SoMo 2012-2013 nr. 3

56
thema Wie bepaalt wat? Burgerschap anno 2013 afscheid Bart van Heerikhuizen “Geef de realiteit de kans om wat terug te zeggen” essay Jan Willem Duyvendak Wie voelt zich thuis in Nederland? sociologisch mokum jaargang 2012 – 2013 • nr. 3

description

Sociologisch Mokum 2012-2013 nr. 3

Transcript of SoMo 2012-2013 nr. 3

Page 1: SoMo 2012-2013 nr. 3

thema

Wie bepaalt wat? Burgerschap anno 2013

afscheid Bart van Heerikhuizen

“Geef de realiteit de kans om wat terug te zeggen”

essay Jan Willem Duyvendak

Wie voelt zich thuis in Nederland?

sociologisch mokum jaargang 2012 – 2013 • nr. 3

Page 2: SoMo 2012-2013 nr. 3

2 sociologisch mokum

in deze somoSomo geeft ook online acte de présence!Check het blog opsociologisch mokum.nlen volg ons op Facebook

Een moeizaam mozaïekHarm WilzingWie heeft de macht over de Amsterdamse nacht? ∙ Jens van den BergWie voelt zich thuis in Nederland? ∙Jan Willem DuyvendakIllegaal ∙ Lisa BontenbalIdeale burgers in de dop ∙Laura WeijersDiscussie ∙Suzan Steeman & Jasper van den BergAmsterdam in beeld ∙ Eva van BarneveldRendabel burgerschap in de EU ∙ Kirsten SlevenWaar hoor ik thuis? ∙ Sabine BastiaansNiet alleen Obelix’ burgerschap is een bitch ∙ Koen Thomas van LeeuwenInterview met Herman van Gunsteren ∙ Eva van GemertOpmars van de seksuele burger ∙ Thijs AlbersDe tien geboden van Beatrix ∙ Poul Holleman

Stop de verandering! ∙Olav VelthuisNog één keer college van Bart ∙Poul HollemanDoor de mythe heen ∙ Rick EvertsSociologische agendaFroukje van der Woude

13

16

19

23

24

26

28

34

36

39

42

48

52

En verder. . .5

6

46

54

Thema: Wie doet wat? Burgerschap anno 2013

Page 3: SoMo 2012-2013 nr. 3

3thema: burgerschap anno 2013

Sociologisch Mokum verschijnt viermaal per jaar. Het tijdschrift wordt verzorgd door studenten van de oplei-ding sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, samen met bijdragen van medewerkers van deze opleiding en gastredacteuren.

contactOudezijds Achterburgwal 185 1012 DK [email protected]

hoofdredactie Lisa Bontenbal

chef redactie Harm Wilzing

eindredactie Jens van den Berg ∙ Poul Holleman ∙ Steffan Konings ∙ Misha Melita ∙ Koen Thomas van Leeuwen

redactie Thijs Albers ∙ Eva van Barneveld ∙ Jens van den Berg ∙ Sabine Bastiaans ∙ Rick Everts ∙ Eva van Gemert ∙ Poul Holleman ∙ Koen Thomas van Leeuwen ∙ Kirsten Sleven ∙ Suzan Steeman ∙ Laura Weijers ∙ Froukje van der Woude

beeldredactie Eva van Barneveld ∙ Jasper van den Berg ∙ Cleo Brekelmans ∙ Misha Melita ∙ Noémi van de Pol ∙ Shiva Shazad ∙ Suzan Steeman

cover Eva van Barneveld

vormgeving Andrea Vendrik

bijdragen Jan Willem Duyvendak ∙ Jantien Oving ∙ Evelien van Stralen ∙ Olav Velthuis

colofon

Page 4: SoMo 2012-2013 nr. 3

4 sociologisch mokum4 sociologisch mokum

column: Olav VelthuisLisa Bontenbal

Redactioneel

Deze zomer vier ik mijn eerste lustrum aan de UvA. Voor zover de woordlimiet van deze

column dat toelaat, volgen hier de veranderingen die ik mee heb mogen maken. Het Amsterdams Instituut voor Maatschappijweten-schap regelde aanvankelijk mijn onderwijsinzet, maar na een klein jaar werd dat instituut opgedoekt. Een nieuw college en een gradu-ate school kwamen daarvoor in de plaats. Er was indertijd ook nog een International School for Humanities and Social Sciences (ISHSS), maar die ging eveneens ter ziele. Enkele Engelstalige masterprogramma’s van die ISHSS kregen onderdak in het Spinhuis. Mijn onderzoeks-activiteiten werden niet veel later ondergebracht in nieuw opgerichte programmagroepen. En passant werd de oude onderzoeksschool waarvan ik lid was, de ASSR, geslo-ten en ging de nieuwe AISSR open.

Een jaar waarin het onderwijs-programma gelijk bleef, kan ik mij niet herinneren. Hoogtepunt: de invoering van de 8–8–4 structuur, die meteen maar werd aangegrepen om eerst de bachelor en daarna de master ingrijpend te herzien. Een collega van mij die nu vier jaar een theoriecursus in de master geeft, heeft haar cursu-shandleiding even zo vaak moeten herschrijven. Maar we zijn het veran-deren blijkbaar nog niet moe, want de bachelor wacht komend jaar een nieuwe operatie, waarbij het tweede en het derde jaar grosso modo van plek zullen verwisselen. En dan komt

Scott waarschuwde ons al in 1991 met Seeing Like a State: er zitten grote gevaren aan het versimpelen van de samenleving om deze zo leesbaar mogelijk te maken.

Maar waar de natuur het eco-systeem ‘bos’ goed heeft uitgedacht – zoals zij eigenlijk alles goed heeft uitgedacht, van bevruchting tot aan bevalling, miraculeuze perfectie! – lijkt de optelsom van alle individuen in onze maatschappij toch geen orga-

nisch geheel te vormen. Scotts verhaal moet dan ook niet geïnter-preteerd worden als een pleidooi voor anarchie.

Mensen zijn geen bomen. Om de samenleving een beetje aan te sturen en alle loslopende burgers in goede banen te leiden, zijn regels nodig. Beleid dat aansluit op al die rondrennende burgers. En om dat beleid te laten aansluiten – draagkracht te geven – en daarmee de kloof tussen bestuurders en burgers te dichten, werd een mooie term bedacht: burgerschap. Het burgerschap geeft je het recht om onderdeel te zijn van een groep, met daarbij horende voordelen en privileges. Maar ook de plicht om als je als burger actief in te zetten, een steentje bij te dragen. Inmiddels is het burgerschap nastreven en aanleren zelfs een van de taken van het onderwijs.

Marshall onderscheidde drie vormen van burgerschap: civiel, politiek en sociaal. Daarna sloeg de fantasie van sociale wetenschap-pers op hol en werden we overspoeld met varianten als moreel, cul-tureel en seksueel burgerschap. Waar blijft eigenlijk het wereldbur-gerschap? Ook vanuit de politiek worden verschillende vormen in het leven geroepen.

Misschien wel de meest bekende en omstreden gedaante is actief burgerschap. Het is de neoliberale wijze om zelfredzaamheid tot anker te maken van de moderne, welopgevoede burger. Zo wordt bijdragen aan het goed laten functioneren van de maatschappij een morele plicht. Een gezamenlijke individuele verantwoordelijkheid. Eigenlijk wordt er van bovenaf bepaald dat veranderingen onderaan moeten beginnen. Een soort verplichting tot vrijwilligerswerk, een top-down-bottum-up beleid?

Burgerschap heeft hierdoor met name de lading van een politiek instrument gekregen. Al snel roept het de vraag op waar de grenzen liggen voor wat de staat van haar burgers kan verwachten. Maar heb-ben we het slechts over een staatsgereedschap of is burgerschap ook een middel voor de burger zelf, dat agency verschaft? Misschien is dat tegelijkertijd een vaardigheid die men onder de noemer van bur-gerschap zou kunnen scharen; deze vraag aan het licht houden en proberen te beantwoorden. Een soort vorm van kritisch burgerschap. Weer een term erbij. Klinkt als een mooi vak voor de universiteit.

Page 5: SoMo 2012-2013 nr. 3

5thema: burgerschap anno 2013

er nog de verhuizing naar het Roeters-eiland aan, waarbij we ons zelfs een geheel nieuwe manier van werken – ‘het nieuwe werken’ – eigen moeten maken. Daar maak ik me niet zo’n zor-gen over, want dat soort management newspeak waait vanzelf weer over, maar de verhuizing zal helaas ook reële gevolgen hebben. Zo sneuvelt de common room en komen de mensen die je echt nodig hebt in het Spinhuis (het secretariaat!) waarschijnlijk op afstand te zitten. Heel jammer.

O ja: zo’n lustrum – het is een enigszins ouderwets woord, dus leg ik het voor de zekerheid uit – duurt vijf jaar.

En nogmaals: vanwege de woord-limiet moet ik selectief zijn. Over de nieuwe website van de UvA, de nieuwe homepages van medewerkers, het nieuwe organogram, een nieuw plagiaatdetectiesysteem, een nieuwe ‘exit-survey’, nieuw toetsbeleid, nieuwe evaluatieformulieren, het nieuwe SIS, het nieuwe Metis, en nog veel meer nieuwe zaken in mijn werkend leven, kan ik dus niet uitwijden (jam-mer, want vooral Metis, een digitaal archief waarin alle UvA-onderzoekers sinds kort hun publicaties moeten registreren, had ik wel een en ander willen vertellen. Het is namelijk een fantastisch systeem dat ervoor zorgt dat die publicaties automatisch op de homepage van onderzoekers vermeld worden, maar helaas in een format dat ons inmiddels tot de risée van de inter-nationale academische wereld heeft gemaakt, en dat format is dan weer een van de weinige zaken op de UvA die niet veranderd kunnen worden).

Aan al die veranderin-gen zijn enorme kosten verbonden. Er gaan brain-stormbijeenkomsten (‘frisse blikken’ sessies bijvoorbeeld, ik verzin het niet) aan vooraf, die de input vormen voor het schrijven van uitgebreide beleidsplannen, waarover dan weer wordt verder vergaderd, en als de plannen eenmaal aangenomen zijn, moet er flink stoom afgeblazen worden door collega’s die de nieuwe plannen hele-maal niet zien zitten. Dan begint het echte werk pas: cursushandleidingen herschrijven, nieuwe vakken invul-len, hulptroepen inschakelen omdat SIS niet functioneert of de websites van de bachelor en master opeens onvindbaar blijken te zijn op het internet voor aankomende studenten op google, etc. Het kleine verande-ringsleed (de ochtend die het mij kostte om mijn nieuwe homepage weer enigszins op orde te krijgen, bijvoorbeeld) laat ik dan nog buiten beschouwing.

Over de baten valt te twisten. Is de opleiding sociologie nu echt beter dan vijf jaar geleden? Zullen cursussen met de nieuwe formulie-ren effectiever worden geëvalueerd? Brengt mijn nieuwe homepage mij beter voor het voetlicht? Het zou best zo kunnen zijn, maar ik zou er mijn hand niet in het vuur voor dur-ven te steken.

Waarom zijn we dan toch per-manent aan het veranderen? Een cynicus zou zeggen dat beleidsma-kers hun eigen hachje veilig willen

stellen, en dus aan nieuwe plannen beginnen terwijl de vorige nog niet eens helemaal zijn ingevoerd. Maar ik ben geen cynicus. Ik ben bang dat die beleidsmakers het beste voor hebben met het onderwijs en onderzoek. Ze worden gedreven door het oprechte verlangen om alles nog beter te maken dan het is, en daarbij komen ze steeds weer weeffouten tegen. In hun ijver die op te lossen, krijgen zij bovendien nauwelijks tegenspel van de zwijgende meerderheid die al lang niet meer gelooft dat alles nog beter kan (tenzij er veel geld bij komt natuurlijk, maar dat is een utopie in deze tijden). Die meerderheid is niet alleen veranderings-moe is, maar ook verzet-tegen-veranderings-moe. Want verandering doorvoeren, dat lukt nog wel, maar verandering stop-pen, begin daar maar eens aan.

PS Tip voor nieuw beleid: toen ik zelf begin jaren ‘90 studeerde aan de UvA hadden alle vakken een omvang van 7 of 14 studiepunten. Later werd dat 5 en 10 punten. Momenteel hebben we 6,9 en 12 punts vakken. Maar zou 8, 11 en 13 toch niet beter werken?

Stop de verandering!

Page 6: SoMo 2012-2013 nr. 3

6 sociologisch mokum

Page 7: SoMo 2012-2013 nr. 3

7

interview

“ Ik vrees dat ik niet echt ergens spijt van heb.”

bart van heerikhuizen met pensioen

Page 8: SoMo 2012-2013 nr. 3

8 sociologisch mokum

tekst: Poul Holleman, met dank aan Marianne Grunell & Jette Westerbeekbeeld: Jantien Oving & Misha Melita

Nog één keer college van Bart

Tussen 1984 en nu kwam het nooit voor dat hij de  colleges over de klassieke sociologen niet gaf. Maar dit jaar wordt onze populaire docent 65 en gaat met pensioen. We spraken Bart van Heerikhuizen over vroeger en over nu, over onderwijs, sociologie in het

algemeen, en zijn plannen voor de toekomst.

Waarom ben je destijds sociolo-gie gaan studeren en waarom in Amsterdam?Amsterdam is altijd een magneet geweest. Ik kom uit Heemstede en dat is natuurlijk wel een erg saai dorp. In Amsterdam had je boek-handels en platenzaken die ik graag bezocht. Toen ik in de vijfde klas van de middelbare school zat raakte ik erg geïnteresseerd in Provo. En die hielden happenings bij Het Lieverdje waar ik naartoe ging, daar gebeurden allemaal rare dingen.

En waarom sociologie? Het een-voudige antwoord hierop is dat een beroepskeuzedag me dit ondub-belzinnig adviseerde. Het meer ingewikkelde antwoord is dat ik uit een PSP-milieu (Pacifistisch Socialis-tische Partij) kom. We hadden hevige politieke discussies over ‘is oorlog wel nodig?’ en ‘Waarom moeten mensen elkaar doodmaken?’. Hiervan dacht ik later: dat zijn dus eigenlijk socio-logische kwesties. Vandaar ook mijn interesse in Provo. Discussies over bijvoorbeeld Vietnam of de Koude

Oorlog waren destijds heel fel en ik kwam erachter dat ik niet zozeer het debat wilde winnen, ik wilde weten hoe het is.

Wie waren je inspiratiebronnen en leermeesters?Elias, zijn colleges waren in de eer-ste fase van mijn doctoraal, najaar 1970, heel belangrijk voor me. Toen dacht ik: dit vind ik interessant. En ik bofte natuurlijk enorm dat ik daarna in de armen viel van Goudsblom, die beweerde: Elias is momenteel

Page 9: SoMo 2012-2013 nr. 3

9thema: burgerschap anno 2013

interview

een van de allerbelangrijkste theore-tici die onder ons is en waar je veel van kan leren. Dus die combinatie Goudsblom – Elias was iets belang-rijks wat ik te pakken had. Hij zei dat we ons niet moeten laten leiden door onze wensen en door onze angsten, we moeten beginnen met te begrij-pen hoe alles in elkaar zit. En dat is moeilijk, dat vergt veel zelfbeheer-sing, maar dat moet je opbrengen als wetenschapper. Geef de realiteit de kans om wat terug te zeggen. Dat vond ik zo mooi! Ik schreef dan in mijn dagboek: als ik uit dat college van Elias kom, heb ik meteen zin om aan de slag te gaan.

Maar als je zo graag wilde weten hoe het zit, waarom ben je je dan gaan specialiseren in de geschiede-nis van de sociologie?Dat komt heel sterk door een boek van Aron: Les étappes de la pensée sociolo-gique. Ik las het in de winter van 1969, het ging over Montesquieu, Comte, Tocqueville, Marx, Durkheim, Weber, Pareto, precies het rijtje waar ik tot op de dag van vandaag college over geef. Ik vond elk hoofdstuk fantastisch. En dan zat ik met vrienden in het café en dan ging het weer over de eeuwige vraag wie je het meest interessant vond, en ik had geen voorkeur. Op de universiteit vond ik precies de intel-lectuele verdieping waar ik op hoopte, daar was Goudsblom die vertelde over Comte en Weber. Ik kreeg meer en meer het gevoel: ik moet eerst dit goed snappen. En je zou kunnen zeg-gen dat ik daar nog steeds mee bezig ben, nog steeds met de prolegomena van de sociologie.

Deze plagerige vraag doet me overigens denken aan een versje dat Goudsblom citeert in Balans van de

sociologie: ‘We joined the navy to see the world, but what we saw, we saw the sea’. En dat is het probleem: je gaat naar de universiteit om de wereld te begrijpen en je komt eruit en je weet alles van Weber en Durkheim, maar weet ik nu zoveel van de wereld?

Waarom moet de huidige generatie nog steeds de klassieken kennen?Daar is veel over te zeggen, maar een redenering die ik heel valide vind komt van Jeffrey Alexander: Why the classics? In de sociologie missen we een conceptueel kader waar iedereen het over eens is. Toch,

als je woorden als macht, civilisatie of stratificatie gebruikt dan weet elke socioloog in de wereld wat die betekenen. Nog duidelijker is het wanneer je een concept verbindt aan een auteur, door bijvoorbeeld te zeggen: ik bedoel charisma in de zin van Weber. Er is een soort thesaurus zoals je die hebt in de natuurkunde en alle vakbeoefenaren weten waar ze zich aan te houden hebben. Dat is de lingua franca.

