Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen...

107
HOOFDSTUK 1: SOCIOLOGIE: EEN EERSTE KENNISMAKING 1.WAT IS SOCIOLOGIE? Grondleggers: Marx, Durkheim & Weber Sociologie onderzoekt de sociale oorzaak van problemen Niet geïnteresseerd in problemen van 1 individu. Komt in actie wanneer de problemen voorkomen in een groep 2. INLEIDING: NIET IEDEREEN LEEFT EVEN LANG - Hoger diploma: langer en gezonder leven - Vrouwen leven langer en gezonder dan mannen 2.1 VERKLARINGRELATIES TUSSEN MENSEN 1) Hoger diploma Hoger vermogen om ingewikkelde problemen in te schatten 2) Lange studietijd Invloed op vorming persoonlijkheid a. Planmatig werken b. Met uitdagingen overweg kunnen 3) Hoger diploma Meer kans op een betere job a. Hoger loon i. Wonen in betere buurten (zonder stress of vervuiling) ii. Uitgebreide medische verzorging bekostigen b. Hogere werktevredenheid i. Gezondere werkomstandigheden ii. Variatie binnen de job c. Kenmerken van de ene omgeving overdragen naar een andere omgeving Sociologen vinden dat de sociale omgeving waarin mensen verkeren, een grote invloed heeft op wat die mensen met hun leven meemaken; ondanks de aanwezigheid van een eigen lichaam en een eigen vrije wil.

Transcript of Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen...

Page 1: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 1: SOCIOLOGIE: EEN EERSTE KENNISMAKING 1. WAT IS SOCIOLOGIE?

Grondleggers: Marx, Durkheim & Weber

Sociologie onderzoekt de sociale oorzaak van problemen Niet geïnteresseerd in problemen van 1 individu. Komt in actie wanneer de problemen voorkomen in een groep

2. INLEIDING: NIET IEDEREEN LEEFT EVEN LANG - Hoger diploma: langer en gezonder leven - Vrouwen leven langer en gezonder dan mannen

2.1 VERKLARING… RELATIES TUSSEN MENSEN 1) Hoger diploma Hoger vermogen om ingewikkelde problemen in te

schatten 2) Lange studietijd Invloed op vorming persoonlijkheid

a. Planmatig werkenb. Met uitdagingen overweg kunnen

3) Hoger diploma Meer kans op een betere job a. Hoger loon

i. Wonen in betere buurten (zonder stress of vervuiling)ii. Uitgebreide medische verzorging bekostigen

b. Hogere werktevredenheidi. Gezondere werkomstandigheden ii. Variatie binnen de job

c. Kenmerken van de ene omgeving overdragen naar een andere omgeving

Sociologen vinden dat de sociale omgeving waarin mensen verkeren, een grote invloed heeft op wat die mensen met hun leven meemaken; ondanks de aanwezigheid van een eigen lichaam en een eigen vrije wil.

Page 2: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

3. DE SOCIOLOGISCHE VERBEELDING - Sociologische verbeelding = Kijken naar wat met mensen in hun leven

gebeurt. o Levensloop/biografie:

Bv.: Werk verliezen, discriminatie ervaren, gezin beperken tot 2 kinderen, een universitair diploma behalen, …

o Sociologen zoeken een verklaring: Onze biografie ondergaat de invloed van het geheel van de

sociale relaties waarvan we deel uitmaken Gebeurtenissen die het leven van mensen typeren

worden gezien vanuit het ruimere geheel waarbinnen mensen met elkaar samenleven.

o Elementen van de sociologische verbeelding: Individuele levensloop Sociale omgeving Historische ontwikkeling

- Samenleving = Het geheel van de sociale relaties waarvan we deel uitmaken.

o Resultaat van een historische ontwikkeling o Sociale relaties bepalen de biografieën van mensen; die sociale

relaties zijn het resultaat van een historisch proces o Bv.: Een groot deel van de hedendaagse jongeren volgt universitair

onderwijs, dit is niet louter het resultaat van de intelligentie van die jongeren. De samenleving beïnvloedt de aspiraties van jongeren om universitair onderwijs te volgen. Dit komt tot uiting in de vraag van bedrijven naar hooggeschoolde werknemers.

2

Page 3: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

4. VAN GEDRAG TOT SAMENLEVING Samenhang tussen de begrippen aantonen.

4.1 GEDRAG- Gedrag = Elke actie of reactie van een individu - Bv.: Lichamelijke beweging, verbale uiting, subjectieve gewaarwording, … - Objectieve of externe componenten: Aspecten die door ten minste 2

individuen kunnen worden waargenomen.o Bv.: Woorden, gebaren of lichamelijke bewegingen

- Subjectieve of interne componenten: Maar door 1 waarnemer waarneembaar.

o Motivationele component: Drijfveren v/h handelen die aanzetten tot gedrag

Bv.: Winstmaximalisatie, zucht naar sociale erkenning, zucht naar controle, seksuele lust, …

o Emotionele component: Innerlijke gevoelenso Cognitieve component: Beelden die we ons vormen v/d

werkelijkheido Reflexieve component: Beeld dat je van jezelf vormt

- In de werkelijkheid kruisen de dimensies elkaar o Bv.: Emotie (intern) gaat samen met een specifieke

gelaatsuitdrukking (extern).

4.2 SOCIAAL HANDELEN- Handelen = Gedrag met een nadrukkelijke doelgerichtheid

o Bv.: Wanneer we kijken naar waar de uitgang van een lokaal zich bevindt, zijn we het verlaten van dat lokaal al aan het voorbereiden.

o Zal snel en onbewust gebeuren als er geen obstakels zijn. Indien er obstakels zijn zullen we het verlaten van het lokaal veel bewuster mentaal voorbereiden.

o De handeling krijgt een betekenis: De mentale voorbereiding of projectie van de voltooide handeling.

3

Page 4: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Marx Weber: Sociaal handelen = Wanneer de actor bij het plannen van haar/zijn handelen rekening houdt met wat anderen deden, doen of kunnen doen.

Weber ontwierp ook een typologie van sociaal handelen:

- Instrumenteel rationeel handelen: Een bepaald doel bereiken binnen een specifieke handelingssituatie.

o Er zijn condities (voorwaarden waaronder tot doelrealisatie overgegaan kan worden) & middelen (waarover de actor kan beschikken om zijn voorgestelde doel te realiseren)

o Condities zijn niet te wijzigen, middelen wel!o Afwegen welke middelen het beste zijn om het doel te bereiken

= Optimalisatie van efficiëntie

- Waarde rationeel handelen:Het geloof in de waardevolheid van de handeling staat centraal. De handeling is op zichzelf waardevol en niet het realiseren van het doel.

o Draait om het volgen van eisen die de actor als bindend inschato Bv.: Religieuze roeping, plichtsgevoel, schoonheid of persoonlijke

loyaliteit nastreven Soms ten koste van de actor

- Affectief handelen:Gedreven door het navolgen van gevoelens.

o Ongecontroleerde reactie op S betekenis niet altijd duidelijk o Handeling kan gerationaliseerd worden kan van betekenis

voorzien worden

- Traditioneel handelen:Volgt uit ingeworteld gewoontehandelen.

o Wordt gekenmerkt door een verplicht karaktero Traditie ≠ individueel: stuurt mensen in een bepaalde richting o = Mensen die zich bewust zijn van de traditie en die op zichzelf gaan

waardereno Bv.: Huwelijk

- Reflexief handelen: Breekt de continue handeling van verleden naar heden ( traditioneel handelen).

o De mens moet nadenken over de richting die hij wenst uit te gaan o Gaat gepaard met onzekerheid

4

Page 5: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

5

Page 6: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

4.3 INTERACTIE Interactie = Dynamiek van het sociaal handelen van meerdere personen. = Wanneer 2 of meer personen een gedeelde of complementaire betekenis aan elkaars handelen geven.

Persoon A: reageert opdat iets zou gebeuren (doel bereiken, waarde realiseren, traditie volgen/herdefiniëren, emotie uiten, …). Persoon B reageert omdat persoon A iets deed. Keten van sociale handelingen.

4.3.1 Vormen van interactie - Conformiteit:

o Wederzijds akkoord over wat er in de interactiesituatie zal gebeuren en hoe

o Bv.: Kennisoverdracht bij een interactie tussen lkr. & lln. Hoe: de lkr. geeft uitleg aan de zwijgende lln.

o Niet houden aan de regels (‘hoe’) zorgt voor een verstoorde interactie = Deviantie

Bv.: Leerlingen die praten terwijl de leerkracht uitleg geeft. - Samenwerking:

o Akkoord om samen een bepaald doel te bereikeno Wederzijdse bereidheid tot samenwerking (samen combineren van

inspanningen)o Conformiteit is een deelaspect van samenwerking: navolgen van

afspraken - Conflict:

o Ten minste 2 partijen niet akkoord over hoe interactie moet verlopen

o Voorwerp conflict: verdeling schaarse middelen, waarden, aanzien, macht, …

Bv.: Ouders hebben als waarde dat kinderen er alles aan moeten doen om te slagen in hun educatief project. Kinderen echter, hebben al eens de idee dat ontspanning op de eerste plaats komt.

o Kan positieve gevolgen hebben Stimulus voor de ontwikkeling van nieuwe regels

Bv.: De VN als antwoord op het conflict tijdens WOII. Slapende regels wakker maken

Bv.: Onrechtmatig hardhandig optreden v/d politie tegenover een betoger: kan ervoor zorgen dat de beroepscode v/d politie ter discussie komt. De samenleving wordt wakker geschud om nieuwe regels te maken of om oude regels te herbevestigen.

Zorgt voor groepscohesie: een gemeenschappelijke vijand brengt mensen dichter bij elkaar.

- Ruil:

6

Page 7: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Sociale ruil centraal: kosten en baten in een sociaal verbando Zowel materiële als immateriële zakeno Principe van wederkerigheid o Bv.: Een kind krijgt eten van zijn moeder (beloning). Dit betekent

een tijdsinvestering voor de moeder (kosten). Daar staat echter ook iets tegenover: het is normaal dat het kind het eten opeet en dankbaarheid toont. Dit levert baten op voor de moeder: blij met de erkenning voor haar inspanning en kookkunsten.

4.3.2 De stolling van interactie in cultuur en structuur Bv.: Big Brother: Een nieuwe mini-samenleving ontstaat wanneer de kandidaten worden samengebracht in het Big Brother huis. Er ontstaan ‘spontaan’ ideeën en regels over bv. de huishoudelijke taken.

Cultuur = De gedeelde betekenis die mensen geven aan het handelen & objecten uit hun omgeving. Die wordt geformaliseerd in waarden, normen, overtuigingen en wetten.

Structuur = Ontstaan van verschillende posities. = Het geheel van posities van actoren & de vorm v/d interactie & relaties tussen die actoren.

Bv.: De universiteit is een heel complexe structuur, namelijk een geheel van hiërarchische posities (zoals rector, proffen, studenten) en verbanden tussen posities (zoals faculteiten). De universiteit heeft ook een specifieke cultuur (zoals de nadruk op kwaliteit bij het ontwikkelen en doorgeven van kennis).

Bewegen meestal enkel na langdurige en massale ‘niet-conformistische’ handelingen. Bv.: Pas na langdurige politieke actie van de Vlaamse beweging kwam er stap voor stap een omvorming van de unitaire Belgische staat tot een federale staatsstructuur.

Stolling en weer vloeibaar worden van structuur en cultuur via sociale interacties staat centraal in de sociologie. We spreken van sociale orde en stabiliteit vs. sociale verandering en dynamiek. Gestolde interactie = Stabiele inhouden en vormen van sociale interactie. = Cultuur + structuur.

4.4 DE CONTEXT Structurele en culturele context staan centraal bij het verklaren van interacties en gedrag. De context waarbinnen interacties plaatsvinden, is echter ruimer dan dat:

- Demografische factoren: o Primaire demografische kenmerken: Bv.: Geboortes, huwelijk,

migratie, sterfte, …

7

Page 8: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Secundaire demografische kenmerken: vloeien voort uit de primaire kenmerken

Bv.: Leeftijdsstructuur, bevolkingsdichtheid, gemiddelde gezinsgrootte, …

o Bv.: De vergrijzing v/d bevolking draagt bij tot een verandering in de sociale positie van en onze houding tegenover kinderen en senioren.

- Ecologische factoren:o Heeft betrekking op de natuurlijke omgeving. o De organisatie v/h dagelijkse leven ontwikkelt zich dikwijls als

gevolg van een adaptatie aan het fysische leefmilieuo Bv.: Herders in bergstreken hebben vaak een (semi)nomadische

leefstijl, waardoor ze voor lange tijd weg zijn van hun basisdorpen. Die herders hebben hun eigen tradities. Ze hebben een eigen trots en gaan prat op het vrije leven in de bergen. Aangezien die herders vaak mannen waren, waren ze ook noodgedwongen voor langere duur celibatair.

- Materiële en technologische factoren: o Ter beheersing van de omgevingo Dienen om de behoeften van de mens zo adequaat mogelijk te

bevredigeno Bv.: Technologische ontwikkelingen, organisatie v/d economie,

huisvestingsnormen, organisatie v/h transport en communicatie, …

5. DE SOCIOLOGIE EN HAAR AANVERWANTE DISCIPLINES 2 stelregels van de sociologie:

- Sociologie levert geen enkelvoudige verklaringen, ze concentreert zich op algemene wetmatigheden . De wetenschappen van de geschiedschrijving en de culturele antropologie:

Concrete gebondenheid van hun verklaringen aan een specifieke tijd en ruimte.

- Sociologie verklaart gedrag , (sociale) handelingen en/of interacties door de invloed van de sociale omgeving : door te verwijzen naar andere sociale handelingen/interacties.

o Microsociologie: Focus ligt op de studie van kleine groepen en de interactie tussen individuen. Bv.: Het verklaren van de kans dat een individu een diefstal pleegt door te verwijzen naar de al of niet aanwezigheid van criminelen in zijn vriendengroep. De focus ligt dus op hoe de interactie tussen vrienden aanleiding kan geven tot diefstal.

o Macrosociologie:

8

Page 9: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Het handelende individu wordt overstegen. De focus ligt op kenmerken van grotere sociale eenheden zoals organisaties, regio’s, landen en groepen van landen. Bv.: De verklaring van de verschillende mate van sociale ongelijkheid in Westerse landen door te verwijzen naar verschillen in sociaal beleid tussen die landen.

o Het sociale moet door het sociale worden verklaard sociologen nemen dit nog een stap verder. Ze proberen een bijdrage te leveren tot het verklaren van gedragsvormen als, ideeën, cognitieve eigenschappen en persoonlijkheidskenmerken.

Verschillende disciplines bieden complementaire perspectieven bij de studie van menselijk gedrag

- Biologie: o Variaties in gedrag verklaren via variaties in fysiologische

eigenschappen, hormonale processen en biogenetische factoren- Psychologie:

o Gedrag verklaren via de studie van interne mechanismen (= intra-individuele benadering).

o Visie dat gedrag een weerspiegeling is van cognitieve en emotionele processen die ‘van binnenuit’ het gedrag bepalen

- Sociologie:o De sociale omgeving en sociale relaties v/d individuen als

referentiekader bij de verklaring van gedrag, niet het individu zelf. o Psychologische en biologische basis, maar het gedrag is uiteindelijk

de reflectie van de sociale organisatie van de leefwereld of situatie.

9

Page 10: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Bovenstaande disciplines kunnen niet altijd strikt gescheiden worden. Subdisciplines:

- Psychologie en sociologie: sociale psychologieo De studie van attitudevorming en –veranderingo Attitude = de houding die men tegenover anderen aanneemto Men gaat uit van een interindividuele benadering ( psychologie:

intra-individueel)o Sociale contacttheorie:

Interactie (interindividueel) kan een houding (intra-individueel) veranderen.

Bv.: Wanneer mensen op een langdurige wijze met personen met een verschillende etniciteit tot interactie komen, is de kans groot dat ze elkaar op realistische wijze leren kennen. De negatieve houding gaat weg.

- Biologie en sociologie: sociobiologische benadering o Gedragsvormen en vormen van sociaal handelen zijn het resultaat

van een duizenden jaren lange aanpassing aan een externe omgeving.

o Ze bevatten een adaptieve waardeo Kijken vanuit een evolutionair tijdsperspectiefo Bv.: Het afwijzen van incest heeft een biologische basis omdat het

leidt tot biologisch minder aangepaste nakomelingen en minder genetische variatie.

- Biologie en sociologie: biosociale verklaring o Klemtoon op de wijze waarop biologische processen aan de basis

liggen van interacties en maatschappelijke processen kunnen beïnvloeden.

o Sociobiologische benadering: Er wordt niet gelet op adaptatie aan een externe omgeving en de daarmee gepaard gaande genetische onderbouw van gedrag.

o Bv.: Hoger testosteron zorgt voor agressief, dominant en antisociaal gedrag bij mannen en lijkt te leiden tot meer echtscheidingen of ongehuwde mannen.

6. DE PLAATS VAN DE SOCIOLOOG IN DE MAATSCHAPPIJ Is wetenschap neutraal? Bij de sociologie bestaat er een gevaar dat onderzoeksresultaten op zo’n manier geïnterpreteerd zullen worden, dat ze de persoonlijke visie van de onderzoeker ondersteunen. De grens tussen sociale en natuurwetenschappen is helemaal niet zo scherp op dit gebied. Bv.: Farmaceutisch onderzoek naar de werking van nieuwe medicijnen, dat gefinancierd wordt door de farmaceutische industrie brengt de natuurwetenschapper ook in een delicate positie.

10

Page 11: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Kenmerken van het sociologische onderzoek:

Waarderingsvrij: De resultaten mogen niet beïnvloed worden door de waarden die de socioloog als mens aanhangt. De persoonlijke voorkeur mag geen impact hebben op de resultaten.

Waardegebonden: De waarden van de onderzoeker hebben een invloed op de keuze van het onderwerp. Bv.: Een onderzoek over waarom er steeds minder mensen naar de Kerk gaan of over sociale ongelijkheid. Ook machtspatronen en de financiering van wetenschappelijk onderzoek spelen een rol. Bv.: Als we kijken naar vroegere onderzoeken, zien we dat de vrouw zelden centraal stond.

Scheiding tussen theorie en praktijk? Volgens “De Frankfurter Schule” niet. o Sociologen hebben dus de plicht om mee te werken aan sociale

veranderingsprocessen die maatschappelijke wantoestanden uit de wereld kan helpen.

De ‘radical sociology’ beweert dat de socioloog nooit een vrijblijvende houding kan aannemen.

Sociologisch probleem = een probleem m.b.t. sociologisch inzicht en theorievorming.

o Het is dus een probleem binnen de sociologie als wetenschap. Toegepast karakter van sociologie: wordt vaak aangehaald voor het

oplossen van sociale problemen. Bv.: Waarom raken mensen zo moeilijk uit de armoede? Dit meten is van belang om arme mensen concreet te kunnen helpen.

o Nauw verbonden met de klinische sociologie = Een praktijkgeoriënteerde sociologie gericht op interventie. Problemen worden benaderd vanuit het sociologisch perspectief en worden geïnterpreteerd alsof ze het resultaat zijn van de sociale organisatie van menselijke relaties. De formulering van het probleem door de cliënt is de start van de analyse. De klinisch socioloog moet het perspectief van de cliënt herdefiniëren.

