Socio-economische geschiedenis van...

102
Erasmushogeschool Brussel Departement Sociaal-Agogisch Werk Sociale en economische politiek in België na WOII

Transcript of Socio-economische geschiedenis van...

Page 1: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Erasmushogeschool BrusselDepartement Sociaal-Agogisch Werk

Sociale en economische politiek in België

na WOII

Hans Stiens2009 -2010

Page 2: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

1. Inleiding

De geschiedenis van de economische en sociale politiek (in België na WOII) is geen populair thema (spijtig). Moet dit ons echter verbazen? "Economie" is geen thema (meer) in de politiek. Zowel "linkse" als "rechtse" politici, en in hun voetspoor publieke commentatoren, dragen een neoliberaal vertoog uit. In het "publieke debat" vormt de economische politiek dan ook geen echt strijdpunt (tussen de verschillende politieke partijen). Hoogstens wordt er over "punten en komma's" gediscussieerd. We leven in het neoliberale tijdperk en er wordt gezegd dat er geen écht alternatief mogelijk is voor het kapitalisme, het vrije marktmodel, de competitiviteit, enz. Tegendraadse visies en confronterende standpunten over de economische politiek zijn afwezig in de uiteenzettingen van de officiële politiek. Haar aandacht gaat grotendeels uit naar o.a. veiligheid en integratie.

Niettemin hebben we beslist dit thema (economische en sociale politiek) op te nemen in het programma "geschiedenis" van de opleiding maatschappelijk werk. De vertogen waarvan het Maatschappelijk Werk en de Opleidingen in maatschappelijk werk zich bedienen, vertonen meestal meer interesse in culturele en ethische onderwerpen. Hun kritiek op het maatschappelijke gebeuren is meestal ingebed in een morele, en geen politieke benadering. Maar de politiek, en uiteindelijk het maatschappelijke werk is niet los te koppelen van sociale en economische transformaties. Je kan geen ernstige (onderbouwde) discussie voeren over (sociale of welzijns-) politiek zonder de economie erbij te betrekken. Het politieke, het economische, het sociale staan niet los van elkaar.

Hoe ben je als maatschappelijke assistent in staat om een situatie waarin instellingen voedselpakketten uitdelen en warme lokalen ter beschikking stellen van zgn. kansarmen te plaatsen, indien je geen "politieke" vragen stelt: bijvoorbeeld waarom wordt armoede kansarmoede genoemd?Vandaar dat we met onderstaande tekst enigszins "tegen de stroom in" willen roeien.

I. Bronvermelding

De onderstaande cursustekst steunt sterk, is in feite deels een overname (weliswaar ingekort en met een aan rijkdom ingeboete keuze van thematieken), deels een "bewerking" van de tekst van Dhr. Alain Meynen over de economische en sociale politiek sinds de jaren vijftig in België. Deze tekst is in zijn oorspronkelijke vorm terug te vinden in hoofdstuk VIII van het overzichtswerk "Politieke geschiedenis van België – van 1830 tot heden".

Witte, E., Craeybeckx, J., Meynen, A., "Politieke geschiedenis van België – van 1830 tot heden", Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1990, blz. 279 – 324 (vijfde, volledig herwerkte uitgave)

1

Page 3: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Witte, E., Craeybeckx, J., Meynen, A., "Politieke geschiedenis van België – van 1830 tot heden", Standaard Uitgeverij, VUBPRESS, Antwerpen, 1997, blz. 285 – 354 (Zesde herziene uitgave)

Witte, E., Craeybeckx, J., Meynen, A., "Politieke geschiedenis van België – van 1830 tot heden", Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2005, blz. 307 – 417 (zevende herziene druk september 2005)

We hebben vooral geprobeerd de algemene krachtlijnen van de tekst eer aan te doen. Ze vormen interessant, uitdagend materiaal om het welzijnswerk (de methodiek, de instellingen, de evolutie van "taxonomie" van problemen en zgn. probleemgroepen, de discursieve formaties, enz.) breder te plaatsen. Eerlijkheidshalve moeten we toegeven dat we hier niet aan toekomen. Dat vergt een studie op zichzelf. Bovendien is het al moeilijk genoeg om én een overzicht te geven van de geschiedenis, én deze te duiden vanuit een theoretische achtergrond die op zich al een inleiding nodig heeft. We hopen natuurlijk dat we geen al te grote, beschamende fouten hebben gemaakt. Sommige items hebben we (in voetnoten) wat meer vlees gegeven. We hopen dan ook dat we geen "onmogelijke" interpretaties hebben gegeven. Vanzelfsprekend zijn eventuele misvattingen die er staan voor onze rekening.

I. Enkele methodologische aantekeningen

Onderstaande tekst heeft de pretentie de "ontwikkeling" van de economische en sociale politiek in België na de tweede wereldoorlog niet enkel te schetsen, maar ook te duiden. Met andere woorden, we geven naast een beschrijving van de belangrijkste gebeurtenissen ook een (mogelijke) verklaring voor het economisch reilen en zeilen.Twee vragen (en respectievelijk het antwoord hierop) vormen de leidraad van onze uiteenzetting:1. hoe stellen we de naoorlogse economische en sociale geschiedenis voor?2. hoe verklaren we de naoorlogse economische en sociale geschiedenis?

Hoe de naoorlogse periode beschrijven (bijvoorbeeld de gekozen chronologie – indeling in "periodes") en verklaren is niet enkel een didactisch probleem, maar tegelijkertijd ook een analytisch. Een bepaalde didactiek suggereert immers een bepaalde analytische aanpak, en omgekeerd, beïnvloedt de analyse de didactiek.

(1) We hanteren een "gefaseerde" voorstelling waarbij de tijd in stukken wordt gehakt op basis van breuken1 (= cesuren) en die steunt op de lange golven theorie (cf. Kondratieff2).

1 Veranderingen in economische conjunctuur, arbeidsverhoudingen, enz. in vergelijking met de vorige fase.2 De Russische econoom Kondratieff (1892 – 1931): fasen van 20 tot 25 jaar overwegend sterke economische groei worden afgewisseld door ongeveer evenveel jaren van gemiddelde trage expansie. Binnen de lange golf doen zich dan nog korte cycli voor van opgang en neergang. Hij stelde deze beweging van de economie vast op basis van de prijzen. Op basis van zijn vast(stelling) zijn echter een aantal theoretici opgestaan die geprobeerd hebben dit fenomeen op een andere manier te onderzoeken, wat op zijn beurt aanleiding heeft gegeven tot het ontstaan van scholen en van het zgn. lange golvendebat. Bekende namen zijn Trotsky, Mandel, Schumpeter, enz. Meynen vertolkt een – m.i. een interessant – persoonlijk standpunt (in dit debat) dat sterk(er) rekening houdt met zgn. niet-economische variabelen zoals de klassenstrijd (de strijd om de meerwaardevoet) en de

2

Page 4: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

(2) De verklaring van de lange golven na de tweede wereldoorlog, steeds met kleinere cycli, wordt geboden door een model van economische ontwikkeling, dat ontleend is aan de Ecole de la Régulation3. Modellen vertonen echter het nadeel dat hun finaliteit er vooral in bestaat om "evenwichten" te verklaren, maar ze zijn minder toegerust om rekening te houden met het optreden van toevalligheden en onevenwichten. Dit nadeel vertoont ook de regulatieschool. Het model breekt ook niet echt met de (heersende) opvattingen (zowel van links als van rechts) die de economische ontwikkeling verklaren vanuit autonome, endogene4 (systeeminherente) economische ontwikkelingswetten (van het kapitaal). De tekst daarentegen "leest" de naoorlogse economische ontwikkeling in termen van klassenstrijd5; de verhouding klassenstrijd en zgn. institutionele factoren (zoals fordisme, sociaal overleg, Keynesiaanse staat tijdens het Gouden Tijdperk) wordt niet in termen van uitwendigheid6 gedacht (vb. ook het staatsoptreden is inzet van klassenstrijd) of van weerspiegeling7, maar eerder van osmose (een "biologische" toestand die ertoe neigt dat alles uiteindelijk door elkaar vloeit).

Uiteraard beïnvloedt de visie (begrippenapparaat, theoretische stellingneming) van de historicus de lezing van de "empirie" (feiten, cijfermateriaal, enz).

II. Begrippendoos

Laten we ook trachten een aantal "begrippen" uit te leggen (te definiëren) en te duiden (in een context te zetten) die we expliciet of impliciet gebruiken in de tekst.

- Productiewijze (kapitalisme);- Productiekrachten (arbeidsgrondstoffen, arbeidskracht, arbeidsmiddelen);- Productieverhoudingen (privé-bezit)

concrete uitwerking van de klassenstrijd (vb. crisis van de arbeid op het einde van de jaren zestig). 3 Een linkse economische school die zijn wortels in Frankrijk heeft en ontstaan is midden jaren zeventig in een poging om een nieuwe, "totaal onverwachte", kapitalistische crisis te verklaren. Belangrijke namen zijn Boyer, Aglietta en Lipietz.Reeds begin jaren zestig voorspelde de Belgische marxistische econoom Mandel dat een toekomstige crisis onvermijdelijk was. Dat zijn voorspelling is uitgekomen, is echter niet zijn grootste prestatie. Zijn verdienste is er vooral in gelegen dat hij een rijke set van variabelen (1. organische samenstelling van het kapitaal 2. de splitsing van het constant kapitaal in "arbeidsmiddelen" en een circulerend deel – grondstoffen en arbeidskracht 3. de evolutie van de meerwaardevoet 4. de accumulatievoet 5. de rotatietijd van het kapitaal 6. de verhouding tussen de sector van de productiegoederen en de sector van de consumptiegoederen / Elke variabele bezit een zekere autonomie en de variabelen worden tezelfdertijd op elkaar betrokken) heeft ontwikkeld die een complexe benadering toelaat voor een studie van de (laat)kapitalistische productiewijze.4 Je gaat het economische louter verklaren vanuit pure economische wetten, alsof de economie niet doorkruist wordt door het "sociale" (vb. arbeidsverhoudingen) en het "politieke" (vb. ideologie, regeringsprogramma enz.)5 Hier laat zich de invloed traceren van de Italiaanse operaïsten w.o. Negri die de klassenstrijd centraal stellen in hun analyse. Een "zwakheid" in de operaïstische "theorie" is de normatieve status die verleend wordt aan een "historisch subject", in casu de arbeidersklasse.6 "Uitwendigheid" = economie staat los van politiek, en vice versa.7 "Weerspiegeling": alsof de politiek volledig bepaald wordt door het economische, en dus slechts een afspiegeling van dat economische vormt.

3

Page 5: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- Klassenstrijd

1. Kapitalistische productiewijze

Het kapitalisme is een specifieke productiewijze: een combinatie van economische, politieke en ideologische structuren en praktijken die elkaar veronderstellen en bepalen. Het kapitalisme: wat is dat dan eigenlijk?"Het kapitalisme" kunnen we een aantal specifieke economische kenmerken toeschrijven:

a. Het privé-bezit of het privaat bezit der productiemiddelen: de kapitalistische eigendomsverhoudingen van de productiemiddelen. Hoe verhouden mensen zich in het maatschappelijke productieproces? Bezitter versus niet-bezitter van de productiemiddelen = productieverhoudingen (de economische verhoudingen of productieverhoudingen zijn meteen ook sociale verhoudingen).

We onderkennen twee hoofdklassen: de kapitalisten en het proletariaat.Kapitalisten: de eigenaars van de productiemiddelen die naast de controle erover zich ook de producten toe-eigenen (in "andere" discursieve formaties spreekt men over "patronaat"; "werkgevers"). Het bezit van de productiemiddelen houdt in dat de ondernemer vrij is te bepalen wat, hoeveel en hoe hij zal produceren.Proletariaat: de producent zelf die zijn arbeidskracht verkoopt aan diegenen die het kapitaal bezitten (in "andere" discursieve formaties spreekt men over "arbeiders"; "werknemers").

b. De productie van meerwaarde ten voordele van een kleine groep personen (= kapitalisten)

Meerwaarde: een deel van de totale waarde die door de arbeiders geschapen wordt en die de eigenaars van de productiemiddelen zich toe-eigenen.De kapitalist koopt de arbeidskracht van de arbeiders (intellectuele en fysieke mogelijkheden). Door hun arbeid voegen de arbeiders aan de oorspronkelijke waarde van de grondstoffen een nieuw geschapen waarde toe (vb. de transformatie van de natuur: ijzererts → staal → stalen platen → carrosserie auto). Het grootste deel hiervan wordt ingepikt door de kapitalist.

c. Het winststreven = finaliteit: de ondernemer produceert om winst te maken. Dit brengt met zich mee dat de ondernemer alleen bereid is behoeften te bevredigen die zich kunnen uiten in een koopkrachtige vraag i.p.v. in een behoeftige vraag: wie niet kan betalen, zal ook niet consumeren.

2. Productiekrachten

Nauw verweven met de productiewijze zijn de productiekrachten:- Arbeidsgrondstoffen (grondstoffen, energiebronnen);- Arbeidsmiddelen (machinecapaciteit, terreinen en gebouwen, techniek,…);Beiden zijn "productiemiddelen".- Arbeidskracht

4

Page 6: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

De arbeidskracht is heel bijzonder: alleen de arbeider slaagt erin meerwaarde voort te brengen vb. enkel de arbeider kan door zijn arbeid een trui maken van wol, garen en breinaalden.

3. Productieverhoudingen cf. supra

De verhoudingen die bepaald worden door de rol der mensen in het productieproces.

4. Klassenstrijd

In de negentiende eeuw komt het kapitalisme tot volle wasdom. Het kapitalisme is een klassenmaatschappij (het al of niet behoren tot een bepaalde klasse wordt bepaald door de (objectieve) positie die men inneemt ten aanzien van de productiemiddelen). Grosso modo ontstaan twee hoofdklassen: de burgerij (gekenmerkt door bezit van de productiemiddelen) en de arbeidersklasse (gekenmerkt door niet-bezit van de productiemiddelen).

Deze klassen staan diametraal tegenover elkaar; hun verhouding wordt gekenmerkt door:- uitbuiting: de arbeider heeft geen zelfbeschikkingsrecht over de vruchten van zijn arbeid

("verdelingsvraagstuk");- onderwerping: loonarbeid = gezagsverhouding: de arbeider heeft geen vinger in de pap te

brokken ("machtsvraagstuk") – de aanwending van de arbeidskracht (hoe hij moet werken; wat hij moet maken, enz.), de wijze waarop de productiemiddelen ingezet zullen worden (hoeveel investeren, in wat, waar, enz.) behoren tot de beslissingsbevoegdheid van de burgerij.

Rond deze bestaansvoorwaarden speelt zich de de klassenstrijd af.

Algemene opmerkingen:

- Het kapitalisme is een erg dynamische en flexibele productiewijze: het kapitalisme ondergaat "gedaanteverwisselingen"- zgn. mutaties: cf. handelskapitalisme, industrieel kapitalisme, financieel kapitalisme.

- Het kapitalisme wordt op "regelmatige" tijdstippen getroffen door crisissen. Op dit ogenblik stelt zich echter de vraag of deze lange golven zich nog zullen blijven voordoen. In feite lijkt zich een omslag naar een nieuwe lange periode van economische expansie zich nog altijd niet aan te kondigen: we blijven in een periode van kortdurende economische bloei, afgewisseld door perioden van recessie. Ook de werkloosheid blijft op een alarmerend peil staan.

III. Toelichting van de indeling (inhoudsopgave)

De naoorlogse socio-economische geschiedenis gieten we eerst in een grove, algemene synthese, daarna in een meer verfijnde, gedetailleerdere synthese (vanaf punt 2.). De algemene synthese vindt u terug in het onderstaande didactisch schema dat door de

5

Page 7: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

daaropvolgende tekst wordt toegelicht. Vanaf punt 2. start de gedetailleerdere synthese (de eigenlijke stof) die de Belgische situatie toelicht en plaatst in een wereldcontext.

6

Page 8: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

IV. Didactisch schema socio-economische ontwikkeling na WOII

Periode Golf Economisch ontwikkelingsmodel

Theoretisch concept: Klassenstrijd

1945 – 1973 Lange golf met expansieve grondtoon Fordisme

Koppeling lonen aan de productiviteit

- "les trente glorieuses"- full employment - sterke economische groei

- Taylorisme en lopende band- Neocorporatisme- Keynesianisme

° poging tot beheersing conflicten arbeid – kapitaal door sociaal overleg (institutionele uitbouw)° dieptepunt klassenstrijd

2de helft jaren veertigjaren vijftig (1950 – 1957)1958 – 1961jaren zestig (1962 – 1966)

1967/1968 – 1973 Omslag Fordistisch compromis wordt verbroken in het voordeel

° heropflakkering klassenstrijd° arbeidersklasse in het offensief

8

Page 9: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

van de lonen.

1974 – heden Lange golf met depressieve grondtoon

Postfordisme?(vanaf jaren tachtig)

Koppeling lonen aan de competitiviteit

- crisisdecennia- massawerkloosheid - staatsschuld - haperende en zwakke

economische groei

- neoliberalisme - deregulering- flexibilisering

° vanaf 1973 patronaat in het offensief (investeringsstaking, speculatie, bedrijfssluitingen) – patstelling ° vanaf 1982: patronaal offensief slaagt (inleveringen en saneringen

1974 – 19811982 – 19871988 – 19921991 – 19961997 – 1999 Heden

9

Page 10: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

1945 – 1973:Lange economische golf met expansieve grondtoon

1974 – heden:Lange economische golf met depressieve grondtoon

1967 – 1973:Omslag =overgang van een lange economische golf met expansieve grondtoon naar een lange golf met depressieve

10

Page 11: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

grondtoon

11

Page 12: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Toelichting didactisch schema

De naoorlogse periode kan als het ware in twee gehakt worden:- de lange golf met expansieve grondtoon (1945 – 1973) ;- de lange golf met depressieve grondtoon (1974 – heden).

De lange golf met expansieve grondtoon (1945 – 1973): een periode van hoogconjunctuur .

Na de tweede wereldoorlog kent het kapitalisme een vrij langdurige sterke economische groei; een schril contrast met de aanslepende stagnatie van de crisisjaren dertig. Even lijkt het erop dat we "met zijn allen" een rooskleurige toekomst tegemoet gaan: volledige tewerkstelling, sociale zekerheid, "hoge" lonen, enz.

- Na de oorlog voert de VS een reconstructie uit van de kapitalistische wereldmarkt en verbreidt het rond de massaproductie gecentreerde nieuwe accumulatieschema ("Fordisme") zich.

- "Grote sprong voorwaarts" in de relatieve meerwaardeproduktie. De hoge vlucht ervan correspondeerde met een aanzienlijke en langdurige verhoging van de arbeidsproductiviteit die op haar beurt beantwoordde aan een nieuwe vlucht van de productiekrachten = de zgn. Derde Technologische Revolutie. Het proces van versnelde technologische vernieuwing werd enerzijds vergemakkelijkt door een aanzienlijke stijging van de meerwaarde- en winstvoet en, maakte anderzijds een langdurige verhoging of stabilisering van de meerwaardevoet mogelijk.

Betekenis van de Derde Technologische Revolutie: ingrijpende "rationalisatie van de arbeid" (inkrimping van de tijd nodig voor de

reproductie van de arbeidskracht en een verlenging van dat deel van de arbeidstijd dat beschikbaar is voor winsten);

langlopende reconstructie van het industriële reserveleger.

- Het naoorlogse groeischema steunde op een specifieke combinatie van een langlopende verhoging van de relatieve meerwaardeproduktie met een aanzienlijke stijging van de reële lonen. De mogelijkheid om goederen – vnl. duurzame consumptiegoederen – massaal te produceren, impliceert tevens nieuwe consumptienormen: namelijk. expansie van de consumptie en derhalve is voldoende koopkracht vereist. Bijvoorbeeld "l'utopie de tout plastique"; de auto, de radio, de T.V., de frigo, … Massaproductie vereist massaconsumptie en omgekeerd.

- De kapitalistische wereldproductie bereikte een nieuwe kruissnelheid die zich duidelijk op een hoger niveau van productiviteit, van afzetmarkt en van groei bevindt. Dit laat toe om hogere lonen te betalen, de koopkracht op massaschaal te vergroten, zonder dat daarom iets veranderd wordt aan de relatieve verdeling van de meerwaarde tussen arbeid en kapitaal. Studies wijzen uit dat die zelfs in de "golden Sixties" 'quasi onaangeroerd blijft'. Dit proces is echter niet volledig (zoals uit de geschiedenis blijkt) evenwichtig of zelfreproductief. De staat moet optreden om "het evenwicht" te bewaren. Na de oorlog ontwikkelt zich dan ook een nieuw staatstype met nieuwe of voorheen "minderwaardige" functies: de Keynesiaanse staat. Men gaat ervan uit dat kapitalistische crisissen bezworen kunnen worden, als de staat maar regelend tussenkomt. Met instrumenten als krediet,

12

Page 13: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

staatsbestellingen, sociale zekerheid zou de staat het aanbod en de vraag op elkaar afstemmen, door de economie te remmen bij oververhitting en aan te zwengelen bij inzinking ("deficit spending"). De planstaat en het staatsinterventionisme doen hun intrede. We mogen het staatsoptreden echter niet alleen en tegelijkertijd niet in laatste instantie "economistisch" lezen. De staat speelt een belangrijke rol in de structurering van de krachtsverhoudingen tussen de klassen en garandeert een zekere "stabiliteit". Tegelijkertijd houdt dit enerzijds een zekere erkenning in van het arbeidersgedrag (partiële integratie van de arbeiderseisen), maar anderzijds wordt de arbeidersstrijd beperkt tot de sfeer van inkomen en beloning (de "reproductiesfeer", het sociale). De strijdcurve van de arbeidersklasse wordt gemodelleerd volgens een lijn van loonsstijgingen conform aan de productiviteitsstijgingen. Het hele systeem lijkt een hele tijd succesvol, in zoverre zelfs dat optimisten gewagen van "the end of ideology".

- Tot slotsom kunnen we stellen dat de periode van groei parallel loopt met een onderlinge afstemming van een bepaalde regulatiewijze (Keynesianisme en neocorporatisme) op een specifiek accumulatieregime (het fordisme). Fordisme wordt ook gebruikt om dit historisch ontwikkelingsmodel (accumulatieregime + regulatiewijze) aan te duiden.

De lange golf met depressieve grondtoon (1974 – heden): een periode van laagconjunctuur

Op het einde van de "golden Sixties" begint de economische motor te sputteren. Wat de meeste waarnemers niet voor mogelijk hielden, gebeurt: een nieuwe, zware economische crisis: snel oplopende werkloosheid, zwakke economische groei, hollende inflatie (in eerste instantie), enz.

- Het imperialisme komt in een crisis te verkeren: vanaf het eind van de jaren '60 brokkelt de VS-suprematie af, zowel door klappen in de periferie (o.a. Vietnam) als door de opkomst van concurrerende mogendheden (Japan, Duitsland…). In de jaren '70 wordt de superioriteit verder aangetast door linkse en/of nationale bevrijdingsbewegingen (o.a. Nicaragua, Iran) die de Amerikanen voor schut zetten en hen de deur wijzen. De monetaire orde stort in elkaar (de Euro-en petrodollars) en de akkoorden van Bretton-Woods worden opgezegd. Nixon wordt door de opstapeling van deficieten verplicht om in augustus '71 de dollar los te koppelen van het goud. De wisselkoersen beginnen te zweven.

- Twee olieschokken gooien olie op het vuur. (De eerste oliecrisis: Jom Kippoer – oorlog tussen Israël en zijn Arabische buurstaten in okt. '73). (De tweede oliecrisis: Islamitische fundamentalisten in Iran vernederen de Amerikanen in '79). Meer en meer gaat produktief kapitaal verloren in functie van speculatief kapitaal (cf. goudspeculatie).

- De Japanse en de Europese economie versterkt zich reëel t.o.v. de VS waardoor de strijd tussen de machtsblokken scherpere vormen aanneemt.

