Som#2

32
Wmo Maatwerk in Helmond ‘Ons model is niet één op één te kopiëren’ Magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn & maatschappelijke dienstverlening Sandra Korthuis VNG-directieraadslid neemt stelling ‘De buurtsuper is belangrijke preventie’ Brede School Brede wijk Stedenwijk in Almere ‘Een kind heeft meer nodig dan alleen onderwijs’ Uitgave van MOgroep W&MD / Jaargang 2 / april 2010 / nummer 2

description

Het magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn en maatschappelijke dienstverlening

Transcript of Som#2

Page 1: Som#2

Wmo Maatwerk

in Helmond‘Ons model is niet

één op één te kopiëren’

Magazine voor sociaal ondernemers binnen welzijn & maatschappelijke dienstverlening

Sandra KorthuisVNG-directieraadslid

neemt stelling‘De buurtsuper is

belangrijke preventie’

Brede SchoolBrede wijk Stedenwijk

in Almere‘Een kind heeft meer nodig

dan alleen onderwijs’

Uitgave van MOgroep W&MD / Jaargang 2 / april 2010 / nummer 2

Page 2: Som#2

De VNG wil angst en bureau-cratie bij gemeenten en welzijnsorganisaties terug schroeven. ‘Voor een vertrouwens band is transparantie essentieel.’

SANDRA KORT-HUIS: ‘ WELZIJN MOET ZAKE-LIJKER’

INH

OU

D

Helmond gooit het roer om in de Wmo: cliënten krijgen pas professionele hulp als het echt niet anders kan. ‘Organisaties moeten los-komen van hun eigenbelang.’

pag 4

pag 10

In de brede school is samenwerking de sleutel tot succes. Maar wie voert de regie? In de Almeerse Stedenwijk is dat de welzijnsorganisatie.

De weerbarstige praktijk van brede scholen

pag 14

COLOFON

SOM / Tweede jaargang / nummer 2 / april 2010

SOM is een uitgave van de MOgroep W&MD en verschijnt drie keer per jaar.MOgroep W&MD is de branchevereniging voor maatschappelijk ondernemers in Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening.

HOOFDREDACTIE:

Jennifer Elich, MOgroep W&MD

CONCEPT EN (EIND)REDACTIE:

Schrijf-Schrijf, Utrechtwww.schrijf-schrijf.nl

VORMGEVING:

Room for ID’s, Nieuwegeinwww.roomforids.nl

BEELDLEVERANCIERS:

Sietske Raaijmakers, ANP, Marike Knaapen, iStockphoto

REDACTIEADRES:

MOgroepNewtonlaan 115, 3584 BH Utrechttelefoon (030) 298 34 34fax (030) 298 34 37Postadres:Postbus 3332, 3502 GH Utrecht.

cover foto

Amy van der Stede (20) woont al ruim een jaar in de Foyer Henegouwerlaan in Rotterdam, een initiatief van de Stichting Centrum voor Dienst-verlening in Rotterdam. CVD Jongeren biedt huisvesting in combinatie met begeleiding voor jongeren tussen 18 en 23 jaar. De begeleiding is gericht op scholing, werk en zelfredzaamheid. U leest er meer over op pagina 7.

pag 13

Apartheid in Nederland? Ja, zegt Jan Latten. De sociale en economische scheiding tussen bevolkingsgroepen is huizenhoog.

Column

Meer kwaliteitvoor minder geld

2

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 3: Som#2

Wim Spierings, directeur FlexusJeugd-plein Rotterdam, over zijn ergernissen, inspiraties en tuintafel.

‘ Cliënten moeten geen last hebben van de diversiteit aan regelgeving’

pag 17

De nieuwe cao in de praktijkModernisering van de CAO W&MD moet bezieling en spirit in de sector terug brengen. Voor ambtelijk denken is geen ruimte meer.

pag 24

In de Utrechtse achterstands-wijk worden de eerste bemoedigende resultaten van de Vogelaaraanpak zichtbaar. Blijk van succes of slechts effect van symptoom-bestrijding?

AANPAK KRACHT-WIJK KANALEN-EILAND: DWEILEN MET DE KRAAN OPEN?

pag 27

WERK IN UITVOERINGNEDERLAND KENT VOLOP

EFFECTIEVE W&MD-ACTIVITEITEN.

HIERONDER EEN VOORBEELD.

Wat:

Meldpunt Bezorgd? Wie:

Boris Stil, Projectmanager beleidsontwikkeling en innovatie bij Kwadraad

Waar:

Delft, Westland, Midden-Delfl and en Pijnacker-Nootdorp

Wanneer:

Sinds maart 2005

‘Je kunt je bij ons melden als je je

zorgen maakt over iemand die zelf

geen hulp zoekt. Zorgwekkende

zorgmijders noemen wij ze. Mensen die

in hun huis verkommeren en vaak

meerdere problemen tegelijk hebben.

Iemand met een drankprobleem die

overlast veroorzaakt, bijvoorbeeld. De

problemen zijn complex. Psychische

problemen, sociale isolatie, huiselijk

geweld, eenzaamheid. Het aantal

hulpvragen stijgt. Vorig jaar hadden

we bijna 600 meldingen.

Bij ‘Meldpunt Bezorgd?’ werken sociaal

psychiatrisch verpleegkundigen en

ervaren maatschappelijk werkenden.

Bij een melding proberen zij eerst

contact te krijgen. Dit is niet altijd

makkelijk en gaat soms letterlijk via de

brievenbus. Zorgmijders zijn vaak

achterdochtig, maar toch ook blij dat

ze gezien worden. Het winnen van

vertrouwen is belangrijk.

Wij werken samen met instanties voor

psychiatrie, maatschappelijk werk,

schuldhulpverlening en woonbegelei-

ding. Zij werken meestal puur op hun

eigen gebied, terwijl de problemen juist

raakvlakken vertonen. We zoeken naar

een aanpak waarin de hulp organisaties

met elkaar verweven raken en de beste

instantie hulp kan bieden. Zo maken

we de problemen overzichtelijk. Het

probleem moet worden opgelost

voordat het uit de hand loopt. Niemand

zit voor zijn lol te verkommeren.’

3

Som nr 2 2010

Page 4: Som#2

INT

ER

VIE

WT

EK

ST

Jen

s M

idd

el

BE

EL

D S

iets

ke

Ra

aij

ma

ker

sTransparantie

Zakelijke aanpak

Structurele fi nanciering

Compensatieplicht

‘ Er wordt te veel langs elkaar heen gewerkt’

Stel: de PvdA komt niet in de nieuwe regering.

Zou dat het einde betekenen van Welzijn Nieuwe Stijl?

‘Mijn indruk is dat Welzijn Nieuwe Stijl breed gedragen wordt onder politieke partijen. Vooral het achterliggende idee dat elke euro effectief en effi ciënt besteed moet worden. Waar we minder zeker over zijn, is of de nieuwe regering gevoelig zal blijken voor onze invulling van “effi ciënt besteden”.’

Wat is die invulling?

‘Voor effi ciëntie in zorg en welzijn is het nodig dat gemeenten een sterke regie voeren. Op welzijnsvlak, en hiermee sluit ik me aan bij Bussemaker, zijn wethouders opdrachtgevers. Zij bepalen wat er moet gebeuren. Welzijnsorganisaties dienen vooral de beste manier te vinden om de opdracht uit te voeren. Gemeenten hebben hierbij een regierol. De VNG helpt wethouders via brochures, bijeenkomsten en cursussen om deze controlerende rol naar behoren te vervullen. We zitten in een fi nancieel lastige periode. De tijd van bestuurlijk hobbyisme is voorbij; een zakelijkere aanpak is nodig om ervoor te zorgen dat burgers niet te veel lijden onder de bezuinigingen. Transparantie is daarbij essentieel. Wet-houders zijn verplicht hun resultaten en uitgaven te verantwoorden bij de gemeenteraad. Precies zo moeten welzijnsorganisaties die wethouders vertellen hoe zij gemeentegeld besteed hebben en wat daarmee is bereikt.’

VNG-directieraadslid Sandra Korthuis was volop in gesprek met staats-secretaris Bussemaker. Over wat beter kan tussen Rijk, gemeenten en welzijns-organisaties. ‘Maar toen viel het kabinet. En nu ligt alles stil, terwijl de welzijns-sector echt veranderen moet.’

Gebeurt dat nog niet?

‘Organisaties blijken lang niet altijd bereid de boeken open te gooien voor gemeenten. Dat was ook mijn ervaring als wethouder. Transparantie is echter essentieel voor een vertrouwensband. De tendens van burgers naar de overheid en van de overheid naar gecontracteerde organisaties, is om koppen te laten rollen als er iets misgaat. Dat creëert een angstcultuur waarin elk detail verantwoord lijkt te moeten worden. Het gevolg: onnodig veel papierwerk. De VNG draagt graag haar steentje bij om die angst en bureaucratie terug te schroeven. Om de verantwoording in te dammen tot het noodzakelijke: verantwoording over het bereikte resultaat. Maar dan moet er wel openheid van zaken zijn.’

Zou het niet beter zijn als welzijnsorganisaties vanwege hun

kennis en ervaring een grotere rol spelen in beleidsbepaling?

‘Nee, dat is primair de taak van gemeenten. Welzijns organi-saties zijn niet democratisch gekozen, gemeente besturen wel. Een heldere rolverdeling is bovendien belangrijk. Onduide-lijkheid hierover heeft mede geleid tot de moeizame relatie van welzijnsorganisaties met gemeenten. Een wethouder moet die organisaties natuurlijk wel om advies vragen. Want juist zij kennen de sfeer, achtergrond en cultuur van een gebied. Ze weten welke maatregelen hebben gewerkt. En ze zijn altijd dichtbij voor een gesprek. Dat zijn ook de redenen waarom gemeenten welzijnsklussen liever bij lokale organisaties onderbrengen, en weinig zien in lange aanbestedingstrajecten.’

4

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 5: Som#2

‘ De tijd van bestuurlijk hobbyisme is voorbij’

5

Som nr 2 2010

Page 6: Som#2

‘ Ouderen noemen de supermarkt om de hoek vaak hun belangrijkste wijkvoorziening’

CV Sandra Korthuis

2006- HEDEN

Lid van directieraad van de VNG

2002-2006

Directeur-eigenaar van Korthuis

Consultancy B.V

1998-2002

Wethouder Financiën, Volks gezond-

heid en Maatschappelijke Dienst-

verlening van de gemeente Rotter-

dam

1990-2002

Lid van de gemeenteraad van

Rotterdam

1994-1997

Sectorhoofd Welzijn bij de gemeente

Boskoop

1988-1994

Juridisch beleidsmedewerker bij het

ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid

1986-1988

Beleidsmedewerker en plaatsvervan-

gend algemeen secretaris bij de

Nederlandse Vrouwenraad

1986

Doctoraal examen behaald in

Nederlands recht aan Erasmus

Universiteit Rotterdam

Wat is nog meer nodig voor effi ciëntie in zorg en welzijn?

