Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

82
Slachtofferrechten Doen ze recht aan slachtoffers? Door Sonja Leferink

Transcript of Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Page 1: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten

Doen ze recht aan slachtoffers?

Door Sonja Leferink

Page 2: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 3

I Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers?

“Ik had de illusie dat ik in land woonde waar vrijheid is en

rechtvaardigheid. Een land waar de daders gestraft en de

slachtoffers geholpen worden. En dan ontwaak je uit de illusie en in

de wrange werkelijkheid.”

(Citaat van een nabestaande)

Doen slachtofferrechten recht aan slachtoffers - eigenlijk een absurde

vraag. Waarom heten ze anders slachtofferrechten? Toch is deze vraag

gerechtvaardigd op zowel materiële (inhoud) als formele (vorm en

uitvoering) gronden. En het antwoord luidt niet volmondig ‘ja’. Dat wil

deze paper illustreren door op papier het strafproces, van aangifte tot

executie, als het ware opnieuw in te richten. Maar nu met het slachtoffer

op het kompas. Noem het een oefening in omdenken. Door de gang van

slachtoffers door het strafproces heen te volgen en te putten uit hun

ervaringen, komen onze blinde vlekken in beeld. Daarbij kijken we

nadrukkelijk voorbij de grenzen. Dit alles tegen de achtergrond van

wetenschappelijke inzichten en de politiek-maatschappelijke

ontwikkelingen van de afgelopen decennia, die in het eerste gedeelte van

de paper aan de orde komen. De slotbeschouwing bevat niet zozeer

conclusies, maar een aantal overwegingen en keuzemogelijkheden om de

slachtofferagenda voor de komende jaren vorm te geven.

De afgelopen decennia zijn de rechten van slachtoffers steeds

prominenter op de maatschappelijke en politieke agenda komen te staan.

Een voorlopig hoogtepunt is de Wet versterking positie slachtoffers, die op 1

januari 2011 in werking is getreden. Voor het eerst sinds zijn invoering in

1926 kent ons Wetboek van Strafvordering (WvSv) dan een

slachtoffertitel. Daarnaast heeft de slachtofferzorg een stevige

verankering gekregen in zogenaamde soft law, zoals de Aanwijzing

slachtofferzorg van het openbaar ministerie (OM). In Europees verband

rekent Nederland zich tot de koplopers op het gebied van

slachtofferrechten en slachtofferzorg.

Page 3: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 4

Maar hoe sterk is de positie van het slachtoffer in het strafrecht nu

eigenlijk in vergelijking met de andere procespartijen? En hoe verhoudt

de wet op papier zich met de praktijk van alledag? We kunnen

constateren dat slachtofferrechten met enig kunst- en vliegwerk in de

wetboeken van Strafrecht en Strafvordering zijn gevoegd. ‘We zijn een

gedrocht aan het scheppen’, zo liet bestuursvoorzitter Rosa Jansen van

het Studiecentrum rechtspleging (SSR) optekenen in de bundel Goed

Recht. 25 Jaar Slachtofferhulp Nederland.1 Onwrikbaar uitgangspunt is

immers dat slachtofferrechten geen inbreuk mogen maken op de rechten

en waarborgen van de verdachte/dader. Dat zou raken aan de wortels

van de rechtsstaat. Slachtofferrechten en daderrechten, zoals we ze voor

het gemak zullen noemen, zijn blijkbaar communicerende vaten: wat er

aan de ene kant bij komt, gaat er aan de andere kant af.

Daarmee zijn de slachtofferrechten er in feite toe veroordeeld een

ongemakkelijke eend in de bijt van het straf- en strafprocesrecht te zijn

en te blijven. Als het puntje bij paaltje komt, zijn slachtofferrechten vrij

gemakkelijk terzijde te schuiven. De huidige inrichting van het strafrecht

brengt immers met zich mee dat de belangrijkste justitiële organen zoals

politie, OM, en de zittende magistratuur (ZM) eerst en vooral afgerekend

zullen worden op het aantal daders dat zij opsporen, veroordelen en

berechten binnen een bepaald tijdsbestek. Daarnaast zitten zowel in de

wetgeving zelf als in het beleid en de strafrechtelijke cultuur sterke

prikkels verankerd om de rechten en waarborgen voor verdachte c.q.

dader in het strafproces te honoreren. Dergelijke prikkels zijn echter veel

minder sterk of ontbreken eigenlijk grotendeels waar het om

slachtofferrechten gaat.

In een omgeving waar schaarste heerst – en dat is in het

strafrechtsysteem zonder meer het geval – zal daarom altijd de prioriteit

bij de dader liggen, hoeveel rechten en voorzieningen er ook voor

slachtoffers in het leven worden geroepen. Dat weerspiegelt zich ook in

de begroting van het ministerie van Veiligheid & Justitie, waar het

bedrag bestemd voor slachtofferzorg slechts een fractie is van de

uitgaven die met ondersteunen, bijstaan en rehabiliteren van daders zijn

gemoeid.

1 Leferink (2009: 225 )

Page 4: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 5

Daarom wil Slachtofferhulp Nederland in deze paper en tijdens het

symposium op de Dag van het Slachtoffer de vraag centraal stellen:

‘Doen bestaande slachtofferrechten (voldoende) recht aan slachtoffers?

Om deze vraag vanuit een slachtofferperspectief te kunnen

beantwoorden, moeten we eerst criteria vinden om te kunnen vaststellen

wanneer en in welke mate slachtofferrechten recht doen aan slachtoffers.

Daarvoor kunnen we putten uit een nog immer groeiend reservoir van

victimologische studies naar de kenmerken, behoeften en tevredenheid

van slachtoffers die sinds de jaren ’70 in binnen- en buitenland zijn

uitgevoerd.

Slachtofferbehoeften

Willen slachtofferrechten recht doen aan slachtoffers, dan veronderstelt

dat op zijn minst een match met de behoeften en wensen van

slachtoffers. De eerste vraag is dus: wat zijn die wensen en behoeften?

Die hangen nauw samen met de gevolgen van het misdrijf en kunnen

zich doen voelen op alle domeinen van het leven: fysiek, mentaal,

financieel, sociaal, emotioneel en spiritueel. Uiteraard verschilt de impact

per individu en speelt het type delict hierin een belangrijke (maar niet

allesbepalende) rol, zo toont onderzoek keer op keer aan.2 Een slachtoffer

van een eenvoudige fietsendiefstal wordt nu eenmaal veel minder in zijn

vermogen en lichamelijke integriteit aangetast dan een slachtoffer van

een gewelddadige beroving, terwijl elk geval van moord en doodslag de

levens van de nabestaanden grondig en soms blijvend ontwricht.

Maar niet altijd is er evenredigheid tussen de zwaarte van het delict en

de impact op een individu. Uit de praktijk van de hulp aan slachtoffers

weten we dat de een soms nog wekenlang slecht slaapt en angstig is na

een nachtelijke inbraak in zijn woning, terwijl een ander, die bij een

bankoverval een pistool op zijn hoofd kreeg, deze ervaring als water van

zich afschudt als een hond na een onvrijwillig bad. Factoren als fysieke

en psychische constitutie, karaktereigenschappen, sterkte van het sociale

netwerk en sociaal economische status geven mede vorm aan de wijze

waarop het misdrijf ingrijpt in het leven van het slachtoffer en aan zijn

2 Voor een uitgebreide literatuur review zie bijvoorbeeld Lamet & Wittebrood (2009)

Page 5: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 6

vermogen hiermee om te gaan. Deze bepalen de veerkracht van een

slachtoffer.

Ondanks de grote verscheidenheid aan slachtofferervaringen rijst uit de

victimologische literatuur wel degelijk een zekere consensus op over een

aantal generieke slachtofferbehoeften.3 Wie de talrijke studies op dit

gebied doorspit, zal tot de conclusie komen dat het in feite om twee

fundamentele behoeften gaat, namelijk herstel en gerechtigheid. Herstel

van de emotionele impact, van materiële schade, van fysieke en

psychische verwondingen, van aantasting in het rechts- en

veiligheidsgevoel, van verlies aan controle over het eigen leven, van

geschonden zelfvertrouwen en vertrouwen in de medemens.

Rechtvaardigheid omvat erkenning, respect, een passende straf voor de

dader en wellicht gemeende excuses, een stem in de wijze waarop de

dader ter verantwoording wordt geroepen, een adequate respons van de

overheid, de directe sociale omgeving en de maatschappij.

Het is op voorhand duidelijk dat het strafrecht maar een deel van deze

behoeften kan adresseren en dat meestal maar gedeeltelijk. In deze paper

is het uitgangspunt dat slachtofferrechten in doel, vormgeving en

uitvoering tenminste een bijdrage moeten leveren aan het voldoen aan

de behoefte tot herstel en rechtvaardigheid in het algemeen. Die bijdrage

moet er primair zijn aan de behoeften die een duidelijke relatie hebben

met de doelen en werking van het strafrecht als zodanig. Dan gaat het

om de behoefte aan erkenning en respect, een passende straf voor de

dader, een stem in de wijze waarop de dader ter verantwoording wordt

geroepen en in het herstel van de materiële schade, van het geschonden

rechtsgevoel en het aangetaste veiligheidsgevoel en het verlangen naar

een adequate respons van de overheid. Als absolute ondergrens geldt

dat het doel, de vormgeving en de uitvoering van slachtofferrechten de

gevolgen van en het leed door het misdrijf voor het slachtoffer niet

mogen vergroten. Gebeurt dat wel, dan spreken we over secundaire

victimisatie4. Daarop kom ik in deel II van deze paper nog terug.

3 Zie bijvoorbeeld Ten Boom & Kuipers (2008); Van Mierlo & Pemberton (2009) 4 Wijers & De Boer (2010: 17 e.v.). In de literatuur komt ook de term ‘secundaire traumatisering’ of

retraumatisering voor; deze heeft betrekking op de verergering van de (psychische) gevolgen van het

oorspronkelijke trauma door het misdrijf. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan ptss-klachten.

Page 6: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 7

Fundamenteel problematisch

Terugkerend naar de hoofdvraag ‘Doen slachtofferrechten recht aan

slachtoffers?’ wil ik aan het einde van deze inleiding alvast de vinger

leggen op drie fundamenteel problematische punten die aan deze vraag

ten grondslag liggen.

