Leren Ondernemen - van zandbak tot zaak, van wieg tot wasdom
Sociale psychologie 2016-2017: onderzoekenobservatie gedurende 2 weken, elke dag 10 min in...
Transcript of Sociale psychologie 2016-2017: onderzoekenobservatie gedurende 2 weken, elke dag 10 min in...
1
Sociale psychologie 2016-2017: onderzoeken
Hoofdstuk 1: Methodes van sociaalpsychologisch onderzoek
FeldmanHall, Mobbs, Evans, Hiscox, Navrady, Dalgleish (2012) Geclaimd vs werkelijk gedrag
Keuzes wnr conflict tss eigenbelang en belang andere.
Soc norm: lijden verlichten > financieel gewin
Jij krijgt 20 pond, andere dn krijgt 20 elektroshocksgeld inzetten om schok te verlichten
0 = maximale schok; 1 pond = geen schok; Alles daartussen: lichtere schok dan maximum
Achteraf krijg je een veelvoud van het overgehouden geld (1x tot 10x, loterij)
Geloofwaardig: bedenktijd dus realisatie beslissing, ziet hand psdn reageren
(FeldmanHall et al. 2012, studie 1a): “zouden dns die beschreven keuzesituatie
meemaakten meer of minder doneren dan mensen die situatie beschreven kregen
zeiden wat ze zouden geven?” iem die eigen zelfbeschrijvingen zou willen
bijstellen om discrepanties tss zelfbeschrijvingen en echt gedrag op te heffen, zou
beweren nog meer geld te doneren
Schwarz, Kahneman, Xu, Belli, Stafford & Alwin (2009) Met wiemensen liefst tijd doorbrengen
Zelfbeschrijving algemeen: kinderen, partner, familie, vrienden, … (= sociale norm)
Zelfbeschrijving hier-en-nu: event sampling, op bep moment aangeven wat aan het doen en hoe leuk
Day reconstruction method: vorige dag beschrijven (Kahneman et al., 2004)
≠ sociale norm scores wijken af van globale
zelfbeoordelingen
Kogut (2011, studie 1) Meer hulp als iemand in nood ‘er zelf niets aan kan doen’?
Methode: Dns lazen over AIDSzieke(n), beoordeelden verantwoordelijkheid besmetting (1-7), geld doneren voor medicijn (echte
donaties)
Resultaat: Negatieve correlatie tss geschatte ‘verantwoordelijkheid’ vd patiënt – bedrag gegeven aan fonds
2
Zagefka, Noor, Brown, de Moura & Hopthrow (2001) Donatie ≈ verantwoordelijkheid & zelfhulp
Predictie: mensen geven meer noodhulp als
- ze slachtoffers niet verantwoordelijk achten
- slachtoffers zelf actief aan oplossing werken
Artikel over door rebellen vernielde dorpen
- O.V. 1 (TP): verantwoordelijkheid dorpelingen: steunden andere militie vs. stonden buiten conflict
- O.V. 2 (TP): zelfhulp dorpelingen: bouwden tijdelijke huisvesting vs. nog niets gedaan
Metingen A.V. 1: Zelfverklaarde bereidheid te geven (4 items, 7-puntschaal, 1 = ‘helemaal niet’; 7 = ‘zeer’) A.V. 2: Feitelijke donaties (stukken 50 p)
Dns kregen net 3 £ na andere studie in 6 muntstukken van 50p makkelijk deel te geven
Belangrijk goed te overdenken
- priming (meting doet je denken aan…)
- reactiviteit metingen
- confounding mogelijk (aard metingen & volgorde)
contrabalanceren: versch condities maken
randomiseren: versch volgorde, bij veel vragen
Als onderzoeker vragen stelt na donatie over de noodsituatie onmogelijk
Mediatie-analyse: mate waarin AV C rol speelt bij tot stand komen effect van OV A op AV B C na B meten
Strategische volgorde
3
Hoofdstuk 2: De psychologische betekenis van macht en onmacht
Insko (1965) Interview studenten over verwachte gevolgen feestweek in lentesemester
OV: “goed” wnr pos noemen vs “goed” wnr neg noemen
studenten vermelden meer pos/neg gevolgen, afhankelijk van welk gedrag “goed” was
secundaire bekrachtigers werken & zelfbeschrijvingen vatbaar voor instrumenteel leren
Zelfbeschrijvingen ≈ innerlijke factoren, motivationele toestanden, gevolgen uit verleden
Soms inconsistentie tss verbale zelfbeschrijvingen & niet-verbale gedrag; niet tss principes & gedrag
Vb. radio en media: stiltes niet opvullen om zo bij geïnterviewde ontboezemingen uitlokken
Mulder (2008) Beslissingstaak, groepjes van 4, geld samenleggen, ieder 10€, elke euro in pot .*1.5 en bedrag verdeeld
Iedereen al geld in pot meer krijgen dan wnr niemand geld in pot stopte
Individu extra verdienen door weinig/niets bij te dragen, anderen dragen veel bij spanning individuele & collectieve belang
OV: mondelinge instructies, niet echt: weinig bijdragen straffen vs veel bijdragen belonen vs niets (controlegroep)
AV: hoeveel € bijdragen & in hoeverre morele plicht om bij te dragen (12 stellingen, schaal 1-7) & op welke gronden over
bijdrage beslist (4 stellingen vb: ik wilde zoveel mogelijk voor mezelf)
Resultaten: herinnering straffen egoïstisch gedrag: meer in pot, groter collectief belang, grotere morele betekenis
verschil straf & controle significant, beloning ≈ controle
manipulatie subtiel, enkel herinnering
Mediatie-analyse: effect gedachte straf gemedieerd door zelf gerapporteerde morele betekenis & collectivistische motieven
Okimoto en Brescoli (2010) Exp 1
Dns moeten autobiografie lezen op websites van twee (fictieve) politivi: John en Ann Burr.
Beoordeling: ‘duidelijk verlangen naar macht’ (schaal van 1 tot 7) + hoe groot kans was dat ze zouden stemmen
Resultaten: verband tussen waargenomen verlangen naar macht en bereidheid om op kandidaat te stemmen (enkel bij bij de
vrouwelijke kandidate!)
lijken te streven naar macht wordt een vrouw kwalijker genomen dan een man
Exp 2
Dns zien maar 1 profiel (ofwel Ann Burr ofwel John Burr).
Beoordeling: hoeverre ze op politicus zouden stemmen + wat ze van hem/haar vinden a.d.h.v. verstrekte informatie + hoeverre
de autobiograffie minachting, woede en afkeer opriep (schaal van 1 tot 7) (onderzoekers geïnteresseerd in een emotionele
reactie die geassocieerd is met waargenomen normoverschrijdingen, nl. Morele verontwaardiging)
Reslutaten: Gemiddelde scores voor verontwaardiging laag. Interactie van gender en zelfverklaard machtsstreven significant.
er bestaan verschillende normen over het streven naar sociale macht door mannen en vrouwen
Singh (1970) studie 4 5-6 jarigen: apparaat dat aan 2 kanten knikkers verschafte
ene kant: knikker als kind 10 x op hendel drukt (macht), andere kant: knikker af en toe vanzelf (onmacht)
tempo onmacht ≈ tempo oefensessie elke kant evenveel knikkers
kind kiezen welke kant, zo vaak veranderen als het wilde
2 sessies, elk 5 min: AV: hoeveel knikkers verworven per kant
Resultaten: Dag 1: 63% in machtssituatie, Dag 2: 70% in machtssituatie
liever werken voor beloning (macht)
4
Singh (1970) studie 3 Ratten kiezen tss 2 kooien: voedselkorrels krijgen bij drukken hendel (macht)/vanzelf voedsel krijgen (onmacht) trainingsfase
Testfase: kooien samen, gn tussenschot
per tijdseenheid meer voedsel in gratis-eten-kooi (onmacht): 12.5% meer, 25% meer, 50% meer
Resultaten: in onmachtssituatie al veel meer eten opdat gn hoger percentage in machtssituatie (bij 50% meer in onmacht)
algemeen meer voedsel bij machtssituatie halen
voorkeur werken voor voedsel, macht over het eten
Voss & Homzie (1970) 15 hongerige ratten in kooi, 2 paden naar zelfde suikeroplossing
OV: rechte pad vs opsplitsing pad, beide opsplitsingen naar zelfde suikeroplossing (2 machtssit, maar verschil qua keuzevrijheid)
AV: welk pad ratten kiezen na herhaaldelijk plaatsen in kooi
Resultaten: 59% van de beurten pad dat splitste keuzevrijheid
Leotti & Delgado (2011) Computerscherm, 2 knoppen verschenen
dns klikken op knop: winnen 0 punten, 33 punten, 100 punten (knop gn verband met punten, telkens 33% kans elke uitkomst)
OV: kiezen welke knop klikken (keuzevrijheid) vs knop aanklikken die oplicht (gn keuzevrijheid)
begin proefbeurt verschijnt symbool: bep symbool kondigt keuzevrijheid/gn keuzevrijheid aan (gecontrabalanceerd)
AV: symbolen beoordelen na taak (1-5)
Resultaten: gn keuzevrijheid: neutraal (3.1), keuzevrijheid: positief (3.9) = significant
prikkel samengaan met keuzevrijheid prikkel aantrekkelijker
Dns aankliktaak met hoofd in fMRI-scanner, activiteit meten in hersenregio’s actief bij prettige ervaringen (beloningsysteem)
orbitofrontale cortex, middenhersenen, ventrale striata: 1ste
niet significant, 2de
& 3de
significant meer activiteit
keuzevrijheid aangenaam gevoel
Maar ook: mensen zien enkel goede kanten van onomkeerbaar gemaakte keuze en evalueren niet-gekozen item negatief
Watson & Ramey (1972) Baby’s 2 maanden oud
observatie gedurende 2 weken, elke dag 10 min in vertrouwde omgeving
tussenproefpersoon-manipulatie
OV: beweging mobiel boven wieg: 1 sec bewegen bij bewegen hoofd vs onafhankelijk bewegen vs niet bewegen
AV: hoe vaak baby’s hoofd bewogen
Resultaten: macht: hoofdbewegingen ↗: baby’s nemen contingentie gedrag & beweging waar, macht werkt als versterker
macht is primaire versterker (want baby’s weten niet dat je met macht uitkomsten kan bereiken of vermijden)
Leotti, Iyengar & Ochsner (2010) Genieten van macht want: bewerken omgeving, vaker krijgen wat nodig hebben/gevaarlijk & schadelijk vermijden
streven naar macht heeft overlevingswaarde (≈natuurlijke selectie)
Glass, Singer & Friedman (1969) Effect van lawaai op prestaties en fysiologische processen
dns eenvoudige taken doen (20 min lang), lawaaistoten 110 decibel, 1/min, elk 9 sec
OV: subjectieve macht over lawaai: lawaai stoppen met druk knop, maar liever niet (macht) vs gn kans (onmacht)
AV: gevolgen achteraf: volharding & concentratie
- Volharding: geometrische figuren overtrekken zonder 2x zelfde lijn/potlood opheffen, bij 2 fig onmogelijk (#keer proberen)
- Concentratietaak: tikfouten zoeken, % resterende fouten
Resultaten: subjectieve macht houdt langer vol & minder fouten, significant verschil, zelfs zonder gebruiken subjectieve macht
5
Sherrod, Hage, Halpern & Moore (1977) Heeft subjectieve macht over verschillende aspecten stressor cumulatieve effecten?
OV1: macht begin lawaai vs gn macht begin lawaai
OV2: macht einde lawaai vs gn macht einde lawaai vs controleconditie (gn lawaai)
AV: % resterende fouten proefleestaak & # pogingen (concentratie & volharding)
Resultaten: proefleestaak: hoofdeffecten beide soorten macht
volharding: hoofdeffect subj macht einde (bij macht einde maakt macht begin/onmacht begin significant verschil)
interactie hoe meer macht, hoe beter
Rose, Geers, Rasinski & Fowler (2012) Beleving koude temperaturen: hand in water 8:C pijn (cold pressure task)
Olieachtige stof op hand smeren (gn bekend effect)
Bij niet controleconditie: 2 pijnstillers getest: hand verwarmen als soort handschoen/blokkeren pijnreceptoren
OV: olie reinigt hand (controle) vs olie is pijnstiller, onderzoeker kiest (gn-keuze) vs olie is pijnstiller, zelf kiezen (keuze)
AV: pijnscore (0-10) op verschillende momenten
Manipulatiecheck: hoezeer verwacht pijnstillend effect & hoezeer vrije keuze? manipulatie geslaagd
Resultaten: pijn nam minder toe bij zelf gekozen pijnstiller, gn keuze ≈ controleconditie
Werkt effect placebo of macht?
stel gn keuze: placebo werkt, maar teniet gedaan door ervaring onmacht
beter extra conditie: 1 olie mogelijk, pijnstillend (placebo), gn ervaring onmacht
Inesi, Botti, Dubois, Rucker & Galinski (2011) Exp 1
OV: Herinnering situatie sociaal machtig vs sociaal machteloos
kiezen tss 2 assortimenten, elk 4 producten (ene assortiment 3 producten, andere 14 producten)
AV: op schaal 7 welk prefereerden (1= kleinste, 7= grootste assortiment)
Resultaten: herinnering macht: lichte voorkeur grote assortiment (4.7)
herinnering onmacht: significant sterkere voorkeur grote assortiment (5.4)
confrontatie sociale onmacht leidt tot grotere waardering autosociale macht
Exp 2
OV: kiezen product klein assortiment (kleine keuzevrijheid) vs kiezen product groot assortiment (grote keuzevrijheid)
samenwerken met iemand anders, iemand kreeg rol leidinggevende (tsspers)
AV: hoe graag baas zijn (1-7), belang taakaspecten hoe droombaan zagen (sommigen iets te maken met macht)
Resultaten: weinig keuzevrijheid: sterkere voorkeur leidinggevende rol, machtsgerelateerde aspecten droombaan belangrijker
niet machtsgerelateerde aspecten niet belangrijker niet altijd hoge score aanduiden
mensen hebben behoefte aan macht, op diverse manieren vervuld w, compenseren elkaar
Streven nr sociale macht kan soms ten dienste staan v streven nr autosociale macht (Lammers et al., 2016)
6
Hoofdstuk 3: Sociale invloed
Ader en Tatum (1963) Oorspronkelijke vraag: Kunnen mensen zonder verbaleinstructie oplossing ontdekken voor onbekend probleem?
Studenten komen naar labo & krijgen elektrodes aan kuit
Gedurende 1u30’ om 10” shock (1/2”)
Binnen bereik: plankje met drukknop, knop induwen: shock 10” uitgesteld
A.V.: Tijd nodig voor oplossing? Criterium: 5’ ≤ 1 shock p.m.
O.V.: Sociale situatie: Alleen vs. 2e student aanwezig (zelfde shocks, kan niet bij knop, mogen niet praten; GEEN pseudodn)
Alleensituatie: 2/12 lopen weg, 8/10 slagen (snelste: 0’25”, traagste: 27’40”)
Sociale situatie: 3/12 lopen weg, 2/9 slagen (snelste: 46’40”, traagste: 68’04”)& wie het leert, drukt meer dan nodig
Sociale inhibitie (sociale belemmering) treedt op: aanwezigheid andere hindert adaptieve gedrag
In sociale situatie ontdekken dns minder vaak, langzamer en onnauwkeuriger wat ze konden doen om schokken te stoppen
Pessin (1933) 2x 7 zinledige woorden van 3 letters uit hoofd leren: elk woord verscheen 1.5”, volgende woord voorspellen tot volledige lijst
gekend was
OV: omstandigheden leren lijst: alleen vs Pessin kijkt toe door raampje in deur
AV: # herhalingen lijst nodig tot volledig kennen
Alleensituatie: 9.8 herhalingen nodig, tot # fouten = 36.6
Sociale situatie: 11.3 herhalingen nodig, tot # fouten = 41.1 significant meer sociale inhibitie
Allport (1920) 15 dns, vrije associatietaak: binnen 3 min zoveel mogelijk associaties maken
binnen-proefpersoons-manipulatie: elke dn 2x alleensituatie & 2x sociale situatie
gn competitie want konden elkaars werk niet zien
OV: sociale situatie: alleen vs in aanwezigheid van 4 andere dns
AV: # woorden genoteerd binnen 3 min
Alleensituatie: 60.3 associaties
Sociale situatie: 63.6 associaties significant per dn sociale facilitatie
Allport (1920) Experiment 3 Wat w bevorderd? Bedenken associaties/snelheid schrijven?
Daarom taak in gedachten doen, elk 4de
woord opschrijven # woorden minder beperkt door snelheid schrijven (AV)
OV: alleenconditie vs sociale conditie
Alleenconditie: 112.8 associaties
Sociale conditie: 116 associaties idem experiment 1
Sociale facilitatie : de aanwezigheid van iemand anders bevordert het id geg sit adaptieve gedrag
Allee en Masure (1936) Sociale inhibitie bij parkieten
Parkieten in donkere ruimte (aversief), moeten naar heldere, vertrouwde omgeving (appetitief)
Eenzame parkieten sneller in aangename situatie dan samen met andere parkiet leren sociale inhibitie
7
Chen (1973) OV:Mieren: fase 1 alleen, fase 2 samen met andere mier, fase 3 samen met twee andere mieren, fase 4 alleen
AV: hoelang het duurde voor verplaatsing zand & hoeveel zand verplaatst
Sociale situaties: sneller zand verplaatsen, gem meer per mier dan in alleenconditie sociale facilitatie
Dierexperimenten: geen gesofisticeerde cogn processen nodig, geen rol tijdsgeest/culturele context
Ook niet verschil coactieve anderen (parkieten) vs. Passief publiek (Pessin)
Allport: 1e exp: motorische taak, 2
e exp: eerder intellectuele component; toch in beide exp sociale facilitatie
Ook niet: “instinctieve gedragingen sociale facilitatie; en hogere gedragingen sociale inhibitie” (vb. associaties opschrijven
is geen instinct)
Zajonc (1923-2008): Facilitatie bij gemakkelijk gedrag (performantie): instinctief/in verleden goed geleerd
Inhibitie bij moeilijk gedrag (leergedrag): niet instinctief/nog niet goed geleerd
Leergedrag: gedrag pp nog moet leren/aan het leren is
facilitatie bij performantie, inhibitie bij leren
Hypothetisch-deductieve toetsing hypothese: weten dat gedrag inhibitie veroorzaakte kan zorgen dat je denkt dat het
leergedrag was, want moeilijk eenmaal verworven kennis negeren daarom goed toetsen
Analyse: - responscompetitie (vb: luisteren/praten)
- dominante responsen (vb: luisteren in aula)
- ondergeschikte responsen (vb: praten in aula)
- aanwezigheid anderen activeert dominante respons
Zajonc, Heingartner & Herman (1969) Leren en performantie bij kakkerlakken
Exp 1: effect coactieve anderen
Exp 2: effect passief publiek
10x na elkaar in fel verlichte ruimte geplaatst (onaangenaam), uitweg naar donkere fles
Afstand start-uitgang idem in beide situaties
OV1: uitgang snel te vinden, rechte gang vs uitgang moeilijk, fel verlichte ruimte had kruisvorm, hoek omslaan in juiste richting
OV2: alleen vs per 2 (bij coactieve ander) vs alleen (passief publiek)
AV: looptijden start-uitgang
Resultaten: gemakkelijke taak sociale facilitatie, moeilijke taak sociale inhibitie
Schmitt, Gilovich, Goore & Joseph (1986) Studenten typen pers gegs
OV1: gemakkelijke taak (naam invoeren) vs moeilijke taak (naam achterstevoren, met cijfer in stijgende volgorde na elke letter)
OV2: publiek afwezig vs niet-toekijkend publiek (hoofdtelefoon, blinddoek, met rug naar dn) vs toekijkend publiek (proefleider
keek over schouder)
AV: tijd nodig voltooien taken
Resultaten: verschil afwezig publiek & niet-toekijkend publiek significant
verschil niet-toekijkend publiek en toekijkend publiek niet significant geen evaluatievrees
facilitatie makkelijke taak, inhibitie moeilijke taak
8
Zajonc & Sales (1966) Vreemde taal uitspreken, lettergreepcombinaties van 3 lettergrepen
proefleider sprak woorden uit, dns nazeggen
tweede fase: ‘Turkse woorden’ extreem kort aanbieden om sublimale perceptie aan te tonen, raden welk woord het was (gn
woorden aangeboden maar random lijntjes) pseudoherkenningstaak
af en toe echt woord aangeboden + langer om dns niet te ontmoedigen
OV1: freq: 1, 2, 4, 8, 16 (telkens 2 woorden) responshiërarchie maken
OV2: alleen vs 2 studenten kijken
AV: hoe vaak dn woorden uit versch frequentiecategorieën noemde tijdens pseudeherkenningstaak
Resultaten: creëren responshiërarchie gelukt, frequente woorden zijn dominant
dominante responsen vaker noemen in sociale situatie dan alleen
ondergeschikte responsen minder vaak in sociale situatie dan alleen
interactie
wel sociale activering, gn facilitatie/inhibitie!
Thomas, Skitka, Christen & Jurgena (2002) Mening studenten & niet-studenten over leven & toekomst vgl
Zinaanvultest (=dekmantel), daarna evaluatieformulier proefleidster, 15 bipolaire beoordelingsschalen (1-5)
OV1: proefleidster vriendelijk vs onvriendelijk
OV2: vragenlijst invullen: alleen vs psdns
Resultaten: manipulatie geslaagd, verschil vriendelijk-onvriendelijk groter in coactieve situatie
Niet extreem hoge negatieve scores, maar komt door sociale norm
Chapman (1973): sociale activering van dominante responsen Kinderen luisteren naar grappige geluidsopnames door hoofdtelefoon
OV: alleen vs leeftijdsgenootje ook hoofdtelefoon (coactieve ander) vs leeftijdsgenootje gn hoofdtelefoon (passief publiek)
AV: hoelang kinderen glimlachen & hardop lachen
Duur lachen: coactieve ander > passief publiek > alleen
Martens (1969) Palmar Sweat Index (PSI)
folie voorbehandelen zodat beschadigd raakt bij contact met zweet, aan vingertoppen hangen, gaatjes binnen bepaalde
oppervlakte tellen onder microscoop = indicatie fysiologische activiteit
Motorische taak: alleen vs toekijkend publiek 10 medestudenten sociale inhibitie
Hogere toename PSI bij sociale situatie
Bell, Loomis & Cervone (1982) Bloeddruk meten van dns bij reactiesnelheidstaak (druk op knop als lichtje brandt)
OV: alleen vs tegelijk met iemand anders
AV: RT
Resultaten: sociale facilitatie; bloeddruk sociale situatie hoger (mediatie door fysiologische activiteit)
9
Cottrell, Wack, Sekerak & Rittle (1968) Hernemen Turkse woorden experiment (Zajonc & Sales, 1966), andere frequenties (1, 2, 5, 10, 25)
OV: alleen vs 2 toekijkende anderen vs 2 niet-toekijkende anderen (blinddoek)
AV: frequentie woorden noemen tijdens herkenningstaak
Resultaten: gn verschil tss alleen en niet-toekijkende anderen
aanwezigheid toekijkende anderen zorgt voor evaluation apprehension (1972) = evaluatievrees verhoogde arousal
aanpassing theorie? Implicaties!
Sociale facilitatie en inhibitie vooral bij nt-coactieve anderen
Sociale faciltiatie en inhibitie bij mensen op andere manier verklaard dan bij dieren (dieren gn evaluatievrees)
Kritiek op onderzoek van Cottrel et al (1968): geen goede alleenconditie: proefleider projecteerde dia’s uit ander lokaal, maar
was vlakbij + contact met dn via intercom, spoorde dns zelfs aan om te antwoorden
dieronderzoek met dieren over wie onderzoekers eens zijn dat evaluatievrees onwaarsch is, en bij wie alleenconditie
realiseerbaar is (maar dit gebeurde al bij Zajonc et al (1969)); OF onderzoek bij mensen, maar alleensituatie onmiskenbaar echte
alleensituatie (gebeurde bij Schmitt et al (1986))
Aiello & Douthitt (2001): ordening in 3 grote groepen Drive theories: centrale rol voor sociale activering door mere presence (sociale-activeringstheorie)
Hypothesen die evaluatievrees centrale rol geven
Distractietheorieën die verstoring infoverwerking tgv afleiding door anderen centraal stellen
Het basisparadigma van Asch Eenvoudige visuele perceptie-opdracht: standaard lijnstuk + 3 andere lijnstukken van versch lengte, zeggen welk even lang was
Makkelijk: alle lijnen verticaal, op dezelfde hoogte laten beginnen, verschil goed zichtbaar, dikke lijnen zodat iedereen ze zag,
dns op beperkte afstand
Grote fout maken: meest afwijkende lijn kiezen
Kleine fout maken: minst afwijkende lijn kiezen, maar nog steeds duidelijk verschil van standaard
1dn, 6-8 psdns, allemaal medestudenten
dn arriveerde als laatste, enige vrije stoel was voorlaatste plaats
psdn 1 had spiekbriefje met de te geven antwoorden, rest psdns zei hem na
18 proefbeurten, waarvan 6 psdns juist antwoordden gn conflict
overige 12 proefbeurten fout antwoorden, unaniem: cruciale proefbeurten invloed autonoom denken vs sociale druk
6x te lange lijn kiezen, 6x te korte lijn, 6x kleine fout, 6x grote fout
voorproef: 37 dns deden taak individueel, meer dan 99% correct heel eenvoudige taak
Predictie Asch: gn sociale druk, dns blijven autonoom denken want taak is zo eenvoudig
Resultaten: bij cruciale proefbeurten antwoordt 1/3 foutief (sociale druk)
Misschien niet ernstig genoeg genomen? NEEN! Dns bij cruciale proefbeurten: spanning nam toe, stress
Na afloop, interview bij dns:
Dns ervoeren sessie als hoogst onaangenaam, gespannen en eenzaam gevoel
Minimaliseren rol meerderheid
Gedrag anderen gebruiken als info bij vormen oordeel (=informatieve invloed).
Ontkennen dat ze anderen volgen om aan groepsnorm te voldoen (=normatieve invloed)
Overschatting frequentie autonoom gedrag, discrepantie zelfbeschrijving en echt gedrag
Grootte blunder invloed op type fout dn:
Meerderheid kleine fout dn juist/zelfde fout
Meerderheid grote fout dn kleine fout, maar kleinere fout blijft fout, taak was te eenvoudig voor compromissen
10
Variant 1
Gemakkelijker autonoom te handelen als ze achteraf gelijk konden krijgen: bij instructief vertellen lijnen gemeten na onderzoek
& feedback gn verschil
Variant 2
Alleen staan tegenover unaniem blok is moeilijk om autonoom te blijven oordelen steun geestverwant (≠ autonoom gedrag!)
Daarom 1 psdn, altijd juist antwoorden (op stoel 4) toch nog 5% fout antwoorden door dn, hoog want simpele taak
Niet-verbale gedrag dn: contact leggen, spanning verminderde geestgenoot was belangrijk
Effect geestgenoot net zolang het duurde: psdn eerste helft geestgenoot, daarna meerderheid helft 1: 5% fout, helft 2: 28.5%
Dns ontkennen dat dankzij geestgenoot ze juist oordeelden. Gaven wel toe dat hebben geestgenoot aangenaam was, maar
zogezegd evenveel juist geantwoord moest hij er niet geweest zijn.
Variant: dissident (niet in eigen samenvatting)
Welke factor is doorslaggevend: het doorbreken vd unanimiteit vd meerderheid of steun voor het eigen standpunt?
Geestgenoot geeft sociale steun + doorbreekt unaniem blok
Dissident: niet hetzelfde standpunt als individu, ook niet als meerderheid (Sociale steun? Doorbreken unaniem blok? Beiden?)