‘Ten eerste: creëer consistentie, dus spring niet van het ene project naar het andere. Kies eenmalige projecten zorg-vuldig, geef ze de tijd, beoordeel ze rustig en stel bij tevredenheid structurele fi nanciering beschikbaar. Deze beschikbaarheid is nu nog te beperkt. Ten tweede: stem zorg- en welzijnssystemen beter op elkaar af. Qua inhoud sluiten de Wmo en Wet publieke gezondheid aan op de Zorgverzeke r-ings wet en AWBZ. Maar waar gemeenten de eerste twee wetten uitvoeren, zijn ze bij de uitvoering van de Zorg-verzekeringswet en AWBZ nauwelijks betrokken. Dit staat een effi ciënte, klantvriendelijke organisatie van zorg en welzijn in de weg; er wordt nog te veel langs elkaar heen gewerkt en burgers worden van het kastje naar de muur gestuurd. Ten derde: investeer beter in preventie. Er gaat nu meer geld naar het einde van het zorgproces, terwijl voor-komen altijd beter is dan genezen.’

Wat verstaat de VNG onder ‘preventie’?

‘Alles wat ervoor zorgt dat mensen zo min mogelijk een beroep hoeven te doen op individuele voorzieningen. Zo zou er geld moeten vrijkomen voor de aanpak van moeilijke persoonlijke en sociale leefomstandigheden, zoals slechte huisvesting, armoede en eenzaamheid. Maar ook voor bijvoorbeeld het toegankelijker maken van openbare ruimtes, het vergroten van het aantal aangepaste woningen, de aanwezigheid van buurtsupers...’

Buurtsupers?

‘Ouderen noemen de supermarkt om de hoek vaak hun belangrijkste wijkvoorziening. Dankzij het dagelijkse loopje naar die buurtsuper ontmoeten ze namelijk anderen, krijgen ze beweging en voelen ze zich zelfstandig. Voordat Bussema-ker met ons sprak, dacht zij bij ‘preventie’ voornamelijk aan het voorkomen van ziekte en ongelukken via klassieke zorgvoorzieningen, zoals huisartsen, apothekers en fysio-therapeuten. Niet aan het feit dat een buurtsuper mensen het gevoel geeft te participeren in de samenleving – en dat dit gevoel hun vraag om ondersteuning verkleint of uitstelt.’

Legde u meer eyeopeners op tafel?

‘Misschien ons voorstel om 500 miljoen vrij te maken. Dat wil zeggen: we willen 1,5 à 2 procent van de premieopbrengsten van de Zorgverzekeringswet en AWBZ besteden aan preventie. Dat is zo’n 30 euro per Nederlander. Dit extra geld

is hard nodig: de bezuinigingen en het toenemende aantal ouderen leggen druk op het gemeentelijke welzijnsbudget, dat ook nog eens gebaseerd is op een tijd waarin de bevolking jonger en gezonder was. Bovendien komt de fi nanciële opbrengst van preventie, de besparing op zorg-kosten, nog altijd niet ten goede aan de gemeenten. Zij betalen, maar de AWBZ en zorgverzekeraars profi teren.’

6

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 7: Som#2

WERK IN UITVOERINGNEDERLAND KENT VOLOP

EFFECTIEVE W&MD-ACTIVITEITEN.

HIERONDER EEN VOORBEELD.

Wat:

Kamers met kansen Wie:

Sheena Jansen, teamleider bij welzijnsorganisatie CVD

Waar:

Foyer Henegouwer Laan in Rotterdam

Wanneer:

Sinds oktober 2007

‘De 33 jongeren van 18 tot 25 jaar die

in onze foyer onderdak vinden zijn

kwetsbaar. Ze hebben problemen thuis

of op school en zijn niet in staat al

zelf standig te wonen. Vaak is er sprake

van schulden, onaangepast gedrag of

psychische problemen. Omdat ze geen

vangnet hebben, lopen ze het risico

buiten de maatschappij te vallen.

Kamers met Kansen geeft ze tijdelijk

onderdak en leert ze vaardigheden

om weer zelfstandig te kunnen wonen.

Binnen maximaal anderhalf jaar

moeten ze op eigen benen staan. Het

liefst met een diploma of een baan.

Wij bieden ze een nieuwe kans. Maar

het is niet vrijblijvend. De jongeren

tekenen een overeenkomst waarin ze

de motivatie uitspreken om wat van

de toekomst te maken. Wonen, leren,

werken, coaching. Dat zijn de pijlers.

De begeleider helpt bijvoorbeeld met

het zoeken van een geschikte opleiding

of bemiddelt met werkgevers. Maar er

zijn ook informatiebijeenkomsten over

budgettering en verslavingszorg.

Ons uitgangspunt is dat wij zoveel

mogelijk naast de jongeren staan.

Wij geloven niet in dwang of autoriteit.

Daar bereik je minder mee. Wij gaven

ze daardoor in het begin te veel

verantwoordelijkheid. Dit hebben we

moeten bijstellen. Wij houden ze nu

meer in de gaten. Wij willen niet dat

ze met een rode kaart verdwijnen.’

Wat vonden Bussemaker en die verzekeraars

van uw voorstel?

‘Bussemaker kon er door de val van het kabinet niet diep op ingaan. Verzekeraars vreesden echter dat klanten zouden protesteren als individuele premies hoger zouden worden. Daarom stellen wij nu voor om die 500 miljoen euro via de regering naar het gemeentefonds te laten gaan. Verzeke-raars lijken dit interessant te vinden, maar willen wel de garantie dat die 500 miljoen naar welzijn gaat. Dat snappen we. Anders dan Bussemaker, zijn wij daarom bereid om het geld deels met verzekeraars te bestemmen.’

U gaf zojuist een voorbeeld van preventie onder ouderen.

Welk belang hecht de VNG aan preventie onder jongeren?

‘Veel. Zij zijn de toekomst. We maken ons zorgen om de opvang van kwetsbare jongeren. Jeugdzorg heeft na hun 14e geen contactmoment meer met hen. Terwijl velen juist vanaf die leeftijd dreigen te ontsporen. Tijdens een contactmoment valt te zien of er problemen zijn. Jongerenwerkers komen sowieso veel in aanraking met deze doelgroep, misschien dat zij hier een rol in kunnen spelen. Door signalering en preventie kan al veel worden voorkomen. Helaas weigert het Rijk extra contactmomenten te fi nancieren. Ook al kunnen zo kostbaardere problemen worden voorkomen. Ik vind dat raar. Net als het feit dat verschillende bestuurslagen zich nu met de jeugd bezig houden – inclusief de provincies. Het is handiger als alles bij de gemeenten ligt, of het nu gaat om jeugdgezondheidszorg, -huisvesting of -onderwijs. Zij staan het dichtst bij de burger, dus bij het kind. Ze weten als geen ander hoe mensen zo gezond en zelfstandig mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving: een belangrijk doel van Welzijn Nieuwe Stijl.’

Mensen die obstakels ervoeren in hun sociale participatie,

kregen ook vóór Welzijn Nieuwe Stijl al hulp van de

overheid. Wat is er nieuw aan de huidige ondersteuning?

‘Vroeger kregen mensen met hetzelfde probleem dezelfde soort steun. Nu wordt scherper gekeken naar iemands specifi eke situatie. Daaruit blijkt vaak dat er net iets andere, dikwijls goedkopere steun mogelijk is. Dat mensen toch meer kunnen dan ze dachten. En dat familie en vrienden óók kunnen bijspringen. Dit vereist meer zelfstandigheid van mensen en stimuleert hen ook te investeren in hun sociale omgeving. Het VNG-project De Kanteling sluit hierop aan. Gemeenten gaan daarin met burgers op zoek naar manieren om de compensatieplicht in te vullen. Deze zoektocht richt zich op de mogelijkheden voor die burgers om diensten en voorzieningen te krijgen. Zowel voor zorg als welzijn, dus in samenhang. Doel is dat hun zelfredzaamheid en sociale participatie groter worden. Het verkrijgen van mantelzorg is hierin een belangrijke factor. Het Rijk wil dat burgers zich aan die mantelzorg wijden; dat bespaart immers kosten en is goed voor de sociale cohesie. De VNG staat hier achter, maar ziet wel een risico. Het Rijk wil namelijk dat mensen ook fulltime werken, lid zijn van verenigingen, keurig hun gezin runnen, et cetera. Alles tegelijk. Dat lijkt het recept voor een burn-out. De vraag is: hoeveel rollen kan de burger aan?

7

Som nr 2 2010

Page 8: Som#2

DICK HEINE (57), HERBERGIER HUIS VAN DE BUURT

‘Een gezellige huiskamer. Dat is het Huis van de Buurt. Voor de recente bezuinigingen was ik de schakel tussen welzijnsorganisatie Combi-wel en OsiraGroep, maar ook tussen De Klinker en de buurt. Zowel bewoners van het zorg-centrum als mensen uit de buurt lopen hier naar binnen. Voor een praatje, een maaltijd of een borrel. Maar ook voor een bezoek aan de kapper, fysiotherapeut of voor een van de vele activiteiten. Zoals linedancing, biljarten en een leeskring. Allemaal dankzij de inspanningen van de vrijwilligers!’De Klinker is een van de woon-zorgcentra van zorgaanbieder OsiraGroep. Op de begane grond van De Klinker runnen OsiraGroep en Combiwel samen het Huis van de Buurt.

IN B

EE

LD

TE

KS

T G

his

lain

e v

an

Dru

nen

B

EE

LD

Sie

tsk

e R

aa

ijm

ak

ers

DICK

Het

Hu

is v

an

de

Buu

rtD

e K

linke

r A

mst

erd

am

SUC

CES

VO

LLE

SAM

ENW

ERK

ING

TU

SSEN

ZO

RG

CEN

TRU

M E

N W

ELZI

JNSO

RG

AN

ISA

TIE

8

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 9: Som#2

9

Som nr 2 2010

Page 10: Som#2

AC

HT

ER

GR

ON

DT

EK

ST

Ma

riek

e v

an

Do

gg

ena

ar

PARTICIPATIE + MAATWERK = WMO

WIE:

Rudy van der Maat, coördinator

zorgloket De Zorgpoort in Helmond

De invoering van de Wmo in 2007 vereiste van gemeenten een radicaal andere benadering van de vraag naar zorg. Met het toegekende budget van de overheid moeten zij het aanbod zo effi ciënt realiseren dat burgers zo lang mogelijk zelfstandig kunnen meedoen. Hoe gemeen-ten dat vervol gens uitvoeren, mogen ze zelf weten. Helmond pakte het voortvarend aan en biedt ‘Persoonlijke Ondersteu-ning’ aan. ‘Mensen krijgen de hulp die ze écht nodig hebben.’

‘Zelfs als de supermarkt om de hoek was, kregen mensen vroeger voor bood-schappen een uur huishoudelijke verzorging toegekend. Omdat dat nu eenmaal de standaard was’, zegt Rudy van der Maat, coördinator van het Helmondse zorgloket De Zorgpoort. ‘Dit soort hulpvragen moeten we nu veel specifi eker invullen. Mensen moeten de hulp krijgen die ze écht nodig hebben.’ Vanaf begin dit jaar werkt Helmond vanuit een nieuwe fi losofi e. Huishoudelijke verzorging heeft plaatsgemaakt voor ‘Persoonlijke Ondersteuning’. Een verzamelnaam voor alle voorzieningen die burgers met beperkingen nodig hebben om aan de samenleving deel te nemen. Van der Maat: ‘Een groot deel van de zorg-vragen kan worden opgevangen door mantelzorg en vrijwilligers werk. Pas als het echt niet anders kan, krijgt een cliënt professionele hulp.’ Met deze nieuwe benadering hoopt de gemeente uit te komen op minder uren professio-

nele hulp, waardoor per uur wel een goed tarief kan worden betaald en de kwaliteit op peil blijft.