- Vanaf het einde van de jaren '60 laait het arbeidersverzet terug op: de Franse mei (1968), de Italiaanse hete herfst (1969) … Spontane of wilde stakingen breken uit. Het Fordisme stoot op zijn grenzen. Tegelijkertijd ontstaat er een "cultureel" verzet tegen het despotisme en de puriteins-autoritaire omgangsvormen. Het Fordistisch compromis wordt verbroken in het voordeel van de "lonen" en in het nadeel van de "winsten". Dit is wellicht de grote oorzaak van het uitbreken van de crisis. Fenomenen zoals de bloei van het "financieel-speculatief kapitalisme" kunnen eerder als "gevolg van" gelezen worden.

13

Page 14: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2. Naoorlogse socio-economische geschiedenis van België

2.1. Tweede helft van de jaren ’40: Pax Americana en wederopbouw

1. In de tweede helft van de jaren veertig, na de overwinning van de geallieerden (VS. en USSR, VK) op het fascisme, wordt de internationale economie "gereguleerd"8 onder Amerikaanse hegemonie (= heerschappij) cf. Marshallhulp, Bretton Woods). De Amerikaanse dominantie (= overheersing) drukt zich zowel economisch, financieel als militair uit.

Marshallplan (1947–1948) = het plan tot grootscheepse economische hulp aan Europa, aangekondigd door de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken Marshall in een rede aan de Harvard University op 5 juni 1947 en reeds in 1948 in werking (tot 1951). Het betekende een gigantische financiële injectie in de door de tweede wereldoorlog geteisterde landen van Europa.De Verenigde Staten gaven deze hulp zomaar niet gratuit: een Europese afzet –en investeringsmarkt was onontbeerlijk voor een verdere Amerikaanse expansie. Bovendien paste de hulp in de politiek van indamming van het communisme. Het Marshallplan moest vermijden dat sociale wantoestanden en de wil tot sociale vernieuwing ook in West-Europa tot een omwenteling zou leiden.

Akkoorden van Bretton Woods (1946 – 1947) Internationale akkoorden op monetair gebied, genoemd naar een hotel in New Hampshire (Verenigde Staten) en daterend uit 1944, waarbij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling (Wereldbank) werden opgericht. Beide instituten traden in werking in 1946.Wat waren de monetaire krachtlijnen van de akkoorden? In de Bretton Woods akkoorden werd het principe van vaste wisselkoersen (uit te drukken in goud of dollars) gehandhaafd, maar de pariteiten konden worden gewijzigd in geval van een 'fundamentele onevenwichtigheid'; hierbij speelde het IMF een centrale rol. Alleen de dollar was nog direct in goud omwisselbaar tegen een prijs van $ 35 per ounce. De onderlinge convertibiliteit van de valuta's, die direct na de Tweede Wereldoorlog beperkt was, werd geleidelijk groter. Voor zover valuta's ingewisseld konden worden in dollars, konden ze dat direct ook in goud.Daardoor wordt de dollar het internationale betaalmiddel dat de Amerikaanse suprematie bekrachtigt en bestendigt. Een stabiel monetair systeem komt tot stand dat op zijn beurt de wereldhandel stimuleert.

8 De zgn. "Pax Americana": na de oorlog voeren de Verenigde Staten een reconstructie van de kapitalistische wereldmarkt uit en verbreidt zich het rond de massaproductie gecentreerde nieuwe accumulatieregime (fordisme).

14

Page 15: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Gatt-akkoorden (1947)De Gatt-akkoorden (General Agreement on Tariffs and Trade) leggen de vrijhandel vast waardoor de handelsstromen tussen de ontwikkelde landen zeer snel zullen toenemen.

Navo (1949)Noord-Atlantische Verdragsorganisatie: een militair bondgenootschap tussen de Westerse landen.

2. België komt vrij snel uit de steigers wegens de relatief intacte industriële infrastructuur (België komt vrijwel ongeschonden door de oorlog dankzij de zgn. Galopin-doctrine en het feit dat België tijdens de oorlog relatief weinig te lijden heeft gehad van bombardementen) en bereikt vrij snel zijn vooroorlogs productiepeil.

Galopin-doctrine Een groep vooraanstaanden uit de financiële en juridische wereld o.l.v. Galopin – gouverneur van de Société Générale - formuleerde de theorie van "het minste kwaad". Bestuurslichamen, ondernemers en arbeiders mochten met de Duitsers samenwerken om werkgelegenheid en levensonderhoud te verzekeren en het Belgisch bestuursapparaat zoveel mogelijk in stand te houden.

Door de oorlog is de productie met 70% teruggevallen; het naoorlogs economisch probleem wordt dan ook gedefinieerd als "de wederopbouw". Het "economisch herstel" geniet voorrang.Hoe trachten de eerste naoorlogse regeringen dit economisch herstel te bewerkstelligen?a. Om te beletten dat hyperinflatie (tijdens de oorlogsjaren was er te veel geld in omloop

gebracht dat door de goederenschaarste nergens gebruikt voor kon worden) de economische heropbouw, gaf de regering nieuwe bankbiljetten uit. Minister Gutt9 drong de hoeveelheid geld terug door de omwisseling van oude in nieuwe bankbiljetten te beperken (operatie Gutt).

b. Eerste Minister Achille ("charbon") Van Acker10 doet de steenkoolproductie snel opvoeren (de Kolenslag).

Tussen '45 en '50 voltrekt zich "het Belgisch Mirakel": de economie herstelt zich zeer snel.Verwonderlijk is dit echter niet: de Belgische industriële infrastructuur is vrij ongedeerd uit de oorlog gekomen zodat de productie snel hernomen kon worden. Tegelijkertijd zal dit snel herstel een blijvende rem betekenen op de toekomst: in de loop van de jaren vijftig zal de industriële infrastructuur snel verouderen (technologisch).

3. Tijdens WOII (1944) wordt tevens het Sociaal Pact gesloten; het wordt ondertekend door de "gematigde" stromingen van patronaat en vakbond. Het BVV (ex- Syndicale Commissie, later toetreding tot ABVV) van Louis Major, August Cool voor het ACV en Léon Bekaert voor het patronaat sluiten een "compromis":

9 Gutt: liberale minister van Financiën in de regering Pierlot (sept. 1944 – feb. 1945).10 Achille Van Acker: socialistisch Eerste Minister (feb. 1945 – ma 1945), belast met het steenkolenvraagstuk, op dat moment de voornaamste energiebron.

15

Page 16: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

a. de vakbonden erkennen het "statuut van de onderneming" = het "gezag van de ondernemer" (het beheers -en beslissingsrecht van de patroons) en aanvaarden de grondslag van de vrije economie;

b. de patroons erkennen het "syndicaal feit" = de erkenning van het verenigingsrecht van de arbeiders door de patroons en het aanvaarden van de vakbonden als medebesluitvormer inzake "sociale materies" (vastgelegde thematiek: inkomensbeleid, sociale zekerheid, arbeidsduur, tewerkstelling, sociale vrede);

c. er worden afspraken gemaakt over de oprichting van overlegorganen (de "overlegeconomie");

d. de basisbeginselen van een uniform systeem van de sociale zekerheid worden bepaald; (28/12/1944: Besluitwet op de Maatschappelijke Zekerheid)

e. overheidscontrole op de economie om inflatie te vermijden, worden algemeen aanvaard.

Wat is nu de reële historische betekenis van dat pact?11

Er grijpt een proces van institutionalisering12 plaats. Een geïnstitutionaliseerd overleg tussen patronaat en vakbonden (de zgn. "sociale (gesprek)partners" komt op een drieledig niveau (bedrijf, sector, nationaal) tot stand. Een netwerk van paritaire, adviserende en autonome overlegorganen ziet het licht. De betekenis van deze institutionalisering lichten we in punt 2.2. (blz. 15-16 verder toe). In feite is het gericht op de stabiliteit van de sociale verhoudingen.

1945: De paritaire comités worden opnieuw erkend en uitgebreid tot alle privé-sectoren.1947: De aanvaarding van de vakbondsafvaardiging.1948: De Wet van 20/09/1948 houdende de organisatie van het Bedrijfsleven – deze wet impliceert de organisatie van een volledige overlegstructuur: Ze reglementeert de Ondernemingsraden en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven; de overheid richt dus tweedelige nationale advies- organen op: de CRB voor "economische" materies, de Nationale Arbeidsraad voor "sociale" materies.

11 Daar zijn de historici het niet over eens. Sommigen zien het als het begin en de basis van ons sociaal overlegsysteem. Anderen vinden dit te voorbarig en zien de tekst van het sociaal pact enkel als een voorstellingssysteem (ideologie) dat naderhand ingang zal vinden: vergelijk A. Meynen die over het "statuut" van de tekst van het Sociaal Pact van '44 het volgende zegt: "Maar de Sociaal Pact -ideologie geeft niet de 'reële' natuur weer van de sociale pacificatieapparatuur. Ze geeft aan deze apparatuur een 'zelf-opvatting', een 'historisch bewustzijn', een eigen 'subjectiviteit', …"12 Opmerkingen: reeds voor WOII bestonden er economische en sociale organismen vb. de Regentschapsraad van de NBB,

NMKN, … bij grote spanningen was en is de mogelijkheid voorzien van "niet-geïnstitutionaliseerd" overleg waarbij de

staat als derde partner optreedt: de Nationale Arbeidsconferenties vb. 1936 – 1939 – 1944/'48; de staat houdt een flinke vinger inde pap: tussen '45 en '48 staan de inkomens en de prijzen onder

overheidscontrole (N.A.C., na '48 worden de loononderhandelingen vrij, in '51 gebeurt de laatste staatstussenkomst n.a.v. "Korea");

in de specifieke constellatie onmiddellijk na WOII (de zgn. "travaillistische" regeringen) deden de vakbonden vaak met succes een beroep op de regering om hun gelijk te halen, het VBN opteert dan ook voor een doorgedreven samenwerking met de bonden, zoveel mogelijk op een exclusief paritaire basis

het institutioneel overleg komt vooral op meso-niveau tot stand (PC per sector); in de jaren '50 wordt het afsluiten van CAO's een praktijk in alle sectoren.

16

Page 17: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2.2. Jaren vijftig: "the silver fifties" zilveren jaren voor België?

1. De internationale economie (Verenigde Staten, West-Europese landen) komt op kruissnelheid. Het westerse kapitalisme kan zich immers ontplooien volgens een (fordistisch) schema van massaproductie en massaconsumptie (zie ook bijlage I.).

FordismeMassaproductie Massaconsumptie

Wat zijn de voorwaarden voor massaproductie?

Wat zijn de voorwaarden voor massaconsumptie?

Meer productie en hogere productiviteit zijn vereist

De massa van gestandaardiseerde goederen moet afgezet, d.w.z., verkocht kunnen worden.De creatie van een koopkrachtige vraag is levensnoodzakelijk.

Deze doelen worden bereikt dankzij de fordistische arbeidsorganisatie = integratie van Taylorisme (zie ook bijlage II.), lopende band en productie van gestandaardiseerde waren

Dit kan enkel door de lonen te laten stijgen; naast zijn functie als producent, krijgt de arbeider ook een functie als consument toebedeeld.

Taylorisme- scheiding hoofd- en handenarbeid- doorgedreven arbeidsverdelingLopende bandniet de mensen maar de stukken verplaatsen zich

= winnen van tijd + opdrijven tempo

massaproductie van gestandaardiseerde waren wordt mogelijk

massaconsumptie wordt mogelijk

Maar! De voorwaarden van het fordisme: massaproductie- en consumptie moeten op elkaar afgestemd worden. Er moet immers een evenwicht tot stand worden gebracht tussen de mogelijkheid om winst te maken die gebruikt kan worden voor investeringen (die op hun beurt de productiviteit kunnen laten stijgen, en de welvaartskoek groter kunnen maken) en de mogelijkheid om de lonen te laten stijgen die gebruikt kunnen worden om waren te kopen.

17

Page 18: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Kortom, er dient een evenwicht te ontstaan tussen winst (investeringen) en lonen (koopkracht).Vandaar dat de lonen gekoppeld worden aan de productiviteit = Fordistisch compromis.

Fordistisch compromis = de lonen mogen niet meer stijgen dan de productiviteit

De lonen moeten evenredig stijgen met de productiviteit zodat een bepaalde verdeling (evenwicht) tussen winsten en lonen en tussen investeringen en consumptie gehandhaafd blijft. Dit evenwicht wordt echter niet zomaar bereikt. (Loon)planning is noodzakelijk. De top van de werkgevers- en werknemersorganisaties13 gaan rond de tafel zitten om overleg te plegen, om te onderhandelen; zij maken afspraken over loonstijgingen14. Het overleg moet de sociale vrede tussen werknemers en werkgevers bewerkstelligen. Klassentegenstellingen worden omgebogen tot sociale conflicten. We noemen dit systeem neocorporatisme (zie bijlage III). De vakbonden moeten er dus zorg voor dragen dat de arbeiders zich in het fordistische schema laten invoegen. Ook de staat gaat een belangrijke functie vervullen in dit systeem. Enerzijds gaat de staat de koopkracht aanzwengelen (cf. de sociale zekerheid), ze gaat bestellingen plaatsen en grote infrastructuurwerken laten uitvoeren (cf. de autostrades), anderzijds gaat ze optreden als "bewaker" van de sociale betrekkingen. Dit staatstype dat na de tweede wereldoorlog ontstaat noemen we de Keynesiaanse staat15 (zie bijlage IV). De staat vervult dus ook een belangrijke rol als hoeder van het neocorporatistische systeem.

2. Terwijl de internationale economie op kruissnelheid komt, verachtert de Belgische economie. België wordt snel ingehaald en voorbijgestoken door de andere Westerse landen. Zij hebben dankzij de Marshallhulp hun machinepark vernieuwd en gemoderniseerd. In België stokt de economische groei en neemt de werkloosheid toe (gemiddeld bedraagt deze meer dan 200.000 eenheden = 10% van de actieve bevolking). België heeft in de jaren vijftig het hoogste werkloosheidscijfer van Europa na Italië (cf. Italiaanse gastarbeiders) en met Groot-Brittannië het laagste groeiritme.

Verklaringsfactoren?

- Wat eerst een troef was, wordt nu een belemmering: verouderde industriële infrastructuur;

- Traditionele organisatievorm van het Belgisch kapitalisme: de traditionele Belgische holdingbourgeoisie blijft gefixeerd op de klassieke (achterhaalde) sectoren (glas, steenkool, staal,…textiel. Die sectoren zijn bovendien in een hevige concurrentiestrijd met het buitenland gewikkeld. De investeringen zijn defensief, weinig vooruitziend en blijven georiënteerd op de export (de binnenlandse markt – de consumptie – wordt verwaarloosd).

-13 In het toenmalige België het Verbond van Belgische ondernemingen, en de vakbonden: het Algemeen Belgisch Vakverbond, het Algemeen Christelijk Vakverbond en de Algemene Centrale van Liberale Vakbonden.14 In België Collectieve Arbeidsovereenkomsten (CAO's) genoemd, zie Collectief Arbeidsrecht.15 Genoemd naar de Britse econoom J.M. Keynes die een actieve rol van de staat in de economie bepleitte onder meer door het stimuleren van de vraagzijde.

18

Page 19: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- De oprichting van de EGKS en de EEG zorgen ervoor dat de Belgische grenzen open staan voor buitenlandse concurrentie. Vooral het "Vlaamse" textiel16 en de "Waalse" steenkoolnijverheid17 worden zwaar getroffen.

- Het fordisme wordt in België vrij laat ingevoerd18.

De "grijze jaren '50" tekenen zich af volgens de contouren van een stagnerende economie:- er gebeuren nauwelijks investeringen in nieuwe sectoren;- de gemiddelde productie per arbeider neemt slechts matig toe – aldus is de ruimte voor

loonsstijgingen vrij "beperkt" (cf. sociaal pact);- toch vallen de winsten relatief mee;- geen grote loonsstijgingen, wel productiviteitspremies / de koopkracht stijgt dan ook niet

spectaculair en de binnenlandse markt die logischerwijze klein blijft, stimuleert productie-uitbreidingen niet.

Zoals reeds gesteld: het Belgische holdingkapitaal wordt gedomineerd door een conservatieve bourgeoisie die georiënteerd blijft op de zware industrie en op de export. De dynamiek van investeringen in consumptiegoederen en gerichtheid op de binnenlandse markt ontgaat haar volkomen. De loonontwikkeling blijft dan ook een van haar voornaamste besognes19.

3. De door de staat gevoerde politiek, die grotendeels met deze historische gegroeide situatie correspondeerde, bleef, zeker tot in '53, deflatoir. Een rechtstreeks op de investeringen gerichte politiek ontwikkelde zich in eerste instantie niet.

Deflatoire politiekDeflatie kan o.m. worden veroorzaakt door een bewuste overheidspolitiek. Door minder uit te geven dan hij uit belastingen of leningen ontvangt, doet de staat de geldhoeveelheid inkrimpen. Hierdoor ontstaat een neerwaartse druk op het prijspeil. Voorts kan de centrale bank via een monetair beleid, gericht op vermindering van kredietverlening door het bankwezen, deflatie bewerkstelligen.

De staat vervult dus vrij stereotiep haar rol. Nieuwigheden zijn wel de codificatie van het sociaal overleg en de reproductie van de arbeidskracht (onderwijs neemt een grote vlucht).

16 Textielproducten uit de lage loonlanden overspoelen de markt en spoelen 40.000 arbeidsplaatsen in de Belgische textiel weg.17 Olie als energiebron verving steeds meer en meer steenkool.18 Dit laatste zal vrij letterlijk gebeuren met de inplanting van Duits en Amerikaans multinationaal kapitaal in de jaren zestig. Verwonderlijk is dit niet gezien de gerichtheid van de Belgische productie (steenkool en staal).In de jaren vijftig evolueert België echter wel van een land van traditioneel lage lonen naar een land van hoge lonen. België is dus "rijp" voor het fordisme (als ontwikkelingsmodel): de voorwaarden ervoor zijn vervuld; de stijging van de koopkracht biedt ruimte voor de afzet van duurzame consumptiegoederen.Het schema massaproductie – massaconsumptie mag niet eng lineair geïnterpreteerd worden: eerst massaproductie, dan massaconsumptie – zoals de logica vereist. In België is dus eerder de laatste schakel van de ketting "gerealiseerd". Ook de noodzakelijke neocorporatistische omkadering is in België reeds sterk uitgebouwd.19 De concurrentie op de wereldmarkt is groter. Belangrijk is om de kosten te beheersen (zeker met halffabrikaten die door veel landen gemaakt kunnen worden), dus ook de arbeidskost.

19

Page 20: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

4. De jaren vijftig luiden in België de uitbouw van een overlegeconomie in. De overgang van vrije loonvorming (zoals voor de oorlog) naar gereguleerde loonvorming volbrengt zich tijdens deze jaren en het sociaal overleg wordt uitgebreid naar de gehele economische ordening. De basis van deze overlegeconomie wordt gelegd door:

1952: Wet van 29/05/1952 betreffende de Nationale Arbeidsraad.1954: Gemeenschappelijke Verklaring over de Productiviteit.De RMZ en de uitbouw van het sociaal zekerheidsstelsel in geval van werkloosheid, ziekte en pensioen (= socialisering van het loon).

2.3. 1958 – 1961: de nood om zich te moderniseren wordt urgenter

1. Vanaf '57 wordt er van overheidswege een poging ondernomen om de industriële infrastructuur te "moderniseren": de zogenoemde expansiepolitiek20. Deze expansiepolitiek probeert via goedkope leningen, de uitbouw van wegeninfrastructuur enz. de economie te stimuleren. Het is ook in deze periode dat Vlaanderen zich begint te industrialiseren dankzij de investeringen van Amerikaans multinationaal kapitaal (automobiel, petrochemie, elektronica, enz.). De gevoerde expansiepolitiek werpt "ambivalente" vruchten af omdat ze gepaard gaat met een grotere afhankelijkheid van de internationale handel en de wereldconjunctuur. Tezelfdertijd wordt de zwaar verlieslatende steenkoolnijverheid in Wallonië afgebouwd (Kolendirectorium in 1961); de Waalse mijnen worden uiteindelijk gesloten, na de vergeefse inbreng van miljarden overheidsgeld en zonder vervangende werkgelegenheid.Tussen 1958 en 1961 werden 19 mijnen gesloten en liep het aantal mijnwerkers terug van 81.000 tot 39.000.

Expo '58De wereldtentoonstelling is in menig opzicht symbolisch voor de toenmalige Belgische situatie: het Atomium (Ijzerkristal / atoomtijdperk – 9 provincies – Ir. Waterkeyn) / allerlei tegenstellingen: Speerpunt van de Burgerlijke Bouwkunde - Folkloristisch "Oud-België".

Waarom doet zich nu een verschuiving voor in de gevoerde overheidspolitiek? (contextualisering van de expansiepolitiek)De economische politiek van de Belgische staat was immers erg traditioneel in vergelijking met die van de andere Europese staten. Een meer rechtstreeks op de investeringen gerichte politiek werd nauwelijks ontwikkeld. Een evenwichtig staatsbudget bleef de inzet van de politiek van de staat. Vanaf eind vijftig verandert dit.

20 Reeds de regering Van Acker (1954 – 1958) had dit geprobeerd. Onder de regering Eyskens (1958 – 1961) verandert de industriële overheidspolitiek kwalitatief onder invloed van de diepe recessie van 1958 – '59. Vijftien ontwikkelingsgewesten (gunstige investeringsruimten) werden afgebakend, die vooral in Vlaanderen lagen. Ten behoeve van economische coördinatie en planning werden geëigende organen opgericht.

20

Page 21: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- De poging om een andere economische politiek te voeren, hangt zeker samen met de recessie van die jaren.

- Ook de verheviging van de arbeidersstrijd (Borinage '59) is een stimulans.- Met de penetratie van de multinationals verzwakt het traditionele holdingkapitaal in het

voordeel van modernistisch21 ingestelde fracties.

Desalniettemin is de traditionele Belgische bourgeoisie nog sterk genoeg om deze nieuwe politiek af te remmen. Des te meer omdat op het einde van de jaren vijftig de financiële crisis zich verscherpt (Kongocrisis + de investeringspolitiek van de staat kost natuurlijk geld). De staatsschuld neemt toe waardoor de regering afhankelijker wordt van de banken (grotendeels in handen van het traditionele kapitaal) voor krediet op korte termijn.

Tussen 1958 en 1961 doet zich uiteindelijk een "impasse" voor; niets beweegt omdat de noodzaak om het productieapparaat drastisch te innoveren, zich nog steeds niet opdringt want het patronaat raapt nog altijd superwinsten op in de kolonie.

2. Vanaf '60 wordt de modernisering urgenter: op 30 juni 1960 wordt Belgisch-Kongo onafhankelijk. België moet moderniseren om gelijke tred met de andere landen te kunnen houden. Hiertoe moeten middelen worden ingezet, die elders vrijgemaakt worden. Vandaar dat G. Eyskens de "eenheidswet"lanceert in functie van een stijgend begrotingsevenwicht: 7 miljard nieuwe belastingen en 4 miljard besparingen vnl. op onderwijs en in de sociale sector. Dit drastisch soberheidsplan op de rug van de bevolking moet de nodige middelen vrijmaken voor de modernisering van het Belgisch kapitalisme.

De eenheidswetOnder druk van het VBN poogt de regering Eyskens de overheidsfinancieën te saneren:"Eenheidswet voor Economische Expansie, Sociale Vooruitgang en Financieel Herstel".De wet voorzag o.m. in een aanzienlijke verhoging van de indirecte belastingen en in de vermindering van sociale uitgaven.

Dit ontwerp geeft het startsein voor een massale protestbeweging die in de winter van '60 – '61 culmineert in één van de scherpste klassengevechten uit de Belgische sociale geschiedenis. De acties breken "spontaan" uit (aanhalingstekens omdat er een periode van intense vorming en propaganda aan vooraf gegaan was) waarbij het ACOD, de socialistische vakbond van de overheidsdiensten, een voorhoederol vervult. De ambtenaren protesteren tegen een reeks bezuinigingen in de ministeries en tegen de verhoging van de bijdragen voor de overheidspensioenen (van 6 naar 7.5% van hun salaris). Voor de ambtenaren die nog geen tien jaar in dienst zijn, wordt de pensioenleeftijd tot 65 jaar opgetrokken. De wedde van het nieuw aangeworven personeel van gemeente en provincie zou dalen tot op het niveau van staatsambtenaren. De werknemers uit de privé-sector krijgen af te rekenen met een strengere werkloosheidscontrole en met de vermindering van de werklozenvergoeding: langdurig werklozen zouden terugvallen op een vorm van openbare onderstand. Daarenboven wil de regering de indirecte belastingen en de gemeentebelastingen verhogen.Tegen al deze maatregelen groeit er een storm van verzet.

21 "Modernistisch", d.w.z., Keynesiaans, geloof in het overlegmodel, geloof in de stoffelijke vooruitgang, de verheffing van het volk, enz.

21

Page 22: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

De staat reageert "traditioneel" repressief o.a. inzet van leger en dienstplichtigen. Ook het traditionele ideologische vertoog, "Law and Order", blijft behouden.Kardinaal Van Roey, en dus het kerkelijk apparaat, veroordeelt de staking, geeft voeding aan de criminalisering en maakt de weg vrij voor effectief staatsgeweld.De stakingsbeweging is deels defensief (tegen de afbouw van de industrie in Wallonië), deels offensief (bepleiten van structuurhervormingen).Na zes weken bloedt de staking dood. Ze ligt wel aan de wieg van de val van de regering Eyskens die wordt opgevolgd door een rooms-rode coalitie. Deze zal hetzelfde programma, modernisering van de nationale economie, voortzetten evenwel enigszins met andere modaliteiten.Aldus staan we aan het begin van de gouden jaren zestig tijdens dewelke de Westerse economieën waaronder ook de Belgische spectaculaire successen behalen. De crisis die zich op het einde van de jaren vijftig, begin jaren zestig, aankondigt, komt er dus niet. Integendeel! Tijdens de gouden jaren zestig beleeft het kapitalisme immers een enorme groeiversnelling; Bruto Nationaal Product en koopkracht stijgen spectaculair. Keynesianisme en fordisme bereiken hun climax.

2.4. De jaren zestig: "the golden sixties"

2.4.1. 1962 – 1966: de gouden jaren

1. Tijdens de jaren zestig komt het fordistisch schema volledig tot ontplooiing (politiek van expansie = economische politiek én contractualisering van de klassenverhoudingen = sociaal overlegsysteem).

Ook België kan op de trein springen en mist de economische boom niet. Welke factoren hebben hierin een rol gespeeld?- omkering "allianties": nieuw machtsblok op basis van modernistische22 fracties van het

kapitaal en "progressistische"23 syndicalisten- periode van neergang in de arbeidersstrijd (het aantal stakingen en stakingsdagen

bereikt een historisch minimum)- inplanting Duits en Amerikaans multinationaal kapitaal in Vlaanderen + ontwikkeling

van een Vlaams "managerburgerij" (betekenis: economisch zwaartepunt verhuist van Wallonië naar Vlaanderen / "moderne" bedrijven vestigen zich in Vlaanderen bvb. Siemens / marginaal karakter van de Belgische economie wordt bevestigd: afhankelijkheid van de internationale economie en wereldhandel neemt toe)

- de uitbouw van het sociaal overleg gaat verder.

22 (nogmaals) voorstanders van het nieuwe economische ontwikkelingsmodel dat stoelt op de kettingbeweging massaproductie – massaconsumptie.23 Normaal gebruik je "progressief": dit betekent "vooruitstrevend", meestal met een linkse connotatie. Met progressistisch willen we vooral die groep aanduiden die gericht is op economische vooruitgang en een billijke verdeling van de vruchten van de arbeid onder de bevolking. Daartoe willen ze verregaand samenwerken met het kapitaal.

22

Page 23: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2.a. Tijdens de gouden jaren '60 beleven we een economische boom, die o.m. te danken is aan de lage grondstoffenprijzen én energieprijzen (fossiele brandstoffen zoals aardolie). Deze toestand kan men wijten aan de "neo-imperialistische" wereldorde, opgelegd door de "Pax Americana" (de atomaire onderzeeërs).

Deze factoren kunnen de economische hoogconjunctuur in laatste instantie niet helemaal verklaren. Vooral het succes van het "Fordistische paradigma" ligt aan de wieg van de steile opgang.

Het internationale kapitalisme ontwikkelt zich volgens een schema van massaproductie en massaconsumptie van gestandaardiseerde waren.De ontplooiing van dit schema vereist een reeks grondige institutionele wijzigingen op het vlak van de verhoudingen tussen kapitaal en arbeid.De elementen van deze institutionele wijzigingen – zoals we reeds gezien hebben (cf. zie hierboven punt 2.2.) - zijn: Sociaal overleg Keynesiaanse planstaat

2.b. Ook in België is dit het geval, maar met eigen accenten (nationale variant).Algemeen kunnen we stellen dat het Fordisme slechts laat zijn intrede doet in België (vanaf de jaren zestig met de komst van het multinationaal kapitaal in Vlaanderen). In België is het zelfs zo dat er eerder sprake is van een potentiële massaconsumptievraag dan van een fordistische productieve orde: België is immers van een land van lage lonen voor de oorlog geëvolueerd naar een land van hoge lonen.

Hoe komt het nu dat België een "laatbloeier", een "laatgroeier" is?Dit valt deels te verklaren door de opstelling van het Belgische patronaat.Grosso modo kunnen we twee hoofdfracties in de Belgische bourgeoisie onderkennen: enerzijds een fractie die een patronaat vertegenwoordigt dat consumptiegoederen op de markt brengt en dus wel graten ziet in de verhoging van de koopkracht, anderzijds een fractie die het traditionele holdingkapitaal (afgestemd op de productie van ijzer en halffabrikaten) vertegenwoordigt. Deze verklaring mag zich echter niet verengen tot een economistische. Ook politieke elementen spelen een rol: de traditionele fractie heeft doorheen de jaren (vanaf de negentiende eeuw) ook een bepaalde band met de arbeidersbeweging opgebouwd, gekenmerkt door een confrontatiepolitiek (ten andere ook de "traditionele" arbeidersbeweging", d.w.z., de staalarbeiders en mijnwerkers (cf. de zogenaamde "Waalse" mentaliteit die eerder gewonnen is voor een "strijdsyndicalisme" dan een "overlegsyndicalisme").Uiteindelijk wint de modernistische fractie binnen de burgerij het pleit, mede omdat het economisch gewicht van het holdingkapitaal vermindert (afzetmarkt van halffabrikaten krimpt in, verouderde productie, teloorgaan van de kolonie) terwijl de modernistische fractie een alliantie sluit met het Amerikaans en Duits multinationaal kapitaal en zich bovendien beweegt op een expanderende markt. De modernistische fractie zal trouwens met de arbeidersbeweging een bondgenootschap aangaan.

23

Page 24: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Het sociaal overleg wordt in België zeer sterk en vrij vroeg uitgebouwd: er ontstaat een complexe en wijdvertakte structuur van allerlei overlegorganen. Belangrijk hierbij is verder dat de overheid als "derde partner" dikwijls een grote rol zal spelen in dit overleg.

De vroege uitbouw leidt tot een bizar beeld van het Belgisch kapitalisme: enerzijds wordt het in de jaren vijftig nog steeds overheerst door een zeer verouderde zware nijverheid, anderzijds beschikt het over "avant-gardistische" arbeidsverhoudingen (In Frankrijk en Italië bestaat er nog niets, in Duitsland en Groot-Brittannië enkel op sectorieel vlak).

Het aantal stakingen en stakingsdagen bereikt tijdens de eerste helft van de jaren zestig een historisch dieptepunt. De klassentegenstellingen lijken af te zwakken en de klassenstrijd lijkt een historisch verschijnsel te worden. D. Bell, een Amerikaans socioloog, verkondigt "the End of Ideology".Het sociaal overleg wordt stelselmatig uitgebouwd. Het sociale concerteringssysteem (verouderd woord, betekent overleg) groeit uit tot een onontwarbaar kluwen (ca. 150 organen).Een gemeenschappelijk vakbondsfront komt tot stand.De arbeidersklasse bekomt een aantal belangrijke sociale voordelen, maar tegelijkertijd lanceert het patronaat een hevige aanval op het stakingsrecht vb. de wetten op de ordehandhaving van 1963 (onder een Rooms-rode coalitie / Minister van Justitie = P. Vermeylen) die ingrijpen van de rijkswacht aan de piketten legaal mogelijk maakt.

Het sociaal overleg bereikt dus een climax: allerlei interprofessionele akkoorden zien het licht.Een van de meest verregaande gevolgen van de tendens tot contractualisering van de klassenverhoudingen is de tendens tot de groeiende integratie van de vakbondsapparaten in een georganiseerd kapitalisme. De vakbondsleiders werden in het stellen van hun eisen voorgestructureerd vanuit een systeem van beheersing dat de bestaande machtsverhoudingen intact liet. De vakbondsleiders raakten dan ook verwikkeld in een aantal rolconflicten: nu eens werden zij geacht het "algemeen belang" te verdedigen, dan weer de sociaal verzekerden, dan weer de lage inkomenscategorieën enz.Dit alles had verregaande gevolgen voor de wijze waarop de arbeidersklasse werd benaderd: de vakbondsbureaucratie vertoonde een tendens tot groeiende verzelfstandiging, verwijderde zich van haar basis (kloof) en ging de syndicale vraagstukken steeds meer en meer zien als technische vraagstukken. (toenemende centralisering, professionalisering en bureaucratisering)De basis wordt gedisciplineerd in functie van het naleven der gesloten akkoorden waardoor het basissyndicalisme afgeremd wordt.

Het Keynesianisme in België is eerder zwak te noemen, omdat de overheid eerder een passieve dan een actieve rol zal spelen in de zgn. "gemengde economie". De overheid doet meestal niet rechtstreeks mee aan het economische leven. Ze speelt voornamelijk een passieve, ondersteunende rol: groots opgezette openbare werken (aanleg autosnelwegen, uitbreiding Antwerpse haven), aanzwengelen koopkracht, …De zogenaamde "gemengde economie" – een door de overheid sociaal gecorrigeerde en "begeleide" markteconomie - ontplooit zich weliswaar verder (moet wel gerelativeerd worden).

24

Page 25: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Dit model is gebaseerd op economische groei, volledige werkgelegenheid en sociale welvaart; de staat krijgt een veel ruimere beleidstaak:a. inkomensverdeling : via fiscale politiek, sociale zekerheid, collectieve voorzieningen

(onderwijs, cultuur, gezondheidszorg);b. versteviging overlegeconomie : van advies naar beslissingsmacht; de overheid registreert

en bekrachtigt nationale akkoorden tussen de sociale partners vb. 1968 – Wet inzake CAO's en wordt zelf derde partner (van paritair naar tripartite overleg);

c. herstructurering en organisatie van de economische expansie : cf. expansiewetten '59 – '60 – '70, inspelend op de internationalisering van de markt via de EEG

Allerlei vormen van overheidssteun (subsidies, fiscaal, krediet, infrastructuur) trachten de investeringsmogelijkheden van het privé-kapitaal te vergroten, buitenlandse ondernemingen aan te trekken en sectoren in nood te rationaliseren. Cf. overheidsinitiatieven in de energiesector (Distrigaz) en participatie in kerncentrales.Onder druk van de Vlaamse beweging gebeuren er ook regionale investeringen24, als remedie tegen de inertie van het unitair Brusselse holdingkapitaal; vanaf 1967 wordt de Belgische holdingburgerij onttroond door toevloeiend Amerikaans en Duits multinationaal ondernemingskapitaal, gericht op spitstechnologie ('58-'70).Nieuwe industrieën vestigen zich in hoofdzaak in Vlaanderen wegens de ligging (havens), de lagere lonen, de grotere arbeidsreserve en een kleiner syndicaal (strijd)bewustzijn.De Vlaamse take-off en industriële ontsluiting zijn een feit; vanaf '65 gaat Vlaanderen zelfs voorbij Wallonië.In het zog van deze "industrialisatie" ontwikkelt zich een Vlaamse beheerdersbourgeoisie (managers), met het VEV25 in een sleutelrol.De Waalse industrie daarentegen kampt met steeds grotere moeilijkheden26.Concentratievorming en schaalvergroting deinen verder uit: vb. groep Brussel-Lambert in 1972; GB-Inno-BM in de distributiesector.

Opmerking 1:Reeds in deze gouden jaren doet zich "deïndustrialisatie" voor: de eerste multinationale ondernemingen wijken uit naar de zgn. lage loonlanden.27

Opmerking 2:Terwijl zich in de negentiende eeuw een verschuiving van de primaire (landbouw) naar de secundaire sector (industrie) voordoet, treedt nu een verschuiving op van de secundaire naar de tertiaire en quartaire sector (de diensten).Explosie van de dienstensector, alsook van het overheidspersoneel28:1969: 589.0001982: 895.0003. De welvaartsmaatschappij – "the affluent society"24 Andere elementen spelen ook een rol vb. de onrust in de Limburgse mijnbekkens (cf. 1966: in Zwartberg vallen twee doden) maakte een omschakeling (een reconversie) van de mijngebieden onvermijdelijk en lag mede aan de basis van de wet van 14 juli 1966, die de regionale expansiewetgeving in belangrijke mate aanvulde.25 Vlaams Economisch Verbond26 Wallonië maakte de afbouw van zijn oude sectoren (o.a. steenkoolmijnen) mee.27 "Globalisering" is dus geen recent verschijnsel, het kapitalisme heeft steeds een ruimtelijke strategie gevoerd. Vandaag de dag zijn de mogelijkheden om productie-eenheden te delokaliseren of om productieketens in schakels te breken misschien exponentieel toegenomen (het informaticatijdperk). Toch zou het tot nu toe een vrij marginaal verschijnsel betreffen (ongeveer 5 %).Verplaatsing van de productie heeft niet uitsluitend te maken met de arbeidskost, maar ook met de zoektocht naar een nieuwe afzetmarkt wegens chronische overproductiecapaciteiten (vb. Renault in Moskou).28 Is het "toevallig" dat het overheidspersoneel een voorhoederol vervult bij "sociale conflicten"?Is het "toevallig" dat het "verzorgend" personeel zijn "witte woede" (vanaf 1988) demonstreert?

25

Page 26: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

3.a. In tien jaar tijd stijgt de economische groei met 62% (tweemaal zoveel als in de jaren vijftig). De gemiddelde economische groei bedraagt dus meer dan 5% per jaar. Indien we de jaren '70 – '73 ook meerekenen, bedraagt de stijging zelfs 88%.Het globale inkomen in reële termen zal in een periode van 15 jaar verdubbelen. Na de stagnatie tussen 1914-'45 vervijfvoudigt de wereldhandel tussen 1953-1977.

3.b. Volledige tewerkstelling (full employment)De expansie leidt tot een progressieve inkrimping van het industriële reserveleger29.

Einde jaren '50 bedroeg het daggemiddelde van het aantal uitkeringsgerechtigde werklozen bijna 200.000 (of 10% van het aantal verzekerden);Medio '60 was het industriële reserveleger geslonken tot minder dan 100.000, het gemiddeld aantal volledige werklozen bedroeg amper 60.000.

De economische politiek van de staat doet een beroep op vrouwen30 en "gastarbeiders" om de arbeidsreserve aan te vullen.

Nieuwe categorieën gastarbeiders, vooral uit het Middellandse Zeegebied, worden onder strenge, justitieel omkaderde voorwaarden ingevoerd en ingezet waardoor het aantal immigranten in het begin van de jaren '70 zou oplopen tot 720.000 (7% van de bevolking), waaronder 220.000 actieve arbeidskrachten (7,2% van de actieve bevolking).

3.c. Ongelooflijke welvaartsstijging en verhoging van de levensstandaardDe levensstandaard en de koopkracht stijgen sterk. Tussen 1945 en '72, en vooral na '60, vermenigvuldigen de lonen met een factor 3 (tijdens de jaren zestig met een factor 5). De welvaartsmaatschappij ontstaat.Hier staat tegenover dat in 1975 nog steeds 10% van de bevolking als "relatief" arm werd beschouwd (de welvaartsstaat heeft de armoede nooit volledig kunnen opheffen).

Duurzame consumptieartikelen zoals de auto, de televisie en de koelkast, vinden algemeen ingang. Deze goederen wijzigen de "reproductiesfeer" ingrijpend en brengen een ware culturele (r)evolutie teweeg. De huishoudmachines wijzigen de huishoudarbeid en veranderen de positie van de vrouw ingrijpend.Ook bij jongeren spelen materiële omstandigheden een rol bij de diepgaande culturele veranderingen. De nog steeds ascetisch autoritaire "bovenbouw" verdraagt zich immers slecht met de hedonistische consumptiegeoriënteerde "onderbouw". In de jaren '60 breekt de massaconsumptie en de massacultuur volop door.

"Grote" sociale voordelen (verloning, index, sociale zekerheid, uitbouw zgn. "verzorgingsstaat", enz.) worden toegekend in functie van de sterke groei van het BNP en de stijgende arbeidsproductiviteit.

1963: derde vakantieweek1964: 45-urenweek29 Een arbeidsreserve vervult 2 grote functies: a. van concurrentiefactor op de arbeidsmarkt; het drukken van de lonen, eventueel middels het creëren van

werkloosheid of de vrees voor werkloosheid;b. het beïnvloeden van de krachtsverhoudingen in het voordeel van het patronaat.30 De inschakeling van vrouwen in het arbeidsproces blijft tot op heden "tegenstrijdig" met de (christelijk geïnspireerde) gevoerde "gezinspolitiek".

26

Page 27: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

1971: naar 40 uur1973: vierde vakantieweek1974: Bestaansminimum (residuair stelsel – vangnetfunctie)

2.4.2. 1967 / 1968 – 1973: de jaren van revolte of de "apenjaren"

1. Op het einde van de jaren '60 raakt het Fordisme echter ernstig ontregeld. Overal in Europa breken spontane stakingsbewegingen uit (de Franse mei 1968; de Italiaanse hete herfst 1969 enz.), soms met de vakbonden (Frankrijk), soms zonder hen (Duitsland, Zweden, Nederland), soms opgevolgd door de vakbonden (België).

In België tellen we in 1970 en 1971 meer stakingsdagen dan gedurende de gehele periode 1961 – 1969. Tijdens de periode 1970 – 1973 gaan er bijna 4.000.000 arbeidsdagen verloren.

Benevens de arbeiders komen ook de studenten (en meer uitgebreid: de jongeren) op straat. In feite luiden zij het verzet in.

2. Het studentenverzet (het jongerenverzet)De studentenstrijd barst los rond concrete eisen inzake de leefwereld31 van de studenten zoals overbevolkte campussen32,

31 Hoe ontstaan revoltes; hoe worden revoluties geboren? Vanuit een idealistisch, Hegeliaans standpunt stelt men dat ideeën aan de oorsprong liggen van het bewustzijn. Dit bewustzijn op zijn beurt zet aan tot actie, verzet, strijd. Kortom, het is de filosofie die de revolutie voorbereidt.Vanuit een materialistisch, Marxistisch geïnspireerd standpunt verwijst men eerder naar de concrete leefomstandigheden; "het lichamelijk onbehagen".Ook van 1968 wordt gezegd dat het de filosofen zijn die haar hebben ingeleid: Sartre, Marcuse, enz. We moeten vaststellen dat de recuperatie van deze filosofen door de opstandige studenten eerder daarna is gebeurd als een vorm van rationalisatie.

32 Door de zgn. democratisering van het onderwijs was de studentenpopulatie snel gestegen vb. in België: het aantal studenten aan de Belgische universiteiten vervijfvoudigde na de Tweede Wereldoorlog van 20.000 tot meer dan 100.000 in 1993. De onderwijsrevolutie of de democratisering van het onderwijs heeft natuurlijk ook iets te maken met de nieuwe behoeften (geschoolde arbeidskrachten, diensteneconomie) van het economische systeem. De scholing zal ook de kloof tussen de generaties groter doen worden (de kennis veroudert sneller – de kwalificatie van de arbeidskracht gebeurt nu hoofdzakelijk buitenshuis i.t.t. vroeger). Daarenboven zal de vrije tijd van jongeren hoe langer hoe minder beheerst worden door jeugdbewegingen. Binnen de verzuilde organisaties was er geen verschil tussen de gedragseisen die door de volwassenen opgelegd en door de jongeren nagestreefd werden. Het geniale van de jeugdbewegingen was dat de volwassen wensen er door jongeren aan jongeren werden overgebracht. Deze manipulatie werd nu doorprikt.Kortom, onderwijs wordt alsmaar belangrijker, zowel kwantitatief als kwalitatief.

- Arbeid maakt zich los uit de privé-sfeer: vroeger ging het beroep over van vader op zoon, en dus werd ook de (beroeps)kennis overgedragen.

- Nu kunnen kinderen het vak niet meer bij hun ouders leren. Dit verklaart misschien ten dele de "generatiekloof" (ervaringskennis wordt ondergeschikt aan studiekennis).

- Vanaf de jaren zestig wordt de behoefte aan geschoolde arbeidskrachten (bediendewerk – witte boorden zoals welzijnswerkers, enz.) groter. Maar de democratisering van het onderwijs blijft relatief.

Cijfers:

27

Page 28: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

gebrekkige infrastructuur33, archaïsche universitaire structuren,enz. In België start de strijd voor de splitsing van de Leuvense universiteit: "Leuven-Vlaams" (1966), maar de inzet van deze strijd is hoofdzakelijk symbolisch; "Leuven-Vlaams" is voornamelijk een uitdrukking van de confrontatie met het gezag (hier de bisschoppen). In 1968 en 1969 ontwikkelen zich democratiseringsbewegingen respectievelijk aan de Brusselse en de Gentse universiteit.

Wat is nu de betekenis van dit studentenprotest?

- De revolte drukt vooral de crisis van het systeem uit; de culturele maatschappelijke kenmerken (autoritarisme, patriarchaat34, ascetisme35, enz.) verdragen zich slecht met het

jaren '40¾ slechts lager onderwijs20.000 studenten hoger onderwijsNu1/3 slechts lager onderwijs100.000 studenten33 Cf. de zwembadperikelen in Nanterre (Parijse voorstad): "De Franse regering had de studenten van het 'filiaal' van de Sorbonne in de Parijse voorstad Nanterre een bassin cadeau gedaan en de minister van jeugd- en sportzaken, François Miroffe, kwam het in februari 1968 officieel openen. Een drieëntwintigjarige student in de sociologie, met vlammend rode haarbos, een gezicht vol zomersproeten en opvallend blauwe ogen, stelde de bewindsman pijnlijke vragen over seksuele problemen in de monotone studentenkazernes van de Sorbonne-satelliet in het naargeestige Nanterre. De minister redde zich eruit met een grap: "als u seksuele noden hebt, springt u hier in het water."

34 Een patriarchale samenleving is een samenleving waarin de hoogste functies en de belangrijkste rollen worden ingenomen en vervuld door mannen bijvoorbeeld in de politiek.De vrouw dient kinderen te baren en op te voeden, er bestaan typische vrouwen -en mannenberoepen, en binnen de seksuele relatie overheerst de man.In de jaren zestig ontstaat de tweede feministische golf die zich verzet tegen de mannenmaatschappij.

Programma:- vnl. gericht op gelijkberechtiging (vb. gelijk loon voor gelijk werk)- neen aan het rollenpatroon- abortus uit het strafrecht

Vrouwen worden opnieuw in het arbeidsproces opgenomen (toenemende vraag naar arbeidskrachten) en komen daardoor ook sterker te staan (scholing – economisch: inkomen). Begin jaren zestig wordt de pil uitgevonden. Daardoor komt de vrouw eveneens sterker te staan in haar seksuele relaties. De doorbraak van de huishoudapparaten speelt eveneens een factor van belang in de versteviging van de positie van de vrouw.

Ook de mode is een toonbeeld van de herwonnen vrijheid van de vrouw: de Engelse modeontwerpster Mary Quant lanceerde de minirok, die samen met laklaarzen, de panty en de T-shirt het straatbeeld zouden bepalen.

35 Vb. de seksuele moraal: ondanks het verzet van de kerk moet de voortplantingsmoraal plaats maken voor een vrijere seksualiteit die de seksualiteitsbeleving centraal stelt.Dit zal onder meer mogelijk gemaakt worden door Pincus' pil: voor de eerste maal hadden vrouwen hun seksualiteit in eigen handen.Vanaf de jaren tachtig, en simultaan met het opduiken van het HIV-virus dat AIDS veroorzaakt, winnen de moraalridders opnieuw veld.Opvallend is dat tegelijkertijd met de vrijere seksualiteit alternatieve samenlevingsvormen ontstaat vb. "samenwonen", LAT -relatie, enz.Ook het traditionele huwelijk ondergaat een evolutie: waar vroeger beroep, vermogen en morele eigenschappen centraal stonden, komen nu psychologische en esthetische factoren op het voorplan. Het vroegere doel hulp en bijstand te verlenen, wordt vervangen door het geven van affectie.

Voortplantingsmoraal:- fictie van de aseksuele vrouw- onthouding tot aan het huwelijk is mogelijk, wenselijk en onschadelijk

28

Page 29: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

hedonisme van de consumptiemaatschappij. Culturele tijd en economische tijd zijn uit elkaar gegroeid: de vooroorlogse schaarstemoraal botst met de relatieve overvloed (kleding, langspeelplaten, enz.) van de massaproductie.

- Het verzet is tezelfdertijd hierdoor ook functioneel voor de ontmanteling van de archaïsche36, culturele bovenbouw vb. de emancipatie van de vrouw sluit goed aan bij het statuut van de buitenhuiswerkende vrouw37.

- De jaren zestig luiden het ontstaan in van allerlei "nieuwe sociale bewegingen"38 vb. de ecologische beweging, de pacifistische beweging, de vrouwenbeweging enz.

Alhoewel het studentenverzet zeer spectaculair was (10/05/1968: de nacht van de barricaden in Parijs) en door de media uitgebreid in het zonnetje werd gezet, lag het zwaartepunt van de strijd toch bij de Fordistische fabrieksarbeiders.

3. De arbeiders

- zelfbevrediging is schadelijk- lichaam in de ban- voorechtelijk verkeer in de ban- fictie van het aseksuele kind

"het biologisch feit dat aan de regulering van de voortplanting ten grondslag ligt, is de duur van de menselijke zwangerschap en de hulpeloosheid van de zuigeling na de geboorte. Zowel moeder als kind zouden omkomen als er geen sociale regelen werden getroffen voor zijn verzorging en bescherming.

36 Vb.1 de vooroorlogse schaarstemoraal die bijvoorbeeld tot uitdrukking komt in uitspraken als "eet uw bord leeg – indien het oorlog zou zijn, zou je wel content zijn met wat er op uw bord ligt". Vanzelfsprekend is dit gegeven met de gevulde winkelrekken volledig voorbijgestreefd.Vb.2 de verhoudingen ouders – kinderen en man – vrouw werden gekenmerkt door een "bevelshuishouding" (vaders wil is wet).37 Denk in dit verband ook aan de gelijkschakeling van de vrouw met de man inzake nachtarbeid. Een van de argumenten in het debat was de non-discriminatie.38 "Oude" sociale beweging versus nieuwe sociale bewegingenDe oude sociale beweging is de vakbeweging die zich heeft gestructureerd rond de tegenstelling kapitaal – arbeid, en is ontstaan in de negentiende eeuw met de doorbraak van het industrieel kapitalisme. De officieel uitgedragen ideologie hangt nauw samen met het ideeëngoed van de drie politieke stromingen die tijdens de negentiende eeuw ontstaan (christen-democratie, sociaal-democratie, liberalisme).De nieuwe sociale bewegingen drukken de tendens uit tot groeiende problematisering van alle vormen van reproductie (voortzetting, herstel) die de verzorgingsstaat had ingelijfd in een proces van bureaucratisering en planning: reproductie menselijk ras (ecologie, anti-kernenergie), reproductie sociale leefomstandigheden buiten het werk (actiegroepen rond wonen vb. krakersbeweging), reproductie subjectiviteitsvormen (vrouwen, jongeren, homo's, enz.). De nieuwe sociale bewegingen stellen alle machtsverhoudingen in vraag, zoals relatie man – vrouw, homo – hetero, enz., behalve het meesterschap in de bedrijven (en in de eigen, alternatieve, apparaten). De ideologie en het programma van de nieuwe sociale bewegingen steunt op een hybried project dat modernisering en oude waarden en normen verbindt. In hun kritiek op het functioneren van de maatschappij vallen ze terug op een aangepaste en gesublimeerde versie van een in wezen vroegkapitalistisch normenstelsel vb. kleinschaligheid, groen romantisme (allemaal samen op een bank onder een boom), gemeenschapsleven met participatie- en inspraakmogelijkheden (buurt), enz.

29

Page 30: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Medio jaren zestig was het aantal stakingen (en het aantal stakingsdagen) tot een historisch minimum herleid. Deze jaren waren de "hoogtijdagen" van het sociaal overleg. Vanaf 1967 ontploft deze toestand van sociale vrede: het arbeidersverzet flakkert opnieuw op.Cf. De franse mei 1968 (meer dan 1.000.000 franse arbeiders leggen het werk neer), de Italiaanse Hete Herfst van 1969, enz.Deze acties houden ook na 1968 aan en luiden op een aantal vlakken belangrijke veranderingen in.

"Alleen al voor de jaren '70 –'71 werden door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (N.I.S.) (waarvan de sociale statistieken de kwantitatieve betekenis van het stakingsfenomeen doorgaans veel te laag inschatten), meer stakingsdagen (2.672.458) geregistreerd dan in de periode 1961 – 1969 (2.365.280), terwijl voor de periode 1970 – 1973 in haar geheel 698 conflicten en 3.892.271 stakingsdagen werden opgetekend." (Meynen A.; 1997)

Welke kenmerken vertoonde deze nieuwe golf van verzet nu?

- Het ging om spontane en wilde acties39, d.w.z., los van de vakbond. Dit duidde erop dat de kloof tussen top en basis van de vakbonden groot was. De vakbondsapparaten waren geïntegreerd in het kapitalisme en vertolkten niet de verzuchtingen op de werkvloer. Op termijn betekende dit een gevaar voor de vakbonden40. Immers, één van hun functies binnen het sociaal overleg was om de arbeidersklasse een disciplinaire lijn op te leggen; indien de vakbonden hierin niet langer slaagden, wat was hun nut dan nog?

- De actievoerders waren voornamelijk de laaggekwalificeerde en laagbetaalde groepen: vrouwen, jongeren en migranten. Ze behoorden niet toevallig tot de arbeidsreserve: de groepen die het meest te lijden hadden van de Fordistische arbeidsorganisatie én van discriminatie in de samenleving.

- Het verzet is zowel manifest (zichtbaar) als latent (onderhuids). In een eerste fase uiten de spanningen op de werkvloer zich in absenteïsme, personeelsverloop, materiaalontvreemding, sabotage41, enz. Later krijg je stakingen, bedrijfsbezettingen, enz.

- De acties van de arbeiders grijpen plaats op bedrijfsniveau vb. bezettingen, zelfreducering tempo lopende band, enz. Dit is nieuw. In het verleden, zeker in België, werd (syndicaal) actie gevoerd door middel van algemene werkstakingen ("iedereen") waarbij de fabriek werd verlaten.

- De arbeidsorganisatie wordt betwist, ze wordt inzet van strijd. Enerzijds is het ongenoegen gericht tegen de monotone, geestdodende, "onmenselijke" arbeid, anderzijds tegen het fordistisch fabrieksdespotisme (het Taylorisme heeft strakke, autoritaire hiërarchische verhoudingen ingevoerd).

- Het hart van het productiesysteem wordt getroffen - de fabriek en de "arbeid" door middel van verzetsacties op de werkvloer in het bedrijf.

39 Cf. De Limburgse mijnrevolte (1970), de wilde stakingen in de metaalsector (Citroën-Vorst, Boel-Temse) en in de chemische nijverheid (Chemie Tessenderlo, Michelin-St.-Pieters-Leeuw), de Antwerpse dokstaking, enz.40 Teneinde de kloof tussen een zich verzelfstandigende vakbondsbureaucratie en de basis te "dichten", verhardde de leiding schijnbaar de syndicale doctrine. Cf. de notie "arbeiderscontrole" in het ABVV en de notie "zelfbeheer" in het ACV.41 Un sabot = een klomp. In het begin van de industriële revolutie en de doorbraak van de technologie smeten de arbeiders hun klomp in de machines uit vrees voor hun tewerkstelling.

30

Page 31: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Hoe kun je deze nieuwe golf van verzet verklaren?

- Het gebrek aan een significante werkloosheid bezorgt de klasse der loonafhankelijken een nooit geziene machtspositie. Wegens de krapte op de arbeidsmarkt en de overvloedige welvaart is de vakbeweging helemaal niet bang om wat te vragen. Ze doet dit echter binnen de perken van het fordistisch compromis, en houdt geen rekening met niet-inpasbare verzuchtingen die leven bij de werknemers zelf. Vanaf eind jaren zestig vertaalt dit zich in een groeiende contestatie. Dit arbeidersverzet komt meestal tot stand buiten de vakbeweging en komt niet zelden in aanvaring met een schipperende vakbondsleiding die in het formele onderhandelingscircuit (neocorporatisme) is geïntegreerd. De "overlegsyndicaten" luisteren niet naar hun leden, maar gaan hen vertellen wat hun wensen zijn. Zo ontstaat er een situatie die te vergelijken valt met een onhoudbare druk in een stoomketel met kapotte manometer.

4. Wat is nu de globale impact van deze oproerige jaren geweest?

- Deze periode wordt gekenmerkt door de omslag van een lange economische golf met expansieve grondtoon naar een lange economische golf met depressieve grondtoon, m.a.w., het einde van de economische boom en het begin van de crisis.

- Hoe valt dit te rijmen? Teneinde het arbeidersverzet (dat draait rond niet-inpasbare eisen) te counteren, staat het patronaat nieuwe, uitzonderlijke loonstijgingen toe. Aldus verwijderen de loonstijgingen zich meer en meer van de productiviteitsstijgingen waardoor de winsten dalen = einde van het fordistisch = doorbreken van het evenwicht42

compromis = einde van de Fordistische groeispiraal.

In de verwerkende nijverheid stegen tussen 1970 en 1975 de bruto-uurlonen met 44,35% en nam de productiviteit toe met 31%.

Opmerking:(1) Vanaf midden jaren zeventig gaat het initiatief over in handen van het patronaat. Middels

massale afdankingen, saneringen en herstructureringen krijgen we een omkering van de krachtsverhouding43, in het nadeel van de loontrekkenden.

(2) Vanzelfsprekend brengt dit algemeen maatschappelijk protest een diepe malaise teweeg bij sommige fracties van de bourgeoisie. De conservatieve fracties zullen in eerste instantie op een vrij klassieke manier proberen de orde te herstellen (law and order -

42 De versnelde economische groei en de sterk toegenomen kosten voor de investeringen houden een toegenomen dwang tot planning (de planstaat) van de investeringen op lange termijn in, aangevuld met een nauwkeurige kostenplanning en derhalve ook een nauwkeurige loonplanning.Deze planning wordt nu doorkruist door twee fenomenen: 1. onvoorspelbaarheid (spontane en wilde acties); 2. uitzonderlijke loonstijgingen, en dat in een periode waarin de meerwaardevoet reeds was beginnen dalen. De crisis in de pacificatiemechanismen van de Keynesiaanse staat luidde de crisis niet louter in; zij lag er in zekere zin zelf mede aan de basis ervan.43 De wereld wordt getroffen door een structurele werkgelegenheidscrisis die een massawerkloosheid teweegbrengt. Europa telt 20 miljoen werklozen en 50 miljoen armen. In de OESO-landen zou à 15% van de actieve bevolking geen werk hebben. De IAO meldt dat één miljard mensen, of één derde van de wereldberoepsbevolking, zonder werk of te weinig werk zijn. In België bedraagt de ondertewerkstelling 22% van de actieve bevolking.

31

Page 32: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

vertoog; een versterking van de repressie en van het repressieapparaat; een militarisering van de samenleving vb. het plan Vanden Boeynants in België44).

2.5. 1974 – 1981: de crisis en de crisis van de crisisbeheersing

1. De economische crisis begint; ze is wereldomvattend (overal) en ze slaat toe op hetzelfde ogenblik (gelijktijdig).

2.a. Een aantal factoren (waar het politieke en het economische elkaar doorkruisen) gooien – soms vrij letterlijk – olie op het vuur:- 1971: ineenstorting internationaal financieel systeem van Bretton Woods (bemoeilijkt

de wereldhandel)- 1973: eerste olieschok (Yom Kippoeroorlog)- 1979: tweede olieschok (De Iraanse Revolutie)

Vooral de olieschokken doen de crisis nu in volle hevigheid ontbranden.Het vormen tevens gebeurtenissen die symbolisch zijn voor de ineenstorting van de Amerikaanse dominantie (de Pax Americana).

2.b. De crisis van 1973 werd beschouwd45 als een conjuncturele inzinking die voorbij zou gaan en die te wijten was aan "technische" factoren (technologische uitputting, dure dollar, enz.) of "externe" factoren (petroleumprijzen). Na een tijdje werd het echter duidelijk dat het om een nieuwe zware, structurele crisis ging. Een nieuw verschijnsel, stagflatie (een voorheen ongeziene combinatie van "hollende" inflatie en snel stijgende werkloosheid = stagnatie) drukte de bewindslui dra met hun neus op de feiten.Cf. Phillips-curve Werkloosheid (inkrimpen geldvoorraad) Inflatie (geldschepping)

44 Lees in dit verband bijvoorbeeld Meynen, A., "Crisis, sterke staat en fasciseringsprocessen. Enkele conclusies uit de Belgische ervaring (1967/68 – 1990", in: De Schamphelaire, H. & Thanassekos, Y. (eds.), VUB-Press Brussel, 1991, blz. 281 – 332 (en in het bijzonder 290 – 291)45 Dit onder invloed van het Keynesianisme dat niet bij machte was geweest de crisis te voorspellen.

32

Page 33: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

De Nieuw-Zeelandse econoom A.W. Phillips (1914– 1975) stelde op empirische gronden een kromlijnig verband vast tussen het werkloosheidspercentage en de stijging van het geldloon en de prijzen. Dit is het gevolg van het feit dat de loonstijging sterker is naarmate de arbeidsmarkt krapper is. Deze spanning heeft weer een stuwend effect op de prijzen.

In België bijvoorbeeld stegen de consumptieprijzen in 1971 met 5.6%, een stijging die in 1974 opliep tot 15.7%!De werkloosheidsgraad (verhouding werklozen – actieve bevolking) steeg van 4% in 1970 tot 13% in 1983.

2.c. De crisis in de "geïndustrialiseerde" wereld ontwikkelt zich enerzijds op een gemeenschappelijke basis (de crisis van het fordisme cf. hierboven) anderzijds op specifieke componenten van de "nationale" maatschappijformatie(zie België – bespreking in punt 3).

3. België ontsnapt zeker niet aan de crisis. Het Belgische economische leven volgt de inzinking van de wereldeconomie. De gemiddelde groei van het BNP tussen 1974 en 1984 bedraagt slechts 1.3%. In de jaren '74-’75' en '81-’82' is er zelfs een negatieve groei.

Wat de Belgische maatschappijformatie betreft, treden 2 specifieke componenten op het voorplan: - een verouderd industrieel apparaat (1);- de hegemoniale (opperheerschappij) aanwezigheid van het multinationaal kapitaal (2).

(1) De vertraging van de groei van de wereldmarkt veroorzaakt een toenemende concurrentie in de traditionele sectoren van basisindustrieën (staal) en halfafgewerkte producten. België was en is een land van halffabrikaten dat het bovendien in een open economie moeilijker krijgt om te concurreren op de wereldmarkt.

(2) De inplanting van multinationaal kapitaal in de aangeboden Belgische ruimte is niet gericht op een blijvende integratie, maar verloopt volgens de lijnen van een strategie van permanente wereldwijde verplaatsing, vermindering van de investeringen (1975: 40% van het investeringsniveau van 1974) en loonkostenbesparende investeringen. Het hoofdmechanisme en tegelijkertijd het centrale doelwit van de brede herstructurering is het herstel van de winstvoet (vandaar de verplaatsing naar "ruimten" waar de meerwaardevoet hoger ligt). Iets eenvoudiger gesteld: het multinationaal kapitaal kwam naar België omdat het hier hooggekwalificeerde en daarenboven gewillige (sociale vrede) arbeidskrachten aantrof, gebruik kon maken van de ligging en de goede infrastructuur (o.m. de haven van Antwerpen) en subsidies ontving van de overheid. De multinationals vertrekken echter terug als er zich elders gunstiger investeringsvoorwaarden voordoen.

Kortom, het zwakke industriële weefsel van de Belgische economie als lange termijnkenmerk van het Belgische kapitalisme komt aan de oppervlakte.

4. Welke belangrijke ontwikkelingen doen zich tijdens deze periode nu voor? Hoe komt de crisis tot uitdrukking?

- ontstaan massawerkloosheid (én inflatie = stagflatie) (1)

33

Page 34: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- crisis van de Keynesiaanse planstaat (en de Keynesiaanse economische politiek) (2)- crisis in de arbeidsverhoudingen (en het overlegmodel) (3)

(1) Sinds de grote depressie van de jaren dertig was het niet meer voorgekomen; men ging ervan uit dat het ook niet meer mogelijk was: massawerkloosheid.

Hoe kan je de werkloosheid nu verklaren? Aan de oppervlakte kun je haar wijten aan een aantal factoren (die echter allemaal te maken hebben met een grondoorzaak): delocatie (de uittocht van multinationale ondernemingen) bedrijfssaneringen (inkrimping personeel) vlucht in speculatieve i.p.v. productieve investeringen vb. goudspeculatie medio jaren

zeventig; dollarspeculatie eind jaren zeventig (je kan ook spreken over een "investeringsstaking")

Hoe interpreteert de gehanteerde zienswijze nu het ontstaan van de massawerkloosheid? Vanaf de jaren '70 proberen sommige patroons de tegenstand van de arbeidersklasse op de werkvloer te counteren door een "investeringsstaking" waardoor de tewerkstelling daalt en de krachtsverhouding tussen patronaat en arbeiders langzaam maar zeker omslaat in het voordeel van de eersten. Het zal de ideale uitvalsbasis vormen voor een patronaal offensief dat de economie zal herstructureren (cf. jaren tachtig)46. Centrale inzet vormt de winstvoet.

(2) In de jaren zeventig komt de staat meer en meer tussen om de zieltogende economie op te lappen. Volgens de economische theorie van Keynes kan de staat conjunctuurschommelingen nivelleren. De sociale zekerheid (onder meer de werkloosheidsuitkeringen) kan als buffer werken tegen een ineenstorting van de koopkracht (en dus van de vraag). De effecten van deze tussenkomsten brokkelen echter snel af omdat het bondgenootschap tussen de staat en de multinationals ten dele verbroken is (overheidssteun in ruil voor investeringen – de investeringen komen er echter niet47). Ondanks de verminderde "rendabiliteit" van het staatsinterventionisme is dit onder de druk van de verzetsacties48 van de arbeiders tegen de relocatie van de multinationals vereist. Bedreigde sectoren groeien dan ook uit tot politieke dossiers49 (vb. het Waalse staal). Deze crisis van de Keynesiaanse subsidiestaat (verminderde effectiviteit) genereert tegelijkertijd spanningen tussen de aan de staat gestelde eisen (vb. subsidiëring aan sectoren in nood) en de financiële mogelijkheden van de staat om deze eisen te beantwoorden. De uitstoting van arbeidskrachten wordt opgevangen door de uitbreiding van de tewerkstelling in de openbare sector (oplopende kosten). Tegelijkertijd dalen de staatsinkomsten tengevolge van de massawerkloosheid. Op het einde van de jaren '70 openbaart zich dan ook een financiële / fiscale crisis van de staat (oplopende begrotingstekorten). De crisis van de Keynesiaanse overlegstaat situeert zich echter ook op een dieper niveau: zij slaagt er niet langer in de verbreking van de dialectiek van oppositie (looneisen) en integratie (loonstijgingen in overeenstemming met

46 Een crisis vormt een ideaal laboratorium voor allerlei proefnemingen. De crisis vervult dus ook een "creatieve" functie. Ze vormt een ideale voedingsbodem voor allerlei experimenten rond flexibilisering, deregulering, enz.47 De contrafinaliteit van de staatstussenkomsten laat zich exemplarisch illustreren aan de hand van het geval "Talbot" in Groot-Brittannië. De Britse staat subsidieert in de jaren zeventig de investering van Talbot in een productielijn voor 40%. Hierdoor slaagt Talbot erin om haar nieuwe fabriek op 5 jaar af te schrijven. Na het verstrijken van deze periode vertrekt Talbot uit Groot-Brittannië. De staat "helpt" hier – zonder het te willen – de "deïndustrialisatie". 48 Voorbeelden: Acec, Siemens, Fabelta, Macintosh, Intermills, Prestige, Salik, Glaverbel, RBP, Sylvania, Monsanto, Citroën, British Leyland, Gregg-Europe, Philips, enz.49 De leidingen van de vakbeweging ontvouwden een strategie van staatsgerichte oplossingen vb. meer staatssteun.

34

Page 35: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

productiviteitstijgingen) te herstellen. Kortom, de ontregeling van de fordistische mechanismen.

Schuld Belgische staat (schuld/BNP)

1975: 40%1980: 56%1982: 78%

(3) De werkgevers eisen "versobering", maar staan – ondanks de groeiende werkloosheid – nog niet sterk genoeg (de krachtsverhoudingen zijn nog niet ten gronde gewijzigd) om hun "programma" op te dringen. Immers, de crisis van het Fordisme brengt langs de kant van de werkgevers een fundamentele heroriëntering voort: een diepgaande herstructurering van het aanbod, de productie (afbouwen investeringen of arbeidsbesparende investeringen = werkloosheid) én van de consumptieve vraag (versobering = drukken van de lonen + werkloosheid). Dit "programma" doet nieuwe vormen van – deels defensieve (vb. opvangen gevolgen van de werkloosheid – brugpensioen), deels offensieve (vb. 36- urenweek zonder loonverlies en zonder productiviteitsverhoging) – strijd oplaaien50. Ook de vakbondsbureaucratie gaat in het verweer: zij ziet haar rol uitgepeeld door de uitholling van de sociale overlegorganen en de afbouw van de verzorgingsstaat. Cf. het sociaal overleg geraakt in een sukkelstraatje. Het laatste "klassieke" akkoord (een interprofessioneel akkoord51) dateert van 197552.

5. In België schippert de staat tussen een Keynesiaanse en monetaristisch geïnspireerde politiek (cf. de Phillips-curve: kiezen tussen de bestrijding van de werkloosheid of de bestrijding van de inflatie). Reeds onder de rooms-blauwe regering Tindemans I (1974 – 1977) wordt het eerste soberheidsoffensief53 ingezet. Deze eerste aanval op de sociale "verworvenheden" van de arbeidersklasse wordt echter onder impuls van een gemeenschappelijk vakbondsfront (de Vrijdagstakingen) afgeslagen. In deze eerste fase slagen de bureaucratieën van de twee grote vakbonden erin – dankzij het verzet van de basis – de posities van hun apparaten in de overlegstructuur van de Keynesiaanse staat-in-crisis te vrijwaren. Vanaf '78, met de intrede van de BSP in de regering, wordt opnieuw een politiek van systematisch overleg gevoerd. Tevens tracht men een gedeeltelijke regeneratie van de Keynesiaanse politiek tot stand te brengen, die vooral bestaat in een bestrijding van de werkloosheid (cf. het Plan Spitaels: BTK, DAC – de zgn. nepstatuten). Tegelijkertijd slaagt ook de arbeidersbeweging er niet in om haar eisen door te drukken. De impasse slaat toe.Doorheen de jaren zeventig wordt de druk op de arbeidersklasse en de arbeidersbeweging verder opgevoerd: de werkloosheid blijft toenemen.

50 Cf. 189 bedrijfsbezettingen tussen 1974 en 1981.51 Dit is een akkoord dat voor alle sectoren en bedrijven geldt.52 Pas in 1987 zal er opnieuw een interprofessioneel akkoord gesloten worden.53 De bestrijding van de inflatie wordt aangewend als uitvalsbasis voor het doordrukken van een soberheidspolitiek. Cf. Inflatiebestrijding - politiek van loonmatiging (de herstructurering van de productie wordt gecomplementeerd met een toenemende druk op de lonen) – beperking consumptie – afremmen import – verbeteren betalingsbalans.

35

Page 36: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2.6. 1982: de doorbraak van het neoliberalisme / 1982 – 1986/'87: de neoliberale arbeidspolitiek

1. De belangrijkste conclusie m.b.t. de periode 1974/'81 is dat de gevoerde economische politiek niet in staat was om het herstel van de winstvoet te bewerkstelligen54. M.a.w., de door de staat ingezette maatregelen tegen de crisis faalden volkomen. De door de rooms-rode coalities uitgestippelde industriële strategie begeleidden geenszins de creatieve functie van de crisis55. De crisis houdt daarom ook een crisis in van de Keynesiaanse politiek en van de Keynesiaanse staat.

2. De crisis wijzigt ondertussen de krachtsverhouding tussen de strijdende partijen op de arbeidsmarkt grondig (werknemers worden geconfronteerd met massawerkloosheid).Hiervan kan het patronaat uiteindelijk gebruikmaken om een tweede, beslissend soberheidsoffensief56 in te zetten. De ideologische exponent van dit offensief is het neoliberalisme (cf. bijlage VI).

3. Vanaf de jaren tachtig breekt in België het "neoliberale" project door57. Wat houdt dit in?(1) Herstructurering en afbouw "verzorgingsstaat". De "verzorgingsstaat" wordt

geherstructureerd: die onderdelen van het systeem die tot op zekere hoogte een reeks arbeiderseisen –behoeften belichamen en binnen welke de (reformistische) arbeidersbeweging zekere posities bekleedde, worden teruggedrongen en gereorganiseerd.

Met het aantreden van de roomsblauwe regering Martens V – Gol start "een hard crisisbeleid": inleveringen en de negatie van het sociale overleg. Vanaf '82 gaan we over van een politiek van geconcerteerde matiging (kenmerkend voor de tweede helft van de jaren zeventig) naar een politiek van verplichte inlevering.Er wordt duchtig bespaard in de sociale uitgaven vb. optrekken remgeld in de ziekteverzekering, werklozenvergoedingen worden verminderd en gekoppeld aan strengere

54 Het neoliberalisme ontwikkelt zich in het verlengde van de aanhoudende vertraging in de vooruitgang van de productiviteit, de onvoldoende ontwikkeling van de technologische puntsectoren en het onvoldoende herstel van de winstvoeten.55 Een crisis vormt een ideaal laboratorium voor allerlei proefnemingen. De crisis vervult een "creatieve" functie. Ze vormt een ideale voedingsbodem voor allerlei experimenten rond flexibilisering, deregulering, enz.56 Herinner u: het eerste o.l.v. Tindemans I was grotendeels mislukt. De krachtsverhoudingen lagen nog niet gunstig genoeg voor het patronaat (veel verzet).57 Aanwijzingen1. De evolutie van de koopkracht: evolutie van de reële uurlooncurve in neergaande richting + achteruitgang

globale loonkracht.2. De evolutie van de verhouding tussen de arbeidsproductiviteit en de reële lonen: ombuiging in het voordeel

van de productiviteit.3. De evolutie van de winsten: vanaf '82 tekent zich een spectaculair winstherstel af.4. De ontwikkelingen in de strategieën van het financierskapitaal (de versteviging van het rentenierskapitaal of

het inkomen uit vermogen in het nadeel van de lonen).5. De evolutie van de uitgavenquota van de staat (het aandeel van de staat in het BNP dat sinds het uitbreken

van de crisis stelselmatig gestegen was, liep terug met 1 procent per jaar als gevolg van de harde besparingspolitiek).

6. De evolutie op het vlak van de partijpolitieke samenstelling van het centrale regeringsapparaat: een katholiekliberale as geeft gestalte aan de doorbraak van het neoliberalisme.

7. De evolutie van de meerwaardevoet (ligt aanzienlijk hoger dan op het einde van de jaren zeventig).Dit herstel vormt de grondslag van het herstel van de winsten.

36

Page 37: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

voorwaarden, heffen van belastingen op pensioenen, enz. Ook de openbare diensten (spoor, post, onderwijs, enz.) worden slachtoffer van besparingen.Indexverhogingen worden overgeslagen (de zgn. "indexsprongen").Een gevolg van deze besparingen zal de toename van de armoede zijn (de zgn. "nieuwe armoede").

Vanuit de verplichte inlevering legt de rooms-blauwe regering ook het sociale overleg de facto stil en opteert ze voor een door de staat geleide sociale politiek. Cf. de regering grijpt systematisch in de loonontwikkeling in; daartoe komt er meer en meer een "tripartite" overleg tot stand waarbij de staat de onderhandelingsgrenzen vastlegt. Essentieel tijdens deze periode is de officieuze58 koppeling van de lonen aan de competitiviteit.

Koppeling lonen aan competitiviteit: de loonkosten in toom houden of verlagen in verhouding tot de concurrentiepositie van België ten aanzien van het buitenland (Frankrijk, Duitsland, enz.).

(2) Loonmatiging. De vraag wordt geherstructureerd: een uitbreiding van de vraag van de kapitaalinkomens i.p.v. de lonen (de totale loonsom daalt59). M.a.w., constante inlevering van lonen ten gunste van de winsten60. Voor het eerst sinds 1945 ging de loontrekkende (en de mensen die moeten leven van een sociale uitkering) erop achteruit.

(3) Het postfordisme : Geleidelijk komt een nieuw, flexibel accumulatieregime tot stand: op de maat van het individu gemaakte producten met snelle leveringstermijn, steunend op een flexibilisering zowel van het machinepark als van de arbeidskrachten. Met de doorbraak van nieuwe technologieën en nieuwe arbeidsorganisatiebeginselen komt de realisering van de stijging van de arbeidsintensiteit met als gevolg een verhoging van de meerwaardeproductie en het verdere herstel van de winstvoet overeen.

De "flexibiliteit"(cf. bijlage VI) als ontwikkelingsmodel breekt door op verschillende terreinen: in de arbeids-, bedrijfs- en productieorganisatie. In België mogelijk gemaakt door de experimenten Hansenne (1983)

(4) Met de doorzetting van het neoliberale offensief correspondeert een aanzienlijke versterking van de tendens tot de vestiging van een meer autoritaire of sterke staat:

de versterking van de uitvoerende macht ("volmachten"); de tendens tot negatie van het sociaal overleg of van het vermijden van contractuele

regelingen; groei van het aantal controlepraktijken en disciplinerende maatregelen in de sfeer van de

vervangingsinkomens; versterking van het repressieapparaat (getalsterkte, Posa-eenheden, Mammoetontwerp

Gol, enz.) (5) Breken verzet van de arbeidersbeweging .

58 Deze koppeling is echter nog niet gecodificeerd, d.w.z., in een wettelijke vorm gegoten. Dit zal pas het geval zijn met de Wet Claes (1989).59 Tussen 1980 en 1984 verloren de arbeiders 24,2 % van hun koopkracht.60 Gekwantificeerd: in het geheel van het nationale inkomen daalden de inkomens uit loon van 63,8% in 1980 tot 59,1% in 1987 en stegen de inkomens uit vermogen (leningen, huurprijzen, dividenden van ondernemingen) van 15,1% in 1980 tot 24,4% in 1987.

37

Page 38: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Het neoliberalisme laat zich ook lezen als een reactie tegen de kracht van de arbeidersbeweging vnl. onder de vorm van een aanval op de vakbonden en de syndicale rechten en vrijheden. Vooral in Groot-Brittannië o.l.v. Thatcher is er een grootscheepse aanval ingezet tegen de georganiseerde arbeidersbeweging. Zij is erin geslaagd om de macht van een aantal arbeidersbastions te breken cf. de mijnstaking van 1984 – 1985.

In België is het niet zo drastisch verlopen, maar er zijn toch een aantal belangrijke kenteringen te bespeuren. Allereerst is er, zoals reeds hierboven besproken, de "begrenzing" van het sociale overleg. De afbraak van de syndicale macht, resp. van het stelsel van vrije loononderhandelingen in de bedrijven en van de afdankingspolitiek die door het patronaat werd gevoerd ten aanzien van syndicale militanten, impliceert een actieve of passieve ondersteuning, uitgeoefend door de rechterlijke macht. Tevens wordt "de vrijheid van arbeid" meer en meer ter harte genomen door de rechtbanken en trachten ze stakingsacties te ondermijnen door het opleggen van dwangsommen.

Hoe kunnen we deze evolutie in de "arbeidsverhoudingen" nu verklaren?- Het neoliberale offensief breekt door op een ogenblik dat fabriekssluitingen en –

afdankingen en de massale werkloosheid het aantal bedrijfsconflicten doet verminderen. Het verweer van de vakbonden is zwak en zonder resultaat, ook al omdat het gemeenschappelijk vakbondsfront doorbroken is onder impuls van ACV-leider Houthuys die de regering steunt (Cf. Poupehan). De in de traditie van het ACV verankerde politiek van klassensamenwerking61 wordt verder gezet.

- Ook de opstelling van het ABVV bleef voorgestructureerd vanuit een strategie van conservering of herstel van de mechanismen van de overlegstaat. De stapsgewijze

61 De encycliek Rerum Novarum (Omwenteling) uit 1891 van de hand van Leo XIII is tot op heden de meest invloedrijke en vormt nog steeds de grondslag van de sociale leer van de kerk. Hij vormde meteen ook het basisdocument van de ontluikende christen-democratie.Leo Dertien bestrijdt zowel het socialisme als het kapitalisme (hoewel in mindere mate).Hij wijst erop dat privé bezit goed en nuttig is (argument tegen het socialisme).Het kapitalisme is evenmin goed te praten omdat de kapitalisten op "zelfverrijking" uit zijn. Het kapitalisme leidt dan ook tot een verdeelde maatschappij met mensonwaardige armoede.Tegenover socialisme en liberalisme plaatst hij dan de christelijke naastenliefde en de solidariteit (i.p.v. de klassenstrijd predikt hij de klassenharmonie).

Uit welke elementen is zijn "programma" opgebouwd?(1) een matig staatsinterventionisme wordt geduld;(2) pleidooi voor de vorming van vakverenigingen (als voortzetting van de Middeleeuwse gilden);(3) het economisch leven moet georganiseerd worden in de vorm van corporaties = corporatisme

Rerum Novarum schematisch:

- Hoogste politieke autoriteit = GOD (cf. Th. Van Aquino); geen volkssouvereiniteit; socialisme en liberalisme zijn dwaze illusies.

- Privé-bezit is goed en nuttig, maar kapitalistische zelfverrijking is sociaal onaanvaardbaar.- Het kapitalisme brengt echter een verdeelde maatschappij en mensonwaardige armoede met zich mee, die

enkel door christelijke naastenliefde en solidariteit kunnen opgevangen worden.- Staatsinterventionisme moet klassentegenstellingen en armoede verzachten.- De staat mag echter geen al te grote rol spelen (conflict wereldlijke – geestelijke macht). Hier moet het

subsidiariteitsbeginsel spelen.- Het economisch leven moet georganiseerd worden in de vorm van corporaties waarin werknemers en

werkgevers als gelijken vertegenwoordigd zouden zijn = het corporatisme / de klassenharmonie.

38

Page 39: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

aanvaarding door de ABVV-leiding van de "nieuwe werkelijkheid" ontmoet in de periode 1982 –1987 van de kant van de SP en de PS een "oppositioneel" discours dat werd getekend door een uitgesproken gematigdheid en expliciet de massastrijd uit de weg ging. In de praktijk aanvaardt de leiding van de vakbond dus gedeeltelijk ("om de sociale verworvenheden te vrijwaren") de soberheidspolitiek.

Opmerking:a. Aan de verklaring van de afname van de bedrijvenstrijd vanuit de massale werkloosheid

moet ook het feit toegevoegd worden van de uitwerkingen van de politiek van medewerking van de vakbondsbureaucratie in vele bedrijven en vele sectoren aan de herstructurering (afdankingen) en de soberheid (loonsverminderingen).

b. De afname van het aantal bedrijfsstakingen houdt geenszins in dat de strijdbaarheid van de arbeidersklasse verdween. Getuige hiervan de acties op interprofessioneel niveau tijdens deze periode: onder meer de acties tegen de besparingen van het Sint-Annaplan (1986).

(6) "Deregulering" of herregulering. Onder deregulering verstaat men het terugtreden van de staat uit het economische leven: minder staatsbemoeienis, minder overheidsreglementering. Het is in feite een ideologisch begrip (invloed van het neoliberalisme) want de terugtreding van de staat is zeer selectief: de sociale staat wordt afgebouwd, maar tegelijkertijd maakt de staat de nieuwe arbeidspolitiek (flexibilisering), de matiging, en dergelijke meer mogelijk. De staat wint terug aan regeringsvaardigheid.62

2.7. 1988 – 1992: competitiviteit en postreformisme

1. Vanaf 1986 gaat het economisch beter , zowel in België als in de wereld; de economie groeit sneller dan vroeger, zonder echter de groei van de gouden jaren '60 te benaderen.

1960 – 1966: +34.20% (industriële productie, exclusief bouw)1967 – 1973: +39.75%1983 – 1989: +18.63%

De neoliberale politiek van de staat werpt vruchten af die vooral door het bedrijfsleven geplukt worden onder de vorm van stijgende winsten.Het herstel van de groeivoet, geïnitieerd door de inkomensherverdelingspolitiek in het nadeel van de loonarbeid, brengt tevens een toename van de werkgelegenheid met zich mee. Aldus krijgen we een vlugger stijgingstempo van de totale loonmassa en een pauze in het proces van daling van het aandeel van de loonarbeid in het nationaal inkomen. Maar de tewerkstelling neemt niet toe in verhouding tot de afname van de tewerkstelling in de vorige periode.

De vraag naar arbeidskrachten in de privé-bedrijven nam tussen 1986 en 1991 toe met iets meer dan 7%; het aantal door de bedrijven "aangeboden arbeidsplaatsen" steeg van 2.278.000 eenheden in 1986 tot 2.441.000 in 1991.

De groei zal ongeveer tot 1991 aanhouden alvorens de contradicties van het neoliberale herstel aan de oppervlakte komen.

62 In 1982 vraagt de regering Martens V "volmachten" aan het parlement om snel beslissingen te kunnen nemen en door te drukken, zonder de invloed van de "drukkingsgroepen".

39

Page 40: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2. Ondertussen vallen de uitwerkingen van de nieuwe economische politiek en arbeidspolitiek goed waar te nemen. We kunnen de gevolgen beschrijven aan de hand van twee vaak gehanteerde begrippen: 1. duale arbeidsmarkt en 2. duale samenleving.

2.a. Er ontstaat een duale arbeidsmarkt, d.w.z., een arbeidsmarkt die in feite 3 grote segmenten omvat:- een kleine kern van hooggekwalificeerde arbeidskrachten met vast werk, een hoog loon

én met uitzicht op een carrière (de Hi Tech jobs);- een grote massa van "ongeschoolde" (voor het bedrijfsleven!) arbeidskrachten die minder

verdienen, minder zeker zijn en weinig promotiekansen hebben (de Kleenex of Mac jobs);- een grote massa werklozen die op de arbeidsmarkt druk uitoefenen of helemaal

uitgesloten zijn (de economisch onleefbare of uitgeslotene).De massawerkloosheid of de heruitbouw van een arbeidsreserveleger weegt op actieve wijze op het salariaat (de mensen in loondienst) dat zich ontvouwt op een continuüm (ononderbroken samenhangende reeks) van posities en statuten op de arbeidsmarkt. Het bestaan van dit "leger" maakt de flexibilisering, de achteruitgang van de arbeidsomstandigheden en verloningsniveaus mede mogelijk.De werkloosheid en de vrees voor werkloosheid vervullen een "disciplinerende" functie.

2.b. De duale samenleving. Wat stellen we vast? De kloof tussen rijk en arm neemt toe = het zgn. Mattheüseffect (de rijke rijker, de arme armer) in de eerste (onze) wereld en tussen de eerste en de derde wereld. We merken een laag van uitgesloten en kansarmen die niet langer met volle teugen kunnen consumeren (dus dit betekent het einde van de fordistische massaproductie). Ons straatbeeld wijzigt eveneens: we merken in de rijke wereld een toename van daklozen (in kartonnen dozen) en bedelaars in de straten van grootsteden.We merken tevens een bovenlaag die ongemeen rijker is geworden. Zij profiteert van de laatste nieuwe ontwikkelingen op technisch, cultureel en gezondheidsvlak. Het begrip verwijst naar een twee sporensamenleving, naar een samenleving van "kansarmen" die zowel uit de productiesfeer (werkloosheid) als uit de consumptiesfeer worden gesloten.De Fordistische sociale "homogeniteit" (de standaardproductie – de massaconsumptie) is verbroken. Er ontstaan a.h.w. verschillende "consumptieklassen" waarop het bedrijfsleven inspeelt door de ontwikkeling van een brede productdifferentiatie:- "witte producten" voor "zwarte" marginalen, "aangepaste" warenhuisketens,…- gespecialiseerde kleinhandel met "luxeproducten" of "ambachtelijke" producten voor de

"nieuwe rijken".Sneller en modieuzer consumeren door een bovenlaag wordt vanuit de vraagzijde bekeken, centraal gesteld. In dit verband spreekt men over "de derde vraag".

3. Na de verkiezingen van 13 december 1987 en na "moeilijke" onderhandelingen over de vorming van een nieuwe regering, treden de sociaal-democratische partijen (PS en SP) tot de regering (Martens VII) toe. Deze verschuiving in de politieke allianties zal de "aanpassing" van de sociaal-democratie aan een postreformistisch kapitalisme, d.w.z., een kapitalisme dat zich niet langer reproduceert met sociale hervormingen, in de verf zetten.

40

Page 41: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Het reformisme vormt zich om tot een reformisme zonder hervormingen63. De "sociale correcties" van de nieuwe coalitie bestaan niet uit een ommekeer van de gevoerde politiek (slechts een tijdelijke stopzetting van het proces van uitdijing van het soberheidsmechanisme en dan nog dankzij de "heroplevende" economie), evenmin uit het in vraag stellen van de besparingspolitiek uit het verleden. De klok wordt niet teruggedraaid. De "sociale correcties" die worden aangebracht, betreffen eerder de uitdieping van disciplinerende maatregelen rond de besparingen64 en het consolideren van de neoliberale verworvenheden.

4. Een uiting van de "realiteitszin" van de sociaal-democratie inzake de nieuwe werkelijkheid vormt ontegensprekelijk de "Wet tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen" (06/01/1989) of de Wet Claes: deze wet houdt een codificatie in van het mechanisme van de koppeling van de lonen aan de competitiviteit. De wet is dus "vooruitziend" en duidelijk vastgelegde regels en afspraken dienen de toekomst onder controle te houden.De competitiviteitswet synthetiseert op een gecodificeerde wijze de neoliberale revolutie van de jaren '80.

2.8. Recessie, aarzelend herstel en legitimiteitscrisis (1991 – 1996)

1. Vanaf 1991 breekt echter opnieuw een zware recessie uit, de eerste "postmoderne"65

crisis. Het neoliberalisme dat door de gebeurtenissen in het Oosten (val van De Muur) een tweede adem heeft gekregen, komt in crisis te verkeren.

De meeste Westerse landen worden getroffen, enkel de VS slaagt erin vrij vlug de recessie te overwinnen66.

2. Hoe kunnen we deze recessie verklaren?

- De recessie van 1991 – 1993 kan niet tegengewerkt worden met een stijging van de globale vraag. Een merkwaardig fenomeen doet zich voor: de winsten van de bedrijven blijven hoog, nemen zelfs nog toe, maar gezien vanuit de factor vraag is de huidige consumptieve vraag té zwak om een nieuwe, verlengde, min of meer duurzame expansieperiode voort te brengen.

63 Het reformisme behelst meer dan de nu volgende omschrijving, maar in het bestek van dit verhaal kan ze volstaan. Het reformisme wilde via sociale hervormingen geleidelijk aan en op vreedzame basis tot een egalitaire samenleving komen. Tevens wilde ze de zogenaamde uitwassen van het kapitalistisch systeem verzachten. 64 Vb. Vanaf 1988 kon de werkloze niet langer de economische crisis als verontschuldiging inroepen. Naast de vormingsinitiatieven (Weerwerk: sollicitatietraining enz.) werd parallel strenger opgetreden tegen zogenaamde "langdurige" werkloosheid. 65 Ik noem ze postmodern omdat alle sectoren werden getroffen, ook de zgn. hoogtechnologische bedrijven met hooggekwalificeerd personeel werden getroffen – een nieuw gegeven: vroeger immers werden vooral de producenten van halffabrikaten getroffen. De crisis slaat ook bijzonder hard toe: de stijging van de werkloosheid overtreft ruim de daling van de werkloosheid in de vorige periode. Een ander (postmodern) gegeven vormt de crisis van het neoliberalisme. De nieuwe economische politiek (het neoliberalisme) levert duidelijk geen nieuwe periode van ongebreidelde groei op. De Clinton-administratie stapt af van de sterke versie van het neoliberalisme.66 Misschien een gevolg van de Golfoorlog die werd gestreden met Amerikaanse wapens, maar betaald werd met Duits en Japans geld. De oorlog gaf de VS de kans om af te geraken van hun "onproductieve" stock (wapentuig). Vanaf 1992 begint het "Clinton-tijdperk", met een onafgebroken economische groei van 9 jaar.

41

Page 42: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- Het veeleer zwak herstel van de groeivoet, respectievelijk van de werkgelegenheid en van de loonmassa op het einde van de jaren '80 was té "sterk" gemeten aan de voorwaarden nodig voor de totstandkoming van een voldoende hoge winstvoet. De gemiddelde winstvoet bleef stijgen maar werd té "zwaar" gehypothekeerd door de – zeer – lichte verbetering van de "loonkostenontwikkeling" in het voordeel van de loonafhankelijken. De (zwakke) groei culmineert vanaf begin jaren '90 in een nieuwe recessie / crisis die de werkloosheidscijfers terug de hoogte injoeg, de druk op de indirecte lonen versterkte of die met andere woorden de "ontsporing van de arbeidskosten" kon tegenwerken.

- Het herstel van de groei vanaf 1994 steunt niet op een nieuw "sociaal compromis" dat massa-eisen of –behoeften in de kapitaalscyclus interioriseert. Het steunt op een nieuwe "arbeidersnederlaag" namelijk het wegwerken van de "arbeidskostenontsporing".

Tegelijkertijd komt hiermee een crisisachtige ontwikkeling van de economische conjunctuur overeen namelijk een zwak, té zwak groeipatroon (1 à 2%) en permanente minirecessies.

- De bedrijfsinvesteringen blijven eveneens aan de lage kant. Dit is een uitwerking van de specifieke tegenstrijdigheden van het postfordistisch – nieuw technologisch – systeem (een té "lage" sterk stijgende gemiddelde winstvoet gecombineerd met een zwakke groeivoet) is dat er in de huidige periode een massale ontwaarding van het productief kapitaal plaats vindt in het voordeel van een spectaculaire versnelling van de accumulatie van het geldkapitaal.