Deze gemeenschappelijke erfenis wordt duidelijk als ik het internet opga, dan word ik heel humble. Dan zie je dus dat aan al die

Page 10: SoMo 2012-2013 nr. 3

10 sociologisch mokum

sociologie-opleidingen over de hele wereld een Bart van Heerikhuizen zit die vaak met gebruikmaking van het boek van George Ritzer de klassieken uitlegt. En dan roep ik de powerpoints daarvan op en dan word ik soms wel somber, want die lijken veel op de powerpoints die ik allemaal heb zitten maken. Dan kost het nog moeite om te bedenken: ja, maar die van mij zijn toch wel een tikkeltje beter…

In een column voor Somo uit 2006 beweer je dat de erkenning van het onvermogen om de toekomst te voorspellen een sterk punt is van de sociale wetenschappen. Wat bedoel je daar precies mee? En hoe verhoudt zich dat tot het maat-schappelijk nut van sociologie?Ik heb een keer een Amerikaanse weerman in mijn werkgroep gehad die heel goed uitlegde waarom je het weer niet langer dan vijf dagen voor-uit kunt voorspellen. De materie is zo complex dat zelfs de beste computers het niet kunnen verwerken. Het is een blijk van grote wetenschappelijk-heid om aan te geven tot hoever je voorspellend vermogen gaat.

Dus als ik Rutte hoor praten over een planning waarbij we in 2040 ongeveer op dat niveau zitten, dan is dat onwetenschappelijk. Je moet expliciteren tot hoever je vooruit kan kijken. Je kan zeggen: we stellen de metertjes zus en zo in, en na verloop

van tijd stellen we ze eventueel weer eens bij. Anders dan August Comte beweerde – sociologen kunnen voor-spellen en politici moeten bij hen te rade gaan – moet de moderne socio-loog bescheiden zijn en zeggen: dat kunnen we niet.

Het nut van de sociologie is dat haar inzichten naar buiten toe uit-waaieren. Allerlei sociologische inzichten, zoals de ingewikkeldheid van problemen en dat je begrijpt dat het niet allemaal overnight kan lukken, kom je tegen in het bredere publieke discours. Het is misschien een sterke uitspraak, maar ik heb toch een beetje het gevoel dat vandaag de dag veel mensen iets sociologischer denken dan vijftig jaar geleden.

Zie je jezelf als ambassadeur van sociologische inzichten, zou je bij-voorbeeld willen aanschuiven bij Pauw & Witteman?Nee, dat zou ik niet kunnen. Ik ben niet iemand die, zoals Maarten van Rossem, sociaalwetenschappelijke dingen op een toegankelijke en genu-anceerde manier kan brengen en tegelijkertijd uit het televisiescherm kan knallen. Hij praat gewoon door iedereen heen als hij dat nodig vindt! Maar dit is interessant, en belangrijk met het oog op mijn pensioen. Ik heb eens in de maand een column op de radio, bij een hele kleine zender waar niemand naar luistert: Amsterdam

“ Ik weet nog steeds hoe dat voelt, om van niks te weten.”

Page 11: SoMo 2012-2013 nr. 3

11thema: burgerschap anno 2013

ten waar hij zit! Dit is een belangrijk zinnetje. Laatst zei Robbie Vos dat tegen mij: ik wil zitten waar hij zit…

Er is in lesgeven één hele simpele regel en dat is dat je je denkbeeldig verplaatst in degene aan wie je het vertelt. Dat wist kleine Bartje, maar een van mijn bizarre kanten is dat ik op mijn bijna 65e nog steeds weet hoe dat voelt, om van niks te weten.

Abram de Swaan zei: je moet een beetje narcistisch zijn om daar te durven staan. Kun je je daar in vinden, of ben je toch een beetje narcistisch?Bram is natuurlijk erg Freudiaans en daar hoort het woordje narcisme bij, ik zou het niet zo noemen. Maar er is een element van show, een drama-tische performance geven, waarbij je ook gebruik maakt van technieken die acteurs gebruiken. De tolerantie van studenten voor show is in de loop der jaren enorm veranderd. De hui-dige studenten, kort door de bocht de MTV-generatie, die vinden dat dus heel leuk. Die denken, die man staat daar enorm zijn best te doen, die maakt er een heel optreden van, fijn! We krijgen waar voor ons colle-gegeld en hij heeft passie. Dat is het woord van deze tijd, je moet vooral passie hebben. Dat was midden jaren ’80 heel anders; toen gaf ik

Curriculum Vitae

Bart van Heerikhuizen (Heemstede, 1948) behaalde zijn eindexamen in 1967 en ging daarna sociologie studeren aan de UvA. In 1972 – 1973 was hij junior docent en vanaf 1973 was hij als docent en vanaf 1988 als hoofd-docent verbonden aan de afdeling Sociologie en Culturele Antro-pologie. Zijn proefschrift was een biografie over de eerste hoog leraar in de socio logie in Nederland, Willem Adriaan Bonger (1876 –1940). Hij was redacteur van het Amsterdams Sociologisch Tijd-schrift en van het blad Sociologie. Hij was voorzitter van de Neder-landse Socio lo gische Vereniging. Hij heeft het voornemen na zijn pensioen te blijven schrijven en onderwijs te blijven geven.

FM. Die heeft op zondagmorgen een programma over wetenschap dat heet “Zwammerdam”. Ik heb dat nog maar twee keer gedaan, maar nu sta ik wel weer voor drie keer ingeboekt. Daar probeer ik dan dingetjes uit te leggen die ik leuk vind. Ik heb nu de laatste keer, het ging over altruïsme, iets over Comte verteld. Dat dit de man is die sociologie heeft verzon-nen en het begrip altruïsme heeft bedacht. Ik vind het leuk dat ze me vijf minuten geven en dat ik dan heel hard kan nadenken op de zaterdag voor die zondag en dat ik dan iets kan uitschrijven. Ik had er nog een klein geluidsfragmentje ingestopt, de stem van Durkheim, enig! Daar wil ik mee doorgaan, een soort popularisering, verbreiding van inzicht. Met bijvoor-beeld een blog, of een eigen digitale radiozender.

Bart FM!Bart FM, ja dat lijkt me nou wel wat! Hahaha. Daar kan ik dan ook mijn muzikale voorkeuren in kwijt. Dit zijn nou dingen waar ik aan zit te denken. Dat lijkt me leuk.

Hoe komt het dat je zo graag uitlegt, hoe is je fascinatie voor onderwijs ontstaan?Ik kom uit een familie van zeven gene-raties onderwijzers, helder uitleggen is er met de paplepel ingegoten. En… nu geef ik een heel lelijk beeld van mijzelf: kleine Bartje van 10 zit in de klas en dan komt er een kwekeling van 25 jaar, die geeft les over ‘het ei’, dat kan ik me namelijk nog herinneren, en ik dacht: zo moet je dat niet doen! Haha. Later, tijdens mijn studie, had ik een docent, Paul ten Have, die veel indruk op mij maakte omdat hij zo goed kon uitleggen. Toen dacht ik twee dingen: (1) wat doet hij dat geweldig goed, (2) ik kan het beter. Ik keek er zelf van op. Ik dacht, ik wil zit-

↑ Bart in 1980 ↑ Bart in 2013

Page 12: SoMo 2012-2013 nr. 3

12

ongeveer in deze zelfde stijl college en dan stond ik voor een zaal punks, weet je wel, met van die veiligheids-spelden door hun wang. En die zaten dan zo’n beetje te kijken, van sjesus, wat slooft die zich weer uit! Dus dat viel helemaal plat. Maar nu heb ik zo’n dankbaar publiek. Na afloop krijg ik zoveel leuke commentaren en ze zijn ook zo beleefd tegenwoordig. Na twaalf colleges komen ze naar je toe en dan geven ze je een handje en zeggen: mag ik u even bedanken voor die mooie colleges? In de evaluaties staan allemaal aardige compliment-jes en ook wat punten van kritiek en daar doe ik dan het jaar daarop mijn voordeel mee.

Wat zie je als je belangrijkste bij-drage aan de sociologie?Ik denk dat mensen een beetje socio-logischer zijn gaan denken. En ik denk dat ik daar een kleine, beschei-den bijdrage aan heb geleverd. Ik zie bijvoorbeeld in dagbladen zoals Vrij Nederland en De Groene Amsterdam-mer, of in de aftiteling van allerlei televisieprogramma’s zoals Andere Tijden, namen van studenten die bij mij in de collegezaal hebben gezeten. Op die manier, heel indirect, hoop je dat in een cruciale fase in hun leven, toen ze nog gevoelig waren voor nieuwe indrukken, dat je toen iets hebt nagelaten in hun brein wat nog altijd een beetje doorwerkt. Ik zeg dan ook wel eens tegen de eerstejaars: I’m gonna mess with your brain.

Als je terugkijkt op je professionele loopbaan, waar ben je dan trots op? En waar heb je spijt van?Ik vrees dat ik nergens spijt van heb. Er is wel iets dat ik zou kunnen zeg-gen, maar dan ga ik er weer tegenin. Ik had eigenlijk mijn carrière willen afsluiten met een boekenplankje

waarop een paar hele mooie boeken stonden, zoals De Swaan en Gouds-blom dat kunnen. Maar ik heb altijd een duidelijke keuze gemaakt: de colleges. Weet je wat ik fantastisch vind? Tussen 1984 en nu is het nooit gebeurd dat ik de colleges over de klassieke sociologen niet gaf. Ik heb wel eens onderzoeksverlof gehad, maar dan heb ik dat zo gepland dat het net buiten de collegeperiode viel. Dus iedereen die sociologie heeft gestudeerd in Amsterdam van 1984 tot 2012 heeft mij gehoord over Marx en Weber. Dat kan niet anders.

Ook ben ik trots op een hand-jevol stukjes die ik zo tussen 2000 en 2012 heb geschreven voor onder andere Somo en Sociologie. Tussen die vaak nogal pretentieloze, schijn-baar vlot geschreven stukjes – ik deed soms uren over één A4’tje – zitten er een paar waar ik echt tevreden op terugkijk. Dat wil ik in de toekomst meer gaan doen, schrijven. Dus als ik omzie op mijn professionele leven, is er heel erg veel waar ik zon-der genoegen aan terugdenk; al die stomme vakgroepsvergaderingen en afdelingsvergaderingen met ruzietjes waarvan je achteraf niet eens meer weet waar ze in vredesnaam over gingen. Er zijn twee dingen die mee-wegen als ik me, met Bloem, afvraag: ‘Is dit genoeg, een stuk of wat gedich-ten, voor de rechtvaardiging van een bestaan?’ Het ene: die colleges. Het andere: een paar column-achtige stukjes die zijn gelukt.

“ Je hoopt dat je iets hebt nagelaten in hun brein.”

Op 11 april van 15:00 tot 17:00 geeft Bart van Heerikhuizen een afscheidscollege in de Aula van de UvA. Iedereen is welkom het afscheid bij te wonen. Hierop volgt een receptie.

Een moeizaam mozaïek

Page 13: SoMo 2012-2013 nr. 3

13thema: burgerschap anno 2013

reflectie

Een moeizaam mozaïek

tekst: Harm Wilzingbeeld: Paul Coyne (Flickr)

Page 14: SoMo 2012-2013 nr. 3

14 sociologisch mokum

Burgerschap gaat over rechten en plichten, en politieke parti cipatie. Maar ook over een nationaal wij- gevoel en een gemeen schap pelijke

identiteit. Zo’n natio nale identiteit kan behoorlijk problematisch zijn. Hoe zit dat in Duitsland? Zit het collectieve Duitse zelfbeeld het burgerschap van onze nieu-we generatie oosterburen in de weg, of kan het er een bijdrage aan leveren?

Duitsers. Sinds 1945 staan ze eigen-lijk altijd voor ons klaar. Geen volk ter wereld dat zo intensief goederen

uitwisselt met Nederland als onze worstschrokkende oosterburen. Ze laten ons

daarnaast zonder snel-heidslimiet over hun Autobahn scheuren

en geen Germaan die daar tol voor durft te vra-gen. En mocht er op een feestje een pijnlijke stilte

vallen, dan schikken ze zich gewillig in de rol van lijdend voorwerp van een ijsbrekend

harde grap. Wanneer Adolf en zijn tijdgenoten worden opgetrom-meld voor een hoofdrol in een

schuine mop, kan er getwist worden over de grenzen van ironie. Feit is dat

iedereen er van binnen om kan lachen. Iedereen, behalve de Duitsers. De Duitse identiteit is beladen. Sinds de oprichting van de Duitse natiestaat heeft

het land geen kreukloze geschiedenis geschreven. Alleen al de totstandko-

ming van de staat zelf verliep opmerkelijk. Halverwege de 19e eeuw bestudeerde de Pruisische minister-president Otto von Bismarck de kaart van Europa en besefte dat hij werd omringd door sterke natiestaten. Hij besloot daarop Pruisen samen te voegen met de Noord-Duitse staten, waarmee in 1867 de Noord-Duitse bond werd gesticht. De Duitse natiestaat was geboren. Maar hobbelde daar-mee wel achter de concurrerende Europese staten aan. Met deze geboorte diende er ook een blauwdruk gemaakt te worden van het Duitse staatsburgerschap. Doordat het land voorheen een versnipperd rijk was geweest, werd de basis van het burgerschap niet de grond waarop men was geboren, maar de overkoepelende cultuur. De afkomst was belangrijker dan de geboortegrond. Dit uitgangspunt werd in de jaren 1933-1945 op afschuwelijke wijze in de praktijk gebracht door de nazi’s.

In de naoorlogse periode waren er weinig Duitsers die het woord ‘nationalisme’ nog in de mond wouden nemen. Het was een vies woord geworden, sinds die vijf jaar lange zwarte bladzijde in hun geschiedenis. En niet alleen was er de schaamte over de oorlog, het land was bovendien veer-tig jaar in twee stukken gereten geweest. Een gespleten natie in een verscheurde wereld. Wie was je: een Duitser, een Ossi, een Berliner? En mocht je daar trots op zijn? Het land had, zeker na de val van de muur, een gemeenschap-pelijke identiteit nodig om vooruit te kunnen.

De Duitsers moesten dus een collectieve identiteit uit de klei trekken. De Amerikaanse socioloog en com-munitarist Amitai Etzioni is een vooraanstaand denker op dit terrein. De samenleving is een mozaïek, stelt hij. Een pluralistische bundeling van mensen, omlijst door een gemeenschappelijk kader. Die stevige lijst die alle kleurrijke bouwstenen van een samenleving bij elkaar moet houden, kunnen we zien als een metaforische benaming van burgerschap. Enerzijds bestaat dat kader uit formele rechten en plichten. Een invulling waar het voor liberalen ook gelijk ophoudt. Anderzijds, stellen de communitaristen, bestaat het ook uit betrokkenheid, par-ticipatie en gemeenschapszin. In Duitsland, een land met een conservatief-communitaristische politieke traditie, is deze laatste opvatting dominant. Natuurlijk bestaan er essentiële vrijheden (van godsdienst, op meningsuiting

Page 15: SoMo 2012-2013 nr. 3

15thema: burgerschap anno 2013

etc.), maar deze vrijheden moeten worden omkaderd door dikke, gedeelde waarden. Een goede burger dient zich dus te kunnen identificeren met de samenleving waar hij deel van uit maakt. Een mooie, maar toch ook problematische gedachte. Want als burgerschap een eenduidige identiteit impliceert, lijkt Duitsland een moeizaam mozaïek.

De vraag is of het daadwerkelijk zo slecht gesteld is met de Duitse identiteit. Zeker, ik heb vaak genoeg Duitse jon-geren gesproken die hun gezicht al in een bloedserieuze en schuldbewuste plooi trokken wanneer het er alleen nog maar de schijn van had dat een gesprek richting het onderwerp van de Tweede Wereldoorlog zou kunnen gaan. Maar dat neemt niet weg dat ik toch ook meerdere malen getuige ben geweest van een collective effervescence German style waarvoor Durkheim een diepe buiging zou hebben gemaakt. Zo was ik twee jaar geleden toevallig toeschouwer van een katholieke jongerendag op het Sint Pietersplein in Rome. Religieuze jeugd van over de hele

wereld was naar Vaticaanstad afgevlogen om harmoni-euze liederen te zingen en weesgegroetjes te mompelen. Behalve de Duitsers. Die schreeuwden. Met duizenden tegelijk. Deutschland, Deutschland, Deutschland! Op het gezicht van de paus verscheen een grijns, maar ik schrik er soms nog steeds van wakker. Badend in het zweet.

Het voorgaande is het niet meer dan anekdotische bewijsvoering, maar geeft desalniettemin stof tot naden-ken. De Duitse jeugd van tegenwoordig weet nog steeds als geen ander welke tragedie zich in de vorige eeuw zich heeft afgespeeld. Maar of dit gegeven de gemeenschap-pelijke identiteit in gevaar brengt, valt te betwijfelen. Misschien zijn het juist de tragedies, de donkere randjes van de Duitse nationaliteit, die bijdragen aan een sterker wij-gevoel. Soms zijn het, meer nog dan de collectieve kwaliteiten, de gedeelde slechte eigenschappen en collec-tieve schaamte die een groepsgevoel kunnen versterken. Of moeten we een draai van 180 graden maken? Misschien

dat het juist het besef is onder Duitse jon-geren dat zij een generatie zijn die in geen enkel opzicht schuld draagt voor de donkere dagen in de vorige eeuw. En misschien is het juist dit besef dat de nieuwe generatie Duitsers bindt en activeert. Een goede ontwikkeling. Het bewandelen van de postmo-derne weg naar een individuele – laat staan gemeenschap-pelijke – identiteit is al moeizaam genoeg. Daar wil je niet ook nog eens belast worden met de onterechte schuld van vorige genera-ties op je schouders.