Bv.: Huwelijkscounseling: huwelijksproblemen proberen oplossen door concrete interventie gebaseerd op de kennis van bestaande sociologische verklaringsmodellen (bv.: inkomensverschillen, dominantie/onderschikking, communicatiestijlen, beslissingsmacht, verdeling van beslissingsdomeinen, …)

11

Page 12: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 2: CULTUUR 1. INHOUD VAN HET GEORGANISEERD SAMENLEVEN: CULTUUR

1.1 INLEIDING - Één van de eerste wetenschappelijke omschrijvingen van cultuur: Het

complexe geheel van kennis, geloofsovertuigingen, kunst, wetgeving, W&N, tradities en alle andere capaciteiten en gewoonten die door de mens als lid van een samenleving verworven werden. – Tylor, einde van de 19e

eeuw. Omschrijvend: beperking tot opsomming van elementen die een onderdeel vormen van een cultuur.

- Samenlevingen zijn gekenmerkt door een aantal gelijkvormigheden die het resultaat zijn van soortgelijke invloeden/wetmatigheden. Het sociale is onderhevig aan wetmatigheden. Vrije wil, die beweert dat mensen handelingen stellen die geen oorzaak hebben.

- Cultuur wordt gekenmerkt door accumulatie en niet door evolutie:o Biologische evolutie: oude kenmerken ruilen voor nieuwe

aanpassing v/d soort.Bv.: Een op evolutionaire tijdsschaal aangehouden temperatuursverhoging leidt tot een genetische aanpassing die resulteert in een verdunde vacht bij dieren.

o Culturele accumulatie: niets wordt geruild/vervangen, mensen passen mee hun omgeving aan in plaats van enkel hun genetische kenmerken. Dit resulteert in de menselijke beschaving.

- Kenmerken van civilisatie: taal en symboolo Het gebruik onderscheidt de mens duidelijk van de dieren. o De overdracht is niet erfelijk, maar gebeurt via leerprocessen. o Symbolen: Onderscheid maken tussen het symbool en de fysische

dragerBv.: Een witte duif (=drager) staat voor vrede (= symbool)

- Dominante realiteit: De materiële wereld waarin we leven. Wordt doordrongen door andere realiteiten (Bv.: Dromen, fantasie, religie, wetenschap, …) De niet-materiële realiteiten geven op die manier betekenis aan de materiële wereld. Eindige zingevingdomeinen: Overstijgen de materiële wereld. (Bv.: Dromen, fantasie, …)

- Communicatie tussen dominante realiteit en zingevingsdomeinen gebeurt via symbolen, ze maken de verbinding tussen de materiële en niet-materiële werkelijkheid.

12

Page 13: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Cultuur is afhankelijk van de biologische kenmerken en van de omgeving waarin mensen levenCultuur is een antwoord op de eisen die de fysische omgeving stelt om te overleven. Menselijk handelen wordt gedreven door instincten, in welke mate?

o Open instincten: De belangrijkste uitrusting v/d hogere diersoorten. De soort beschikt over algemene neigingen die enkel werken binnen een context waarin algemene directieven aanwezig zijn.

o Gesloten instincten: Het leerproces komt neer op ‘rijpen’. De instincten leiden tot handelingspatronen die genetisch bepaald zijn in elk detail.

1.2 IS CULTUUR EEN SPECIFIEK MENSELIJKE EIGENSCHAP? = Afhankelijk van welke definitie je hanteert:

- Exclusieve, antropologische definitie: JA o Reduceert cultuur tot een specifieke eigenschap door

Het verschijnsel per definitie te beperken tot een kenmerk van menselijke samenlevingen (zie definitie Tylor)

Door sociale leerprocessen die de overdracht van gedrag mogelijk maken onlosmakelijk te verbinden met specifieke menselijke capaciteiten, zoals taal en communicatie in de vorm van symbolen.

o Bv.: Door imitatie apen gebarentaal aanleren. Ze hebben geen abstracte symbolische waarde, ze verwijzen naar concrete zaken. Dit experiment is niet geslaagd omdat er geen evidentie is gevonden dat hun soortgenoten dit ook konden leren, daarnaast zijn apen niet in staat nieuwe symbolen te creëren.

- Inclusieve, ethologische definitie: NEEN o Cultuur ontstaat wanneer gedragingen via sociale leerprocessen

worden overgedragen, waardoor ze zich in een gemeenschap verspreiden, overgaan van de ene op de andere generatie en daardoor een kenmerk van een gemeenschap worden.

o Bv.: Bonobo’s gebruiken werktuigen om doelen te bereiken.

1.3 SYMBOLEN, TEKENS EN TAAL - Cultuur: toekennen van betekenissen aan handelingen, fysische objecten,

… Betekenissen worden gedeeld met andere mensen, daarvoor moet de betekenis meegedeeld kunnen worden, en daarvoor is communicatie nodig. Via communicatiemiddel: taal = een geheel van symbolen en tekens die op een oneindige manier met elkaar verbonden kunnen worden.

- Symbolen: Bij tekens bestaat er wel een intrinsiek verband tussen het teken zelf en waarvoor het staat: de drager en de betekenis behoren tot dezelfde culturele context of hetzelfde zingevingdomein.

13

Page 14: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Bv.: De klanken uit de gesproken taal in letters van het Romeinse alfabet: iedere letter of letterpaar is een teken voor een bepaalde klank. X, y en z zijn tekens. Wanneer x, y en z voor iets anders dan klanken staat, zijn het symbolen.

- Non-verbale communicatie: ≠ universeel! Bv.: Wanneer we ons lichaam gebruiken om met anderen te communiceren gebruiken we gebaren (= gestures).

14

Page 15: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Belangrijkste communicatiekanaal = de verbale taal! Wat is het belang ervan?

Taal maakt het mogelijk om menselijke ervaringen over te dragen, zodat die cumulatief bewaard kan worden.

Taal geeft mensen een sociaal en gedeeld verleden. Zonder taal zou men ook herinneringen hebben, maar die zouden individueel blijven. Door taal delen mensen een verleden of een geheel van herinneringen.

Taal geeft mensen een sociale en gedeelde toekomst. Taal maakt het mogelijk om afspraken te maken over tijden, data en plaatsen. Dit maakt het mogelijk om activiteiten te plannen.

Taal maakt het mogelijk om standpunten te delen. Taal maakt complex, gedeeld en doelgericht handelen mogelijk.

Door taal te gebruiken kan er gediscussieerd worden over wie wat wil doen, hoe iets gedaan zal worden, wat de volgorde van de verschillende stappen is.

1.4 ONTSTAAN VAN CULTUUR Cultuurvorming:

1) Er wordt een nieuw gedragspatroon ontwikkeld, of een bestaand wordt aangepast, in antwoord op een concreet probleem

2) Gedragspatroon krijgt consistentie; het probleem wordt steeds op dezelfde manier opgelost

3) Het gedragspatroon wordt een vast onderdeel van het geheel van gedragingen of denkbeelden van de groepsleden; het krijgt een blijvend karakter.

4) Het gedragspatroon verspreidt zich over de verschillende sociale eenheden van de populatie.

5) Wordt mettertijd van generatie op generatie overgedragen.

Grootste deel v/h proces waarin de cultuur v/d samenleving wordt aangeleerd: in gezin, op school.

Cultuurvorming kan zich op verschillende niveaus afspelen; op macroniveau (samenleving) maar ook op mesoniveau (binnen organisaties). Bv.: Schoolcultuur.

- Subculturen: Groepen in de samenleving die overtuigingen, waarden en leefstijlen hebben die verschillen van die van de dominante cultuur. Maar ze worden niet afgewezen of verworpen!Bv.: De cultuur van de docenten verschilt van die van de leerlingen.

- Tegenculturen: De dominante cultuur wordt verworpen. Bv.: De hippies van de jaren zestig.

Subculturen kunnen tegenculturen worden. Bv.: Leerlingen in het BSO. Omdat de lln. zich niet aanvaard en gewaardeerd weten door het systeem, dat vooral cognitieve bekwaamheid beloont, gaan ze zich afzetten tegen alles wat met school en studeren te maken heeft.

15

Page 16: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

16

Page 17: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.5 CULTUUR ALS LENS Cultuur = vanzelfsprekend. Pas bewust van de relativiteit als men geconfronteerd wordt met andere culturen. Dit wordt vaak gerelativeerd door de eigen cultuur als superieur te beschouwen.

Etnocentrisme = Beoordeelt en evalueert vreemde culturen met de eigen cultuur als maatstaf. Bv.: Volkeren die natuurelementen vereerden werden als heidenen en wilden bekeken door de rooms-katholieke missionarissen die hen verzorgden.

Cultureel relativisme = Gaat ervan uit dat culturen niet meer- of minderwaardig zijn, omdat elke cultuur een eigen specifieke aanpassingswijze is aan de eisen die de omgeving stelt.

1.6 DE COMPONENTEN VAN CULTUUR 2 soorten culturen:

Materiële cultuur = Alles wat in stoffelijke vorm kan vastgelegd worden. Bv.: Architectuur, boekdrukkunst, haarstijlen, machines, wapens, …

Immateriële cultuur = De manier waarop groepen mensen denken, hun W&N.

3 componenten van cultuur, in dalende graad van abstractie:

1. Gedeelde denkbeelden a. Essentie van de cultuur. b. Empirische kennis : Informatie die mensen delen over hoe de wereld

is opgebouwd en hoe hij werkt. Het is het resultaat van ervaring en van wetenschappelijk onderzoek.

c. Existentiële kennis : Heeft betrekking op de eigen positie, de omgeving, de relaties met anderen. Kan antwoord geven op concrete vragen (Bv.: Wat is de zin van studeren?) of op grote vragen (Bv.: Wat is het doel van dit leven?) = Filosofische systemen.

2. Waarden en normen a. Waarden = Minder abstract dan gedeelde denkbeelden.

Vloeien voort uit de empirische en existentiële kennis. Het zijn groepsopvattingen over wat wenselijk is.

b. Waardesysteem = Waarden hebben onderling een zekere hiërarchische relatie. Zo zullen in bepaalde waardesystemen morele waarden belangrijker gevonden worden dan materialistische waarden.

c. Normen = Voorschriften, regels of gedragsstandaarden die het gedrag van de leden

17

Page 18: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

van een groep (of van een maatschappij) bepalen.

3. Materiële cultuur a. = De meest zichtbare en concrete component van de cultuur. b. Alle materiële zaken die de mens creëert om zijn omgeving te

beheersen en zo de overlevingskansen te vergroten. c. Gebruiksvoorwerpen (Kleding, werktuigen, potten, …), later

expressievormen (Mode, siervazen, …) waar later nog extra vormen bij kwamen (Dans, muziek, …).

d. Meer voor antropologen en archeologen dan voor sociologen. Zij focussen zich meer op de abstractere vormen.

1.7 KENMERKEN DIE CULTUREN VAN ELKAAR ONDERSCHEIDEN Culturen bestuderen en vergeleken door een antwoord te geven op de volgende vragen:

- Welk tijdsperspectief wordt er gebruikt? o Verleden : geschiedenissen, verhalen en tradities staan centraal. o Heden : zintuiglijke waarneming staat centraal en de toekomst wordt

opgeofferd voor de onmiddellijke beloning. o Toekomst : plannen en het inwisselen van onmiddellijke voor

toekomstige beloningen staan centraal. - Hoe is de relatie met fysische werkelijkheid?

o Overheersing : een groep stelt zichzelf als meester van de natuurlijke omgeving op

o Harmonie : een groep kan een harmonische relatie met de natuur hebben. De mens wordt als de gelijke van alle andere dingen beschouwd.

o Onderschikking : een groep kan zichzelf zien als een speelbal van de natuurlijke wereld. Fatalistische aanvaarding van de dominantie van de natuur over de mens

- Hoe is de relatie met het Bestaan? o Zijn : de uitdrukking van het Zelf in het heden evaluereno Worden : zich richten op het bereiken van een cultureel aanvaard

ideaalo Doen : wat iemand kan bereiken is het belangrijkste

- Hoe is de relatie van mensen onder elkaar? o Hiërarchie : hogere of lagere graden van status en machto Individualisme : verantwoordelijk voor zichzelfo Collectief : met elkaar omgaan als gelijke in de verwezenlijking van

de doeleinden van de groep. Niemand is onafhankelijk en niemand is meer of minder waard dan anderen

18

Page 19: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 3: SOCIALE STRUCTUUR 1. DE VORM VAN HET GEORGANISEERDE SAMENLEVEN: DE SOCIALE

STRUCTUUR Sociale structuur = Het geheel van de verhoudingen tussen de leden van een sociale groep.

1.1 SOCIALE GROEPENSociale groepen hebben een gemeenschappelijk doel/belang. De interactie loopt volgens specifieke regels (het is gestructureerd). Er zijn rechten en plichten verbonden aan het lidmaatschap. Er heerst een groepsbesef.

1.1.1 Groepsstructuur - De dyade: De kleinst mogelijke sociologische eenheid, die bestaat uit 2

personen.o Bv.: Het huwelijko Relatief sterke controle uitvoeren over de groep

- De triade: Wanneer de dyade wordt uitgebreid met een 3e persoon. o Onmogelijk voor een individueel lid om de hele groep te controleren o De groep wordt autonoom tegenover de samenstellende leden o Onzekerheid neemt toe voor alle actoren

- Nog meer uitbreiding ? Aantal mogelijke relaties binnen de groep neemt sterk toe

o Bv.: Bij een dyade is er binnen de groep 1 relatie. Bij een triade zijn er 3 relaties, als er 4 personen in een groep zitten, zijn er echter al 6 relaties mogelijk, bij 5 personen 10 mogelijke relaties, enz.

o Bij N personen ontstaan er N(N-1)/2 mogelijke relaties o Groepen worden complexer

1.1.2 Interdependentie Interdependentie: De onderlinge afhankelijkheid: Een groep bestaat uit combinaties van mensen die van elkaar afhankelijk zijn.

Figuratie: Personen die onderling, binnen een groep, samenwerken. Het geheel van figuraties = structuur

1.1.3 Toename groepscomplexiteit Toename van actoren in een structuur toename van figuraties. Voordeel: mogelijk om meer complexe taken uit te voeren, o.a. door specialisatie en arbeidsdeling.

De verschillende interdependenties moeten onderling op elkaar afgestemd worden: Bv.: Als A iets wilt uitvoeren, en daarvoor hulp nodig heeft van B & C, zal hij niet alleen aan het handelen van B richting geven, hij moet ook weten op welke manier interacties tussen B & C georganiseerd zijn. Als hij hiervan weet

19

Page 20: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

heeft en de relatie tussen B & C juist inschat, krijgt het handelen van A een groter bereik.

Problemen: toename indirecte kennis, onvrijheid en oncontroleerbaarheid.

1.1.4 Directe en indirecte kennis 1 = Directe kennis0 = Indirecte kennis- = Symmetrie

Indirecte kennis: Wat er vanuit het gezichtspunt van A zal gebeuren tussen 2 andere factoren, iets wat A niet op directe manier kan weten. Door het overwicht aan indirecte kennis, moet A haar eigen handelen plannen, de planning kan namelijk niet steunen op de intrinsieke kwaliteiten van de actoren. A moet zich laten

leiden door algemene regels.

1.1.5 Onvrijheid Onvrijheid: Relatieve macht + afhankelijkheid met betrekking tot doelrealisatie.

- Ontstaat uit onderlinge afhankelijkheid voor het realiseren van de gestelde doelen

- De macht om anderen te dwingen is nooit absoluut (macht is relatief) o De macht van een individu is afhankelijk van de macht van de

andere actoren

Gevolg: Onzekerheid met betrekking tot het verloop van interacties.

1.2 BASISKENMERKEN VAN GROEPEN - Gemeenschappelijke belangen

Bv.: De postzegelclub; het samen bestuderen, ruilen en eventueel (ver)kopen van postzegels.

- Gestructureerd interageren Bv.: Belastingbetalers als sociale categorie staan niet in interactie met elkaar, tenzij ze een actiegroep opzetten om het belastingregime te beïnvloeden, dan zijn ze een sociale groep.

- Rechten en plichten verbonden aan het lidmaatschap Bv.: In sommige religieuze gemeenschappen zijn er regels m.b.t. kledij.

- Gedeelde identiteit en groepsgevoel

Sociaal aggregaat : Bestaat uit mensen die toevallig op dezelfde plaats zijn.

Sociale categorie : Bestaat uit mensen die gemeenschappelijke kenmerken hebben.

20

Page 21: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.3 GROEPSCULTUUR EN GROEPSSTRUCTUUR Groepscultuur: De betekenissen die mensen aan hun interacties in de groep geven. Daarbij horen ook de W&N die het handelen van de groepsleden vormgeven.

Groepsstructuur: Het geheel van sociale relaties in de groep.

Groepscohesie: De capaciteit van de groep om samen te blijven. Hoe groter, hoe meer leden van de groep het belang van de groep voorrang geven op het eigen belang.

21

Page 22: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.3.1 Primaire groepen vs. secundaire groepen Primaire groepen

Bv.: Het gezinSecundaire groepen

Bv.: SchoolKlein: face-to-face contacten Variërende grootte: kan klein of

groot zijn, face-to-face contact met alle leden is moeilijk

Blijvend: gedurende langere tijd bestaan

Wisselende permanentie: een ledenwisseling brengt de groep niet in gevaar

Diffuse relaties: individuen nemen met hun hele persoon aan de groep deel, niet vanuit 1 specifiek kenmerk/aspect

Gespecialiseerde & gesegmenteerde relaties: alleen belangstelling voor de persoonlijke kenmerken die aan de basis v/d groep liggen

Op emoties gebaseerd: het draait om wat groepsleden voor elkaar voelen

Formeel: rationele berekeningen van voor- en nadelen van het aangaan van relaties

Niet-instrumenteel: de opdracht om samen dingen te realiseren is minder van belang

Instrumenteel: relaties aangaan omdat bepaalde doeleinden beter gerealiseerd kunnen worden

1.4 FORMELE ORGANISATIES Formele organisatie: Een groep waarvan de organisatie gericht is op het bereiken van een specifiek doel door een gecoördineerde, collectieve inspanning.

Hier vallen voornamelijk secundaire groepen onder. Ze hebben een ‘beheersingsstructuur’ nodig die figuraties op elkaar zal afstemmen.