- Tenslotte staat nog een ander segment van de globale vraag onder zware druk namelijk de vraag gecreëerd door staatsuitgaven (afremming door de enorme staatsschuld, door de enorme overdracht van gesocialiseerde financiële middelen naar het financieel kapitaal en door de "opgelegde" besparingspolitiek – Convergentiecriteria van het Verdrag van Maastricht).

Het crisisachtig karakter van de huidige productieve orde is de onverminderd aanhoudende herstructurering en afbouw van (delen van) sectoren en van bedrijven vb. Renault (weliswaar een voorbeeld uit 1997).

3. België ontsnapt niet aan de crisis, integendeel. Werknemers en consumenten worden getroffen door een nieuwe matiging: het Globaal Plan67. Onder druk van de convergentienormen68 die in het Verdrag van Maastricht69 ingeschreven zijn, legt de Belgische regering Dehaene – Tobback, de Belgische bevolking een nieuwe zware besparingsronde op.

67 Voorbeelden van crisismaatregelen: de crisisbelasting van 3%, de niet-indexering van de belastingsschalen, enz.68 Om te kunnen toetreden tot de EMU moe(s)ten de lidstaten een sterke graad van economische convergentie vertonen om de stabiliteit van de nieuwe munt te waarborgen. Deze normen waren en zijn:- de toestand van de overheidsfinanciën: enerzijds mag het begrotingstekort niet meer dan 3% van het BBPm

belopen. Anderzijds mag de overheidsschuld niet meer dan 60% van het BBPm bedragen.- de inflatie: ze mag niet meer dan 1.5% hoger zijn dan het gemiddelde van de drie lidstaten met de laagste

inflatie.- stabiele munt: de wisselkoersen moeten tijdens de twee jaar die aan de deelname voorafgaan stabiel zijn

gebleven, en de lidstaat mag geen devaluaties hebben toegepast.- langetermijnrente: ze mag niet meer zijn dan 2% hoger dan het gemiddelde niveau van de langetermijnrente

van de drie lidstaten met de laagste inflatie.69 Volgens het Verdrag van Maastricht (1992) zou een Europese Monetaire Unie (EMU) in werking moeten treden tussen 1997 en 199. Dit is inmiddels gebeurd. De invoering van een eenheidsmunt, de Euro (= 40,3399 BEF), staat hierbij centraal. Dat zal op 01/01/2002 gebeuren.

42

Page 43: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

4. De evolutie van de arbeidsverhoudingen wordt gekenmerkt door continuïteiten en breuken.De acties tegen het Globaal Plan (oktober 1993), dus tegen de besparingen, vormen tot op heden een laatste opstoot van de klassieke syndicale actie: een interprofessionele staking of de algemene werkstaking (alhoewel nieuwe strijdmiddelen en tactieken70 werden aangesproken bvb. bezetting van kruispunten; afsluiten van industriezones, enz.) De strategie van de vakbeweging is uiteindelijk ook vooral defensief van aard: tegen besparingen, tegen verlies van werkgelegenheid. Ze is ook vooral reactief. Nieuwe syndicale thema's zoals camerabewaking, gebruik van pieper en GSM, worden zelden aangebracht door de vakbeweging.De vakbeweging slaagt er niet in om de "nieuwe" werknemers te bereiken: jonge, gestudeerde arbeidskrachten die tewerkgesteld zijn in nieuwe (hoogtechnologische) sectoren zoals telecommunicatie. Ook nieuwe werknemers in de dienstensector worden minder dan vroeger aangesproken door de vakbeweging; de besognes van beide partijen liggen blijkbaar niet op dezelfde lijn.Aan het "arbeidsfront" ontwaren we twee belangrijke ontwikkelingen: De social profitsector treedt op de voorgrond cf. de zgn. "Witte Woede" (vooral sinds

1988) als nieuwe "voorhoede" (?). In het huidige bedrijfsklimaat trachten bedrijfsleiders ofwel de vakbonden uit te schakelen

via de oprichting van wat men zou kunnen noemen een parallel circuit: het teamwork. Dit is tevens een poging om verzuchtingen die bij de arbeiders leven op het vlak van humanisering en democratisering van de arbeid te integreren in het bestaande productiesysteem. Ofwel trachten ze de vakbonden in te schakelen via een keurslijf: huisvakbonden. Het moet nog blijken waartoe deze ontwikkelingen leiden.

Opmerking:De totstandbrenging en de totstandkoming van de instemming van de maatschappelijke actoren met de (politieke) machtsstructuren en –instituties verloopt alsmaar moeizamer. Dit proces van delegitimering is reeds lang bezig (de "achtenzestigbeweging"), maar richt zich vandaag de dag op andere doelen en sleurt andere bevolkingsgroepen mee.De nieuwe sociale bewegingen ruimen relatief het veld voor Witte Bewegingen. In België nemen we waar dat de legitimiteitscrisis zich minder en minder dan vroeger uitdrukt in een "economische" of "sociale" terminologie. Ze neemt zelfs bij voorkeur de vorm aan van een representatiegebeuren dat zich verwijdert van de "economie" (A. Meynen; 1997).

2.9. Herstel, actieve welvaartsstaat en aarzelende recessie (1997 – 2001)

1. Vanaf midden jaren negentig neemt de economische groei opnieuw toe, echter met veel onzekerheden. Dit werd onder meer aangetoond door de zgn. "Gele Koorts". In het Verre Oosten (Indonesië, Thailand, Zuid-Korea, enz.) kunnen vele bedrijven de rente op korte termijnleningen niet terugbetalen; de beurzen storten in en veroorzaken een algemene economische malaise; een aantal landen en werelddelen worden hierin meegesleurd (Japan, Brazilië, enz.). Even wordt gevreesd voor een zware wereldcrisis. Dit gebeurt echter niet. Toch toont deze gebeurtenis aan dat het financieel kapitalisme (de "luchtbeleconomie") onverminderd haar wetten oplegt.

70 De kwetsbaarheid van de nieuwe productieve orde, de flexibiliteit en de Just-in-time productie, kwam hierdoor aan de oppervlakte: met een kleine stakingspost is het mogelijk om een hele resem bedrijven plat te leggen.

43

Page 44: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

2. In België treedt na de dioxinecrisis en de verkiezingen van juni 1999 een nieuwe, relatief onuitgegeven coalitie aan: een Paars kabinet (liberalen, sociaal-democraten en groenen) o.l.v. Guy Verhofstadt. Zij breken de 40-jarige hegemonie van de christen-democraten. In hoeverre komt er echter een nieuwe economische politiek tot stand? Fundamenteel verandert er niets; hetzelfde neoliberale beleid (sinds begin jaren tachtig) blijft van kracht. Weliswaar worden de scherpe kantjes ervan afgerond en zien we een zwakkere variant. Harde besparingen liggen dan ook achter de rug; België is de Europese Muntunie ingetreden (01/01/1999).

3. Eén nieuwe term doet zijn intrede in het politieke jargon: de actieve welvaartstaat71. De actieve welvaartstaat zou een staat zijn "die zijn burgers tot meer verantwoordelijkheid aanzet en probeert mensen opnieuw voor de arbeidsmarkt te winnen in plaats van ze aan te passen aan een leven met een uitkering".

2.10. Recente periode?

1. Crisis?

71 De ideologie van de actieve welvaartsstaat (cf. frank Van den Broucke)

Wat is "actieve welvaartsstaat"?De notie vormt een triptiek of drieluik:- de verstandig actieve staat / de manier waarop de overheid haar sociaal beleid wil uitvoeren - een staat van actieve mensen - een welvaartsstaat / de oude en fundamentele ambitie om adequate sociale bescherming te bieden

Verstandig actieve staat oude "welvaarts –of verzorgingsstaat" (de zorg van de wieg tot het graf) de oude welvaartsstaat was passief: er moest zich eerst een sociaal risico voordoen vooraleer het vangnet van de uitkeringen werd gespannen;I. de actieve welvaartsstaat wil pro-actief (preventief) te werk gaan voorspellen en anticiperen

(aangepaste structuren en financieringstechnieken vb. zorgverzekering)II. erkennen maatschappelijke verantwoordelijkheid van autonome individuen en instellingen die de

actoren zijn op het sociale terrein vb. medisch dossier & patiëntEen staat van actieve mensen funderen van een maatschappij van actieve mensen: arbeid en maatschappelijke integratie (culturele participatie)I. kwantitatief: maatregel = verlagen belasting op arbeidII. kwalitatief: probleem = hyper-actieven non-actieven / maatregel = mensen moeten in en uit de

arbeidsmarkt kunnen stappen WelvaartsstaatI. realiseren oude sociale doelstellingen = bescherming bieden tegen de oude sociale risico's zoals

ouderdom en ziekte, werkloosheid cf. sociale zekerheidII. realiseren bescherming tegen nieuwe sociale risico's zoals ongeschooldheid, éénoudergezin, enz. +

dekken nieuwe sociale behoeften zoals de combinatie werk en gezin

Waarom een actieve welvaartsstaat?I. het traditionele takenpakket van de klassieke naoorlogse welvaartsstaat vergt heel wat meer

inspanningen dan voorheen (vergrijzing van de bevolking; feminisering van de arbeidsmarkt; individualisering, enz.)

II. er zijn nieuwe taken bijgekomen (nieuwe sociale risico's en nieuwe sociale behoeften zoals de strijd tegen de uitsluiting)

44

Page 45: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Is er een nieuwe zware recessie op komst? De Amerikaanse locomotief laat het afweten; allerlei gebeurtenissen verergeren de sluimerende recessie: de aanslagen van 11 september; de bombardementen in Afghanistan enz. Met het aantreden van de nieuwe (Republikeinse) president (Bush Jr.) in 2001 wordt er opnieuw gekozen voor de meest harde variant van het neoliberalisme. België wordt ondertussen opgeschrikt door allerlei socio-economische onheilstijdingen: productie- en personeelsinkrimping bij Opel-Belgium (Antwerpen), het faillissement van Sabena, de Post in moeilijkheden, enz. Tezelfdertijd blijft België het economisch relatief goed doen in vergelijking met de buurlanden Duitsland en Nederland72. Opvallend is dat in deze landen regeringen aan de macht zijn die de sociale zekerheid (en dus zgn. sociale verworvenheden) in vraag stellen. De vraag hierbij is hoe lang het zal duren vooraleer België deze trend volgt. Staat een nieuwe neoliberale inleveringsronde op stapel?73

2. Racisme en de nieuwe sociale kwestie. Racisme ontwikkelt zich als tegentendens tegen de dreiging van destabilisatie als gevolg van de neoliberale globalisering. Extreem-rechts populisme voedt zich met deze angsten, en kan ook profijt trekken uit de desintegratie van de oude arbeidersbewegingen. De regeringen reageren er enerzijds op met afsluiting en immigratiestops, inperking van het verblijfsrecht voor niet EG-vreemdelingen. Kinderen en kleinkinderen van "gastarbeiders" krijgen weinig kansen op de arbeidsmarkt. Bepaalde politieke rechten worden hen onthouden. Anderzijds moeten kansarmoedeprogramma's de zgn. integratie bevorderen. Er valt echter een zeker onvermogen te constateren om via deze nieuwe sociale politiek efficiënte tegentendenzen in werking te stellen.

3. GlobaliseringGlobalisering is uitgegroeid tot een modewoord om diverse ontwikkelingen aan te geven.Globalisering (ook wel mondialisering) verwijst naar het verspreid raken over de gehele wereld, het krijgen van een mondiaal karakter. Globalisering vloeit voort uit historische processen waarin het Westen een dominante positie innam (kolonisatie) en heeft vooral een economische betekenis.Globalisering wordt beschreven door Laxer als een verzamelterm voor een cluster vanaan elkaar verwante veranderingen:

economische veranderingen, zoals de internationalisering van productie, de harmonisatie van smaken en standaarden en de toenemende mobiliteit van kapitaal en transnationale ondernemingen;

ideologische veranderingen, met een nadruk op de liberalisering van handel en investeringen, deregulering en privatisering;

nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, waardoor de wereld lijkt te krimpen en er een verschuiving plaatsvindt van producten naar diensten; en culturele veranderingen die een trend inhouden naar een universele wereld en cultuur en naar de erosie van natiestaten.

Wij hebben vooral oog voor de mobiliteit ("grensoverschrijdende beweging") van het kapitaal. Nieuw is dat deze mobiliteit i.t.t. vroeger, de volledige kringloop van het kapitaal omvat. Vroeger was het geldkapitaal en het goederenkapitaal mobiel, nu is ook het productiekapitaal in toenemende mate mobiel. De minst mobiele productiefactor is de lokale arbeidskracht.(De "globalisering" dient ook als chantagemiddel en disciplineringstechniek.)

72 De zoveelste "Belgische anomalie". Misschien is België aan een zeer zware inzinking 'zoals de buurlanden) ontsnapt, juist vanwege haar "achterstand" in ICT.73 Ook het zgn. "einde loopbaandebat" moet in deze context gesitueerd worden.

45

Page 46: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

4. De herstructurering van het kapitaal en de deïndustrialisatieVan alle ontwikkelingen valt vooral de herstructurering van het kapitaal op. Met deze herstructurering gaat een fantastische mutatie van onze economie gepaard die samenhangt met de overgang van een overwegend industriële maatschappij naar een zgn. diensteneconomie, steunende op ICT = de zgn. deïndustrialisatie (= het teruglopend aandeel van de industrie in de totale werkgelegenheid).

België is het land waar deze deïndustrialisatie het snelst gebeurd is74, en nog steeds doorgaat. Sommige waarnemers, zoals de neoliberale hoogleraar in de economie (KUL) Paul De Grauwe, voorspellen dat in 2025 slechts 10 op 100 Belgen nog tewerkgesteld zullen zijn in de industrie. Overbodig te stellen dat dit grote repercussies met zich zal meebrengen.Voorbeelden:- Hoe zal de arbeidersbeweging die altijd gesteund heeft op de industriële arbeidersklasse

zich ontwikkelen?- Wat zal er gebeuren met de tewerkstelling? Tot heden is de toename van de tewerkstelling

in de diensteneconomie onvoldoende geweest om de uitstoot van arbeidskrachten in de industrie te compenseren. Komt daarbij dat zich in 2001 een zgn. "dot.com-crisis" heeft voorgedaan met een verlies aan tewerkstelling in de zgn. nieuwe economie.

- Zal het sociaal recht (niet enkel de sociale zekerheid, maar ook de bescherming van de arbeidsvoorwaarden –en omstandigheden standhouden). Een tipje van de sluier is wellicht gelicht door het laatste interprofessioneel overleg (2003 – 2004): een aantal werkgeverorganisaties zijn niet langer geïnteresseerd in collectief overleg en afspraken. Zij willen af van de collectieve verkoop van de arbeidskracht.

5. Immateriële productie, ICT en "The New Economy"De wijze waarop we werken en leven is ingrijpend aan het veranderen. Tijdens het industriële tijdperk heeft de economische bedrijvigheid zich hoofdzakelijk beziggehouden met de transformatie van producten uit de natuur (vb. ijzererts – stalen platen – carrosserie auto), nu is er een ontwikkeling naar arbeiden met en op immateriële goederen, namelijk informatie (Computergegenereerde kennis en data).

De huidige wereld verandert onder de hegemonie van de immateriële arbeid. Dit betekent niet dat er geen fabrieksarbeiders meer zijn, of landarbeiders; het betekent zelfs niet dat hun aantal wereldwijd is afgenomen. Het betekent echter wel dat de eigenschappen en kenmerken van de immateriële productie de neiging vertonen de andere vormen van arbeid en zelfs de hele samenleving te transformeren.

Hieronder geven we een aantal voorbeelden van de ingrijpende gevolgen en effecten van de nieuwe economie.

- De verhouding tussen de arbeidskracht en arbeidsmiddelen ondergaat een serieuze wijziging.

74 België kent een fantastisch hoge graad van automatisering. Tevens zijn de minder rendabele bedrijven en activiteiten afgebouwd, weggesaneerd en gedelokaliseerd. Daardoor kent België de sterkst productieve structuur en de hoogste productiviteit. Eén van de keerzijden is dat het Belgische verbruik van sedativa en antidepressiva tot het hoogste in de wereld bedraagt (tegen de stress op het werk?).

46

Page 47: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Vgl. "Modern Times" (de film van C. Chaplin over het werk aan de lopende band) en onze "Postmodern Times": in "Modern Times" is de arbeider slaaf van de machine en is hij liefst zo analfabeet mogelijk; in "Postmodern Times" ligt het accent op kennis en worden "hersenen" meer en meer de belangrijkste productiefactor. In onze "Postmodern Times" zien we zelfs een tendens om arbeidsmiddelen in het lichaam zelf op te nemen – zelfs vrij letterlijk (de inplanting van chips cf. de Cyborg-gedachte).

- De tendens van de vervaging van werktijd en vrije tijd zodat het werk het hele leven gaat beslaan.

- Het onderscheid leef –en werkruimte vervaagt: productiemiddelen zoals bijvoorbeeld een computer kunnen thuis geïnstalleerd worden en verbonden met een netwerk (netwerking75). Klassieke organisatiewijzen (zoals bijvoorbeeld de fabriek) worden ontsloten of verstrooid.

- De flexibilisering (vervullen van verschillende taken verhoogt de werkdruk en de stress);- De mobiliteit (steeds een andere baan moeten nemen, eventueel gepaard gaande met

verhuis).- Onbestendigheid of onzekerheid van werk en inkomen (er zijn hoe langer hoe minder

stabiele arbeidscontracten). 80% van alle in België afgesloten arbeidscontracten zijn van tijdelijke duur (en binnen die 80% zit de overgrote meerderheid te werken in de diensteneconomie).

- De ganse kenniseconomie gaat gepaard met relatief oude, nieuwe ziektevormen, bijvoorbeeld STRESS.

- De natuur van de fysieke inspanning is aan het veranderen cf. 8 uur werken aan een computerscherm versus 8 uur werken in de bouw.

- De krachtsverhouding tussen patronaat en arbeidersbeweging ondergaat een kwalitatieve ingreep.

Vroeger steunde de macht van de arbeidersbeweging op de krachtsverhoudingen op de arbeidsmarkt (hoe groter de tewerkstelling was, hoe groter de invloed van de vakbeweging). Door de massawerkloosheid die nu al decennia aanhoudt, is deze krachtsverhouding in het nadeel komen te liggen van de arbeidersbeweging. Je ziet dan ook dat op bedrijfsvlak de vakbeweging probeert een machtspositie op te bouwen die steunt op de productie zelf (dat wil zeggen: wij bezitten de productiekennis, wij zijn onmisbaar). Dit gaat echter gepaard met dubbelzinnigheden (vb. 1. minder solidair met andere arbeiders omdat men zich slimmer waant; 2. in bepaalde gevallen identificatie met het bedrijf; 3. uiteindelijk is de vraag naar het product op zijn minst even belangrijk als de kennis die nodig is om het product te maken, d.w.z., de kennis van bvb. de Fordarbeiders om de Mondeo te maken, volstaat niet indien de mensen er geen willen kopen).

75 Netwerken nemen in de nieuwe economie een belangrijke plaats in (cf. uitbesteding en toelevering, Just-In-Time & Customer Ordered Production)Het klassieke voorbeeld is Benetton: een netwerk van activiteiten, een multinational die uit een klein Italiaans familiebedrijf is ontstaan en 5000 verkooppunten over de ganse wereld telt. Deze kleine entiteiten voeren twee taken uit: enerzijds verkopen ze Benetton-producten, anderzijds verstrekken ze permanent informatie over de verkoop zodat een snelle anticipatie op de vraag mogelijk is.

47

Page 48: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- In de "New Economy" wordt de productie van subjectiviteit belangrijk. Immateriële arbeid is sterk bezig met de productie van subjectiviteit en de creatie van vormen van maatschappelijk leven en het scheppen van rechtstreekse maatschappelijke verhoudingen.

- Er treedt een wijziging op in het macro-economisch paradigma.

Het industriële paradigma ging uit van sociale vooruitgang door economische expansie. Het informationalisme daarentegen stelt niet objectief van duurzame ontwikkeling; het gaat niet langer om "groei", maar om accumulatie van kennis. De kennis moet in belangrijke mate bij de werker aanwezig zijn (vandaar het toenemend belang van onderwijs).

- Zijn de "lange golven" (expansieperiodes die heel lang aanhouden) afglopen? De lange golf met depressieve grondtoon lijkt maar niet te eindigen. Groei lijkt niet langer verzekerd.

December 2005

Glossarium (verklarende woordenlijst bij een tekst)

B.N.P. (Bruto Nationaal Product):

De welvaart van een land wordt uitgedrukt door de hoeveelheid goederen en diensten die ter beschikking staan van dat land. De welvaart van een land meet men door het bepalen van het

48

Page 49: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

BNP = de som van de toegevoegde waarde van alles wat geproduceerd wordt in een land tijdens de periode van één jaar.

Winst:

het verschil tussen opbrengsten en kosten, op voorwaarde dat dit saldo positief is (anders boekt men verlies).

Productiviteit:

output / input

Monetaire politiek:

het geheel van de overheidsmaatregelen ter beïnvloeding van de geldmassa en de rentevoeten.

Inflatie:

een stijging van het algemeen prijspeil. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer van consumptieprijzen.

Stagflatie:

dit woord is een samentrekking van de termen stagnatie en inflatie. Het is een merkwaardige toestand (cf. jaren '70) waarbij prijsstijgingen en recessie samengaan.

Groei:

economische groei betreft de vermeerdering van het BNP op lange termijn.

Bijlagen

49

Page 50: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Bijlage I: Taylorisme

In de V.S. ontwikkelt op het einde van de negentiende eeuw een Amerikaans ingenieur, Taylor, het "Scientific Management". Essentieel is de doorgedreven werkverdeling waarbij het werk wordt versnipperd in deeltaken en een scheiding tussen leiding en uitvoering tot stand komt.Het Taylorisme kan geïnterpreteerd worden als een aanval op de macht van de "ambachtsman". De kennis van de werkvloer wordt immers verplaatst naar de leiding om deze kennis gereguleerd te laten terugkeren op de arbeidsplaats – cf. strikte functie-omschrijvingen. Een ander belangrijk effect van het doorbreken van het "monopolie" van het ambacht (de vakkennis) is het einde van de zeggenschap over de productietijd (de arbeider kan is niet langer meester over de tijd die hij aan zijn werk besteedt).

Bijlage II: het fordisme als ontwikkelingsmodel

De term "Fordisme" is ontleend aan het werk van A. Gramsci en refereert uiteraard naar de persoon van H. Ford. In 1913 was hij één van de eersten om de assemblagelijn als organisatietechniek voor de gestandaardiseerde productie van automobielen te introduceren. Hij realiseerde zich dat de enorme stijging van de productiviteit die met dit productiesysteem

50

Page 51: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

kon bereikt worden slechts tot winst en groei kon leiden, indien er een voldoende massale en koopkrachtige vraag kon gecreëerd worden voor de geproduceerde consumptiegoederen.M.a.w., de marktvraag naar duurzame consumptiegoederen die goedkoop en massaal konden geproduceerd worden, was een essentiële voorwaarde voor het economisch succes van dit produktiesysteem.De beste manier om deze marktvraag te realiseren, lag in het verhogen van de koopkracht van de arbeiders en de integratie van de massaconsumptiegoederen in hun verbruiksgewoonten ( de arbeider als producent én consument).Deze onderlinge regulering van de twee facetten van de kapitaalscirculatie (produktie en consumptie of aanbod en vraag), werd verwezenlijkt door de installatie van een nieuwe kapitaal /arbeid relatie, of een nieuwe loonsverhouding.De wederzijdse voeding van produktiviteitsstijgingen en loonstijgingen kunnen dan een ware groeispiraal op gang brengen.