Een Duitser, een Ossi, een Berliner?

Page 16: SoMo 2012-2013 nr. 3

16 sociologisch mokum16

XX

Op 15 januari vond het maandelijkse Stadsgesprek plaats, een samenwerking tussen De Balie, Het Parool en AT5, waarin deze keer het nachtleven van Amsterdam werd besproken. Hierin las Aron Friedman, DJ en journalist, een column voor waarin hij zijn visie op het Amsterdamse nacht­leven gaf. Hij begon met een anekdote waarin hij vertelt dat hij op familiefeestjes automatisch zijn beroep moet verdedigen als ooms, tantes en vriendinnen van zijn moeder aan hem vragen wat hij

nou eigenlijk doet. Hij vervolgde met:

“Niet alleen staat het nachtleven heel ver buiten hun [eerdergenoemde ooms, tantes en vriendinnen van zijn moeder] belevingswereld: ‘Oh draai je dan ook op huwelijken en bar-mitswa’s?’, ook zijn er heel veel vooroordelen die ik moet ontkrach-ten. Voor de meeste van hun generatie is het nachtleven, of beter gezegd: dat wat zich afspeelt na sluiting van

het buurtcafé, een duistere wereld waarin dingen gebeuren die het dag-licht niet kunnen verdragen. Een poel van hedonisme, herrie, drugs en verderf waarin je nog niet dood gevonden wilt worden. […] Ook al ziet heel de wereld Amsterdam als walhalla van de internationale nacht, voor de Amsterdamse gemeente lijkt de nacht nog altijd een blinde vlek

te zijn. Hun belevingswereld ligt, evenals die van mijn ooms en tantes op eerder genoemde familiefeestjes, mijlenver van de mijne. Terwijl ik de nacht zie als mijn grootste inspiratie-bron, mijn muze, als de plaats waar ik niet alleen mijn geliefde, maar ook al mijn beste vrienden en het gros van mijn kennissenkring heb gevonden, als een vrijplaats voor de meest cre-

Wie heeft de macht over de Amsterdamse nacht?

tekst: Jens van den Bergbeeld: Noémi van de Pol

Page 17: SoMo 2012-2013 nr. 3

17thema: burgerschap anno 2013

atieve, unieke en bezielende leden van deze stad – en niet te vergeten als mijn werkplek – ziet de Amster-damse gemeente de nacht vooral als een verzorger van overlast: als die poel van verderf waar je liever niet dood gevonden wilt worden. Een andere verklaring kan ik niet beden-ken voor het feit dat ik mij na vijftien jaar in het nachtleven nog steeds voel alsof ik lid ben van een tegencultuur die door de politiek niet wordt ver-tegenwoordigd maar bestreden. [...] Dus, nu de 24-uurs vergunning er na jaren van gedraal en sabotage einde-lijk doorheen is gekomen, moet wij allemaal in onze handjes klappen? Nee, de gemeente heeft nog een hele lange weg te gaan voordat ik mij als

lid van het nachtleven door haar ver-tegenwoordigd voel.”

Aldus de kritische Aron Friedman. De bevooroordeelde visie van de generatie van zijn ooms, tantes en vriendinnen van zijn moeder op het nachtleven is onjuist. Is de nacht is een plek waar je niet dood gevonden wilt worden? Nee, het is een vrijplaats voor creatieve en unieke Amster-dammers, vindt Friedman. Dat de gemeente Amsterdam de nacht nog steeds ziet als veroorzaker van over-last werd ook benadrukt door Sander Groet, mede-eigenaar van Club Air en oprichter van ID&T, in de dis-cussie die volgde na de column van Friedman. Groet zou liever hebben

dat Amsterdam de nacht als toe-voeging aan de stad ziet, in plaats van deze als overlastveroorzaker te behandelen. Hij hekelt zich aan de perceptie van de nacht als blinde vlek: “dat zestig procent van de bezoekers van Amsterdam hier komt om te stappen, doet er blijkbaar niet toe”. Het nachtleven is volgens Groet medebepalend voor het imago van de stad. Ziet de gemeente dat dan niet in en wordt de nacht alleen gezien als overlastdrager?

Het valt te betwijfelen of de gemeente de bovenstaande geschetste visie heeft op het nachtleven. Kan de gemeente Amsterdam Fried-man en andere nachtbrakers goed vertegenwoordigen én daarbij

Wie heeft de macht over de Amsterdamse nacht?

reflectie

Page 18: SoMo 2012-2013 nr. 3

18 sociologisch mokum

ook nog eens de belangen van overlast ervarende omwonenden behartigen? Misschien wel. De poging wordt in elk geval gedaan nu er een aantal 24-uurs vergunnin-gen zijn verstrekt aan onder andere Trouw en de ondernemers bij het Westergasfabriekterrein. Hoewel, ze zijn verstrekt onder de strikte voorwaarde dat deze vergunningen niet tot extra overlast zullen leiden. Indien dat wel gebeurt, verliezen de 24-uurs locaties hun voorrecht. Daarnaast hebben de horecagele-genheden bij het Rembrandt- en Leidseplein ter compensatie twaalf in plaats van vier vrijkaarten gekre-gen om langer open te blijven. Het lijkt erop dat de gemeente het belang van een bruisend nachtleven wel degelijk inziet, zonder daarbij de belangen van de omwonenden uit het oog te verliezen.

Maar wat als de verruiming van de openingstijden een kleine toe-name in overlast als gevolg heeft? Moet een grote groep liefhebbers van de nacht dan hun net verworven voorrecht inleveren enkel omdat er een aantal omwonenden een klein beetje extra overlast ervaren? Wegen de belangen van de omwonenden dan automatisch zwaarder dan die van de gebruikers van de nacht? Bovendien, hoe worden deze belangen eigenlijk gemeten? Omwonenden kunnen

gemakkelijk een klacht indienen bij de politie, terwijl de nachtbrakers niet over hetzelfde soort platform beschikken waarop zij hun enthou-siasme over de verruiming van openingstijden kunnen uitdruk-ken. Een wrang machtsverschil, dat haast roept om een revolutionaire vereniging der nachtbrakers, opdat zij hun collectieve belang kunnen behartigen. Oké, dat zou wellicht wat overdreven zijn, maar desalniet-temin blijft het vreemd dat in wezen een klein groepje het voor de rest verpest, zowel in overlast maken als in overlast rapporteren. Bovendien, wat houdt deze overlast eigenlijk in?

Het zou ook kunnen dat het Amsterdamse beleid aan de basis staat van de overlast, zoals dit ook het geval is met geluidsoverlast van vliegtuigverkeer in het onderzoek van Christian Bröer. Het is niet mogelijk om de gerapporteerde overlast te negeren, evenmin kunnen alle klagende omwonenden naar de provincie worden verhuisd. Dat er overlast wordt ervaren is duidelijk, maar het zou evengoed een beleids-probleem kunnen zijn in plaats van een probleem van decibellen. Daar-naast hoeven vrije openingstijden niet perse extra overlast te creëren. Wellicht betekent een geleidelijke leegloop van horeca over de nacht wel een afname in overlast, gezien er

geen massaal moment is waarop de nachtbrakers op straat worden gezet. Hierin zou Groningen, waarin vrije openingstijden gelden, kunnen wor-den vergeleken met Amsterdam. Uiteraard verschilt Amsterdam van Groningen, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat de stugge Gro-ningers minder overlast ervaren dan de ‘tolerante’ Amsterdammers.

Hierbij een oproep aan een student die nog geen scriptieon-derwerp weet. Wees een held en toon aan dat de ervaren overlast in Amsterdam een beleidsprobleem is in plaats van een probleem van decibellen. Ze zeggen: er gaat niks boven Groningen, maar dat zullen we nog wel eens zien als Amsterdam vrije openingstijden krijgt.

Voor de Amsterdamse gemeente lijkt de nacht nog altijd een blinde vlek te zijn.

Page 19: SoMo 2012-2013 nr. 3

19thema: burgerschap anno 2013 19

tekst: Jan Willem Duyvendakbeeld: Andrea Vendrik

In de column waarmee Thierry Baudet in december jl. afscheid nam van de NRC, betrok hij een wel heel verrassende stelling. We

zouden in Nederland lijden aan een pathologie, te weten een “ziekelijke afkeer van de geborgenheid van ons thuis; van de eigen gewoonten en gebruiken; van de natie”. Het is een stelling die we de afgelopen jaren in verschillende varianten vaker hebben kunnen horen. Soms ging het over een tekort aan ken-nis over Nederland (“We moeten een nationale canon hebben!”; “We missen een nationaal historisch museum!”), dan weer waren we emotioneel niet genoeg verbonden

met ons land (“Dubbele nationali-teiten zijn een bewijs van gebrek aan loyaliteit!”; “De elite heeft ons land verkwanseld!”; “Wie kan zich nog thuisvoelen in ons land?”).Ik heb me als socioloog over veel van deze klachten verbaasd, ook al omdat – empirisch gesproken – het afgelopen decennium precies het tegendeel is gebeurd: Nederland is geobse-deerd geraakt door ‘thuis’, door onze ‘eigen gewoonten en gebruiken’, en al helemaal door de vraag wat en van wie de Nederlandse natie is. Het publieke en politieke debat ging en gaat bijna voortdurend over het gebrekkige thuisgevoel in Neder-land en wat daaraan te doen.

essay

Wie voelt zich

in Nederland?

THUIS

Page 20: SoMo 2012-2013 nr. 3

20 sociologisch mokum

In mijn boek The Politics of Home. Nostalgia and Belonging in Western Europe and the United States ana-lyseer ik deze eindeloze debatten – die overigens ook tot concrete beleidsvoornemens hebben geleid. Zo is het in Nederland sinds 2008 officieel regeringsbeleid dat “ieder-een zich in Nederland thuis moet kunnen voelen”. De gemeente Amsterdam heeft rond dezelfde tijd als target gesteld dat het thuisgevoel van de Amsterdammers jaarlijks met 2% moet toenemen. In talloze andere gemeenten staat versterking van het thuisgevoel ook als een centraal doel geformuleerd . En in het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer moedigen vrolijk wap-perende vlaggen inwoners aan om zich nog meer thuis te gaan voelen. Ook heeft Nederland een ‘histori-sche canon’ gekregen en waren er vergevorderde plannen voor een Nationaal Historisch Museum. Jan Marijnissen – voormalig voorman van de SP – pleitte zonder blikken of blozen voor een herwaardering van de ‘Heimat’, Rita Verdonk –toenmalig minister – wilde dat er op straat alleen nog maar Nederlands zou worden gesproken (of, zoals ze letterlijk zei: ze kreeg een ‘unhei-misch gevoel’ van al die buitenlandse talen…) en Mauro mag hier alleen blijven omdat hij zo ‘geworteld’ is geraakt, hier zo ‘thuis’ is.

Baudet en vele anderen menen echter dat “de afkeer van het eigene onze hele maatschappelijke elite doortrekt”. Ik heb eigenlijk de indruk dat een (te) groot deel van de

Nederlandse elite zich de afgelopen tien jaar – tamelijk tevergeefs – heeft beziggehouden met het proberen te definiëren wat dat eigene is. Geen ‘oikofobie’ dus, zoals Baudet claimt, maar het tegendeel: een obsessieve aandacht voor ‘thuis’, een vorm van ‘oikofilia’, of beter nog: ‘oikoma-nia’. Hoe kan hij deze ontwikkeling gemist hebben? Dat komt door de wel zeer radicale stellingname van Baudet: “Dit herkenbare thuis van ons, dit Nederland …. wordt kapot gemaakt door … het multicultu-ralisme en de open grenzen, …. door de Europese Unie… en door de kunsten” (waarbij met name het modernisme in de kunsten het bij hem moet ontgelden). Baudet wil een Nederland van vreemde smet-ten vrij – hij wil terug naar een Nederland waar ‘we’ nog onder elkaar waren.

Het probleem is echter dat die tijd nooit meer terug zal keren – we zijn een multi-etnisch land geworden met Nederlandse burgers uit talloos veel windstreken en de Nederlandse welvaart is grotendeels afhankelijk van onze positie in Europa. Bau-dets artikel is dan ook bij uitstek een voorbeeld van de nostalgische stemming die in Nederland is gaan heersen. En zijn radicalisme – Neder-land voor de ‘natives’ – maakt dat er, wat hem betreft, nooit genoeg aan-dacht voor ‘thuis’ kan zijn, want hij wil het liefst terug naar premoderne, ‘huiselijke’ tijden.

Is daarmee aandacht voor ‘thuis-voelen’ helemaal onzinnig? Nee, dat zou een te lichtvaardige con-

clusie zijn. Op grond van talloze onderzoeken concludeer ik in mijn boek dat thuisvoelen voor iedereen belangrijk is. Mensen die menen dat thuisvoelen niet zo’n belang-wekkende emotie is, voelen zich waarschijnlijk heel vanzelfsprekend ergens thuis – pas bij het gemis van thuisgevoel zijn we ons namelijk bewust van zijn belang. Maar moet het daarom een grote rol spelen in de politiek, moeten we ons – zoals Baudet voorstelt – thuisvoelen in de Nederlandse natie? Dat nu lijkt me een zeer riskant voorstel. Poli-tici (en columnisten) die de natie als een ‘thuis’ willen zien, lijken zich te weinig bewust van de harde kanten van ‘thuisvoelen’. Want je thuisvoe-len doe je niet bij iedereen en niet overal. (In die zin hebben ‘kosmo-polieten’ ongelijk want we voelen ons niet overal en bij iedereen thuis, zelfs niet degenen onder ons die heel veel reizen.) Je echt ergens thuisvoe-len is een heel selectieve emotie, die sommigen insluit en velen uitsluit. Op het individuele niveau is dat niet problematisch maar als thuisvoelen op landsniveau een ideaal wordt, dan is het spelen met vuur. Onher-roepelijk leidt het tot uitsluiting van degenen die als on-Nederlands worden gedefinieerd: “Zij zijn zo anders, zij kunnen zich hier niet thuisvoelen, ze kunnen maar beter naar huis”; “Zij maken het ‘ons’ – ‘echte’ Nederlanders – moeilijker om ons hier nog thuis te voelen”. Dat is ook de logica van Baudet: iedere migrant is er één teveel, een aanslag op zijn thuisgevoel.

Page 21: SoMo 2012-2013 nr. 3

21thema: burgerschap anno 2013

Willen politici ervoor zorgen dat mensen vreedzaam samenleven dan is de taal van thuisvoelen daar dus weinig geschikt voor. Bovendien is het willen versterken van thuisge-voel door politici een veel te grote ambitie. Als premier Rutte niet wil dat de overheid als een ‘gelukma-chine’ wordt gezien, wil dezelfde overheid dan wel verantwoordelijk-heid nemen voor ieders thuisgevoel? Thuisgevoel is een belangrijke emo-tie die we zelf, in eigen kringen, moeten zien te realiseren.

Introductie van ‘thuisvoelen’ in de nationale politiek leidt tot een steeds sterke emotionalisering en culturalisering van burgerschap. Burgerschap wordt dan niet meer, zoals voorheen, primair gedefinieerd in politieke, juridische of sociale termen, maar cultureel: iedereen moet bepaalde waarden omarmen – omdat het Nederlandse waarden zijn – en van Nederlandse burgers wordt actieve loyaliteit aan de natie verwacht. Wellicht dat enkele poli-tici en publicisten de natie met de beste intenties oppoetsen (ook al heeft het vooral tot eindeloos geruzie over de canon en het nooit gerealiseerde nationaal museum geleid), maar wat is eigenlijk het effect van deze ‘culturalisering van burgerschap’ op nieuwkomers en hun kinderen?

Beleefd burgerschapAlle aandacht voor ‘thuisgevoel’ en de permanente campagne van bijna alle politieke partijen gericht op assimilatie, op omarming van

‘Nederlandse’ normen en waarden, hebben niet per se geleid tot ver-groting van het thuisgevoel: niet van ‘native’ Nederlanders, noch van nieuwkomers en hun kinderen. Twee proefschriften – één van de sociaal-geograaf Ingrid van der Welle en één van de socioloog Jurriaan Omlo – laten dit fraai zien. Met name de emotionele verbinding met Neder-land blijkt voor veel tweedegeneratie jongvolwassenen migranten name-lijk hoogst problematisch, terwijl ze zich dolgraag Nederlander zouden willen voelen. Want wat blijkt uit het proefschrift Flexibele burgers. Amsterdamse jongvolwassenen over lokale en nationale identiteiten van Van der Welle? Aan de ene kant benadrukken veel onderzochte jong-volwassene Nederlandse Turken en Marokkanen “dat zij Nederlander zijn. Ze zijn hier geboren en geto-gen, ze spreken de taal en voelen zich hier thuis” (p. 313). Maar aan de andere kant blijken zij zich geen Nederlander te (kunnen) voelen. Tweedegeneratie jongvolwassenen hebben een groot probleem om zich emotioneel met Nederland als natie te verbinden, om zich Nederlander te voelen en zich emotioneel met ‘heel’ Nederland te verbinden.

Dat nu is een verontrustende con clusie voor al diegenen die de afgelopen jaren hebben aangedron-gen op het verder profileren van de Nederlandse identiteit, juist om migranten en hun kinderen beter te laten integreren, met name door emo-tionele identificatie met Nederland als natie te eisen. In zekere zin kan

Pas bij het gemis van thuisge-voel zijn we ons bewust van zijn belang.