1.4.1 De bureaucratie (Weber)- Historisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen- Gerelateerd aan macht en autoriteit:

o Macht: De capaciteit om andere mensen te doen handelen volgens de regels, met of zonder hun goedkeuring.

o Autoriteit: De legitimering van de macht door de ondergeschikten; of ze de machtsuitoefening als wettig aanvaarden. (= Sociaal aanvaarde macht)

1.4.1.1Autoriteit - Traditionele autoriteit:

o Basis: het geloof in de onaantastbaarheid van tradities o Beheersing: stabiel, maar particularistisch (persoonlijke

afhankelijkheidsrelaties) o Bv.: De Paus, de koning, de Kerk, het klassieke gezin, …

- Charismatische autoriteit: o Basis: geloof in intrinsieke kwaliteiten van leider, intense verering

van de leider Leider heeft uitzonderlijke, heilige, heroïsche kenmerken

o Beheersing: onstabiel: afhankelijk van relatie met volgelingen Opvolging vormt een probleem

o Bv.: Castro, Pim Fortuyn, Arafat, Hitler, …

22

Page 23: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Rationeel-legale autoriteit: o Basis: geloof in de geldigheid van het recht, rechtmatigheid van

regels en autoriteit staan centraalo Beheersing: universeel en precies

Gebaseerd op regels Gericht op specifieke organisatiedoelen

o Bv.: De bureaucratie

1.4.1.2Kenmerken van de bureaucratie - Posities (functies) onafhankelijk van persoon die ze bezet - Regels bepalen hoe functie wordt uitgevoerd en hoe ze in relatie staat tot

andere functies- Regels zijn neergeschreven - Gespecialiseerde taakverdeling- Formele hiërarchie - Fulltime werken tegen loon- Scheiding werk en privé - Geen eigendomsrecht, de functie is onvervreemdbaar

1.4.1.3Nadelen van de bureaucratie - Onpersoonlijkheid: mensen zijn ‘cases’ - Ritualisme: geen ruimte voor uitzonderingen- Inertia: probeert zichzelf in stand te houden- Goal displacement: organisaties ontbinden niet na doelverwezenlijking,

ze gaan zich heroriënteren op een nieuw doel

2. HET INDIVIDU BINNEN DE SOCIALE STRUCTUUR Sociale relaties = Een verband tussen 2 of meer actoren gekenmerkt door de kans dat er interactie plaatsvindt. Ze verbinden de individuen binnen een groep.

Voor interactie zijn er minimaal 2 actoren nodig die gekenmerkt worden door rollen die gebaseerd zijn op rechten en plichten. Ze worden beschreven in termen van de verschillende statussen die ze bekleden en de rollen die ze vervullen binnen de maatschappij.

Bv.: Prof – student, ouders – kinderen, dokter – patiënt, …

2.1 SOCIALE STRUCTUUR EN DE VERDELING VAN HET INITIATIEFRECHT EN DE VOLGPLICHT

Interactie is een collectief volgens vaste patronen, en dus niet random.

Interactie heeft een wederkerig karakter, maar wie neemt het initiatief? In elke interactie is er dominantie aanwezig: men heeft de andere nodig. Er is binnen elke interactie sprake van onderschikking en boven schikking.

2.2 SOCIALE STATUS Sociale status is gebaseerd op de sociale rangorde: als iemand in het geheel van de sociale verhoudingen waarvan hij deel uitmaakt, zich telkens in een positie bevindt met het initiatiefrecht, heeft hij een hogere sociale status dan iemand die bijna altijd in een afhankelijkheidspositie verkeert.

23

Page 24: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Toegeschreven statuspositie: Een positie die een individu ontleent aan factoren waarop hij zelf geen vat heeft en die binnen een samenleving als ‘relevant’ worden beschouwd. Dit is niet noodzakelijk de meest geschikte persoon voor de positie. Bv.: Op basis van hun afkomst, geslacht, etniciteit.

Verworven statuspositie: Door een persoon zelf op basis van prestaties verworven, de status kan ook weer worden verloren. Bv.: Een student die zijn diploma heeft behaald.

Statusangst: Onzekerheid over het behoud van een verworven status. Leidt tot een typisch gedragspatroon, namelijk tot het beklemtonen van statussymbolen. Bv.: Ferrari, Rolex, …

2.2.1 StatusindicatorenStatusindicatoren: Weerspiegelen de status in de sociale rangorde. Ze kunnen worden beschouwd als de verticale dimensies van status. Ze kunnen de vorm aannemen van materiële en immateriële rechten en voordelen. Elke indicator krijgt een bepaalde hiërarchie, bv.: Opleidingsniveau, inkomens, rechten die men heeft, …

Wat is de samenhang tussen de verschillende hiërarchieën?

Statusinconsistentie : De plaats binnen de hiërarchie is variabel.

Statuskristalisatie : Men heeft dezelfde plaats binnen alle hiërarchieën.

Dit is vanuit het perspectief vanuit het individu zelf!

Voorbeeld 1: Statusinconsistentie bij vrouwen:

- Toename van aantal vrouwen die uit gaat werken- Ze hebben echter geen gelijk loon voor gelijk werk- Geen overeenstemming tussen opleiding (aspiratie) en beroepsstatus

(realiseren aspiratie) - Oplossing ? Meer focussen op moederrol dan op werkrol, zodat de kwalijke

gevolgen van statusinconsistentie ten dele werd geneutraliseerd.

Voorbeeld 2: Statusinconsistentie bij migranten: Hoogopgeleid, doch werkloos.

2.2.2 Statusconflict Statusconflict = De inconsistentie tussen statusindicatoren die wordt ervaren door de interactiepartner van het subject.

Als iemand een hoge sociale statuspositie heeft in 1 context en een lage in een andere, dan weet zijn interactiepartner niet hoe hij zich t.o.v. die persoon moet gedragen.

Marginale mens: De persoon die een hogere status verwerft, maar inferieur blijft op basis van een andere status. Hij verlaat de eigen groep, maar komt terecht in een nieuwe groep waar hij niet volledig aanvaard wordt.

Voorbeelden:

24

Page 25: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Een zwarte wordt arts in een ziekenhuis voor zwarten- Immigranten kunnen opklimmen tot politieagent of veiligheidsagent, maar

oefenen hun job uit in een omgeving die bijna exclusief uit andere immigranten bestaat

- Vrouwelijke sociale werkers bekleden niet de leerstoel psychologie of sociologie, maar komen terecht in een afdeling ‘vrouwenstudies’

- Vrouwen worden geen 1e minister, maar minister van emancipatiezaken

25

Page 26: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.3 MACHT Interactie:

- Wat willen ze samendoen? - De manier waarop initiatiefrecht en volgplicht vastgelegd is

o Boven- en onderschikking o = De basis van een sociale relatie (Simmel)

Bovenschikking berust op macht, niet op fysieke dwang, wat is macht?

Macht Invloed - Dwingend - Sociaal

- Overtuigend - Persoonlijk

Ze kunnen samengaan, maar ze worden als onafhankelijk beschouwd

Macht Dominantie - Sociologisch - Berust op een structurele basis

(en dus op sociale relaties)

- Psychologisch- Volgt uit de persoonlijkheid van

mensen

Macht Dwang- Men moet macht hebben om

dwang uit te kunnen oefenen- Symboliseert de dwang die in

elke sociale situatie kan uitgevoerd worden

- Toepassen van sancties of het elimineren van bepaalde alternatieven

Macht Rechten Een voorrecht van iemand, een van de aspecten die met macht is verweven, maar is niet macht zelf.

Macht = De waarschijnlijkheid dat een actor binnen een sociale relatie in staat is zijn wil op te leggen, niettegenstaande weerstand van de medeactor. Iemand die kan bepalen wat en/of hoe iemand anders iets in een interactie zal doen, beschikt over macht. Er zijn verschillende machtsbronnen. Bv.: Geld, prestige, eigendom, competentie, schoonheid, … (schaarse middelen)

Macht is de basis voor gezag of autoriteit: Een sociale erkenning van het nemen van initiatief in de domeinen van het leven waar de autoriteit betrekking op heeft. Het is gebaseerd op een sociaal aanvaarde verdeling van initiatiefrecht en volgplicht.

26

Page 27: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.4 SOCIALE ROL - Sociale status = statisch!

o Plaats & rangorde in een interactiepatroon o Het is een relationeel concept: Elke statuspositie is gebaseerd op

een relatie met anderen- Sociale rol = dynamisch

o Gedragspatroon gekoppeld aan de statuspositie

2.4.1 Rolverwachtingen Rolverwachtingen: Verwacht gedrag van een sociale rol, gekoppeld aan de statuspositie. Ze garanderen dat het leven voorspelbaar en geordend verloopt. Bv.: De rol van de vrouw is niet om in een autofabriek te werken, maar om de kinderen op te voeden.

2.4.2 Role setRole set: Het geheel van rolrelaties waarbij personen betrokken zijn o.b.v. een specifieke sociale status.

Rolspanning (= intern rolconflict): Tegengestelde aanspraken binnen een role set, ten gevolge van verschillende belangen die men wilt nastreven. Tot een minimum herleiden en de role set beheersbaar maken door:

1. Volgorde van prioriteiten als gevolg van verschillende belangen waardoor tegenstrijdigheden beheersbaar worden.

2. Welk gedrag prioritair wordt, is afhankelijk van de differentiële machtspositie van de medeactoren

3. Controle over handelen van actoren is afhankelijk van de zichtbaarheid van zijn/haar handelen; als medeactoren niet bewust zijn van de tegenstrijdigheden, kan men gewoon doorgaan met hun aanspraken

4. Het zichtbaar maken van tegenstrijdigheden maakt het mogelijk om het probleem van tegenstrijdigheden te verplaatsen; de medeactoren moeten het oplossen, niet de actor.

5. Doordat het probleem structureel is en niet individueel kan het opgelost worden door bontgenootschap aan te gaan

6. Indien bovenstaande oplossingen niet werken, kan men overgaan tot het inkrimpen van de role set.

2.4.2.1Samenvatting role set - Elke sociale status heeft een georganiseerde geheel van rolrelaties - Elke set van relaties heeft niet alleen betrekking op de statusbekleder,

maar ook op de verhouding tussen de medeactoren in de role set - In die mate dat de medeactoren binnen de role set verschillende statussen

bekleden, zullen ze ook verschillende belangen nastreven en verwachtingen hebben t.o.v. de actor.

- Dit leidt tot het sociologische probleem hoe die verschillende verwachtingen integreren, zodat de structuur efficiënt blijft

27

Page 28: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Een niet goed op elkaar afstellen van de aanspraken leidt tot het in werking treden va neen aantal mechanismen die het evenwicht opnieuw herstellen

- Zelf wanneer die mechanisme in werking zijn, kunnen er situaties ontstaan die toch nog uit tegenstrijdige aanspraken bestaan. Dit zijn residuele conflicten die effectief rolgedrag van de actor verhinderen.

2.4.3 Rollenconflict Bv.: Een carrièrevrouw die probeert een succesvolle beroepsloopbaan uit te bouwen, komt onder zware druk te staan omdat meerdere, soms tegenstrijdige verwachtingen aan haar opgedrongen worden. Enerzijds zijn er de verwachtingen uit de beroepensfeer. Anderzijds is er vooral de vrouw zelf, die, ook al werkt ze, de grootste last voor de opvoeding en verzorging van de kinderen op zich neemt. Zo kan er een rollenconflict ontstaan wanneer er bv. een keuze moet gemaakt worden tussen overwerken en het ophalen van de kinderen aan school. Beide zijn moeilijk te combineren en de keuze voor het ene leidt tot een verlies van het andere. = Extern rolconflict.

2.4.4 Verdere rolgerelateerde concepten Rolsegregatie: Rollen passen binnen bepaalde situaties en sociale relaties; verwachtingen die in 1 situatie passen, passen daarom niet in een andere. De rolsegregatie is de capaciteit om gedrag aan te passen. (Rolverwarring)

Rolverwarring: Wanneer iemand niet meer weet hoe hij zich in een situatie moet gedragen omdat hij niet kan kiezen uit het passende rolgedrag.

Roldistantiëring: Bij het invullen van rolverwachtingen kunnen mensen hun individualiteit inbrengen. Bv.: Een nieuwe werknemer in een bedrijf, zal aanvankelijk zijn taak zo conform mogelijk volgens de verwachtingen uitvoeren, pas later zal hij die op een meer individuele manier proberen in te vullen.

28

Page 29: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 4: INSTITUTIONALISATIE EN SOCIALISATIE 1. INSTITUTIONALISATIE

Een institutie = Een samenstelling van rollen die het gedrag van de leden van de gemeenschap (of van bepaalde deelgroepen daarvan) reguleert op grond van de waarden van die gemeenschap en dit met de bedoeling aan bepaalde behoeften te voldoen.

Bv.: Het gezin: duidelijke rollen die reproductieve en opvoedkundige behoeften vervullen volgens bepaalde waarden.

Institutionaliseringsproces: Culturele aspecten worden betrokken op structurele componenten.

Ontlastingsmechanisme: Om de aangeboden informatie te kunnen selecteren, instituties beperken de keuzes door het opleggen van passende interactiepatronen.

Primaire instituties = Directe antwoorden op basisbehoeften individu

- Voortplanting, intimiteit:Kerngezin, huwelijk

- Zorg voor kinderen: Gezin, onderwijs

- Zingeving: Kerk, religie

- Materieel levensonderhoud: Economisch systeem

Secundaire instituties= Stelsel van sociale controle

- Integratie en instandhouding van primaire instituties verzekeren

Bv.: Eindtermen onderwijs: politiek

Bv.: Echtscheiding regelen: rechtssysteem

Bv.: Minimum levensstandaard verzekeren: overheid

1.1 KENMERKEN VAN INSTITUTIES - Doelen en middelen - Taakverdeling + onderlinge verhouding - Netwerken, groepen - Bestraffing afwijking van regels - Rolverwachtingen

o Basis voor het ontstaan van organisaties met eigen structuur en cultuur

1.1.1 Voorbeeld Behoefte: Kennisverwerking

DoelenHoe ze te realiseren

DiplomaExamens

Wie doet wat? Studenten, assistenten, proffen, decaan, rector

Rolverwachtingen Regulering relatie prof – student

29

Page 30: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Sancties Schorsing, ontslag Georganiseerde sociale eenheden Vakgroepen, faculteiten,

studentenvereniging

1.2 ONTSTAAN VAN INSTITUTIES - Wisselende continuïteit - Historische constructies - Historiciteit:

o Instituties verschillen naar ontstaanscontext o Instituties zijn menselijke constructies: men ontwikkelde ze als

antwoord op de eisen die het in stand houden van de menselijke soort stelt, de aanpassing aan de externe omgeving, en op de eisen die voortvloeien uit het in stand houden van die aanpassing.

- Primaire vs. secundaire instituties

1.3 DE VOORTZETTING IN DE TIJD VAN INSTITUTIES 3 verschillende fases

- Externalisatie : o Ontwikkelen van handelingsvormen o Het ingrijpen in de externe omgeving (praxis), zich de natuur toe-

eigeneno Vermenselijken van de natuur heeft invloed op de wijze waarop

mensen met elkaar samenleven, er worden samenhandelingspatronen of structuren ontworpen

o Bv.: Kruising van diersoorten om dieren te creëren die voor de mens dienstbaar is.

- Objectivatie: o Handelingsvormen worden een objectieve realiteit o Geïnstitutionaliseerde samenlevingsvormen zijn een ‘objectieve

realiteit’ voor nieuwe generaties Geen verwijzing meer naar menselijke oorsprong ‘Transcendentaal’ karakter van instituties: hun oorsprong

wordt buiten de wereld geplaatst (Bv.: Goddelijke oorsprong) o Legitimatie: instituties als rechtmatig en wenslijk doen voorkomen

4 niveaus : 1. Traditie: Zoals het hoort en altijd al geweest is.

o Bv.: De opvatting dat een huwelijk bestaat uit man en vrouw.

2. Uitspraken en gezegden: geheel van volkswijsheid 3. Expliciete legitimatietheorieën: Nadrukkelijke

verdediging van kenmerken van bepaalde instituties o Bv.: Huwelijk in Katholicisme

30

Page 31: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

4. Wereldbeschouwingen en ideologieën: symbolische universa

Voorbeeld: De Vlaming en zijn huis 1. Elk gezin streeft ernaar om zijn eigen stek te verwerven,

een plaats waar ze vinden dat ze thuis kunnen zijn 2. “Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens anders.” 3. Wettelijke bescherming van de gezinswoning 4. Ideologieën waarbij de rechten van het individu centraal

staan. - Internalisatie: Aangeleerd vai socialisatieproces

o Handelingsvormen worden een wenselijke realiteit o De maatschappelijke orde wordt ingeprent, wordt deel van de

persoonlijkheid

2. SOCIALISATIE Socialisatie = Een proces waarbij een persoon de gewoonten, waarden en normen van een groep of gemeenschap aanleert, om in die groep of gemeenschap te kunnen functioneren.

Socialisatieproces: Bereidt voor op het maatschappelijke leven. Een nieuwkomer wordt vermaatschappelijkt en zal als volwaardig lid meerdere rollen vervullen.

Socialisering bevat 2 zaken:

- Continuïteit van de maatschappelijke organisatie verzekereno Overdracht van cruciale aspecten van de maatschappelijke

organisatie - Een persoon wordt opgenomen in een gemeenschap en verwerft het

vermogen om rollen aan te leren (= ‘Vermaatschappelijking’ van de nieuwkomer)

o Individu kan zich aanpassen aan de nieuwe sociale omgeving

Primaire socialisatie staat centraal: socialisering tijdens de kinderjaren. Toch is het een continu proces: Ondanks dat de cultuuraspecten gedurende de hele levenscyclus relatief constant blijven, zijn er toch rolverwachtingen die zich wijzigen telkens men verandert van sociale positie.

Bv.: Als je als moederfiguur plots gaat werken, zullen er andere verwachtingen zijn als werkvrouw dan als moeder.

2.1 DE BELANGRIJKSTE SOCIALISATIE THEORIEËN Centrale vraag: Hoe ontwikkelen kinderen een identiteit of zelfbewustzijn in relatie tot hun sociale omgeving? Wat zijn de eerste fasen van ‘vermaatschappelijking’ van het kind?

31

Page 32: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Antwoord: Een sociaal leerproces op basis van de interactie tussen kind en sociale omgeving.

Gemeenschappelijk aan alle theorieën: Aantonen dat de ontwikkeling van het geweten (of het kunnen oordelen over kwaad en goed) wordt beïnvloed door de mogelijkheid tot abstrahering en inhoudelijk bepaald wordt door de sociale groep waarin mensen gesocialiseerd worden.

32

Page 33: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.1.1 George Herbert Mead: Mind, self and society - Hoe ontstaat rationaliteit? Sociaal behavioristische houding

o BEHAVIORISME : Introspectie1 ≠ basis voor het verwerven van kennis over de

mens Enkel de studie van het waarneembare, observeerbare

handelingen leveren kennis op Conditionering:

Klassieke conditionering : Bv.: Pavlov Operante conditionering : +/- permanente

gedragsveranderingen die met de gevolgen van een bepaald gedrag samenhangen. Gedrag met een positief gevolg zal versterkt worden, gedrag met een negatief gevolg wordt meestal niet meer herhaald.

