik lik gewoon de room eraf

ERNST:

Gewoon, de room

HANSCHEN:

Juist.

ERNST:

Maar wat doe je dan met

(reageert op HANSCHENs blik)

Je lacht me uit.

Wat - ?

Hanschen?

#16: Het Woord Van Jouw Lichaam (reprise 2)

(Het licht wisselt. HANSCHEN leunt in het spotlicht als een gladde crooner)

HANSCHEN:

Kom, laaf je aan mijn room.

Nuttig je droom van mond op mond.

Prikkel de parel van puur genot.

Heb je het woord gehoord van jouw lichaam?

Oh, ik ga jou verwonden.

Oh, mijn lichaam wordt jouw wond.

Oh, wat zal het pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

(Het licht verandert terug. HANSCHEN leunt voorover en kust ERNST)

ERNST:

Oh god

HANSCHEN:

Mmm, ja h. Als we terugkijken, over dertig jaar, dan zal deze avond ongelooflijk bijzonder lijken.

ERNST:

En in de tussentijd?

HANSCHEN:

Waarom niet?

(kust ERNST lang en diep)

ERNST:

Toen ik vanmiddag hier naar toe liep, dacht ik dat we enkel zouden praten.

HANSCHEN:

Dus, heb je spijt dat we -- ?

ERNST:

Oh nee ik hou van je, Hanschen. Zoals van niemand ooit tevoren.

HANSCHEN:

Dat is je geraden.

(HANSCHEN deelt zijn licht met ERNST)

ERNST:

Oh, ik laat mij verwonden.

Oh, jouw lichaam wordt mijn wond.

ERNST & HANSCHEN:

Oh, wat zal het pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

(WENDLA, MELCHIOR en de JONGENS & MEISJES verschijnen als achtergrondkoor. Tijdens het lied krijgt ILSE een brief van MELCHIOR en geeft hem aan WENDLA)

ERNST, HANSCHEN, WENDLA, MELCHIOR, JONGENS & MEISJES:

Oh, Ik laat mij verwonden.

Oh, jouw lichaam wordt mijn wond.

Oh, ik ga jou pijn doen.

Oh, mijn lichaam wordt jouw pijn.

Scne 6

(WENDLAs slaapkamer. Ze leest voor uit MELCHIORs brief. MELCHIOR verschijnt in een spot.)

MELCHIOR:

(leest zijn brief)

nu heb ik gezien, Wendla, hoe deze verfoeilijke burgermaatschappij werkt hoe alles wat we aanraken vergaat tot stof. Uiteindelijk kunnen we op niets anders rekenen dan op elkaar wij bouwen een nieuwe wereld. Laat al die verdroogde mummies maar praten -- mijn hoofd hoort op jouw borst. Samen ademen en bewegen als n: naar dat Paradijs moeten we terug

(DOKTER VON BRAUSEPULVER en FRAU BERGMAN komen op. WENDLA verstopt snel de brief in haar mouw. DOKTOR VON BRAUSEPULVER onderzoekt haar, een fles pillen in de hand. FRAU BERGMAN staat er nerveus bij)

DOKTER VON BRAUSEPULVER:

Kom kom, niet zo angstig, jongedame. Deze pillen schreef ik al voor toen jij nog niet eens geboren was. Sterker nog, ik heb ze onlangs nog aanbevolen bij de jonge Douairire Von Witleben. En voil, een week later zat ze al in een Spa in Pyrmont te ontbijten met geroosterde kip en Pommes Parisiennes.

(een pauze)

Dus, lieve kind, driemaal daags n uur voor de maaltijd, en in een paar weken tijd ben je weer helemaal de oude. Dan eet jij speenvarken als ontbijt, of niet?

FRAU BERGMAN:

Dus dat is alles, Dokter bloedarmoede?

DOKTER VON BRAUSEPULVER:

Cest tout.

FRAU BERGMAN:

En de misselijkheid?

DOKTER VON BRAUSEPULVER:

Komt vaker voor.

(tegen WENDLA)

Vertrouw op mij, kind. Je wordt weer helemaal de oude.