Page 22: SoMo 2012-2013 nr. 3

22 sociologisch mokum

Van der Welle’s boek worden gelezen als het failliet van de culturalistische strategie van Paul Scheffer en de zij-nen die eindeloos hun best hebben gedaan om de Nederlandse identiteit aan te zetten, met als consequentie dat migrantenkinderen zich juist niet met Nederland als natie zijn gaan identificeren. Nederland als natie is ‘bezet’ geraakt als plek waar primair autochtonen zich mee identifice-ren en wel zodanig dat een deel van hen aan migrantenjongvolwassenen laat voelen dat zij géén Nederlander zijn: “Zich ‘Nederlander voelen’ als een belangrijke identiteitsmarker is voor jongvolwassenen van Neder-landse herkomst vanzelfsprekend, maar dat is het niet voor alle jong-volwassenen van (oorspronkelijk) buitenlandse herkomst. Gevoelens van uitsluiting spelen hierin een rol. Een deel van deze jongvolwassenen ervaart geen ruimte om zichzelf Nederlands te voelen, want door anderen worden zij toch niet gezien als Nederlanders” (p. 178). Terwijl het integratiebeleid het afgelopen decennium steeds sterker gericht is geraakt op emotionele identificatie met Nederland, wordt dus precies het tegenovergestelde bereikt. De onderzochte jongvolwassenen wil-len dolgraag als Nederlander worden aangesproken, zij zouden zich ook graag Nederlander voelen, maar het neo-nationalisme maakt dat voor de meesten van hen onmogelijk.

Deze conclusie van Van der Welle wordt bevestigd in het proef-schrift van Jurriaan Omlo Integratie én uit de gratie? Perspectieven van Marokkaans-Nederlandse jong-volwassenen die de uitsluitende

werking van dominante integratie-discoursen heel precies in beeld brengt. Juist hoger opgeleide jong-volwassenen beargumenteren dat zij in Nederland thuishoren, maar dat het voor hen moeilijk is, zo niet onmogelijk wordt gemaakt, om zich ook emotioneel aan Nederland te binden. In die zin blijken iden-titeiten sterk beïnvloedbaar oftewel maakbaar door dominante politieke discoursen. De identificaties en de emotiehuishouding van burgers blijken flexibel, niet vanwege hun vrolijke postmoderne inborst, maar omdat ze daartoe worden gedwon-gen door een assimilationistisch nationaal beleid.

Deze situatie mondt uit in een grote mate van identificatie – ook emotioneel – met het lokale niveau: iedereen voelt zich sterk Amsterdammer en verknocht aan de stad, die overwegend als open, multicultureel en tolerant wordt beleefd. In lijn met buitenlands onderzoek (bijvoorbeeld naar New York) ontdekt Van der Welle dat een grote stad als Amsterdam voor jongvolwassenen van geen enkele groep in het bijzonder is: “Terwijl het zich Nederlander voelen voor sommigen hoogst problematisch is, levert het zich Amsterdammer voelen geen enkel probleem op” (p. 148). Zonder het stadsniveau te willen idealiseren is dit een inte-ressante conclusie: vooralsnog is stadsburgerschap inclusiever dan staatburgerschap.

Jan Willem Duyvendak is hoogleraar algemene sociologie aan de UvA.

Je echt ergens

thuisvoelen is een heel selectieve

emotie, die sommigen

insluit en velen uitsluit.

Page 23: SoMo 2012-2013 nr. 3

23

IllegaalJe eigen vingerafdrukken eraf schroei-en met een strijkijzer. Voor de wan-hopige Tania, een jonge Russische moeder die met haar 13-jarige zoon-tje illegaal in België woont, lijkt het de enige manier om registratie te voor-komen. Tania durft geen Russisch te spreken op straat, of vriendjes van haar zoon mee te nemen naar huis. Het lijkt allemaal paranoïde, tot de dag dat ze wordt opgepakt. Haar zoon Ivan kan ontsnappen, Tania wordt in een detentiecentrum geplaatst.

De Franse film Illégal geeft een ver-ontrustende kijk in de wereld van onge-documenteerden, die elke dag in angst moeten doorbrengen, altijd op hun hoede. De gebeurtenissen van afgelo-pen tijd maken de film weer actueel: het kabinet wil illegaal verblijf straf-baar stellen en in de Vluchtkerk zitten nog steeds honderd uitgeprocedeerde vluchtelingen die geen plek krijgen in ons land. Ook ons rechtssysteem kent geen plek voor deze illegalen.

Juridisch gezien bestaan illega-len niet, maar in werkelijkheid zijn ze er wel degelijk. Martijn Stronks duidde dit probleem in De Groene Amsterdammer als ‘de paradox van de zichtbare illegaal’. Een legale sta-tus krijgen vanwege je illegaliteit, is een tegenstrijdigheid.

De vluchtelingen in de Vlucht-kerk zijn onuitzetbaar, bijvoorbeeld omdat het land van herkomst hen niet erkent of omdat ze niet meewer-ken aan hun uitzetting. Ook Tania weigert haar naam en geboorteland

op te geven, in de hoop vrijgelaten te worden. Maar vijf maanden duren lang. Tania raakt bevriend met mede-vluchteling Aissa, die meerdere ma-len bijna wordt gedeporteerd. Bont en blauw geslagen en gebroken keert ze toch terug naar het centrum. De laatste keer is het haar te veel. Tania vindt haar in de douche, bungelend aan een oud stuk verband.

Illégal , geregisseerd door Olivier Masset-Depasse, geeft een dwin-gend en realistisch beeld van hoe de waardigheid en identiteit van illega-len langzaam afbrokkelt. Wat blijft er van hun menselijkheid over? De enige rechten waaronder rechtelozen nog wel vallen, zijn internationale mensenrechten. Maar het Hof van Justitie van de Europese Unie besloot afgelopen december dat het mogelijk is voor Europese lidstaten om illegaal verblijf strafbaar te stellen. Op welke rechten kunnen de vluchtelingen nog rekenen?

Als de plannen van het huidige kabinet doorgaan wordt illegaal ver-blijf in Nederland strafbaar. Mensen die hier niet gewenst zijn, worden hier dan opgesloten. De straf voor hun aanwezigheid is dat ze verplicht aanwezig moeten zijn, achter slot en grendel. Een grote groep mensen zou hierdoor gemarginaliseerd worden en uit angst voor terechtstelling ge-neigd zijn zich zo onzichtbaar moge-lijk op te stellen.

Bijzonder aan de groep in de Vluchtkerk is dat zij hun illegaliteit

juist zichtbaar maken. Door zich te verenigen in een groep kunnen ze in opstand komen tegen het Neder-landse asielbeleid. Een beleid dat erin faalt ‘een duidelijk onderscheid te maken tussen aanwezigheid en afwe-zigheid’, aldus Stronks.

Volgens Thomas Spijkerboer, hoogleraar migratierecht aan de VU, wordt deze groep illegalen in het huidige systeem alsmaar groter, door afwijzing van (tijdelijk) verblijf en de afbouw van de noodopvang. Ook daarin maken de Vluchtkerkers een punt, vindt Spijkerboer. Het pro-bleem is volgens hem ‘niet humani-tair, maar politiek’. De asielzoekers in de kerk hebben tot eind maart nog een dak boven hun hoofd, maar bo-ven die hoofden hangt ondertussen ook nog steeds mogelijke uitzetting.

Tania, de Russiche vluchtelinge uit Illégal, wordt aan het eind van de film bijna gedeporteerd. Maar met hevig protest en dank aan medepas-sagiers lukt het haar te ontkomen. Vreemd genoeg is het in Nederland sinds 1998 de verantwoordelijkheid van de vluchteling zelf om terug te keren naar land van herkomst. De overheid verlangt blijkbaar ook van haar ‘niet-burgers’ dat zij meewerken aan het handhaven van het rechts-systeem. Zodoende moeten zij zelf meewerken aan hun eigen uitzetting. Eigen verantwoordelijkheid lijkt hiermee niet alleen een credo voor goed burgerschap, maar ook voor de ‘goede illegaal’.

tekst: Lisa Bontenbal beschouwing

Page 24: SoMo 2012-2013 nr. 3

24 sociologisch mokum

tekst: Laura Weijersbeeld: Cleo Brekelmans

Basisregels en wetten leer je in het klaslokaal. Een experimenteerruimte waarin binnen bepaalde grenzen fou-ten mogen worden gemaakt, zowel op sociaal gebied als met leervaar-digheden. In hoeverre worden wij gevormd tot de ‘ideale’ burger binnen het onderwijs? Is het onderwijs, zoals deze is vormgegeven, een goed instru-ment om dit te bereiken? En doet het instrument wel wat het zegt?

De standaardisatie van het onderwijs hebben wij mede te dan-ken aan Napoleon. Hij zorgde onder andere voor de vorming van de natie door het vastleggen van de Neder-landse standaardtaal en de invoering van een nationaal ambtenarenappa-raat. Ook werden er nationale eisen gesteld voor het lager onderwijs.

Het idee heerste dat de hervor-mingen van het onderwijs nodig waren voor het nationaal belang. Vanwege het nut van de maatschap-pij bepaalde de overheid wat de kinderen moesten leren. Om volks-verlichting te bereiken was er goed onderwijs nodig. De poging tot rea-lisatie werd gebaseerd op de ideeën van filosoof John Locke. Hij zag het kind als een tabula rasa, “een onbe-schreven blad dat door de omgeving gevormd moest worden.” Kinderen konden tot ‘goede’ en ‘verstandige’ burgers uitgroeien door middel van goed onderwijs.

Ook tegenwoordig worden naast de algemene vakken, zoals rekenen, taal, geschiedenis en aard-rijkskunde, kinderen houdingen en

vaardigheden bijgebracht over bur-gerschapsvorming. Sinds 2006 zijn scholen namelijk wettelijk verplicht om “een bijdrage te leveren aan actief burgerschap en sociale integratie”. Dit past in een “bredere beweging om de verbanden in onze samenleving te verstevigen en de fundamenten van onze samenleving nadrukkelijker naar voren te brengen” (slo.nl). Proef ik hier een gematigde ‘liefde voor het volk’ die er met de paplepel in wordt gegoten?

Het onderwijs heeft hervormin-gen ondergaan sinds de heerschappij van Napoleon. In ieder geval lijkt één ding hetzelfde. In het onderwijs worden kinderen de juiste richting op gestuurd, op weg naar ‘de ideale bur-ger’. Is de ideale burger een realistisch streven? Valt 100% ideale burger te

“Nee”, zei de meester, “dit gedrag wordt niet getolereerd op deze school. Ga jij maar op de gang staan en nadenken over wat je hebt gedaan.” Nathalie had aan Ajouads haren getrokken, omdat hij haar potlood had afgepakt. De boodschap is simpel: ga je over de grens, dan zijn er negatieve sancties, want de orde moet worden gehandhaafd. Als je iets wilt vragen, moet je je vinger opste-ken. Met andere woorden: wees geduldig en wacht op je beurt. Leerlingen zitten met elkaar opgescheept, zoals mensen het met elkaar moeten rooien in de samenleving: de basisschool als

inleiding tot de maatschappij.

Ideale burgers in de dop

Page 25: SoMo 2012-2013 nr. 3

25thema: burgerschap anno 2013

behalen? Wellicht is het voor te stellen als een continuüm tussen een slechte burger en een ideale burger, waarbij je boven een bepaald percentage vol-doende scoort? Dan ben je een braaf kindje of in jouw geval, beste lezer: een brave burger. Toch kan het ook zo zijn dat – ondanks het instrument onder-wijs – een burger toch ‘onvoldoende’ blijft scoren. Beredeneerd vanuit Loc-ke’s gedachtegang zou dit een vreemd principe zijn, want als iedereen als een tabula rasa ter wereld zou komen, zou iedereen met het gestandaardiseerde onderwijs hetzelfde niveau moeten halen. In de werkelijkheid ligt dit een tikkeltje anders.

Het onderwijssysteem gaat uit van een vaste ontwikkelingslijn. In principe is het kind rond het zesde levensjaar klaar om naar de derde groep te gaan. Is dit niet het geval dan kan er nog een jaartje gekleuterd worden. Rond het twaalfde levens-jaar wordt bepaald welk niveau het kind aan kan op het voortgezet onderwijs. Maar wat nou als het kind pas rond de acht jaar echt uitgespeeld is en klaar om te leren? Intelligentie is niet een objectief gegeven. We kun-

nen leren en ontwikkelen, maar de snelheid en het niveau hoeven niet overeen te komen met leeftijdsge-noten. Daar zit het kind dan in de tweede klas van het VMBO terwijl hij of zij nu eigenlijk wel HAVO of VWO zou kunnen volgen. Verveeld gaat het kind de grenzen van de ‘ide-ale burger’ opzoeken.

Om te bepalen welk niveau het kind aankan worden toetsen gebruikt om dit te meten. Maar de toetsen worden gemaakt op een bepaald moment, waardoor gesteld zou kun-nen worden dat de intelligentie niet wordt gemeten, maar er sprake is van

een meetmoment. Sommige kinde-ren zijn gevoelig voor de druk die hierbij komt kijken en scoren onder hun niveau. Is dat even balen, want sommige toetsen, zoals de CITO toets en schoolexamens, hebben invloed op de levensloop. Daarnaast rijst de vraag of Ajouad, die het potlood pakte zonder te vragen, de

toetsen even goed in het Nederlands kan maken, als in zijn eigen moeder-taal? Oppassen geblazen als het kind in een categorie wordt geplaatst aan de hand van een lagere score en zijn of haar individuele kwaliteiten bui-ten beschouwing worden gelaten.

Ondermijnt de standaardisatie van het onderwijs het maatwerk dat gele-verd zou moeten worden aan ieder kind om zich zo volledig mogelijk te ontwik-kelen binnen zijn of haar capaciteiten? Als een burger niet de juiste aansluiting vindt bij het systeem, dan heeft de cate-gorisering nadelige consequenties voor de levensloop. Verdergaande gevolgen dan voor Nathalie die op de gang moest staan en inzien dat ze niet aan de haren van Ajouad mag trekken? Ja, want het speelkwartier is voorbij.

Valt 100% ideale burger te behalen?

opinie

Page 26: SoMo 2012-2013 nr. 3

26 sociologisch mokum

Emma Stomp, 18 jaarEerstejaars student sociologie

“Burgerschap vind ik eigenlijk een vage term. Het is een beetje een bureaucratische term geworden. Ik denk wel dat de Nederlandse nationaliteit aan het vervagen is, mede doordat Nederland zich best wel op het buitenland richt. Dat is al een lange tijd zo. Als je bijvoorbeeld kijkt naar Italië, zie je dat mensen meer naar binnen gericht zijn, een ‘close community’ vormen. Burgerschap is ook een hele formele term. Het gaat over verantwoordelijkheid, dat je een paspoort moet hebben en dat je kan stemmen. Een soort van plicht. Ik zie het niet per sé als nationaliteit of als cultuur.”

Robin Swidder, 22 jaarTweedejaars student sociologie

“Aan de ene kant is het natuurlijk zo dat we via internet verbonden zijn met de hele wereld. Maar je ziet ook in Nederland een tegenreactie. Tegen het mondiale burger-schap. Tegen Europa. We zijn via internet met iedereen verbonden, maar wanneer het om Europa gaat en om een centralisatie van wetten, dan zijn we daar opeens heel erg tegen. Het is een soort van paradox. Ook als ik kijk naar Twitter. Als er kleine dingetjes in Nederland gebeuren, dan staat meteen heel Twitter daar vol mee. Ik denk dus dat Nederlanders toch nog erg gericht zijn op Nederland en wat zich hier afspeelt. Dat mondiale burgerschap lijkt me nog niet zo relevant als misschien wel wordt veronder-steld. Het burgerschap is nog op Nederland gericht en wat er in Nederland gebeurt, op kleine schaal. Bij de politiek en bij de staat, is dat veel meer op Nederlands niveau dan op wereldschaal.”

“Nederlands burgerschap is passé”

DISCUSSIE

Page 27: SoMo 2012-2013 nr. 3

27thema: burgerschap anno 2013

Monique Verhoeven, 21 jaarDerdejaars student

“Ik weet het niet. De dingen waardoor ik me het meest verbonden voel met Nederland zijn de taal en het feit dat ik de instituties in Nederland goed ken. Verder zijn er natuurlijk typisch Nederlandse dingen als fietsen, maar die zijn voor mij niet zo heel belangrijk. Als ik dat wil kan ik ook best ergens anders fietsen. Ikzelf voel me niet primair een Nederlander, want ik denk dat ik me overal thuis kan voelen, zolang ik de taal maar spreek. Ik denk eigenlijk dat ik onderscheid maak tussen meerdere catego-rieën, ik was eerst echt een Hagenaar maar nu voel ik me meer Leidenaar en student; het Nederlanderschap bestaat nog wel maar komt bij mij niet op de eerste plaats.”

Eduard Reus, 20 jaarDerdejaars student sociologie

“Ik geloof niet echt in de Nederlandse identiteit. Mis-schien kun je deze identiteit voelen als je in het buitenland bent maar thuis voel je weer de identiteit van je vrienden-groep of zoiets. Ik denk dat er altijd onderscheid gemaakt wordt tussen 'wij' en 'zij' waardoor je groepen hebt op allerlei niveaus. In eerste instantie bepalen grenzen de ver-schillen tussen landen maar volgens mij kun je Nederlands burgerschap pas onderscheiden wanneer je gedragingen vergelijkt met andere landen. Ik zie in denken en doen niet zo’n verschil tussen Nederland en andere westerse landen. Vergeleken met Afrikaanse landen zijn er juist wel grote verschillen maar dat zit meer in de instelling die mensen daar en mensen hier hebben. Misschien is Nederlands burgerschap met betrekking tot westerse landen niet meer zo relevant maar met betrekking tot niet-westerse landen wel omdat de verschillen groter zijn.”