Sterke verbetering van productiviteit

loonstijgingen

Beperking arbeidsstrijd tot koopkrachtstijging

Verbetering van consumptiepeil

Sterke kapitaalvermeerdering

op peil houden van de winst Toename vraag naar uitrustingsgoederen

Het Fordisme kan dus samengevat worden door twee historisch en theoretisch verbonden fenomenen, met name een specifieke accumulatiewijze en een specifiek regulatiemodel.De intensieve accumulatie moet zorgen voor aanhoudende produktiviteitsverbeteringen en wordt gestuurd door grote, oligopolistische ondernemingen. Het arbeidsproces wordt voortdurend gewijzigd door de integratie van arbeidstaken-en kennis in het automatisch systeem van machines en assemblagelijnen. De noodzakelijke voorwaarde voor de werking van een dergelijk systeem is een uitermate gedetailleerde technische en sociale arbeidsdeling. Daarom worden methodes van wetenschappelijke arbeidsorganisatie aangewend, die ook leiden tot het vereenvoudigen van de arbeidstaken.In die zin is het technische aspect van het Fordisme in feite gebaseerd op de integratie van Tayloristische organisatieprincipes in de technologische structuur van de assemblagelijn. Er ontstaat hiermee tegelijkertijd een polarisatie tussen conceptie en uitvoering enerzijds en tussen technici en ongeschoolde arbeiders anderzijds.Het andere aspect van het Fordisme is de wijze van sociale regulatie, de continue aanpassing van massaconsumptienormen aan de produktiviteitswinsten die de intensieve accumulatie levert.Deze aanpassing veroorzaakt een ingrijpende wijziging in de levensstijl van de werknemers en hun integratie in het kapitalistische accumulatieproces. Deze regulering neemt een

51

Page 52: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

institutionele vorm aan die de toename van het reële arbeidsinkomen garandeert en tegelijkertijd de grote ondernemingen van de leidende sectoren toelaat hun prijzen te bepalen. Dit veronderstelt eveneens een ingrijpende verandering in de rol van de overheid en in de regulering van het internationale financiële systeem. Het eerste wordt gerealiseerd in de uitbouw van de welvaartsstaat en daarmee van het indirecte gezinsinkomen; het tweede wordt geïnstitutionaliseerd via het opnieuw koppelen van de dollar aan de goudstandaard (door de akkoorden van Bretton Woods –1944). De internationale stabiliteit van de dollar moedigt de groei van de internationale handel aan en speelt uiteraard in het voordeel van de Verenigde Staten. Buitenlandse investeringen in de industrie kunnen dan rekenen op een vrij stabiele organisatie van de handel en kunnen vrij nauwkeurig lange-termijn prijzen (in dollars) en kosten inschatten.

Ford (1863 – 1947)Amerikaans industrieel (ingenieursopleiding), autobouwer.Stichter van de Ford Motor Company (1903) Highland Park - autofabriek in Dearborn, waar hij de 'lopende band" introduceert (1913).Hij ontwikkelt het Ford T -model.Hieronder volgen een paar anekdotes en cijfers om het immense belang van het Fordisme (standaardisatie, seriewerk, lopende band, productiviteit) te "illustreren".

Over de Ford T (seriewerk):- 'Je kan-eender welke kleur kiezen, zolang het maar zwart is!"- "Tin Lizzie" of Blikken Liesje is de bijnaam van de Ford T wegens het zgn. fragiel

koetswerk,- Prestaties: topsnelheid = 60 km/ uur (zeer hoge snelheid voor die tijd), gekoppeld aan een

goede en comfortabele wegligging.- Op 5 jaar tijd worden er 250.000 ex. verkocht, wat heel veel voor die tijd is. In het begin

van de twintigste eeuw is de auto heel duur en dus enkel weggelegd voor superrijken, omdat hij "met de hand" werd gemaakt.

- De Ford T kost in 1908 "slechts” 850 VS-$ - hij is toen reeds de goedkoopste wagen -, maar in 1926 kost hij maar 290 VS-$.

- Het "belang” van deze wagen ligt in het feit dat hij de eerste massawagen is, deze "kwaliteit" ligt natuurlijk niet aan de wagen zelf (we onderkennen hier dus niet zoiets als "intrinsieke kwaliteit' van een product), maar aan het gebruik van de tansportband bij de fabricage.

Over de Transportband (productiviteit):- De lopende band is geleidelijk ingevoerd. In een eerste experiment maakte men op die

wijze de magneten aan, die de stroom voor de ontsteking moeten opwekken; waar men vroeger 18 min nodig had voor de aanmaak van een magneet, volstaan "nu" slechts 13 min (een productiviteitsstijging met 76% - later zal men slechts 5 min nodig hebben). In het begin werd de transportband alleen voor het maken van onderdelen ingezet, later voor het monteren van de hele auto. Begin '14 werden de wagens vrijwel voltooid van de band gereden.

- Het effect van de lopende band was geweldig: tussen 1912 en 1915 verdrievoudigde de productie en slinkt de bouwtijd van het chassis van 12.5 u naar 1.5 u

- Ford is echter niet de "uitvinder" van de lopende band hij heeft dit systeem afgekeken van een vleesconservenfabriek in Detroit waar de geslachte dieren, opgehangen aan vleeshaken, langs het plafond "vlogen".

52

Page 53: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

- Fords originaliteit of genialiteit bestond erin om reeds bestaande technologieën (lopende band - Taylorisme - enz.) met elkaar te combineren.

De "symboliek":- De "auto" wordt het trekpaard van de naoorlogse economische "boom", hij vormt het

duurzaam consumptieartikel bij uitstek - arbeidsplaatsen, investeringen, aanverwante industrieën- (staal, rubber, olie en wegenbouw).

- Nu wordt het echter van langsom moeilijker om de winsten in de automobielsector op peil te houden. Daarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert slechts als vervangingsmarkt.

- De productiviteit bereikt ongekende hoogten (vb. 1970: 90 manuren per auto; 1990: 13-25 manuren per auto). In die zin durft men wel eens gewagen van de "tweede industriële revolutie". De productiviteit is opgelopen tot 25000 stuks per jaar per model.

Samengevat: het fordisme staat symbool voor de ontwikkeling van het industriële consumptiekapitalisme dat zich na de oorlog over de Westerse wereld verspreidt. "In grote lijnen kenmerkt het fordisme zich door de standaardisatie van goederen en de massaproductie ervan in grote, hiërarchisch geleide ondernemingen, door Tayloristische vormen van arbeidsorganisatie, door massaconsumptie, door de inschakeling van werknemers in een nationaal georganiseerde arbeidsmarkt, door nationale CAO-onderhandelingen over loon- en arbeidsvoorwaarden en door de koppeling van de lonen aan de productiviteit"76. Keynesianisme staat symbool voor de welvaartstaat die zijn burger van de wieg tot het graf verzorgt. Keynesianisme staat in meer of mindere mate voor interventionisme, plandenken, politionele versus verzorgingspraktijken, paternalisme en patronage77.Binnen dit kader komt een quasi volledige tewerkstelling tot stand. Het gebrek aan een significante werkloosheid bezorgt de klasse der loonafhankelijken een nooit geziene machtspositie.

Bijlage III: het neocorporatisme

Een "historische" duiding

76 Deze goede synthese van het fordisme hebben we gevonden in: Diels, D., Ondergesneeuwde sporen, Acco, Leuven, 1996. Diels zelf baseert zich op de auteurs van de Régulation-school (Boyer, Aglietta, enz.).77 De staat moet optreden om "het evenwicht" te bewaren. Na de oorlog ontwikkelt zich dan ook een nieuw staatstype met nieuwe of voorheen "minderwaardige" functies: de Keynesiaanse staatMen gaat ervan uit dat kapitalistische crisissen bezworen kunnen worden, als de staat maar regelend tussenkomt. Met instrumenten als krediet, staatsbestellingen, sociale zekerheid zou de staat het aanbod en de vraag op elkaar afstemmen, door de economie te remmen bij oververhitting en aan te zwengelen bij inzinking ("deficit spending"). De plan-staat en het staatsinterventionisme doen hun intrede.We mogen het staatsoptreden echter niet alleen en tegelijkertijd niet in laatste instantie "economistisch" lezen.De staat speelt een belangrijke rol in de structurering van de krachtsverhoudingen tussen de klassen en garandeert een zekere "stabiliteit". Tegelijkertijd houdt dit enerzijds een zekere erkenning in van het arbeidersgedrag (partiële integratie van de arbeiderseisen), maar anderzijds wordt de arbeidersstrijd beperkt tot de sfeer van inkomen en beloning (de "reproduktiesfeer", het sociale).De strijdcurve van de arbeidersklasse wordt gemodelleerd volgens een lijn van loonsstijgingen comform aan de produktiviteitsstijgingen.

53

Page 54: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

De intensifiëring van het sociale overleg in de jaren '60 hangt nauw samen met de neo-kapitalistische ontwikkeling. De versnelde economische groei en de sterk toegenomen kosten van de investeringsprojecten houden een toenemende dwang tot planning van de investeringen op lange termijn in, aangevuld met een nauwkeurige kostenplanning en derhalve ook een nauwkeurige loonplanning.Onder de heersende maatschappelijke verhoudingen moet deze planning op economisch gebied indicatief blijven, maar op het sociale terrein juist gebiedend werken. Kortom, de "sociale conflicten" moeten niet alleen worden bijgelegd maar ook zo worden afgewikkeld dat de sociale vrede een voorwaarde word tot het doorvoeren van de noodzakelijke technologische vernieuwingen.

In de praktijk wordt het neo-corporatief circuit een essentiële factor in de beheersing van de klassentegenstellingen. Vooral tijdens de periode 1961 – 1966 sorteert het sociale overleg een reëel effect op dearbeidersstrijd. Het overleg gaat gepaard met de toekenning van een aantal belangrijke sociale voordelen aan de arbeidersklasse, wat één van de verklarende factoren is van de relatief sterke afname van het aantal stakingen in deze periode. Tegelijkertijd gaat deze versterking van de sociale integratie gepaard met een hevige aanval op het stakingsrecht (cf. wetten op de ordehandhaving, clausule van de vredesplicht).Stakingen worden binnen het Belgische sociale overleg nog slechts gezien als een laatste drukmiddel of als een ondersteuning van de positie van de vakbond in het overleg.

Een interpretatie

1. Het verschilt van het "corporatisme" (cf. "rerum novarum": klassenharmonie –en samenwerking) en van het "staatscorporatisme" (cf. Salazar in Portugal, Mussolini in Italië: hier gaat het om een gedwongen klassensamenwerking opgelegd door de staat en afgedwongen door het RSA – leger en politie).

2. Het is een nieuw type van besluitvorming, dat zich buiten de constitutionele kanalen, buiten de traditionele partijen – alhoewel de politieke partijen ook niet grondwettelijk zijn voorzien – lokaliseert (gezien in een juridisch-ideologisch perspectief), waarbij een grote dosis autonomie aan de betrokken pressiegroepen wordt toevertrouwd. M.a.w., in de plaats van de éénduidige binding tussen staat en individuele burgers via het kiesrecht, komt een serie besluitvormingsmechanismen tot stand die "collectieve", "georganiseerde" banden tussen de staat en bepaalde categorieën "burgers" ("werkgevers" – "werknemers") smeden. Doorheen de staat d.m.v. een "verdichting van klassenverhoudingen" komt een nieuw "integratief" stelsel tot stand.

3. Het betekent de erkenning van de arbeidersklasse als georganiseerde sociale en politieke kracht, met die belangrijke beperking dat de staat slechts die bepaalde organisaties die geacht worden hun klasse te vertegenwoordigen, erkent. Kortom, op basis van het "representativiteitsbeginsel" worden "buiten de staat staande" organisaties of bewegingen niet aanvaard cf. rijkswachtoptreden bij spontane stakingen.

54

Page 55: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

4. De kapitalisten behouden hun machtspositie, d.w.z., ze bewaren het eigendom en het beheer van de produktie, naast de controle over de financieën. We mogen dus niet gewagen van een "machtsomwenteling".

5. "Binnen de staat" wordt de geïntegreerde arbeidersklasse via de corporatistische onderhandelingsstructuren "georganiseerd" (tevens verwijzing naar ideologische hegemonie). De beslissingsbevoegdheid verschuift naar een geheel van deel-apparaten, die over deel-problemen deel-beslissingen treffen;

- de vakbonden zijn eerder "defensief" en "passief" ingesteld; eerder reagerend dan agerend – de thematiek of de agenda wordt slechts in beperkte mate door hen vastgelegd;

- wat is de vastgelegde thematiek? Inkomensbeleid, sociale zekerheid, arbeidsduur, tewerkstelling, sociale vrede (= de zgn. "sociale materies");

- sociaal overleg "betekent" een essentiële factor in de beheersing van de klassentegenstellingen; het zorgt ervoor dat de arbeidsverhoudingen relatief stabiel gehouden worden; stakingen worden dan ook steeds meer afgeleid in de richting van voor overleg in aanmerking komende themata: loonsverhoudingen, uitkeringen, …

6. Dit para-politieke besluitvormingssysteem incorporeert niet alleen de arbeidersklasse, maar ook andere relevant geachte "sociologische" groepen. Zo ontstaat een pluraliteit van georganiseerde belangen waarbij het belang van de arbeidersklasse er één van de velen is.

7. De institutionalisering van de klassentegenstellingen – of het conflict arbeid – kapitaal – "voedt" bureaucratiseringsprocessen. Er ontstaat een "vakbondsbureaucratie" die "top-overleg" pleegt: verticalisering en bureaucratisering staan in feite centraal om de "krachten te bundelen" in een konklaafachtige beslotenheid waar persoonlijke contacten primeren en mondelinge en geheime akkoorden "en petit comité" bedisseld worden door "zaak-voerders".

8. Deze institutionalisering van de arbeidsverhoudingen leidt tevens tot de demobilisatie van de militanten en gaat gepaard met de processen van niet-directe participatie en technocratisering.

9. Het neo-corporatisme stelt regels op en (ver)eist ordening. Dit impliceert steeds macht verlenen aan personen en instanties die over de naleving van de regels moeten waken, en die in hun machtsaanspraken worden gelegitimeerd omdat ze het recht krijgen over die regels te waken. Sanctionerende instanties en morele codes gaan overheersen, waardoor ook een grotere discipline van de basis wordt verwacht.

10. De agenda van het sociaal overleg wordt volledig bepaald door het "Fordistisch compromis".

11. De staat presenteert zich in dit kluwen als de grootste "deskundige" en de beste "behoeder van het algemeen belang".

Bijlage IV: de Keynesiaanse staat

55

Page 56: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

De burgerlijke staat ontwikkelt zich van een "nachtwakersstaat" (minimal state) over een "sociale voorzorgsstaat" naar een "Keynesiaanse staat" (of de "welvaartsstaat" of de "verzorgingsstaat"). Het begrip "Keynesiaanse staat" wordt geprefereerd boven de andere twee begrippen, omdat het minder "ideologisch" gekleurd is. "Welvaartsstaat" en "verzorgingsstaat" zijn woorden die refereren naar een ideologische representatie (weergave) van dit staatstype door de staat zelf, m.a.w., hoe hij zichzelf presenteert aan de "buitenwereld"(en ook deels aan zichzelf).

De keynesiaanse staat wordt hieronder sterk gesynthetiseerd beschreven aan de hand van volgende kenmerken: De Keynesiaanse staat stelt meerdere maatschappelijke domeinen (de economie, het

onderwijs,…) en levenssferen onder zijn voogdij. De staat voert zowel interventies uit in de publieke als in de private sfeer (het gezin,…).

- Zijn tussenkomsten spelen zich dus niet alleen af op het economische terrein (cf. de economische theorie van Keynes: anti-cyclisch beleid, grote openbare werken, aanleg van een wegennet,…), maar breiden zich uit op het sociale vlak. De staat bemoeit zich met de "welvaart" en het "welzijn" van al zijn burgers = de begeleiding van de wieg tot het graf.

- De staat zorgt zowel voor de fysische als de sociale én psychische reproduktie (vb. de jeugdbescherming).

- Zijn optreden verandert dus zowel kwantitatief (aantal interventies) als kwalitatief (uitbreiding van de "ratione materiae" en de "ratione loci").

De staat treedt niet langer alleen "sanctionerend" op (repressief), maar ook borgstellend en betalend.

- Hij ontpopt zich tot een verzorgingsstaat die echter ook ten dele als een "politiestaat" functioneert (doorheen de verzorging worden allerlei disciplinerende en controlerende instanties geïnstalleerd).

De Keynesiaanse staat wordt ook gekenmerkt door zijn "disciplinerende" werking die door allerlei "gesloten instellingen" georganiseerd wordt en door allerlei "oogmeesters" gepraktiseerd wordt.

De Keynesiaanse staat is een "historisch" fenomeen dat doorheen een coctail van economische en politiek-ideologische impulsen, en doorheen een kompleks van zowel tegenstrijdige als parallelle belangen van burgerij, arbeidersklasse als nieuwe middenklasse tot ontwikkeling komt.

Economische impulsen- de kapitalistische produktiewijze ondergaat een transformatie in de richting van een

monopolistisch ontwikkelingsmodel, waar de nadruk ligt op de consumptie van duurzame verbruiksgoederen;

- veranderingen in de arbeidsdeling, de eisen gesteld aan de kwalificatie van de arbeidskracht, het beschikbaar arbeidspotentieel, de arbeidsmarkt, het consumptieniveau

- (Fordisme: aandacht voor reproduktie op lange termijn, relatieve meerwaardevorming, koopkrachtige massa, de mogelijkheid om levensstandaard te verhogen en een SZ-stelsel in te richten = tegelijkertijd politieke en economische voorwaarden voor de verdere ontplooiing).

"Wanneer wij de arbeiders onderbetalen kweken wij een generatie kinderen die zowel fysiek als moreel ondervoed en onderontwikkeld zijn; wij zullen dan een generatie aantreffen die zwak is van lichaam en geest, en

56

Page 57: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

om deze redenen ongeschikt zal blijken voor industriële arbeid. Uiteindelijk krijgt de industrie de rekening gepresenteerd." (Ford)

Politiek-ideologische impulsen- het ligt in de lijn der ontwikkeling; zekere continuïteit;- het kapitalisme induceert een aantal sociale processen die de bestaande sociale structuren

en verhoudingen grondig wijzigen en een gevaar inhouden voor de politiek-ideologische stabiliteit -denk aan fenomenen zoals armoede, ellendige werk-, woon- en levensomstandigheden / om deze "processen" te beheersen zijn een aantal controlemechanismen vereist – daarenboven doet zich ook de noodzaak voelen om een ideologische hegemonie op te bouwen t.o.v. nieuwe (emanciperende) maatschappelijke krachten die uit deze fenomenen "ontstaan" vb. de arbeidersbeweging.

De "burgerij"- De heersende klasse vormt geen homogeen blok, maar wordt "verscheurd" door een intra-

klasse-strijd; conservatieve en modernistische fracties bekampen elkaar;- Conservatieve pool : absolute meerwaardevorming, non-interventie in de

levensomstandigheden van de bevolking, afkeer van de staat, repressie van probleemgedrag en rechtstreekse confrontatie met de arbeidersbeweging;

- Progressieve pool : aandacht voor reproduktie op lange termijn, relatieve meerwaardevorming, interventie in levensomstandigheden, positieve ingesteldheid t.o.v. de staat (in het tegengaan van de "tendentiële"daling van de winstvoet en het handhaven van maatschappelijke stabiliteit, sociaal overleg

cf. Lord Beveridge

Nieuwe middenklassen- Het ontluiken van de Keynesiaanse staat en het ontstaan van sociale voorzieningen gaat

gepaard met de ontwikkeling van "posities" die professioneel of ideologisch met de uitvoering van sociale voorzieningen te maken hebben vb. artsen, onderwijzers, ambtenaren;

- Deze groepen hebben dan ook een persoonlijk belang bij de uitbouw van de staat. Hoe "vetter" de staat, hoe meer zij inkomen, invloed en status verwerven

- = sociale promotie-mechanisme;- Ze spelen dan ook een belangrijke rol in het "problematiseren" van sociale toestanden.

" Vanuit een combinatie van professionele autonomie, eigenbelang en links-liberale ideologie hebben ze gepleit voor een verdere uitbreiding van sociale voorzieningen …"

- "Bureaucratisering" vormt een belangrijke autonome kracht.

Arbeidersklasse- De arbeidersklasse is zowel aanleiding, voorwerp als voorvechter van sociale

voorzieningen; de sociale zekerheid is gebonden aan en gaat hand in hand met de sociale strijd;

- onder druk van de arbeidersbeweging is het patronaat verplicht om toegevingen te doen;- het tijdelijk compromis tussen kapitaal en arbeid wordt gedeeltelijk ook opgedrongen en

afgedwongen door de arbeidersklasse.

Opmerking:Deze verschillende factoren mogen niet "zelfstandig" gedacht worden, mogen niet beschouwd worden als "autonome" krachten.

57

Page 58: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

We kunnen een voortdurende wisselwerking in permanent wijzigende verhoudingen onderkennen, waardoor het "dynamische" mogelijk blijft (de "open" geschiedenis).

Samenvatting:Het voorgaande kan ook nog eens op een iets "concretere" wijze uitgedrukt worden:- de zorg om niet achter te blijven in de toenemende internationale concurrentie door een

minderwaardige kwaliteit van de arbeidskracht;- de bekommernis om de fysieke conditie van mannen beschikbaar te houden voor de

militaire dienst;- een zorg voor de politiek-ideologische binding van het groeiend kiezerskorps;- een belang in het stimulerenvan de consumptiecapaciteit van de bevolking;- een vrees dat door de grillen van de vrije arbeidsmarkt werklozen en armen verloren

zouden gaan voor de produktie en de consumptie;- herstel en behoud van het "kerngezin".

Bijlage V: het neoliberalisme of het neoliberale vertoog

58

Page 59: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Het neoliberalisme als economische doctrine

We kunnen twee "hoofdtakken" onderscheiden: Thatcherisme en Reaganomics (in feite kunnen we zelfs vijf "stromingen" onderscheiden).

Thatcherisme

Het Thatcherisme is een "monetaristische" reactie tegen de "stagflatie".

Cf. Phillips-curve

Werkloosheid (inkrimpen geldvoorraad) Inflatie (geldschepping)

Het Thatcherisme is echter méér dan enkel een bepaalde economische politiek! (cf. later – verklaring succes)

Reaganomics

De economische politiek die gevoerd werd door de Reagan-administratie spitste zich vooral toe op de aanbodzijde van de economie. De Laffer-curve kan daarvoor symbool staan.

59

Page 60: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Belastinginkomen

Belastingdruk

Het neoliberalisme vormt alzo de ideologische exponent van de noodzakelijke kapitalistische herstructurering.De liberalen hebben opnieuw een "maatschappelijk project".Zoals reeds gezegd kunnen we een aantal stromingen onderscheiden. We bespreken echter de twee belangrijkste.

- Het monetarisme: (Milton Friedman) Inflatie is een monetair fenomeen, dat optreedt door een snellere stijging in de

geldhoeveelheid dan in de (economische) output (goederen, diensten); In de huidige wereld is het de overheid die de geldhoeveelheid bepaalt of kan bepalen; Er bestaat maar één behandeling tegen inflatie: een tragere stijgingsvoet realiseren van de

geldhoeveelheid; Het neemt tijd – in jaren, niet in maanden – opdat inflatie zich zou ontwikkelen. Zo neemt

het ook tijd om inflatie te behandelen; Onaangename nevengevolgen van de behandeling zijn onvermijdelijk.

Opmerkingen: In Groot-Brittannië en Chili is een monetaristische politiek toegepast. Weinigen ter

linkerzijde hebben oog gehad voor het "economisch" experiment dat Chili te beurt is gevallen, nadat een militaire junta onder leiding van Pinochet de democratisch verkozen socialistisch president Allende na een bloedige staatsgreep op 11/09/’73 had afgezet. Alle aandacht van de linkerzijde is toen uitgegaan naar de "politieke" gevolgen van de putsch: opschorting van de democratische rechten en de opheffing van de mensenrechten (herinner u het Stadion National de Chile) met nacht en nevelacties tot gevolg. Chili vormde echter de voortuin van een nieuwe – nu neoliberale – "hovenier".