(een pauze)

Frau Bergman, als ik u even zou mogen spreken ?

FRAU BERGMAN:

Natuurlijk, Dokter.

(FRAU BERGMAN neemt DOKTER VON BRAUSEPULVER mee naar buiten. WENDLA blijft stil zitten, raakt de brief in haar mouw aan.

Na een moment komt FRAU BERGMAN weer binnen en staart haar dochter aan)

WENDLA:

Mama..?

FRAU BERGMAN:

Wendla ? Wat heb je gedaan? Hoe moet dat nu met jou? Met mij?

(geen reactie)

Wendla?

WENDLA:

Ik, euh, weet het niet.

FRAU BERGMAN:

(geen vraag)

Je weet het niet.

WENDLA:

Dokter Von Brausepulver zei dat ik bloedarmoede had.

FRAU BERGMAN:

Ongetwijfeld. Je krijgt namelijk een kind.

WENDLA:

Een kind?! Maar ik ben niet eens getrouwd!

FRAU BERGMAN:

Precies.

Wendla, wat heb je gedaan?

WENDLA:

Ik weet het niet. Ik weet het echt niet.

FRAU BERGMAN:

Oh, je weet het best. En nu wil ik zijn naam weten.

WENDLA:

Zijn naam? Maar wat bedoelt u

(het dringt ineens tot haar door)

Dat? Hoe kun je daarvan? Ik wilde alleen maar bij hem zijn

WENDLA:FRAU BERGMAN:

Hem vasthouden,Wendla, nee. Genoeg.

Hem dicht bij me voelen --Je trapt op mijn hart.

(een pauze)

WENDLA:

Mijn god, waarom heeft u me niet alles verteld?

(FRAU BERGMAN geeft haar een klap)

FRAU BERGMAN:

Nu ga je me zeggen wie het is.

(geen reactie)

Wendla, ik wacht.

(WENDLA kijkt weg)

Georg Zirschnitz?

(geen reactie)

Wie dan wel?

(geen reactie)

Hanschen Rilow?

(geen reactie)

Moritz Stiefel?

(geen reactie)

Melchior Gabor?

(WENDLA barst stil in tranen uit)

Wendla, Melchior Gabor?

(geen reactie)

Wendla?

#17: Fluisteren

(Schoorvoetend overhandigt WENDLA de brief aan haar moeder. Terwijl FRAU BERGMAN hem openmaakt, wordt WENDLA verlicht door een spot, als een zanger tijdens een optreden. Ze blijft in deze poel licht, haar lied als contrapunt bij de volgende scnes)

WENDLA:

Fluisteren

Als een geest in het maanlicht.

Voel de dans van je tranen

Door je huid,

Tot het bot.

Luisteren

Wat haar stem in je aanricht.

Vrome kelen zingen amen,

Maar de harten

Gaan op slot.

(Het licht wisselt naar het huis van MELCHIOR.

MELCHIORs vader, HERR GABOR, praat met FRAU GABOR)

FRAU GABOR:

(midden in het gesprek)

Hermann, hij is wel onze zoon.

HERR GABOR:

(ook hem valt het zwaar)

Lieveling, vijftien jaar lang heb ik op jouw koers gevaren. We hebben die jongen alle ruimte gegeven. En nu oogsten we het bittere fruit . Hij heeft laten zien hoe diep gecorrumpeerd hij is.

FRAU GABOR:

Dat is hij niet.

HERR GABOR:

Laat me uitpraten.

FRAU GABOR:

Nee, nu ben ik. Melchior heeft een essay geschreven, zonder n enkele onwaarheid. Zijn wij dan z bang voor die waarheid dat we meebrullen in dat koor van dwazen en lafaards? Moeten wij zijn naeve daad krombuigen tot bewijs van zijn schuld?

Ik sta niet toe dat je Melchior naar een tuchthuis stuurt, opgesloten tussen echte criminelen en geperverteerden.

(HERR GABOR kijkt weg, gepijnigd)

WENDLA:

Zie de moeder krom van rouw,

De vader staat op breken.

Zus verpulvert,

En de buren praten.

De Kerk die dondert preken.

HERR GABOR: