Snelle vergrijzing in Japan vraagt om actie - RVO.nl Japan.pdf · Snelle vergrijzing in Japan...
Transcript of Snelle vergrijzing in Japan vraagt om actie - RVO.nl Japan.pdf · Snelle vergrijzing in Japan...
-
Snelle vergrijzing in Japan vraagt om actie
Inleiding
Vrijwel elk ontwikkeld land wordt geconfronteerd met een vertraging van de groei of teruggang in zijn
bevolking. De Japanse bevolking vergrijst zo snel dat het als eerste met de gevolgen daarvan te maken
zal krijgen. Die gevolgen gaan verder dan een afname in de groei van het bruto nationaal product en een
verdere vertraging in productiviteitsgroei per hoofd van de bevolking. Zij strekken zich uit tot welzijn en
gezondheid van mensen en de daarbij horende maatschappelijke zorgsystemen.
Momenteel zijn 58.820 Japanners minstens 100 jaar oud. De gemiddelde levensverwachting in Japan is
opgelopen tot 83 jaar (mannen: 80; vrouwen: 86). Naar verwachting zal het aantal Japanners ouder dan
65 jaar tussen 2010 en 2025 stijgen met ongeveer 7 miljoen tot ruim 30 miljoen. Dan maken zij bijna een
derde van de totale bevolking uit. Nu is het percentage nog 23 procent. In 2060 is hun aantal verder
opgelopen tot 40 procent van de totale bevolking.
Fig. 1. Demografische verschuivingen in de Japanse bevolking (per 10 miljoen).
-
Al sinds 1950 neemt het aantal nieuwgeborenen af en compenseert dit nu nog maar 35 procent van het
aantal overledenen. In 2007 bereikte de Japanse bevolking zijn piek met 128 miljoen mensen. Vanaf dat
jaar nam de bevolking jaarlijks af met een miljoen mensen. De verwachting is dat deze trend tot 2060
doorgaat. In 2055 zijn er dan nog ongeveer 90 miljoen mensen in Japan.
De afname van de werkende bevolking verloopt nog steiler; van 81 naar 67 miljoen in 2030 (17%
afname). Volgens NIPSSR zijn er in 2055 1,3 werkenden op n oudere. Dat betekent in vergelijking met
1960 en 2005 een scherpe terugval van 11,2 naar 3,3 naar 1,3 werkers op n oudere. Tegen 2030 ligt
de gemiddelde leeftijd van Japanners boven de 52 jaar. Zelfs met gezond oud worden en een hogere
pensioenleeftijd zal de Japanse arbeidsmarkt kleiner worden en daarmee ook het vermogen om
inkomsten te genereren. Dit, gekoppeld aan de sociale en economische (financile) last van het groeiend
aantal ouderen maken het voor Japan niet eenvoudig om de toch al trage economische groei vol te
houden. (1)
Japan richt zich daarom op een betere benutting van het menselijk kapitaal door de
arbeidsparticipatie op te voeren. Tegen 2030 zou het niveau van arbeidsparticipatie op 80 procent
moeten liggen. Er is maar een beperkte mogelijkheid om meer gepensioneerden te laten werken dan nu
het geval is, omdat nu al 20 procent van de 65-plussers werkt. Dat is in vergelijking met andere westerse
landen al een fors aandeel. Alleen een grotere inzet van vrouwen op de arbeidsmarkt kan de
participatiegraad verder verhogen. In dit kader streeft de overheid verder nog naar meer onderwijs,
verbetering van de gezondheid van jongeren en ouderen en wil het een omgeving scheppen, waarin met
minder mensen toch hogere opbrengsten kunnen worden gerealiseerd. Daarvoor wordt er gewerkt aan
een nieuwe balans tussen leven en werken, maatschappelijke en sociale cohesie en solidariteit,
pensioenfondsen en slimme besteding van de overheidsmiddelen.
Evidence-based benadering van vergrijzing
Al in de jaren tachtig realiseerden veel mensen zich dat wetenschappelijke gegevens nuttig konden zijn
bij het ontwikkelen van gefundeerde zogenaamde evidence-based maatregelen. In die jaren waren dit
soort gegevens nauwelijks voorhanden. Ook was er nog nauwelijks beleid om de gevolgen van
vergrijzing op te vangen. Daarom werd er een ruim twintig jaar durende studie (1987-2011/12) van de
ouder wordende mens opgezet door het Instituut van Gerontologie van de Universiteit van Tokio met
steun van National Institute on Aging en het Ministry of Health, Welfare and Labor (MHLW). Ongeveer
6.000 ouderen, die geheel willekeurig geselecteerd werden uit het Japanse bevolkingsregister,
ondergingen vanaf 1987 elke drie jaar een onderzoek naar hun medische status. Zij beantwoordden
telkens een serie vragen over hun levensomstandigheden. In 2010 werden voor het eerst ook
biomarkers in het onderzoek meegenomen. (2) Enkele resultaten van deze studie waren:
1. De gemiddelde levensverwachting van mannen ligt nu op 80 jaar en die van vrouwen op 86 jaar. 2. Vergrijzing is grotendeels een probleem van verstedelijkte gebieden. In grote steden als Tokio is de
oudere bevolking een tot drie maal groter dan het nationale gemiddelde. Tegen 2025 is het aantal
-
65-plussers met 30-50 procent gestegen in de steden, terwijl dat in landelijke gebieden minder het
geval is.
3. De demografische verschuiving zal nieuwe behoeften creren tegen 2020. Waarschijnlijk leeft 50 procent van de ouderen zonder dementie. Alleenwonende ouderen maken 40 procent uit van het
totaal aantal ouderen, gehuwden slechts 33 procent en 22 procent leeft op nog een andere manier.
4. Mensen leven langer en gezonder. In tien jaar tijd werden ouderen gemiddeld elf jaar jonger gemeten aan de hand van wandelsnelheid in 1992 en in 2002. Gekeken naar de mate van contacten
met familie, buren en vrienden tussen 1997 en 1999, werd er voor mannen een kleine afname in de
frequentie geconstateerd (ongeveer drie keer per maand), terwijl voor vrouwen een kleine toename
werd gemeten (gemiddeld vier keer per maand).
5. Herbevestigd werd dat het welbevinden van ouderen wordt bepaald door de driehoek gezondheid, economie en sociale relaties.
Ook leverde dit twintigjarig onderzoek verschillende trajecten op die ouderen afleggen in relatie tot de
mate waarin zij onafhankelijk kunnen blijven leven. Bij mannen wordt een drietal routes duidelijk:
mannen die vrij snel na hun 65ste steeds afhankelijker worden van hun omgeving (19%), mannen met
een geleidelijke afname in onafhankelijkheid (70,1%) en mannen die tot op hoge leeftijd hun
onafhankelijkheid handhaven (12,5). Bij vrouwen zijn maar twee paden waar te nemen: vrouwen met
vroege afname van de onafhankelijkheid (12,1 %) en vrouwen waarbij dat heel geleidelijk gaat (87,9%)
(zie figuur 2 en 3).
Fig. 2. Trajecten van onafhankelijk levende mannen.
-
Fig. 3 Trajecten van onafhankelijk levende vrouwen.
Wat deze trajecten duidelijk maken is dat 80 procent van de ouderen gezond genoeg is om tot hun 75ste
jaar onafhankelijk te leven, maar dat vanaf dat moment een geleidelijke afname in hun zelfstandigheid
begint. Wanneer het aantal ouderen boven de 75+ de komende twintig jaar gaat verdubbelen, is het
duidelijk dat actie geboden is. Een van de zaken die zo snel mogelijk op een of andere manier opgepakt
moet worden is het uitstellen, al is het maar met twee of drie jaar, van het moment waarop ouderen die
zelfstandigheid verliezen. Met andere woorden het gaat om het verlengen van een gezonde
levensverwachting. Een ander belangrijk element is het creren van een sociale infrastructuur die de
levenswijze van deze ouderen ondersteunt.
De studie heeft drie prioriteiten opgeleverd voor beleidsontwikkeling en concrete acties (3):
1. Het verlengen van het aantal jaren onafhankelijk leven; 2. Het creren van omgevingen waarin mensen op dezelfde plaats kunnen blijven wonen als zij
ouder worden;
3. Het handhaven en versterken van menselijke banden.
Zie: ook artikel Gentegreerde buurtzorg voor Ageing in Place.
Bronnen:
1. Demographic Change in Japan, Demographic Challenge, WDA Expert Symposium, Switzerland, May 23-25, 2012; Implications of Japans Changing Demographics, NBR Roundtable, October 10,
2012.
2. R&D Focus Area: Redesigning Communities for Aged Society, RISTEX.
-
3. Presentatie Redesigning Communities for an Aged Society, Prof. Hiroko Akiyama, University of
Tokyo, Institute of Gerontology, 2013.
Meer informatie
Paul op den Brouw