Ten eerste – het kwam al even aan de orde – kunnen we vaststellen dat

slachtofferrechten zijn vormgegeven vanuit een dadergeoriënteerd

perspectief en niet in eerste plaats conform de wensen, behoeften en

mogelijkheden van het slachtoffer. Niet dat het ministerie van Veiligheid

& Justitie (voorheen het ministerie van Justitie) geen onderzoek heeft

laten doen of doet naar de behoeften en wensen van slachtoffers,

integendeel. Ook zijn Slachtofferhulp Nederland en andere

belangengroeperingen steeds geraadpleegd bij voorgenomen

wetswijzigingen of beleidslijnen. Maar de kaders van het materiële en

formele strafrecht en de rechtsbeginselen die daaronder liggen zijn zeer

dwingend. De uiteindelijke inpassing van een slachtofferrecht mag op

geen enkele manier interfereren met het recht op een eerlijk proces voor

verdachten en alle waarborgen en bevoegdheden die daarbij horen. De

verdachte is een procespartij, het slachtoffer is een procesdeelnemer.5 Een

subtiel verschil met grote consequenties. Een voorbeeld hiervan is het

spreekrecht voor slachtoffers: de spreekgerechtigde mag wel iets zeggen

over de gevolgen van het misdrijf, maar níet over en tegen de dader, het

feit of de straf. Met deze aldus opgelegde zelfcensuur hebben heel wat

slachtoffers en nabestaanden moeite.

In het verlengde hiervan ligt het tweede punt: de ongelijkheid tussen

slachtoffer- en daderrechten zit diep ingebakken in het systeem en

daarmee ook in de strafrechtcultuur. Maakt de politie of het OM inbreuk

op de rechten en waarborgen van de verdachte, dan kan dit leiden tot

het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in zijn

vordering of zelfs (gedeeltelijke) vrijspraak. Maar krijgt het slachtoffer

bijvoorbeeld geen gelegenheid gebruik te maken van zijn spreekrecht,

hoewel hij was aangemeld als spreker (bijvoorbeeld omdat het de rechter

niet duidelijk was dat er een slachtoffer zou spreken of omdat de rechter

5 Zie bijvoorbeeld Kooijmans, T. (2011: 32 e.v.)

Page 7: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 8

vond dat hij de verklaring beter zelf kon voorlezen of samenvatten), dan

wordt de zitting niet overgedaan noch wordt het slachtoffer een vorm

van compensatie geboden voor deze inbreuk op zijn recht. Dit is geen

hypothetisch voorbeeld, maar praktijk van alledag. In de evaluatiestudie

Het spreekrecht in Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van

slachtoffers? blijkt in vijf van de 42 geobserveerde rechtszaken het

slachtoffer niet de gelegenheid tot spreken te krijgen, hoewel het spreken

was aangemeld en de spreker zich hierop had laten voorbereiden6. Dat is

12% van geobserveerde cases. Zou dit percentage representatief zijn voor

het totaal aantal sprekers, dan krijgen per jaar enkele tientallen

slachtoffers met een dergelijke inbreuk op hun rechten te maken7.

Dergelijke voorvallen zijn dus niet als incidenten of schoonheidsfoutjes

af te doen, maar wijzen op een structurele tekortkoming.

De vraag is ook hoe slachtofferrechten zich verhouden met de huidige

tendens binnen het strafrecht, waarin het tempo van de afdoening van

zaken steeds verder wordt opgevoerd door bijvoorbeeld ZSM8

(versnelde afdoening van zaken door het OM) en (super)snelrecht bij de

rechtbanken.

Als derde punt wil ik naar voren brengen dat de in de wet en richtlijnen

verankerde slachtofferrechten zijn verbonden aan het strafproces

(vervolging en berechting). Dat maakt ze toegankelijk voor slechts een

zeer beperkte groep slachtoffers; namelijk zij die het slachtoffer zijn

geworden van een misdrijf waarvan een dader opgespoord en vervolgd

wordt. Dat is minder dan 5% van het totaal. Enkele cijfers ter

verduidelijking: het aantal geregistreerde misdrijven is ongeveer 1

miljoen per jaar. Het werkelijke aantal ligt aanzienlijk hoger. Uit

slachtofferenquêtes komt naar voren dat in 2010 5,7 misdrijven zijn

gepleegd9. Dat betekent dat ongeveer 20% van de gepleegde misdrijven

in beeld komt bij de politie. Van de geregistreerde misdrijven kwamen

6 Lens, Pemberton & Groenhuijsen (2010: 82) 7 Slachtofferhulp Nederland registreert het aantal malen dat zij cliënten ondersteunt bij het opmaken

van een slachtofferverklaring. Deze aantallen laten de afgelopen jaren een gestage stijging zien van

2721 slachtofferverklaringen in 2005 tot 3679 in 2010. In een ruime 10 % van de gevallen spreekt het

slachtoffer zijn verklaring ook ter zitting uit, zo leert een inventarisatie onder medewerkers bij de

afdeling Juridische Dienstverlening.. 8 De afkorting staat voor Zo Snel, Simpel, Slim mogelijk 9 Kalidien & De Heer-De Lange (2011: 5-6)

Page 8: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 9

er in 2010 ruim 208.000 bij het OM terecht voor vervolging. Ongeveer

80.000 van die zaken handelde het OM zelf af met een (al dan niet

voorwaardelijk) sepot, een transactie of een strafbeschikking.10 In

hetzelfde jaar kwamen 106.000 zaken voor de rechter in eerste aanleg. In

90% volgde een veroordeling.11 Overigens moeten we daarbij niet uit het

oog verliezen dat een groot deel van de (al dan niet geregistreerde)

gepleegde misdrijven relatief lichte vergrijpen betreffen.

De bovengenoemde punten krijgen in deel III van deze paper een meer

concrete uitwerking wanneer we aan de hand van slachtofferervaringen

een weg door de strafprocedure maken. In deel II eerst een kort

overzicht van de maatschappelijk en politieke ontwikkelingen die

hebben geleid tot de maatschappelijke en juridische positie die het

slachtoffer vandaag de dag heeft.

II Een omslag in het denken

Anno 2012 is het slachtoffer – ten dele althans – terug van weggeweest in

het strafrechtelijk domein. Het slachtoffer werd daaruit verbannen met

de invoering van het oude Wetboek van Strafvordering in 1838. Dat

wetboek borduurde in belangrijke mate voort op de Napoleontische Code

d’Instruction Criminelle, behoudens een belangrijke uitzondering: de

Nederlandse wetgever koos voor een exclusief vervolgingsmonopolie

voor de Staat. In het Franse strafrecht bestond (en bestaat) de

mogelijkheid voor een slachtoffer van een misdrijf om rechtstreeks bij de

strafrechter een vordering tot schadevergoeding (action civile) of

vervolging (citation directe) in te stellen. Deze rechtsfiguren kregen geen

plaats in het Nederlandse procesrecht. Dat was een weloverwogen

keuze, gevoed door het heersende beeld van slachtoffers als hysterisch

en op wraak dan wel geldelijk gewin belust.12

Daarmee verschoof de betekenis van een misdrijf van een inbreuk op de

particuliere rechten van een individu naar een inbreuk op de publieke

orde. De opsporing en vervolging van misdadigers en overtreder bleef 10 Kalidien & De Heer-De Lange (2011: 121 e.v.) 11 Kalidien & De Heer-De Lange (2011: 139 e.v.) 12 Lissenberg (1997: 312), Kool (1999: 61)

Page 9: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 10

derhalve voorbehouden aan door de wet aangewezen ambtenaren, in

casu de leden van het OM. Het slachtoffer figureerde nog slechts in een

instrumentele rol, als aangever en – in sommige gevallen – getuige.13

Daarnaast had het slachtoffer een beperkte mogelijkheid om zich als

benadeelde met een civiele schadevordering te voegen in het strafproces

en beklag te doen over het uitblijven van een vervolgingsbeslissing (de

huidige artikel 12 Sv-procedure).

De marginale positie van het slachtoffer stond lange tijd niet ter

discussie, maar in de jaren 70 trad een kentering op, ingeluid door het

teruggekeerde inzicht dat bij criminaliteit niet enkel daders, maar ook

slachtoffers betrokken zijn. De feministische beweging, die fel ageerde

tegen de houding van justitiële functionarissen vis-à-vis slachtoffers van

zedendelicten in het opsporings- en vervolgingstraject, bekleedde hierin

een voortrekkersrol. Maar ook particulieren, velen van hen werkzaam in

of rond de justitiële keten, zagen met groeiende onvrede hoe slachtoffers

van misdrijven in het justitiële traject opnieuw slachtoffer dreigden te

worden, maar nu van het systeem.14 De wijze waarop instanties als

politie en OM met slachtoffers omgingen, leidde niet zelden tot

secundaire victimisatie.

Het besef groeide dat voor het goed functioneren van het strafrecht de

medewerking van het slachtoffer noodzakelijk is. Politie en justitie zijn

immers in hoge mate afhankelijk van de aangiftebereidheid van

slachtoffers en de informatie die zij verstrekken om tot opsporing en

vervolging te kunnen overgaan en het recht zijn beloop te geven. In

bredere zin wordt het maatschappelijke vertrouwen in het rechtssysteem

mede bepaald door de wijze waarop dat systeem met slachtoffers

omgaat.15

Zorg versus recht

In de groeiende aandacht voor het slachtoffer overheerste aanvankelijk

het zorgperspectief, resulterend in een model sterk gericht op de opvang

en (emotionele) ondersteuning van slachtoffers, met daarin een grote rol

voor vrijwilligerswerk. Zo werd in 1984 de Landelijke Organisatie

13 Kool (1999), Wittebrood (2006), Went (2007) 14 Williams & Goodman (2007) 15 Wemmers & Winkel (1997)

Page 10: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 11

Slachtofferhulp opgericht, de voorloper van het huidige Slachtofferhulp

Nederland. De verbetering van de positie van het slachtoffer vond in de

beginjaren voornamelijk buiten de rechtszaal plaats. Het verbindende

element was het voorkomen van secundaire victimisatie door handelen

(of nalaten) van en onheuse bejegening door functionarissen in de

strafrechtketen en de taak die de overheid zich stelde om slachtoffers te

ondersteunen teneinde de gevolgen van het misbruik te verwerken en

weer ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen.16

Naarmate er een meer systematische inventarisatie en prioritering van

slachtofferbehoeften plaatsvond – gestimuleerd door de zich snel

ontwikkelende wetenschappelijke discipline van de victimologie –

vertaalde het denken over slachtofferrechten zich in beleid en wetgeving.

De eerste wettelijke voorziening voor slachtoffers is het Schadefonds

Geweldsmisdrijven dat in 1976 door de overheid wordt opgericht. Bij dit

fonds kunnen slachtoffers van geweldsmisdrijven een tegemoetkoming

aanvragen voor geleden letselschade. In 1986-1987 volgt de eerste

generieke landelijke richtlijn waarin bepaalde plichten van politie en OM

tegenover slachtoffers van misdrijven – dus geen rechten van het

slachtoffer! – zijn vastgelegd, de zogenaamde richtlijn Vaillant.17 Het gaat

vooral om de plicht om slachtoffers te informeren over slachtofferhulp

en eventueel door te verwijzen naar een bureau Slachtofferhulp,

informatie te geven over de mogelijkheden tot schadevergoeding door

de dader en slachtoffers te vragen of zij op de hoogte willen worden

gehouden over de voortgang van het proces.

Een mijlpaal is de invoering van de ‘Wet Terwee’, genoemd naar de

voorzitter van de Commissie wettelijke voorzieningen slachtoffers

binnen het strafproces, mevrouw Terwee-van Hilten. Het belangrijkste

punt van deze wet is de aanzienlijke verruiming van de mogelijkheid

voor slachtoffers om zich als benadeelde partij te voegen in de strafzaak

en een schadevergoeding te eisen. Er geldt niet langer een maximum

16 Pemberton (2004) 17 Genoemd naar F. Vaillant, de voorzitter van de Werkgroep Justitieel Beleid en Slachtoffers, waarvan

de aanbevelingen aan de basis liggen van de richtlijn. De werkgroep Vaillant bouwde voort op de

aanbevelingen van de Werkgroep aangifte seksuele geweldsmisdrijven onder voorzitterschap van De

Beaufort,uitmondend in de richtlijn De Beaufort. Zie Wemmers & Winkel (1997), Wittebrood (2006).

Page 11: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 12

bedrag voor de schadevordering18; al dient het wel om een eenvoudige

en onderbouwde vordering te gaan. De invoering van deze wet en van

de Aanwijzing slachtofferzorg van het College van procureurs-generaal,

waarin aan politie en OM taken worden opgedragen ter verbetering van

de bejegening, informatieverstrekking en schadevergoeding aan

slachtoffers, vindt plaats in 1995.19

De invoering van de mogelijkheid voor slachtoffers om een schriftelijke

slachtofferverklaring te geven of een mondelinge verklaring tijdens de

rechtszitting af te leggen in respectievelijk 2004 en 2005 is een volgende

belangrijke stap in de versterking van de positie van het slachtoffer. Niet

in de laatste plaats omdat, net als in de Wet Terwee, het perspectief is

verschoven van plichten en taken van de overheid jegens het slachtoffer

naar rechten van het slachtoffer.

Deze ontwikkeling zet zich voort. In december 2007 neemt de Tweede

Kamer met algemene stemmen een wetsvoorstel aan tot wijziging van het

Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet Schadefonds

Geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het

strafproces. Daarin krijgt een aantal ‘rechten’ en voorzieningen die

besloten lagen in beleidsregels of in de rechtspraktijk een wettelijke

basis, en wordt een aantal rechten uitgebreid. Die uitbreidingen betreffen

onder meer het recht op inzage in het strafdossier, op informatie over de

vrijlating van de verdachte of veroordeelde, het recht op correcte

bejegening en om te verzoeken documenten aan het dossier toe te

voegen, een voorschotregeling voor slachtoffers van geweldsmisdrijven

en de mogelijkheid om te voegen in het geval van ad informandum

zaken.20

Pas twee jaar later, op 15 december 2009 neemt de Eerste Kamer het

wetsvoorstel aan. Debet aan deze vertraging is een amendement van de

Tweede Kamer over de verschijningsplicht ter terechtzitting van ouders

van minderjarige verdachten waartegen in de Eerste Kamer weerstand

18 De door de benadeelde te vorderen vergoeding bedroeg tot dan 600 gulden in kantongerechtzaken

en 1.500 gulden in zaken waarvan de arrondissementsrechtbank in eerste aanleg kennis neemt.

Voegde een slachtoffer zich voor het maximum bedrag in een strafrechtelijke procedure, dan kon hij

de overige schade niet meer via een civielrechtelijke procedure claimen. Ook deze beperking werd

opgeheven. 19 Alta, S., J. van Erp, A. Nienhuis, S. Verberk & M. Verberk (2001). 20 Een aantal van deze uitbreidingen zijn per amendement toegevoegd aan het oorspronkelijke

wijzigingsvoorstel. Eerste Kamer, vergaderjaar 2007/2008, 30143 A.

Page 12: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 13

bestaat.21 Maar ook die rimpel wordt gladgestreken. Op 1 januari 2011,

iets langer dan een jaar geleden nu, is de Wet versterking positie slachtoffer

in werking getreden. Gelijktijdig werd ook de nieuwe Aanwijzing

slachtofferzorg van het OM van kracht, waarin de veranderingen als

gevolg van de wet in richtlijnen nader zijn uitgewerkt.

Parallel aan en verbonden met de totstandkoming van de wet zijn er in

de strafrechtketen verschillende activiteiten ontplooid om de

dienstverlening aan slachtoffers naar een hoger niveau te tillen.

Belangrijk in dit verband is het project Slachtoffers centraal,

kwaliteitsimpuls uitvoering slachtofferondersteuning een initiatief van het

ministerie van Justitie gericht op de gehele keten, van aangifte tot

executie. Kernpunten zijn:22

• verbetering van de kwaliteit van diensten aan slachtoffers;

• differentiatie van diensten aan slachtoffers (niet alle slachtoffers

hebben dezelfde rechten);

• verbetering van de organisatie van de diverse taken die voor

slachtoffers worden uitgevoerd.

Kortom, de rol van het slachtoffer moet beter worden verankerd in de

processen van de verschillende instanties die primair op een andere

doelgroep (de dader) zijn gericht, maar wel op zo’n manier dat het voor

die instanties behapbaar blijft.

Dat vereist een aanpassing van interne werkprocessen en infrastructuur

om nieuwe diensten te kunnen leveren (of bestaande diensten beter te

kunnen leveren) en de afstemming met processen van andere

ketenpartners. Maar om het slachtoffer daadwerkelijk ‘Van bijzaak naar

hoofdzaak’ te verheffen, zoals de titel luidt van het visiestuk op de

slachtofferzorg van het OM, blijkt vooral ook een verandering van

mentaliteit en cultuur nodig. Korte lijnen en fysieke nabijheid vormen

doorgaans een effectieve methode om dat in gang te zetten. Zo is in 2009

gestart met de inrichting van Slachtofferloketten op de rechtbanken,

waarin Slachtofferhulp Nederland, de politie en het OM samenwerken.

Bij dat ene loket kan het slachtoffer terecht voor informatie en

21 Ingediend door de Kamerleden Wolfsen (PvdA) en Çörüz (CDA) 22 Ministerie van Justitie (2007:5)

Page 13: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 14

ondersteuning met betrekking tot de strafprocedure,

vervolgingsbeslissingen, schade, het spreekrecht en de rechtszitting zelf.

Het schadeverhaal is een ander beoogd paradepaard van de

slachtofferzorg. Slachtoffers kunnen op verschillende punten in het

traject hun schade op de dader (proberen te) verhalen en daarbij rekenen

op de ondersteuning van verschillende partijen. Bijvoorbeeld door

directe bemiddeling van de politie kort na het gebeurde, door het

opleggen van schadevergoeding als voorwaarde voor een sepot door het

OM, of middels het vonnis van de strafrechter, die bij een positieve

beslissing op de voeging dan doorgaans ook een

schadevergoedingsmaatregel oplegt. Blijft de dader in gebreke,

bijvoorbeeld omdat er van een kale kip niet te plukken valt, dan geldt

sinds 2011 voor slachtoffers van gewelds- en zedenmisdrijven een

voorschotregeling. Behalve verhaal op de dader hebben slachtoffers ook

nog de mogelijkheid een uitkering bij het Schadefonds

Geweldsmisdrijven (SGM) aan te vragen, ook als er geen dader bekend

is of er geen aangifte is gedaan.

De kans dat een slachtoffer daadwerkelijk (binnen afzienbare tijd) zijn

schade vergoed krijgt, hetzij door de dader hetzij door de overheid, is

daarmee aanzienlijk toegenomen. Althans, voor hen die een

ontvankelijke vordering hebben die bovendien niet onevenredig beslag

legt op zittingsduur. Zo niet, dan rest slechts met behulp van een

advocaat via civiele weg een vordering wegens onrechtmatige daad in te

stellen. Wijst de burgerrechter de vordering toe, dan beschikt het

slachtoffer weliswaar over een executoriale titel om de betaling door de

dader in rechte af te dwingen, maar zal daarvoor de deurwaarder

moeten inschakelen. Is verhaal op het vermogen van de dader niet of

slechts in beperkte mate mogelijk, dan springt de Staat in dit geval niet

bij. De gedupeerde is dan slechter af dan voorheen, want ook de kosten

voor rechtsbijstand en incasso komen voor zijn rekening. Schade op de

dader verhalen via het strafproces verdient dus de voorkeur; cruciaal is

dat het slachtoffer tijdig op de hoogte wordt gesteld van de

mogelijkheden en ondersteuning krijgt van een medewerker van

Slachtofferhulp Nederland of een rechtshulpverlener bij het opstellen

van de vordering. Want het is voor een leek behoorlijk ingewikkeld om

het negen pagina’s tellende schadeformulier in te vullen, bijvoorbeeld

Page 14: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 15

door onbekendheid met de juridische kaders als het causaliteitsvereiste,

en met relevante jurisprudentie die claim kan onderbouwen.

Ik wil nog even terugkeren naar het tweede centrale punt van Slachtoffers

Centraal: ‘differentiatie van diensten aan slachtoffers (niet alle

slachtoffers hebben dezelfde rechten) (sic)’. Juridisch en ethisch is het een

vreemde manoeuvre om rechtsongelijkheid tot beleid te verheffen. De

bedoeling van deze zinsnede is dan ook niet om hiermee groepen

slachtoffers hun wettelijke rechten te ontzeggen, maar een maat te geven

voor de inspanning die de justitiële keten zich getroost om slachtoffers te

ondersteunen in het uitoefenen van die rechten. De ernst van het

misbruik, in casu de mate van inbreuk op de integriteit van het

slachtoffer geldt als criterium. Voor de groep slachtoffers van zwaardere

misdrijven (levensdelicten en ernstige gewelds- en zedenmisdrijven) zet

de keten een tandje bij voor een actief maatwerkaanbod – een VIP-

behandeling zogezegd. De dienstverlening en intensieve ondersteuning

zijn belegd bij specifieke functionarissen, zoals de zaakscoördinator

(OM), de familierechercheur (politie) en de casemanager (Slachtofferhulp

Nederland). De grote groep slachtoffers van relatief lichte misdrijven

heeft aanspraak op een standaardpakket aan dienstverlening met als

zwaartepunten correcte bejegening, informatievoorziening en

compensatie van de schade. Ook wordt van deze groep een hogere mate

van ‘actieve wederkerigheid’ verwacht: de dienstverlening aan het

slachtoffer kan alleen goed worden uitgevoerd als het slachtoffer (al dan

niet ondersteund door hulpverlening of juridisch advies van anderen)

waar mogelijk zijn aandeel levert. Bijvoorbeeld door tijdig aan te geven

van welke rechten zij gebruik willen maken.23

Uitkomst of procedure?