Het werkt als volgt: Helmonders die bij de gemeente aankloppen voor hulp, worden langs twee sporen geholpen. Ze krijgen een tijdelijke indicatie voor maximaal vier maanden; de zorg gaat meteen van start. Van der Maat: ‘In de praktijk komt het erop neer dat we echt doorvragen als iemand zich meldt met bijvoorbeeld het verzoek om hulp bij het strijken. Dat deden we vroeger niet. Het zou namelijk heel goed kunnen dat het niet zozeer om het strijken gaat, maar ook om het praatje, omdat iemand dreigt te vereenzamen. In de nieuwe aanpak kan de oplossing dan zijn om een strijkservice in te schakelen én gezelschap te regelen. Kan de buurvrouw bijvoorbeeld op de koffi e komen? Maar we kunnen ook een dagbesteding aanbieden via de welzijns organisatie.’ Om het specifi eke verzoek boven water te krijgen, komt een MAATwerker op bezoek bij de cliënt. Gezamenlijk bekijken ze hoe de hulpvraag specifi ek kan worden ingevuld. Wat kan worden opgevangen door het persoonlijke netwerk? En waar is professionele hulp onontbeer-lijk? Deze gesprekken resulteren in een persoonlijk ondersteuningsplan. De MAATwerkers – dertien in totaal – zijn via een aanbesteding geworven bij zorgaanbieders, welzijnswerk en maatschappelijk werk. Ze doen het MAATwerk parttime naast hun andere baan.

>>10

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 11: Som#2

SAMENWERKING + LEF = SUCCES

WIE:

Jos Boetzkes, PvdA-wethouder

welzijn, jeugd, onderwijs en sport

in Helmond van 2006 tot 2010

‘In onze aanpak krijgt iedereen de zorg die hij nodig heeft. Met minimaal dezelfde kwaliteit als voorheen. Om die kwaliteit te garanderen, stelden we in de aanbesteding een kwaliteitsnorm. Alleen partijen die daaraan konden en wilden voldoen, mochten meedoen. Pas daarna keken we naar de prijs. Om een goede prijs te kunnen blijven bieden, maar ook om voldoende personeel in de zorg te kunnen behouden, moest het aantal uren professionele zorg wel naar beneden. Ik krijg vaak het verwijt dat de vrijwilligers en mantelzorgers de eerste klappen opvangen. Ten onrechte: we zorgen dat zij voldoende onder steuning en respijtzorg krijgen. Een deel van het geld dat we besparen op huishoudelijke verzorging, gaat juist daarheen.’

‘Een andere garantie voor kwaliteit is het persoonlijke ondersteuningsplan dat de MAATwerker opstelt met de cliënt. Dat wordt ondertekend door de cliënt, wat garandeert dat die achter het plan staat. Het is helemaal op de wensen en eisen van de klant toegesne-den. Door het intensieve contact kan de MAATwerker immers goed beoorde-len waar de behoeften liggen, en zelfs preventieve maatregelen adviseren. Zo is soms verhuizen naar een senioren-woning de oplossing om iemand langer alleen te kunnen laten wonen. Boven-dien werkt het twee kanten op. Want in bijvoorbeeld de collectieve was- en klussendiensten kun je werkzoekenden laten participeren. Zo krijgen zij betere startkwalifi caties op de arbeidsmarkt,

terwijl hulpbehoevenden langer zelfstandig kunnen blijven wonen.’

‘Ons model is niet één op één te kopiëren naar andere gemeenten. Wat zorg en welzijn betreft, heeft Helmond een specifi eke cultuur, identiteit en achtergrond. Toen we het roer moesten omgooien, heb ik wel gekeken hoe ze het in andere G27-steden aanpakten, zoals Den Bosch en Breda. Maar het blijkt veel uit te maken hoe een gemeente ligt ten opzichte van een andere grote stad, en hoe de samen-werking is met omliggende gemeenten. Dat we hier alle neuzen dezelfde kant op hebben gekregen is uniek. Ik heb er wel het nodige politieke lef voor nodig gehad. De toenemende vergrijzing en het steeds krappere budget voor de zorg vereisen echt een andere manier van denken. Zowel van gemeente en professionals als van cliënten. Helaas denken veel partijen nog steeds dat als je er maar genoeg geld in stopt, de kwaliteit van de zorg vanzelf wel beter wordt. En cliënten zijn vaak bang dat we iets komen afpakken waar ze recht op hebben. Gelukkig krijgt iedereen steeds meer vertrouwen in de nieuwe invulling.’

WM

OIN

HEL

MO

ND

>>11

Som nr 2 2010

Page 12: Som#2

PROBLEEM + ZORGPLAN = OPLOSSING

WIE:

Tineke Christophersen,

directeur Stichting Welzijn

Helmond (SWH)

‘SWH streeft ernaar het ‘cement tussen de stenen’ te zijn. Dat doen we onder meer door het aanbieden van verschil-lende diensten. De invoering van de Persoonlijke Ondersteuning betekent voor ons dat we geen nieuwe dienst aanbieden, maar een extra dienst. Aan degene die bij het gemeentelijk zorg loket aanklopt voor ondersteuning. Deze dienst maakt onderdeel uit van een breder zorgplan, waaraan ook andere organisaties een bijdrage leveren. Dat is een werkwijze die iets afwijkt van onze gebruikelijke benade-ring van mensen, het is heel toege-spitst. Het is nog te vroeg om te zeggen hoe dit in de praktijk zal uitpakken, maar ik verwacht dat er een groter beroep zal worden gedaan op ons wijkwerk. We doen daar natuurlijk al heel veel. Denk aan ouderengym, ontmoetingsactiviteiten, maatschappe-lijke stages, burenhulp, kortom: ondersteuning aan bepaalde groepen. Bij de Persoonlijke Ondersteuning wordt door de MAATwerker een specifi ek en individueel verzoek bij ons ingediend. Vervolgens kijken wij welke bestaande activiteit in het zorgplan van de cliënt past. Dat vraagt om een gerichtere manier van werken.’

‘Het mooie is dat onze eigen visie en deze nieuwe aanpak elkaar aanvullen. Beide zijn gericht op participatie en zelfredzaamheid. In ons werk kijken we niet alleen naar de zwakke kanten van mensen die om hulp vragen, maar ook naar wat zij de samenleving nog te bieden hebben. Iemand kan tegelijker-

tijd hulp ontvangen én hulp geven. Het mes snijdt dus aan twee kanten. Enerzijds wordt het zelfbeeld van iemand versterkt en anderzijds wordt het aanbod aan steun vergroot. Dat verlicht de druk op professionals. Het komt natuurlijk wel eens voor dat iemand voorheen professionele hulp kreeg en nu ondersteuning krijgt van een vrijwilliger. Dat roept bij sommigen het gevoel op ‘dat we ze iets afpakken’. Maar zo is het niet. We zijn een dienstverlenende organisatie en mensen kunnen erop vertrouwen dat we iedereen passende hulp bieden.’

‘Wij vinden de samenwerking met de andere ketenpartners heel waardevol. Alleen door nauwe samenwerking met andere, gespecialiseerde partijen, kunnen problemen effectief worden opgelost. Daaraan draagt de nieuwe benadering van de Wmo in Helmond beslist bij. De bereidheid tot samenwer-king is de grote meerwaarde in deze aanpak. Dat zoiets hier lukt, komt waarschijnlijk door de schaalgrootte van Helmond. Het is net een groot dorp, met een laag gemiddeld inkomen. Je hebt elkaar nodig om iets voor elkaar te krijgen. En uiteindelijk streven we allemaal naar hetzelfde: versterking van de sociale samenhang in de stad. Om dat te bereiken moet je soms loskomen van het eigenbelang van je organisatie.’

WM

O

IN H

ELM

ON

D

<<12

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 13: Som#2

CO

LU

MN

BE

EL

D S

iets

ke

Ra

aij

ma

ker

s

All

em

aa

l a

pa

rtHet gemiddelde jaarinkomen per inwoner in de chique Haagse Nassaubuurt bedraagt 38.000 euro. In de Schilderswijk, even verderop, is dat nauwelijks meer dan 14.000. Toeval? Nee. Uitzondering? Nee, dit verschil in inkomen is onderdeel van de ‘apartheid’ in Nederland.

Apartheid? Ja, de sociale en economische scheiding tussen bevolkingsgroepen is in ons land huizenhoog. Dat begint al bij een scheiding in de leefruimte: het leven in aparte woonwijken voorkomt dat kinderen uit verschillende milieus elkaar op ruimere ideeën brengen. 83 procent van de allochtone kinderen uit arme buurten als de Schilderswijk heeft op de basisschool vrijwel geen blanke speelkameraadjes. Al helemaal niet op de islamitische scholen.

Kan de liefde deze kloof niet slechten? Nee, al deze high potentials worden in de collegebanken keurig netjes verliefd op elkaar. 85 procent van alle slimme vrouwen heeft een slimme man en 90 procent van de jonge moslims in Nederland wil trouwen met een medemoslim. Zo blijft de apartheid in wel-vaart gegarandeerd. Geen wonder dat uit recent onderzoek van Kinderen in Tel blijkt dat de kloof tussen rijke en arme kinderen in Nederland steeds wijder wordt. Woonplek, school, geloof, liefde, welvaart: ze zijn allemaal met elkaar verbon-den. Daarom leren jongeren uit ‘witte’ en ‘zwarte’ werelden elkaar nauwelijks kennen. In Nederland is geen dictatuur nodig om deze sociale en economische apartheid langs tal van lijnen te handhaven. De CBS-cijfers liegen er niet om. Het percentage concentratiewijken is het laatste decennium toegenomen van 3 tot 5 procent, autochtonen verhuizen vooral naar autochtone wijken en het aantal huishoudens met een inkomen boven een ton verdubbelde de afgelopen jaren tot 130.000.

De kloven worden dus dieper. Het door politici beleden ideaal is: gelijke kansen voor iedereen. Maar in de praktijk blijven de verschillen gehandhaafd. Waarom zouden we er anders nog een hopeloos gedateerd systeem van bijzonder onderwijs uit begin vorige eeuw op na houden? Christelijke scholen, moslimscholen, hindoescholen. Heel knus en geborgen allemaal, maar we laten zo een nieuwe generatie opgroeien in gescheiden culturen, en zonder gezamenlijk fundament.

Is het utopisch om te verlangen naar volledige integratie van allochtonen en een samenleving zonder grote verschillen? Ongetwijfeld. Maar als we érgens een verschil kunnen maken, is het wel in het onderwijs.

Jan Latten

13

Som nr 2 2010

Page 14: Som#2

De sportvelden naast Brede School

Stedenwijk in Almere worden

ook na schooltijd volop door de

buurtbewoners gebruikt.

TE

KS

T M

iek

e A

art

s B

EE

LD

Sie

tsk

e R

aa

ijm

ak

ers

Samenwerking. Daarin schuilt de kracht van een brede school. Een werkelijk brede school heeft niet alleen partners in huis, maar werkt er ook intensief mee samen. En daar wringt in de praktijk nog wel eens de schoen. Wie van de aangesloten partijen voert de regie? Lange tijd ging die rol automatisch naar de school, tegenwoordig wordt ook naar de samenstelling in de wijk gekeken. Op de Almeerse Brede School Stedenwijk, gelegen in een sociaal zwakke wijk, ligt de regie bijvoorbeeld in handen van Welzijnsorganisatie De Schoor.