Wisselwerking tussen omgeving en organisme Een operant: Handelen dat inwerkt op de omgeving

met de bedoeling een bepaald resultaat te verkrijgen. Bv.: Als iemand zich op een bepaalde manier gedraagt,

bv. het gras afrijdt, en hiervoor door zijn ouders beloond wordt, dan versterkt de beloning de handeling. De operant is hier ‘gras afrijden’.

o SOCIAAL BEHAVIORISME: De handeling wordt beschouwd in haar natuurlijke context

Bij de klassieke behavioristische studies worden ze in laboratoriumstudies gezien

Ook de delen van de handeling die niet voor externe observatie zichtbaar zijn, worden in de analyse betrokken

Hij verzet zich tegen een behaviorisme dat met het innerlijke van de mens geen rekening houdt, maar geen introspectie!

De basis wordt gevormd door waarneembaar gedrag, maar dit gedrag moet worden gezien als aanpassing aan de omgeving

- De vraag naar het ontstaan van het bewustzijn:o Zelfbewustzijn: Kunnen denken en redeneren ten gevolge van

interactie.

o Gestures: De fysieke gebaren en/of vocale uitingen, die aankondigen wat zal volgen.

Symbolen zonder betekenis Er is nog geen sprake van communicatie, maar het heeft

geleid tot het vermogen om te communiceren

1 Introspectie = Het beschouwen van de eigen gedachten, gevoelens en zintuiglijke percepties om zo, via zelfonderzoek, tot kennis te komen

33

Page 34: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Conversation of gestures: Wijzen op het sociale karakter van de gesture; aantonen hoe elke gesture een aangepaste reactie uitlokt bij de ander.

Soort van tussenfase: het is een primitieve interactievorm

o Significant gestures: Symbolen met betekenis, de betekenis van de aangewende gesture kunnen interpreteren.

De betekenis van een gesture ligt in een passende respons De mens is in staat tot uitgestelde respons: niet instinctief of

automatisch reageren op stimuli Role-taking: Korte overstap naar het gezichtspunt van de

ander, om zo het symbool dat de andere uitdrukt te kunnen interpreteren en er gepast op reageren.

- De basis voor de ontwikkeling van de identiteit: Het ontwikkelen van een zelfbewustzijn (= self)

o Door middel van interactie met de sociale omgeving en door taal een mind ontwikkelen

o Tegenover zichzelf reageren vanuit een extern standpunt

- Totstandkoming van het zelfbewustzijn is een sociaal proces, dat te onderscheiden is in 2 fasen.

o De voorloper van de play stage is het louter imiteren van personen uit de omgeving, zonder precies te begrijpen wat het doet (0-3 jaar)

o Play stage: Tussen 3 en 6 jaar Gedragspatroon van anderen in het spel overnemen Dubbele rollen: rol van zichzelf, en rol van de andere

(‘significante andere’) Leren de houdingen van de andere personen t.o.v. zichzelf te

exploreren Onderscheid maken tussen zichzelf en de rol die het speelt Bv.: Kind dat met de pop speelt, daarbij zelf de rol van

moeder vervult en door de pop de eigen rol (die van het kind) laat spelen.

o Game stage: Vanaf 7 jaar Meer georganiseerde sociale activiteiten, bv.: Voetbal: spelers

of supporters Rekening houden met meerdere anderen tegelijkertijd Om zijn rol goed te kunnen spelen, moet het kind leren

rekening houden met de rol van alle deelnemers (niet zozeer met de individuele personen)

Het kind ziet zich vanuit het gezichtspunt van de groep als geheel (‘the other’)

o Generalized other: Anderen in het algemeen hebben verwachtingen, als je deze hebt geïnternaliseerd ben je min of meer

34

Page 35: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

een volwassen persoon die op sociaal aanvaardbare wijze kan functioneren.

o Me: Het gesocialiseerde aspect van de persoonlijkheid, de afspiegeling van de maatschappij. “Wat gaan de mensen denken?”. Aangevoeld als logisch, normaal.

o I: Het strikt individuele, niet-gesocialiseerde element in de persoonlijkheid; impulsief, creatief, spontaan en autonoom (biologische aspect van de identiteit)

o Bv.: I = Kind wil snoepen; Me = het besef dat dat niet hoort + Reactie significante anderen (ouders) zorgt voor versteviging van ME (geïnternaliseerde controlecomponent): spontaan de juiste handeling

Interactie is nodig voor ontwikkeling intelligentie van het kind.

*Sociale contacten zijn nodig om zichzelf te objectiveren, afstand te nemen, zichzelf te leren zien door de ogen van de andere. *Nood aan harmonische context. Indien omgeving te chaotisch is, geen ontwikkeling van Self (‘structurele ambivalentie’)

2.1.2 Jean Piaget:Volgens Piaget was zijn theorie universeel: de ontwikkeling zou overal ter wereld gelijklopen.

1. Het sensomotorische stadium: geboorte tot 2 jaar a. Begrijpen is beperkt tot direct contact met de omgeving (primaire

contactvormen zoals zuigen, aanraken, luisteren, zien). In de eerste 4 maand is er nog geen objectpermanentie. Dit wil zeggen dat dingen die ze niet zien, niet bestaan. Ze kunnen nog geen onderscheid maken tussen hun eigen lichaam en de omgeving. Vanaf 10 maanden ontstaat objectpermanentie. Kinderen in deze fase zijn egocentrisch en zijn nog niet in staat de wereld vanuit ander perspectief te bekijken.

2. Het preoperationele stadium: 2 tot 7 jaar a. Mogelijkheid tot symbolen gebruikenb. Ze kunnen tellen, maar begrijpen de betekenis van getallen nog niet

echtc. Nog geen mogelijk tot het aannemen van de rol van de andere

3. Het concreet-operationele stadium: 7 tot 12 jaar a. De redeneercapaciteit neemt toe voor concrete zakenb. Ze begrijpen aantallen, oorzaak-gevolg, snelheid

35

Page 36: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

c. Ze kunnen de rol van de andere innemen d. Ploegsportene. Abstracte begrijpen kennen ze nog niet

4. Het abstract of formeel operationele stadium: vanaf 12 jaar a. Abstracte denken ontwikkelt b. Ze kunnen regels gebruiken om abstracte problemen op te lossen

Stadium 1 – 3 is universeel, maar het 4 stadium wordt niet door iedereen bereikt. Het is afhankelijk van de intellectuele training en de stimulansen die het individu ontvangt.

36

Page 37: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.1.3 Sigmund Freud - Psychoanalyse: Heeft als doel inzicht te krijgen in het emotionele leven

van mensen door hen vrij te laten praten over hun emoties. - Centraal staat de werking van het onbewuste

- Es: De op onmiddellijke bevrediging gerichte behoeften - Über-Ich: De maatschappelijke disciplinering, het intomen, de regels - Het Ich: De confrontatie tussen het Es en het Über-Ich, het aan het

realiteitsprincipe aangepaste organisme

- Oedipuscomplex: De jongen ervaart een sterk antagonisme tegenover zijn vader, concurrent voor de lichaamswarmte van de moeder. Hij moet logsgemaakt worden van de hang naar het lichaam van de moeder.

2.1.4 Margaret Mead: culture-and-personality school De culturele organisatie van een samenleving oefent een heel specifieke invloed uit op de ontwikkeling van de persoonlijkheid.

- Focus op geslachtsroldifferentiatie: Onderscheid tussen jongens en meisjes in het Westen (is dit ook aanwezig in andere culturen?)

- STUDIE: Seks & temperament in 3 primitieve stammen:

ARAPESCH Mannen en vrouwen ‘Vrouwelijk’

Coöperatief, vreedzaam, oog voor de noden van anderenOpvoeding: beidenGeen radicale scheiding

MUNDUGUMOR

Mannen en vrouwen ‘Mannelijk’

Ongedisciplineerd, agressiefSeksualiteit drijvende kracht van de persoonlijkheidKinderen niet liefdevol bejegend

TSCHAMBULI

Vrouwen ‘Mannelijk’Mannen ‘Vrouwelijk’

Vrouwen: dominant en onpersoonlijk

Mannen: emotioneel afhankelijk, kunstzinnig, lichaamsdecoratie

Westerse geslachtsrollen zijn culturele constructies, geen biologische verschillen!

- Komen de problemen die in onze samenleving intens met puberteit en adolescentie zijn verbonden, ook voor op Samoa?

- STUDIE: Coming of Age in Samoa:o De gebeurtenissen die stress veroorzaken gedurende de

persoonlijkheidsontwikkeling van westerse jongeren lijken zonder emotionele stress bij de Samoans plaats te vinden.

o Bv.: Geboorte, huwelijk, ziekte, dood, premaritale seks tussen adolescenten, … wordt allemaal als normaal beschouwd.

o De meisjes in Samoa ervaren de standaard problemen (rebellie en conflict) niet.

De menselijke persoonlijkheid is uitermate plastisch.

37

Page 38: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.2 IDENTITEIT EN ZELFBEELD Door de internalisatie van de veralgemeende andere kan het kind zichzelf als ‘ik’ aanduiden. Hieruit volgen vragen zoals “Wie ben ik?”, “Hoe ben ik?”, het antwoord hierop bepaalt de identiteit v/h kind.

1. Mentale constructie :

Door de generalized other worden de rolverwachtingen geïnternaliseerd, waardoor het mogelijk wordt op sociaal aanvaarde wijze te functioneren in een groter geheel. Hoe ouder je wordt, hoe meer rolverwachtingen er zullen zijn, en dus hoe complexer je identiteit wordt. Het antwoord op de vraag “wie ben ik” wordt gegeven door te verwijzen naar sociale relaties. We hebben een collectieve identiteit. Bv.: Ik ben kind van, ik ben student, ik ben partner van, ik ben blank, ik ben m/v, ik ben lid van de chiro …

2. Zelfwaardering :- Gevoelens die we t.o.v. onszelf hebben- Een identiteit bouwt mee de emoties die we tegenover onszelf voelen- Resultaat van onze inschatting van hoe anderen ons evalueren: hoe zien

de anderen mij?

2.2.1 Cooley: Looking-glass-selfHoe evalueren mensen zichzelf? Door zich te spiegelen aan anderen. Het is niet noodzakelijk een accurate evaluatie, maar zelf als we een fout maken wordt het een deel van onze zelfperceptie. Het is een continu, levenslang proces.

De looking-glass-self bevat 3 elementen:

- We stellen ons de wijze waarop we denken dat anderen ons zien, waarnemen en evalueren. We hebben er een idee van hoe we overkomen bij anderen. Bv.: We kunnen denken dat anderen ons als groot en mager of kort en dik zien.

- We interpreteren de reacties die de anderen hebben. We komen tot zekere besluiten over de wijze waarop anderen ons evalueren. We vormen ons een idee over het oordeel dat anderen hebben over dit voorkomen. Bv.: Wat vinden de anderen ervan dat we groot of klein zijn, dik of slank?

- We ontwikkelen een zelfbeeld o.b.v. de evaluaties van de anderen. De gevoelens en ideeën over onszelf zijn afgeleid van de manier waarop we denken dat de anderen ons zien of evalueren. Bv.: De idee dat anderen ons mooi vinden, kan leiden tot gevoelens van trots en een positief zelfbeeld.

38

Page 39: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Meads role-taking en Cooley’s looking glass zijn de basisstellingen van de sociologische sociale psychologie. Beiden stellen ze dat we onszelf zien door de ogen van anderen (zelfbewustzijn).

Mensen kunnen de wijze waarop ze bij anderen voorkomen proberen te manipuleren. Hij probeert het beeld te beïnvloeden dat de omgeving van hem heeft.

De wederzijdse beïnvloeding van zelfbeelden is ook onderhevig aan statusverschillen. Personen met een lagere status oefenen weinig invloed uit op het zelfbeeld van anderen met een hogere status. Dit bewijst dat sociaal structurele regelingen een invloed uitoefenen op sociaalpsychologische processen.

2.3 EMOTIESEmoties als gedragsregulatoren: angst en schuldbesef hebben als doel sociaal ongewenst gedrag te verhinderen. Een gevoel van welbehagen en hoge zelfwaardering door een compliment daarentegen hebben als doel sociaal gewenst gedrag te bevorderen.

Emoties zijn, samen met het zelfbewustzijn, belangrijke pijlers waardoor de mensen de aan hen gestelde rolverwachtingen invullen.

De ontwikkeling van menselijke emoties loopt parallel met de groei v/h operationele denken van Piaget:

- 0-3 maanden : verrassing, plezier, opwinding, ongemak; die emoties zijn niet aangeleerd.

- 4-10 maanden : angst en boosheid- 11-24 maanden : droefheid, angst en affectie; het kind heeft nog geen

zelfbewustzijn.- 4 jaar : schuld en schaamte tonen aan dat het kind zelfbewustzijn

ontwikkelt. - 5 jaar : trotsheid en jaloersheid tonen aan dat het kind een groter

zelfbewustzijn ontwikkelt. - Vanaf 6 jaar kunnen kinderen zichzelf zien vanuit de positie van anderen.

De emoties in die periode zijn emoties die een beoordeling van het Self uitdrukken in vergelijking met kwaliteiten van anderen.

- Pubers kunnen abstract denken. Ze kunnen onrecht en medelijden voelen voor slachtoffers in een ander land.

Nature vs. nurture? Bevatten mensen bij de geboorte het volledige spectrum van emoties, of zijn die het resultaat van het socialisatieproces? Er is een wisselwerking tussen de biologische basis van emoties en de vormen die emoties aannemen in sociale groepen.

Bv.: Ouders kweken angst in bepaalde situaties (je moet in de zak van zwarte piet als je stout bent). Dit oproepen van angst is een sociaal controlemechanisme. Het zorgt voor het gewenste gedrag.

39

Page 40: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Welke emotie in welke omstandigheden gepast zijn en op welke manier ze het best geuit worden, is sociaal bepaald en aangeleerd.

Bv.: In onze samenleving is een sterfgeval triest nieuws, moeten we verdrietig zijn en dit ingetogen uiten.

Emoties kunnen ook sociaal worden uitgelokt. Dit gebeurt heel expliciet, bv. met een film of muziek, maar kan ook worden beïnvloed door de groep mensen waarvan je deel uitmaakt.

Experiment van Schachter en Singer : proefpersonen inspuiten met adrenaline proefpersonen die niet op de hoogte zijn van de effecten volgen emoties van groepsleden. De groep mensen waartoe je behoort, kan dus bepalen of je je al dan niet veilig, gelukkig, of angstig voelt. Proefpersonen die wel ingelicht zijn, voelen de effecten van de inspuiting

40

Page 41: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.4 KINDERCULTUREN: ‘PEERGROUPS’ EN SOCIALISATIE Socialisatietheorieën veronderstellen dat socialisatie een proces is waarbij kinderen zich aanpassen aan de samenleving en de W&N van deze samenleving internaliseren.

Deterministische visie: Kinderen beschouwen als de passieve recipiënten van de opvoedingsstrategieën van hun ouders en andere volwassenen.

Kind staat buiten de samenleving en moet tot volwassen lid gekneed worden

Beperkt: Ze beschouwt het socialisatieproces als een éénrichtingsverkeer van de volwassenen en hun samenleving naar de kinderen toe.

Constructivistische visie: Kinderen beschouwen als actoren die actief informatie uit hun omgeving halen en daarmee hun conceptie van de werkelijkheid vormen of hun houding t.o.v. deze werkelijkheid bepalen. Bv.: Piaget, Mead.

Niet enkel top-down Het kind doorloopt verschillende fases van toenemende rijpheid Overstijgt het tekort van de deterministische visie: Socialisatie is

een actief leerproces. Maar de kinderen worden nog steeds beschouwt als onvolwaardige

leden van de samenleving

Bij beide visies wordt de autonome invloed van de leefwereld van de kinderen onderschat.

2.4.1 Wat is de invloed van de leeftijdgenoten op de ontwikkeling van kinderen?

Nieuwe benadering van de kindercultuur:

- Kinderen worden beschouwd als een sociale categorie. Ze differentiëren van volwassenen en identificeren zich met andere kinderen. Deze sociale groepen zijn volwaardige onderdelen van de samenleving met een eigen cultuur.

- Er is socialisatie. Ze leren gedragsstrategieën die ze in andere sociale contexten kunnen toepassen. Dit is een situationeel proces, afhankelijk van participatie aan collectieve activiteiten.

- Kinderen hebben een duale positie als volwaardig lid van de kindergemeenschap en ondergeschikt lid van de leefwereld van volwassenen door hun deelname aan instellingen zoals het gezin, huishouden, school…

41

Page 42: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.4.2 Geslacht Geslacht vormt al vanaf vroege leeftijd een relevant sociaal criterium. De relevantie van het geslacht als sociale categorie neemt toe gedurende de kindertijd, en bereikt een maximum voor de adolescentie. Identificatie met het eigen geslacht leidt tot geslachtssegregatie: enkel spelen met het eigen geslacht. Dit leidt tot het ontstaan van een jongens- en meisjescultuur.

Jongenscultuur:

Nemen eerder initiatief Ontwikkelen eigen regels Eigen status en machtsrangorde Ruimte voor conflict en competitie

Meisjescultuur:

Leren meer coöperatieve manier van beïnvloeden Strategieën gericht op harmonie Geen competitie tussen personen, maar vaste standaarden Moeilijker in beslechten van conflicten

2.5 ROLSOCALISATIE Het verloop van rolsocialisatie bij adolescenten en volwassenen kan gezien worden in termen van afzonderlijke stadia die moeten doorlopen worden. Elk van deze stadia omvat een wisselwerking tussen de rolaspirant en de rolverwachtingen vanuit de omgeving.

1. Anticiperend karakter: De rolaspirant neemt de nieuwe positie nog niet in, maar koestert wel al de verwachtingen m.b.t. de rolvervulling ervan. Er is reeds een beeld gevormd, maar dit o.b.v. onvolledige informatie. Het gaat om de mentale voorbereiding. Bv.: De rol van professionele sportman; roem, veel geld verdienen, reizen, …

2. De formele periode: De sociale positie wordt ingenomen en de officiële en formele verwachtingen worden van binnenuit geleerd. Er is sprake van sterk conform gedrag.

3. Het informele stadium: Het leren van het inofficiële en informele gedrag. Men verwerft een zekere flexibiliteit en past zijn rol aan eigen ervaringen/objectieven aan.

4. De persoonlijke fase: Eigen verwachtingen en opvattingen aan de rol opdringen. De rolverwachtingen worden aangepast aan de eigen persoonlijkheid. Eenzelfde rol kan op verschillende manieren ingevuld worden.

Het is een dynamisch aanpassingsproces.

42

Page 43: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Geslachtsrolsocialisatie: Vrouwen en mannen wordt tijdens het socialisatieproces het ‘passende’ gedragspatroon bijgebracht. Bv.: Van de vrouw wordt verwacht dat ze huiselijk en sociaal is en emoties toont. Van de man daarentegen wordt verwacht dat hij actief en aggressief is en zijn emoties niet toont.

2.6 SOCIALISATIE EN STRUCTUREN 2.6.1 De structuur van het gezin

Het gezin is een primaire groep, het is het belangrijkste socialisatiekanaal. Het is de vertegenwoordiger van de maatschappij en bevat een cultuurfilter: het is de vertaler van de relevante waarden en normen.