Door de snelle globalisering van de afgelopen decennia en de komst van internet en sociale media zijn mensen steeds vaker op mondiale schaal met elkaar verbon­den. Dit brengt ook veranderingen met zich mee op het gebied van burgerschap. We vroegen vier studenten naar hun mening: is Nederlands burgerschap passé?

tekst en beeld: Suzan Steeman & Jasper van den Berg

Page 28: SoMo 2012-2013 nr. 3

28

Page 29: SoMo 2012-2013 nr. 3

29

121 vluchtelingen uit 12 ver­schillende Afrikaanse landen leven sinds begin december samen in de gekraakte Sint Josephkerk in Amsterdam­West, omgedoopt tot De Vluchtkerk. De uitgeprocedeerde asiel­zoekers kunnen ieder om hun eigen reden niet terug naar hun thuisland. Maar het Nederland­se staatsburgerschap is nog ver buiten bereik.

Ze mogen niet blijven, ze kunnen niet weg

amsterdam in beeld

tekst en beeld: Eva van Barneveld

Page 30: SoMo 2012-2013 nr. 3

30

Page 31: SoMo 2012-2013 nr. 3

31

Door hun illegale status zijn de Vluchtkerk­bewoners in Nederland rechteloos, zonder toegang tot zorg, onderdak, onderwijs, werk of bescherming. In de Vluchtkerk wordt geschaakt, televisie gekeken, gekookt, verenigd en gewacht. Gewacht op een oplossing, die zich nog niet heeft aangediend. Het is koud in de grote, ver­vallen ruimte en de privacy is minimaal in de gedeelde kamers en douches.

Ali (30 jaar, rechts) kwam in 2010 naar Nederland, toen zijn leven in Soedan door de burgeroor­log daar niet meer veilig was. Net als de andere Vluchtkerk­bewoners, leefde hij sindsdien in ver­schillende asielzoekerscentra en tentenkampen. Ali: “Ik zie mezelf als dakloze, een outcast. Mijn enige wens is dat ik een normaal leven kan leiden, in normale veiligheid. Waar dan ook.”

Page 32: SoMo 2012-2013 nr. 3

32

Van de Nederlandse overheid moeten de bewo­ners terug naar hun land van herkomst, maar om verschillende redenen kan dat vaak niet: ze beschikken niet over de juiste papieren of de situatie in het land van herkomst is te onveilig om terug te keren. Ali: , ,Op dit moment zou ik liever hier in de gevangenis wonen, dan terug­gaan naar Soedan.”

Tot eind maart kunnen de bewoners in de Vluchtkerk blijven. Op 23 maart wordt er een protestmars en manifestatie gehouden voor en door de bewoners. Voor meer informatie over hoe je de Vluchtkerk kunt steunen, zie www.devluchtkerk.nl.

Page 33: SoMo 2012-2013 nr. 3

33

Page 34: SoMo 2012-2013 nr. 3

34 sociologisch mokum

Tijdens het opstellen van het economisch actieplan – voor de jaren 2000 tot 2008 – zat de sfeer er goed in. Ditmaal geen gemopper en gemekker tussen verschillende lidsta-ten, maar een heuse ‘Yes We Can’ in de kiem. Aspiraties rezen torenhoog toen de staatshoofden van de Europese Unie overeenstemming bereikten over één gemeen-schappelijk doel: “Making the European Union the most competitive and dynamic knowledge-based economy in the world.” Bewapend met kennis zou Europa ten strijde trek-ken, zijn concurrent uitschakelen en de geglobaliseerde aardkloot heroveren.

De strategie van Lissabon kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Zij werd reeds geboren in de in de jaren ‘90, uit inter-nationale onlusten over het heersende neoliberale beleid. De toenemende kinderarmoede en bovenal het groeiend aantal ‘werkende armen’ in Europa, maakten het pijnlijk duidelijk dat de vrije markt niet in staat was de beloften van welvaart en stabiliteit in te willigen. Het neoliberale beleid

van versobering en privatisering – dat ontsproot in 1973 ten tijde van de olie crisis – was ontworpen om de nijpende werkloosheid en stagflatie in de kiem te smoren. Europa’s genereuze systeem van sociale zekerheid, maar ook de ‘over-bescherming’ door middel van arbeidscontracten en hoge minimum lonen, zou de logica van de markt ondermijnen. Dit sociale beleid had Europa’s concurrentiepositie volle-dige verlamd. Vooraanstaande economen zoals Friedrich Hayek en Milton Friedman, riepen zodoende luidkeels op de arbeidsmarkt te dereguleren.

De Europese Unie volgde braaf de bevelen op, tot in 1990 schrikbarende cijfers verschenen. Volgens de OECD (Organisation for Economic Co-Operation and Develop-ment) werden de jaren ’80 en ’90 – ondanks de Europese economische voorspoed – gekenmerkt door groeiende inkomensongelijkheid en relatieve armoede. Misère alom, zowaar ook in Scandinavië en continentaal Europa, aldus het OECD-rapport ‘Growing Unequal’. Geconfronteerd met de nieuwe postindustriële risico’s bleek het hui-dige neoliberale beleid ontoereikend in het bieden van bescherming. Gedreven door kopzorgen ontsproten eind jaren ’90 – in prominente internationale organisaties zoals United Nations – kersverse denkbeelden over sociaal beleid, die uiteindelijk ook landden in Europa. Gevolglijk ontwikkelde ook de Europese Unie een veldheersweten-schap om de misère te lijf te gaan. In tegenstelling tot het neoliberale dogma werd staatsinterventie beschouwd als een noodzakelijk goed. Derhalve kreeg de staat de rol als opperbevelhebber toebedeeld.

rendabel burgerschap

in de euNieuwe ronde, nieuwe kansen! Dat moet de Europese Raad hebben gedacht toen zij bij­eenkwam op 1 maart 2000 te Lissabon om te vergaderen over de toekomst van Europa. Bezeten door de millenniumkoorts predikt de Europese Unie voor succes en welslagen voor iedereen. Maar, zoals bij elke wedstrijd kan er maar 1 de winnaar zijn?

tekst: Kirsten Sleven

Page 35: SoMo 2012-2013 nr. 3

35thema: burgerschap anno 2013

De rol van de burgers bleef echter schimmig en voor een tweeërlei uitleg vatbaar. Enerzijds was de strategie van Lissabon een proteststem tegen het neoliberalisme, waarbij de burger beschermd dient te worden tegen de periculeuze gevolgen van de vrije markt. Anderzijds zijn burgers de spil voor economische voorspoed, want voor-spoed in de kenniseconomie berust tenslotte op efficiënt gebruik van menselijk kapitaal. Het beleid is erop geënt

volledige werkgelegenheid te realiseren, waarbij mense-lijk kapitaal zich dient te ontwikkelen door middel van arbeidsparticipatie. Wie zonder werk zit, vergooit zijn kapitaal, verknoeit zijn kennis en verspilt zijn produc-tieve krachten. Ondanks dat burgers beschermd dienen te worden tegen de grillen van de arbeidsmarkt, is het paradoxaal genoeg noodzakelijk dat zij allen participeren op de arbeidsmarkt.

Deze schijnbare tegenstelling weerhield de Europese Unie er echter niet van het mooipraten te temperen, in tegendeel. In het jaar 2000 werden er hoogtij-jaren aan-gekondigd vol ‘inclusieve groei en voorspoed’, aldus de Europese Commissie. De overwinning was nabij. Uit-gerust met strategisch beleid – ALMP’s (Active Labour Market Policies) – zou het burgerkapitaal worden aan-gedreven. Een wapenschild aan positieve en negatieve

maatregelen, zoals bijscholing, assistentie bij het zoeken van een baan, subsidies voor het aannemen van langdurige werkelozen, maar ook het korten van uitkeringen en het opleggen van sancties, behoren tot het hedendaags stra-tegisch beleid. Geen deserteur blijft onbelicht. “Het hele beleid is er op gericht om mensen te trainen om toch mee te doen in de race, flexibeler te worden en wat harder te kunnen lopen.”, becommentarieerde de Nederlandse socioloog en armoededeskundige Raf Janssen.

Tot op heden blijft een gezamenlijke overwinning uit en is de strategie van Lissabon zowaar een wolf in schaapskleren. Hoewel vele Europese lidstaten – tot de financiële crisis van 2008 – profiteerden van economische groei, is de relatieve armoede toegenomen. Dit terwijl het gemiddelde inkomen is gestegen en de werkloosheid is afgenomen. Een winnaar heeft per definitie een verliezer nodig. Wie is in het bezit van de triomf ? En wie wordt er geofferd?

In de postindustriële race gaat triomf naar de man van welslagen en succes, de man van economische betekenis: de rendabele burger. Onrendabele burgers, die niet kun-nen of niet willen uitblinken, komen ongelukkigerwijs in het offervuur terecht. De cijfers liegen er niet om, maar de kenniseconomie is niet te stoppen. De Lidstaten strijden door, en we zingen met z’n allen: ‘We laten ons niet kennen, we gaan gewoon maar door, want wie niet tegen zijn verlies kan, die is maar zielig hoor. ‘

opinie

Een winnaar heeft per definitie een verliezer nodig.

Page 36: SoMo 2012-2013 nr. 3

36 sociologisch mokum

Burgerschap kan ook buiten de grenzen van de natiestaat plaatsvinden. Dan hebben we het over wereldburgerschap. Sabine Bastiaans gaat op zoek naar haar eigen wereld-burgerschap en welke plaats dit in haar leven inneemt.

Waar hoor ik thuis?‘Waar hoor ik thuis?’ Dit is een vraag die centraal staat in zowel het thema ‘burgerschap’ als in het leven van ‘third culture kids’ (tcks). Dit zijn mensen die gedurende hun jeugd in meerdere culturen zijn opgegroeid; zij hebben hun jongste jaren doorgebracht met verhuizen van het ene land naar het volgende. Voornamelijk komen de ouders uit een andere cultuur dan waar de third culture kids in opgroeien en niet uitzonderlijk zijn de ouders ook nog ieder afkomtig uit een andere cul-

tuur. Zo leren deze third culture kids van jongs af aan dat er verschillende culturen bestaan en dat deze zij aan zij kunnen bestaan. Zij spreken voordat ze op school zitten vaak al meer dan één taal vloeiend en zijn dan al gevoelig voor de omgang met mensen op basis van de cultuur waaruit zij komen. Zij zijn de ware kosmopoliet. De meesten voelen zich overal ter wereld even thuis en kunnen je als geen ander vertellen wat het wereldburgerschap in de prak-tijk daadwerkelijk is.

Page 37: SoMo 2012-2013 nr. 3

37thema: burgerschap anno 2013

tekst: Sabine Bastiaansbeeld: Suzan Steeman

Third culture kids moeten leren omgaan met het ambivalente gevoel van tegerlijkertijd overal en nergens te behoren. Voelen zij zich overal thuis, of juist nergens? Misschien kan dat wel allebei tegelijk. Om ergens toe te behoren en je thuis te voelen, wordt dat bepaald door de plaats of is dit een gevoel? En wat als dit gevoel geen plek kent?

De Six Degrees of Seperation-theorie van Frigyes Karinthy houdt in dat iedereen ter wereld gemiddeld zes stappen verwijderd is van ieder ander ter wereld. Die stappen zijn de mensen die je kent. Twee willekeurige mensen zijn altijd verbonden door de mensen die zij kennen, en de mensen die die mensen kennen, enzovoort. Hierdoor zijn alle burgers verbonden met slechts zes eenvoudige tussen-schakels. De wereldburger zal al snel veel schakels hebben met mensen uit veel verschillende plekken. Wellicht hebben zij wel minder dan zes stap-pen nodig om anderen te bereiken.

Third culture kids maken deel uit van het burgerschap van deze nieuwe eeuw: het wereldburgerschap. Alle third culture kids die ik ken voelen zich daadwerkelijk overal thuis en zijn ongeaard. Hoe wordt burger-schap boven en buiten de natiestaat om beleefd, en wat voor problemen brengt dit met zich mee? Dit bur-gerschap dragen zij altijd bij zich en ligt ten diepste van hen; het ligt in de essentie van wie zij zijn. Het is hun grondslag, hun fundament. Het drijft ze. Zij zullen ten allen tijden blijven hoppen van land tot land, van cul-tuur tot cultuur.

Ikzelf ben er zo één: een third culture kid, een wereldburger, een

kosmopoliet. Mij kun je voor geen geld jaren lang in één land laten wonen. Niet omdat ik weg wil maar omdat ik ergens anders heen wil. Ik snak naar de nieuwe ervaring, de ken-nismakingsfase met een nieuw land, nieuwe cultuur en nieuwe mensen. Ik wil daar opnieuw mijn weg vinden en dat gebeurt heel snel. Tijdens mijn stage in Dubai bijvoorbeeld, merkte ik na anderhalve week dat mijn dag al als routine aanvoelde. Terwijl ik me voor mijn gevoel al in de tigste taxi-rit naar huis bevond op de snelweg, op weg naar mijn kamer op de 40ste verdieping, terwijl ik naar de dir-hams in mijn portmonnee keek –die ik in m’n hoofd aan het verdelen was tussen de rit naar huis en de bood-schappen– besefte ik me ineens dat ik er al een heel ritme in had zitten. Met dat routine gevoel komt gepaard dat ik me thuis en op m’n gemak voel. Ongeacht waar ik ben, ik ben thuis waar ik ben. Maar dat thuis-gevoel wil zich wel regelmatig verplaatsten anders voelt het zich juist niet meer thuis. Ik ben thuis, maar toch blijf ik de eeuwige vreemdeling.

Mijn ervaring met de Neder-landse samenleving was altijd dat ik er deel van wilde uitmaken en er in wilde passen. Ik wilde erbij horen en toch voelde dat nooit zo. In Neder-land voel ik me als een insider aan de buitenrand; ik zou hier thuis moeten zijn omdat ik hier vandaan kom en toch voel ik me, veelal door de reac-ties van anderen, hier juist het minste thuis. Dit heeft mij bekend gemaakt met de drang om erbij te horen, con-stant zoekend naar bevestiging. Ik ben al mijn hele leven Nederlands, puur en alleen omdat mijn ouders

dat zijn, niet omdat ik hier gebo-ren of getogen ben zoals de meeste Nederlanders zijn. Het meerendeel van mijn leven was ik in beweging, hoppend van het ene land naar het andere. Ik ken deze cultuur al mijn hele leven maar heb er nooit te mid-den van geleefd totdat ik volwassen was. Wel heb ik alle zomers hier doorgebracht en woont mijn hele familie hier. Ik spreek de taal al vanaf mijn eerste jaar, ken de kinderliedjes beter dan ieder ander en heb altijd uitbundig Sinterklaas gevierd.

Toen ik hier eenmaal woonde, kwam ik tot de schokkende reali-satie dat het land waarvan ik al die jaren zo hard had geroepen dat ik er vandaan kwam, helemaal niet op

opinie

Page 38: SoMo 2012-2013 nr. 3

38 sociologisch mokum38

mij stond te wachten. In tegendeel. Geen landgenoot was er dan ook in het minste van overtuigd dat ik hier vandaan kwam. Bij ieder bezoek aan de winkel werd mij bij het afre-kenen zeer confronterend gevraagd waar ik vandaan kwam. Wanneer ik antwoordde: ‘Nederland’ kreeg ik meteen een: ‘Nee, maar niet écht toch?’. Alsof ieder ander beter weet

dan ikzelf waar ik wel en vooral niet bij mag horen. Kennelijk zijn ande-ren het die voor mij beslissen wat ik mijn thuis mag noemen. Al die jaren had ik gezegd dat ik uit Nederland kwam, totdat ik hier daadwerkelijk was en me toen pas besefte dat ik hier juist het minste thuis was. In alle landen was ik gewend de buitenlan-der te zijn, dat klopte ook, maar in mijn eigen land had ik dat nooit ver-wacht te ervaren. Dat is de keerzijde van het wereldburgerschap: je zult dus altijd en overal de buitenlander zijn. Dat wil zeggen, voor de mensen die landsgebonden burger zijn. Wat betreft de mede-wereldburgers hoor ik er zonder meer en vanaf de eerste ontmoeting bij. Bij hen ben ik thuis.

Altijd gevraagd worden waar je vandaan komt en daar nooit een fatsoenlijk antwoord op hebben behalve onder lotgenoten, is het voornaamste kenmerk van de third culture kids. Onder elkaar noemt men als antwoord op de meest fre-quent gestelde vraag bij een eerste ontmoeting ‘waar kom je vandaan?’

het land waar je geboren bent, waar je ouders vandaan komen en natuur-lijk waar je hier voorheen woonde. Voor third culture kids is deze vraag altijd (minimaal) driedelig. Een landgebonden burger zal nooit twijfelen bij deze vraag of stellen: ‘bedoel je waar ik ben geboren?’ Een Nederlander noemt bijvoorbeeld als antwoord op deze, voor hen gewone, vraag: ‘Amsterdam’. Soms is dit de geboorteplaats en soms de stad waar je studeert, maar het antwoord is altijd een stad. Een third culture kid zou nooit een stad noemen als antwoord op de vraag waar hij of zij vandaan komt. Ook is het niet con-textafhankelijk wat de wereldburger antwoordt, voor de landsgebonden burger wel. Als men een heel land noemt onder burgers als antwoord op deze vraag wordt er gelachen en gevraagd naar een plaats. Dan raakt de wereldburger geheel in de knoop, die kan hier simpelweg geen eendui-dig antwoord op geven, aan deze eis kan zij niet voldoen.