Psdns kleine blunder bij cruciale proefbeurten, dissident (stoel 4) grote blunder, dn 9% fouten, en alleen kleine fouten (verschil
niet significant met conditie geestgenoot =5.5%)
doorbreken unanimiteit meerderheid; een geestverwant doet voor persoonlijke “autonomie” dus niets wat dissident al niet
doet
Variant: Grootte vd meerderheid (niet in eigen samenvatting)
Maakt # psdns iets uit? zodra individu tegen duidelijke meerderheid stond in 1/3 fout antwoorden (vanaf 3 psdn)
Nissani en Hoefler-Nissani (1992) Natuurwetenschappers (allemaal doctorandi) moeten nieuwe leermethode uitproberen
opdrachten uit nieuw leerboek uitvoeren, daarna examen afleggen
inhoud bol bepalen: volgens nieuw boek & volgens bol vullen met water, overgieten in kubus, inhoud kubus berekenen
grote fout in formule nieuw boek
sommige dns kenden de formule vanbuiten discrepantie kennis van formule en formule ih boek
alle dns discrepantie tss uitkomst met formule en inhoud vd bol die ze met het water konden vaststellen
Resultaten examen: 18/19 dns gebruikte formule foutief boek
Zelfs na 2e proef: nog steeds 12 vd 13 die formule niet kenden en 3 vd 6 die wel kenden, gebruikten weer foute formule
Variant 3 (Asch)
Asch keert paradigma om: confrontatie 15 dns met 1 psdn
Dns maken gn fouten, psdn gn invloed op oordelen dns, wel op sociale gedrag
dns voelen zich superieur, vertonen uitsluitingsgedrag, lachen psdn uit
meerderheid heeft neiging afwijkende individuen uit te sluiten door uit te lachen (agressie tegenover deviante enkeling)
deviante enkeling heeft in zekere zin macht over gedrag vd meerderheid
hoe zelfverzekerd mensen kunnen beweren niet door anderen beïnvloed te zijn, taak spotgemakkelijk, zeker van individueel
gevormde oordeel, vinden dat ze mensen die fouten maken mogen uitsluiten & er plezier aan beleven als zelf deviante
mening: “taak is moeilijk”…
11
Moscovici et al. (1969) Onderzoek over kleurperceptie
Eerst kleurenblindheidstest niemand kleurenblind
Kleur dia zeggen (overduidelijk blauw) & lichtsterkte (0-5)
Dns om de beurt & in vaste volgorde antwoorden
2 vd 6 dns zijn psdns
Eerste studie: psdns zeggen altijd unaniem “groen” (consequente minderheid) dns 8.4% fout, significant! minderheid had
invloed
Andere studie: psdns 50% beiden groen (niet consequent) dns 1.25% fout kleinere invloed minderheid, maar invloed
aanwezig (psdns deden dns twijfelen)
Consequente gedragsstijl van minderheid is belangrijke determinant van minderheidsinvloed voor sociale verandering
verandering private oordeel, gn verandering publieke oordeel zonder onderliggende private verandering
Meta-analyse Wood, Lundgren, Ouellette, Busceme & Blackstone (1994) ook in private omstandigheden heeft meerderheid meer invloed dan minderheid
Weaver, Garcia, Schwarz & Miller (2007) Verschil tss minderheids- en meerderheidsinvloed
Uittreksel uit notulen vergadering over reserveren open ruimte in staat NJ (5 leden)
OV: 1 lid pleit met 1 argument vs 1 lid pleit met 3 argumenten vs 3 leden pleiten met elk 1 argument
AV: standpunt groep schatten & welk % huizenbezitters in NJ standpunt groep deelden
Resultaten: 3 leden >1 lid 3 argumenten > 1 lid 1 argument
Het horen herhalen van zelfde argument wekt indruk dat meer mensen standpunt delen
minderheid die consequent bep standpunt inneemt, kan klinken als grotere groep (cfr waarheidseffect)
12
Voorproeven Milgram Opzet om zoveel mog mensen zo ver mog te laten gaan: iets te goed geslaagd, dns gingen door tot gestopt door proefleider
Met dit patroon niet onderzoeken in hoeverre immoreel gedrag impliciet beïnvloed werd
Gn variabiliteit foltergedrag moeilijk determinanten bestuderen
Officiële publicaties: procedure aanpassen voor variabiliteit, niet te efficiënt anders indrukwekkende verschijnsel kwijt
Procedure zo geloofwaardig mogelijk
Proefleider: zakelijk & autoritair
Lln: iemand van wie de folteraar gn tegenactie moest vrezen
Het basisparadigma van Milgram en het finale vooronderzoek Bestuderen impliciete sociale invloed & iemand onverdiend folteren confronteren met beslissing op geloofwaardige manier
& met moreel verkeerde keuze
Onschuldige context: medemens elektrische schokken (pijnprikkels) toedienen van oplopende intensiteit als straf voor fouten bij
leertaak (dekmantel)
Advertentie/brief: experiment leergedrag en geheugen. Sessie duurt 1 uur, gn specifieke training/scholing/ervaring nodig, op
alle momenten mogelijk, vergoed met 4$ random inwoners New Haven (stad waar Yale is)
“Effect van straffen op leergedrag: zeer arbeidsintensief, daarom 2 mensen tegelijk (dn & psdn)”
Dn: hulpkracht onderzoeker + aanbieden leertaak + bestraffen fouten
Psdn: leertaak + gestraft voor fouten
Lln en leraar in aanpalende kamers: leraar leertaak via intercom aanbieden, lln antwoorden door indrukken knop, bij leraar
lichtje branden bij gekozen alternatief fout = straf = elektrische schok, oplopende intensiteit
Lln reageren op woord met juiste andere woord, in werkelijkheid antwoordde lln volgens scenario
Lln naar aanpalende ruimte, onder oog dn elektrode op pols & stoel met riemen & laag zalf (vermijden brandwonden)
Werkelijkheid: psdn nooit echt geschokt, deed alsof
Dn naar schokapparaat: bij fout antwoord hardop intensiteit schok aankondigen, schok toedienen, juiste antwoord noemen,
verdergaan dn constant geconfronteerd met morele draagwijdte gedrag
Schokgenerator: 30 hendeltjes, rood lampje, boven hendel intensiteit (15 volt – 450 volt)
Per groep 4 hendels: verbale aanduiding (lichte schok, matige schok, sterke schok, zeer sterke schok, intense schok, extreem
intense schok, gevaar: zware schok, XXX)
geloofwaardig, confrontatie effecten, afstand tss dn & psdn, fysieke actie (hendel overhalen) loskoppelen van lijden lln
Finale voorproef
Lln & leraar afzonderlijke ruimtes, communicatie via intercom, coating op venster, enkel vage contour zichtbaar
Vrijwel alle dns gaan tot maximum schok
Opvallend: dns vermijden confrontatie gevolgen gedrag (draaien zich weg van raampje)
Doel vervolgonderzoek:
Niet-maximaal foltergedrag tot stand brengen
Toch nog altijd extreem foltergedrag aantonen
Kritiek omzeilen/uitschakelen
Effect mogelijke determinanten toetsen
o Psychologische nabijheid leerling & opdrachtgever
o Opdracht toenemende schokken
o Impliciet sociaal contract
o Geslacht dns
13
De officiële Milgramstudies 40 dns per keer, in totaal veel onderzoek gedaan, vooral mannen
Begin sessie met 10 oefenbeurten: 7 fout, dn ging al eens tot 7 (invloed oefenbeurten nooit getoetst; voet id deur effect)
Begon sessie echt
Wanneer stopt sessie?
- na 3 x schok XXX
- na 4 aansporingen (“gaat u alstublieft verder”, “het experiment vraagt dat u verdergaat”, “het is absoluut essentieel dat u
verdergaat”, “u hebt geen keuze, u moet verdergaan” = bevel) geweten laat écht niet toe verder te gaan
Proefleider blijft bij dn, zegt dat hij alle schuld op zich neemt en dat schokken nt schadelijk zijn
Proefleider: strenge uitstraling
Lln: sympathiek en ongevaarlijk
Variant 1: de psychologische nabijheid van de leerling
Conditie 1: gn contact
na schok 20 (300 volt) gebons op muur
volgende proefbeurt gn antwoord, niet-respons = fout schok 21, 315 volt, gebons, daarna stil
3 Andere condities: auditief, stem horen via tussendeur op kier (geluidsopname)
vanaf schok 5 gekreun, later pijnkreten
vanaf schok 10 wilde psdn uit onderzoek stappen
vanaf schok 12 psdn schreeuwt pijn ondraaglijk
vanaf schok 20 psdn doet niet meer mee, geeft gn antwoorden meer
2/3 condities met auditief contact ook visueel contact
zelfde kamer, psdn acteert
1/3 conditie auditief + visueel + tactiel contact
gn electrode aan pols lln, maar schokken toegediend via metalen schokplaat waar lln hand op moest leggen
dn moest hand lln op schokplaat drukken met isolerende doek als deze wilde stoppen
Resultaten: psychologische nabijheid ↗, relatieve macht proefleider verschoof naar lln, nooit alle dns tot maximumschok
Nabespreking dns grote spanning, situatie was realistisch
Dns konden op elk moment stoppen, gn sanctie
Gn beslissing wel/niet verzoek inwilligen, maar wiens verzoek inwilligen (slachtoffer/proefleider)
Gem stopten de deelnemers bij schok 27
Eerste conditie van dit onderzoek kwam naadloos overeen met onderzoek van Milgram van1963
≠ hoe mensen op bevelen reageren! (Milgram had geen autoriteit en kende de dns zelfs niet)
Variant 2: de kwetsbaarheid van de leerling
Lln zegt nu ook: ik heb hartproblemen
Hij vraagt om te stoppen bij schok 10 “want last van zijn hart”; laatste teken van leven bij schok 22 resultaten TOCH identiek
aan vorige conditie auditief contact
65% tot maximum, gem stoppen op schok 24.55 = basislijn
14
Variant 3: de psychologische nabijheid van de proefleider
Variaties psychologische nabijheid proefleider invloed op machtsevenwicht
Onderzoek 1: Proefleider verliet ruimte na algemene uitleg, verdere instructief via telefoon (auditief)
machtsoverwicht gebroken, sommigen gaven stiekem mildere schokken, verzwegen voor proefleider (achter rug rebelleren)
22.5% ging tot max, gemidd =18.15
Onderzoek 2: gn ontmoeting met proefleider, instructief via bandopname
dns gingen minder ver dan basislijn
Contact Weigering op schok % tot max
Telefonisch 18 22.5 + bedrog
Toename 2de
leraar 16 20 + afkeur
Tegenstrijdige verzoeken 10 0
Proefleider wil stoppen, lln doorgaan 10 0 + afkeur
Proefleider w slachtoffer, lln doorgaan 10 0 + afkeur
De uitstraling van leerling en opdrachtgever
2 teams tegelijk dns ontvangen, gaat sneller
proefleider team 2: zacht, vriendelijk lln
team 2: goed voor zichzelf kan opkomen
minder verregaande foltering
Variant 4: de veiligheidsgarantie van Yale?
Verklaring dns dat ze doorgingen omdat Yale gn proeven zou toelaten die
gevaarlijk/dodelijk waren
fictieve ‘Research Associates of Bridgeport’
proeven met auditief contact, hartkwaal & strenge proefleider
2 dns die niet eens begonnen, 47.5% gingen tot max minder dan bij Yale, maar net niet significant
Variant 5: een impliciet sociaal contract?
Verklaring gedrag tot maximumschok: iedereen als volwassenen afgesproken mee te doen “zich aan afspraken houden”
Lln aarzelde bij lezen formulier vrijwaring Yale, lln owv hartaandoening meteen stoppen als hij dat vroeg
40% ging tot maximumschok, 4/5 verder dan schok 10 gn impliciet sociaal contract
slechts ¼ van zij die stopten, zeiden dat voorwaarde vd leerling van vooraf meespeelde
Vairnat 6: de inhoud van de instructies
Dn mocht zelf kiezen welke schok hij toediende gem schok 5.5, 1 dn ging tot maximumschok, 3 gingen boven 10
Variant 7: welk verzoek of wiens verzoek?
Proefleider machtsoverwicht
Reductie aantal deelnemers tot 20 (of 16)
Onderzoek: 1 dn + 2 psdns
psdn 1: aan bureau proefleider, tijden div0erse stappen in onderzoek registreren
proefleider geeft uitleg, zonder schokken oplopende intensiteit, proefleider vertrekt
psdn 1 heeft idee: opdrijven schokniveau
20% tot maximumschok, gem schok stoppen 16.25
minder machtsoverwicht omdat verzoek niet van proefleider kwam
Variant 8: welk verzoek of wiens verzoek?
Onderzoek: proefleider wil stoppen, lln doorgaan
alle dns stopten na schok 10 (wnr proefleider wilde stoppen)
dns wegen wensen slachtoffer minder zwaar dan iemand anders, want deelnemers gingen veel langer door als slachtoffer
wou stoppen
15
Variant 9: welk verzoek of wiens verzoek?
Onderzoek: rol proefleider & lln omdraaien voor ogen deelnemer
psdn durfde niet goed, eerst proefleider hele procedure doorstaan, proefleider reageert exact zoals psdn in andere situaties
alle dns stopten na schok 10 “want onmenselijk”
Variant 10: welk verzoek of wiens verzoek?
Onderzoek: 2 proefleiders
1 dn komt naar laboratorium, 2 proefleiders aanwezig, ‘andere dn’ belt en kan niet komen, 1 proefleider w lln (kop/munt)
resultaten gelijkaardig aan basislijn(65%, 23.5)
proefleider door lot gedegradeerd tot slachtoffer verliest macht
mss gelijkwaardige maar tegenstrijdige verzoeken? Neen (zie volgend onderzoek)
Variant 11: welk verzoek of wiens verzoek?
Onderzoek: 2 proefleiders, dn, psdn
proefleiders gaven samen instructies, bij schok 10 tegenstrijdige instructies (stoppen vs doorgaan)
1/20 ging verder dan schok 10
beroep medemenselijkheid > immoreel verzoek
Variant 12: ik ben maar een radertje…
Bij variant idee oplopende intensiteiten door psdn
psdn maakt zich kwaad als dn dit gn goed idee vindt, psdn geeft schokken, dn noteert tijd
gn beleefdheid dn: “moedig” gedrag in 31.25% (te lijf gaan)
68.75% liet toe tot maximum te gaan, gem stoppen bij 24.9
Variant 13: ik ben maar een radertje…
Onderzoek: 1 dn, 2 psdns (dn had de taak van leraar, behalve omzetten hendel)
92.5% tot maximumschok, gem stoppen bij 28.65
verregaande foltering faciliteren als dns denken zelf niet verantwoordelijk te zijn
Dubbelzinnige interpretatie: impliciete invloed andere dn; OF omdat dn zelf schokken niet toediende
Variant 14: ik ben maar een radertje…
Onderzoek: taak leraar verdeeld over 3 pers (1 dn, 2 psdns)
leraar 1 (psdn 1) zei woordparen en stimuluswoorden
leraar 2 (psdn 2) beoordeelde antwoorden
leraar 3 (dn) drukte schokknop in
bij schok 10: leraar 1 weigerde, dn nam taak over
bij schok 14: leraar 2 weigerde, dn had alle taken
10% ging tot max, gem stoppen bij 16
Variant 15: de ‘verdwenen’ milgramstudies
Rochat & Modigliani (1997); Russell (2014a): Studie van Milgram (1965)
Bridgeport; leerling was geen psdn, maar dns moesten vriend meenemen (20 vriendenparen)
Via loterij werd beslist wie leerling werd werd uitgelegd dat hij geen echte schokken kreeg
Res: 3/20 tot max schok; 4/5 stopte voordat ze aan 195 volt zaten laag folterniveau!
ethische vragen; ook familieledenparen deden mee!