Differentiële socialisatie: De structurele kenmerken van het gezin beïnvloeden de wijze waarop kinderen worden gesocialiseerd. Bv.: De gemiddelde leeftijd binnen het gezin, de gelsachtsratio onder de kinderen, de uitgebreidheid, …

Ze oefenen vooral een belangrijke invloed uit op de intellectuele ontwikkeling van het kind:

Gezinsgrootte: Hoe groter, hoe lager. o Resource dilution bij meerdere kinderen: de aanwezige

resources verdelen over de verschillende kinderen Geboorterang:

o Eerstgeborenen Worden meer gestimuleerd door de ouders Dominante positie: sterker, groter, slimmer Restrictieve houding ouders Ze moeten vroeg verantwoordelijkheid dragen

o Later geboren kinderen: Streven naar onderscheiding en verandering Verwerpen autoriteit

Geboorteafstand: Dicht op elkaar geboorten zal het gemiddelde van het gezin verlagen. Het negatieve effect van het innemen van een van de laatste posities vervalt wanneer de intervalperiodes tussen de geboorten (= geboorteafstand) relatief lang zijn.

2.6.2 Het gezin binnen de sociale structuur Socialisatie binnen het gezin is klassengebonden.

Een sociale klasse:

- Het al dan niet bezitten van eigendom en controle over de productiemiddelen

- Controle over de werknemers Sociale klasse heeft betrekking op een “groep mensen met gelijke arbeidsomstandigheden”

SOORTEN KLASSEN:

43

Page 44: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Arbeidersklasse: o Geen eigenaar van de middelen waarmee geproduceerd wordto Afhankelijke positie: ontvangen leiding van anderen

- Middenklasse:o Meer leiding over de anderen uitgeoefend

- Hogere klassen: o Scholing, leidinggevende verantwoordelijkheden en eigendom van

productiemiddelen spelen een zeer belangrijke rol

Kohn: Waardenoverdracht aan kinderen wordt beïnvloed door arbeidsomstandigheden.

- Arbeidersklasse: o Gehoorzaamheid, conformiteit aan regels, externe controle

(bestraffing) - Middenklasse:

o Zelfcontrole, stimuleren eigen inzicht, motiverend, niet bestraffendo Leren motiveren van beslissingen (argumentatie)

- Oorzaak : Occupational self-directiono Veel of weinig supervisieo Veel of weinig initiatief

Socialisatie in context: Politieke socialisatie in de school:

De kenmerken van een school beïnvloeden de politieke ontwikkeling van jonge mensen op een niet intentionele wijze. Bv.: Filterfunctie leerkracht, leerprogramma zelf, interactie tussen leerkrachten en leerlingen, sociale herkomst leerlingen, heterogeniteit en de schoolcultuur. Politieke socialisatie, en dus socialisatie in het algemeen, is dus niet enkel het resultaat van expliciet gemaakte doelstellingen. Heel wat niet uitgesproken elementen en elementen uit de socialisatiecontext komen om de hoek kijken.

2.6.3 Referentiegroeptheorie Referentiegroep: Volgens Mead: Enkel die groepen waartoe men zelf behoort, oefenen invloed uit op het gedrag. Volgens Merton & Lazardsfeld: Individuen bepalen zelf welke groep als referentiekader voor hun gedrag fungeert.

Relatieve deprivatie: Een tekort dat men pas merkt door zich met anderen te vergelijken. Het is een proces waarbij het individu zich richt naar andere personen of groepen en waarbij hij deze als referentiekader gebruikt bij het bepalen en evalueren van zijn eigen gedrag. Bv.: Hoe kleiner de kans op een promotie, hoe positiever men ertegenover staat.

44

Page 45: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Normatieve referentiegroep: Fungeert als bron van waarden en normen waarop een persoon zijn gedrag afstemt.

Comparatieve referentiegroep: Fungeert als vergelijkingsbasis en wordt door een individu aangewend om zijn eigen situatie te beoordelen.

Welke groep als referentiegroep?

- Status/prestige van de groep - Eigen positie marginaal

Anticipatory socialization: Individuen nemen de attitudes, handelingen en waarden van een groep aan waartoe ze wensen te behoren. Bv.: Men houdt op kind te zijn wanneer men zichzelf gaat zien, vergelijken en beoordelen vanuit het referentiekader van een tiener.

Keuze referentiegroep heeft veel te maken met gemeenschappelijke ervaringen en is vooral sociaal bepaald.

Doorkruisende referentieschema’s: Meerdere referentiegroepen

Bv.: (1) op school is goed presteren belangrijk voor een goede latere beroepspositie. (2) Anderzijds wordt door jongens hard werken voor school belachelijk gevonden en afgekeurd. Daarom proberen ze erdoor te geraken met de minste inspanning. (Effertloss attainment)

2.6.3.1Voorbeeld referentiegroepen: Gevangenen Gevangenis als samenlevingsverband

- Codes, normen, dogma’s en mythes over gevangenis en buitenwereld- Loyaliteit t.o.v. andere gevangenen- Afzetten tegen het personeel- Schadelijk voor de rehabilitatie

Maar: Neemt af naar mate vrijlating nadert ‘Anticipatory socialization’

45

Page 46: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 5: SOCIALE CONTROLE EN DEVIANTIE 1. SOCIALE CONTROLE

Sociale controle: Formele en informele sociale processen die het gedrag van individuen of groepen regelen en afwijkingen van de norm proberen te minimaliseren.

Sanctiegerichte visie op sociale controle:

- Geïnstitutionaliseerde cultuur is niet alleen voorgegeven maar ook dwingend

- ‘Morele regels’ (Durkheim): Bij niet-naleving wordt er sanctionerend opgetreden

2 verschillende mechanismen door Ross:

- De ethische controleorde: Publieke opinie, persoonlijke idealen, religie, kunstvormen, … (zacht) Wanneer de groep homogeen is, er geen grote statusverschillen zijn en een identieke inspanning wordt gevraagd van iedereen.

- De politieke controleorde: Recht, leger, politie (hard) Als er veel ongelijkheid en overheersing is in de samenleving, en er sprake is van exploitatierelaties.

1.1 DE MORELE ORDE: HET ONTSTAAN EN DE INTERNALISATIE VAN NORMEN EN WAARDEN

Sumner:

- Folkways: Collectieve gewoontes, visies, methodeso Ontstaan omdat de mens oorspronkelijk handelde voor hij nadacht

over zijn handelingen, omdat het voornaamste doel is om te overleven.

o Folkways hebben betrekking op wat juist, effectief of goed is. - Mores: (= normen)

o Bewuste reflectie over de folkways, rationalisaties van gewoonteno Dwingend karakter: naleving is strikt vereist

Voor het algemene welzijn en het adequate functioneren v/d bevolkingsgroep

o Niet-naleving leidt tot bestraffing (door sociale controle)

Continuüm: Gaande van gebruiken waarop geen enkele vorm van sanctie of controle wordt uitgeoefend, naar die waarvan de naleving strikt wordt vereist.

Bv.: Van folkways naar mores: in het begin was iedereen laaiend enthousiast over alwohol, toen werd het verboden in de V.S. (de drooglegging). Nu is alcohol een voorbeeld van een folkway; het is niet verboden om dronken in de les te

46

Page 47: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

zitten, maar we doen dit (meestal) niet. Maar alcohol kan ook een voorbeeld zijn van mores; dronken rijden is wel verboden.

47

Page 48: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.1.1 Wetten en mores - Mores vormen de basis van de instellingen binnen de samenleving - Wetten weerspiegelen de mores - Wetten moeten congruent zijn met de mores om te worden nageleefd

Wetten springen uit uit mores, maar omgekeerd kan ook. (= Kritiek op Sumner)

Bv.: De echtscheiding, vroeger werd dit gezien als een misdaad, nu is het een snel proces dat zelfs zonder de rechtbank fungeert.

1.1.2 Het ontstaan van de morele orde Durkheim:

- Regels zijn gewenst en verplicht- 2 soorten van moraliteit:

o Objectieve moraliteit: Gemeenschappelijke en onpersoonlijke standaarden.

Bv.: Welke vissen men volgens de wet niet mag vangen, puur omwille van het verbod doet men dit niet.

o Subjectieve moraliteit: Eigen moreel bewustzijn Bv.: Tonijn is bedreigd, dus dit minder gaan eten, maar het is

niet verboden. - Hoe morele regels herkennen? Op basis van het soort gevolg

o Analytisch gevolg: ‘Sanctie’ direct gevolg van de handeling. Bv.: Een kater na een nacht uitgaan.

o Synthetisch gevolg: Sanctie volgt uit overtreding van de regel. Bv.: Het intrekken van je rijbewijs als je te snel hebt gereden.

1.1.3 Internalisatie van moraliteit Piaget:

- Parallel tussen ontwikkeling logisch denken en ontwikkeling moreel bewustzijn.

- Toenemende capaciteit tot abstract denken:o Egocentrisme: Moraliteit onmogelijko Dwang: Ze leggen het individu een uiterlijk systeem van dwingende

regels op. Moreel realisme: Als coöperatie ontbreekt; morele

stelregels zijn niet abstract, maar gebonden aan concrete externe figuren. Zich aan de regels houden wanneer er een autoriteit is.

o Coöperatieve relaties: Regels hebben een autonoom karakter; ze liggen aan de basis van het bewustzijn van ideale en gewenste regels die men zonder dwang naleeft.

Bv.: Kaartclub: bejaarden houden zich aan de regels, ookal wordt je niet bestraft als je die regels overtreedt.

Evolutie van autoritaire naar coöperatieve relaties: het resultaat is een samenleving die gebaseerd is op samenwerking. Individuen worden verwacht

48

Page 49: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

zich in wederkerige relaties te plaatsen en vanuit wederkerig standpunt te kijken, zonder dat dit het individuele perspectief belemmert.

49

Page 50: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.2 DE POLITIEKE ORDE - Naarmate samenlevingen meer gedifferentieerd zijn en er een grotere

sociale ongelijkheid is, wordt de vraag “om wiens regels” het eigenlijk gaat, belangrijker

- Vaststelling: Niet alle groepen hebben evenveel macht, en bepaalde groepen zijn aan meer regels onderhevig dan andere

Becker: Wie bepaalt de regels?

Afwijkend gedrag is geen alleenstaande handeling, maar het resultaat van collectief handelen. Becker beschouwde de samenleving als een netwerk van interacties, waarbij de houdingen en gedragingen van de interactiepartners steeds op elkaar zijn afgestemd.

Regels komen tot stand door:

- De beredeneerde actie van crusader reformers: o Beschikken over macht om wetten of regels op te leggeno Het doel heiligt de middelen: humanitair motief o Ze hebben een maatschappijvisie gebaseerd op absolute ethiek, en

er is geen alternatieve visie mogelijk. o Succesvolle ‘kruistocht’: Regels ontwerpen en bewaken i.s.m.

experts en organisatieso Bv.: Stakingen voor pro-abortus, acties voor en tegen het homo-

huwelijk, … - Experten:

o Ontwerpen van specifieke, objectieve regelso Bv.: Psychiaters, juristen, dokters, wetenschappen, …

- Organisaties: o ‘Objectieve’ uitvoering van taak: regel bewaken

Deviantie is het resultaat van regeltoepassing op individuen, eerder dan van regelovertreding. Het vloeit niet voort uit de eigenschappen van personen. Mensen worden deviant verklaard ook zonder een regel te overtreden en regelovertreding leidt niet altijd tot deviantie. Het is dus geen homogene categorie van devianten. Politieke macht is een belangrijke variabele in het wetgevingsproces.

50

Page 51: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2. SOCIOLOGISCHE VERKLARINGEN VOOR DEVIANTIE 2.1 HET RELATIEVE EN NORMALE KARAKTER VAN DEVIANTIE Deviant gedrag = Gedrag dat de normatieve regels van een gegeven groep of maatschappij overtreedt.

Relatief karakter: Gedrag dat in de ene sociale context als afwijkend wordt beschouwd, is dit niet noodzakelijk in een andere context. Bv.: Aperitieven in de les is deviant, maar op een terras niet.

Afwijkend gedrag is dus een kwestie van sociale definitie op een gegeven plaats of tijdstip. Maar ook de rol of de positie die men inneemt binnen de groep speelt een rol. Bv.: De deontologie van een geneesheer is totaal verschillend van die van een advocaat.

Normaal karakter: Er is geen samenleving zonder deviantie. Het hangt af van de visie op misdaad. Elke samenleving kenmerkt zich door de hoeveelheid misdaad die men als normaal kan beschouwen. Een maatschappij waarin iedereen hetzelfde waardebesef heeft, is onmogelijk. Daarom moeten we het waardebesef in totaliteit versterken, maar uiteindelijk zal dit gewoon leiden tot een verschuiving van deviantie.

2.2 ONTREGELING OF ANOMIEAnomie: De samenleving slaagt er niet in om individueel handelen vorm en richting te geven. Mensen beschikken niet over regels die bepalen hoe ze in bepaalde situaties moeten handelen. Het resulteert in een gebrek aan regeling van menselijke driften.

2.2.1 Anomie volgens Durkheim Uitgangspunt: De mens is niet beperkt door de fysiologie, daarom moeten de individuele aspiraties in toom gehouden worden; hiertoe heeft enkel de samenleving de morele kracht voor.

- Nood aan regulatie- Stratificatiesysteem: Zorgt ervoor dat mensen die belangrijke functies

uitoefenen, een grotere beloning krijgen, dit is ook wenselijk volgens de publieke opinie.

- Ideologie van sociale mobiliteit: o Door erfelijkheid of familiebanden als gerechtvaardigd te erkenneno Individuele prestaties beklemtonen

Essentieel: De publieke opinie moet de heersende mechanismen ondersteunen.

- Leefstijl is overeenkomstig met de sociale laag waartoe men behoort- Anomie ontstaat wanneer deze regels niet meer voldoen

o Situatie van economische crisis Men moet zich een leefstijl opleggen, zich intomen en

matigen.

51

Page 52: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Plotse economische groei De groei wordt een doel op zichzelf, rijkdom komt los te staan

van waarden en idealen.

2.2.2 Anomie volgens Merton Uitgangspunt: In de sociale structuur zelf zijn er elementen aanwezig die aan de basis liggen van afwijkend gedrag. Er zijn 2 verschillende universeel voorkomende elementen:

- Culturele doelstellingen = waarden: De behoeften en aspiraties die de mensen verwerven of opbouwen via het culturele systeem waartoe ze behoren.

o Bv.: The American Dream- Normen: Beschrijft hoe de leden op legitieme wijze de doelstellingen

kunnen bereikeno Veronderstelt het bestaan van een verdeling van de

geïnstitutionaliseerde middelen om de doelstellingen te bereiken

Anomie door een scheiding tussen de culturele doelstellingen en de middelen, waardoor de leden niet meer verbonden zijn met de doelen en/of middelen.

Deviantie = Het resultaat van een discrepantie tussen de doelen en de beschikbare middelen om de doelstellingen te verwezenlijken.

Vormen van afwijkend gedrag (= aanpassingswijzen aan de toestand van anomie):

AANPASSINGSVORM

DOELEN

MIDDELEN

CONFORMITEIT

+ + Doel nastreven door gebruik te maken van legitieme middelen. Bv.: Bankdirecteur

INNOVATIE + - Doel nastreven door gebruik te maken van niet-legitieme middelen. Bv.: Bankrover

RITUALISME - + Doel niet nastreven, maar wel beschikken over de middelen. Bv.: Bureaucraat

TERUGTREKKING

- - Doel niet nastreven en niet beschikken over de middelen (= drop-outs). Bv.: Dakloze overvalt bank om naar de gevangenis te mogen.

REBELLIE +/- +/- Verwerpen van doel en middelen, maar andere in de plaats stellen. Bv.: Sekteleden

2.2.2.1Amerikaanse samenleving

52

Page 53: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Culturele doelen Geïnstitutionaliseerde middelen- Dominantie van financieel

succes- Wenselijk- Dwingend (sociale

sanctionering)

2 sociaal acceptabele manieren om dit te bereiken:

- Studeren en een goed diploma behalen

- Hard werken en carrière maken Individuen bezitten ongelijke kansen om het via studie en carrière te kunnen maken, dus gaan ze andere strategieën hanteren (zie tabel vormen van afwijkend gedrag).

53

Page 54: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.2.2.2Verschillen tussen sociale klassen m.b.t. deviantie - Arbeidersklasse : ‘grote demoralisatie’:

1. Ontoereikendheid beschikbare middelen Economisch kapitaal Cultureel kapitaal

2. Minder gericht op doeleinden mainstream maatschappij Lagere ‘prestatiemotivatie’ Meer ervaring met mislukkingen Minder waardering van legitieme waarden

Bv.: Scholen zijn georganiseerd volgens het culturele kapitaal van de middenklasse. Men leert Algemeen Nederlands, doet aan studie i.p.v. handwerk, moet aan zelfcontrole doen en er moet ambitie zijn. Door dit kapitaal kan het ook zijn dat kinderen uit de arbeidersklasse worden buitengesloten bij bv. naschoolse activiteiten, omdat zij dat kapitaal van de middenklasse niet hebben om te kunnen deelenemen.

- Middenklasse : Slachtoffer van onbegrensdheid van hun aspiraties o Is het doel realistisch? Wat is het doel precies? o Sterk anomische situatie

De samenleving is gevrijwaard van kritiek door hen die de sociaal bepaalde aspiraties niet kunnen waarmaken.

Het niet behalen van de doelen ligt aan jezelf, want anderen kunnen ze wel behalen.

Bv.: The sky is the limit.

2.2.2.3Kritieken op Merton - Niet alle vormen van afwijkend gedrag kunnen in typologie worden

ondergebracht- Niet alle vormen van afwijkend gedrag in de typologie worden ook

algemeen als afwijkend beschouwd - Referentie is de dominante cultuur- Ook de niet-geïnstitutionaliseerde middelen zijn niet vrij beschikbaar:

deviant gedrag moet worden aangeleerd

2.2.3 Durkheim en Merton vergelekenDurkheim Merton

Desintegratie standenmaatschappij

- Toenemende sociale mobiliteit haalt klassieke maatschappelijke ordening onderuit

- Afwijkend gedrag t.g.v. afbrokkelen sociale orde

Theorie van klassenmaatschappij- In principe een open

samenleving die mobiliteit stimuleert

- Afwijkend gedrag t.g.v. gebrek aan sociale mobiliteit

54

Page 55: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.3 VERVREEMDING Vervreemding: Anomische situatie die ertoe leidt dat mensen geen zinvolle relatie meer hebben met de samenleving of met elkaar.

Seeman: Sociale leertheorie: Het handelen van mensen wordt bepaald door de anticipatie op de effecten. Waar ligt de locus van de gevolgen die het handelen opriep?

Rotter: Handelen wordt bepaald door de anticipatie op effecten:

- Interne controlelocus: Effecten gesitueerd in het individu zelf o Bv.: Als je niet genoeg geleerd hebt voor een examen.

- Externe controlelocus: Effecten gesitueerd buiten het individu. o Bv.: Als het examen te moeilijk was, of je was te laat omdat je trein

niet reed, …

5 verschillende dimensies van vervreemding volgens Seeman :

- Machteloosheid:o De verwachting geen impact te hebben op de uitkomst van het

handelen. o Bv.: Stemmen op Hillary, maar toch is Trump president geworden.

- Betekenisloosheid:o De verwachting dat er geen voorspellingen over de toekomstige

gevolgen van handelen kunnen gemaakt worden o Er is sprake van een gebrek aan substantiële rationaliteit (= inzicht

in de logische samenhang van zaken)- Normloosheid:

o De verwachting dat sociaal afwijkend gedrag noodzakelijk is om de gestelde doeleinden te bereiken. Er is een kloof tussen de doelstellingen en de middelen.

o Bv.: Het gokschandaal van Deschacht. - Isolatie:

o Individuen delen de waarden van een samenleving niet. o Rebellie (Merton)

- Zelfvervreemding:o Iets wordt niet gedaan voor de intrinsieke beloning, maar voor de

externe druk. o Bv.: Enkel gaan werken omdat je betaald wordt, maar geen plezier

hebben in je werk

De dimensies zijn conceptueel onafhankelijk, de mate van samenhang is empirisch bepaald. Wanneer men zich niet meer op een betekenisvolle manier verbonden voelt met de samenleving, stijgt de kans op deviant gedrag.

55

Page 56: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.4 DIFFERENTIËLE ASSOCIATIE De differentiële associatie = De differentiële contactentheorie: Delinquent gedrag wordt overgenomen van degenen met wie men contacten onderhoudt. (Sutherland & Cressey)

Er zijn 2 soorten verklaringen voor een sociaal verschijnsel:

- Situationele of mechanische verklaring o Causale oorzaak van handelen op de moment zelf

- Historische verklaring (= de differentiële associatietheorie) o Proberen de antecedenten van het fenomeen aanduiden

Een verklaring voor crimineel gedrag moet een algemene verklaring zijn: het moet zowel deviant als conform gedrag kunnen verklaren. De visie is dat ook deviant gedrag is aangeleerd.

Sutherland & Cressey formeleren volgende regels in hun theorie:

1. Crimineel gedrag is aangeleerd (via het socialisatieproces)2. Crimineel gedrag is aangeleerd via interacties (communicatieproces) 3. Het leerproces vindt plaats in kleine persoonlijke groepen (geen invloed via

media!)4. Aanleren van technieken EN rationalisaties en motieven 5. De richting van de motieven zijn afhankelijk van de definities van de legale

codes 6. Een persoon wordt delinquent wanneer er een overschot is aan definties

die de regelovertreding facoriseren. 7. Differentiële associaties variëren in frequentie, duur, prioriteit en

intensiteit 8. Het proces van leren van crimineel gedrag heeft betrekking op al die

mechanismen die ook in andere leerprocessen aanwezig zijn 9. Crimineel gedrag is de uitdrukking van algemene noden en waarden, maar

kan hiertoe niet herleid worden (want ook niet-crimineel gedrag wordt erdoor geleid)

Waarom hebben bepaalde mensen meer contact met delinquenten dan anderen? Het is volgens S. & C. sociaalcultureel bepaald. Bv.: In achterbuurten bestaat een zekere traditie van bepaalde vormen van misdadigheid. De achterbuurten zijn hier m.a.w. de situaties waarin de algemeen geldende W&N als ongunstig worden beschouwd. Individuen die hierin leven zullen ook vaker deviante definities aangeleerd krijgen, in deze buurten zullen we dus ook een hoger misdaadcijfer kennen.

Kritiek: De theorie gaat ervan uit dat delinquent gedrag nu eenmaal bestaat, maar verklaart niet hoe het ontstaat of waar het zijn oorsprong vindt.

56

Page 57: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.5 DE DELINQUENTE SUBCULTUUR Cohen:

- Focus ligt op de jeugddelinquentie. o Verschil met misdadig gedrag van volwassenen: jeugddeliquentie…

Is niet utilitair Heeft een irrationeel karakter Heeft geen onmiddellijk doel Heeft een kwaadaardig karakter Is minder gespecialiseerd Is meestal ongepland

- Vragen :o Hoe ontstaat delinquent gedrag?o Hoe ontstaan delinquente subgroepen?o Hoe ontstaat een delinquente subcultuur?

- Basisstelling : Elk menselijk handelen = probleem oplossen o ‘Probleem’ = Een toestand van spanning, onbehagen of een

uitdaging - De aard van het probleem & de manier waarop het wordt opgelost:

bepaald door 2 conditieso Situatie: Het fysische en sociale kader waarin de handelingen

plaatsgrijpen, de energie/tijd nodig om het doel te bereiken en de wijze waarop de mensen rondom ons georganiseerd zijn.

o Referentiekader: Het kader waardoor personen de situatie waarnemen en als een probleem beschouwen.

- Oplossing : Veranderen van situatie of van referentiekader

Binnen de geïndustrialiseerde maatschappij worden de verschillende sociale klassen op verschillende wijze met eenzelfde probleem geconfronteerd: het streven om ene volwaardig en succesvol lid te worden van de maatschappij. Bij het proces van opwaartse mobiliteit kan een lagere sociale herkomst een belemmerende factor zijn (competitie op school, ze voelen zich benadeeld omdat ze niet dezelfde middelen hebben om goede studieresultaten te behalen).

Oplossing:

1. Situatie veranderen : hard gaan studeren. Aannemen van middenklassewaarden & verwerpen van klasse van herkomst

2. Referentiekader wijzigen : middenklassewaarden verwerpen, aanpassen regerentiekader gebeurt in groep. Gevolg: anti-school referentiekader. Resultaat: delinquente subcultuur.

57

Page 58: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.6 SOCIALE CONTROLETHEORIE Hirschi: Waarom is iemand NIET deviant?

Delinquente handelingen komen voor wanneer de band tussen het individu en de samenleving zwak of verbroken is. Hoe zwakker de groepsbinding van individuen, hoe sterker ze zich enkel laten leiden door hun privébelangen.

4 elementen of dimensies in de band tussen individu en samenleving:

- Aanhankelijkheid: Gevoelig voor de opinie van anderen. Bij afwezigheid van gevoeligheid voor opmerkingen, voelt men zich niet gebonden door sociale normen en dat leidt tot afwijkend gedrag.

- Toegewijdheid: Vrees die men heeft voor de gevolgen van delinquent handelen.

- Betrokkenheid: Geen tijd om met deviante zaken bezig te zijn. - Overtuiging: Geloof in de morele validiteit van de maatschappelijke

voorschriften. Mate waarin men de collectieve waarden van een samenleving deelt.

Deze dimensies kunnen ook samenhangen. Bv.: tussen attachment en belief is er een samenhang. Wanneer men gevoelig is voor de opinie van anderen, dan deelt men gewoonlijk ook de waarden waar ze achter staan.

Het probleem bij de sociale controletheorie is de onzekerheid over de causale ordening. Zijn het de sociale banden die een invloed uitoefenen op de delinquentie, of de delinquentie die de aard bepaald van de sociale banden?

2.7 HET ETIKETTEERPERSPECTIEF = LABELLINGPERSPECTIEF Subjectieve defintie van afwijkend gedrag geven. Deviantie is een sociale constructie. Deviant gedrag wordt beschouwd als resulterend uit een interactieve relatie tussen en individu en zijn sociale omgeving, waarbij het gedrag van het individu als afwijkend wordt gedefinieerd.

2 dimensies:

- Macrosociologisch niveau: Aandacht wordt gevestigd op het ontstaan van regels of op het criminaliseringsproces.

- Sociaalpsychologische niveau: De impact nagaan van het krijgen van een deviante status op de identiteit.

2 soorten deviantie:

- Primaire deviantie = Het stellen van afwijkend gedrag zelf o Gerationaliseerd door individu: “Iedereen doet wel eens iets in het

zwart.” o Gezien als deel van de sociaal aanvaardbare rol: “Aannemers

kunnen niet anders dan in het zwart werken.” - Secundaire deviantie = Gedrag wordt gelabeld als deviant, wordt

gesanctioneerd.

58

Page 59: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Individu neemt deviante rol aan o Herstructurering van het zelfbeeldo Begin van deviante loopbaan

HOOFDSTUK 6: SOCIALE STRATIFICATIE Sociale ongelijkheid = De situatie waarbij mensen in verschillende mate toegang hebben tot gewaardeerde middelen, diensten en posities.

Sociale stratificatie = Geïnstitutionaliseerde sociale ongelijkheid. Erkenning

1. HET ONTSTAAN VAN SOCIALE STRATIFICATIE Blumberg:

- Vertrekpunt: jagers-verzamelaarso Grote mate van gelijkheid

Voedsel kan niet worden opgeslagen De jacht verliep collectief, dus het verdelen van de opbrengst

was logisch - Verdere ontwikkeling: in 2 fasen:

1. Ontstaan van materiële ongelijkheid: Er is een ongelijke verdeling van de opbrengsten van de materiële productie. Het ontstaat uit overvloed. = Overgang naar sedentaire levenstijl!

Afname van collectief delen van voedsesl: gebeurt binnen de familie i.p.v. tussen families

Toenemende belang van de familiesamenstelling: niet allemaal even groot

Geslachtsratio : het aantal mannen t.o.v. het aantal vrouwen

Afhankelijkheidsratio : het aantal productieve vs. het aantal niet-productieve familieleden

Bepaling hoeveelheid arbeidskracht binnen de familie

Erfelijkheidspatronen: Ongelijkheid in de tijd continueren

2. Ontstaan van klassen: Het ontstaan van een ongelijke toegang tot de productiemiddelen. Het ontstaat uit schaarste.

Ontwikkeling landbouw : Grond is zeer productief en duidelijk af te bakenen

Bevolkingsgroei : Grond wordt schaars Coalitievorming tussen de rijkste families Ontwikkeling erfrecht

59

Page 60: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2. STRATIFICATIE IN LANDBOUWSAMENLEVINGEN 3 stratificatiestelsels: de slaven-, kasten- en standenmaatschappij.

Principe Vorm- Ongelijke toegang tot

landbouwgrond- Dominantie van grondbezitter- Weinig alternatieven voor

bezitlozen Werken voor

grondbezitter Grote sociale ongelijkheid

- Politieke, religieuze, juridische vertaling

- Slavernij: bezitloze als ‘eigendom’

- Kasten: bezitloze als ‘toegeschreven inferioriteit’

- Standen: bezitloze als ‘zwakke partij’ binnen contract

2.1 SLAVERNIJ- Gevangen nemen tijdens de oorlogen

o Handig voor sedentaire volkeren: extra arbeidskracht Economische functie

o Niet handig voor nomadische volkeren - De slaaf wordt beschouwd als de eigendom van een andere persoon - Onderdeel van een legale orde:

o De eigendom is juridisch geregeldo Erfelijke statuso Bevrijding na verdiensten

- Moderne slavernij: seksslavernij

2.2 KASTEN- Ordening van mensen op basis van eer/prestige - Niet-economische, toegeschreven kenmerken koppelen aan economische

posities - Ligt vast van bij de geboorte en is niet meer veranderbaar - Religieus/ideologisch gelegitimeerd

o Bv.: Iemand kan ‘onrein’ geboren zijn omdat hij in zijn vorig leven iets verkeerd gedaan heeft.

- Geen integratiemogelijkheden tussen de kasteno Er is geen contact tussen leden van de verschillende kasteno Er is geen enkele overlap tussen de statussen van de leden van de

kasten- Quasi-kasten:

o Geen complete overlapo Wel mobiliteit en contacten mogelijk, maar worden ontraden

60

Page 61: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

2.3 STANDEN - Een hogere status was gebaseerd op grondbezit en politiek-militaire

posities - Heer-vazal-relaties: Relatie van wederzijdse rechten en plichten

o Contractuele overeenkomsto Ruil: bescherming vs. opbrengst van arbeid o Wederzijdse rechten/plichten o GEEN GELIJKHEID: exploitatie!

- Gebaseerd op gewoonte en traditie, werd later sterker wettelijk verankerd - Verschil met de kasten:

o Niet op brute verovering gebaseerd, maar op een geheel van contractuele overeenkomsten

o Positie kan worden verbeterd o Geen religieuze legitimaties o Geen (religieuze) taboes

Maar een huwelijk tussen een landheer en een boerendochter was nog steeds geen realistische optie

2.3.1 De standenmaatschappij gedurende de middeleeuwen

- De heren = de adel: o Bezat paarden, wapentuig en vazallen daarmee kon hij

controle uitoefenen over een grondgebied. o Machtsbasis = grondbezit o Doet beroep op horigen en slaven om grond te bewerkeno Interne oorlogen voor grond, vazallen en losgeld o Niet als enige voor machtsuitoefening

Dienaren zoals baljuws, boodschappers en huisbedienden konden ook controle krijgen over kleinere stukken land. Die konden ze over de generaties heen verzamelen.

- De clerus: o Religieuze diensten binnen de standensamenleving o ≠ Homogene groep! Veel sociale differentiatieo Geestelijke & militaire verzorging

- Horigen = boeren die verplichtingen hebben t.o.v. de landheero Agrarische arbeidskrachten o Levenslang recht op grond, eigendom v/d heer o Plicht tot betalen van rente (in geld, producten of arbeid)o Onbetaalde arbeid verrichten (bv.: bouwen van bruggen en

onderhouden v/d wegen)o Indien geen zoon als erfgenaam: verlies van grondrecht

- Burgerij = handelaarso Niet gebonden aan een stuk grond o (Ver)kopen van goederen aan een meerwaarde o Als individuen: zwakke positie

Heren (adel)

Clerus

Horigen, boeren, burgerij

Slaven

61

Page 62: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Onderlinge verbanden: bijstand bij militaire aanvallen - Steden lokten steeds meer horigen en lijfeigenen, daardoor verzwakte de

macht van de heren. - De financiële afhankelijkheid van de adel leidde tot sociale mobiliteit bij de

burgerij.

2.4 SAMENVATTINGSlavernij Kasten Standen Klassen

Legitimatie

Legaal / economisch

Religieus Geopolitiek Economisch

Machtsbasis

Wet Godsdienst Grond Kapitaal

Bekleding

Toegeschreven

Toegeschreven

Toegeschreven

Verworven

Mobiliteit

Geen / zeer beperkt

Geen Geen / zeer beperkt

Mogelijk

Voorbeeld

Romeinse keizerrijk

Hindoe-samenleving

Feodaal Europa

Industriële samenleving, West-Europa vandaag

In de praktijk zijn er veel variaties en mengvormen. De 3 systemen oefenen elk op een verschillende manier een soortgelijke functie uit. Niet alle landbouwsamenlevingen worden altijd en overal gekenmerkt door een grote mate van sociale ongelijkheid. Bv.: Tijdens de kolonisaties was er in de VS bv. zoveel grond beschikbaar, dat sociale ongelijkheid daar relatief beperkt was. Sociale ongelijkheid was niet afwezig, maar de organisatie & legitimatie van sociale ongelijkheid verliep niet meer volgens de klassieke manier van de standensamenleving.

3. STRATIFICATIE IN INDUSTRIËLE SAMENLEVINGEN: KLASSE 3.1 MARX Een samenleving bestaat volgens Marx uit een onder- en bovenbouw.

Onderbouw: Economische systeem; de manier waarop mensen un hun materiële levensonderhoud voorzien. Het wordt getypeerd door de productiewijze.

Productiewijze: Bestaat uit productiekrachten (productiemiddelen en menselijke arbeidskracht) en sociale verhoudingen/productieverhoudingen.

19 E E : 3 klassen: de arbeiders, de kapitalisten/beorgeoisie en de grondbezitters.

Bovenbouw: Wordt bepaald door de onderbouw. Ze bestaat uit bv.: religie, het recht, de staat, de media. De functie is om de bestaande sociale verhoudingen te bestendigen. Het levert een legitimatie en ondersteuning voor de sociale verhoudingen.

62

Page 63: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Bv.: In slavensystemen sterke nadruk op de wettelijke eigendomsregelingen inzake slaven. In kastensystemen inbreng van de religie

In standensystemen het noblesse oblige principe: tegenover welvaart & macht staan ook verplichtingen; tegenprestatie van de heren is voldoende om de sociale verhoudingen te rechtvaardigen.

63

Page 64: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Universeel toepasbaar: analyse kapitalisme:

1. Klassentegenstelling: arbeiders vs. bourgeoisie: tegengestelde belangen2. Levensonderhoud komt niet op de 1e plaats: verzelfstandiging van het

winst-/profijtstreven 3. Onderlinge competitie:

o Productiekosten zo laag mogelijk houden, om zoveel mogelijk winst te hebben

o Surpluswaarde = Verschil tussen marktprijs en productiekosten van het product

Zo hoog mogelijk houden door de lonen zo laag mogelijk te maken

o Kapitaalsaccumulatie: Een deel van het surplus wordt gehouden voor privéconsumptie, derest wordt weer in het bedrijf gestoken.

Te weinig surplus onvoldoende investeren en verlies concurrentiestrijd

4. Verpaupering: o Competitie heeft steeds zwaardere gevolgen voor de arbeiders

Uitbuiting: de lonen laten toe om juist te overleven Mechanisering: toename werkloosheid

o Verliezende kapitalisten voegen zich bij de arbeiders o De arbeiders hebben niet meers te verliezen (=Verelendung)

Gunstige conditie voor opstanden

Klassenbewustzijn is een voorwaarde voor een klassestrijd:

- Klasse-an-sich: Objectieve economische omstandigheden- Klasse-für-sich: Objectieve situatie + subjectief aanvoelen (= volledig

ontwikkelde klasse) - Voorwaarden:

o Contact en communicatie tussen de groepsledeno Rol avant-garde

De ultieme tegenstelling in een samenleving: de belangen van de bezitters van de productiemiddelen en de bezitlozen. Dit mondt uit in een klassenstrijd, die de motor is van sociale verandering, met als noodzakelijke uitkomst een klassenloze samenleving (= het communisme, met de middelen als collectieve bezit van de gemeenschap). Dit ontstond niet overal, er ontstond ook een nieuwe synthese: de welvaartsstaat.