Third culture kids beleven één voor één een burgerschap dat zich boven en buiten de natiestaat bevindt; het kosmopolitisme. Met de Six Degrees of Seperation zijn wij nu allemaal wereldburger, in een mildere vorm welteverstaan. We staan hierbij in nauw contact met veel verschil-lende culturen en leren ze daarom ook steeds beter begrijpen. Mogen wij ons in de toekomst allemaal third culture kids voelen en ons overal heel snel thuis voelen? Onze levens-lust halen uit het leren kennen van nieuwe culturen en elkaar, terwijl we een ander het recht gunnen om zelf te bepalen wat voor hen ‘thuis’ is?

Dat is de keerzijde van het wereldburgerschap: je zult altijd en overal de buitenlander zijn.

Page 39: SoMo 2012-2013 nr. 3

39thema: burgerschap anno 2013

tekst: Koen Thomas van Leeuwenbeeld: Misha Melita

Het leidde tot verontwaardigde reacties in heel Frankrijk, waaronder die van premier Jean-Marc Ayrault. ‘Zielig en onvaderlandslievend’ vond hij de actie van Depardieu, die zich liever in België wilde vestigen vanwege lagere belastin-gen. Niet veel later bood president Poetin hem een Russisch paspoort aan, met als bonus een aantrekkelijk tarief van slechts 13% over zijn inkomen. Het geeft aan hoe gevoelig de kwestie ligt: burgerschap is blijkbaar net zo inwisselbaar als een briefje van tien, Depardieu wordt gezien als een ‘fiscale vluchteling’. Ook andere bekende Fransen vragen fiscaal asiel aan. Terecht? Of plegen ze burgerschapsverraad?

Vrijwilligers zijn paupersHet is de vraag hoe een individu zich verhoudt tot de

staat, maar ook hoe burgerschap wordt vormgegeven en welke belangen daarbij een rol spelen. Want staat staats-burgerschap gelijk aan het betalen van belastingen, aan het nakomen van solidaire verplichtingen? Depardieu toont aan van wel. Burgerschap mag dan in de eerste plaats, net zoals democratie, voor vanzelfsprekend worden gehouden, het is echter lastig te definiëren en het behelst bovendien een veelvoud aan dimensies. Bovendien kent het nogal wat morele en normatieve connotaties – dat maakt het lastig er beleid op te maken. Het is maar net welke ideo-logische wind door het land waait. Voor Depardieu telden echter alleen de kosten en de baten. Zijn vrijwilligers dan goede voorbeelden van (kosteloos) burgerschap? Ja en nee. Ja, omdat ze belangeloos werk verrichten voor de samenleving. Nee, omdat ze belastingloos hun bijdrage leveren aan de samenleving. Juist het derven van belas-tinginkomsten is voor de staat van levensbelang, niet zozeer het filantropische gehalte ervan. Het is wellicht van belang om te vermelden dat Fransman en kenner van de Verenigde Staten – een land met een omstreden belas-tingstelsel – Alexis de Tocqueville in zijn boekje Sur le pauperisme al schreef over de zogenaamde ‘armengelden’, voortkomend uit christelijke waarden: sociale belastingen die rijken op een instrumentele manier betaalden, maar

analyse

Niet alleen Obelix’ burgerschap

is een bitchLOYALITEIT AAN HET VADERLAND STAAT

BLIJKBAAR GELIJK AAN 13% VERRAAD

“Ik betaal voor 80 personen belastingen”, zei acteur Gérard Depardieu toen hij zijn Franse paspoort inleverde, naar aanleiding van de mogelijke verhoogde belastingtarieven (‘rij-kentax’ van 75%) voor de hoogste inkomens. “Mijn AOW mag je ook hebben, ik heb er nog nooit gebruik van gemaakt.”

Page 40: SoMo 2012-2013 nr. 3

40 sociologisch mokum

zich daarmee ook vervreemden van diezelfde armen. Het individuele leed werd zo op staatsniveau beslecht. Soli-dariteit doet dus een beroep op iedereen. Maar wat zijn de gevolgen van een herverdeelde welvaart? Dan komen we via de econoom Mancur Olson bij ‘onze’ socioloog Abram de Swaan terecht. Mancur Olson stelde dat, in de geest van speldenexpert Adam Smith, het collectieve belang werd gediend door de optelsom van individuele belangen: het zogenaamde marktmechanisme dat mid-dels een ‘onzichtbare hand’ vanzelf zou functioneren. Tot op zekere hoogte klopt dat wel: het kapitalisme is als economisch systeem in een groot deel van de wereld ingevoerd, met de staat als toezichthouder. Ech-ter, wanneer het libertarisme de overhand zou nemen, zou solidariteit onder druk komen te staan. Een poli-tieke economie met een stabiel staatsbestel en stabiele verhouding tussen markt en staat geldt daarom als nood-zakelijk en zou als ideaal ervaren kunnen worden. Vrijwil l ig ers zouden dan symbool staan voor onbetaalde solidariteit; de bekostiging van alle verzorgingsarrangemen-ten zou ernstig in gevaar komen. Altruïsme laat zich in het economisch systeem daarom moeilijk rijmen met werkelijke bijdragen aan de samenleving.

Zwartrijden is duurKortom: iedereen werkt en betaalt zijn deel. Prima. Maar het wordt een ander verhaal als het gaat om collectieve goederen en diensten als dijken en nationale veiligheid. Want waarom betalen als je het gratis kunt gebruiken? Het is de klassieke tegenstelling tussen individuele en collectieve rationaliteit, en die van ondeelbaarheid en niet-uitsluitbaarheid: wanneer een enkele persoon wei-gert te betalen voor dijken, profiteert hij nog steeds mee. Maar wanneer iedereen weigert te betalen, komen er geen dijken. Hetzelfde geldt voor investeringen in defen-sie en het openbaar vervoer: een individu profiteert nog steeds van de trein en het leger als hij niet betaalt. Ander voorbeeld: een arbeidsmigrant die in Nederland zwart

wordt betaald, betaalt op zijn beurt niet mee aan straat-verlichting, maar maakt er wel gebruik van. Je kunt het ook op een heel kleine schaal benaderen: wie kent niet het free-riderprobleem tijdens het samenwerken voor een paper of presentatie, of een enkeling die onbedoeld samenvattingen maakt voor de hele groep? Dit heet ook wel het dilemma van de collectieve actie: de kosten en baten van het individu ten opzichte van het collectief, waarbij de factor vertrouwen van noodzakelijk, maar niet voldoende belang is. Abram de Swaan behandelt dat in zijn boek Zorg en de staat, met als voornaamste ken-merk dat dit collectief slagen vooral berust op wederzijds vertrouwen: wie zich individueel onttrekt aan belastin-gen, zal er nog wel mee wegkomen. Maar als iedereen dat doet, snijdt iedereen zichzelf in de vingers. Zo wordt zwartrijden op den duur tóch duur. Om dergelijke uit-wassen te voorkomen, zijn belastingen het belangrijkste

middel van en voor de staat om dergelijke soli-dariteit af te dwingen bij burgers. Het is de vraag in hoeverre dat legitiem dan wel logisch is: het besluit van Gérard Depardieu om niet langer aan die

verplichtingen te voldoen, staat volgens enkele Franse parlementsleden namelijk gelijk aan het verkwanselen van zijn staatsburgerschap. Termen als vaderlandsliefde, patriottisme, eer, recht en plicht strijden in de Franse media hier om voorrang. Maar de term ‘vrijwillige belas-tingafdracht’ zit er niet bij. Is dat gek? Heeft Benedict Anderson gelijk met zijn imagined communities wat betreft burgerschap en onderlinge solidariteit op basis van de natie als sociale constructie? Want wie zou er nog belastingen betalen als ze morgen zouden worden afge-schaft? Het antwoord daarop is wellicht minder voor de hand liggend dan het lijkt: het massaal uitblijven van collectieve investeringen zal het individu des te harder raken. Het dilemma van de collectieve actie kan volgens Olson en De Swaan daarom via belastingen min of meer opgelost worden. Het geklaag van de belastingbetaler over de hoogte van de afdracht is wellicht logisch, maar misschien niet altijd terecht.

Altruïsme laat zich in het economisch systeem moeilijk

rijmen met werkelijke bijdragen aan de samenleving.

Page 41: SoMo 2012-2013 nr. 3

41thema: burgerschap anno 2013

Fiscaal asielHet betalen van belasting kan echter niet als enig cri-terium worden gezien voor goed burgerschap. De kritiek op Olson luidt onder andere dat er ook normen, waarden en tradities aan belastingen verbonden zijn: solidariteit is dus niet alleen een puur formele en afgedwongen belastingmaatregel, er zijn ook zogezegd ‘ongeschreven regels’ die een samenleving kenmerken. In de praktijk komt het er op neer dat Bel-gië een fiscale vluchteling als Depardieu toe zal laten, juist vanwege zijn motieven. Met andere woorden: door het ontduiken van dergelijke belastingmaatregelen ont-slaat Depardieu zichzelf van zijn verantwoordelijkheid, en daarmee van zijn burger-schap. Maar als hij voor 80 personen belasting betaalt, lijkt (of leek) hij zich meer te conformeren aan staats-burgerschap dan de ‘gemiddelde’ Fransman met een lager inkomen. Daar zit ‘m de crux: zijn verraad aan de staat is relatief, zijn individuele belang wordt geschaad doordat er nóg meer van hem gevraagd wordt. Het herverdelen van zijn rijkdom ziet hij daarom niet als eerlijk, maar juist onrechtvaardig. Wat goed burgerschap dan werkelijk is, zal dan vermoedelijk uitlopen op een ideologische discus-sie. Een liberaal kijkt immers anders tegen de samenleving aan dan een sociaal-democraat, dat moge duidelijk zijn.

Dat Depardieu’s actie voor ophef zorgt, is eigenlijk een goed teken. Zou hij een minderwaardig burger zijn als hij niet zou instemmen met het nieuwe belastingplan? Ja, zeggen patriottische Fransen dan, want hij onttrekt zich aan het terugdringen van de economische crisis – de voor-naamste reden voor het invoeren van de rijkentax. Nee, zullen goedbetaalde Fransen zeggen, we betalen al meer

dan genoeg en wie hard werkt, moet daar naar beloond worden. Het geeft aan dat burgerschap niet alleen een plicht, maar ook een recht is. Geldt Depardieu nog als een individueel geval, op een veel grotere schaal zijn politieke partijen als de SP en de PVV bezig om Nederland uit de Europese Unie te halen, naar aanleiding van onder ande-ren de Griekse schulden en de crisis rondom de euromunt zelf. Het gaat hier dan om burgerschap op staatsniveau: hoeveel is Nederland als geheel bereid te doen voor landen die het minder goed doen en de gemeenschappelijke munt te redden? Naast een economische is er dan ook sprake van een culturele crisis: solidariteit is prima, maar tot aan de landsgrenzen. De vrijheid die Depardieu heeft om een andere nationaliteit aan te meten, heeft Nederland niet. Zo bezien is burgerschap anno 2013 een grenzeloos, maar geen kosteloos verschijnsel.

Page 42: SoMo 2012-2013 nr. 3

interview

INTERVIEW MET PROF. DR. HERMAN VAN GUNSTEREN

“ Burgerschap is van ons, niet van de staat.”

Page 43: SoMo 2012-2013 nr. 3

“Kijk, deze hele plank gaat over bur-gerschap”. Herman van Gunsteren staat op en loopt naar de boekenkast in zijn werkkamer. Van Gunsteren (1940) is emeritus hoogleraar Politieke Theorieën en Rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. Hij schreef onder meer Culturen van besturen (1994), A Theory of Citizenship (1998), Woor-denschat voor verwarde politici (2003), Vertrouwen in democratie: Over de principes van zelforganisatie (2006) en Bouwen op burgers: cultuur, preventie en de eigenzinnige burger  (2008). Onder zijn leiding publiceerde de WRR in 1992 het rapport Eigentijds burgerschap, waarmee thema definitief onderwerp van het publieke en poli-tieke debat werd.

Het boek dat Van Gunsteren uit de kast trekt is het proefschrift waarop hij in 1972 promoveerde. The Quest for Control rekent af met het rationele maakbaarheidsideaal en de centrale planning die daar onlos-makelijk mee verbonden is. Het zijn vraagstukken die nog steeds, of opnieuw, actueel zijn. “Hier schreef ik het al” – Van Gunsteren wijst naar de laatste pagina – “The body poli-tic is not a world that can or should be made by government. […] The quest for control can only succeed if it becomes a quest for political responsibility”.

Neorepublikeins burgerschapHoe bent u met het concept bur-gerschap in aanraking gekomen?“In de jaren zeventig was ik al met burgerschap bezig, maar ik kwam er toen niet echt uit. In The Quest for Control schreef ik dat je niet alles centraal kunt besturen, de mensen moeten het zelf doen. Hoe kunnen al die individuen toch een gemeen-schap blijven? Daar hebben we politiek voor. De burger is het poli-tieke individu.

In die tijd schreef niemand over burgerschap. Kymlicka en Norman citeren mij [in hun boek The Return of the Citizen uit 1994]: “the con-cept of citizenship has gone out of fashion”. Na de oorlog dacht men dat er democratie zou komen. Niemand kon stateloos zijn; ieder individu zou als burger tot een staat behoren en als zodanig rechten hebben. De nadruk op mensenrechten die men legde was ongeveer synoniem met burgerschap.

Wat er wel was geschreven over burgerschap vond ik waardeloos. Het ging altijd over de gewone bur-ger tegenover de machthebbende. De gewone burger moest meer macht krijgen, maar naarmate hij echt macht kreeg hield hij op een gewone burger te zijn. Dat heb ik omver gegooid. Ik stelde de vraag: is een theorie van burgerschap mogelijk?”

Is dat wat u later het neorepubli-keins burgerschapsideaal bent gaan noemen? “Ja. Een burgerlijke cultuur, die vreed-zaam samenleven van verschillende vrije mensen mogelijk maakt, moet tegenwoordig door de betrokkenen zelf worden gemaakt. Een burger is degene die zowel regeert als geregeerd wordt. Gezagsdragers, zoals een minis-ter, zijn medeburgers waar je tevens burgerschapseisen aan moet stellen.

Het tweede waarin ik anders was dan de anderen, was dat ik zei: de burger is niet de hele mens. Dat was een doorbaak. Burgerschap is een ambt in de republiek. Het ambt brengt rechten en plichten met zich mee, maar het betreft geen onder-linge uitwisseling daarvan. Je betaalt niet voor je bevoegdheden door mid-del van plichten. Het ambt moet toegankelijk zijn, maar voor de uitoe-fening ervan gelden bepaalde eisen. Ten eerste autonomie, dat wil zeg-gen dat je je eigen wil kunt bepalen. Vervolgens oordeelkundigheid. Je moet niet totaal gestoord zijn, maar je eigen oordeel kunnen geven op grond van waarneming en luisteren naar anderen. Tot slot moet je een zekere binding, of loyaliteit, hebben met de gemeenschap van anderen. Bijna niemand voldoet helemaal aan de eisen van burgerschap. Burger-schap is altijd in de maak. Het is

tekst: Eva van Gemertbeeld: Suzan Steeman

43thema: de burger aan zet

Hoe moeten burgers zich tot elkaar verhouden in een politieke gemeen­schap die steeds complexer, meer pluralistisch en individueler is geworden? Voor Herman van Gunsteren is het neorepublikeinse burger­schapsideaal het antwoord. “Burgerschap vormt een ethisch richtsnoer in het onderling verkeer, zonder dat het dat verkeer helemaal regelt.”

Page 44: SoMo 2012-2013 nr. 3

44 sociologisch mokum

geen verworvenheid, maar iets wat je met elkaar, in het onderling contact gestalte moet geven.”

Hoe vrijblijvend is het ambt van burgerschap?“Burgerschap vereist iets anders dan andere ambten. Het moet een verschil maken in de praktijken die we hebben. In de republiek worden publieke amb-ten bekleed door gewone burgers. Als je een bijzonder ambt uitoefent, zoals dat van militair, dan kan dat leiden tot ambtsconflicten. Ik heb dit idee ook toegepast op de ambtenaren die werkzaam waren tijdens de bezetting. Waarom zijn zij berecht? Ze waren vergeten wie hun medeburgers waren, en dat zij zelf ook burgers waren.”

In 1992 is de WRR publicatie Eigentijds burgerschap versche-nen. Wat maakte dat er behoefte ontstond aan een eigentijdse visie op burgerschap?“Er bestond geen eenheid van moraal meer. Wat is normaal gedrag? Het oude burgerschapsbegrip, de bour-geois of de nette burger met een das, is geen verplichting meer. We zijn een liberale samenleving geworden, waarin verschillende ethieken in omloop zijn. Dan is de vraag, hoe moet je met elkaar omgaan?

De belangrijkste taak van bur-gerschap is het organiseren van pluraliteit. Hinderlijke of verrassende verschillen tussen mensen moeten zodanig worden gecoördineerd dat iedereen toegang tot burgerschap heeft. Burgers zijn geen vrienden. De burgerlijke samenleving is een dwanggemeenschap. Met sommige

burgers heb ik helemaal niks, maar ik moet hun burgerschap accepteren en bevorderen. Mijn concept van burgerschap is dus helemaal niet zo vreedzaam. Het is een manier om met elkaar om te gaan, op de achter-grond ligt geweld en burgeroorlog.”Als ik het goed begrijp gaat het dus om iets wat burgers samen organiseren. “Ja. Als je botst met iemand, dan kan je doorrijden of hem negeren. Ik noem dat lotsverbondenheid. Lotsverbondenheid betekent niet dat je het leuk hebt met elkaar, maar dat je leven zo verknoopt is dat wat jij doet, belangrijke gevolgen heeft voor de ander. Mensen op de weg, in de auto, zijn lotsverbonden. Je kan elkaar doodrijden. Hoe geef je daar vorm aan? Daar hebben we rechten en plichten voor.