Milgram vertelde dns dat ze moesten doen alsof ze wisten dat ze geen echte schokken toedienden gn eerlijke debriefing
Milgram herhaalde vaak resultaten maar vermeldde niet dat het om vorig onderzoek ging vertek bij meta-analyse
Aparte onderzoeken als “condities” beschrijven zo moeilijk te toetsen of er andere dingen meespeelden in gedrag vd dns (vb.
iets dat in de actualiteit gebeurd was)
16
Meeus & Raaijmakers (1986, 1995) Milgramstudies conceptueel repliceren: zelfde gedragsverschijnselen, zelfde determinanten bestud, andere operationalisatie
Werkloze medeburger (psdn) tijdens sollicitatie met beledigende/kwetsende opmerkingen afleiden, oplopende ernst
= administratieve mishandeling
Meerkeuzevragen: dn stelt vragen, psdn antwoordt, enkel auditief contact (microfoon)
dekmantel: sollicitatie is experiment over psychologische stress: bevordert/schaadt stress prestaties?
opmerkingen geven, stressmeting bij psdn
dns zagen stressmeter (vervalst): 15-65
Proefleider legt experiment uit tegen psdn en liegt:
- opmerkingen zouden niet weerspiegelen hoe goed psdn bezig was, maar lagen vast & allemaal stresserend
- wel negatief effect op prestatie mogelijk maar dit had eig wel implicaties of hij kans maakte op job of niet
Psdn protesteert steeds heftiger na elke opmerking, toenemende stresstoestand zichtbaar
als dn wou stoppen: kreeg 4 aansporingen (cfr Milgram)
Exp 1
experimentele conditie: doorlopen procedure 91.7% tot max opm, gemidd 14.81, beperking contact psdn tot minimum
controleconditie: dns moesten niet alle opmerkingen maken, zelf kiezen wnr stoppen met ontmoedigende opmerkingen
(stoppen = dalen stress) gn dn maakt ergste opmerking
Exp 2
proefleider na algemene instructies sessie volgde vanuit andere ruimte, aansporingen telefonisch doorgeven
36.4% tot ergste opmerking, gem stoppen bij 10.17
ook conditie waarin proefleider aanwezig bleef, maar 3 testers (2 psdns, 1 dn), dn noteert antwoorden & geeft opmerkingen
1 psdn stopte bij opm 8, de andere bij opm 10 15.8% dns gaat tot max, gem stoppen bij 10.22
Brief, Dietz, Reizenstein Cohen, Pugh & Vaslow (2002) Blanke studenten ᴪ verzoek iemand discrimineren op basis van huidskleur
Studie 1: doctorandus helpen bij personeelsselectie voor onderneming
10 kandidaten, 3 selecteren voor volgende ronde (7 blank, 3 zwart: 2 blanken voldeden aan eisen, 3 zwarten voldeden)
OV: brief president bedrijf, liever gn minderheden vs gn brief
AV: hoeveel zwarten kozen ze
Resultaten: gn brief gem 1.8 zwarten; wel brief gem 0.8 zwarten
Onderzoek: idem studie 1 + 3de
conditie
8 kandidaten: 5 blanken (waarvan 3 geschikte), 3 zwarten (allemaal geschikt)
OV: gn brief vs brief president vs bijkomende brief hoge manager, pres ontslagen, negeren lopende opdrachten
AV: beoordeling schaal 1 (had niet zover mogen geraken in selectie) – 5 (excellent) voor zwarten
Resultaten: gn brief 4.3; brief pres 3.8; pres ontslagen 4.1
president niet fysiek aanwezig, enkel brief geschreven, toch macht (niet geval bij Milgram, Meeus en Raaijmakers)
Wetenschappelijk en maatschappelijk nut vervolgonderzoek weegt niet op tegen nadeel dns (+ ethische commissie)
Mensen zeiden na Milgram wel dat ze het aangenaam vonden, maar mog cogn-dissonantie
Dns moeten op elk moment deelname kunnen stopzetten aansporingen om verder te doen vd proefleider
17
Beauvois, Courbet & Oberlé (2012) Simulatie Milgramstudies, enkele wijzigingen:
Schoktoediening kaderde niet in wetenschappelijk onderzoek maar format tv-quiz; schokken bij fout antwoord;
achteraf pas debriefing dat het onderzoek was
Gn mannelijke proefleider maar vrouwelijke quizmaster
Naast quizmaster, dn en kandidaat ook publiek dat nt wist dat psychologische studie
80% gaat tot maximumschok (situatie leek op die van enkel auditief contact v Milgram)
Reicher & Haslam (2011) Alternatieve theorie, ontluikende sociale identiteit
Als mensen uitleg krijgen assistent te zijn van proefleider gaan zich bij proefleider horen voelen en zo ook bij gemeenschap
onderzoekers; en mensen hebben de neiging om te doen wat in belang vd eigen groep is, ook als dat ten koste gaat van niet-
groepsleden
cfr Milgram: proefleider is een van onzen, psdn niet meer
Breuk in de groep als proefleider vertrekt; ook moeilijker bij ᴪ nabijheid psdn & wnr proefleider dn niet erkent/naar waarde
schat (wnr proefleider vertrekt, vervelende taak niet wil doen zoals hand op schokplaat drukken, bevelende toon want 4de
aansporing had NOOIT succes)
verzoeken w wel ingewilligd, bevelen nooit
Pronin, Berger, Molouki (2007) Mensen beweren minder vatbaar voor impliciete invloed
vragen wrm iPod gekocht (studenten): feit dat anderen iPod hadden meespeelde (1-9)
gem score 3.3 minder een kwestie van conformisme dan bij gemiddelde student
Cruciale determinant van benadrukken/ontkennen v sociale invloed is niet of de invloed impliciet of expliciet is, MAAR de
instrumentaliteit vd zelfbeschrijving voor het verwerven of in stand houden ve positief zelfbeeld en gunstige indruk op anderen
Wenselijk gedrag: zelfbeschrijving die autonomie onderstreept wordt versterkt; “meelopen” w bestraft
Onwenselijk gedrag: zelfbeschrijving autonomie bestraft; enkel “meedoen” w versterkt
18
Hoofdstuk 4: Attitudes
Wicker (1969): correlatie gerapporteerde attitudes & overte gedragingen vaak laag (vb. attitude tov vakbonden vs. of je je erbij aansluit of niet)
Zelfbeschrijving van een attitude en door attitude veroorzaakte gedrag:
Als 2 observeerbare gedragingen: verschillende versterkingscontingenties kunnen (vb. anti-fraude maar wel extra
punten toekennen zonder dat het uitkomt)
Als 2 zelfbeschrijvingen (attitude & gedrag) samenhangen zelfde versterkingscontingenties (2x verkondigen dat je
pro-fraude bent)
APT, Fazio, Jackson, Dunton & Williams (1995) = Affective Priming Test: als mensen nieuwe info verwerken, makkelijker & sneller als net tevoren met gerelateerde info bezig
Woordherkenningstaak, herkenning betekenis woorden automatisch (4 fasen APT)
Taak 1: basismeting: hoe snel respondent pos & neg woorden categoriseren (conditie zonder bijkomende taak) responstijden
Taak 2: gezichten mensen versch huidskleuren onthouden, later herkenningstaak
Taak 3: gezichten, aangeven of voorkwam in taak 2
Taak 4: cruciaal: gezicht in geheugen prenten & bij elk woord zo snel mogelijk pos/neg
categoriseren (op positieve of negatieve knop drukken)
Resultaten: blanke mensen over alg. gunstiger tegenover blanken (RT pos na zwarte mens; en RT neg na blanke = veel langer)
per persoon kijken hoe groot onderscheid tussen 2 groepen (vb: zwarten & blanken)
scores ≠ antwoorden vragenlijsten
APT meet echte attitudes? Niet mogelijk te bewijzen want attitudes zijn coverte gedragingen
Varianten test: woorden lezen en op knop drukken wnr gelezen/foto’s beoordelen op gunstigheid (ipv woorden)
afbeeldingen/woorden supraliminaal/subliminaal tonen
Supraliminaal: lang genoeg om bewuste herkenning mogelijk te maken
Subliminaal: zo kort, gn bewuste herkenning mogelijk
Baeyens et al. (1990) (zie ook Walther et al, 2002 en 2011): ontwikkeling van attitudes tegenover mensen
Evaluatief leren bijdragen aan ontwikkeling attitudes
Dekmantel = “verband elektrodermale activiteit & beoordeling visuele prikkels” (elektroden op huid plaatsen)
Voorbereidingsfase: aantrekkelijkheid gezichten beoordelen, per dn 3 meest aantrekkelijk, 3 meest onaantrekkelijk, 12 neutraal
Neutrale gezichten: neutrale prikkels, (on)aantrekkelijke gezichten: onvoorwaardelijke prikkels
Leerfase: gezichten in paren (1 sec gezicht, 3 sec interval, 1 sec tweede gezicht) tussen paren door interval 8 sec)
Paren: neutraal + aantrekkelijk, neutraal + onaantrekkelijk, neutraal + neutraal (3 paren elke combinatie, elk paar kwam 10x)
AV: gezichten leerfase opnieuw beoordelen, elk gezicht eerste paar aanwijzen welk tweede gezicht was
Resultaten: neutraal + aantrekkelijk: neutraal aantrekkelijker, neutraal + onaantrekkelijk: neutraal onaantrekkelijker
ongeacht rapporteren samenhang
Dekmantel geloofwaardig maken
19
Olson & Fazio (2006, studie 2) Evaluatief leren bijdragen aan verandering bestaande attitudes (bij blanke studentes)
Conditioneringsfase: aandachtsprocessen die optreden als mensen snel op prikkels moeten reageren
foto’s mensen (neutrale prikkels) gepaard met betekenisvolle prikkels
8 foto’s/huidskleur, elke foto 3x, donkere mensen + pos beeld, blanke mensen + neg beeld
cruciale foto’s: telkens op knop drukken als ze deze zagen (dekmantel)
Koppeling foto’s met pos/neg afbeeldingen op toevalniveau door dns
Eerder onderzoek (studie 1) toonde aan dat pp’en nt meer wisten welke afbeeldingen gepaard waren
Meetfase: APT: in fase 1: responstijd hoger bij pos + zwart, gn verschil neg + blank
in exp conditie: gn racisme, zelfs niet-significante trend naar gunstige attitude tegenover zwarten
Attitudes tegenover sociale groepen veranderd dmv evaluatief leren
foto’s testfase anders dan leerfase verandering attitude tegenover groep als geheel
Prikkelveralgemening (generalisatie): leerproces beïnvloedt evaluatieve betekenis van prikkels die lijken op prikkels in
leerproces, maar toch niet optraden als neutrale prikkel (niet gepaard met onvoorw prikkel) niet optreedt in leerproces
Prikkeldiscriminatie: neutrale prikkel die lijkt op prikkel in leerproces blijft neutraal of krijgt tegenovergestelde betekenis
als neutrale prikkel (niet gepaard met onvoorwaardelijke prikkel) ook af en toe optreedt in leerproces
Zajonc (1968): Zinledige woorden (exp 1) of Chinese karakters (exp 2) betekenis raden, in context mere exposure, mensen op foto’s beoordelen
(exp 3)
Exp 1:10 woorden: 7 letters, 3 lettergrepen, zagen woord, onderzoeker sprak uit, dns zeggen na
OV: versch freq: 0x, 2 woorden 1x, 2 woorden 2x, 2 woorden 5x, 2 woorden 10x, 2 woorden 25x (gecontrabalanceerd)
AV: verteld aan dns: woorden zijn Turkse adjectieven, aangeven hoe gunstig betekenis (0-6) (affectief neutrale woorden)
Binnen-proefpersoons-manipulatie (onafh variabele): 6 condities
Resultaten: hoe frequenter: hoe gunstiger, mere exposure sterker bij nieuwe prikkels (later meer bijkomende aanbiedingen
nodig voor even grote veranderingen in beoordeling)
Exp 2: Chinese karakters, in eerste fase enkel kijken, niet uitspreken: hoe frequenter, hoe gunstiger
Exp 3: mannelijke dns kijken naar onbekende mannelijke studenten: hoe frequenter, hoe aardiger ze dachten hem te vinden
Moreland & Beach (1992) 4 medewerksters wonen college bij (lijken allemaal op elkaar, even rustig enz.)