Samenvattend kunnen we stellen dat er de afgelopen decennia een

verschuiving heeft plaatsgevonden van de positie van het slachtoffer in

het strafrecht.

23 Aanwijzing Slachtofferzorg (2010A029),College van Procureurs-generaal. Overigens hanteert de politie

een andere definitie van actieve wederkerigheid, namelijk dat burgers/slachtoffers willen in het

contact met de politie op gelijke voet behandeld worden (respect erkenning,serieus genomen worden)

en het element actief vertaalt zich naar de ervaring dat het contact met de politie tot zichtbare actie

leidt (zie Homburg & Batelaan, 2005).

Page 15: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 16

In de eerste helft van de 19e eeuw verdwijnt het slachtoffer als

eigenstandige procespartij. De overtuiging dat delicten in de eerste

plaats een schending van de publieke orde zijn, en aldus om een

exclusief publieke reactie vragen, zal de komende anderhalve eeuw het

grondbeginsel onder het Nederlandse strafrecht vormen. Dit resulteert in

de algemene marginalisering van het slachtoffer in de strafrechtspleging.

In de jaren ’70 van de 20e eeuw, in de context van een de samenleving die

in brede zin doortrokken is geraakt van de emancipatiegedachte, groeit

het besef in de strafrechtketen dat de medewerking van slachtoffers

onmisbaar is voor een goede rechtspleging. Het justitiële apparaat heeft

dus rekening te houden met hun noden en behoeften. Vanuit dit

instrumentele perspectief ontstaat ruimte voor de verbetering van de

positie van het slachtoffer. Dat gebeurt in termen van bejegening en

(emotionele) ondersteuning, maar vooralsnog zonder het slachtoffer een

eigenstandige rol toe te kennen in de strafprocedure. In de loop van de

jaren ’90 wint de visie terrein dat een delict in de eerste plaats een daad

van de ene burger tegen de andere is, en dat niet alleen de dader, maar

ook het slachtoffer recht heeft op een fair trial, een rechtvaardig proces.

Daartoe zijn twee ingangen te onderscheiden. De traditionele benadering

van het begrip rechtvaardigheid is te herleiden tot het Aristoteliaanse

rechtvaardigheidsidee dat eenieder hoort te ontvangen waarop hij recht

heeft. Het gaat dus om de uitkomst van het proces en we spreken dan ook

van verdelende of distributieve rechtvaardigheid. Van recenter datum is

het inzicht dat ook de wijze waarop de uitkomst tot stand komt, met

andere woorden de inrichting van de procedure van invloed is op

rechtvaardigheidsbeleving van de betrokken partijen. De psycholoog

John Thibaut en de jurist Laurens Walker introduceren het begrip

procedurele rechtvaardigheid in 1975. De mogelijkheid om een eigen

inbreng in de rechtszaak te hebben, een ‘voice’, is volgens Thibaut en

Walker bepalend in dit verband. Andere auteurs24 schrijven ook effecten

toe aan elementen als procedurele consistentie, neutraliteit en

deskundigheid van de beslisser, de juistheid van de informatie waarop

de beslissing stoelt en het bestaan van beroepsmogelijkheden om

onjuiste beslissingen te herstellen.

24 Bijvoorbeeld Leventahl (1980)

Page 16: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 17

Het concept procedurele rechtvaardigheid is inmiddels uitgebreid met

begrippen als interpersoonlijke rechtvaardigheid (respectvolle

bejegening door de beslissers en andere betrokken justitiële

functionarissen) en informatieve rechtvaardigheid (heldere, tijdige en op

de ontvanger toegesneden communicatie over het verloop van de

procedure en de uitkomst).25

Het is niet moeilijk om de weerklank van deze denkbeelden te

herkennen in de lijn die het Nederlandse slachtofferbeleid sinds de jaren

90 heeft gevolgd. Dat komt onder meer tot uitdrukking in bepaalde

procedurele rechten die het slachtoffer toegekend heeft gekregen, zoals

het recht (voor slachtoffers van een omschreven categorie van delicten)

om een verklaring af te leggen, zowel op papier ten behoeve van het

strafdossier als mondeling in de rechtszaal, en het recht om het dossier in

te zien.

Het slachtoffer heeft dus enig terrein herwonnen, maar zeker niet zonder

slag of stoot. Nog steeds staat hij min of meer aan de zijlijn, behoort hij

niet tot de spelers die op het schaakbord de stukken mogen verschuiven:

‘Je kunt er niet op spelen als je de regels niet kent; en zonder schaakbord

of net daarbuiten is er geen schaakspel.26

III Het slachtoffer als rode draad door het strafproces

Het enige moment waarop het slachtoffer een hoofdrol vervult, is op het

moment van het misdrijf zelf. Daarna figureert hij nog slechts in

bijrollen, want in de (strafrechtelijke) afwikkeling van het misdrijf vormt

de pleger van het delict het centrale personage. In dit deel van de paper

draaien we de rollen om en is de hoofdrol weggelegd voor degene die

slachtoffer is geworden van een misdrijf en de gevolgen ervan, inclusief

de juridische afwikkeling, moet hanteren.

25 Zie Tyler & Lind (1992). Overigens moet de betekenis van procedurele rechtvaardigheid op de

rechtvaardigheidsbeleving van justitiabelen met de nodige nuance bekeken worden. Empirisch

onderzoek wijst in de richting van een positief effect van procedurele rechtvaardigheid op de houding

tegenover het justitiële bestel in algemene zin, maar de rechtvaardigheidsbeleving van het individu

laat zich veel meer bepalen door de uitkomst van het proces Veldhoven (2011). 26 Cleiren (2000: 18)

Page 17: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 18

Waarom overkomt het mij?

Ruim vijf miljoen keer per jaar, zo schat het Sociaal Cultureel

Planbureau, wordt er iemand in Nederland slachtoffer van een strafbaar

feit.27 De kans om slachtoffer te worden, is dus behoorlijk groot. In de

meerderheid van de gevallen gaat het om mineure vergrijpen, die wel

hinderlijk, schadelijk en soms ook frustrerend zijn, maar zelden diepe

sporen nalaten in emotionele, fysieke en materiële zin. Maar er blijft

jaarlijks nog steeds een aanzienlijk aantal delicten over waarbij lijf en

goed serieus in het geding komen. Van Dijk & Van Mierlo schatten dat er

jaarlijks 400.000 à 700.000 slachtoffers zijn voor wie de gevolgen dermate

ernstig zijn dat ze behoefte hebben aan emotionele, praktische en

juridische ondersteuning.28

Het risico om slachtoffer te worden is dus alles behalve denkbeeldig.

Wel is het zo dat het risico om slachtoffer te worden,niet gelijk is

verdeeld over de bevolking. Vrouwe Justitia mag dan geblinddoekt zijn,

‘Vrouwe Delinquentia’ is dat zeker niet. Sommige individuen of groepen

lopen een hoger risico dan anderen. Zo zijn het bijvoorbeeld niet de

bejaarde dames met handtasjes die het grootste risico lopen om

slachtoffer te worden, maar degenen die in de publieke opinie als hun

voornaamste belagers figureren: allochtone jongens. Juist zij hebben van

alle burgers gemiddeld de grootste kans om slachtoffer te worden van

een gewelds- of vermogensdelict, zo blijkt uit cijfers van het CBS. En van

alle bevolkingsgroepen lopen de bejaarde dames juist het minste gevaar.

De archetypische dadercategorieën, namelijk jonge mannen en met name

jonge allochtone mannen, blijken het meest kwetsbaar te zijn voor

slachtofferschap. Bepaalde kenmerken die een relatie hebben met

daderschap, zijn ook sterke voorspellers van slachtofferschap29. Denk

aan sociaal economische status (opleiding, kansen op de arbeidsmarkt,

opgroeien/wonen in een achterstandswijk), bepaalde psychische en

gedragsstoornissen, en verslavingsproblematiek.

Verder wijst de praktijk uit dat een gewaarschuwd mens níet voor twee

telt, integendeel: slachtoffers lopen een hogere kans dan niet-getroffenen

om binnen afzienbare tijd opnieuw slachtoffer te worden. Dat lijkt in

eerste instantie contra-intuïtief, maar er zijn logische verklaringen voor

27 Kalidien & De Heer-De Lange (2011) 28 Van Dijk & Van Mierlo (2009:6) 29 Zie bijvoorbeeld Jol (2000: 7)

Page 18: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 19

herhaald slachtofferschap, afhankelijk van het soort misdrijf. Inbrekers

weten dat het na een paar weken lucratief is om nog eens een poging

wagen omdat verzekerden tegen die tijd hun gestolen spullen hebben

vervangen. Huiselijk geweld kenmerkt zich door een cyclus van

spanningsopbouw en gewelddadige ontlading; een patroon dat niet

zelden van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het frequenteren

van uitgaansgelegenheden of sportwedstrijden is een risico, want in die

situaties doen zich bovengemiddeld vaak geweldsincidenten voor, zeker

in combinatie met drank- en middelengebruik. En zo zijn er tal van

verklaringen te vinden.

Waarom is dit relevant in deze paper? Ten eerste wil niemand slachtoffer

worden. Daarmee staat het belang van preventie buiten kijf. Dan is het

goed te weten dat slachtofferschap niet altijd een kwestie van toeval is,

maar dat zich patronen aftekenen en dat preventie efficiënter kan

geschieden als we met die patronen rekening houden. In deze paper

blijft het onderwerp preventie verder buiten beschouwing, maar ik wilde

het toch maar ergens genoemd hebben. Ten tweede is er vaak een relatie

tussen kwetsbaarheid voor slachtofferschap en coping ability.

Hulpverlening en justitie moeten daarvoor een goede antenne hebben of

ontwikkelen om succesvol aan de behoefte van herstel en

rechtvaardigheid tegemoet te kunnen komen.