Brede school, brede buurt

DE

SO

M D

ER

DE

LE

N

14

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 15: Som#2

Als een van de eerste steden gaf Almere het fenomeen ‘brede school’ een vaste plek in het onderwijsaanbod. Dat ging met vallen en opstaan. De eerste vier brede scholen waren een gezamenlijk initiatief van de gemeente en maatschappelijke partners, die werden vertegenwoordigd door Stichting Brede Almeerse Scholen (BAS). Deze extra bestuurslaag bleek de betrokkenheid van de partners in kwestie geen goed te doen – met stagnatie in het ontwikkelingsproces tot gevolg. De stichting werd opgeheven en de verantwoordelijkheid kwam weer bij de brede school zelf te liggen. Afhankelijk van de wijksamenstelling stelt elke brede school in Almere nu een regisseur of een managementteam aan. De gemeente faciliteert en ondersteunt de brede scholen, door subsidie te verstrekken en een stedelijk consulent ter beschikking te stellen.

Van de negen brede scholen in Almere is er één die onder regie staat van welzijnsorganisatie De Schoor: Brede School Stedenwijk. Niet overbodig als je de cijfers erbij haalt. Meer dan de helft van de kinderen in deze wijk groeit op zonder vader, 90 procent van de kinderen op de drie basisscholen heeft een zorgvraag en 60 procent zit op geen enkele club. Nogal wat gezinnen kampen met armoede of verslavings-problemen. Kortom: een wijk met een grote zorgvraag. Regisseur Els Spraakman is trots op wat ze hier sinds de start, acht jaar geleden, met alle partners voor elkaar heeft gekregen. Brede School Stedenwijk is uitgegroeid tot een herkenbaar fenomeen in haar wijk. ‘We leggen veel nadruk

op de zorgactiviteiten voor de kinderen én de gezinnen’, legt Spraakman uit. ‘We hebben bijvoorbeeld het dagarrangement in het leven geroepen, waarbij kinderen worden opgevangen van 7.00 tot 18.30 uur. Dat werkt goed, al gebeurt het nog wel dat een kind hier voor 7 uur voor een gesloten deur wordt afgezet.’

Verbindingsoffi cier

Haar collega Will van Schendel (manager Ondernemend Welzijn) vult aan: ‘In de samenleving van nu kunnen scholen niet meer volstaan met lesjes afdraaien. Een kind heeft meer nodig dan alleen onderwijs. En hoewel basisscholen vaak automatisch de spil zijn van een brede school en de regisseur leveren, is het logisch dat uitgerekend een welzijnsorganisa-tie de centrale partij is bij een brede school in een wijk als die van ons. Als een verbindingsoffi cier kunnen wij het werk van scholen, sportclubs, woningbouwcorporaties en zorgin-stellingen aan elkaar knopen. Een voorbeeld: als een moeder niet is komen opdagen bij het consultatiebureau horen we dat van de schoolarts in het zorgadviesteam. De moeder krijgt dan direct een brief. En toen de woningbouwcorporatie met een renovatieplan kwam, ontdekten we dat veel ouders niet wisten wat ze konden verwachten. Medewerkers van de Schoor en van de corporatie hebben toen samen ‘achter-de-voordeur-gesprekken’ gevoerd met de bewoners om hun wensen te inventariseren en uitleg te geven.’

Actieteam Brede School

Een brede school in oprichting kan

met vragen of problemen de hulp

inroepen van het zogenaamde

Actieteam Brede Scholen. Dat is een

landelijk team van tien onafhankelijke

experts dat knelpunten in de samen-

werking tussen partners op brede

scholen aanpakt. Voor voorzitter Jean

Eigeman is het belang van brede

scholen evident. ‘Omdat zij in steden

de sociale cohesie en het welzijn van

kinderen bevorderen. En in een

landelijke omgeving geeft een brede

school extra cachet aan het sociale

leven in een dorp. De brede school

maakt activiteiten voor kinderen

makkelijker toegankelijk en laat ze

een logischer vervolg zijn op wat

kinderen al op school doen.’ De

deskundigen in het actieteam hebben

hun sporen verdiend op relevante

maatschappelijke terreinen: welzijn,

onderwijs, woningbouwcorporaties en

openbaar bestuur. Eigeman: ‘School-

bestuurders, welzijnswerkers en

welzijnsmanagers hebben een heilig

ontzag voor hun eigen rol. Wij helpen

hen elkaars taal te verstaan,

adviseren bij het opzetten van een

goede projectorganisatie en vertellen

waar de goede voorbeelden zitten.’ In

de praktijk blijken er drie problemen

terug te keren. Allereerst ontbreekt bij

de startende brede school vaak een

gedeelde visie. Ook het beheer is een

pijnpunt. Hoe regel je praktisch en

financieel al die verschillende functies

– school, kinderopvang, activiteiten –

op één plek? De derde moeilijkheid

raakt aan de bestuurlijke betrokken-

heid. ‘Een wethouder klopte bij ons

aan met de vraag: hoe krijg ik nou

als bestuurder die samenwerking

goed op de rails en hoe betrek ik

ouders daarin?’ Ook daar heeft Jean

Eigeman als oud-wethouder – die zelf

ooit meehielp een brede buurtvoor-

ziening te realiseren – een antwoord

op. Twee of drie gesprekken volstaan

meestal om de bredeschoolplannen

vlot te trekken. Het team heeft sinds

de oprichting in 2007 veertig tot vijftig

brede scholen geholpen.

15

Som nr 2 2010

Page 16: Som#2

Daarmee ontstaat volgens Spraakman en Van Schendel een optelsom van leefbaarheid, veiligheid en talentontwikkeling. Liever spreken ze dan ook van een brede buurt of brede wijk dan van een brede school. Van Schendel: ‘De drie locaties die samen Brede School Stedenwijk vormen zijn het middelpunt van de wijk. Iedereen kent elkaar, de lijnen zijn kort en de drempel is laag. Zo laag, dat ouders de bijdrage voor het schoolreisje zelfs op het activiteitencentrum komen betalen in plaats van op school. En sinds de schoolarts er haar intrek heeft genomen, laten veel minder ouders verstek gaan.’

Voor Annet Tuinstra, stedelijk consulent brede scholen, is het logisch dat de welzijnsorganisatie de regie in Stedenwijk op zich heeft genomen: ‘Welzijnswerk deed al veel in de wijk en vormde het sociale cement tussen de sectoren. De brede school paste daarin, het is heel natuurlijk gegroeid.’ Dat is lang niet altijd het geval. Tuinstra benadrukt de noodzaak van een heldere en gezamenlijke visie als je een brede school wilt starten. Want ze ziet hardnekkige samenwerkingspro-blemen rondom de schakelmomenten. Wie is op welk moment van de dag ‘eigenaar’ van een gebouw? Een facilitair medewerker als aanspreekpunt voor alle partners werkt het beste, is haar ervaring. Haar advies voor startende brede scholen: ‘Zorg dat je allemaal hetzelfde wilt en kaart je draagvlak goed af. Dan sta je sterker tegenover tegenkrach-ten: geld, beheer, nieuwbouwplannen en personeelsverloop. En zorg voor bestuurlijke afdichting; weet je gesteund door gemeenteambtenaren. Brede scholen opereren in een weerbarstige praktijk. Het is niet altijd makkelijk voor de mensen die er werken. Maar het geeft wel veel voldoening.’

DE

SO

M D

ER

DE

LE

N

Bij een Brede School is op z’n minst het

onderwijs betrokken. Daarnaast hangt

het van de wijk af welke partners

meedoen. Vaak zijn dat welzijn,

kinderopvang, peuterspeelzaal,

buitenschoolse opvang, de gemeente,

GGD, schoolmaatschappelijk werk,

sportverenigingen, culturele organisa-

ties en de bibliotheek. Ook de thuis-

zorg, het jongerenwerk, cursussen voor

ouders en het buurthuiswerk zijn

aanwezig in de brede school. En soms

zelfs woningbouwverenigingen, de

politie, een ouderenwerker, of een

logopedist. De kwaliteit van de

samenwerking verschilt ook. Vaak

wordt een onderscheid gemaakt in

‘back to back’-samenwerking (geen

daadwerkelijke samenwerking, maar

alleen samenwonen), ‘face to face’

(beetje meer, men houdt rekening met

elkaar), ‘hand in hand’ (deels geza-

menlijk georganiseerd) en ‘cheek to

cheek’ (totale integratie).

(Bron: bredeschool.nl)

‘ Een kind heeft meer nodig dan alleen onderwijs’

16

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 17: Som#2

DE

TA

FE

L V

AN

De

ta

fel

va

n..

. W

im S

pie

rin

gs

(55

)

Is voorzitter van de raad van bestuur van FlexusJeugd-plein in Rotterdam. Waar welzijn, maatschappelijke dienstverlening en jeugdzorg aan elkaar worden gekoppeld. ‘Wij proberen de zorg zo te organiseren dat cliënten geen last hebben van de diversiteit aan regelge-ving.’

WELKE EIGENSCHAP HEEFT JE VOORUITGEHOLPEN IN JE CARRIÈRE?

Mijn vasthoudendheid.

WAAROM DOE JE DIT WERK?

Ik voel me betrokken bij mensen die in de knel zitten of dreigen te komen. Steun van professionals, maar ook uit het eigen netwerk, betekent zo enorm veel voor kinde-ren, jongeren en gezinnen.

MET WIE ZOU JE EEN DAG WILLEN RUILEN EN WAT ZOU JE DAN DOEN?

Met demissionair minister Rouvoet. Ik zou het geld voor jeugdhulpverlening evenrediger over het land verdelen. Nu is voor bijvoorbeeld Drenthe in verhouding evenveel beschikbaar als voor de Randstad.

WAT ERGERT JE IN JE WERK?

Als politici in oneliners praten over complexe problemen in de samenleving en in ons vak. Dat kan de suggestie wekken dat ingewikkelde problemen simpel kunnen worden opgelost.

AAN WELKE TAFEL ZIT JE HET LIEFST?

De tuintafel. De ideale plek om tot rust te komen.

TE

KS

T M

ari

eke

va

n D

og

gen

aa

r B

EE

LD

Sie

tsk

e R

aa

ijm

ak

ers

WELKE BLADEN LEES JE?

NRC, de VPRO-gids, Global Medicine en vakbladen, waaronder Kennis&Co, Jeugdbeleid, SPH, en Zorg & Welzijn.

WANNEER BEN JE VOOR HET LAATST BOOS GEWORDEN OM IETS OP

TELEVISIE?

Toen ik zag dat Dirk Scheringa in het belpanel zat bij de televisieactie voor Haïti. Schijnheilig, van iemand die zoveel mensen geld uit de zak heeft geklopt.

WIE BEWONDER JE EN WAAROM?

Mijn kinderen. Mijn zoon is op zijn 12e ernstig ziek geweest. Hoe fl ink hij en mijn twee dochters zich door die periode hebben geslagen, heeft diepe indruk op me gemaakt.

OPVOEDEN IS GEEN KWESTIE VAN VOORSCHRIJVEN EN VERBIEDEN,

MAAR VAN HET GOEDE VOORBEELD GEVEN.

Opvoeden is alles bij elkaar: vasthouden, loslaten, waarschuwen, voorschrijven, verbieden, interesse tonen, het goede voorbeeld geven. Het is het leven leven met je kinderen. En het gaat verder dan het gezin. Het is ook het contact met de buurvrouw, de juf en de tennisleraar. Zoals wel wordt gezegd: ‘It takes a city to raise a child.’

HOEVEEL KILOMETER LEG JE AF OP EEN GEMIDDELDE

DOORDEWEEKSE DAG?