64

Page 65: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

3.2 WEBER- Meerdimensionale benadering ( Marx’ ééndimensionale visie)

o Klasse (economisch)o Status (sociaal)o Partij (politiek)

3 levensdomeinen, 3 soorten macht Conceptueel onafhankelijk van elkaar, maar gerelateerd

3.2.1 Klasse - = Materiële machtsbron - Ontstaan wanneer:

o Een aantal mensen vergelijkbare levenskansen heefto De levenskansen voortvloeien uit het bezit van goederen of de

mogelijkheid tot verkrijgen van een inkomen o De waarde van de goederen of de mogelijkheid tot inkomen bepaald

wordt door de werking van de goederen- of arbeidsmarkt - Klasse = Groep van mensen met een gelijke positie op de arbeidsmarkt

en gelijke levenskansen- Bezit van goederen + scholing/skills: Mensen die dingen kunnen die

anderen niet kunnen, kunnen die vaardigheid ten gelde maken op de arbeidsmarkt, ookal zijn ze zelf bezitloos

3.2.2 Statusgroepen - Sociaal aanzien

o Gebaseerd op etniciteit, religie, cultuur, …o Geuit via leefstijl en consumptie (Bv.: Taalgebruik, hobby’s, clubs,

…)- Basis ≠ louter economisch

o Maar gemeenschappelijke marktsituatie niet uitgesloten (Bv.: De adel)

- Status = macht gebaseerd op het ‘geloof’ van mensen o Bv.: Handarbeiders: associatie met “vuil, makkelijk, minder

hoogstaand” Hoofdarbeiders: Hogere status die niet terug te brengen is tot scholingsgraad

3.2.3 Partij = Macht gebaseerd op afspraken tussen mensen

1. Groeperingen in het politieke domeina. Bv.: Partijen vaak gebaseerd op klasse

2. Groepering binnen een organisatiea. Netwerk van elkaar steundende collega’s b. Bv.: De vakbond – een vrijwillig aangegaan verband tussen

werknemers3. Positie in een hiërarchische structuur

a. Voorrechten: macht, inkomen, …

65

Page 66: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

b. Bedrijfsregels die aan bepaalde posities bepaalde bevoegdheden toekennen

3.3 MARX EN WEBER VERGELEKEN- Marx: theorie van groepsvorming:

o Bezit gelijke denkbeelden en handelingeno Verpaupering + communicatie organisatie en collectieve actieo Bourgeois intellectuelen creëren van bewustzijn

Omverwerpen van kapitalisme is niet overal gelukt, we kunnen beter de theorie van Weber gebruiken om dit te verklaren:

- Weber: Een gemeenschappelijke klassensituatie leidt niet onmiddellijk tot organisatie

o Klassenpositie niet beperkt tot bezit Interne differentiatie categorie ‘bezitlozen’

Intelligentsia arbeiders Scholingsgraad en skill: mate van vervangbaarheid

o Statusgroepen, partijen gebaseerd op natie, etniciteit, religie Andere breuklijnen en gevoeligheden van klasse Differentiatie o.b.v. status Andere politiek dan klassenstrijd

3.4 DE UITBREIDING: DAHRENDORF

- Grondige wijziging van de economische relaties Hij ging uit van een rollendifferentiatie tussen aandeelhouders en executives (bedrijfsleiders). De impact van aandeelhouders is verminderd, bezit is niet meer de belangrijkste basis van tegenstelling in de samenleving. Managers nemen nu een belangrijke positie in.

- De centrale bron van tegenstelling is de uitoefening van gezag of autoriteit (intermediaire posities). Waar er autoriteitsrelaties zijn, zijn er ook klassen. Er is een hiërarchie van autoriteit. Posities waaraan autoriteit verbonden is, vallen samen in clusters. Deze klassen of conflictgroepen zijn eerst quasigroepen, daarna worden ze belangengroepen en politiek actief.

- Het hoogkapitalisme: de fragmentatie van kapitaal en het ontstaan van intermediaire posities leidde tot fragmentatie in de beroepenstructuur. Samen met het industriële conflict (welvaartsstaat) zorgde dit dat er geen echte polarisering meer is tussen de klassen. Verdwijnen klassenstrijd

66

Page 67: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

67

Page 68: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

3.5 BOURDIEU - Klassenanalyse o.b.v. 2 vormen van kapitaal:

o Economisch: geld, eigendomo Cultureel: kennis, vaardigheden, opleiding

Minder tastbare, maar zeer belangrijke attitudes en competenties

= Geheel van inzetbare machtsbronnen- Klassenstrijd: culturele dimensie staat centraal

= De classificatie- of distinctiestrijd: De mensen nemen o.b.v. de hoeveelheid economisch en cultureel kapitaal een plaats in het sociale veld in.

- Cultureel en economisch kapitaal omzetten in symbolisch kapitaal (= eer, prestige, status, dit kunnen ze inzetten om hun levenskansen te verbeteren.

- Distinctie: De (poging tot) vorming van sociale collectiviteiten o.b.v. specifieke patronen van consumptie en levensstijl. De strijd draait rond de verdeling van sociale eer Het resultaat is de ongelijke verdeling van symbolische macht

____

Elk benadrukt dat sociale stratificatie voorkomt in concrete sociale interacties.

- Marx : Uitbuiting van de bezitloze door de bezitters- Weber : Concurrentie op de arbeids-en goederenmarkt tussen bv de

geschoolden en niet-geschoolden- Dahrendorf : Hiërarchische relaties op de werkvloer- Bourdieu : Classificatiestrijd in het sociale veld

Sociale stratificatie gaat dus in essentie over competitie en concurrentie en over het verschil in machtsbronnen die hierbij ingezet worden.

68

Page 69: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

3.6 HET IN KAART BRENGEN VAN DE SOCIALE STRATIFICATIE EGP-schema: Bepalen welke plaats mensen innemen in het stratifiactiesysteem

- Gebaseerd op neoweberiaans perspectief: belang van bezit, scholing, status/prestige en hiërarchische positie + aangevuld door de economische sector

- Opdeling tussen werkgevers, zelfstandigen en werknemers: al dan niet bezitten van middelen

o Werkgevers: ingedeeld naar het aantal mensen dat tewerkgesteld wordt en naar de economische sector (landbouw of niet)

o Zelfstandigen: onderscheid tussen grootte en sector o Werknemers: onderscheid o.b.v. de tewerkstellingsrelatie

- Onderscheid tussen arbeiders (arbeiderscontract) en bedienden (dienstenrelaties)

o = Statuselemento Onderscheid tussen handenarbeid en hoofdarbeid

- Onderscheidt ook een tussenliggende groepo Verder opgedeeld o.b.v. scholingsgraad, hiërarchische positie en

sector

Tewerkstellingsrelatie Voorbeelden

I. Hogere kaders, beheerders, ambtenaren: managers in grote industriële ondernemingen, grote eigenaars

Werkgever of dienstenrelatieBv.: General manager

II. Lagere kaders, beheerders, ambtenaren: hoger technisch geschoold, managers van kleine bedrijven, opzichters van bedienden

Dienstenrelatie Bv.: Burgerlijk ingenieur, architect

III. Bedienden die niet manueel routine werk verrichten in administratie en handel

IIIb. Bedienden die niet manueel routine werk verrichten, lagere graden

IntermediairBv.: Boekhouder, bibliothecarisIntermediairBv.: Secretaresse

IV. Kleine eigenaars en zichzelf te werk stellende ambachtslui met personeel

IVb. Kleine eigenaars en zichzelf te werk stellende ambachtslui.IVc. Boeren en kleine landhouders; zichzelf te werk stellende landarbeiders.

WerkgeverBv.: Sleutelmaker met personeel ZelfstandigBv.: SchoenmakerArbeidscontract of zelfstandigBv.: Loondorser

V. Lagere graad techniekers, opzichters van handarbeiders

ArbeidscontractBv.: Lasser, kok

VI. Half geschoolde en ongeschoolde handarbeiders

VIb. Landarbeiders

ArbeidscontractBv.: Bagageopzichter, schoonmakerArbeidscontract

69

Page 70: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

4. SOCIALE MOBILITEIT Hoe kan iemand sociale positie veranderen? Hoe ontstaan sociale groepen vanuit locaties in de sociale stratificatie (= de economische klassen of klasseposities)?

Sociale mobiliteit = De verandering van plaats binnen het stratificatiestelsel.

- Intra generationele mobiliteit: Mobiliteit binnen de beroepsloopbaan van het individu

- Inter generationele mobiliteit: Vergelijking tussen de positie die de ouders ninemen en de positie van de dochter/zoon.

OORZAKEN:

- Veranderingen in het aantal beschikbare plaatsen in een bepaalde positie/klasse

o Wijzigingen in structuur beroepsbevolking vrijkomen van nieuwe posities

Groei kenniseconomie groter aanbod aan posities voor hoogopgeleiden

o Tussen generaties komen er posities in bepaalde strata vrij omdat er een tekort is aan mensen uit dat stratum om die posities in te vullen.

Demografische oorsprong (oversterfte of beperkt geboorteaantal)

- Inzicht in het proces van ‘statusverwerving’ is noodzakelijk o Niet verweven met de beschikbaarheid van posities: zelfs als het

aantal plaatsen in een stratum constant blijft, is er enige mate van sociale mobiliteit in onze samenleving.

o Bv.: Kinderen kunnen een andere positie innemen dan hun ouders, omdat ze bv. een hoger diploma hebben behaald.

Welke factoren bepalen de uiteindelijke plaats die personen in de beroepshiërarchie innemen?

- Democratische & meritocratische samenleving: o Het eigen kunnen als basis van de ingenomen plaatso Inbreng eigen kunnen:

Eigen kunnen > beroepspositie vader Overerving: zeker bij de elite en de bezitsgroepen (bv.:

landbouwers)

70

Page 71: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Sociale mobiliteit impliceerde niet noodzakelijk dat er enorme verschillen waren tussen de posities van vader & zoon, vaak ging het om een beperkte stap

- Andere factoren dan ouderlijk bezit en scholing:o Ouderlijke aanmoedigingo Beïnvloeding door leeftijdsgenoteno Geslacht kind

71

Page 72: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

5. HOE WORDEN ECONOMISCHE KLASSEN SOCIALE KLASSEN? Sociale klassenformatie: Omvorming van economische klasse tot klasse als een collectiviteit/groep.

Klassen zijn niet gedomd om een revolutionaire, collectief handelende eenheid te worden.

- Marx: Klasse-an-sich en klasse-für-such - Weber:

o Sociale klasse = Klassensituaties waartussen een uitwisseling van mensen vaak voorkomt

o Bv.: Veel huwelijkscontracten tussen hoog- en laagopgeleiden leidt tot één grote sociale klasse, namelijk de arbeidersklasse.

o Strategieën om klassepositie te beschermen: Sociale sluiting = Positie vrijwaren door de toegang tot hun

machtsbronnen af te sluiten Bv.: Beperken van huwelijkspartnerkeuze

- Giddens: wat zijn de oorzaken tot vorming van sociale klassen?

o Structuratie: Proces waarbij economische klassen in een proces van dagdagelijkse handelingen sociale klassen worden.

Mediate structuration: Mobiliteitskansen hoe lager de kansen zijn om uit een economische klasse weg te geraken, hoe sterker de kans is dat o.b.v. deze economische klasse een sociale klasse gevormd zal worden.

Proximate structuration: Arbeidersverdeling op de werkvloer

o Handarbeiders en bedienden werken in fysiek andere ruimten Geen sociale klassenvorming

Hiërarchische structuur van het bedrijf o Scheiding tussen zij die de bevelen geven en die

ze uitvoeren Verschillende sociale klassen Gemeenschappelijke consumptiepatronen

o Verschillende klassen wonen in verschillende buurten (wegens financiële of praktische redenen)

o Onze dagelijkse leefwereld zorgt ervoor dat we anders in contact komen met andere klassen. Dit kan ervoor zorgen dat de economische breuklijn ook in de sociale sfeer wordt gereproduceerd.

- Bourdieu: Subtieler proces van klassenformatieo De mate van economisch en cultureel kapitaal zorgt voor

klassengebonden levenscondities ontwikkelen van habitus o Habitus = Sociaal geconstrueerd systeem van disposities (als

onbewuste neigingen om dingen op een bepaalde manier te doen) Duurzame, onbewuste schema’s

72

Page 73: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Pre-reflexief: handelingen zijn nit altijd reduceerbaar tot het bewust naleven van normen of rationeel handelen Mensen vanuit een sociale klasse ontwikkelen een gelijkaardige levensstijl

6. DEMOCRATIE, WELVAART EN… ELITES - Sociale strijd mondt uit in de ontwikkeling van moderne democratieën

o Verkiezingen volgens algemeen enkelvoudig stemrechto Ontwikkeling van de welvaartsstaat o Sociale verzekeringen, sociale bijstand, sociale voorziening

- Gevolg : Groot deel van de bevolking heeft een redelijk hoge levenstandaard en een vrij grote garantie op bestaanszekerheid

De massa kan de samenleving en de staat zo organiseren dat ze er duidelijk vruchten van draagt.

- Toch nog altijd grote sociale ongelijkheid in onze samenleving, waarom?o Sociale ongelijkheid als inherent aan menselijke samenlevingen? o Bestaan van (politieke) elites in westerse democratieën

Er zijn altijd elites die de samenleving leiden, vaak tegen de massa in

Sociologisch & politicologisch: niet alleen ongelijkheid binnen een samenleving, maar ook de politieke processen die ermee samengaan

6.1 ELITEDENKERS 6.1.1 Pareto - Leden van de elite = superieuren, de besten

o Hoog scoren op sociaal significante eigenschappen- Voorstander van een meritocratische maatschappij

o Posities worden verworven o.b.v. eigen verdiensten o De besten (zij die tot de elite horen) hebben dan de staatsmachto Vrije competitie om de macht te verkrijgen door de besten

gewonnen- Hoge positie: doorgevne aan hun afstammelingen & ambitieuze

tegenstanders uitsluiten Niet altijd geschikte individuen in bevelsituaties

- Circulatie van individuen in bevelsituaties nodig leidt tot verzet en revolutie

Geschiedenis = het verhaal van de continue val en opkomst van elites.

6.1.2 Mosca - Politieke elite: Georganiseerde kern van personen die participeren in de

uitoefening van politieke autoriteit. o Minderheid o Wordt bedreigd door bekwame personen, niet uit de elite

Bedreiging neutraliseren: bekwame mensen inlijven in de elite

73

Page 74: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Leidende elite: Verschillende elites samenklitten en naar onderlinge samenhang streven.

Elites zijn een seletie van de beste elementen uit de omgeving. Ze zijn makkelijk te organiseren en worden niet met de massa als geheel geconfronteerd. Zodra ze aan de macht zijn, gebruikt ze haar positie om die door de tijd heen te bestendigen. (Bv.: Door de posities erfelijk te maken, of door de kinderen op verkiesbare plaatsen op de verkiezingslijsten te plaatsen.)

6.1.3 Wright Mills- Dahrendorf: Elitepositie o.b.v. eigendom werd vervangen door de

elitepositie o.b.v. controle - Bourgeoisie werd niet verdrongen door het proletariaat, maar door de

managers- Wie is nu de elite?

o 3 maatschappelijke sectoren die een grote machtsbasis generern voor zij die deze sectoren controleren: de economie, de politiek en het militaire apparaat

o Power elite = De ‘cliques’ uit de 3 institutionele sectoren vervlechten met elkaar

o Er is mobiliteit tussen de sectoren Bv.: De Amerikaanse industrie (haar juristen) zet frequent de

stap naar de Amerikaanse politiek. Maar de mensen blijven in hun oorspronkelijke netwerken

circuleren Cliquevorming en onderlinge beïnvloeding

7. IS SOCIALE STRATIFICATIE NOODZAKELIJK? Sociale ongelijkheid is functioneel.

- Sommige posities zijn gebonden aan kerntaken in een samenleving (bv.: dokters). De uitvoering van deze taken vereist speciale vaardigheden, die doorgaans een lange opleiding noodzaken.

o Slechts een beperkt aantal individuen beschikt over de capaciteiten om deze taken op te nemen.

o Goede beloning gebonden aan de kernposities zodat ze gemotiveerd zijn om de vereiste inspanningen te leveren.

Toegang tot schaarse goederen: geld, eer, verhoogd levenscomfort en persoonlijkheidsontplooiing

Als bv. dokters geen goede verloning en geen hoog prestige zouden krijgen, dan zullen capabele mensen zich niet noodzakelijk geroepen voelen om dokter te worden en komen de juiste personen dus niet op de juiste plaats terecht.

74

Page 75: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Kritieken : o Hoe bepaalt men de relatieve bijdrage van een taak tot de

instandhouding van de samenleving? Bv.: Dokters kunnen levens redden, maar moesten er geen

vuilnisophalers zijn, zou de publieke hygiëne zodanig achteruitgaan, dat de volksgezondheid in het gedrag zou komen. Toch worden vuilnisophalers serieus ondergewaardeerd.

Bv.: Wat is de meerwaarde van goedbetaalde sportlui? Ook andere factoren dan de functionaliteit spelen een rol:

vervangbaarheid, monopolisering tot toegang van het beroep, de vraag op de markt, …

o Werking van de sociale stratificatie: Geen zuivere meritocratie! Bv.: De overerving van beroepen en sociale posities omzeilt

de vrije competitie.o Tal van categorieën worden uitgelosten op de markt, talen wordt

niet benut Bv.: vrouwen, daklozen, …

Morele kanttekening: Is de training zo hard dat dit derest van het leven moet gecompenseerd worden?

8. SOCIALE ONGELIJKHEID OP BASIS VAN GESLACHT Biologische criteria bepalen welke kans iemand maakt in een dominante of ondergeschikte positie terecht te komen. Ook het nature-nurture debat is noot veraf wanneer gedacht wordt over de oorzaken van de sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

- Loonkloof man-vrouw:o Vrouwen werken mindero Vrouwen nemen lagere posities in o Krijgen soms een lager loon voor hetzelfde werk

Sommige redenen zijn eigen keuzes, maar ook een element van onmacht. Glazen plafond: sommige posities/sectoren zijn niet altijd evident beschikbaar

- Keuze maken van ‘nature uit’? Neen: o Loonkloof varieert tussen verschillende landen o Arbeidsparticipatie v/d vrouw aan sterke veranderingen onderhevig o Lijst van gedragingen van mannen en vrouwen die aan het

biologische verschil tussen beide is zeer kort geworden In samenlevingen waar er sprake is van grote

geslachtsgelijkheid, is er bijna geen achterstand meer van meisjes

8.1 VERKLARING VOOR SOCIALE ONGELIJKHEID TUSSEN MANNEN EN VROUWEN

75

Page 76: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

8.1.1 Conflicttheorie van Collins:- Vrouwen en mannen zijn belangengroepen die strijd leveren met elkaar.- Geslachtsgebonden organisatie van verwantschap

o Menselijke voortplanting: lange hulpeloosheid van kinderen zet aan tot langetermijnverbintenissen tussen man en vrouw.

o Mensen streven ernaar om elkaar te domineren. Mannen willen hun dominantie langdurig maken door deze te vertalen in maatschappelijke visies en regelingen. Vrouwen moeten deze verankering tegen gaan.

o Mannen hebben binnen een relatie fysiologische troeven (sterk, groot)

- In hedendaagse economie neemt de economische en financiële autonomie van vrouwen en sociale gelijkheid van vrouwen en mannen toe door scholing en participatie op de arbeidsmarkt.

- Economische factoren spelen een beperkte rol in de verhoudingen tussen individuele mannen en vrouwen.

8.1.2 BlumbergMate waarin vrouwen en mannen de toegang tot productiemiddelen en arbeid controleren is een doorslaggevende factor in alle samenlevingen. Hoe groter de economische macht van vrouwen, hoe meer bewegingsvrijheid zij zullen hebben.

Factoren die kunnen verhinderen dat vrouwen economische macht in beslissingsmacht omzetten.