Rondom de aangifte

In deze paper is het uitgangspunt dat slachtoffers in principe de wens

hebben dat de samenleving, in ieder geval de overheid, actief reageert op

het onrecht dat hen in de vorm van een misdrijf is aangedaan. Om deze

reactie te mobiliseren, moet er een signaal naar de betrokken instanties,

in casu de politie. Het slachtoffer moet actief melding of aangifte doen bij

de politie, want slechts zeer weinig misdrijven worden door de politie

zelf ontdekt. Van alle gepleegde misdrijven wordt ongeveer een vijfde

door de politie geregistreerd, relatief meer vermogensdelicten (want een

proces-verbaal van aangifte is nodig voor de verzekering) dan gewelds-

en gemene delicten. De vraag is dus: wat weerhoudt de overgrote

meerderheid van de slachtoffers ervan om melding te doen? Waarom is

de aangiftebereidheid zo laag?

Page 19: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 20

De meest genoemde reden in slachtofferenquêtes is dat men denkt dat

melden niet helpt, bijvoorbeeld omdat de politie er niets mee zal doen.30

Dat is een redelijk accurate inschatting want met de 1,2 miljoen aangiftes

per jaar gebeurt het volgende: bij grofweg 700.000 aangiften vindt de

politie dat opsporingsonderzoek doen geen zin heeft vanwege het

gebrek aan aanknopingspunten. Circa 300.000 aangiftes worden wel

opgevolgd en 150.000 aangiftes blijven jaarlijks op de plank liggen door

gebrek aan capaciteit; de zogenaamde plankzaken.31

Maar er liggen meer drempels. Hoewel de politie en de officier van

justitie op grond van artikel 163 lid 5 en artikel 165 lid 1 Sv verplicht zijn

de aangifte of klacht van een slachtoffer in ontvangst te nemen32, blijkt

dat in de praktijk nogal eens geweigerd te worden. Harde cijfers zijn

daarover niet beschikbaar maar anekdotisch bewijs33 suggereert dat het

geen uitzonderlijke praktijk betreft. Het slachtoffer kan hierover zijn

beklag indienen bij de korpsleiding of de hoofdofficier van justitie van

het betreffende arrondissement. Maar dat is, geredeneerd vanuit het

slachtoffer, de omgekeerde wereld. Gezien het feit dat (het verhogen

van) de aangiftebereidheid steeds hoog op beleidsagenda’s van justitie

en politie heeft gestaan, verwacht de aangever met open armen

ontvangen te worden. Nu moet hij voor een persoonlijke aangifte eerst

een afspraak maken. De afgelopen jaren zijn uit efficiency overwegingen

veel politiebureaus en servicepunten gesloten of vervangen door

steunpunten met beperkte openingstijden. Dat werkt niet

drempelverlagend. Daar staat tegenover dat bij veel korpsen telefonisch

of digitaal aangiftemogelijkheid bestaat (niet voor alle strafbare feiten).

In 2010 kwam ongeveer 65% van de meldingen via telefonische en

elektronische weg binnen.34

30 Dit betreft 36% van de gevallen. In 26% van de gevallen wordt melding gedaan om het niet misdrijf

daarvoor niet belangrijk genoeg wordt gevonden, in 17% van de gevallen vindt met het geen zaak

voor de politie, bij 8% was de zaak al opgelost, voor 13% is er geen reden bekend en 1% doet geen

aangifte uit angst voor represailles. Bron: CBS (2011:74) 31 http://binnenland.nieuws.nl/598717 31 januari 2012 32 Tenzij het evident niet strafbare feiten betreft 33 bijvoorbeeld op de website van de Nationale Ombudsman en in digitale nieuwsarchieven 34 Bron: CBS (2011: 72)

Page 20: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 21

Anonimiteit = veiligheid

Een ander motief om geen aangifte te doen, is angst voor represailles van

de dader. Dat motief speelt slechts in 1% van de gevallen maar in

absolute aantallen spreken we dan nog steeds over vele duizenden

mensen. De naam en het adres van de aangever komen in het proces-

verbaal te staan en de verdachte krijgt ze dus vroeg of laat onder ogen.

Het zou voor deze groep een uitkomst zijn als slachtoffers (gedeeltelijk)

anoniem aangifte kunnen doen. En die mogelijkheid bestaat ook, lezen

we in de Aanwijzing slachtofferzorg: ‘In gevallen waarin het slachtoffer

bezwaar heeft tegen het vermelden van de adresgegevens in de aangifte

omdat hij bijvoorbeeld vreest voor represailles, informeert de politie het

slachtoffer over de mogelijkheid om op een ander adres domicilie te

kiezen. De correspondentie van politie en OM aan het slachtoffer wordt

dan naar dit adres gezonden. In uitzonderlijke gevallen is het ook

mogelijk om, in overleg met het OM, de aangifte anoniem op te nemen.’35

Maar dat is blijkbaar nog niet algemeen bekend onder het

politiepersoneel, zo blijkt uit het verhaal van meneer en mevrouw Pijl36,

die na een genoeglijke familieavond op weg naar huis door een hen

onbekende automobilist opzettelijk en zonder aanleiding van de weg

worden gereden. Ze belanden met hun auto op zijn kop onderaan het

talud in een greppel. Ze komen er vanaf zonder al te zware

verwondingen, maar de schrik zit er goed in. De politie is snel ter plekke

om de eveneens gecrashte dader af te voeren en hun gegevens op te

nemen. Meneer Pijl verwacht dat de politie ’s anderdaags wel contact

met hun zal opnemen om de verklaring nog eens door te nemen. Hij en

zijn vrouw willen nog het een en ander toevoegen, en bij nader inzien

willen ze niet dat hun adresgegevens in het proces-verbaal staan, want

ze zijn bang voor de dader. Wie is die man en waarom had hij het op hen

voorzien? Wie garandeert hen dat de man niet opeens voor hun deur

staat? Ze nemen verschillende keren contact op met de politie en ook via

Slachtofferhulp Nederland wordt geprobeerd om de adresgegevens

alsnog te laten afschermen door domicilie te kiezen op het bureau, maar

alle pogingen zijn tevergeefs. Meneer en mevrouw Pijl zitten een paar

weken behoorlijk in de rats en beleven menig slapeloze nacht voordat ze

35 Aanwijzig Slachtofferzorg (2010A029)

http://www.om.nl/organisatie/beleidsregels/overzicht/slachtoffers/@155130/aanwijzing/ 36 Bron: interview op 20-12-2011

Page 21: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 22

horen – nadat ze zelf weer eens contact met de politie hebben gezocht –

dat hun aanvaller een geestelijke stoornis heeft en al een tijdje zijn

medicijnen niet meer had genomen. Inmiddels is hij weer in

behandeling. Ook de dader zelf weet niet wat hem op dat moment

bezielde. Het echtpaar Pijl is gerustgesteld. Al hadden ze deze informatie

natuurlijk graag eerder gehad.

Het is geen op zichzelf staand geval; op internet hoef je niet lang te

zoeken om soortgelijke ervaringen te vinden. Het volgende citaat is

illustratief. ‘Naar aanleiding van een mishandeling afgelopen zaterdag

door een vreemde, heb ik meteen melding gemaakt bij de meldkamer, en

kenteken, signalement en auto opgegeven (…) Ik zou op een rustig

tijdstip aangifte kunnen doen. Ik kom net van het politiebureau, en ik

ben nogal verbaasd, en behoorlijk boos. Als ik aangifte doe, komen mijn

adresgegevens op de aangifte te staan. Je kunt niet anoniem aangifte

doen. De ‘verdachte’ krijgt de aangifte in te zien (daar heeft hij recht op),

en weet dus waar ik woon, en wie ik ben. Wat dus zou betekenen dat ik

een mes tussen mijn ribben gestopt kan krijgen als ik de deur uitstap,

gezien meneer al een klap uitdeelde om niks. Wat is dat voor een

kromme wet? Ik zei tegen de agente, dit betekent zeker dat er een hoop

misdaden onbestraft blijven gezien er mensen bang zijn voor wraak? Het

is ook zo dat ik niet ZIJN gegevens krijg, maar hij wel de mijne...’ 37

De ironie is in dit geval dat er dus niet sprake is van een ‘kromme wet’ of

een leemte in de wet, maar van een gebrek aan kennis van de regels bij

degenen die ze moeten toepassen.

Service en informatie

Slachtoffers die aangifte doen, hebben recht op een kopie van het proces-

verbaal van de aangifte. Met de invoering van de Wet versterking positie

slachtoffer is hiertoe een bepaling in het 4e lid van art. 163 Sv opgenomen:

op verzoek van de aangever of diens gevolmachtigde moet de

opsporingsambtenaar een kopie van de aangifte verschaffen. Dat is

onder meer belangrijk om een bewijsstuk te hebben voor de verzekering,

voor een aanvraag bij het Schadefonds Geweldmisdrijven (maar niet

noodzakelijk) en om een alvast een voegingsformulier in te vullen voor

het geval er een verdachte vervolgd kan worden.

37 http://forum.fok.nl/topic/1332468 2 februari 2012

Page 22: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 23

In art. 163 zijn geen weigeringsgronden of bijzondere verzoekprocedures

opgenomen, noch is een termijn vastgesteld waarbinnen het verzoek om

een kopie gedaan moet worden. Kortom: een vraag aan een

politieambtenaar volstaat. En als dat gebeurt direct bij de aangifte, dan

levert dat doorgaans geen problemen op. Maar niet ieder slachtoffer is

even alert op het belang van een kopie en niet iedere verbalisant

informeert de aangever hierover. Komt de aangever enige tijd later

alsnog tot de conclusie dat hij een kopie wil, dan is dat al een stuk

ingewikkelder, ervaren slachtoffers en hun gevolmachtigden, zoals een

advocaat of een medewerker van Slachtofferhulp Nederland.38

Regelmatig krijgen zij te horen hiervoor een schriftelijk verzoek bij de

officier van justitie in te moeten dienen. Zo’n verzoek moet dan door de

papiermolen van het parket en met enig geluk levert het binnen

afzienbare termijn een afschrift op. In het minder gunstige scenario zijn

er diverse rappels nodig om het gewenste document te krijgen. Voor een

slachtoffer is het ontmoedigend om voor een relatief eenvoudig verzoek

op een dergelijke bureaucratische respons te stuiten. Ook binnen het

apparaat zelf genereert zo’n respons alleen maar extra handelingen, dus

wat is de winst? Het verhoudt zich bovendien slecht met de beginselen

van de correcte bejegening en accurate informatievoorziening die pijlers

van het slachtofferbeleid vormen.