130. Alles met fi ets en trein. Ik moet er niet aan denken iedere dag in de fi le te staan.

17

Som nr 2 2010

Page 18: Som#2

IN B

EE

LD

FRITS NEIJTS (81), BUURTBEWONER

‘Een potje schaak, een praatje of een vergadering. Zeker drie keer per week kom ik in het Huis van de Buurt. En ik ben niet de enige hoor, ik zie vaak bekende gezich-ten. Het is prettig om te weten met wie ik deze buurt deel. De vrijwil-ligers van de Ouderen Adviesraad, waarvan ik voorzitter ben, zetten zich in voor senioren in de wijk. We organiseren er allerlei activiteiten in het Huis van de Buurt. Soms een middag klaverjassen, dan weer een lezing over Alzheimer. Zo houden we elkaar en onszelf wel bezig.’In het Huis van de Buurt in De Klinker is een buurtrestaurant, een wijkpost voor ouderen, een activiteitencentrum en een multi-cultureel ontmoetingscentrum.

Het

Hu

is v

an

de

Buu

rt

De

Klin

ker

Am

ster

da

mSU

CC

ESV

OLL

E SA

MEN

WER

KIN

G T

USS

EN

ZOR

GC

ENTR

UM

EN

WEL

ZIJN

SOR

GA

NIS

ATI

E

TE

KS

T G

his

lain

e v

an

Dru

nen

B

EE

LD

Sie

tsk

e R

aa

ijm

ak

ers

18

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 19: Som#2

FRITS

19

Som nr 2 2010

Page 20: Som#2

Heeft u al een vrijwilligecentrale in huis?

Vrijwilligers zijn sinds de invoering van de Wmo belangrijker dan ooit. Met name welzijnsorganisaties hebben veel baat bij hun ondersteuning. Door de kennis van problemen in een buurt en hun netwerk kunnen welzijnsorganisa-ties de vrijwilligercentrales weer goed helpen. Verregaande samen werking, of zelfs een fusie, ligt voor de hand. Of juist niet?

SAM

EN

OF

AL

LE

EN

TE

KS

T M

iria

m B

ruin

oo

ge

BE

EL

D M

ari

ke

Kn

aa

pen

Kitty De Laat, Directeur Vivaan

Centrum voor participatie, Oss

Vivaan heeft een vrijwilligerscentrale in huis. Waarom?

‘Vrijwillige inzet van mensen vinden wij een belangrijke manier van ‘meedoen’. Wij zien vrijwilligerswerk als een uiting van betrokkenheid bij de samenleving, die hard nodig is. Om die reden vinden wij het vanzelfsprekend dat wij een paar Vrijwilligerssteunpunten in huis hebben. Er wordt innig samengewerkt met collega opbouwwerkers, jongeren- en ouderenwerkers. Sinds vorig jaar zijn wij gefuseerd met SWO Boekel-Uden-Veghel. Vanaf dat moment hebben wij zelf ook meer dan 450 actieve vrijwilligers. Dat maakt het nog prettiger dat Vivaan een eigen Vrijwilligerscentrale heeft, omdat we nu nog meer kennis en expertise in huis hebben.’

Wat betekent de samenwerking voor de andere partij?

‘Ons netwerk is heel uitgebreid. Wij zijn nu in vier omlig-gende gemeenten vertegenwoordigd. In drie gemeenten is nog een onafhankelijke vrijwilligerscentrale actief. Met hen willen we de samenwerking nog verder uitbreiden. Wij hebben niet alleen verstand van welzijn, opbouwwerk en maatschappelijke ondersteuning, wij hebben ook meer capaciteit en ervaring voor ondersteunende diensten, het werven van personeel, het verzorgen van PR en het werken aan kwaliteit en innovatie binnen onze organisatie. We kunnen elkaar versterken.’

Noem eens een concreet resultaat

van de samenwerking?

‘De succesvolle invoering van de maatschappelijke stage. Vanaf 2011 moet iedere middelbare scholier in Nederland zich een tijd inzetten als vrijwilliger van een vereniging of een organisatie. Wij zijn daar nu voor het tweede jaar mee bezig. We hebben door de fusie echt een goed instrument in handen om deze jongeren genoeg uitdagende stages aan te bieden. In het begin wilden ze allemaal een boodschappen-dienst draaien. Ze wisten eenvoudigweg niet wat er allemaal mogelijk was. Pas nu we hen op alle mogelijkheden wijzen die onze organisatie biedt, en we andere organisaties helpen bij het opzetten van boeiende projecten voor maatschappelijke stages, komt er meer beweging in. Sommigen zijn een ‘taalmaatje’ voor een leeftijdsgenoot die aan het inburgeren is, anderen organiseren een markt. Sommigen zijn actief bij een kinderboerderij, wereldwinkel, dierenasiel of jongeren-raad, anderen zijn jeugdtrainer bij sportclubs, redactielid van een jongeren magazine, of medewerker van een webre-dactie. En weer anderen begeleiden kinderen bij een dansuitvoering, doen bardiensten of werken als dj. Doordat wij binnen onze organisatie verschillende disciplines bij elkaar brengen, komen we op steeds meer ideeën die we snel en goed kunnen aanpakken.’

‘ We kunnen elkaar versterken’

20

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 21: Som#2

ers -

Mirjam Kaptein, Directeur Vrijwilligerscentrale

Nijmegen

Jullie zijn geen onderdeel van een grotere organisatie.

Gaat dat nog gebeuren?

‘Wij zijn een zelfstandige stichting. En wat mij betreft blijft dat zo. We zijn als kleine organisatie misschien wel kwets-baar – we zijn immers voor een groot deel afhankelijk van projectmatige subsidiëring – maar we zijn daardoor ook besluitvaardig en fl exibel. We doen heel veel, en werken met veel partijen samen. Wij koppelen de honderden vrijwilligers die bij ons staan ingeschreven aan organisaties. En bij evenementen, zoals de avondvierdaagse, benaderen we de vrijwilligers ook om te zien of ze willen meehelpen. We hebben zo’n honderd taalcoaches in huis, we bemiddelen regiobreed duizenden leerlingen in het Maatschappelijke Stageproject en we zijn een van de deelnemende steden in het project Duizend-en-één kracht, dat vrouwen met een niet-westerse achtergrond kennis laat maken met vrijwilligers werk.’

Hoe zit het met de samenwerking?

‘We werken heel nauw samen met veel partijen – dat kan natuurlijk ook niet anders. We delen een pand met Stichting Welzijn Ouderen en de welzijnsorganisatie, en daar overleggen we regelmatig mee. Ons netwerk is heel erg groot. Dat stelt ons enerzijds in staat trends en ontwikkelingen snel te signale-ren en anderzijds om organisaties erbij te betrekken in een vroeg stadium. Een voorbeeld: er komt momenteel een fl ink aantal mensen uit de reclassering en de verslavingszorg de kant van het vrijwilligerswerk op. Ik vind dat iets om aan te kaarten bij de wethouder en de betrokken instellingen. Het zijn in mijn ogen geen kandidaten die we makkelijk kunnen plaatsen bij organisaties. Een enkele keer wel, daar doen we ook ons best voor. Maar verder is het een verantwoordelijkheid die niet a priori bij ons ligt. Maar ik denk wel mee over alternatieven. Zoek daar ook naar in mijn netwerk van ondernemers. En ik peil wel eens mijn collega’s in het land. Dat gaat allemaal heel snel. Ik weet waar ik moet zijn. Als je deel uitmaakt van een grote organisatie moet daar eerst intern over worden gepraat. Alles gaat via via. Dat duurt eindeloos.’

Wat is een concreet voordeel van zelfstandig zijn?

‘Neem nu het project Duizend-en-één kracht. In principe hield dat eind 2009 op. Maar wij willen doorgaan, omdat we zien dat het goed van de grond komt en we er nog veel van verwachten. Momenteel hebben we daar nog niet de middelen voor, maar dat komt later wel. Deze besluitvaardigheid kun je niet tonen als je onderdeel uitmaakt van een groter geheel. Niet zonder heel veel overleg. Dat vind ik te lang duren. Het grote verschil is misschien wel: vrijwilligerswerk is ons doel. Voor grotere organisaties is vrijwilligerswerk een middel om hun doel te bereiken.’

‘ Wat mij betreft blijven we zelfstandig’

21

Som nr 2 2010

Page 22: Som#2

Hoe effectief zijn interventies in het

welzijnswerk? Om daar onderzoek naar

te doen, heeft de MOgroep W&MD vijf

regionale en een landelijk samen-

werkingsverband in het leven geroe-

pen. Ze heten Regionale Effectieve

Interventie Samenwerkingsverbanden

– kort weg: REIS. Dit onderzoek speelt

in op de wens van fi nanciers om meer

inzicht te hebben in de effectiviteit

van welzijns werk. Ook biedt het de

moge lijkheid het hardnekkige beeld

van vrijblijvend heid af te schudden

dat om welzijnswerk heen hangt.

De behoefte aan wetenschappelijke

onder bouwing van methodieken is

groot. Maar het blijft altijd lastig in

de welzijnssector effectiviteit op alle

vlakken aan te tonen. Evidence based

methoden kun je bijvoorbeeld nauwe-

lijks toepassen: groepen mensen en

omstandigheden zijn slecht vergelijk-

baar. Toch: een databank met

effectieve interventies kan dienen

als instrument om de politiek mee te

beïnvloeden. En goed onderzochte

methodieken voor structurele preventie

kunnen een tegenwicht vormen tegen

projecten carroussels en incidenten-

politiek.

Het landelijke slotcongres over de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (OKE) en de Harmonisatie vindt plaats op 16 juni. Keurt de Eerste Kamer deze wet goed, dan treedt hij per 1 augustus 2010 voor alle gemeenten en organisaties in werking. De inzet van het wetsvoorstel OKE is het stimuleren van de taalontwikkeling bij jonge kinderen en het verbeteren van de kwaliteitseisen van de peuterspeelzalen door harmonisatie met kinderopvang. MOgroep W&MD organiseerde in samenwerking met de CMO’s zes regionale ‘uitverkochte’ bijeenkomsten over het wetsvoorstel. Dit viel onder het gezamenlijke ondersteuningstraject rond de invoering van de wet OKE, waaraan VWS, VNG, branche-organisaties en BOinK deelnemen. Nog dit voorjaar vindt een verdiepingsslag plaats met een nieuwe ronde regionale bijeenkomsten. Ook zijn brochures ontwikkeld over het wetsvoorstel OKE, VVE, de doorgaande lijn, samenwerking met lokale partijen en harmonisatie. Voorlopig moeten alleen de G4 vanaf 1 augustus 2010 aan alle nieuwe eisen volgens de Wet OKE voldoen. Voor de andere Nederlandse gemeenten worden de opleidingseisen voor het personeel een jaar uitgesteld. Kleine gemeenten of gemeenten met weinig doel-groepkinderen krijgen een jaar uitstel voor het bieden van voor- en vroegschoolse educatie (VVE). De enige maatregel die voor alle peuterspeelzalen vanaf 1 augustus geldt, is dat ze gebruik moeten maken van VVE-programma’s.www.wetoke.nl

LANDELIJK SLOTCONGRES WET OKE

IN H

ET

KO

RT

REIS onderzoekt interventies

22

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 23: Som#2

Hét vraagstuk van de 21e eeuw: senioren aan het bewegen krijgen. Onder het motto ‘een leven lang fi t’ richtte een groep organisaties in 2009 Fit for Life Nederland op. Naar Fins voorbeeld ontwikkelen zij voor ouderen lokaal een laagdrempelig sport- en beweegaanbod en werken ze onderling meer samen. Binnen deze groep hebben welzijnsorganisaties sinds kort het eigen netwerk Fit for Life Welzijn. Sport is voor het welzijnswerk een goed middel om zelfredzaamheid en maat schappelijke participatie van ouderen te stimuleren. Welzijnswerk biedt zelf laagdrempelige sportactivitei-ten aan voor diverse doelgroepen: van Meer Bewegen voor Ouderen en GALM, tot fi ets- en wandelclubs, tai chi, gymnastiek en fi tness. Ook bereikt welzijn via ouderenadviseurs veel ouderen die (nog) geen gebruik maken van het aanbod van de georganiseerde en commerciële sport. Twaalf welzijns-organisaties hebben zich al aangemeld voor het netwerk Fit for Life Welzijn. Informatie en aanmelding: [email protected].