Vanzelfsprekend wordt het monetarisme gecodificeerd op een wijze die weinig van doen heeft met de sociale "realiteit".

Supply Sides Economy: die school pleit voor maximale privatisering van diensten die vroeger door de overheid werden verzekerd (efficiëntie), voor belastingverlagingen die de bedrijven terug 'zuurstof' moeten geven, voor bezuinigingen in alle takken van het

60

Page 61: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

overheidsoptreden. Hun fundamentele uitgangspunt is dat de crisis veroorzaakt werd doordat de kapitaalbezitters onvoldoende initiatiefrecht, vrijheid en armslag hadden gekregen en daardoor elke ondernemings –en investeringszin hadden verloren.

Het neoliberalisme als politieke doctrine

Het neoliberalisme grijpt terug naar oude waarden. Het "neo" (-voorvoegsel), het "nieuwe", is in feite een oude tante in een nieuw kleedje, stellen een heleboel auteurs. Mijn inziens terecht, maar toch ook niet helemaal.Een aantal auteurs is van mening dat het neoliberalisme teruggrijpt naar "oude" doctrines. Zo zijn neoliberalen gekant tegen overheidsingrijpen in de economie, met andere woorden, ze zijn tegen de staat – net zoals de "laissez-faire" adepten van het "verleden".Toch gaat men op deze wijze voorbij aan een aantal merkwaardigheden. Het ideologisch appèl dat van het neoliberalisme uitgaat, valt (viel – jaren tachtig) immers niet te ontkennen. Zij heeft de sociaal-democratie in het defensief gemanoeuvreerd, in zoverre zelfs dat de neoliberale postulaten grotendeels overgenomen zijn door het zogenoemde "marktsocialisme". Belangrijker hierbij is echter de wervende "kracht" geweest die van het neoliberalisme een doctrine heeft gemaakt die ook segmenten van de arbeidersklasse heeft aangesproken – zeker in Engeland. We mogen niet vergeten dat het klassieke liberalisme ontworpen is geweest door een kransje "elitaire" intellectuelen wiens leer populair was bij de burgerij. Bij het ontstaan van de massademocratie was het gebrek aan populariteit van de bepruikte liberale filosofen bij de massa dan ook één van de problemen waar het liberalisme mee te kampen had.Het neoliberalisme kan omschreven worden als een mengelmoes van liberale (laissez-faire), "conservatieve" (een harde aanpak van de criminaliteit) en "progressieve" (een liberalisering van soft drugs) ideeën. Aan deze brede "waaier" van ideeën is tevens het "single-issue-entertainment" gekoppeld: het discours bevat steeds een idee dat een andere groep aanspreekt Het wordt (werd) ook omgeven door een "aura": het is een "helder" discours dat boordevol zit (zat) van optimisme, activisme en offensiviteit. Het burgermanifest van Verhofstadt (begin jaren negentig) was daarvan één van de laatste uitingen.Op dit ogenblik hebben we de indruk dat het neoliberalisme op zijn retour is, niet zozeer in het politieke beleid en de economische politiek, maar wel als attractieve "ideologie" – in de betekenis dat de legitimiteit van het neoliberalisme opgebrand raakt. De politiek verwijst niet langer naar neoliberale recepten om het beleid geloofwaardig en aanvaardbaar te maken.Tegelijkertijd blijven de neoliberale schema’s echter van kracht, zowel in de uitvoering van politieke programma’s (denk bijvoorbeeld aan de convergentienormen van het Verdrag van Maastricht) als in het ideologische strijdperk. Neoliberale "inhouden" zijn misschien niet langer manifest "aanwezig", maar neoliberale "schema’s" blijven onverkort doorwerken: "de crisis van het neoliberalisme – (…) – heeft (ook) bij de linkerzijde veeleer een verdieping gestimuleerd van het neoliberaal representatiesysteem. Deze verdieping neemt de vorm aan van een verdubbeling van het "markt versus staat"-schema met het schema "individualisme versus gemeenschap". Het verzet tegen het neoliberalisme komt in belangrijke mate neer op een omkering van de valorisatie / evaluatie van de hoofdtermen van het neoliberaal vertoog – zonder dat deze termen zelf ter discussie worden gesteld” (A. Meynen; 1998).Welke elementen kunnen we nu onderkennen in het neoliberale gedachtegoed?

- Het anti-etatisme: alle neoliberale stromingen vertonen dit kenmerk. Het anti-etatisme kan op verschillende wijze tot uitdrukking komen. Tegen de staat als moloch die iedereen

61

Page 62: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

onderdrukt – de "overgeregeerde maatschappijen" of tegen de sociale zekerheidsstaat – de crisisverwekker.

Reeds in zijn eerste geschriften noemt F.A. von Hayek de economische planidee een historische aberratie. Hij toont zich een fel tegenstander van het Keynesianisme en van iedere interventionistische sociaal-economische politiek.

Opmerkingen: Het anti-etatisme houdt tegelijkertijd een tactisch plan in: die apparaten waar de

arbeidersbeweging traditioneel sterk staat, worden – met een soberheidsbeleid als uitvalsbasis – afgebouwd of geherstructureerd.

Het neoliberalisme ontstaat niet "plots"; het is vijftig jaar lang zorgvuldig gekoesterd door een marginale "groupuscule" tot wanneer het in de jaren ’70 uit zijn sluimer wordt gewekt.

- De klassiek-liberale individuele vrijheid: de menselijke bevrijding geschiedt via de weg van de kapitalistische accumulatie, het rijk van de "vrije" economische verhoudingen; het politieke kan die bevrijding slechts in de weg staan.

- Het bezitsindividualisme: de zogenaamde verschuiving van "to be" naar "to have" – om te zijn moet je hebben; ieder mens heeft een aantal onaantastbare “natuurrechten” zoals het absoluut zelfbeschikkingsrecht (zijn leven behoort hemzelf toe en niemand anders – het individu is de bezitter van zijn persoon, zijn behoeften en zijn bekwaamheden, die daarvoor niets aan de maatschappij verschuldigd is / het individu bezit zichzelf als kapitaal / zich ontwikkelen betekent zijn kapitaal investeren / de vrijheid van de mens is zijn vrijheid zichzelf te verkopen) en het eigendomsrecht (als verlengstuk van hemzelf).

- Het anti-egalitarisme: het gelijkheidsideaal is de veroorzaker van een groot aantal kwalen zoals bureaucratisering, onvrijheid …

Het onderscheid in een "politieke" en "economische" doctrine is artificieel en is een louter didactisch opzet. In de praktijk zijn het politieke en het economische – zoals hierboven blijkt – innig met elkaar verstrengeld.

- Verheerlijking van de "vrije markt": het marktmechanisme – de "invisible hand" is het effectiefste en het efficiëntste middel om de best mogelijke wereld te realiseren. Neoliberalen pleiten dan ook voor een doorgedreven (her)privatisering. Alles moet zoveel mogelijk in de sfeer van de concurrentie getrokken worden.

- Afkeer voor het politieke: de macht van de drukkingsgroepen – in het bijzonder de vakbonden – moet aanzienlijk teruggeschroefd worden.

Bijlage VI: flexibiliteit

62

Page 63: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Flexibiliteit is niet eigen aan de jaren '80; het fenomeen doet reeds in de jaren '50 zijn intrede in het arbeidsbestel, maar wordt beperkter en minder veralgemeend toegepast. Flexibiliteit staat in die beginjaren voor een stelsel van werktijden waarbij de werknemers tijdens een "vaste band" (een shift) van uren aanwezig dienden te zijn, maar daarbuiten het aanvangs- en einduur van het werk enigszins kon laten variëren.Het standaardstelsel was het tweeploegensysteem.

Nu wordt het ploegenstelsel uitgebouwd (grote variëteit) en werkt men op steeds sterker afwijkende tijden: 's avonds, 's nachts en op zaterdag en zondag. Ook de "vorm" van de productietijd wordt grilliger: variabele uurroosters, werkweken die in omvang variëren, deeltijds werk, interim-arbeid, oproepwerk, tijdelijk werk,…

Flexibilisering impliceert dus dat de coördinatie tussen individuele werktijd, bedrijfstijd en productietijd wordt vergemakkelijkt. Voor de werknemer betekent dit dat zijn "tijdssouvereiniteit" inkrimpt.

De arbeidswetgeving correleert natuurlijk met de "behoeften" van de arbeidsmarkt. Er ontstaan nieuwe contractvormen:- tijdelijke contracten (werk voor een bepaalde duur);- kennismakingscontracten (jongeren presteren voor een bepaalde duur en een beperkt

aantal uren per week);- kleincontracten (de arbeidskracht werkt minder dan 1/3 van de normale werktijd, op vaste

of op variabele tijdstippen);- oproep- of afroepcontracten (de patroon kan tussen een minimum en een maximum uren

per week de arbeidskrachten oproepen);- deeltijdse in- en uitgroeibanen;- …

We kunnen diverse "vormen" van flexibilisering beschouwen, afhankelijk van het perspectief van waaruit je het fenomeen bekijkt. - Geografisch (werken op verschillende locaties); - kwantitatief (wisselende tijdstippen waarop men werkt), - functionele of kwalitatieve (taakroulatie, taakverruiming, taakverrijking).

De bedrijven veranderen van uitzicht. De schaalvergroting, zo kenmerkend voor het Taylorisme, wordt teruggeschroefd. Bedrijven gaan over tot uitbesteding, business units, strategische samenwerkingsakkoorden, teamwork, …= deconstructie van de fabriek

Poging tot verklaring

Tijdens de jaren '70 overtreffen de loonsstijgingen de productiviteitsstijgingen waardoor de winstvoet alarmerend daalt. De patroons stoten als reactie arbeidskrachten uit (ook in een poging om de krachtverhoudingen in het voordeel van het patronaat te wijzigen) en vervangen ze door machines. Maar de nieuwe outillage wordt steeds duurder (de kostprijs van de machine stijgt) en om de hogere kosten te dekken, gaat de patroon de machine- repectievelijk de bedrijfstijd uitbreiden. Hierdoor kunnen de dure machines sneller afgeschreven worden en wordt hun productiviteit en hun productiecapaciteit optimaal benut.

63

Page 64: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Machines en mensen moeten echter steeds – vrij letterlijk – aan elkaar gekoppeld worden. Vandaar dat de individuele arbeidstijd op de bedrijfstijd afgestemd wordt.

De flexibiliteit wordt door sommigen "gerechtvaardigd" door te verwijzen naar het ritme van de markt en de verscherpte concurrentie.De bedrijven zijn "verplicht" om de schommelingen tussen piek- en dalperioden en het verschil tussen een goedgevuld en leeg orderboekje op te vangen.

Vroeger werden fluctuaties opgevangen via een buffer (voorraad).

We kunnen 3 vormen onderscheiden:- stock: in kalme perioden wordt er doorgeproduceerd (regelmatig verloop arbeid en

productie) waardoor tijdens een hoogconjunctuur de tekorten kunnen opgevangen worden;- wachtrij: klanten laten wachten;- extra personeel: meer mensen in dienst dan eigenlijk nodig is.

Deze "voorraadvormen" brengen natuurlijk extra kosten voort: beheer en voorraadaanleg (stock), klanten kan men enkel laten wachten als er geen of weinig concurrentie is (wachtrij), een uitgebreid personeelsbestand erop nahouden is duurder naarmate de lonen stijgen.

De vroegere "flexibiliteit" van de onderneming, verschuift nu naar de flexibiliteit van de werknemer: hij vangt de fluctuaties in de werkstroom op.Belangrijk wordt de timing waarop het bedrijf over de werknemer kan beschikken om de J.I.T.-productie (Just In Time) te verwezenlijken.

Just-in-timeJIT slaat op de methode van stockbeheer: JIT streeft productie zonder stocks na. Bij JIT wordt de productieketen voortgetrokken door de vraag, door de bestellingen. Dit geldt ook binnen het productieproces: iedere eenheid is klant en leverancier van de vorige, respectievelijk volgende eenheid.Op die manier wordt niets geproduceerd dat niet is gevraagd, worden producten "op maat" geleverd en worden productenstocks en tussenstocks tot een minimum herleid.Gecombineerd met het management-by-stress beginsel komen alle problemen onmiddellijk boven water en vragen ze om een onmiddellijke oplossing.

Team WorkHet TW is een noodzaak om dit zelfregelende systeem te laten werken. In alle stadia van de productie staat de keten gespannen, zonder reserves; iedereen moet kunnen inspringen bij storingen. JIT betekent ook dat kleine hoeveelheden worden geproduceerd, dat snel moet overgeschakeld worden. Dit veronderstelt flexibele teams waarin iedereen de verschillende taken beheerst en gaten automatisch worden opgevuld. De lijn wordt opgedeeld in kleine, flexibele productie-eenheden. In plaats van één doorlopende band komt er een assemblagelijn die de "blokken" inpast die in aangrenzende "zelfstandige" productie-eenheden worden klaargemaakt.+ "Outsourcing".

OnderaannemingEen groot deel van de onderdelen productie wordt uitbesteed. Zo wordt het probleem van de stocks verschoven naar kleinere toeleveringsbedrijven die op elk moment moeten voldoen aan

64

Page 65: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

de vraag van het centrale bedrijf. Deze bedrijven kunnen dit door aan lagere lonen te werken, flexibeler werkomstandigheden op te dringen en zich te specialiseren in beperkte domeinen.Dit is de flexibiliteit van de productieketen; verschijnselen zoals de "K.M.O.-ïsering" en de "verstrooiing van de fabriek" ressorteren daaronder.

Grote bedrijven stoten componenten of afdelingen af die sterk aan fluctuaties onderhevig zijn en waarin de behoefte aan werktijd sterk en /of onvoorspelbaar schommelt.Daarenboven worden zekere kosten zoals voor research doorgeschoven.

Flexibele kwalificatiePermanente om- en bijscholing worden noodzakelijk.Mensen raken heel vlug "ongeschoold" o.a. door een specifieke vakkennis die op andere "terreinen" moeilijk inzetbaar is.Opvallend is ook dat relatief veel mensen hun "vrije tijd" opofferen om nog iets bij te gaan studeren met het oog op tewerkstelling of met het oog op uitbreiding van de werkkennis.Het onderwijs zelf biedt hoe langer hoe minder een "universele" vorming en verschaft meer en meer een "technische" kennis afgestemd op het bedrijfsleven. Hierdoor dalen de "opleidingskosten" en geeft men een antwoord aan de vraag om onmiddellijk mee te draaien.

De computergestuurde automatisering, mogelijk gemaakt door de nieuwe informatica en communicatietechnologieën, laat toe om het hele productieproces fundamenteel te reorganiseren - dus ook de technologie in zijn enge betekenis draagt zijn steentje bij (vgl. transportband bij Ford) – zodat de gemiddelde circulatietijd van het kapitaal gereduceerd wordt en de intensiteit van het arbeidsproces verhoogd wordt.

Flexibele productie vergt een flexibele arbeidskracht, die zowel kwalitatief als kwantitatief evolueert met de productienoden.Voor de werknemer betekenen de innovaties onzekerheid en onvoorspelbaarheid, zowel in zijn levenscyclus als in zijn "arbeidscyclus".De arbeidsintensiteit stijgt natuurlijk (inzetten op de meest "drukke" uren) wat de slijtage van de arbeidskracht verhoogt. De werknemer levert meer werk voor hetzelfde of zelfs minder loon.De JIT-productie, de ergonomische modernisering (het "rekening houden" bij de constructie van machines, gereedschappen e.d. met de eigenschappen van de persoon die met deze productiemiddelen moet werken) en de polyvalentie stuwen de intensivering van het werk. Dode tijd wordt verjaagd, de "porieën" van de arbeidstijd worden gedicht; steeds meer mensen moeten steeds meer verschillende taken uitvoeren binnen eenzelfde tijdseenheid.De werkgever kan dure overuren vermijden en krijgt tegelijkertijd een hogere productiviteit in de plaats.Er treedt een duidelijke verlenging van de arbeidstijd op. In tegenstelling met optimistische verwachtingen wordt via flexibilisering, overuren en de cumulatie van part-time jobs de arbeidstijd verlengd.

Het onderzoek van J.B. Schor (1991) in de U.S.A. stelde vast dat de laatste 15 jaar de gemiddelde arbeidstijd steeg met 170 u per jaar terwijl meer dan 25% meer dan 49 u per week werkt.

65

Page 66: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

In Europa doet zich hetzelfde fenomeen voor in sommige gedereguleerde (deregulering = het afschaffen van wettelijke voorschriften) sectoren van de economie zoals het wegtransport (gemiddeld 70 u per week) en de zelfstandige werkers (in 1992 werkte 51% meer dan 48 u per week), de onderaannemers en werknemers van KMO's.

Flexibiliteit veronderstelt tevens deregulering van de arbeidsverhoudingen: de institutionele vormen waarin de relaties tussen kapitaal en arbeid in het Fordisme geregeld werden, worden afgebouwd.Minder en minder worden C.A.O.'s op nationaal of sectorieel niveau afgesloten. Indien ze worden afgesloten, worden ze minder nagevolgd.Het sociaal overleg is grotendeels dood.

De nieuwe arbeidsorganisatie wordt voorgesteld als een herwaardering of een vermenselijking van de arbeid. De mens zou niet langer een aanhangsel zijn van de machine. Toch leggen de nieuwe machines en de nieuwe werkvormen op de meest dictatoriale manier de werkvoorwaarden op. (verlenging van de machinetijd,…)

In Frankrijk werkten in 1993 ongeveer 700.000 loonafhankelijken op computergestuurde machines tegenover 400.000 in 1987, terwijl 2.5 miljoen loonafhankelijken in 1993 voor fabricage rechtstreekse methoden hanteerden en 1 miljoen op directe wijze diensten verleenden aan particulieren.

Robotisering heeft oudere werkvormen zoals noeste handenarbeid of kinderarbeid zeker niet doen verdwijnen.

Opvallend is het bondgenootschap van de staat met het patronaat. De staat ontpopt zich als een hoeder van het patronale offensief. Als "bedrijfsstaat" neemt hij het voortouw in de herregulering van arbeidsverhoudingen (cf. experimenten Hansenne) en dwingt de vakbonden bij het mislukken van het sociaal overleg in het keurslijf van de patronale strategie.

Toch mogen we ook nieuwe verzetsvormen niet uit het oog verliezen. De flexibele organisatievorm is zeer kwetsbaar omdat er "zonder" stocks geproduceerd wordt.Een onderbreking op één plaats heeft snel gevolgen voor het hele bedrijf (cf. Ford-Genk in 1990).

Beknopte bibliografie

66

Page 67: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Coriat, B., "De werkplaats en de stopwatch – Over Taylorisme, fordisme en massaproductie", Kritiese bibliotheek Van Gennep, Amsterdam, 1981

Dancet, G., "De naoorlogse loonarbeidsverhouding in België", in Polekar, "Het laboratorium van de crisis", Leuven, 1985

Diels, D., "Ondergesneeuwde sporen", Acco, Leuven, 1996

Frantzen, D., "Groei en crisis in het naoorlogse kapitalisme", Kluwer, Antwerpen, 1989

Kossmann, E.H., "De lage landen – 1789/1980", Elsevier, Amsterdam/ Brussel, 1986

Luykx, Th., Platel, M., "Politieke geschiedenis van België – van 1789 tot 1944", Kluwer Rechtswetenschappen, Antwerpen, 1985

Luykx, Th., Platel, M., "Politieke geschiedenis van België – van 1944 tot 1985", Kluwer Rechtswetenschappen, Antwerpen, 1985

Mommen, A., "De teloorgang van de Belgische bourgeoisie", Kritak, Leuven, 1982

Mommen, A., "The Belgian Economy in the Twentieth Century", Routledge, London, 1994

Werkgroep Mort-Subite, "Barsten in België – een geografie van de Belgische maatschappij", EPO, Berchem (Antwerpen), 1990

Ramonet, I., "Globalisering en chaos", Antwerpen, Houtekiet, 1999

Stuurman, S., "Kapitalisme en burgerlijke staat – een inleiding in de marxistische politieke theorie", SUA, Amsterdam, 1978

Stuurman, S., "De labyrintische staat – over politiek, ideologie en moderniteit", SUA, Amsterdam, 1985

Van den Oudenrijn, F., "Autonomie – Hoofdlijnen van het politiek-theoretisch project van Toni Negri", Uitgeverij Papieren Tijger, Nijmegen, 1992

Van Der Wee, H. & Houtman-Desmedt, H., "De wereldeconomie in opbouw – 1750 – 1990", Universitaire Pers Leuven, 1992

Witte, E., Meynen, A. en Craeybeckx, J., "Politieke geschiedenis van België", VUBPRESS, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 1997

67

Page 68: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

SOCIALE EN ECONOMISCHE POLITIEK IN BELGIË 0

NA WOII 0

1. INLEIDING 1

IV. DIDACTISCH SCHEMA SOCIO-ECONOMISCHE ONTWIKKELING NA WOII 7

Periode 7GOLF 7Economisch ontwikkelingsmodel 7

FORDISME 7

OMSLAG 7Postfordisme? 8(vanaf jaren tachtig) 82. NAOORLOGSE SOCIO-ECONOMISCHE GESCHIEDENIS VAN BELGIË 122.1. TWEEDE HELFT VAN DE JAREN ’40: PAX AMERICANA EN WEDEROPBOUW 122.2. JAREN VIJFTIG: "THE SILVER FIFTIES" ZILVEREN JAREN VOOR BELGIË? 15VERKLARINGSFACTOREN? 162.3. 1958 – 1961: DE NOOD OM ZICH TE MODERNISEREN WORDT URGENTER 182.4. DE JAREN ZESTIG: "THE GOLDEN SIXTIES" 202.4.1. 1962 – 1966: de gouden jaren 20HOE KOMT HET NU DAT BELGIË EEN "LAATBLOEIER", EEN "LAATGROEIER" IS? 212.4.2. 1967 / 1968 – 1973: de jaren van revolte of de "apenjaren" 25WAT IS NU DE BETEKENIS VAN DIT STUDENTENPROTEST? 26WELKE KENMERKEN VERTOONDE DEZE NIEUWE GOLF VAN VERZET NU? 28HOE KUN JE DEZE NIEUWE GOLF VAN VERZET VERKLAREN? 292.5. 1974 – 1981: DE CRISIS EN DE CRISIS VAN DE CRISISBEHEERSING 302.6. 1982: DE DOORBRAAK VAN HET NEOLIBERALISME / 1982 – 1986/'87: DE NEOLIBERALE ARBEIDSPOLITIEK 342.7. 1988 – 1992: COMPETITIVITEIT EN POSTREFORMISME 372.8. RECESSIE, AARZELEND HERSTEL EN LEGITIMITEITSCRISIS (1991 – 1996) 392.9. HERSTEL, ACTIEVE WELVAARTSSTAAT EN AARZELENDE RECESSIE 41(1997 – 2001) 412.10. RECENTE PERIODE? 43GLOSSARIUM (VERKLARENDE WOORDENLIJST BIJ EEN TEKST) 47BIJLAGEN 48BIJLAGE I: TAYLORISME 48BIJLAGE II: HET FORDISME ALS ONTWIKKELINGSMODEL 49BIJLAGE III: HET NEOCORPORATISME 52

EEN "HISTORISCHE" DUIDING 52

EEN INTERPRETATIE 52

BIJLAGE IV: DE KEYNESIAANSE STAAT 54

68

Page 69: Socio-economische geschiedenis van Belgiëusers.telenet.be/drolsmurf/SW/Sociale_en_economische_ges... · Web viewDaarenboven is de "markt" verzadigd in de productielanden; ze fungeert

Economische impulsen 54Politiek-ideologische impulsen 55De "burgerij" 55Nieuwe middenklassen 55Arbeidersklasse 55BIJLAGE V: HET NEOLIBERALISME OF HET NEOLIBERALE VERTOOG 57THATCHERISME 57REAGANOMICS 57BIJLAGE VI: FLEXIBILITEIT 61Beknopte bibliografie 65

69