OV: binnen-proefpersoonsmanipulatie, freq (1, 5, 10, 15)
Laatste college projectie foto’s, beoordeling vrouwen door studenten
AV: hoe vertrouwd lijken ze (1-7), 10 bipolaire dimensies, hoe groot kans bevriend (%)
Resultaten: niemand kende vrouwen, MAAR: hoe vaker naar college: hoe sympathieker
Marin-Garcia et al, 2013: mensen met geheugenstoornis: aangeboden gezichten nt kunnen onderscheiden van nt-aangeboden
gezichten effect sterker dan als mensen bewust van ≠ frequenties (Bornstein, 1989)
Gn bewuste herkenning (te kort)
mere exposure, doorgaans sterker bij niet bewust
Monahan, Murphy & Zajonc (2000): combinatie tss-pp-manipulatie met subliminale aanbieding
subliminale aanbieding achthoeken/Chinese karakters, tussen-pp
OV: 5 obj 5x 5 msec (hoge freq) vs 25 obj 1x 5msec (lage freq)
supraliminale aanbieding: alle obj 1sec bekijken, beoordeling hoe mooi (1-5)
resultaten: hoge freq 3.175, lage freq 2.7 significant
20
Harmon-Jones & Allen (2001) 37 ♀ bekijken foto’s 10 andere ♀; elke foto 5x gedurende 98 msec
Daarna foto’s zien waaronder 10 foto’s 1ste
fase + 10 nieuwe foto’s (gecontrabalanceerd, welke foto’s bij reeks 1 ook zaten, werd
gerandomiseerd over pp’en heen)
Beoordeling gunstigheid (1-9) & elektromyografie: elektrodes op gezicht, activiteit gelaatspieren meten
Resultaten: meer activiteit in M. zygomaticus major (lachspier) bij eerder aangeboden vrouwen
gn verschil in M. corrugator supercilii (frons) (spieren nt onder controle vdpp’en!)
herhaalde aanbieding leidt tot verhoging pos affectieve relaties, gn afname neg affectieve relaties
Cutting (2003) mere exposure in appreciatie kunstwerken
Tonen freq aangeboden schilderij in kunstboeken vs zelden afgebeeld verkiezen freq aangeboden
Geen effect vh werk zelf: ze worden niet vaker afgebeeld OMDAT ze mooier zijn (jonge kinderen: geen verschil in mening)
veldexperiment: schilderijen in begin college projecteren, freq in boeken 1x, zelden in boeken 4x per college
laatste college: schilderijen in paren, aangeven welk mooiste verkiezen werk dat zelden in boeken, vaak in colleges
Meskin, Phelan, Moore & Kieran (2013)(bij uitleg van exp van Cutting) mere exposure niet als prikkel bij aanvang al negatief beoordeeld
schilderijen door meeste mensen lelijk gevonden vaak projecteren in colleges nog lelijker gevonden
Schaffner, Wandersman & Stang (1981, studie 2) simulatie verkiezing fictieve kandidaten
universiteitscampus, te verwerven positie van hoofdredacteur universitair literair magazine Argus
6 namen kandidaten schikken volgens geschiktheid (alle namen fictief, klonken allemaal even neutraal)
OV: 2 kandidaten 0 posters vs 2 kandidaten 20 posters vs 2 kandidaten 200 posters
AV: minstens 1 poster gezien, rangschikking kandidaten
Resultaten: 200 posters stegen in rangorde, 20 gelijk, 0 daalden
visuele objecten MAAR mere exposure ook bij geuren, smaken, tactiele & auditieve info
(Balogh & Porter, 1986; Birch et al, 1987; Suzuki & Gyoba, 2008; Szpunar et al, 2004)
Monahan et al. (2000) (niet in samenvatting) ook niet eerder aangeboden Chinese karakters/achthoeken beoordelen
Resultaten: deelnemers in conditie hoge freq: nieuwe objecten gunstiger beoordelen
veralgemening pos houding door herhaalde aanbieding
Mita, Dermer & Knight (1977) Close-up foto’s studentes, terugkomen met vriend(in)
elk afzonderlijk zelfde foto dn zien, gewoon afgedrukt vs in spiegelbeeld
dns kiezen spiegelbeeld, vrienden kiezen gewoon hoe je dn/jezelf het vaakst ziet = pos houding
De Zilva, Mitchell & Newell (2013) Exp 1 subtiele verandering in context kan mere exposure elimineren
24 zwart-witfoto’s mensen, elke foto verscheen 8x met 1 van 24 zinledige woorden
Telkens hetzelfde woord met hetzelfde gezicht
Testfase: 24 foto’s uit eerste fase + 12 nieuwe foto’s
OV: oude gezichten + oude woorden vs oude gezichten + nieuwe woorden vs nieuwe gezichten + nieuwe woorden (3 cond)
AV: hoe aantrekkelijk (%)
Resultaten: oude gezichten aantrekkelijker als naam hetzelfde was, nieuwe naam eerder aangeboden gezichten nt als
aantrekkelijker beoordelen
Exp 3 oude foto’s + oude naam vs oude foto’s zonder naam
Resultaten: oude gezichten aantrekkelijker dan nieuwe, ongeacht naam erbij/niet
weglaten contextprikkel verstoorde mere exposere niet, veranderen wel
21
Saegert, Swap & Zajonc (1973) smaakperceptie: dns per 6, parcours volgen, op versch plaatsen oplossing proeven
af en toe dns tegenkwamen (niet praten), freq (0, 1, 2, 5, 10), elk ong 40sec
fictieve uitleg: soms smaakperceptie beïnvloed door irrelevante omgevingsfactoren
AV: beoordelen mede-dns (1-7)
Resultaten: dns gunstiger naarmate hogere freq, niet beperkt bij aangename smaken, ook bij vieze smaken
pogingen om via evaluatief leren gunstige attitude op te wekken geholpen door gelijktijdig mere exposure, negatieve attitude
opwekken bemoeilijkt door mere exposure
evaluatief leren van ongunstige attitudes succesvol: evaluatieve leerproces sterker dan contactconditionering
Begg & Armour (1991, studie 1) uitspraken, niet zeker waar of niet, niet ongeloofwaardig
beweringen voorafgegaan met commentaar
OV: suggestie waar vs suggestie onwaar
AV: beoordelen mededeling bedoeld geloven of twijfel
beweringen nog eens, zonder commentaar, verspreid tss nieuwe
AV: beweringen waar/vals, al in eerste fase voorgekomen
Resultaten: commentaren beïnvloeden beoordeelde waarheidsgehalte, waarheidseffect in beide gevallen (ook bij foutief)
beweringen uit 1ste
fase waarschijnlijker dan nieuwe beweringen, zelfs bij suggestie onwaar
Praktische implicaties: vb. “X heeft wrs de moord op Y niet gepleegd” meermaals herhalen dit toch geloven
reputatie krijgen obv voorspellingen v daden id toekomst vermoedelijk niet zal tonen (vb. “dit onderzoek is nu vrijwel
onbereikbaar meer subsidies)
Festinger & Carlsmith (1959) tegenattitudinaal gedrag leidt vooral tot attitudeverandering als beloning niet te groot is
kweken attitude bij dns, gedrag uitlokken dat tegen attitude inging, gedrag sterk vs zwak belonen, meten attitudeverandering
Fase 1: 60 dns doen saaie taak (30 min houten cilinders uit en in legbord plaatsen, losdraaiende vleugelmoeren kwart naar
rechts draaien) ongunstige attitude
Fase 2: dekmantel: studie over invloed verwachtingen op taakprestaties, dn in conditie zonder verwachting, andere dns
hooggespannen verwachtingen, probleem, assistent niet komen opdagen, dn wil invallen? 1$ betalen vs 20$ (OV)
dn vertelt leugen aan psdn, psdn reageert neutraal
Fase 3: attitudeverandering meten: beoordeling experimentele taak (-5 – +5) , daarna debriefing, geld terugvragen
Controleconditie: enkel eerste fase, daarna mening, zonder verzoek te liegen en zonder beloning
Resultaten: controle: taak is saai (-0.45) ≈ 20$: -0.15, niet significant
1$: 1.35 positieve attitude
Brehm (1956) consumentenonderzoek, 8 voorwerpen
aantrekkelijkheid aanduiden (1-8) na objecten bekeken en nagedacht over hun nut, kwaliteit, schoonheid, nodig…
OV: kregen object: makkelijke keuze (laag & hoog) vs moeilijke keuze (hoog & hoog) vs gn keuze (= controle) (hoog)
AV: nog eens objecten beoordelen
Resultaten: gekozen alternatief opgewaardeerd, niet-gekozen gedevalueerd evaluatieve verschil groter geworden
devaluatie groter bij moeilijke keuze re-evaluatie (nts te maken met louter in bezit krijgen v object, want
gemiddelde verandering id evaluatie vh zonder keuze verkregen geschenk = 0)
22
Gawronski, Bodenhausen & Becker (2007, exp 1) APT meten hoe keuze objecten tot veranderde evaluatie leidt
2 kunstfoto’s met karavaan kamelen (gn conditie met makkelijke keuze)
hoe mooi 2 foto’s? foto’s kort aanbieden, gevolgd door pos/neg woord zeggen of naar pos of neg verwees (responstijden)
positieve woorden sneller verwerkt, foto werd dus zoals hypothese als “mooi” ervaren
dns kiezen tss foto’s
na keuze nog eens APT met zelfde foto’s en vergelijkbare woorden
attitudescores gekozen foto gunstiger, verworpen foto minder gunstig
devaluatie verworpen foto zo sterk, zelfs negatieve evaluatieve reactie
associatieve verankering aan het zelf: mensen zo gehecht aan zelf, eigenliefde afstraalt op alle associaties met zelf
verklaart wel gekozen foto mooier, maar niet verworpen foto minder aantrekkelijk
Devaluatie niet-gekozen > opwaardering gekozen
Coppin, Delplanque, Cayeux, Porcherot & Sander (2010) postdecisierevaluatie ook als keuze niet herinneren (vereist geen gesofisticeerde cogn processen)
12 geuren deodoranten beoordelen (1-10)
per dn 2 paren deodoranten even lekker ruikend & 2 paren versch beoordeling & 2 paren resterende geuren
welke geur in elk paar lekkerste
na 10 min opnieuw beoordelen + intensiteit (+6 nieuwe geuren), geur al eerder geroken? Ja gekozen/verworpen?
geheugentaak (welke keuze ze gemaakt hadden terug herinneren): toevalsniveau
postdecisie-revaluatie: gekozen geuren lekkerder, verworpen geuren minder lekker
postdecisie-revaluatie niet afhankelijk van bewuste herinnering (cfr anterograde amnesie)
Egan, Santos & Bloom (2007) Kinderen: aantrekkelijkheid stickers (schaal lachende smileys)
per kind 3 gelijkwaardige stickers
Experimentele conditie: kiezen tss 2 van de 3 stickers
Controleconditie: kind zag 2 van de 3 stickers, kreeg 1
daarna kiezen tss 2de
sticker en 3de
Aapjes: snoepjes versch kleuren kiezen, latentietijd toonde welke snoepjes aantrekkelijk
per aapje 3 gelijkwaardige snoepjes
Experimentele conditie: kiezen tss 2 van 3 kleuren (kooi, zag beide kleuren, kon bij beide kleuren komen)
Controleconditie: zag 2 kleuren, 1 kleur onbereikbaar, moest andere kleur pakken
daarna kiezen tss 2de
kleur en 3de
Resultaten: eerste ronde kiezen, verkiezen 3de
sticker/snoepkleur
eerste ronde niet kiezen, verkiezen snoepkleur reactantie bij aapjes
eerste ronde niet kiezen, toevalsniveau bij kinderen
Schultz, Léveillé & Lepper (1999) reeks controlecondities: kinderen beoordelen posters 2x, evenveel tussentijd als in experimentele conditie, maar geen keuze
maken tss 1e en 2
e attitudemeting
pas nadien moeilijke/makkelijke keuze gn verandering
Sharot, Velasquez en Dolan (2010, exp 1) deelnemers beoordelen twee keer vakantiebestemmingen
deelnemers dachten dat onbewust gekozen vakantiebestemming hen gelukkiger zou maken dan bij beoordeling vooraf
kritiek op postdecisiere-evaluatie kan dus niet standhouden: de keuze die dns maakten waren niet hun eigen voorkeuren,
maar op toeval bepaald
23
Sharot et al (2010, exp 2 en 3) dns werden nu niet meer wijsgemaakt dat ze zelf keuze maakten, maar computers maakten keuze
Evenlang tijdsverloop als bij exp 1
geen verschil tss twee sets beoordelingen evidentie dat het niet zomaar enkel cruciaal tijdsverloop is
Egan, Bloom & Santos (2010) verandering: keuze kinderen/aapjes kon gn voorkeur weerspiegelen
Kinderen: 3 stukjes speelgoed tonen, enkel verschil in kleur, verborg speelgoed in 2 zakken (zak met 2 stukken, zak met 1)
keuzeconditie: zak met 2 stukken, kind mocht kiezen zonder te kijken
gn-keuzeconditie: zak met 2 stukken, bewoog zelf stuk naar uitgang, kind moest pakken
conditieblinde proefleider hield kind 2 zakken voor, elk 1 stuk speelgoed, kind kiest zak
Aapjes: snoepjes van 3 kleuren zien
keuzeconditie: proefleider verstopt 2 kleuren in proefruimte, aapje op zoek (werkelijkheid: proefleider nam stiekem snoepje
weg)
gn-keuzeconditie: toonde 2 kleuren, verborg 1 snoepje, aapje kiezen
fase 2: aapje kon 10x kiezen tss snoepje eerste fase niet gevonden/gekregen en andere kleur
Resultaten: eerste ronde gekozen: vaker derde stuk/snoepje kiezen
eerste ronde niet gekozen: bij kinderen reactantie
24
Hoofdstuk 5: Stereotypes
Greenwald, McGhee & Schwartz (1998) Impliciete associatietest, kan niet alleen het affectieve aspect van stereotypes onderzoeken, maar ook de declaratieve
elementen. Hein et al. gebruiken deze test bij hun onderzoek.
Hein, Grumm & Fingerle (2011) 4 taken aan een computer:
Taak 1: 1 per 1 foto’s op scherm (vanuit vooronderzoek geweten dat ze eruit zien als mensen met mentale handicap). Dns
moeten op toets drukken als persoon op foto eruit ziet als iemand met mentale handicap.
Taak 2: Woorden die naar iets positiefs op negatiefs verwijzen. 1 knop voor positief en 1 voor negatief.
Taak 3: Foto’s en woorden. 1 knop voor positief + geen mentale handicap, 1 knop voor negatief + wel mentale handicap.
Taak 4: Zelfde als taak 3. Maar: 1 knop voor positief + wel mentale handicap, 1 knop voor negatief + geen mentale handicap.
cruciale vergelijking taak 3 en 4: dn laat onbewust zien gunstiger te denken over mensen zonder mentale handicap
volgorde effect vermijden: vier taken meermaals met aangepaste scores voor vermoeidheids- of oefeneffecten
Plant, Kling & Smith (2004, experiment 1) Hoe stereotypes de identificatie van betekenisvol gedrag beïnvloeden.
Dns kregen dia’s te zien met foto van man of vrouw (in werkelijkheid digitale versmelting van mannen en vrouwengezicht).
Beoordeling: hoe verdrietig of boos kijkt de persoon (schaal 1 tot 7).
Resultaten: ‘Man’ keek bozer en ‘vrouw’ keek verdrietiger.
Duncan (1976) Geldt bovenstaande (Plant et al.) ook voor etnische sterotypes?
Blanke studenten zagen filmpje waarin blanke een zwarte persoon duw gaf of zwarte een blanke duw gaf.
Beoordeling: zeggen wat ze gezien hadden.
Resultaten: zwarte persoon die duwde 73% agressie, blanke die duw gaf 13% agressie
Feldman Barret & Bliss-Moreau (2009) Gendersterotypes: hoe verklaren mensen emotionele expressies van mannen en vrouwen?
Close-up van man of vrouw met boze, bange, verdietige of walgende gelaatsuitdrukking met een omschrijving waarom de
persoon zo keerk (altijd goede reden). => dns zagen 8 mannen en vrouwen voor elk van de 4 emoties.
Daarna elke foto nog eens maar zonder beschrijving. Per foto aangeven waarom de persoon die emotie vertoont.
‘Een gevoelige persoon’ (dispositionele verklaring) of ‘een slechte dag’ (situationele verklaring) => verwachting: bijna nooit
dispositionele verklaring.