Fase één, dat was de entree van de huishoudelijke zorg in de Wmo. Nu staan gemeenten op de drempel van fase twee: bevorderen dat burgers met beperkingen zelfredzaam zijn en meedoen. De uitdaging hierbij is om niet meer te denken in ‘voorzieningen’ – en daar een zinnig alternatief voor te beden-ken. Dus niet meer automatisch volgens het lijstje een voorzie-ning verstrekken, maar eerst ‘aan de keukentafel’ bespreken wat de burger zelf nog kan, wie in de omgeving kan helpen, en wat er verder nodig is. Gemeen-ten hebben de wettelijk vastge-legde plicht om deze burgers te compenseren. Dit compensatie-beginsel vergt een denkomslag, zowel voor gemeenten als voor aanbieders. De VNG noemt dit proces: De Kanteling. Nieuwe gemeenteraden gaan hiermee aan de slag. Gemeenten zullen de welzijnssector vragen om nieuwe vormen van werken te ontwikkelen die burgers helpen ‘hun medemensen te ontmoe-ten’. En dat is, gecombineerd met Welzijn Nieuwe Stijl en bezuinigingen, een uitdaging voor Welzijn & Maat schappelijke Dienstverlening. Ongetwijfeld zullen welzijnsorganisaties hierop proactief gaan inspelen. Net als de VNG werkt de MOgroep aan in for matie voor leden over het compensatie beginsel en deze tweede fase van de Wmo.

De VNG werkt aan een nieuwe model-verordening Wmo. Samen met partners van de CG-raad, CSO en VCP, is ze nagegaan hoe de com-pensatieplicht geconcreti-seerd kan worden. Dat is beschreven in de eerste publicatie van project De Kanteling: Denken in resultaten. Dit bestand is te down-loaden op www.vng.nl.

Fit for Life Welzijn

Compensatie: het denken gekanteld

23

Som nr 2 2010

Page 24: Som#2

BA

LA

NS

OP

MA

KE

N

‘ Deze cao past veel meer bij Welzijn Nieuwe Stijl’

De welzijnsbranche verandert. Voor ambtelijk denken is geen ruimte meer, vindt Gideon Alewijnse, bestuurder bij welzijnsorganisatie Travers in Zwolle. Namens de MOgroep zat hij aan de onderhandelingstafel voor de CAO W&MD 2008-2010. Hij spoort collega-bestuurders aan de nieuwe kansen en mogelijkheden van de cao te benutten.

TE

KS

T E

ric

de

Fre

l

24

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 25: Som#2

NIEUWE CAO

‘Een fl inke modernisering en vernieuwing van de CAO W&MD. Dat was in 2008 de inzet. En daarvoor was het hoog tijd. Veel te lang berustte deze cao nog op ambtelijk denken. Dat past simpelweg niet meer in een branche die steeds meer ondernemend werkt. Daarvoor is een cao nodig die meer ruimte biedt voor fl exibele inzetbaarheid van personeel. En waarbij traditionele plichten en verworven rechten kritisch worden bezien. Zoals het seniorenverlof en de wachtgeldre-geling. Dat zijn voorbeelden van rechten die niet meer van deze tijd zijn. Daarvoor in de plaats kwam een fl inke eindejaarsuitkering. In plaats van 55-plussers een berg verlofdagen te geven, is het nu mogelijk ze mobiel en fi t te houden en te zorgen dat ze persoonlijk blijven groeien. Mijn ervaring is dat oudere werknemers in plaats van extra verlofdagen meer prijs stellen op ontplooiingsmogelijkheden en een goed pakket arbeidsvoorwaarden. Dat past veel meer bij Welzijn Nieuwe Stijl.’

NIEUWE STIJL

‘De cao die tot eind dit jaar loopt, sluit beter aan op de Wet maatschappelijke ondersteuning en Welzijn Nieuwe Stijl. Hierin zijn welzijnsorganisaties gelijkwaardige ketenpart-ners die samen met andere partijen onderzoeken welke uitdagingen er in de wijken liggen. In Zwolle werken we al grotendeels op die manier. Travers werkt er samen met gemeente, bedrijfsleven en organisaties in het maatschappe-lijke veld. Daarbij hanteren we een wijkgerichte aanpak. Dat wil zeggen: zoveel mogelijk outreachend in de wijken gaan en kijken wat daar nodig is. Met deze cao kunnen wij onze werknemers daarbij fl exibeler inzetten. Onder meer door de jaarurensystematiek. Ook stelt de cao werkgevers in staat om meer te sturen op productiviteit. Onder andere door het aantal dagen seniorenverlof te reduceren waardoor het aantal werkzame uren wordt verhoogd. Wat levert dat op? Meer effi ciency in de bedrijfsvoering, en een hoger rende-ment. En daarmee kun je weer investeren in nieuwe kansen voor je werknemers.’

NIEUWE KANSEN

‘Kansen en groei, die staan bij Travers centraal. Voor de mensen met wie we werken, vanzelfsprekend, maar juist ook voor de medewerkers. We moedigen ze aan hun competenties te ontwikkelen en hun potentieel te benutten. En daar willen we dan ook resultaat op zien. Kort gezegd: grow or go. Investeren in personeel valt onder ‘employability’, wat een sleutelwoord is in de cao. Het houdt in: zorgen dat mensen in alle fasen van hun loopbaan kansen houden en dat ze zich blijven ontwikkelen. Betrokken medewerkers die plezier in hun werk hebben zijn gelukkiger en hebben bovendien een hogere productiviteit. Ik zou elke werkgever willen aanraden om aan de slag te gaan met gesprekkencycli, competentie-versterking, scholing en resultaatbeloning. En vergeet ook niet te investeren in de managementvaardigheden van leidinggevenden die dagelijks op de werkvloer deze nieuwe strategie vormgeven.’

NIEUWE STRATEGIE

‘De nieuwe cao heeft een B-gedeelte met regelingen die per organisatie kunnen worden aangepast, in overleg met de vakbond. Het afsluiten van zo’n B-cao vergt een fl inke voorbereiding. Dan moet eerst het human resources-bouwwerk heel stevig staan: gesprekkencycli, management development, cultuurvraagstukken, wervingsbeleid. Anders ben je als directie wel aan het sturen, maar zonder een goed instrumentarium. En om het instrumentarium te ontwikke-len, is weer een duidelijke strategie nodig. Dus pas als aan al die voorwaarden is voldaan, kun je helder maken waarmee je je als organisatie wilt onderscheiden in een B-cao. Bij Travers werken we naar dat moment toe. Onze strategie gaat uit van de kwaliteit, betrokkenheid en passie van de medewerkers. We zetten nu daarom sterk in op versteviging van onze hr-afdeling. Om me heen zie ik verscheidene maatschappelijke ondernemingen die op dezelfde manier aan de slag gaan. Ze nemen de uitdaging van Welzijn Nieuwe Stijl aan en begrijpen dat daarvoor een nieuw elan nodig is.’

NIEUW ELAN

‘Want dat hebben we in deze sector enorm hard nodig: bezieling en spirit. Om daar de ruimte aan te geven, moeten we de cao nog verder ontambtelijken en afscheid nemen van ingewikkelde overgangsregelingen. Die werken verlammend. Daarnaast is professionaliteit onmisbaar. In het ondernemen, door effi ciënt en resultaatgericht te werken. Maar ook in de werkwijze. Door de basis onder het welzijnswerk te verster-ken met beproefde, evidence based methodieken. En met medewerkers die daarmee uit de voeten kunnen. De tijd is voorbij dat we een zak geld kregen en maar wat konden aanrommelen. Welzijnsorganisaties gaan steeds vaker samen met zorgclubs. Hier en daar ontstaan nieuwe, krachtige welzijnsondernemingen. Die zullen gaan sturen op een professioneel en onderscheidend hr-beleid. Om die manier van werken te ondersteunen, moeten we de cao blijven vernieuwen. Daar ga ik me eind dit jaar weer voor inzetten, als de onderhandelingen beginnen voor de volgende cao.’

‘ Investeren in personeel valt onder ‘employability’, wat een sleutelwoord is in de cao’

25

Som nr 2 2010

Page 26: Som#2

PR

OE

F O

P D

E S

OM

TE

KS

T G

his

lain

e v

an

Dru

nen

De branche Welzijn en Maatschappelijke Dienstverlening staat niet stil.

Tijdgeest, actuele ontwikkelingen en lessen uit het verleden sporen organisaties voortdurend aan tot

innovatieve oplossingen en werkwijzen. Deze keer: een maatschappelijk project om

langdurig werklozen te motiveren maatschappelijk actief te worden.

Twee jaar geleden organiseerde Werkplein Eemsdelta voor alle betrokken instanties (zie kader) binnen haar drie gemeenten een participatietop. De opdracht: bedenk een aanpak voor de meest kwetsbare klanten uit jullie bestand: mensen die meer dan tien jaar in de bijstand zitten. Hoe zorg je ervoor dat deze groep weer voldoende zelfvertrouwen krijgt, mogelijkheden ziet en open staat voor nieuwe contacten en uitdagingen? Het antwoord: een combinatie van tijd, begeleiding en passend vrijwilligerswerk.

Van koffi emiddag naar training

Het re-integratieproces voor deze groep begint met een gesprek tussen klant en klantmanager van de sociale dienst. In de meeste gevallen gevolgd door een sociaal-medische keuring door het UWV. Hiermee wordt vastgesteld wat de deelnemer wel en niet kan. ‘Klanten met een advies voor zorg en sociale activering motiveren we direct om de koffi emiddag te bezoeken’, zegt Liedy van Opzeeland, van Werkplein Eemsdelta. ‘Dit is een tweewekelijkse bijeenkomst met een programma dat bestaat uit informatie, ontspanning en sociaal-culturele activiteiten.’ Deelnemers die gedurende deze middagen geschikt blijken te zijn voor vrijwilligerswerk krijgen een cursus empowerment aangeboden van het Noorderpoortcollege.

De trainer in deze cursus vraagt de deelnemers een top vijf van gewenste werkzaamheden samen te stellen. Van Opzeeland: ‘Daar houden we bij het zoeken naar vrijwilli-

gerswerk rekening mee. Dat is voor deze groep nieuw. Al jaren heeft niemand zich bekommerd om wat deze mensen zelf willen. En dan ineens moeten ze antwoord geven op vragen als: wie ben ik? Wat wil ik? Wat zijn mijn goede eigenschappen? Langzaam groeit het besef dat ook zij een belangrijke rol kunnen spelen in de samenleving.’