Dat geldt ook voor het politieke terrein. Burgerschap gaat over poli-tieke zeggenschap. Iedereen moet kunnen deelnemen aan de politiek. Een burger mag afwijken, maar bin-nen de grenzen van de democratie.”

Wat is de rol van de staat in dit geheel?“De staat heeft als taak te bevorde-ren dat er voor iedereen burgerschap mogelijk is, door er bijvoorbeeld wet-ten voor te maken. Een democratie moet de eenling beschermen. Hij mag zijn visies naar voren brengen en proberen een meerderheid te ver-werven voor zijn standpunt. De staat moet dat garanderen, maar ze moet haar burgers niet opvoeden.

Toen Guusje ter Horst minister van Binnenlandse Zaken was wilde

“ De lastige, storende burger wordt te weinig in ere ge-houden.”

Page 45: SoMo 2012-2013 nr. 3

45thema: burgerschap anno 2013

ze een handvest Verantwoordelijk Burgerschap maken. Doordat het kabinet viel is dat nooit gepubliceerd. Er kwam een heel duidelijke bood-schap uit. De mensen waren het best eens over wat burgerschap inhield, maar ze vonden dat het aan de burger was om dat te bepalen. Burgerschap is van ons, niet van de staat.”

∞Eigentijds burgerschap: 2013Tegenwoordig doet de staat steeds meer een beroep op haar burgers. Mag de overheid verwachten dat burgers zich actief inzetten voor de staat?“Dat gemekker over de uitwisseling van rechten en plichten vind ik niet goed. De overheid heeft moeite om te besturen, dus ze eist dat burgers zich bestuurbaar gedragen. De las-tige, storende burger wordt te weinig in ere gehouden. Burgers zeuren, dat is waar, maar de afwijkende burger is ook een bron van innovatie. Nu de overheid bezuinigt schuift ze heel veel af op zelfredzaamheid. De burgers moeten het zelf maar doen.

In negentiende eeuw werd in de steden de grootste armoede en rotzooi opgelost door private initia-tieven. Het waren mensen die zeiden: zo kunnen we toch niet samenleven? De burgerlijke samenleving, dat is wat burgers doen met de politieke vrijheid die ze hebben. Vrijheid om zich te organiseren, om lolletjes te trappen en om zich het lot van ande-ren aan te trekken.

In de verzorgingsstaat zijn de initiatieven van de civil society door de staat overgenomen. Wanneer de

staat zich te veel bemoeit met de civil society floreert die niet meer. De staat moet gepaste afstand houden. In die zin zou wat meer ruimte voor het eigen initiatief het evenwicht ten goede komen. Men doet het alleen pas op het moment dat het moeilijk is, nu er moet worden bezuinigd.”

Burgerschap geldt voor alle leden van een politieke gemeenschap, en moet voor ieder van hen toeganke-lijk zijn. Is het daarnaast niet een concept dat mensen uitsluit? “Ja, de nadruk ligt op nationaal bur-gerschap. Je mag enkel burger van één staat zijn, en niet van een andere. Dat is een moeilijkheid. Er zijn tegen-woordig mensen met vijf paspoorten. Multipel burgerschap bestaat allang.” Hoe verklaart u de nadruk op de nationale burgergemeenschap?“In de jaren tachtig ontdekte men dat doorgeschoten liberalisme en individualisme onhoudbaar is. Het liberalisme uitte een kritiek op tra-ditie. Wanneer je zoveel kritiek hebt, blijven er helemaal geen vanzelfspre-kendheden meer over. Je kan niet leven zonder vanzelfsprekendheden. Er moeten regels zijn om met elkaar om te gaan. Die kan je maken door middel van wetgeving, maar we doen dingen grotendeels zoals we ze gisteren deden. Dat laatste is steeds dunner geworden. De één vindt dit, de ander vindt dat. Het is veel gecompliceerder geworden. De din-gen hebben geen vanzelfsprekende betekenis meer.

We hebben meer zingeving nodig. Men heeft dat gezocht in het

burgerschap van de nationale staat. Het gebeurde echter pas op het moment dat het aan het verdwijnen was. Dat is vaak zo, zaken worden pas verdedigd wanneer ze niet meer als vanzelf geproduceerd worden.

Mijn antwoord was procedu-reel. Een aantal mensen vond dat te leeg, er moesten gemeenschappelijke waarden zijn. Dat heb ik geprobeerd uit te leggen. Kijk, als mensen elkaar niet doodslaan, dan moeten ze iets gemeenschappelijks hebben. Wat is het? Als iets niet uit elkaar valt is er op één of andere manier een samen-hang. Die samenhang hoeft niet uit normen en waarden te bestaan. Je hebt verschillende visies over hoe we moeten samenleven. Vroeger waren die verschillen heel groot, denk aan kruisraketten of abortus. Was het eenmaal beslist, dan viel het hele protest weg. Je schikt je in het rechts-stelsel en in democratische besluiten, niet omdat het je diepste waarden zijn, maar omdat ze het mogelijk maken om samen te leven.

Veel mensen hebben gezocht naar manieren om van burgerschap een pri-maire binding te maken. Ayaan Hirsi Ali bijvoorbeeld, die is bij mij afgestu-deerd. Zij vroeg aan kinderen: “Wat gaat voor, de Grondwet of de Koran?”. Tja. Dat mag je natuurlijk niet vra-gen. Voor een heleboel mensen zijn er belangrijkere dingen dan de politiek. Dat burgerschap op nummer één moet staan vind ik echt onzin. Alleen onder bepaalde omstandigheden staat burgerschap centraal. Het zijn secun-daire bindingen. Bij mij liggen ze ook niet heel diep verankerd, maar het is beter dan niks.”

Page 46: SoMo 2012-2013 nr. 3

46 sociologisch mokum

Door de mythe heen

Sonic Acts is een festival dat iedere twee jaar plaatsvindt op verschillende locaties in Amsterdam zoals Paradiso, het Stedelijk Museum, NASA en het Muziekgebouw aan ‘t IJ. Oorspronkelijk begonnen als een plek waar jonge kunste-naars hun werk kunnen vertonen, is Sonic Acts in veertien edities uitgegroeid tot een toonaangevend cultureel fes-tival waar iedere editie ongeveer zesduizend mensen op afkomen. De opzet van het festival is breed. Zo vindt er een expositie plaats, is er een wetenschappelijk congres, zijn er filmvertoningen en is er een vierdaags programma in Paradiso waarbij performances van kunstenaars, filma-kers en muzikanten te zien zijn. Sonic Acts bevindt zich op het raakvlak van wetenschap en kunst. Elk jaar wordt een wetenschappelijk onderwerp uitgeplozen door kun-stenaars, wetenschappers, theoretici en muzikanten. Het thema van dit jaar is ‘The Dark Universe’, waarbij een ant-woord op de vraag gezocht wordt hoe je kan nadenken over datgene wat buiten de menselijke perceptie ligt. Het thema wordt echter ruim geïnterpreteerd; zo komt Saskia Sassen op de conferentie spreken over ‘The Dark Side of Globalism’ en Joris Luyendijk over ‘Dark Finance’.

Het gehele festival wordt georganiseerd door een klein team van maximaal tien mensen. De redactie van het festi-

Afgelopen zomer was ik verstrikt in de afronding van mijn bacheloronder-zoek in de kunstsociologie. Ik had er niet zo’n zin meer in en met dank aan verscherpte regels was er net iets te weinig tijd om het project helemaal netjes af te ronden. Het schrijven van een scriptie bleek een lang en frustre-rend proces en ik zag het niet zitten om direct met een master te beginnen. Ook al was mijn oorspronkelijke plan om eerst een baan te vinden waar ik heel erg veel geld mee zou verdienen, ben ik sinds september stagiair pro-ductie bij het Sonic Acts festival.

tekst: Rick Evertsbeeld: Misha Melita

Page 47: SoMo 2012-2013 nr. 3

47thema: burgerschap anno 2013

val schrijft en bedenkt het programma, waarbij ze keuzes maken over het thema, maar ook over de artiesten en wetenschappers die uitgenodigd worden. Het productie-team verzorgt de productie en de communicatie. Binnen dit productieteam ondersteun ik als stagiaire de produ-cent van Sonic Acts. Dit houdt in dat ik over de gehele breedte van het festival betrokken ben bij alles wat er moet gebeuren. Zo regel ik onder andere de vrijwilligers die ons ondersteunen tijdens het festival, nodig ik opleidingen uit om naar het festival te komen, verspreid ik posters door het land, maar ook bouw ik podia, schrijf ik mee aan een programmaboekje en regel ik gastenlijsten. Kortom, ik help bij alle facetten van de productie.

Wat ik boeiend vind aan mijn stage is dat ik uit-gedaagd word om heel andere dingen te doen dan ik gewend was bij sociologie. Het is veel praktischer en minder theoretisch. Wanneer je studeert heb je ruim de tijd voor een paper, maar een festival of ander cultureel evenement moet af zijn als het publiek er is. Het zijn harde deadlines. Dit betekent geen gezeur, doorpakken en hard werken. Nu zal ik niet zwart op wit zeggen dat ik bij sociologie niet hard werkte, maar toch is het werken bij Sonic Acts hectischer. Ik leer veel praktische vaardig-heden en er is eigenlijk geen ruimte of tijd om dingen niet te kunnen of te durven.

Ook vanuit een sociologisch perspectief is er veel te halen bij deze stage. Toen ik solliciteerde maakte ik mijzelf en de productieleider van het festival wijs dat de stap van

cultuuranalyse naar cultuurproductie helemaal niet groot was. Dat viel behoorlijk tegen. De praktijk bleek toch een heel andere ervaring. Ik denk dat het voor een cultuur-socioloog (al dan niet in wording) onontbeerlijk is om mee te maken hoe kunst geproduceerd wordt. Uiteraard prikt de sociologie de mythe door van de kunstenaar als een solitaire producent en toont het aan dat bij de pro-ductie en consumptie van kunst vele actoren betrokken zijn. Toch heb ik hier een veel concreter beeld van gekre-gen door het veld in te duiken. De organisatie van Sonic Acts bestaat uit een enorm netwerk van actoren die van elkaar afhankelijk zijn. Het maken van kunst is geen autonoom proces en dat is de grootste les voor mij. Deze stage is een uitstekende vorm van participerende obser-vatie en biedt mij zeker weer nieuwe inzichten voor het vervolg van mijn studie sociologie. De mythologie van de kunsten werd doorgeprikt. Je moet het meemaken om het door te krijgen.

Je moet het meemaken om het door te krijgen.

in de praktijk

Page 48: SoMo 2012-2013 nr. 3

48 sociologisch mokum

tekst: Thijs Albersbeeld: Evelien van Stralen

Opmars van de seksuele burger

De Amerikaanse president Barack Obama sprak eind januari dit jaar een historische inaugurele rede uit. Nooit eerder is het voorgekomen dat een Ameri-

kaanse president in een toespraak voor zijn nieuwe ambtstermijn de volgende woorden sprak in relatie tot homoseksualiteit: “Our journey is not complete until our gay brothers and sisters are treated like anyone

else under the law – for if we are truly created equal, then surely the love we commit to one another must be equal as well. . .” Op een later moment noemde Obama

de Stonewallrellen een belangrijk moment in de burger-rechtenbeweging. Deze historische rellen ontstonden

in de late jaren zestig, toen bezoekers van homobar Stonewall in New York op de vuist gingen met het poli-tiekorps na herhaaldelijk beledigd te worden door New

York’s Finest. Obama plaatste de Stonewallrellen in de context van de burgerrechtenbeweging van Martin

Luther King en bevestigde zo dat ook homo’s een strijd voeren om erkenning als burger.

Page 49: SoMo 2012-2013 nr. 3

49thema: burgerschap anno 2013

essayessay

Page 50: SoMo 2012-2013 nr. 3

50 sociologisch mokum

Vier dagen later werd er, ongeveer achtduizend kilometer van Washing-ton verwijderd, vergaderd door de heren parlementariërs in de Doema – het Lagerhuis van het Russische parlement. Hier werd iets vergelijk-baars besproken, maar vanuit een heel ander perspectief. De Russische politici stemden in Moskou in met een wetsvoorstel om ‘homopropaganda’ in Rus-land strafbaar te stellen met een geldboete en mogelijke gevangenisstraf. Dit bete-kent dat het homoseksuele koppels onmogelijk wordt gemaakt publiekelijk intiem te zijn, zelfs iets zo onschuldig als het stelen van een kus wordt verboden. Vorig jaar al besloot het hooggerechtshof in Moskou het verbod op een Gay Pride met honderd jaar te verlengen. Niet alleen in Rusland en de Verenigde Staten zijn homorechten onderwerp van debat. In Frankrijk zijn er sinds het begin van deze maand massale betogingen voor en tegen het homo-huwelijk en ook Nederland laat van zich horen. Augustus vorig jaar was een meerderheid in de Tweede Kamer voor een wetsvoorstel dat artikel 1 van de grondwet wilde aanpassen: wetgeving tegen discriminatie op grond van seksuele geaardheden was onderwerp van debat. Kamerleden namens D66 willen in reactie op de anti homo wetvoorstellen in Moskou de Russische ambassadeur in Neder-land vragen er verantwoording over af te leggen. Het bezoek van de Rus-sische president Poetin in april is ook niet onomstreden. Homobelangen-organisatie COC Nederland heeft

op haar website al onheilspellend ‘een hete lente’ aan Poetin beloofd.

Het publieke debat over wie er erkend wordt als burger en de daar-aan verbonden rechten en plichten is hiermee opnieuw opgelaaid. Bur-gerschap is in de context van deze discussie een mechanisme van in– en

exclusie. Door de eeuwen heen is dit de primaire functie van burgerschap geweest en gebleven; burgerschap garandeert inclusie in de samenle-ving, maar wie er precies recht heeft om formeel opgenomen te worden in de samenleving is onderhevig aan de heersende normen en conventies. Zo was burgerschap in het oude Griekenland alleen weggelegd voor mannen met kapitaal. Slaven, vrou-wen en kinderen konden er geen aanspraak op maken. Ten tijde van de 18e en 19e eeuw begon dit met de Franse en Amerikaanse revoluties te veranderen, maar nog steeds waren vrouwen en kinderen grotendeels uitgesloten van het burgerschap en de daaraan verbonden bescherming en rechten. Pas in de negentiende eeuw begonnen vrouwen te vechten voor gelijke politieke rechten met betrekking tot burgerschap. Het duurde echter tot de twintigste eeuw voordat zij dezelfde politieke rechten als mannen kregen toegekend.

Sociale bewegingen binnen

samenlevingen proberen continue het concept burgerschap opnieuw te definiëren, om er zo voor te zorgen dat meer mensen toegang krijgen tot de rechten en plichten die het burgerschap met zich meebrengt. De context van de discussie veran-dert telkens weer; een eeuw geleden

werd er gevochten voor gelijke rechten tussen man en vrouw, niet lang daarna probeerde men gesterkt door de bezielde woorden van inspirerende figuren zoals Martin Luther King gelijke rechten af te dwingen in de

context van etniciteit. Deze sociale bewegingen zijn allen geïnspireerd door het democratische ideaal van universele gelijkheid: ieder mens is, ongeacht afkomst, gender of ras gelijk en verdient dus dezelfde rech-ten en plichten.

Sinds de jaren zestig en zeven-tig is er echter een nieuwe dimensie toegevoegd aan deze strijd om gelijk-heid. Seksuele minderheden zoals homoseksuelen, transgenders en biseksuelen begonnen een collec-tieve identiteit te vormen als zijnde een onderdrukte minderheid en lieten hun stem steeds luider horen. De mate van succes varieert per samenleving, maar het moge duide-lijk zijn dat er een nieuwe discussie woedt rondom burgerschap, waarin gelijkheid wordt geëist met betrek-king tot seksualiteit. Van Amerika tot Rusland en van Frankrijk tot Nederland wordt burgerschap in een relatief nieuwe context onder-handeld. Het gevecht om gelijkheid heeft na ontwikkelingen met betrek-

Er woedt een nieuwe discussie rondom burgerschap, waarin ge-lijkheid wordt geëist gebaseerd

op seksualiteit.

Page 51: SoMo 2012-2013 nr. 3

51thema: burgerschap anno 2013

king tot klasse, geslacht en ras een andere inzet gevonden: seksuali-teit. Deze ontwikkeling luidt de geboorte van de seksuele burger of het seksuele burgerschap in. Het klinkt misschien als een wat vage term, maar de homoseksuele stel-letjes staan elkaar niet voor niets te zoenen buiten de Doema in Moskou of in de straten van Parijs. Met hun exotische expressies van seksualiteit zo kundig tentoongespreid tijdens de Gay Pride evenementen die elke hoofdstad in de Westerse wereld wel kent, eisen zij het recht op om als vol-waardige burger te worden gezien en behandeld.

De realiteit leert ons echter ook dat de jas van het burgerschap niet iedereen naadloos past. Vrouwen hebben weliswaar het recht verkre-gen om zichzelf burger te noemen, maar in Nederland zijn er nog steeds beduidend minder vrouwen hoog-leraar dan mannen. Universiteiten worden bovendien overwegend bevolkt door witte gezichten. De strijd om universele gelijk-heid waarvan de zogenaamde “hoofdprijs” het formele burgerschap is, lijkt hiermee in de alledaagse realiteit nog niet gewonnen. Het feit dat steeds meer minderheden gelijkheid en bescherming onder de wet genieten, betekent niet dat er ook daadwerkelijk sprake is van een samenleving waarin ieder-een dezelfde kansen heeft. De sociale positie van individuen wordt voor een groot deel nog steeds bepaald door de heersende normen en con-venties. Nog altijd zijn deze met

name gunstig voor de blanke, hete-roseksuele man.