Resultaten: als persoon op de foto een vrouw was, ging het vaker om een dispositionele verklaring dan als de persoon op de
foto een man was.
voor de hand liggende conclusie: als vrouw en man dezelfde emotie lijken te vertonen, verklaren mensen de emotie van de
vrouw meer op grond van haar persoonlijkheid dan de emotie van een man.
Arbuckle & Williams (2003) Studenten stellen bij bekwame professor eerder een jonge man voor.
Dns kregen audiotape te horen van 45-jarige professor met androgyne en leeftijdloze stem. Ze kon zowel voor vrouw/man
doorgaan als jong/oud.
Helft kreeg te horen oude prof, helft jonge prof. Helft kreeg te horen vrouw, helft man. (deze zijn onafhankelijk van elkaar)
Resultaten: Dns vonden college beter als de prof jong was ipv oud en man ipv vrouw.
Biernat, Manis & Nelson (1991, experiment 2) Dns krijgen foto’s van mannen en vrouwen te zien voor een onderzoek ‘de vaardigheid van mensen beoordelen’.
Beoordeling: hoeveel verdienen personen + hoe ‘financieel succesvol’.
het financiële succes van man/vrouw vergelijken met wat ze denken dan doorsnee man/vrouw verdient.
25
Gabriel en Banse (2006) Zijn mensen in verschillende mate bereid om homoseksuele vs. heteroseksuele te helpen?
‘Wrong number technique’: onderzoekers bellen willekeurige telefoonnummers. Verhaaltje: man of vrouw had autopech en
beltegoed was zo goed als op, vragen of persoon naar hun partner wou bellen (ofwel hetzelfde geslacht ofwel ander geslacht).
Wachtten 3 minuten om te wetn of er gebeld werd.
Resultaten: heteroseksuele hulpvragers vaker help (83,5%) dan homoseksuele (67%) + mannen discrimineerden tussen
heteroseksuele en homoseksuele mannen en vrouwen, vrouwen discrimineerden enkel tussen heteroseksuele en homoseksuele
vrouwen.
Hebl, Bigazzi Foster, Mannix & Dovidio (2002) Texaanse studenten moeten om vacature, solicitatieformulier en welke taken bij eventuele indiensttreding vragen. Elke student
was hetzelfde gekleed behalve opschrift op pet: sommigen ‘Texan and proud’, sommigen ‘Gay and proud’. (iedereen microfoon)
Beoordeling: houding van de managers beoordelen (studenten wisten zelf niet welk opschrift op de pet stond!)
Resultaten: Formeel werden de homoseksuelen niet gediscrimineerd, wel bij de informele karakteristieken van het gesprek.
Darley & Gross (1983) Dns krijgen video te zien van 10-jarig kind. Helft ziet haar spelen in parkomgeving waarbij commentaarstem zegt dat haar ouders
advocaat en schrijver zijn, helft ziet troosteloze omgeving en ouders laaggeschoolde arbeid verrichten. Onafhankelijk hiervaan
krijgt helft tweede filmpje waarbij het kind dingen deed uit een test voor schoolse vaardigheden.
Beoordeling: niveau beoordelen voor wiskunde, lezen en wetenschappen.
Resultaten: geschatte niveau onafhankelijk van sociale klasse, MAAR bij tweede filmpje schatten ze het niveau bij de troosteloze
omgeving lager in dan bij parkachtige.
mensen trachten om zich niet door stereotypes te laten misleiden als ze over een individu enkel weten tot welke groep ze
behoort. Als ze bijkomende informatie krigen, dan vinden ze het aanvaardbaar om hypothesen, afgeleid uit stereotypes, te
toetsen aan de ‘werkelijkheid’.
Macrae, Bodenhausen, Milne & Jetten (1994) Aantonen dat mensen stereotypes kunnen onderdrukken, maar dit niet lang volhouden. Een onderdrukt sterotype kan zelfs
grotere invloed hebben dan als ze nooit onderdrukt was.
Dns krijgen twee foto’s van skinheads. Voor eerste foto: sommigen kregen waarschuwing niet te laten (mis)leiden door
stereotypes, sommigen niet. Voor tweede foto kreeg niemand waarschuwing. => Bovendien lege wachtkamer: 1 stoel met
gewone spullen, 1 stoel met ‘skinhead’ spullen.
Beoordeling: gedrag en persoonlijkheid beschrijven van skinheads. Achteraf beoordeelden medewerkers hoe stereotiep
beschrijvingen zijn (op 9 puntenschaal).
Resultaten: dns met waarschuwing lieten zich niet leiden door stereotype, zonder waarschuwing wel. Bij tweede foto met
waarschuwing heel fel sterotiep antwoord (feller dan de andere groep zelfs), geen waarschuwing ongeveer even stereotiep +
alle dns bewaarden meer afstan dvan stoel met ‘skinhead’ spullen, die wel waarschuwing hadden gekregen zelfs nog meer
afstand.
Mullen & Monin (2001, experiment 2) Dns moesten twee keer kiezen tussen solicitanten voor een functie.
Taak 1: uit 5 kandidaten waarvan er 1 bovenuit stak. 1 conditie was die ‘superkandidaat’ een zwarte man, andere conditie
blanke vrouw, in controleconditie waren alle solicitanten blanke mannen.
Taak 2: welk type kandidaat is meest geschikt voor een functie. Conditie met ‘seksisme gerelateerd moreel krediet’
cementfabriek, conditie ‘racisme gerelateerd moreel krediet’ politiefunctie in ‘witte’ buurt met racistische bewoners,
controleconditie cementfabriek of politiefunctie.
Beoordeling: beter geschikt voor man of vrouw (-3 tot +3) + beter geschikt voor blanke of zwarte (-3 tot +3)
Resultaten: globaal genomen keurden dns discriminatie op gebied van gender meer goed dan op gebied van huidskleur
26
Hoofdstuk 6: Agressief gedrag Lieberman, Solomon, Greenberg & McGregor (1999) Hot sauce methode
smaaktest, portie pikante saus klaarzetten voor volgende dn, hoeveelheid uit grotere kom in proefbeker scheppen
volgende dn alles opeten, houdt niet van pikant
hoeveelheid pikante saus klaarzetten bepaalt hoe aversief situatie meting agressie
Score: prestatie, foutenvariabiliteit, systematische fouten (vb stereotypes)
Agressie meten door dns prestatie laten beoordelen, tekorten laten bestraffen met aversieve prikkels (pijnprikkels, lawaai)
dns mogen appetitieve prikkels toedienen hoe minder, hoe meer agressie
Berkowitz & Frodi (1977) effect van angst voor stress op creativiteit, dns dienen psdn lawaaistoten toe
Fase 1: dns lawaaistoten aan psdn terwijl deze essay schreef, om 5 sec, alle beschikbare intensiteiten uitproberen
OV: hoe onderzoeker reageerde: dn goed bezig (versterking) vs afkeuring (straf) vs gn commentaar (basislijn)
Fase 2: tekst beoordelen die psdn had geschreven
OV: aanwezigheid apparaat 1ste
fase: aanwezig vs afwezig
AV: lawaaistoten bij zwaktes tekst (vaste intensiteit, # kiezen)
Resultaten: versterking agressiever in 2de
fase, straf minder agressief in 2de
fase
effect enkel significant bij apparaat aanwezig (discriminatieve prikkel)
agressie vatbaar voor instrumentele conditionering
Mensen zien agressie als reactief (=respondent) gedrag, gedrag dat onder controle staat van antecedente prikkels
Berkowitz & Frodi: agressie ook onder controle consequente prikkels: straffen/beloningen die in verleden op gedrag volgden
Negatieve emoties niet nodig voor agressie (cfr Milgram)
Bushman (2002) 600 dns boos maken, blootstelling aan provocatie door psdn
dns schrijven pleidooi voor/tegen abortus, zelf standpunt kiezen, psdn schrijft ook tekst, beoordeling elkaars tekst
na beoordeling kreeg dn tekst terug met evaluatie psdn, zeer negatief, 1 vd slechtste teksten ooit
OV: op boksbal slaan + aan psdn denken (wraak) vs boksbal + fitheid (afleiding) vs wachten (controle)
AV1: zelfrapportage boze/blije gevoelens
AV2: agressief gedrag: reactietijd-competitie-taak: intensiteit & duur kiezen
Hypothetisch: bij catharsis zou bij wraak achteraf minder agressie zijn
Resultaten: agressie boksbal > controle, wraak > controle, afleiding tussenin maar niet significant
Dill & Anderson (1995) dn & psdn leren inzien ruimtelijke verhoudingen, origami-figuur vouwen, zo snel mogelijk zelfstandig & elk alleen maken
proefleider ging veel te snel, psdn vroeg of het trager kon
OV: proefleider heeft date (ongerechtvaardigde frustratie) vs onderzoeksruimte geboekt (gerechtvaardigd) vs trager (gn)
dn naar andere kamer, vragenlijsten invullen
AV: gevoelens agressie/frustratie (1-11), evaluatie proefleider (invloed op onderzoeker) samengevoegd tot
vriendelijkheidsscore, proefleider legt taak goed uit samengevoegd tot competentiescore, examenscore
Resultaten: uitleg te snel: ongunstige competentie, minder gunstig globaal & examenscore
sterker effect bij ongerechtvaardigd
beoordeling vriendelijkheid leed onder frustratie bij ongerechtvaardigd
zelfbeoordelingen gn effect manipulatie gn besef
dwarsbomen bereiken doel uitlokken agressief gedrag
27
Muller, Bushman, Subra & Ceaux (2012) waarnemingscompetitie, 70msec vorm aangeboden, dollarteken of niet
dns gokken goed in 65% (leugentje onderzoekers)
OV: andere had 80% goed (dn verloren) vs andere had 50% goed (dn gewonnen)
AV: meting agressie dmv reactiesnelheidscompetitie (verliezer lawaaistoot geven, duur & intensiteit)
winnen = bereiken aanlokkelijk doel, verliezen = frustratie
Resultaten: gewonnen: agressie hoger, frustratie: agressie lager, afwezigheid controleconditie
Zechmeister, Garcia, Romero & Vas (2004) invloed van stress op prestaties, taak onderdeel van intelligentietest
proefleider zegt prestatie slechter dan gemiddeld, ontdekking verkeerde test gebruikt, namelijk onoplosbare taak voor conditie
met extreme stress, begeleidster erbij halen voor interpretatie scores, proefleider gaat weg
begeleidster zegt nog eens hoe slecht taak was, proefleider komt terug
OV1: proefleider informeert begeleidster, neemt neg feedback terug vs gn informatie
OV2: proefleider biedt excuses aan aan dn vs gn excuses
AV: evaluatie proefleider (1-5)
Resultaten: ongedaan maken leed: gn invloed op evaluatie
verontschuldiging: neg beoordeling dan gn verontschuldiging dns geven proefleider meer schuld bij excuses
Ames & Fiske (2013) Exp 1
Werknemers, tegelijk aandeelhouders bedrijf, kleinere winstuitkering dan gewoonlijk door slechte investering CEO
OV: CEO deed met opzet zodat werknemers in vervolg harder werken (opzet) vs dacht goede investering (ongeluk)
AV: beoordeling grootte schade
Resultaten: opzet: schade significant groter dan ongeluk
werknemers niet op hoogte slechte investering: morele lijden niet in beoordeling verrekenen
intentioneel aangerichte schade louter omdat intentioneel als groter beoordeeld
Exp 5
rivier droogt op, groep leidt schade
OV: naburig dorp leidt rivier om (opzet) vs natuurlijke oorzaken (ongeluk)
dns zien 7 kostenposten met bijhorende schadebedragen in $(2 sec elk, 300 msec ertussen)
AV: totale schade schatten & boetebedrag
best doen want 5% dichtste antwoord krijgen betaling deelname vertienvoudigd
Resultaten: ongeluk: vrij goede schatting totale bedrag, ≈ echte totale schade
opzet: overschatten totale schade, significant
Pederson, Gonzales & Miller (2000) 2 studies probleemoplossend vermogen: invloed storende factoren & integratie visuele en auditieve info
Studie 1: anagrammentaak
OV: vervelende muziek + proefleider vertelt beledigend hoe slecht gedaan vs aangename muziek + gemiddelde prestatie
Studie 2: andere onderzoekster leest meerkeuzevragen voor, toont antwoordalternatieven op kaarten
OV: snel lezen, verspreken, verkeerde kaart tonen + neutraal vertellen slechte prestatie vs normaal + gemiddelde prestatie
AV: beoordeling onderzoekster studie 2
Resultaten: gn provocatie: gedrag studie 2 gn invloed op evaluatie
wel provocatie: 2de
onderzoekster ongunstiger als ze dns licht provoceerde significant
Resultaten verplaatste agressie na provocatie niet volledig consistent, soms zelfs vermindering verplaatste agressie na sociale
provocatie hoe gegs verzoenen?