Van training naar vrijwilligerswerk

Tot nu toe is 85 procent van de deelnemers aan de cursus doorgestroomd naar een min of meer ‘vaste’ vrijwilligers-functie. Er is weinig terugval. ‘Dat komt doordat we intensief en persoonsgericht begeleiden’, zegt Jan Snoek van ASWA. ‘En we nemen de tijd. Deelnemers gaan twee tot drie maanden naar de koffi emiddag voordat ze aan de training beginnen. Die ook drie maanden duurt. Het resultaat na een halfjaar is ongeloofl ijk. Er zijn nieuwe sociale netwerken opgebouwd, mensen doen weer mee en voelen zich nuttig.’

In de praktijk blijkt het nog lastig genoeg vrijwilligersplekken te realiseren. ‘We lopen tegen een grens aan’, verklaart Folkert de Graaf van SWD. ‘Daarom creëren we nu zelf passend vrijwilligerswerk. In deze regio staan veel fruitbo-men. Een aantal deelnemers van De Inzet gaat fruit plukken, wassen en verwerken. Gelukkig hebben we hier binnen het project de ruimte om nieuwe activiteiten te ontwikkelen. Dat is uniek. Dat we met vier organisaties samenwerken die zich allemaal heel fl exibel opstellen. Alles is mogelijk.’

‘Granieten bestand’, ‘harde kern van de bijstand’. Het zijn maar een paar kwalifi caties die op langdurig werklozen geplakt worden. Welzijnsorganisatie ASWA, de Algemene Stichting Welzijn Appingedam, werkt met verschillende partijen samen om deze groep met intensieve begeleiding en positieve aandacht weer in de maatschappij te laten meedoen.

‘ We nemen de tijd’

Deelnemende partijen

De deelnemende gemeenten in het project De Inzet zijn

Delfzijl, Appingedam en Loppersum, vertegenwoordigd

door Werkplein Eemsdelta, waar de Intergemeentelijke

Sociale Dienst voor inwoners van deze gemeenten zit.

Werkplein Eemsdelta is de opdrachtgever en financierder

van het project. De welzijnsorganisaties zijn de Algemene

Stichting Welzijn Appingedam (ASWA) en de Stichting

Welzijn en Dienstverlening (SWD) in Delfzijl. Zij zijn verant-

woordelijk voor de bemiddeling en de begeleiding van de

deelnemers. Het ROC is het Noorderpoort. Dat geeft trainin-

gen in een ongedwongen sfeer op geschikte locaties.

INNOVATIEVE OPLOSSINGEN

26

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 27: Som#2

AC

HT

ER

GR

ON

DT

EK

ST

M

ari

eke

va

n D

og

gen

aa

r B

EE

LD

AN

P

Kansen in Kanaleneiland

Sinds 2007 is Kanaleneiland een van de vier ‘Vogelaarwijken’ van Utrecht. Door de gemeente en woningbouwcorpora-ties is extra geld uitgetrokken om de komende tien jaar problemen met slech-te woningen, gebrekkige voorzieningen, armoede en overlast aan te pakken. Inmiddels zijn de eerste resultaten van die aanpak zicht- en merkbaar. Er zijn voorzieningen gekomen en de overlast neemt af. Wat zegt dat over de aanpak? ‘Er is nog geen reden om te juichen.’

27

Som nr 2 2010

Page 28: Som#2

‘ Al met al zijn de resultaten van alle van de grond gekomeninitiatieven bemoedigend’

AC

HT

ER

GR

ON

D

Wie: Harrie Bosch

Wat: Wethouder Wonen van 2006 tot maart 2010

‘Kanaleneiland verkeerde op een dieptepunt toen ik in 2006 aantrad als wethouder. Met wisselend succes was al sinds de jaren negentig geprobeerd om de situatie in de wijk te verbeteren. Onderdeel daarvan was fysieke herstructurering van delen van de wijk. In 2004 zijn we gestart met een gebiedsgerichte benadering, waarbij we niet alleen naar de gebouwen keken, maar ook naar sociale aspecten. Maar in de herfst van 2006 liepen overlast en criminaliteit zodanig uit de hand, dat we ingrijpender maatregelen moesten nemen. Harde maatregelen – zoals een samenscholingsverbod en ingrijpen door politie – combineerden we met zachte maatregelen. Zoals het begeleiden van overlastgevers naar school en werk.’

‘De invoering van de Krachtwijkenaanpak in 2007 was voor ons dan ook niet zo’n grote overgang. Die sloot goed aan bij de eerder ingezette gebiedsgerichte aanpak. Wel zorgde de landelijke erkenning voor meer druk om daadwerkelijk actie te ondernemen. Vandaar de extra inzet van de woningbouw-corporaties – al stonden die voorheen ook niet met de rug naar de wijk toe. De aanpak heeft wel een extra impuls gegeven aan de mate van betrokkenheid bij alle partijen. Ook fi nancieel. Voor de Utrechtse krachtwijken stellen de corporaties zo’n 21 miljoen euro extra per jaar beschikbaar, boven op de vijf miljoen die de gemeente uittrekt. De helft daarvan is voor renovatie, sloop en nieuwbouw. Zo ontstaat een gemengder woningaanbod en worden de openbare ruimte en voorzieningen gemoderniseerd/verbeterd. De andere helft van die 21 miljoen gaat naar het sociale domein. Bijvoorbeeld naar het ondersteunen van bewonersinitiatie-ven, of extra inzet van beheerders en straatcoaches in de wijk.’

‘Als gemeente voeren we de regie in de wijk. Het is aan ons om iedereen die in Kanaleneiland actief is op één spoor te krijgen. En het werkt. De onderlinge samenwerking tussen alle partijen is de afgelopen vier jaar echt verbeterd. Iedereen kent elkaar en weet waar de ander mee bezig is. Op het gebied van van veiligheid werken politie, het openbaar ministerie en toezichthouders goed samen. Belangrijk hierin zijn de straatcoaches. Zij zijn de ogen en oren op straat. Als jongens op straat overlast veroorzaken, treden ze op. Jonge kinderen die ’s avonds laat buiten rondhangen brengen ze naar huis en ze spreken de ouders erop aan. Ook de ‘achter-de-voordeur’ benadering van de woningbouwcorporaties werkt goed: waar zij problemen signaleren, schakelen ze

hulpverlening in. Welzijn doet daarbij hetzelfde werk als voorheen. Ik had ze meer aan de voorkant verwacht voor wat betreft de agendabepaling, gezien de essentiële functie van welzijn. De initiatieven en vernieuwende aanpak die ik uit die hoek verwachtte, heb ik nog te weinig langs zien komen.’

‘Al met al zijn de resultaten van alle van de grond gekomen initiatieven bemoedigend. In 2007 hebben we een nulmeting gedaan op onder meer werkloosheid, inkomen, schoolpresta-ties en veiligheid. Dat is te kort geleden om al in te kunnen gaan op resultaten. Laat ik voorzichtig zijn: pas over een paar jaar kunnen we goed zien wat de effecten van onze aanpak zijn. Maar de meeste cijfers gaan langzaam in de gewenste richting.’

Wie: Heinz Schiller,

Wat: directeur Welzijnsorganisatie DOENJA

Dienstverlening

‘Het gaat in Kanaleneiland niet slechter dan vijf jaar geleden, maar ook niet beter. Zeker, er is minder overlast en crimina-liteit. Maar dat zijn symptomen. Dagkoersen. Die zijn belangrijk, maar mogen niet leidend zijn. Wat mij betreft is er nog geen directe reden om te juichen over Kanaleneiland. Immers, de onderliggende oorzaak is het gebrek aan kansen in de wijk. Met name voor jonge kinderen. En zolang die er niet zijn, zullen er steeds nieuwe overlastgevende jongeren bijkomen. De Vogelaaraanpak heeft mijns inziens te weinig effect om deze problemen bij de wortel aan te pakken. Van het beschikbare geld worden te veel uiteenlopende initiatie-ven gefi nancierd. Het zou krachtiger zijn om een paar grote projecten langdurig te ondersteunen. Daarvoor moeten we kijken naar wat echt helpt en een punt zetten achter wat niet goed werkt. Er moet meer focus komen, bijvoorbeeld op onderwijs. We hebben hier de zwakste scholen van de stad. De zes ton die nu naar straatcoaches gaat, zou ik ook graag geïnvesteerd zien worden in bijvoorbeeld acht goede leerkrachten. Ook moeten ouders meer betrokken worden bij het onderwijs van hun kinderen. Dat begint al bij het naar ouderavonden komen, of meegaan naar zwemles. Dit soort betrokkenheid moet meer gestimuleerd worden. Zo nodig zelfs afgedwongen. Daarnaast kunnen leerlingen met achterstand beter gespreid worden over scholen met overwegend middenklasse kinderen. Al begrijp ik dat dit in de praktijk lastig is uit te voeren.’

28

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 29: Som#2

Waar kennen we Kanaleneiland van?

In Kanaleneiland wonen mensen met verschillende

achtergronden en leefstijlen. De sociale cohesie is gering.

Armoede, werkloosheid, opvoedings- en andere

psycho-sociale problemen komen hier samen. Het is dan

ook niet verwonderlijk dat Kanaleneiland met enige

regelmaat op negatieve wijze in het nieuws kwam. 2007

was publicitair bezien een dieptepunt. Dat was het jaar

waarin er hekken rond een seniorenflat werden geplaatst

om de vluchtroute voor criminelen op scooters te blokkeren.

En het jaar waarin een cameraploeg van ‘4 in het land’ de

wijk werd uitgejaagd door een groep jongeren. Toen de

politie aangaf dat zij verdachten niet meer konden oppak-

ken op straat omdat ze door jongeren werden bedreigd,

besloot de politiek in te grijpen. Er kwam een samenscho-

lingsverbod in Kanalen eiland-Noord en er werd meer geld

uitgetrokken voor politie-inspanningen in de wijk. Ook werd

het streetcornerwork geïntensiveerd. Gemeente en corpora-

ties werken samen aan gebiedsplannen voor vernieuwing

van (delen van) de wijk. In januari 2010 kwam toenmalig

wethouder Rinda den Besten in de media met opvallende

cijfers waaruit zou blijken dat de ervaren jongerenoverlast

significant was afgenomen in Kanaleneiland, van 55,4

procent in 2006 naar 27,7 procent in 2009. Het samen-

scholingsverbod is inmiddels opgeheven en de subsidie aan

streetcornerwork is stopgezet.

aanpakken. En dat is iets waar de lokale politiek een belangrijke rol in kan spelen. Zij zijn de partij die kan faciliteren. De rol van het welzijnswerk lijkt misschien bescheiden. Maar we zijn wel degelijk hard bezig de midde-len die we hebben aan te wenden voor allerlei initiatieven. Mede op initiatief van DOENJA is bijvoorbeeld het totale naschoolse aanbod aan activiteiten in Kanaleneiland bij elkaar gevoegd en gecoördineerd zodat het bereik onder kinderen sterk is verbeterd. En om bewonersinitiatieven beter te realiseren is door DOENJA de InitiatievenToolkit ontworpen, een hulpmiddel voor bewoners om zelf actief te worden. In elk geval helpen wij actieve burgers met minimale middelen hun initiatieven op eigen kracht op te zetten; alleen burgers die niet vanzelfsprekend meedoen, geven we een extra zetje.’

‘De enige mogelijkheid om het op lange termijn leuker te maken in Kanaleneiland, is fysieke herstructurering. Dat gaat gelukkig ook gebeuren. Want door het woningaanbod breder te maken, krijg je een gemengde bevolking en zorg je ervoor dat het niet meer één grote, doffe ellende is. Die verschillende bewoners zullen misschien niet bij elkaar over de vloer komen. Maar degenen met een achterstandspositie zien zo wel inspirerende voorbeelden om zich heen.’