- Onvervangbaarheid van vrouwenarbeid (in oorlog, jager-verzamelaars)- Familiestelsel: in gemeenschappen waar vrouwen eigendommen kunnen

erven, zal hun economische macht groter zijn (matrilineaal systeem)

8.1.3 VrouwenbewegingGelijkwaardigheid van de vrouw soepelere echtscheidingsprocedure, massale toename van vrouwen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Dit leidt wel tot meer éénoudergezinnen. Door de kinderlast en de nog altijd geldende economische achterstelling van de vrouw leidt tot de feminisatie van de armoede.

76

Page 77: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

HOOFDSTUK 8: SOCIALE VERANDERING1. SOCIALE VERANDERING

Snelle sociale evolutie ligt mee aan de basis van de ontwikkeling van sociologie als afzonderlijke wetenschap. En dus komt de studie van de sociale verandering al vanaf het begin aan bod.

Sociale verandering = De verandering die objectief waarneembare gevolgen heeft voor de sociale structuur en de cultuur van een maatschappij. Het is een neutrale, waardevrije term die wijst op alle dynamische aspecten van de maatschappij.

- Ze moet grondig zijn: o De wijziging moet belangrijke gevolgen hebben voor de werking van

andere sectoren.o Bv.: Het vormen van een nieuwe regering is geen sociale

verandering, het grondig wijzigen van het bestaande politieke stelsel wel.

- Ze moet betrekking hebben op verschillende sferen van het maatschappelijk leven:

o Er moeten veranderingen zijn in verschillende sectoren tegelijko Sterftecijfers, huwelijkscijfers of indicatoren van werkgelegenheido Bv.: Een wijziging in de familiale sfeer op zich volstaat niet als de

gevolgen tot die levensfeer beperkt blijven. - Bv.: Een stijging van het aantal mensen tewerkgesteld in de

dienstensector gaat samen met parallelle wijzigingen in de scholingsgraad van de bevolking, de arbeidsparticipatie van vrouwen, de verdere uitbreiding van de welvaartsstaat en zijn sociale voorziningen, onder meer, voor kinderopvang en de zorg voor hoogbejaarden.

Sociologen proberen inzicht te krijgen in de sociale veranderingen door de processen te

- Beschrijven: Zoeken naar de vormen die veranderingsprocessen aannemen

- Verklaren: Zoektocht naar de oorzaken van sociale verandering

1.1 DE HUMAN DEVELOPMENT INDEX - Het meten van recente sociale verandering kan cijfermatig worden

uitgedrukt door gebruik te maken van statistische gegevens. - HDI meet de sociale verandering van een land m.b.t. 3 aspecten van de

menselijke ontwikkeling:o Levensverwachting bij de geboorteo Kennis: Combinatie van een index die het aantal mensen weergeeft

dat kan lezen en schrijven, en een index die het aantal mensen weergeeft die primair, secundair en/of tertiair onderwijs volgen.

77

Page 78: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

o Levensstandaard: Bruto nationaal product per capita berekenen- Wijst erop dat de maatschappelijk ontwikkeling niet beperkt kan worden

tot economische groei o Bv.: Pakistan en Vietnam hebben een gelijk inkomen per inwoner. In

Vietnam is de levensverwachting en alfabetisering echter veel hoger dan in Pakistan. HDI is dus hoger voor Vietnam dan voor Pakistan.

- Gender Empowerment Measure (GEM): Wijzen op de graad van geslachtsongelijkheid in de economie en politiek van een land.

o De omvang en graad van de economische participatie en besluitvorming & de economische macht van vrouwen meten

1.2 THEORIEËN VAN SOCIALE VERANDERINGEN 3 criteria om theorieën over sociale verandering van elkaar te onderscheiden:

- Culturele veranderingen of veranderingen in de materiële/technologische sfeer als oorzaken van sociale transformaties?

- Nadruk op interne of externe oorzaken van sociale verandering?- Invloeden bovenindividuele sociale processen of kunnen (groepen van)

individuen de transformaties sturen?

1.2.1 Monistische of monocausale theorieën Monistische of monocausale theorieën: De oorzaak van sociale verandering zoeken in 1 factor, en deze beschouwen als dé determinant van sociale verandering.

- Marx : Sociale verandering t.g.v. de competitie tussen belangengroepen in de maatschappij.

- Gumplowicz : Verandering t.g.v. oorlog

Geven geen volledige verklaring voor sociale veranderingen. Meestal spelen een aantal factoren op elkaar in, omdat het maatschappelijke leven complex is en een veelheid van deelaspecten bevat die met elkaar in verband staan.

1.2.2 Materialistische theorieën - Primaire motor van sociale verandering te vinden in de

economische/technologische of materiële sfeer van de maatschappij- Bv.: Industrialisatiethese, postindustrialisatiethese, netwerksamenleving in

het informatietijdperk

Technologische theorieën stellen dat:

- Culturele en sociaalstructurele veranderingen afhankelijk zijn van technologische evoluties

o Bv.: De ijzeren ploeg. Hij heeft bijgedragen tot de overgang van horticulturen naar akkerbouwculturen.

o Bv.: Mobiele telefonie en het internet. Hedendaagse technologieën met een grote maatschappelijke impact.

78

Page 79: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

- Nieuwe uitvindingen gedaan worden o.b.v. al bestaande elementen o De uitvinding is een resultaat van een nieuwe combinatie van

bekende technieken, of van een nieuwe techniek toegevoegd aan al bestaande technieken.

o Cumulatief karaktero Ontwikkeling van nieuwe uitvindingen is

onafwendbaar/onvermijdelijk. o Innovaties volgen uit pogingen op tot oplossingen te komen voor

concrete problemen

- De creatie van nieuwe technologieën enkel aanleiding geeft tot sociale verandering als ze de andere sferen van de maatschappij indirect beïnvloedt.

o Via de uitwerking die ze heeft op sociale organisatie van de productie, distributie en consumptie van goederen.

1.2.2.13 fases van maatschappelijke transformatie volgens Rose 1. Technische innovaties hebben een effect op de economie van de

maatschappija. Nieuwe technieken zorgen voor een wijziging in de manier waarop

goederen geproduceerd, verspreid en/of geconsumeerd worden. b. Bv.: Ontstaan van fabrieken door de uitvinding van de machine

2. Veranderingen in de economische structuur hebben een impact op de aard van de te verrichten taken en de arbeidsverdeling

a. Bv.: De 1e industriële revolutie zorgde voor een fundamentele transformatie van de textielnijverheid, waarbij ambachtelijke arbeid en huisarbeid plaatsmaakten voor fabrieksarbeid met een meer doorgedreven arbeidsverdeling.

3. De maatschappelijke sferen die slechts indirect verbonden zijn met de economische sfeer, gaan zich aanpassen aan de veranderingen in productie, distributie en consumptie.

a. Zowel de sociale structuur als de cultuur van de samenleving past zich aan

b. Bv.: De industrialisatie leidde tot urbanisatie, die bijdroeg aan de secularisatie van de samenleving, de scheiding tussen woon- en werkplaats en tot grondige transformaties in de verhoudingen tussen man en vrouw.

1.2.2.2Technologische evolutie en cultural lag Cultural lag = Veranderingen die voortvloeien uit nieuwe uitvindingen verlopen vlugger in de materiële cultuur dan in de niet-materiële (adaptieve) cultuur. Het resultaat hiervan is continue sociale onaangepastheid tussen de 2 vormen van cultuur.

Bv.: Pollutie t.g.v. de ontwikkeling van nieuwe productieprocessen is aan een antipollutiewetgeving voorafgegaan.

79

Page 80: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Bv.: Opkomst van de mobiele telefonie: de nieuwe technologie geeft aanleiding tot een cultural lag wanneer ze niet samengaat met het onstaan van nieuwe omgangsvormen op gebied van het voeren van privételefoongesprekken in openbare ruimtes.

Gaat de materiële cultuur wel altijd vooraf aan de adaptieve cultuur? Neen:

- In sommige ontwikkelingslanden worden vergaande onderwijsprogramma’s opgezet, zelfs voor de economie tot volle wasdom is gekomen Overeducation: Het hiaat tussen de onderwijssector en de economische sector zorgt voor problemen i.v.m. de tewerkstelling van de geschoolden.

Naast uitvindingen en ontdekkingen spelen ook nog andere factoren een rol in de sociale verandering

- Ontdekken van nieuwe energiebronnen - Drastische wijzigingen in de bevolkingsstructuur

Veranderingen die een direct effect hebben op de productiviteit van de maatschappij.

80

Page 81: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Structural lag: Nieuwe technologieën leiden tot wijzigingen in de levensloop die niet gevolgd werden door veranderingen in de maatschappelijke structuren. Bv.: Wijzigingen in het domein van de biologie zorgen voor een spectaculaire toename van levensverwachting in het Westen.

Het merendeel van onze rollen zijn geconcentreerd in een bepaalde fase van onze levensloop. (Leeftijdsdifferentiatie) Bv.: Jongeren studeren, volwassenen werken, senioren genieten, … Onderbenutting van menselijke capaciteiten bij senioren & roloverbelasting en problemen van werk-gezinsbalans bij volwassenen en middenjaren.

Oplossing: Deze sequentiële rolvervullingen ombuigen tot parallelle rolinvulling waarbij leeftijdsdifferentiatie afbouwt en mensen in elke leeftijdsgroep studeren, werken en ontspanning combineren.

1.2.2.3Voorbeelden van technologische theorieën van sociale verandering

Industrialisatiethese:- Technologische ontwikkelingen drijven de industrialisatie voort door

verschillende industriële revoluties (in de secundaire sector) - Moderne samenlevingen moeten zich voortdurend aanpassen aan

veranderingen in die technologische realiteito 1e industriële revolutie: stoomkracht en automatiseringo 2e industriële revolutie: spoorwegen en ijzerproductieo 3e industriële revolutie: staalproductie en chemische industrieo 4e industriële revolutie: auto-industrie en petrochemische nijverheid o Laatste industriële revolutie: informatica, micro-elektronica,

biotechnologie

De opkomst van de postindustriële samenleving: - Primaire sector: Economische sector die grondstoffen en voedsel levert - Secundaire sector: De industrie; verwerking grondstoffen primaire

sector. - Tertiaire sector: Commerciële dienstverlening: bedrijven die met de

verkoop van hun diensten (door de secundaire sector gemaakt) winst maken. Bv.: Onderwijs, vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg.

- Theorie van Bell:o Technologische transformaties :

Productie van goederen Productie van dienstenAccumulatie van kapitaal Accumulatie van kennis Mens-machinerelaties Mens-mensrelaties

o Transformaties in de organisatie van de economie :Bedrijven Kenniscentra (bv.: Universiteiten, onderzoeksinstituten)

o Transformaties in arbeid en sociale stratificatie : Opkomst van intelligentsia (technici, professionelen, wetenschappers)

o Transformaties in de andere maatschappelijke sferen :

81

Page 82: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Nadruk op vervullen van hogere behoeftenKwaliteit van het leven staat centraal

- Conflicten : niet meer met kapitaal en arbeid maar met het o Spanningsveld tussen versterken van de professionele

autonomie van de groeiende klasse van specialisten en technocraten

o De roep om meer zeggenschap en beslissingsmacht door beter geïnformeerde en competente burgers

- Kritieken op de postindustrialisatiethese:o De tewerkstelling in de tertiaire sector is gestegen, maar het belang

van de secundaire sector is niet gedaald. Er is geen vervanging van de secundaire sector door de tertiaire sector. De primaire sector is in belang gedaald.

o Onze samenleving evolueert naar een maatschappij met een secundaire sector die meer en meer goederen produceert die het mensen mogelijk maakt zelf in hun behoeften te voorzien, zodat ze niet meer van de diensten van anderen afhankelijk zijn

o Tertiaire sector kan niet onafhankelijk van de secundaire sector groeien

o De nieuwe klasse van professionelen zijn nog steeds werknemers in een economie die nog altijd onder controle staat van managers en grote investeerders. Ze hebben zelf geen controle verworven.

Industriële samenleving Postindustriële samenlevingKlemtoon op productie van goederen Klemtoon op productie van diensten

Mens-machinerelaties centraal Mens-mensrelaties centraal (persoonlijke dienstverlening)

Secundaire sector = industrie

Tertiaire sector -> verhogen van levenskwaliteit

-> afhankelijk van productie en distributie van goederen uit de secundaire sector

Belangenconflict: kapitaal vs. arbeid

Conflict:versterken van autonomie van groeiende klasse

van specialisten en technocraten vs. meer zeggenschap en beslissingsmacht burgers

Centraal: toename van productiviteit Centraal: verhogen van levenskwaliteit

82

Page 83: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

De netwerksamenleving in het informatietijdperk:De opkomst van de netwerksamenleving (transformatie) wordt gekenmerkt door:

- Nieuw technologisch paradigma:o Er is een gebruik van informatietechnologie om de productie van

kennis te verbetereno 3 kennisdomeinen die zich vroeger gescheiden ontwikkelden, met

elkaar in verband brengen (ICT en gentechnologie)

- Nieuwe economische ordening:o Uitwisseling van informatie binnen (netwerken van) bedrijven is

cruciaal geworden

- Nieuwe arbeid en tewerkstellingsorganisatie:o Onderscheid tussen

Self-programmable labour: In staat om zichzelf voortdurend bij te scholen om zich te kunnen aanpassen aan de steeds wijzigende eisen van een zich transformerende economie

Generic labor: Vervangbare arbeid en onderling verwisselbare taken

o Toename van de digitale kloof (= sociale tweedeling op vlak van verspreiding en het gebruik van de informatietechnologie)

Bv.: Jongeren vs. ouderen; rijken vs. armen; ongelijke toegang tot internet in verschillende beroepsklassen

- Transformaties in andere, niet rechtstreekse met de economisch orde verbonden maatschappelijke domeinen:

o Geografisch van elkaar te onderscheiden culturen worden 1 grote multimediale ruimte door de opkomst van het internet

o Gedeelde en globale cultuur en taal o Ruimte om culturele verscheidenheid uit te drukken

- Er onstaat een timeless time:o Tijdsdimensies raken vermengdo Space of places2 Space of flows3 o Nieuwe stedelijke hiërarchieën: Niet afhankelijk van geografie,

maar van hun locatie in het netwerk van stromen van informatie, mensen en middelen.

2 Space of places = Culturen en geografische locatie met elkaar verbonden,specifieke culturen zijn verbonden met bepaalde territoria.3 Space of flows = Betekenis en plaats niet meer met elkaar verbonden. Netwerken verbinden geografisch ver van elkaar verwijderde lokale culturen en geven aanleiding tot de ontwikkeling van nieuwe gedeelde culturen en betekenissen.

83

Page 84: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

1.2.3 Idealistische theorieën Cultuur en denkbeelden als motor van sociale verandering.

De cyclische theorie:Ter verklaring van sociale verandering

- Veranderingsprocessen = cyclische bewegingen, historische fluctuaties of steeds terugkerende veranderingspatronen

- Culturele geestesgesteldheid: Mentaliteit van de gemeenschap die berust op de algemene visie van de werkelijkheid die in een maatschappij overheerst. Komt tot uiting in alle culturele aspecten van een gemeenschap.

o 3 types visies van de werkelijkheid: Sensate, ideational, idealistic

- SENSATE IDEATIONALREALITEIT Materieel, empirisch Bewustzijn, transcendent,

geestelijkBEHOEFTEN Zintuiglijk, fysiek Spiritueel

VOORUITGANG DOOR

Beheersing omgeving en materiële aspecten van cultuur uitbreiden

Zelfbeheersing

KUNST Gericht op vermaak Symbolische voorstelling van hogere waarden

BASISKARAKTER

Extravert Introvert

BRON VAN KENNIS

Observatie en experimenteren Intuïtie & geloof in innerlijke ervaringen

Idealistic cultuur: Harmonieus geheel van de belangrijke aspecten van beide extreme types en impliceert een meer rationele wereldbeschouwing

- Opvolging van het ene naar het andere: telkens een tussenperiode (gekenmerkt door het idialistic stelsel). Wanneer de limiet bijna weer bereikt is, volgt er een teruggang.

- Kritiek : o Overvloedig gebruik van kwantitatieve gegevenso Ruw karakter van de aangewende meetmethodes o Geen inzicht in de factoren die de dynamiek van de maatschappij

bepalen

84

Page 85: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

De postmodernisatietheorie:- De cultuur van een samenleving kan een langdrugie invloed uitoefenen,

los van elke economische ontwikkeling.

- Wijziging waardepatroon: materialistisch/modern postmaterialistisch/postmodern

o Materialistisch: Gericht op rationaliteit, veiligheid, economische zekerheid, economische prestatie en sociale orde

o Postmaterialistisch: Gericht op levenskwaliteit, zelfverwerkelijking, zelfexpressie, gebondenheid en individuele vrijheid

- Onze samenleving evolueert weg van de bureaucratisch georganiseerde massaorganisaties die aan de basis lagen van de industrialisatie. Hun bloeiperiode is voorbij, hun effectiviteit in de markteconomie neemt af, ze kunnen niet flexibel genoeg reageren op wisselende marktcondities, ze worden minder aanvaard omdat hun werking niet meer strookt met de basiswaarden van de postmoderne burger. De zucht naar zelfontplooiing en zelfstandigheid strookt niet meer met de hiërarchische organisatie van die bureaucratieën.

- Vanwaar komen deze postmoderne waarden? Intergenerationele waardeverandering:

o Schaarstehypothese: De kernwaarden van personen vormen een weerspiegeling van de socio-economische situatie waarin ze vertoeven. Als er materiële schaarste heerst, ligt de nadruk op de realisatie van materialistische waarden. In welvarende samenlevingen (materiële overvloed) leggen mensen nadruk op hogere behoeften.

o Socialisatiehypothese: De basispersoonlijkheid wordt gevormd tijdens de primaire socialisatie. Latere levenservaringen veranderen de basispersoonlijkheid niet meer fundamenteel, ofwel heel langzaam.

- Culturele evolutie: modernisatie en postmodernisatie o Modernisatie: Economische groei en industrialisatie zijn de

motoren Gezagsverhoudingen o.b.v. traditie o.b.v. rationaliteit Religieuze normen en waarden prestatie staat centraal Verworven statuskenmerken toegeschreven

statuskenmerkeno Postmodernisatie: Maximalisatie van de levenskwaliteit en

subjectief welbevinden Prestatiegerichtheid Postmaterialistische waarden &

normen

85

Page 86: Soiologie - VPPK · Web viewHistorisch ontwikkeld om efficiëntie bij bereiken doelen te bevorderen Gerelateerd aan macht en autoriteit: Macht: De capaciteit om andere mensen te doen

Traditionele en rationele-legale gezagsverhoudingen ter discussie gesteld

- Kritieken :o Uitgaan van een evolutie van minder naar meer aangepaste

samenleving. Hij heeft de neiging om de westerse cultuur voor te stellen als het voorlopige eindpunt van een maaatschappelijke evolutie.

o Hij negeert de invloed die samenlevingen hebben op elkaar. Hij zegt dat maatschappelijke transformaties wijzigingen binnen de samenleving zijn.

Samenlevingen doorlopen verschillende stadia en hedendaagse samenlevingen onderscheiden zich door de fase van culturele ontwikkeling waarin ze zitten

86