28
Marcus-Newhall, Pedersen, Carlson & Miller (2000) meta-analyse: Ernst oorspr provocatie speelt rol: hoe erger, hoe minder verplaatste agressie vermijden agressief gedrag
tegen iemand zo goed, zou onrechtvaardig zijn
provocatie ernstig: onschuldige derde lijkt in contrast provocateur moreel zo hoogstaand, mensen minder agressief tegen doen
Verplaatste agressie sterker naarmate slachtoffer op provocateur lijkt
Doob & Gross (1968) Onderzoek: voor groen verkeerslicht staan
OV: oude kleine auto (lage status) vs grote nieuwe auto (hoge status)
AV: hoe lang voordat claxonneren, hoe vaak
Resultaten: verkeersagressie vaker en sneller bij lage status, mannen sneller
Onderzoekers beschrijven onderzoek aan groep studenten, vraag of claxonneren en na hoeveel tijd
Resultaten: mannen: beweren sneller te toeteren bij hoge status, vrouwen: gn significant verschil tss wagens
Carlsmith et al (2008) provocatie: schending sociale norm, hele groep + individu lijdt schade
dns per 4, elke dn krijgt 1$, tijdens 8 rondes alles/deel/niks in pot doen, na elke ronde pot verdelen + 40% interest
maximale winst: individu weinig/niets in pot, rest veel sociale norm schenden
eigenlijk speelt elke dn tegen 3 virtuele dns met voorgeprogrammeerd gedrag
2 virtuelen 1ste
ronde coöperatief (volledige inzet), dan tit-for-tat patroon (evenveel inzetten als dn vorige ronde), 3de
profiteur
profiteur/freerider: eerste proefbeurt 50 cent, sms naar dn met aansporing bij te dragen, volgende ronden niks meer in pot
confrontatie met iemand die groep bedroog & schade berokkende zeker door na elke ronde feedback te geven
uiteindelijk won profiteur $4.41, dns wonnen gem $1.89
OV: - na laatste ronde andere spelers straffen door anoniem punten aftrekken, 5 cent afstaan, gestrafte verloor 15 cent + lot
valt op dn (bestrafferconditie)
- straffen mogelijk + lot op iemand anders (getuige-conditie)
- gn info over straf (basislijn, controle)
- inbeelden straf uitgedeeld
- inbeelden getuige van straf van $1.65
AV: hoeveel voel je elk van 3 pos en 3 neg emoties (1-7), hoeveel denken aan andere dns (1-7)
na 10 min irrelevante opvultaak opnieuw beoordelen, op einde vraag of ze zich in andere conditie anders hadden gevoeld
Resultaten: 11/15 in bestrafferconditie straft profiteur
straf uitdelen doet dns slechter voelen dan getuige of niet met straf bezig zijn
gn realisatie ongunstige effect: straf inbeelden zeiden even god voelen dan inbeelden getuige straf
controleconditie moeilijk vgl met strafcondities, want gedachte straf mogelijk geassocieerd met neg gevoelens
meemaken/inbeelden getuige dachten beter voelen bij zelf straf uitdelen (significant)
straf uitdelen: 10 min later meer met profiteur bezig dan getuigen/controle
dns niet bewust: inbeelden straf uitdelen zeiden minder met profiteur bezig te zijn
straf uitdelen helpt niet nare ervaringen af te sluiten, maar houdt gedachten eraan in stand
mediatie-analyse: effect straf uitdelen op affect gemedieerd door gedachten aan dader& vice versa
29
Donnerstein & Wilson (1979) 60 mannelijke studenten, effect van stress op leren
tekst schrijven over of Nixon vergiffenis moest krijgen voor Watergateschandaal
psdn beoordeelt werkstuk, verbale evaluatie + elektrische schokken bij zwaktes werkstuk
terwijl psdn bezig met beoordelen, dn 7min lang wiskunde doen
OV: harde lawaaistoten in hoofdtelefoon (95 dB, elke 4sec) + subj macht einde lawaai vs lawaai + gn macht vs gn lawaai
elektrodes aan vingers: evaluatieprocedure begint
OV: 9 schokken + neg commentaar (provocatie) vs 1 schok + pos commentaar (gn provocatie)
beurt aan psdn om onder stresserende omstandigheden taak leren: woordassociaties (cfr Milgram), bij elke fout schok
psdn juist antwoord: dn drukt lichtknop in, psdn fout antwoord: dn schokt psdn, dn kiest intensiteit
Resultaten: geprovoceerde dns: intensiteit hoger effect van provocatie op agressie
bij geprovoceerde dns: lawaai versterkt agressie, alleen bij gn subjectieve macht
Warburton, Williams & Cairns (2005) rol subjectieve macht, smaaktest, 1 dn + 2 psdns
vragenlijsten invullen, proefleider weg (4 min)
in ruimte mand met opschrift ‘studie over kinderspel’, psdn pakt bal en gooit naar anderen
OV: dn kreeg bal maar 3x, daarna zelfs gn blik meer gegund (uitsluiting) vs dn kreeg bal even vaak als anderen (niet-uitsluiting)
dn naar andere ruimte, harde & aversieve lawaaistoten om andere zintuigen dan smaak uit te schakelen door overbelasting
OV: onvoorspelbare & oncontroleerbare lawaaistoten (1-11sec, 3-33sec interval) vs op knop drukken wnr lawaai van 5 sec kwam
smaaktest (dekmantel)
AV: hot sauce procedure
Resultaten: uitgesloten + oncontroleerbaar lawaai: significant zwaarder vies sausmonster (27 gram)
niet uitgesloten/uitgesloten + controleerbaar lawaai (7.3 gram)
ervaring macht elimineert agressie
uitsluiting lokt gn agressie uit, wel bij bijkomende ervaring onmacht
ervaring onmacht alleen agressie uitlokken bij uitgesloten gevoel
meta-analyse: agressie als reactie op sociale uitsluiting opgevat w als machtsherstel
sociale uitsluiting matig neg effect op stemming & zelfwaardering, bevordering verlanger er weer bij te horen
bevordering om controle te herwinnen
sociale uitsluiting kan prosociaal gedrag bevorderen (vb extra inzetten voor groepstaak)
Weinstein, Hodgins & Ostvik-White (2011) Exp 2
30x 5 woorden geven, dns tot zinnen ordenen, soms woorden te maken met autonomie, soms gebrek aan autonomie
OV: activatie gedachten autonomie vs externe controle over gedrag
AV: beoordeling grappigheid 8 filmpjes (4 humoristisch, 4 vijandige humor) (schaal 1-7), onderzoekers noteren #x hardop lachen
Resultaten: interactie humor & priming: aan autonomie denken, vaker met niet-vijandige humor lachen
aan externe controle denken, vaker met vijandige humor lachen
Exp 4
patroon ook als mensen grappen lezen ipv videoclips zien?
OV: gedachten aan externe controle vs gedachten autonomie vs gn gedachten (basislijn)
AV: beoordeling amusementswaarde (0-20)
Resultaten: interactie humor & priming, priming gn effect op waardering niet-vijandige humor, wel waardering vijandige humor
priming met autonomie: vijandige humor minder waarderen dan basislijn
priming met externe controle: vijandige humor meer waarderen dan basislijn
mensen niet-vijandige grappen doorgaans leuker, tenzij bij externe controle
30
Anderson & Dill (2000) invloed van computerspellen op covert en overt gedrag
effecten van agressieve computerspellen op agressieve gedachten, gevoelens & gedragingen
selectie agressief & niet-agressief computerspel, evenveel arousal uitlokken
route via agressieve gedachten & gevoelens bestuderen
Elke dn spel 3x spelen, verspreid over 2 sessies
sessie 1: 15 min spelen, affectmeting (vragenlijst), opnieuw 15 min spelen, meting agressieve gedachten (zo snel mogelijk reeks
woorden lezen, info sneller verwerken als info te maken met ond waar net aan dachten, woorden agressie-gerelateerd/niet)
vgl leessnelheden
sessie 2: spel spelen, meting agressie (reactiesnelheid-competitie: zo snel mog op knop drukken, winnaar geeft verliezer
lawaaistoot, intensiteit & duur kiezen, eigenlijk vs computer spelen, helft beurten verliezen)
gn effect van spel op gerapporteerde gevoelens
na agressief spel meer agressieve gedachten & langdurigere lawaaistoten
mediatie-analyse: effect spel op agressie gemedieerd door effect toegankelijkheid van agressieve gedachten
agressief computerspel kan agressie uitlokken via toename agressieve gedachten
sommige onderzoekers: agressieve gedachten verwachting agressie van mensen anticiperen door zelf agressief gedragen
Hasan, Bègue, Scharkow & Bushman (2013)(niet in samenvatting) dns 3 opeenvolgende dagen gewelddadig/niet-gewelddadig computerspel spelen, 20min/dag, dan ambigue situatie
verhaal afmaken door 20 dingen oplijsten die hoofdpersoon zou zeggen/doen/voelen
Beoordelaars tellen # opgeschreven elementen agressief van aard
dns reactietijdcompetitie: intensiteit & duur lawaaistoten meten
Resultaten: vanaf dag 1 gewelddadig computerspel: meer agressieve gedachten, meer openlijk agressief gedrag
verschil nam toe volgende dagen
agressieve gedachten mediëren effect gewelddadig computerspel op agressief gedrag
Vervolgonderzoek: gewelddadige computerspellen ook arousal en agressie-gerelateerde gevoelens uitlokken
Longitudinaal correlationeel onderzoek toont aan dat volwassenen & kinderen die veel agressieve computerspellen spelen, zich
ook op langere termijn agressiever gedragen gn kortstondig effect
Relatieve belang van diverse routes naar agressie wel verschillend afhankelijk van onmiddellijke/lange-termijn-gevolgen
gewelddadige computerspellen betreft
Greitemeyer (2014) Exp 1: 15 min gewelddadig/niet-gewelddadig computerspel spelen (OV)
beoordeling verbale & agressieve gedragingen
OV: voorstellen gedragingen zelf vertonen vs voorstellen iemand anders vertoont gedragingen
AV: hoe agressief gedrag (1-9)
Resultaten: na gewelddadig computerspel: gedragingen inbeelden zelf vertonen minder agressief
gedragingen iemand anders vertoonde, gn verschil
minder agressief vinden van gedrag na agressief spel beperkt tot eigen gedrag
Ander onderzoek: gewelddadige spellen verminderen gevoeligheid lijden van anderen
Exp 2: 15 min gewelddadig/niet-gewelddadig spel spelen (OV)
agressieve gedragingen beoordelen, perspectief zelf gedragingen vertonen
AV: hot sauce procedure: kiezen tss 6 flesjes die 2 psdns moesten proeven
Resultaten: zelfbeschrijving: gedragingen minder agressief na gewelddadig spel
hot sauce: meer saus (20.34 ml) na gewelddadig spel dan niet-gewelddadig spel (8.33 ml)
mediatie-analyse: effect op agressie tot stand via effect op waargenomen agressiviteit van de andere agressieve gedragingen
31
Hoofdstuk 7: Altruïstisch gedrag Newman & Cain (2014) Studie 1
dns beoordelen man die vrijwilligerswerk doet bij vrouw op werk om haar hart te winnen
OV: tehuis voor daklozen vs koffiebar
AV: hoe ethisch gedrag, hoe moreel = moraliteitsschaal, bijdrage betere wereld (1-9)
Resultaten: vrijwilliger in tehuis minder moreel hoogstaand dan koffiebar
in tehuis niet significant meer bijdragen aan betere wereld
bij tussen-proefpersoons-manipulatie
bij binnen-proefpersoons-manipulatie: beoordeling beiden ongeveer gelijk
Exp 2
verkiezen fundraiser die minder geld bijeenbracht en beperkt bedrag zelf hield boven fundraiser die meer bedrag bijeenbracht
en groter bedrag hield
merkwaardig: voorkeur anders in situatie waarin iemand investeerders zocht voor commercieel bedrijf
sneller dure fundraiser kiezen
niet iemand zijn winst misgunnen belangrijk, maar wel niemand winst maken op de kap van goed doel
Exp 4
dns oordelen GAP, 50% winst doneren aan organisaties die besmettelijke ziektes bestrijden (HIV/aids, malaria)
OV: gn info (controle) vs nadruk donatie (altruïsme) vs donatie + 50% GAP (besmet altruïsme) vs GAP niet verplicht doneren
AV: attitude, moraliteit (1-9)
Resultaten: minder gunstige beoordeling bij besmet altruïsme + minder moreel hoogstaand
controle/besmet altruïsme < altruïsme/GAP niet verplicht doneren
Dunn, Aknin & Norton (2008) dns vragen hoe gelukkig
OV: geven elk 5$ vs 20$
geld uitgeven die dag
OV: uitgeven aan zichzelf vs aan iemand anders
AV: ’s avonds hoe gelukkig
Resultaten: geld aan anderen geven: ’s avonds gelukkiger dan ’s ochtends
geld aan zelf: gn verschil ’s ochtends & ‘s avonds
hoogte bedrag: gn verschil
Aknin, Hamlin & Dunn (2012) iets weggeven maakt kinderen van nog geen 2 jaar blij
Gewenningsfase: kinderen kennismaken met 3 poppen die van snoepjes houden
kind & pop kregen snoepje in kommetje, poppen aten snoepje op
kind 4 snoepjes in kom, elke pop snoepje geven, 4de
snoepje zelf opeten
Testfase: nieuwe pop Aapje, houdt ook van snoepjes
kind kreeg 8 snoepjes
OV: onderzoeker vond snoepje voor Aapje vs vond snoepje, aan kind geven, kind geeft aan Aapje vs eigen snoepje aan Aapje
AV: gelaatsuitdrukking (conditieblinde assistenten codeerden 1-7)
Resultaten: onderzoeker snoepje aan Aapje = zelf 8 snoepjes krijgen
significant blijer zelf extra snoepje aan Aapje geven
nog significant blijer eigen snoepje aan Aapje geven
32
Darley & Latané (1968) Exp 1
onderzoek over pers problemen, gesprek met psdn(s), gevoelige zaken dus individuele onderzoekscellen via intercom (privacy)
OV: # dns (2, 3, 6), waarvan telkens 1 echte dn & extra conditie: 1 dn, 5 psdns, psdn stelt zich snel voor (epilepsie)
AV: latentie hulpverlening
psdn epilepsie aan woord, krijgt zware aanval, na 2 min eindigt tape met kreet psdn denkt te sterven
gn overleg mogelijk want micro voor ene dn open, voor rest dicht & proefleider luistert niet mee
Resultaten: gn getuigen: binnen 2 min 85%, binnen 3 min 100%
1 getuige: binnen 2 min 62%, binnen 3 min 85%
4 getuigen: binnen 2 min 31%, binnen 3 min 62%
hoe meer getuigen, hoe minder individu geneigd hulp te bieden, hoe langer duurde voordat actie
kort voorstellen: dns helpen even snel als conditie enige getuige
zelfbeschrijvingen gebruiken als empirische basis, niet als inspiratiebron hypotheses
dns dachten dat andere dns zouden helpen, niet persoonlijk verantwoordelijk (diffusie)
Diffusie van verantwoordelijkheid: dns denken dat anderen verantwoordelijkheid zullen nemen
Gedeelde verantwoordelijkheid: dns verdelen verantwoordelijkheid over groepsleden, inclusief henzelf
simpele kennismaking neutraliseerde effect medegetuigen, dn heeft gevoel slachtoffer kennen
Rookexperiment
dns uitgenodigd voor onderzoek over problemen van leven aan grootstedelijke universiteit
interview, ter voorbereiding vragenlijst invullen in wachtruimte
door ventilatierooster komt rook, onderzoekers observeren door doorkijkspiegel
dn doet niks: 6 min lang rook
OV: alleen vs 1 dn + 2 psdns vs 3 dns
AV: hoe lang voordat dn ruimte verlaat, verbaal & niet-verbaal observeren via doorkijkspiegel
Resultaten: alleen: 75% meld rook, binnen 2 min
3 dns: brand gemeld door minstens 1 dn in 3 groepen van 8 (37.5%), 1 pers gaat rook melden binnen 4 min
psdns: 1/10 meldt rook
meer getuigen, minder vaak melden, later melden
Statistiek: 75% meldingen in alleenconditie in groepen van 3, 98% melding bij statistische onafhankelijkheid
= hypothetische groep
significant verschil 37.5% realiteit vs 98% hypothetisch
Meer aanwezigen rook later opmerken verklaart niet verschil in tijdsduur voor melding rook
alleenconditie: 63% merkt rook op binnen 5 sec, mediaan 5 sec
sociale condities: 26% binnen 5 sec, mediaan 20 sec
Zelfbeschrijvingen dns rook niet gemeld: rook wel gemerkt, maar dachten iets onschuldigs
simulatie smog, waarheidsrook, een of ander experiment betrof, niet wilden overreageren
Aanwezigheid andere getuigen: impliciete sociale invloed nadelig effect bij interpretatie situatie als noodsituatie
Als noodsituatie duidelijk, individu kan veronderstellen dat anderen zouden helpen verklaring bystander effect door diffusie
Als noodsituatie ambigu, individu ziet dat anderen situatie niet interpreteren als noodsituatie, diffusie kan niet optreden
verklaring bystander effect door impliciete sociale invloed
In rookexperiment: gn diffusie van verantwoordelijkheid want bij brand was dn in gevaar, zelf verantwoordelijk voor eigen
welzijn & dns konden waarnemen dat anderen niets deden
33
Gevallen vrouw experiment
cfr epilepsie: 1 pers in nood, getuigen zelf gn slachtoffer, noodgeval duidelijk
cfr rook: dns kunnen reactie eventuele anderen waarnemen
Marketingonderzoek, verzoek eerst vragenlijst invullen
onderzoekster bezig met dossiers, liep door wachtruimte, verdween achter half dichtgeschoven vouwwand, geluid ladder
beklimmen & val, minuut hulpgeroep
OV: alleen vs 2 dns (onbekenden) vs 2 dns (vrienden) vs 1 dn + 1 psdn
AV: hoe lang voordat hulp (achter wand kijken of vragen of dn kan helpen)
alle dns moesten vriend meenemen, vriendenconditie samen deelnemen, andere condities uit elkaar gehaald
Resultaten: alleen: hulp in 70%
1 dn + 1 psdn: hulp in 7%
hypothetische kans hulp 2 dns: 91%
2 onbekenden: 40%, latentie meerdere minuten
2 vrienden: 70%, latentie 36 sec
effect onbekende > effect vriend
Zelfbeschrijvingen waarom gn hulp: gn besef noodsituatie, dachten dat iemand anders zou helpen, niet weten hoe helpen
zonder vrouw in verlegenheid brengen
Blair, Thompson & Wuensch (2005) Louter weten (niet fysiek aanwezig) dat er meerdere getuigen zijn van hulpvraag vermindert kans dat individu helpt
e-mail of iemand URL van faculteitsbib kon bezorgen
OV: specifieke ontvanger vs dn + psdn vs dn + 14 psdns vs dn + 49 psdns
AV: # gn reactie binnen 2 weken, # reactie zonder antwoord, # antwoord + spontaan extra uitleg
irrelevant antwoord weggelaten want klein #, antwoord + uitgebreid antwoord samengevoegd
Resultaten: hoe meer mensen, hoe kleiner kans antwoord
virtuele aanwezigheid omstanders volstaat voor bystander effect
Plötner, Over & Tomasello (2015) 5-jarigen moeten tekening kleuren in aanwezigheid van onderzoekster die ondertussen zelf kleurplaat verfde. Ondrzoekster
morste ‘per ongeluk’ gekleurd water. Ze gebruikte expliciete bewoordingen om te zeggen dat ze hulp kon gebruiken. Er werd
gemeten hoe snel (binnen 90 sec) de kleuters hielpen en papieren zakdoekjes gingen halen, als ze niet hielpen, ‘herinnerde’ de
onderzoekster dat er papieren zakdoekjes lagen.3 condities: 1 was het kind alleen, 2de
twee andere kinderen aanwezig en in
staat om zelf te helpen, 3de
twee andere kinderen niet in staat zelf te helpen. In werkelijkheid andere kinderen psdns.