Wie: Reijnder Jan Spits

Wat: gebiedsmanager woningbouwcorporatie Portaal

‘Het is te kort door de bocht om te zeggen dat de problemen in Kanaleneiland veroorzaakt worden door het eenzijdige woningaanbod. Portiekfl ats zorgen niet per defi nitie voor overlast van de bewoners. Het zijn goedkope, ruime wonin-gen en die trekken grote gezinnen aan die doorgaans van weinig geld moeten rondkomen. En dat is ook de groep waarin zich relatief vaak problemen voordoen. Grootschalige sloop en nieuwbouw maken de problemen op wijkniveau wel minder, maar het lage opleidingsniveau of de taalachterstand van deze mensen verdwijnt er niet mee. Zij vertrekken naar andere delen van de stad, en nemen hun problemen met zich mee. Alleen een combinatie tussen fysieke, sociale en economische maatregelen zorgt voor een duurzame oplos-sing. Dat is dan ook de inzet van Portaal. Het goede aan de Vogelaaraanpak is dat die al deze elementen in zich heeft.’

‘In het centrum van Kanaleneiland zijn we begonnen met sloop en nieuwbouw. Daarbij bieden we in de eerste plaats een terugkeergarantie aan mensen van wie de woning gesloopt is. Daarnaast moet de wijk aantrekkelijker worden voor mensen van buitenaf. Maar je moet ook een passend

‘De problematiek in Kanaleneiland is dermate gecompliceerd dat het welzijnswerk die niet alleen kan oplossen. Daarvoor moeten verschillende krachten gebundeld worden. Mijn medewerkers worden geconfronteerd met uiteenlopende problemen. Neem bijvoorbeeld onze voorscholen, die voorkomen dat kinderen met een taalachterstand aan het basisonderwijs beginnen. We bereiken hiermee maar de helft van de kinderen die de voorschool nodig hebben. Meer geld is er niet. Het effect is dus beperkt: die kinderen komen nog steeds in een klas waar het gros het Nederlands slecht beheerst, en kunnen zich dus aan niemand optrekken. Een ander voorbeeld is het ambulant jongerenwerk. Dat kan hangjongeren wel van de straat halen, maar zolang er steeds nieuwe jongeren bijkomen, is het dweilen met de kraan open. Daarmee wil ik niet zeggen dat we ons werk niet goed doen: we dweilen fantastisch. Maar uiteindelijk moeten de proble-men natuurlijk bij de wortel worden aangepakt. En dat vergt niet alleen investeringen en een lange adem, maar ook intensieve samenwerking. Pas dan kun je iets duurzaam

‘ Alleen een combinatie tussen fysieke, sociale en economische maatregelen zorgt voor een duurzame oplossing’

29

Som nr 2 2010

Page 30: Som#2

WERK IN UITVOERINGNEDERLAND KENT VOLOP

EFFECTIEVE W&MD-ACTIVITEITEN.

HIERONDER EEN VOORBEELD.

Wat:

Wijkplein BoschveldWie:

Khalid Ahdidouch, Project-leider Wijkplein Boschveld

Waar:

’s-HertogenboschWanneer:

Sinds oktober 2009

‘Boschveld is een kleine buurt. Een

diverse wijk: allochtoon, autochtoon,

jong, oud. Een wijk met betrokken

bewoners.

In Wijkplein zijn de buurtwerkers van

verschillende maatschappelijke organi-

saties verzameld. Een plek voor

buurtbewoners, gedragen door de

bewoners zelf. Het is meer dan een

ontmoetingsplek waar je heen kunt

voor een vraag of een kopje koffi e.

Mensen die iets willen betekenen voor

de buurt kunnen hun kwaliteiten

inzetten in onze Talentenbank.

De bewoners mogen bij ons een ‘talent’

komen halen, maar kunnen ook een

‘kwaliteit’ brengen. Wij bemiddelen

tussen vraag en aanbod en zoeken

naar een match. Het is voor iedereen,

maar vooral om ouderen en mensen

met een beperking te helpen. Een

bewoner kan bijvoorbeeld van een

buurman een boormachine lenen.

En hij kan op zijn beurt ook weer zijn

kwaliteit inzetten. Misschien kan hij

weer ergens de hond uitlaten, op

bezoek bij een eenzame vrouw,

helpen in de tuin of een band plakken.

We zijn nog volop in ontwikkeling,

maar de mensen in Boschveld zijn

enthousiast. Wij willen met beide

benen in de wijk staan. Met de

Talentenbank spelen we in op de

behoeften in de buurt met hulp van

de bewoners. Onze ambitie is dat

niemand met lege handen ons

pand verlaat.’

Cijfers uit Kanaleneiland:

– De bewoners gaven hun wijk in 2008 het rapportcijfer 5,2

(het gemiddelde in Utrecht is een 7,1)

– In 2008 was 33,1 procent van de bewoners actief in de stad

– 89 procent van de basisschoolleerlingen heeft een

achter standscore

– Aantal laagopgeleiden is 47,9 procent. In de rest van de

stad is dat 24,3 procent

De genoemde cijfers komen uit de Wijkenmonitor 2009 van de gemeente Utrecht

aanbod hebben voor wijkbewoners die stijgen op de sociaal-maatschappelijk ladder. Die willen vaak best in de wijk blijven, want ze hebben alles in de buurt: hun ouders, de moskee, vrienden. Bovendien zijn zij de rolmodellen voor bewoners die het minder goed doen. Inspelen op de wensen van deze groep kan al heel simpel, bijvoorbeeld door betaalbare koopwoningen te bouwen. Een deel daarvan met gesloten keukens. Daar hebben allochtonen namelijk een voorkeur voor.’

‘Deze fysieke aanpak combineren we bij Portaal met sociale maatregelen. Dat doen we al sinds 2006, maar sinds de invoering van de Vogelaaraanpak zijn we er ook echt toe verplicht. Een belangrijk instrument in deze sociale aanpak zijn onze wijkbeheerders. Deze medewerkers hebben hun kantoor in de wijk zelf. Zij zijn de oren en ogen van de corporatie en een steunpilaar voor de bewoners. Aan de ene kant zorgen ze ervoor dat de wijk schoon en netjes blijft en dat reparaties worden uitgevoerd. Maar ze houden ook een oogje in het zeil. Ze spreken bewoners aan die hun tuin niet goed onderhouden. Of bellen aan als bij iemand de gordijnen ineens dag en nacht gesloten blijven. Bij overlast gaan ze in gesprek met de overlastgever en de klager, en proberen gezamenlijk tot een oplossing te komen. Als een bewoner schulden blijkt te hebben, of bijvoorbeeld psychische klachten, verwijzen de beheerders door naar hulpverleners in welzijn of psychiatrische zorg. Ze hebben dus een belang-rijke signaleringsfunctie in de wijk. Huurders accepteren hun bemoeienis over het algemeen wel. De corporatie is er immers ook voor hen als er iets gerepareerd moet worden. Naast de inzet van wijkbeheerders, geven we bewoners veel kansen om zelf activiteiten te ontplooien. Dat doen we door ruimten beschikbaar te stellen. Bijvoorbeeld aan een groep jongeren die leeftijdsgenoten van de straat wil houden, aan een huurdersvereniging die een computerruimte voor kinderen wil realiseren, of aan startende ondernemers die bedrijfsruimte zoeken. We zorgen alleen voor voorzieningen; uiteindelijk moeten de bewoners het zélf doen.’

‘De samenwerking met andere corporaties en de gemeente lijkt succesvol. Uit ons eigen klanttevredenheidsonderzoek komt naar voren dat mensen een beter gevoel hebben over hun wijk. Ook zijn bijvoorbeeld uitgaven voor vandalismebe-strijding gedaald. Natuurlijk kun je in drie jaar niet oplossen wat in dertig jaar is scheefgegroeid. Dat vergt een gedrags- en cultuurverandering onder de bewoners die met alle maatregelen door de jaren heen moet groeien. Het zou mooi zijn als je over tien jaar door Kanaleneiland kunt lopen met het gevoel dat je in een doorsnee stadswijk bent.’

AC

HT

ER

GR

ON

D

30

Uitgave van MOgroep W&MD

Page 31: Som#2

Nie

t a

lle

en

, m

aa

r sa

me

nZonder direct in gemeenplaatsen te willen vervallen ontkom ik, na lezing van alle voorafgaande artikelen, niet aan de slotsom dat ons werkveld danig veranderd is. De verzorgingsstaat is misschien – nog – net niet failliet, maar de zorg voor het welzijn van ouderen, zieken en behoeftigen is duidelijk niet langer de primaire verantwoordelijkheid van de overheid. Ik vertel daarmee niet echt iets nieuws. Welzijnsorganisaties en maatschappelijke dienstverle-ners hebben zich altijd over deze kwetsbare groepen ontfermd. Maar waar we vroeger vooral vrijetijdsactiviteiten aanboden, leggen we nu vaker de nadruk op het verbinden van mensen en het voorkomen van een te grote belasting op professionele zorgaanbieders.

Er zijn inmiddels genoeg initiatieven ontplooid die dit streven omzetten in beleid. Met gepaste trots wijs ik dan bijvoorbeeld op de dagarrangementen die steeds vaker op brede scholen worden aangeboden. Een doorlopend aanbod van onderwijs, opvang, welzijns- en culturele activiteiten voor jonge kinderen vergroot hun ontwikkelingskansen enorm. En verkleint de kans dat zij later een beroep moeten doen op de sociale voorzieningen. Maar ook de vrijwilligers bij buddyprojecten, de mantelzorgers en de maatschappelijke stagiairs zijn een stevige manifestatie van vernieuwend welzijn. Zij zijn, om met Tineke Christophersen te spreken, het cement tussen de stenen van de maatschappij (p.12).

Een maatschappij die de laatste jaren steeds meer op een min of meer losse verzameling wooneenheden is gaan lijken, zonder onderliggende samenhang. Individualisering, zwakke scholen, krachtwijken – de grotestadsproblematiek trekt een stevige wissel op de sociale cohesie. Zowel op stads-, buurt-, als straatniveau. Lokale bestuurders staan voor een van de grootste uitdagingen van deze tijd: van de stad weer een gemeenschap maken. Waarin mensen betrokken zijn bij hun buurt en hun buren. Dat streven is even ambitieus als noodzakelijk, en onze inzet daarbij onmisbaar.

Welzijn en maatschappelijke dienstverlening zijn nodig om een gezonde leef gemeenschap te creëren. Maar: wij kunnen niet op eigen houtje de wereld veranderen. Dat kan niemand, dus daarom bundelen we de krachten. Met partners als de politie, de woningbouwcorporaties en de scholen, om er eens een paar te noemen. We zouden per wijk een joint venture moeten aangaan. Zodat we met vereende kracht een adequate oplossing kunnen formuleren op de problemen in een wijk. Onze branche levert een belangrijke bijdrage aan een betere wereld, maar alleen als we samenwerken met andere partijen valt er werkelijk winst te behalen.

Ineke Smidt

voorzitter bestuur MOgroep W&MD

SLO

TSO

MB

EE

LD

Sie

tsk

e R

aa

ijm

ak

ers

31

Som nr 2 2010

Page 32: Som#2

Som nr3

Reageren op een artikel in Som?Adverteren? Of heeft u een project dat u onder de aan-dacht wilt brengen?Mail dan [email protected] 3 verschijnt in augustus 2010

OP

RO

EP