Ja, vrouwen, allochtonen en homo’s kunnen aanspraak maken op het burgerschap. En inderdaad, zij genieten een bepaalde mate van bescherming en gelijkheid onder de wet. Maar in het hart van de West-Europese samenleving neemt de witte heteroman nog steeds een voorkeurspositie in. Waarom zou het grootste deel van de topfuncties op de arbeidsmarkt anders nog steeds toebedeeld zijn aan juist deze men-sen? En waarom vinden we zo weinig homoseksuelen, vrouwen en alloch-tonen in de hoogste echelons van de samenleving?

De antwoorden op deze vragen zijn niet makkelijk te beantwoorden en in geen geval eenduidig. Het feit blijft dat burgerschap, ook al verkrij-gen steeds meer sociale minderheden er formeel gezien gelijkheid mee, niet bepaald een rekbaar begrip is. Ouderwetse ideeën over de rol van de man in de samenleving – zoals het

idee dat de man kostwinnaar moet zijn van het gezin – blijven nog steeds gezichtsbepalend voor de invulling van het burgerschap. Homoseksuelen is het in Nederland weliswaar toege-staan om te trouwen, maar dat wil niet zeggen dat zij binnen de ceremo-nie van het huwelijk niet gebonden

zijn aan traditionele voorschriften. Homohuwelijken waarvan de gelof-tes niet gestoeld zijn op monogamie of andere heteronormatieve belof-tes zijn geen schering en inslag. Iets vergelijkbaars gaat op voor vrou-wen; hun status als burger betekent niet per se dat het hen makkelijker gemaakt wordt hetzelfde inkomen of dezelfde arbeidspositie als mannen te verwerven. Ook de sociaaleco-nomische positie van allochtonen, zoals het gebrek aan redacteuren van buitenlandse afkomst op de jour-nalistieke redacties in Nederland bijvoorbeeld duidelijk maakt, is nog steeds ondergeschikt aan autoch-tone mannen. Erkend worden als formele burger brengt gelijkheid binnen handbereik. Daadwerkelijke sociale concordantie is echter het doel en hoewel burgerschap hier een belangrijke rol in speelt, is het geen oplossing. Erkenning van sociale minderheden binnen het formele burgerschap is geen voorbode van het aanbreken van een tijd waarin

gelijkheidsidealen zich wer-kelijk manifesteren in alle lagen van de samenleving. De vraag is of de wereld er ooit echt zo uit zal zien. De straten van Moskou, Parijs, Washington en Amsterdam zullen in ieder geval altijd

bevolkt blijven door mensen die vechten voor gelijkheid en erkenning van diversiteit in de samenleving. In sommige gevallen hoeft dit verzet niet groter te zijn dan het stelen van een kus, zoals de betogers voor de Doema in Moskou heldhaftig duide-lijk maken.

Wie het recht heeft om opgeno-men te worden in de samenleving is onderhevig aan de heersende

normen en conventies.

Page 52: SoMo 2012-2013 nr. 3

52 sociologisch mokum

“Beschaving is geen gegeven, maar een dagelijkse opdracht voor wie nu leven”

Bovenstaand citaat komt uit een kerst-rede van Beatrix uit 1999. De afgelopen 33 jaar, waarvan afgelopen december voor het allerlaatst, reflecteerde zij jaar-lijks op de actuele staat van Nederland en bood zij – naar de kerstgedachte – licht in tijden van duisternis. Bescha-ving als opdracht suggereert een visie op burgerschap met bijbehorende voorschriften. In haar kersttoespraken vond ik de volgende tien geboden.

tekst: Poul Hollemanbeeld: Cleo Brekelmans

In de rechtsstaat ligt de basis voor een houdbare samenleving.

Recht kan de gemeenschap bij elkaar houden en garan-deert vrijheid, al is die niet vrijblijvend. Recht en plicht beschouwt ze als verstrengeld in het begrip verantwoor-delijkheid. Recht en rechtvaardigheid vragen veel van de mensen zelf. De houdbaarheid van de samenleving ligt daarom in moreel gedrag van het individu, beteugeld door formele wetten.

1.

Niemand mag de ogen sluiten voor onrecht en grof geweld.

De burger moet opkomen tegen wat verkeerd is, en dit blijft ieders verantwoordelijkheid. Krenking, belediging en discriminatie kunnen niet worden gedoogd. Hierin mogen persoonlijke opvattingen en waarheden niet als rechtvaardiging gelden.

2.

De 10 gebodenvan Beatrix

Page 53: SoMo 2012-2013 nr. 3

53thema: burgerschap anno 2013

reflectie

Vertrouwen kan niet worden opgelegd; het groeit vanuit de gemeenschap zelf.

De individualisering is zover doorgeschoten dat vertrou-wen hersteld moet worden. De basis hiervoor ligt bij het volk zelf, maar dat zal dan wel bereid moeten zijn om vooroordelen onder ogen te zien en gedrag te toetsen aan de consequenties voor de samenleving als geheel.

3.

Wij hebben te aanvaarden dat er ver-schil is in karakter, etnische afkomst, geaardheid, talent en opvoeding.

Het uitgangspunt van elk contact is de erkenning dat verschillen nu eenmaal bestaan. Eén waarheid bestaat niet, wel een gedéélde waarheid die kan worden bereikt door middel van dialoog. De aanvaarding hiervan is de basis voor respect en tolerantie. Wanneer verschil leidt tot onrecht en ongelijkheid in bejegening dan is iedereen ervoor verantwoordelijk dit te bestrijden.

5.

Allen moeten kunnen méédelen in welvaart zodat het menselijk welzijn steeds wordt verbonden met het algemeen belang.

Het menselijk welzijn is het welzijn van de samenleving en daarmee in de kwaliteit van de toekomst. Immateriële waarden moeten worden erkend als zin van de beschaving. Niet angst voor economische malaise maar een nieuw gevoel van universele verantwoordelijkheid moet de drijf-veer zijn. Het stelt de koningin teleur dat hoopgevende aanzetten tot verandering minder aandacht krijgen dan zorgen om geld en goed.

Er is nog altijd moed nodig om sterk te blijven en tegenstand te trotseren.

Eigen inzet wordt ontmoedigd door een gebrek aan indi-viduele verantwoordelijkheid. Toch nemen overal mensen nieuwe initiatieven tot een meer bewuste manier van leven. En dat is hoopvol. Onderlinge steun schept over-tuigingskracht en innerlijke zekerheid. Maar wanneer die zekerheid op weerstand stuit is moed nodig om standvas-tig tegen de wind in te gaan.

9.

Het geweten is de toetssteen die de keus bepaalt.

Elk individu is uitgerust met een moreel kompas. Het geweten wordt gevormd doordat men van jongs af aan leert om te gaan met goed en kwaad. “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet”. Keuzes moet je niet alleen kunnen verantwoorden tegenover jezelf, maar ook tegenover anderen.

4.

Iemand leren kennen is een eerste stap op weg naar een beter begrijpen.

Een culturele diversiteit vraagt om geduld en creativiteit in het zoeken naar een leefbare samenleving. Toleran-tie betekent dan ook niet elkaar onverschillig de ruimte laten, maar het slaan van bruggen tussen uiteenlopende leefgewoonten en overtuigingen. Wie naar de ander luistert zal de ander beter begrijpen en daardoor begrip kunnen tonen.

6.

Wij kunnen ons instellen op wat wèl kan.

Wij laten ons verlammen door het grote gebeuren in de wereld waardoor we de mogelijkheden in kleinere ver-banden uit het oog verliezen. Het gaat om een positieve levenshouding. Wantrouwen en onverschilligheid bieden geen uitzicht op hervorming van structuren en levensstijl. De uitdaging blijft zelf iets te dóen, samen met anderen en in betrokkenheid met de gemeenschap.

8.

Zonder saamhorigheid kan een indi-vidu zich niet ontwikkelen, dan verschraalt solidariteit en valt de samenleving uiteen.

Wie zich deelnemer voelt wordt gesterkt in besef van eigen-waarde. Waar eigen belang overheerst dreigt anonimiteit en eenzaamheid. Zoeken naar een nieuwe vorm van mede-menselijkheid is daarom noodzakelijk. De verbondenheid van Nederland met de wereld om ons heen heeft geleid tot wederzijdse afhankelijkheid als het gaat om welzijn. Niet in isolement maar in saamhorigheid ligt onze kracht.

10.

7.

Page 54: SoMo 2012-2013 nr. 3

54 sociologisch mokum

01MRT

09MRT

T/M

03MRT

21APR

T/M

06MRT

10MRT

T/M

ALGEMEENCinedanseye museum Cinedans is een internationaal dansfilm festival dat jaarlijks plaatsvindt in Amsterdam. Naast een uitgebreid film-programma organiseert het festival lezingen en debatten, een workshop en een kinder-programma.

Amsterdam in Gesprekstadsarchief amsterdamElke eerste en derde zon-dag van de maand worden spraakmakende gastsprekers geïnterviewd over onder-werpen uit de Amsterdamse geschiedenis, of een actueel onderwerp wordt in historisch perspectief geplaatst.03 maart: Amsterdam op de kaart. Kaarten van de stad Amsterdam 1538 – 2012.17 maart: De aanslag op het Amsterdamse bevolkingsre-gister 1943.07 april: Arm en rijk in joods Amsterdam: de Portugees- joodse gemeenschap en armenzorg in de Gouden Eeuw.21 april: 150 Jaar afschaffing van de slavernij.

5 days offparadiso, melkweg5 Days Off is een meerdaags indoor dance evenement met house, techno, drum ‘n bass, breakbeats en future funk. Het festival biedt een kwalita-tief hoogwaardige doorsnede van de internationale elektro-nische muziek. Daarnaast is er aandacht voor andere kunst-vormen zoals mediakunst.

Sociologische analyse met bijbelse waardenTot zover de kerstgedachten van onze koningin. Vaak terugkerende thema’s en waarden zijn saamhorigheid, tolerantie, rechtvaardigheid, verantwoordelijkheid, naas-tenliefde en het algemeen belang. Naast de Christelijke fundamenten en een vermoedelijke politieke kleur zijn haar argumenten opvallend sociologisch beredeneerd. Haar verwijzingen naar individuele en nationale interde-pendentie, het niet bestaan van een universele waarheid, het vormen van morele fundamenten over lange perioden en stugge structuren die zich niet zomaar laten verande-ren en de analyse dat traditionele kaders plaats hebben gemaakt voor individualisme tonen veel overeenkomst met sociologische visies van bijvoorbeeld Elias, Parsons en Giddens. Ze bedient zich opvallend weinig van psycho-logische terminologie en ze zet zich expliciet af tegen het dominante economische discours. Het lijkt haast alsof ze gelooft in de performativiteit van economische theorieën (mensen handelen naar ideeën over de rationele actor in plaats van andersom), waarvoor ze haar burgers wil behoe-den door te wijzen op het algemeen belang. Beatrix doet een beroep op het morele oordeel van de burger zelf, voor-namelijk op basis van medemenselijkheid waarin volgens haar de kern van samenleven ligt.

Samenvattend, wat verstaat koningin Beatrix onder goed burgerschap? Het besef van eigen verantwoordelijkheid en het belang van vertrouwen en saamhorigheid. Wat begint in het klein kan uitgroeien tot een nieuwe cul-tuur: als je iets wil veranderen moet je bij jezelf beginnen. Daarbij is verbondenheid met je medemens belangrijk wat op zijn beurt vertrouwen eist en tolerantie voorschrijft. Nadrukkelijk wijst ze op een begrip van tolerantie in de zin van betrokkenheid en niet als onverschilligheid. Haar constatering dat de moderne mens maar weinig aandacht voor elkaar heeft stelt haar ongerust over de gemeen-schap. Zonder een ‘wij-gevoel’ zouden we ons bestaan als leeg ervaren. Echt contact en tastbare nabijheid zijn belangrijker bij tegenslag en verdriet dan wat je kunt verwachten van de overheid en maatschappelijke instel-lingen. Burgerschap zoals Beatrix dat ‘gebiedt’ gaat uit van een samenleving die bottom-up – vanuit het verantwoor-delijke individu – te onderhouden en veranderen is.

Zou ze zich hebben laten inspireren door de sociologie of door God die de mens een vrije wil gegeven heeft?

Page 55: SoMo 2012-2013 nr. 3

Food Film Festival 2013studio k & kriterionEen uitgebreid programma van films, workshops, debatten, talkshows en de FFF-markt. Naast het bekijken van films kan het publiek tijdens het Food Film Festival actief aan de slag in verschillende workshops. Meer nog dan in voorgaande jaren vormt het filmprogramma dit jaar de inspiratiebron voor de work-shops die tijdens het festival te volgen zijn.

World Minimal Music Festivalmuziekgebouw aan ‘t ij, muziekgebouw eindhovenMinimal Music uit de jaren zestig staat centraal in dit vijf-daagse festival.Pulserende ritmes en trance-opwekkende herhaling van melodieën en akkoorden. In deze derde editie van het World Minimal Music Festival een verkenning van de vele vormen van de minimal music. Muziek van bijvoorbeeld pio-niers Steve Reich en Philip Glass, verwante klanken uit niet-westerse tradities en zelfs popmuziek.

Bouwstenen van het Universum - Paradisolezingen 2013In de Paradisolezingen 2013 worden de bouwstenen van ons universum blootge-legd. Acht vooraanstaande Nederlandse wetenschap-pers spreken over elementaire deeltjes, sociale en neuro-logische bouwstenen en de ontwikkeling van het leven.

FilmfestivalHet tweede filmfestival van dit collegejaar is een feit! Weer zal er elke avond met een groep gezellige sociolo-gen en antropologen naar het scherm getuurd worden, al zal de opzet iets anders zijn dan vorige keer. Benieuwd? Kom een avondje langs, of liever nog alle avonden!

Themaborrel met Live muziek Ook in maart hebben we weer een gezellige themaborrel. Het thema is nog even geheim maar wat we al wel verklappen is dat er heerlijke live muziek zal zijn. Voetjes van de vloer gegarandeerd!

De Andere Blik in het TropenmuseumIn maart zal De Andere Blik buiten de muren van het Spinhuis plaatsvinden. We gaan namelijk naar het Tro-penmuseum! Er zal een zeer smaakvolle avond plaatsvin-den over TASTE! Niet alleen met sprekers, maar ook met tentoonstellingen, hapjes, drankjes en waarschijnlijk een dj. Dat wordt een groot feest, ga je mee?

De Andere BlikOok in april is er wederom een Andere Blik, deze keer weer gewoon in het Spinhuis. Er wordt nu druk gebrainstormd over een onderwerp, dus hou de website en facebook goed in de gaten! Excursie i.r.t religie in AmsterdamSEC gaat op excursie! Deze keer zullen we dieper in ver-schillende religies duiken. Wat

betekent geloof nog in een grotendeels geseculariseerde samenleving? Welke rol speelt religie in het dagelijks leven van de gelovigen? Hoe ziet een kerk, een moskee of een synagoge er van binnen uit? Ga mee door Amsterdam fiet-sen om dit te ontdekken! Meer informatie volgt nog.

LustrumweekOm ons lustrum te vieren heb-ben we een een hele week vol activiteiten georganiseerd! Met een interessante lezing, gezellige alumniborrel, een mooie film, een pubquiz en om het af te sluiten een knallend varend feest!

14MRT

15MRT

11APR

12APR

14APR

22MRT

24MRT

T/M

04MRT

07MRT

T/M

03APR

07APR

T/M

15APR

19APR

T/M

SECsociologische agenda

tekst: Froukje van der Woude

Page 56: SoMo 2012-2013 nr. 3

56 sociologisch mokum

Wilco Uitdaging no. 107:Onze maatschappelijke

verantwoordelijkheid

nemen door het

FSC-keurmerk te halen

Vanadiumweg 9 • Postbus 1477 • 3800 BL Amersfoort • Tel. 033 - 469 95 00 • www.wilco.nl

Daag ook Wilco uit!Kijk hoever Wilco kan gaan voor ùw drukorder, al dan niet op FSC-papier.

In prijs, kwaliteit en snelle levering.

CREA is hét cultureel studentencen-trum van UvA en HvA. CREA organise-ert cursussen en heeft een wekelijks programma van lezingen, voorstel-lingen, debatten, concerten en films.

Een greep uit het maart-programma:

vr 8, za 9 | 20.30 uur | cabaretGoedkoop CabaretPer avond 3 cabaretiers, ieder 30 mi-nuten. Met o.a. Paulien Cornelisse, Thijs van Domburg en Sijmen de Jong.CREA Theater | Studenten en stadspas E 6,-, overigen E 9,- | Reserveren: 020 5251400 vr 15 | 15.00 uur | debat en brainstormASVA - Amsterdam in 2025Hoe ziet Amsterdam er uit in de toe-komst? Denk mee over de studentenvi-sie ‘Amsterdam in 2025’. Sprekers: Job Cohen, Maarten van Poelgeest, Paul Doop en Pieter Tordoir. Studenten gra-tis, maar reserveer wel vooraf!CREA Theater | Studenten/ AUV pas gra-tis, overigen E 5,- | Vooraf inschrijven do 21 | 20.00 uur | lezingHow to tackle human trafficking?Whoever thinks slavery really ended 150 years ago is in for a rude awake-ning. To this day human traffickers lure people into the Netherlands to make them into modern-day slaves. Lecture in cooperation with Amnesty Interna-tional.CREA Theater | Students free, others E 5,- | No reservations

Foto

: Fre

d va

n D

iem