De keten is niet blind voor dergelijke oneffenheden in de dienstverlening

aan slachtoffers. Het is niet voor niets dat de invoering van de

Slachtofferloketten in zo’n voortvarend tempo is volbracht. De korte

lijnen tussen de politie-, OM- en Slachtofferhulpmedewerkers op de

parketten doorsnijden de nodeloos lange bureaucratische lijnen,

bijvoorbeeld omdat de medewerkers elkaars systemen kunnen

raadplegen om snel en zonder omwegen over de noodzakelijke

informatie te beschikken. Nu alleen nog even zorgen dat de vereiste

autorisaties op alle Slachtofferloketten geregeld zijn…

De politie heeft nog andere informatieplichten rondom de aangifte. Zij

dient het slachtoffer te informeren over de mogelijkheden van

bemiddeling en slachtoffers van geweldsdelicten door te verwijzen naar

38 Zie bijvoorbeeld de ‘Lijst generieke knelpunten advocatuur d.d. 2 december 2012’, ook wel bekend

als de ‘zwarte lijst’

Page 23: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 24

het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Dat is zeer belangrijke informatie

voor slachtoffers want ze betreft de vergoeding van schade.

Daarnaast hoort de politie slachtoffers te attenderen op de

dienstverlening van Slachtofferhulp Nederland en slachtoffers door te

verwijzen; zij vervult in die zin een poortwachterfunctie. Tot voor kort

gebeurde de doorverwijzing door expliciet toestemming aan het

slachtoffer te vragen. Deze informed-consent procedure kende een aantal

zwakke punten39 waardoor de politie slechts een deel van de daarvoor in

aanmerking komende slachtoffers bij Slachtofferhulp Nederland

aanmeldde. Enkele maanden geleden is, na een (jaren)lange aanloop, een

volledig geautomatiseerde doorgifte van slachtoffergegevens

gerealiseerd met betrekking tot een lijst van ruim 70 delictcodes. Dat

heeft geleid tot een spectaculaire stijging van de aanmeldingen bij

Slachtofferhulp Nederland. Of er daadwerkelijk sprake is van een 100%

doorgifte moet nadere analyse van de cijfers uitwijzen, maar de eerste

resultaten zijn zonder meer positief. Nu is de uitdaging voor

Slachtofferhulp Nederland om alle aangemelde slachtoffers ook

daadwerkelijk binnen twee2 werkdagen actief te benaderen. Op basis

van goede informatie over de dienstverlening van Slachtofferhulp

Nederland kan het slachtoffer dan besluiten een hulpaanbod te

accepteren of niet.

Actief benaderen

Waarom is gekozen voor deze procedure? Waarom wordt het slachtoffer

niet langer om toestemming gevraagd, maar geeft de politie zijn

gegevens automatisch door aan Slachtofferhulp Nederland? Die

procedure is weliswaar conform de bepalingen van de Wet bescherming

persoonsgegevens, maar mensen kunnen het toch vervelend of ongepast

vinden dat hun gegevens zonder hun medeweten of toestemming door

de politie aan een andere instantie worden verstrekt. En waarom vindt

Slachtofferhulp Nederland het zo belangrijk om initiatief naar

slachtoffers te nemen, terwijl zij, althans volgens haar missie40, uitgaat

van de veerkracht en zelfredzaamheid van slachtoffers? Ook daar lijkt

iets te wringen.

39 Zie voor een uitgebreide analyse Dekkers, Jansen & Homburg (2006) 40 Zie http://www.slachtofferhulp.nl/Over-Ons/

Page 24: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 25

Ten grondslag aan deze keuzen liggen de volgende overwegingen. Op

macroniveau is slachtofferschap van een strafbaar feit op te vatten als

een schending van het sociaal contract tussen burger en samenleving,

vertegenwoordigd door de overheid: de burger heeft een deel van zijn

bevoegdheden, waaronder het recht op vergelding, overgedragen aan de

overheid in ruil voor onder meer bescherming en veiligheid. Niet alleen

de dader, maar ook de overheid en in brede zin de samenleving hebben

zo geredeneerd een ‘schuld’ aan het slachtoffer. Daarop grondt de plicht

om althans gedeeltelijk te voorzien in de behoeften van het slachtoffer,

namelijk herstel en rechtvaardigheid. Deze behoeften zijn, zoals eerder

beschreven, uiteen te rafelen in bijvoorbeeld erkenning, compensatie,

informatie, participatie (voice) en bescherming.

Slachtofferhulp Nederland belichaamt de hand die de samenleving

toesteekt aan het slachtoffer om tegemoet te komen aan deze behoeften.

De actief toegestoken hand is zowel een symbolische erkenning van het

leed en onrecht die de persoon in kwestie zijn aangedaan, als een aanbod

van concrete steun. Zelfs al heeft het slachtoffer geen behoefte aan hulp

en aanvaardt hij het aanbod niet, dan heeft het initiële contact toch een

eigenstandige waarde.

Een tweede, niet minder belangrijke overweging, is gestoeld op het in

meer dan 25 jaar praktijkervaring verkregen inzicht dat, hoe vreemd het

ook mag klinken, slachtoffers doorgaans geen (actieve) hulpvragers

blijken te zijn. Om uiteenlopende redenen ervaren slachtoffers een

drempel om zelf de weg naar Slachtofferhulp Nederland te vinden.

Onbekendheid met de organisatie en de dienstverlening is een reden.

Het beeld van de geitenwollensokkenorganisatie die vooral ‘tea and

sympathy’ biedt is hardnekkig, ook al is het volstrekt achterhaald. Soms

weerhoudt schaamte of schuldgevoel de betrokkene van een

hulpverzoek. Ook speelt mee dat vlak na het misdrijf de impact en de

gevolgen op materieel, fysiek, psychisch, sociaal en emotioneel terrein

zich nog niet in hun volle omvang hebben ontvouwd. De kans op

slachtofferschap mag dan bepaald niet denkbeeldig zijn, het is nu ook

weer niet een ervaring die voor de doorsnee burger tot de reguliere gang

van zaken behoort en waarvoor mensen dus een handelingskader paraat

hebben. Het is, kortom, moeilijk voor slachtoffers goed zicht te hebben

op het complex aan gevolgen van het misdrijf en de behoeften die

Page 25: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 26

daaruit voortvloeien, en deze behoeften vervolgens zodanig te

articuleren dat duidelijk wordt welke hulp nodig is. “Dat kan ik volledig

beamen”, aldus een slachtoffer, "Als de shock over is, heb je geen

energie. (…) Je kunt niet voor jezelf zorgen. Er moet iemand zijn die dat

voor je doet. Je bent geknakt; je kunt op dat moment niet je rug rechten

en vechten.” Daarin ligt dus een voorname taak van Slachtofferhulp

Nederland: het mobiliseren van veerkracht en zelfredzaamheid, die

eerste uitgestoken hand die het slachtoffer overeind helpt zodat hij weer

op eigen benen staat.

Opsporingsonderzoek

De aangifte is in principe het startsein tot opsporingsonderzoek. De

meeste aangevers willen graag op de hoogte blijven van ontwikkelingen

in het onderzoek. Wat leveren sporen en ander bewijsmateriaal op, is er

een al een verdachte in beeld, neemt de politie hem in voorlopige

hechtenis of blijft hij op vrije voeten? Deze en andere vragen houden

ieder slachtoffer in meer of mindere mate bezig. Volgens de Aanwijzing

slachtofferzorg heeft de politie de plicht het slachtoffer te informeren over

het verloop van de zaak tot en met de afsluitende inzending van het

proces-verbaal aan het OM, wanneer het slachtoffer conform art. 51a 3e

lid Sv daarom heeft verzocht.

In de ideale situatie ontvangt iedere aangever met enige regelmaat

telefonisch of schriftelijk een update van de stand van zaken in het

onderzoek rondom ‘zijn’ zaak. Zelfs al zijn er geen nieuwe

ontwikkelingen te melden, dan nog heeft zo’n bericht waarde omdat het

slachtoffers laat weten dat ze niet vergeten zijn. Een relevante nieuwe

ontwikkeling, zoals de vrijlating uit voorlopige hechtenis van een

verdachte dient onverwijld aan het betrokken slachtoffer te worden

meegedeeld. Het kan buitengewoon schokkend en angstig zijn voor

bijvoorbeeld een zedenslachtoffer of nabestaande om opeens de dader

tegen te komen terwijl men dacht dat die veilig achter de tralies zat. En

hoewel voor slachtoffers van ernstige geweld- en zedenmisdrijven en

nabestaanden van levensdelicten een hoger dienstverleningsniveau geldt

dat is gewaarborgd in het Maatwerkprotocol, slagen de betrokken

instanties er niet altijd in op het slachtoffer of de nabestaande op tijd van

belangrijke zaken op de hoogte te stellen. Het feit dat politie en OM

Page 26: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 27

vanwege formeelrechtelijke redenen voornamelijk op papier

communiceren, komt de snelheid van de communicatie niet ten goede.

De ‘next best thing’ zou een geautomatiseerd aangiftevolgsysteem zijn,

een elektronisch slachtofferdossier waarin alle relevante informatie van

alle betrokken instanties voortdurend actueel te raadplegen is door het

slachtoffer. Natuurlijk zitten daar enorme haken en ogen aan.

Beveiligingstechnisch is het een ingewikkelde klus, en minstens zo

complex is het om de verschillende systemen van de betrokken instanties

zo te koppelen dat de juiste informatie op het juiste moment automatisch

in het elektronisch dossier stroomt.

Daartegenover staat dat slachtoffers op elk gewenst tijdstip en gewenste

plaats (mits voorzien van internettoegang) het dossier van hun zaak

kunnen raadplegen. Schroeven we de ambitie verder op, dan maakt zo’n

slachtofferdossier onderdeel uit van een persoonlijke webpagina met

allerlei interactieve functionaliteiten, zoals chatten met

Slachtofferloketmedewerker, het online aanvragen van diensten en

invullen van formulieren, voorlichtingsfilmpjes over en simulaties

(serious gaming) van de verschillende stadia van de rechtsgang om

slachtoffers voor te bereiden op wat komen gaat. Zo’n geïntegreerde tool

kan absoluut een bijdrage leveren aan het herstel van controle en het

(terug)nemen van de regie door het slachtoffer. Herstel van controle, zo

heeft onderzoek keer op keer uitgewezen, is een cruciale factor in de

verwerking van de gevolgen van een ingrijpende gebeurtenis.

Informeren – geven en krijgen

Voor nu genoeg gedroomd en terug naar de werkelijkheid. In dit deel

zijn we er tot nu toe vanuit gegaan dat de politie na de aangifte een

opsporingsonderzoek start. Maar bij de meerderheid van de aangiftes

gebeurt dat niet, zo heb ik eerder aan de hand van cijfers laten zien. De

politie is wettelijk niet verplicht om opsporingsactiviteiten te verrichten.

