Weven

Een weefsel bestaat uit minstens twee garenstelsels, deze garenstelsels kruisen elkaar haaks.De Ketting draden die in de lengte van de stof lopen, en de inslag draden , deze lopen in de breedte van de stof (van zelfkant tot zelfkant).

Het weven van een stof gebeurd o.a. op een weefgetouw.

De ketting en inslaggarens kruisen elkaar in een weefsel, (onderdoor en overheen) dit heet een binding

Er zijn 3 verschillende manieren waarop de draden elkaar kunnen kruisen, dit zijn de basis bindingen:

1 Platbinding / Linnenbinding2 Keperbinding3 Satijnbinding

weefgetouw

1

Platbinding:

De platbinding is de meest eenvoudige binding, de ketting en inslagdraden kruisen elkaar steeds één op, éénneer.De voor en achterzijde van de stof zien er hetzelfde uit.Eventuele kenmerkende lijnen lopen altijd in horizontale en/of vertikale lijnen.

Weefsel in platbinding

Een aantal variaties op de platbinding:

Panama of dubbelplatbinding:Er lopen twee draden naast elkaar in dezelfde sprong: 2 op, 2 neer.

Weefsel in panamabinding

2

Rib, ribs binding:Deze variatie op de platbinding heeft altijd een (licht) ribbel effect in één richting, meestal in de inslag richtingJe kan een rib weefsel op verschillende manieren maken:b.v: - Een extreem dikke inslagdraad (dikker dan ketting) waardoor er ribbels ontstaan- Naar verhouding meer ketting (of inslag)draden - Een speciale ribsbinding (of en afgeleide daarvan)

Weefsel in platbinding met horizontaal ribbel effect

Gerstenkorrel:Door op bepaalde plaatsen de kettingdraden over meerdere inslagdraden te laten lopen krijg je een relief effekt.

De lange (losse) draden die hierdoor ontstaan worden flotteringen genoemd.

Weefsel in gerstenkorrelbinding

3

Enkele kleurvariaties in platbinding zijn:

Brabantsbont:Ruitmotief, ontstaan door het gebruiken van groepen gekleurde en witte ketting en inslaggarens.

Brabants bont

Changeant:Door het gebruik van verschillende ketting en inslaggarens ontstaat er een meerkleurig effect, (de stof “veranderd” van kleur)

Changeant

4

Keperbinding:

Bij keperbinding kruisen de ketting en inslagdraden elkaar minstens twee op, één neer of één op twee neer. Iedere inslag verspringt het bindpunt minimaal één inslagdraad zijwaarts. De voor en achterzijde van de stof zien er (meestal) verschillend uit.De lijnen die door de binding ontstaan lopen altijd schuin over de stof.

De kleinste keper die kan gevormd worden bestaat uit drie ketting- en inslagdraden.

keperbinding

denim; één van de meest voorkomende keperbindingen (de kettinggarens zijn gekleurd, de inslaggarens zijn wit)

Keperbinding met krijtstreep

5

Variaties op de keperbinding:

Spits keper

spitskeper

Visgraat keper

Visgraat keper

6

Pied de poule

Dessin weefsel in keperbinding. Een ruitachtig patroon die aan een kippenpoot doet denken. De grotere uitvoering van dit dessin heet pied de coq.

Pied de poule

Damast

Damast zijn stoffen met een jacquard patroon, verkregen door de afwisseling van ketting en inslag effect.Deze stoffen kunnen zowel in keper als satijnbinding voorkomen.

Damast in keperbinding

7

Satijnbinding:

Bij satijnbinding kruisen de ketting en inslagdraden elkaar minstens vier op, één neer of één op vier neer. Iedere inslag verspringt het bindpunt minimaal twee inslagdraden zijwaarts. De satijnbinding geeft ten opzichte van de plat en keperbinding het meest gladde weefsel. Dit komt door de lange flotteringen die ontstaan .De voor en achterzijde van de stof zien er altijd verschillend uit (glans en/of kleur).Doordat de inslagdraad minimaal 2 verspringt heeft de satijnbinding geen kenmerkende lijnen over de stof lopen.

Zijde satijn

Satijn drill:Dichtgeweven katoenen stof gemaakt van kettingsatijn. De kettinggarens zijn dunner dan de inslaggarens, hierdoor ziet de achterkant er uit als een platbinding.

Satijn drill (voorkant)

Satijn drill (achterkant)

8

Damast

Damast zijn stoffen met een jacquard patroon, verkregen door de afwisseling van ketting en inslag effect.Deze stoffen kunnen zowel in keper als satijnbinding voorkomen.

Damast in satijnbinding

9