Resultaten: sneller hulp als ze alleen waren of de andere niet in staat waren te helpen. Als ze hielpen was dit sneller in
alleenconditie.
Chekroun & Brauer (2002) bystander effect houdt mensen minder tegen in reactie op normovertreding bij persoonlijke benadeling
Vooronderzoek: graffiti in lift winkelcentrum (gn pers benadeling), leeg flesje op grond gooien in parkje (wel pers benadeling)
AV: reactie aanwezigen, inclusief niet-verbale reacties en verbale tussenkomsten
1-3 bezoekers aanwezig
Resultaten: reactie hoger bij meer getuigen
vgl groepjes 2/3 met hypothetische groepen: graffiti: minder reactie, parkje: ≈ hypothetisch
bystander effect bij graffiti
persoonlijke benadeling elimineert bystander effect
situatie opmerkensituatie
interpreteren als noodsituatie
zichzelf verantwoordelijk
achten
zichzelf bekwaam achten om te
helpen
beslissing te helpen
34
Ross (1971) OV: mogelijk-op-brand-duidende-rook vs geluiden-van-een-gevallen-medewerker
tussen-proefpersoons-manipulatie
OV: alleen vs 2 psdns kinderen (4 & 6 jaar) vs 2 psdns volwassenen
kinderen zodat dns niet denken dat anderen verantwoordelijkheid zouden opnemen dn zou extra verantwoordelijk moeten
voelen want lot 2 kinderen in zijn handen
AV: % hulp, latentie
Resultaten: alleen vglbaar met sociale situaties want psdns, opdracht niet te reageren
dns helpen minder vaak bij 2 getuigen
effect kinderen significant kleiner dan effect volwassenen
verschil kinderen en alleen significant
zelfde patroon bij latentie
Garcia, Weaver, Moskowitz & Darley (2002) bystander effect treedt ook op als getuigen noodsituatie gedrag omstanders niet observeren, maar goed wisten gn hulp
priming: activeren van in geheugen opgeslagen kennis door aanbieden prikkel geassocieerd met kennis
geactiveerde kennis beïnvloedt interpretatie gedragssituatie
Exp 3
getuigen primen voldoende voor vermindering altruïstisch gedrag
voorstellen etentje gewonnen
OV: etentje met 10 vrienden vs etentje met 1 vriend vs gn voorstelling etentje (controle)
in andere ruimte onderzoek bezig en dns te weinig
AV: gedurende hoeveel tijd meewerken? 0, 2min, 5min, veelvouden van 5 tot max 30min
Resultaten: controle 3.8min
etentje met 1 vriend: 4.9min (niet significant van controle)
etentje met 10 vrienden: 2.3min, significant minder
enkel voorstellen met veel mensen samen zijn, ↘ altruïstisch gedrag
interpretatie Garcia et al.: steun diffusie van verantwoordelijkheid optreedt als mensen zich aanwezigheid inbeelden
paradox want anderen konden onmogelijk helpen want denkbeeldig
vraagtekens bij nut concept diffusie van verantwoordelijkheid om bystander effect te verklaren
35
Hoofdstuk 8: Sociale vergelijking Alicke, Zell & Bloom (2010) groepen 10 studenten, door loterij verdelen in 2 groepen van 5
leugendetectietaak: video’s bekijken, gokken of verhaal waar of gelogen
dns antwoorden 9/15 juist (leugentje)
OV: 5de
best vs 5de
+ laatste subgroep vs 6de
best vs 6de
+ eerste subgroep
AV: zelfrapportering vaardigheid leugens detecteren (1-7)
Resultaten: 6de
& 5de
: gn significant verschil
info subgroep: 5de
zwakkere beoordeling dan 6de
positie subgroep sterke invloed op evaluatie eigen vaardigheid/prestatie
Gilbert, Giesler & Morris (1995) hypothese: sociale vgl altijd optreedt als mensen indruk willen vormen van vaardigheden, achteraf prestatie-vgl onderdrukken
die niet informatief achten want niet vgl-baar
sociale vgl spontaan, achteraf bewust bep vgl uitschakelen (classificatie achteraf)
Volgens sociale vgl: prestaties onvgl-bare anderen gn invloed op inschatting eigen vaardigheid
Volgens Gilbert et al.: prestaties onvgl-bare anderen wel invloed op beoordeling eigen vaardigheid, als individu niet slaagt
aanvankelijk gemaakte vgl achteraf volledig ongedaan te maken
Experiment 1
invloed afleiding op detecteren psychische stoornissen
2 close-ups: normaal iemand & schizofrenie lijder/verhoogd risico schizofrenie aanduiden, juist/fout
OV: afleiding: getal 8 cijfers onthouden (cogn belasting, afleiding) vs gn cogn belasting
instructievideo om verduidelijking procedure
OV: dn video bijna alles juist vs dn video bijna alles fout
niet op dn video letten, want taak vooraf geoefend/per ongeluk verkeerde feedback gehad gn vergelijkbare situatie
dns doen taak, 10/18 juist
AV: hoe goed zelf, hoe goed gem dn was (1-7)
Resultaten: gn extra cogn belasting: prestatie dn video gn invloed op beoordeelde vaardigheid
wel extra cogn belasting: dn video goed zelf slecht gedaan (vooral in vgl gem dn), dn video slecht eigen
vaardigheid hoger inschatten (vooral in vgl gem dn)
sociale vgl kan dit niet verklaren
Experiment 2
zelfde concept, verschil dat oprechte van onoprechte emotionele uitdrukkingen onderscheiden
niemand kreeg extra cogn belasting, zelf eerst taak doen, dan toekijken hoe psdn vgl-bare taak doet
OV: taak psdn identiek aan taak dn vs taak psdn makkelijker vs taak psdn moeilijker
dn 10/18 juist
OV: psdn 16/18 juist (idem/makkelijker) vs psdn 4/18 juist (idem/moeilijker)
AV: beoordeling eigen vaardigheid (1-9) meteen na score, opnieuw na score psdn gehoord
vraageffecten vermijden: interesse in affectieve toestanden tijdens verloop sessie, als lampje brandt affectmeting
slechts 2 affectmetingen interessant voor onderzoekers dekmantel geslaagd
Resultaten: na slechte prestatie psdn: verbetering stemming dn
na goede prestatie psdn: verslechtering stemming dn
psdn zelfde taak: sociale vgl voorspelt effect
psdn moeilijkere/makkelijkere taak: sociale vgl voorspelt effect NIET, in werkelijkheid maakt het gn verschil
mensen vgl zich in meer omstandigheden dan theorie sociale vgl stelt
vgl met vgl-bare & onvgl-bare, onderdrukking vgl als onvgl-bare ander gn bruikbare info oplevert
wel vgl plaatsgevonden blijkt uit affectieve reacties na blootstelling aan onvgl-bare ander (exp 2) & bij afgeleid info wel
gebruiken bij beoordeling vaardigheden (exp 1)
nadien bewust proberen sociale vgl onderdrukken: beoordeelde vaardigheid niet beïnvloed bij voldoende cogn capaciteit om
zelfbeoordeling te corrigeren
36
Schachter & Singer (1962) Hoe/wnr fysiologische activiteit tot affiliatie leidt & hoe/wnr subj ervaring emoties aanstekelijk werkt predicties
invloed vitamine op gezichtsscherpte
OV: epinefrine-inspuiting vs placebo
OV: juiste uitleg vs foute uitleg vs gn uitleg
blootgesteld aan psdn
OV: psdn gedraagt euforisch vs woedend
AV: beschrijving gedrag
Resultaten boeken: gn verklaring + woedend/euforisch woedend/euforisch gedrag
placebo/epinefrine + juiste uitleg niet beïnvloed door psdn
Resultaten werkelijkheid: manipulaties niet goed gelukt: placebo kreeg arousal, sommige dns geloofden verklaring niet
met dns schuiven, dan patroon wat sociale vgl zou voorspellen
Marshall & Zimbardo (1979) vervolgstudie, herneming conditie zonder gepaste uitleg & euforische psdn
voegen condities toe: vgl overt blij gedrag & emoties bij epinefrine vs placebo vs epinefrine + foute uitleg
symptomen nog duidelijker: hogere dosis epinefrine
dns activiteiten doen (tekst schrijven: hand trilt, tijdje met gesloten ogen blijven zitten: hartslag, ademhaling)
controleconditie: epinefrine + psdn neutraal
2de
conditie: placebo + onderzoeker zegt symptomen arousal ervaren
Resultaten: epinefrine + blije psdn: pos emoties ≈ placebo/neutrale psdn
meer negatieve emoties rapporteren bij onverklaarde symptomen
gn steun voor predictie sociale vgl
resultaten Schachter en Singer niet gerepliceerd
Vervolgonderzoek: opwinding niet nodig opdat mensen emoties ervaren & reductie opwinding leidt niet tot vermindering
emoties, hoewel opwinding ervaring emotie intenser maakt
Boyce, Brown & Moore (2010) tevredenheid afhangt van rangorde, niet absolute waarde/afwijking tot referentie-inkomen
steekproef bijna 80 000 dns
AV: hoe tevreden met leven in algemeen (1-7)
huishoudinkomen aangepast zodat ≈ koopkracht
referentie-groepen: geografische regio, gender, opleiding, leeftijd
per dn huishoudinkomen bepalen, verhouding tot gem inkomen in diverse referentie-groepen, rangorde bereken samenhang
Resultaten: volledige steekproef: rangorde ≈ tevredenheid, absoluut inkomen niet
referentie-groepen: rangorde ≈ tevredenheid
Effect rangorde is asymmetrisch: # mensen dat meer verdient, bepaalt levensgeluk meer
Verklaring Easterlinparadox? Inkomensniveau ↗, evaluatie nieuwe inkomen met oude gem tevredenheid ↗, realisatie
inkomensstijging ook geldt voor anderen, verschuift vgl-basis, realisatie zelfde rangorde als tevoren, tevredenheid =
uitgangsniveau
37
Range, Horn, Viranyi & Huber (2008) sociale vgl bij honden
om pootje vragen, meerdere keren na elkaar, gem 15-20x zonder beloning, wel beloning: veel langer
OV: basislijn: alleen + niet beloond vs alleen + beloond vs proefhond met vglhond, niet beloond
OV: experimentele cond: zelfde beloning (billijk) vs vglhond wel beloning, proefhond niet (onbillijk) vs beloning vglhond
aantrekkelijker (onbillijk) vs vglhond krijgt beloning zonder iets te doen, proefhond enkel bij pootje
AV: na hoeveel beurten weigeren verzoek inwilligen (definitieve weigering na max 10x vragen om pootje, nog gn pootje)
Resultaten: gn beloning, vglhond wel: sneller stoppen dan alleen zonder beloning, samen beiden gn beloning, zelfde beloning
in onbillijke conditie meer aansporingen nodig, meer tekenen stress
gn effect beloning minder aantrekkelijk of beloning gratis voor vglhond