Daarvoor bestaan goede redenen: vaak valt er eenvoudigweg niet zo

veel op te sporen. Of legt de politie vanwege haar beperkte capaciteit

prioriteit bij de aanpak van andersoortige misdrijven dan die waarvan

aangifte is gedaan. Ziet de politie van opsporing af, dan moet zij de

aangever hiervan schriftelijk op de hoogte stellen. Is deze het niet met

die beslissing eens, dan kan hij de officier van justitie verzoeken om

alsnog onderzoek in te stellen. Blijft de officier bij het sepot, dan is er nog

Page 27: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 28

de mogelijkheid beklag in te dienen door middel van de artikel 12 Sv-

procedure, waarover later meer.

Gedurende het vooronderzoek beschikken politie en officier van justitie

over een uitgebreid maar nauw omschreven arsenaal bevoegdheden om

bewijs te verzamelen. Hier doet zich het inquisitoire karakter van het

Nederlandse strafrecht het sterkst gelden. De verdachte is in dit stadium

vooral object van onderzoek, en kan aanspraak maken op sterke

wettelijke waarborgen. Dat heeft te maken met drie fundamentele

beginselen van het Nederlandse strafrecht. Het eerste is het

onschuldvermoeden: de verdachte is onschuldig tot het tegendeel is

bewezen. Het tweede staat bekend als het ‘nemo tenetur’-beginsel: een

verdachte is niet verplicht aan zijn eigen veroordeling mee te werken.

Dat komt onder meer tot uitdrukking in de cautieplicht van justitie en

het zwijgrecht van de verdachte, alsmede het feit dat de verdachte niet

beëdigd wordt voor verhoor. Het derde beginsel is expliciet neergelegd

in art. 6 van het Europese Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de

Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM): iedere verdachte heeft recht

op een eerlijk proces.

De rechten van het slachtoffer zijn in deze fase tamelijk beperkt. Er is

vooral het recht om – op verzoek – geïnformeerd te worden over verloop

en afloop van het onderzoek. Ook kan het slachtoffer aan de officier

verzoeken om stukken toe te voegen aan het dossier die hij relevant acht

voor de beoordeling van de zaak tegen de verdachte of van zijn

vordering op de verdachte (art. 51b lid 2 Sv) en kennisneming verzoeken

van stukken uit dat dossier die voor hem van belang zijn (art. 51b 1e lid).

De officier kan dat weigeren, waartegen het slachtoffer dan weer

bezwaar kan aantekenen bij de rechter.

Art.51b 2e lid is een intrigerende bepaling omdat het de mogelijkheid

opent, in ieder geval niet uitsluit, om bewijsstukken resulterend uit

opsporingsactiviteiten en onderzoek die het slachtoffer zelf geïnitieerd

heeft, toe te voegen aan het strafdossier. Op dit moment is nog geen

systematisch beeld in welke mate slachtoffers gebruik maken van de

mogelijkheid om stukken toe te voegen aan het dossier. Ook zou het

zonder meer interessant zijn om te onderzoeken wat voor soort stukken

slachtoffers willen toevoegen aan het dossier en hoe de officier van

justitie met deze verzoeken omgaat.

Page 28: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 29

Art. 51b 1e lid is in feite het equivalent van artt. 31 en 33 Sv die het

kennisnemingsrecht van de verdachte regelen. In die zin is er dus

getracht meer evenwicht te brengen in de positie van slachtoffer en

verdachte. Toch blijkt het in de praktijk niet altijd mee te vallen om dit

recht te effectueren. Hoewel de wet deze verplichting nergens stelt41,

krijgen slachtoffers nogal eens te horen dat alleen een advocaat zo’n

verzoek kan doen. Anders dan de verdachte, heeft het slachtoffer geen

wettelijk recht op rechtsbijstand.42 Slechts een beperkt aantal slachtoffers,

namelijk van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven, kunnen de Raad

voor de Rechtsbijstand om een toevoeging verzoeken, een gehele of

gedeeltelijke43 tegemoetkoming in de kosten van een advocaat.

Slachtoffers worden door deze handelswijze dus onnodig op kosten

gejaagd.

Voor slachtoffers moet de drempel om kennis te nemen van de relevante

processtukken zo laag mogelijk zijn, en zouden slachtoffer en verdachte

op dit punt over dezelfde rechten moeten beschikken. Het voelt als een

groot onrecht als de verdachte middels zijn raadsman wel over (grote

delen van) het dossier kan beschikken en het slachtoffer niet.

Bijvoorbeeld uit oogpunt van de bescherming van de persoonlijke

levenssfeer van de verdachte, terwijl deze zelf zo’n grove inbreuk heeft

gemaakt op de levenssfeer van het slachtoffer. Als de verdachte of diens

advocaat vervolgens ook nog eens vrijelijk allerlei informatie uit dat

dossier in de publiciteit brengen, inclusief privacygevoelige informatie

met betrekking tot het slachtoffer of de nabestaanden, dan is ‘adding

insult to injury’ een understatement.

“Mijn zwager vertelde dat hij het dossier had gelezen”, aldus een

nabestaande wier man werd vermoord door een familielid. “Ik vroeg:

‘Welk dossier?’ ‘Het politiedossier’, zei hij. Hij had het dossier van de

dader gekregen. Dat is toch een macabere situatie: ík ben de vrouw van

degene die vermoord is, en mocht het niet inzien en de dader, die zich

41 Art. 51b 5e lid vermeld weliswaar dat de wijze waarop kennisneming van de processtukken

geschiedt, kan worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur, maar zo’n regeling is nog niet

uitgewerkt. Ook de Aanwijzing Slachtofferzorg geeft hieromtrent geen nadere richtlijnen. 42 Het slachtoffer kan zich doen bijstaan (in principe door iedereen) en kan zich op de terechtzitting

doen vertegenwoordigen door een advocaat (die daartoe gevolmachtigd is) of een ander gemachtigde

die daartoe een bijzondere en schriftelijke volmacht heeft. (art. 51c 1e en 2e lid) 43 Onder meer afhankelijk van inkomen en vermogen, en de hoogte van een eventuele

schadevergoeding

Page 29: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 30

beriep op zijn zwijgrecht, mag het wel hebben. Híj bepaalt vervolgens

wie het dossier te lezen krijgt. Hij heeft het aan verschillende

familieleden gegeven. Wat moet ik dan doen? Op mijn knieën naar de

dader om het dossier in te zien? Want de politie gaf het niet. Dat mag

dan volgens de wet zijn, maar dat is het meest onrechtvaardige wat je als

nabestaande aangedaan kan worden. Daar heb ik enorm onder geleden.”

Ook hier gloort het elektronisch slachtofferdossier als lonkend

perspectief: het zou voor alle partijen een winsituatie zijn als de stukken

waarvan het slachtoffer gerechtigd is kennis te nemen, automatisch in

het dossier belanden en altijd te raadplegen zijn.

Invloed op opsporingsonderzoek en vervolgingsbeslissing

Er komt een punt in het onderzoek dat het OM een beslissing moet

nemen over wat er met de zaak gebeurt. Er zijn verschillende

mogelijkheden:

• Het besluiten tot verdergaand onderzoek, bijvoorbeeld door het

aanvragen van een gerechtelijk vooronderzoek (GVO). De rechter-

commissaris met zijn verdergaande bevoegdheden neemt dan het

onderzoek over. Als het GVO is afgesloten moet het OM een van de

onderstaande besluiten nemen over de verdere afwikkeling.

• Het afdoen van de zaak door het OM zelf. Het OM kan besluiten niet

te vervolgen vanwege gebrek aan bewijs; een technisch sepot. Een

tweede mogelijkheid is het voorwaardelijk sepot: de verdachte kan

vervolging afhouden door te voldoen aan bepaalde voorwaarden,

zoals het betalen van boete (transactie), en het vergoeden van de

schade aan het slachtoffer. Ten slotte kan het OM ingeval van

overtredingen en misdrijven waarop minder dan zes jaar celstraf staat

zelf een straf opleggen. Dat kan in de vorm van een boete of werkstraf

en aanvullende maatregelen zoals het opleggen een

schadevergoedingsmaatregel of de ontzegging van de rijbevoegdheid.

Een vrijheidsbenemende straf kan alleen de rechter opleggen.

• De zaak ter beoordeling aan de rechter voorleggen door de verdachte

te dagvaarden.

Welke beslissing de officier van justitie ook neemt ten aanzien van een

strafdossier, hij moet de belangen van het slachtoffer daarin meewegen,

Page 30: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 31

waarbij vooral de schadevergoeding een rol speelt. Uiteraard moet het

OM het slachtoffer informeren over de vervolgingsbeslissingen.

Wat nu als het als slachtoffer het niet eens is met de beslissing van de

officier? Zijn er wettelijke voorzieningen die het opportuniteitsbeginsel

van het OM kunnen doorkruisen?

Art. 12 Sv

Zo’n voorziening bestaat in de vorm van de art. 12 Sv-procedure of

procedure klacht niet-vervolging. Deze procedure is voor iedere

belanghebbende toegankelijk en te starten door een klaagschrift te sturen

naar het gerechtshof van het betreffende ressort . Als de klacht niet

evident ongegrond is, neemt het hof die in behandeling. Het OM stuurt

het tot dan toe opgebouwde dossier naar het hof en de advocaat-

generaal geeft een schriftelijk advies. Vervolgens roept het hof de

indiener van het klaagschrift op om zijn klacht op zitting mondeling toe

te lichten. Soms wordt ook de vermeende dader verhoord, maar dat

gebeurt in een aparte zitting. Het hof toetst de vervolgingsbeslissing van

het OM: is uit het strafonderzoek voldoende bewijs naar voren gekomen

om de verdachte te vervolgen? Eventueel kan het hof tot de conclusie

komen dat nader onderzoek nodig is. Het hof kan ook de beslissing om

te transigeren toetsen, maar is daarin doorgaans zeer terughoudend

omdat de verdachte in principe erop moet kunnen vertrouwen dat met

het betalen van de geldboete de zaak is afgedaan. Binnen vier tot zes

weken na de laatste behandeling van de zaak,ontvangt de klager de

beslissing van het hof. Het hof betrekt bij zijn beslissing de technische

aspecten van de zaak (zoals de bewijsbaarheid) en het algemeen belang

bij het wel of niet vervolgen.

Is de art. 12 Sv procedure een echte waarborg voor het slachtoffer, of een

doekje voor het bloeden?, zoals raadsheer Veldhuisen zich afvraagt in de

Prinsengrachtbundel getiteld Art. 12 Sv.44 Uit onderzoek blijkt dat de

kans op het gegrond verklaren van de klacht niet bijzonder groot is. Van

de 460 beschikkingen van het Gerechtshof Amsterdam die advocaat-

generaal Van Gend analyseerde, heeft het hof in 51 gevallen een bevel tot

vervolging en/of nader onderzoek gegeven, waarbij het in 30 gevallen

ging om een geweld- of zedenmisdrijf. Uiteindelijk kwam het in 20

44 Veldhuisen (2004: 117 e.v.)

Page 31: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 32

gevallen alsnog tot een veroordeling met een vorm van straf en 4

schuldigverklaringen zonder straf. In de overige gevallen werd de

oorspronkelijke vervolgingsbeslissing van de officier door het hof, na

een nader bevolen GVO of door de zittingsrechter bevestigd.45 De kans

op het gegrond verklaren van de klacht is daarmee ongeveer 11% en de

kans dat er een veroordeling volgt, 5%. In hoeverre de Amsterdamse

cijfers representatief zijn voor de overige ressorten, blijft een kwestie van

speculeren. Het is echter aannemelijk dat ook daar de kansen niet heel

veel hoger zullen uitvallen. ‘Insiders weten hoe weinig kans de

slachtoffers maken, zeker bij gebrek aan bewijs geseponeerde delicten,

dat het hof alsnog vervolging beveelt’, aldus Van Dorst die vervolgens

concludeert dat het standaard informeren van slachtoffers over de

mogelijkheid een klacht niet-vervolgen in te dienen na een sepot, het

risico van de bekende dode mus in zich draagt.46 Aan de keerzijde: er

heeft een tenminste een onafhankelijke rechter naar de zaak gekeken en

zijn oordeel gegeven. Wellicht vergemakkelijkt dat enigszins de

acceptatie van het feit dat vervolging van de dader niet mogelijk of

wenselijk is.

Wie een art. 12-procedure in gang wil zetten moet overigens beschikken

over een grote voorraad geduld. ‘Het hof betreurt ten zeerste dat de

behandeling van de zaak zo lang heeft geduurd’, lijkt inmiddels een

standaard formule in de beschikkingen te zijn.47 Doorlooptijden van zes

maanden tot een jaar zijn eerder regel dan uitzondering.48 Dat dit voor

slachtoffers noch verdachten een wenselijke situatie is, behoeft geen

uitleg. Veldhuisen stelt voor om de behandeling van de klacht bij de

rechtbank onder te brengen, omdat vanwege de betere aansluiting op de

werkprocessen daar een aanzienlijke tijdwinst is te boeken.

“Een andere mogelijkheid is om de art. 12 Sv-procedure om te vormen

tot een verzoek- en verweerschrift procedure zoals die bestaat in het

civiele recht”, aldus Richard Korver, advocaat en voorzitter van het

Landelijk Advocatennetwerk Zedenslachtoffers (Lanzs) en in die

hoedanigheid meer dan bekend met de stroperigheid van de huidige

procedure. Zo’n procedure kan meestal schriftelijk plaatsvinden. Tineke

45 Van Gend (2004: 163 e.v.) 46 Van Dorst (2000: 240) 47 Veldhuisen (2004:117) 48 Van Gend & Visser (2004: 57 noot 49)

Page 32: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 33

Cleiren, hoogleraar strafrecht aan de Universiteit van Leiden, oppert een

beroepsprocedure zoals die in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is

vastgelegd. Dat betekent eerst een bezwaar indienen bij het orgaan dat

de beslissing nam, die dan zijn beslissing in de volle omvang moet

heroverwegen en de klager ook moet horen. Tegen een

ongegrondverklaring van de klacht kan de klager vervolgens beroep

aantekenen bij een beroepsinstantie, in dit geval de strafrechter. Deze

kan besluiten tot een hoorzitting en kan de zaak op haar merites

beoordelen, dat wil zeggen, een volledige toetsing. Dat lijken geen hele

wezenlijke veranderingen maar de Awb kent strikte en relatief korte

termijnen voor indienen en behandelen van klachtschriften en daarin

zou de grote winst zitten. Maar er zijn ook andere constructies denkbaar

die het slachtoffer invloed zouden verschaffen. Om dat te illustreren, wil

ik een uitstapje maken naar de zuiderburen.

Burgerlijke partij49

Het Belgische rechtssysteem wijkt op verschillende punten significant af

het Nederlandse. Zo is er het Hof van Assisen, een volksrechtbank,

waarin een jury van twaalf gezworenen samen met drie rechters oordeelt

over feiten, schuld en straf in zaken als moord en doodslag.50 Veel

relevanter voor mijn betoog is de rechtsfiguur van de burgerlijke

partijstelling die het slachtoffer als daadwerkelijke procespartij

positioneert.

In het Belgisch recht kan een slachtoffer in drie modaliteiten onderdeel

uitmaken van de strafrechtelijke afwikkeling van de zaak. De meeste

‘passieve’ modaliteit is die van klager. De daaraan verbonden rechten

houden in dat het slachtoffer automatisch op de hoogte wordt gesteld

over de datum van rechtszittingen51 en wanneer het onderzoeksgerecht

tot ‘internering’52 besluit als het een verdachte ontoerekeningsvatbaar

acht. Daarnaast heeft de klager recht op inzage in en afschrift van de

49 De informatie in deze secties is gebaseerd op de brochure Uw rechten in de strafprocedure als

slachtoffer van een misdrijf en interviews met V. van Parys, werkzaam bij de Dienst Slachtofferonthaal

van het justitiehuis Turnhout. 50 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Hof_van_assisen voor een uitgebreide beschrijving. 51 In België wordt het onderzoek ter zitting door twee verschillende rechtbanken uitgevoerd: de eerste

fase vindt plaats bij het onderzoeksgerecht richt zich meer op het feit en de schuld van de verdachte,

waarna de strafrechtbank zich over de zaak buigt om een eindoordeel te vellen en de straf te bepalen. 52 Vergelijkbaar met ter beschikkingstelling

Page 33: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 34

relevante processtukken. Klager is men door het neerleggen van een

klacht bij de politie of Procureur des Konings (officier van justitie).

De tweede modaliteit, of statuut in het Belgische juridisch jargon, is die

van benadeelde.53 Daartoe dient het slachtoffer (of zijn advocaat) zich als

zodanig te laten registreren bij het parket. De status van benadeelde

geeft het slachtoffer recht om rechtstreeks stukken toe te voegen aan het

strafdossier. Daarnaast wordt hij op de hoogte gesteld van elke

beslissing in het vooronderzoek, zoals over seponering,

strafbemiddeling, de aanstelling van een onderzoeksrechter, en de data

van rechtszittingen.

Als derde kan het slachtoffer zich (eventueel met tussenkomst van zijn

advocaat) burgerlijke partij stellen. Dat betekent dat de persoon in

kwestie stelt schade te hebben opgelopen door het misdrijf en hiervoor

schadevergoeding vraagt tijdens de strafprocedure.54 Het slachtoffer kan

zich burgerlijke partij stellen zonder dat er een onderzoeksprocedure

loopt. Hij meldt zich dan bij de onderzoeksrechter met ‘klacht met

burgerlijke partijstelling’. Op die manier heeft de klager zekerheid dat

zijn zaak wordt onderzocht en kan hij vanaf het begin zijn rechten doen

gelden. In dat geval is wel een waarborgsom verschuldigd, wat niet het

geval is als er al een onderzoek bij de procureur of onderzoeksrechter

loopt. In het geval van overtredingen en wanbedrijven kan het

slachtoffer de vermeende dader zelf rechtstreeks dagvaarden (citation

directe). Ook nadat de strafrechtbank uitspraak heeft gedaan, kan het

slachtoffer zich burgerlijke partij stellen. De betreffende rechter moet dan

ook uitspraak doen over de burgerlijke belangen, namelijk de

vergoeding van de schade als gevolg van het misdrijf.

In België berust het vervolgingsmonopolie dus niet exclusief bij het

openbaar ministerie, ook een private partij deze kan initiëren en wel via

de onderzoeksrechter of via een directe dagvaarding. In veel andere

rechtssystemen komen we deze rechtsfiguur tegen, bijvoorbeeld als de

Privatklage in Duitsland.

De rechten van de burgerlijke partij reiken verder dan alleen het

schadeherstel. Ze heeft recht op inzage in het strafdossier en kan om

53 Niet te verwarren met de benadeelde partij in Nederland, die zich voegt met een vordering tot

schadevergoeding in het strafproces. 54 Niet alleen het slachtoffer, iedereen die schade heeft geleden door het betreffende misdrijf, kan zich

burgerlijke partij stellen

Page 34: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 35

bijkomende onderzoekshandelingen vragen, zoals het verhoren van een

bepaalde persoon. Ook wordt zij steeds actief geïnformeerd over de

relevante ontwikkelingen in het onderzoek.

Bescherming of bevoogding?

Terug naar de Nederlandse situatie. Vanaf het moment dat het

slachtoffer als procespartij uit het strafrecht verdween, is bij tijd en wijle

discussie gevoerd of de tijd niet rijp was om het slachtoffer die positie

terug te geven. Groenhuijsen – geen voorstander – verwoordt de

argumenten als volgt: ‘Het zou niet goed zijn voor het slachtoffer en het

is niet goed te passen in het systeem.’55

Om met het eerste argument te beginnen: hierin klinkt de angst voor

secundaire victimisatie door. De risico’s voor slachtoffers zouden

immers groot zijn, in termen van zowel geldelijke als emotionele kosten.

Komt het niet tot een veroordeling dan is het slachtoffer gehouden de

proceskosten te betalen, althans in de Duitse en Belgische variant. Verder

staat men als procespartij bloot aan kritische bevraging van het OM, de

verdediging en de zittingsrechter. Zeker de advocaat van de verdachte

zal willen proberen het verhaal van het slachtoffer onderuit te halen. Zo

loop je als slachtoffer het risico als leugenaar te worden neergezet en het

gevoel te krijgen dat je zelf in de beklaagdenbank zit. Dat is voor

slachtoffers geen aantrekkelijk vooruitzicht; mij komen onmiddellijk

scènes uit Amerikaanse en Engelse tv-series voor ogen waarin advocaten

er niet voor terugdeinzen om karaktermoord te plegen op slachtoffers

van gruwelijke delicten. Dat is weliswaar een gedramatiseerd beeld,

maar wel ontleend aan de werkelijkheid. Daarvoor moeten we

slachtoffers toch willen behoeden?

Voordat we al te gretig ‘uiteraard’ zeggen: dat impliceert dat we

slachtoffers vooral als kwetsbaar en hulpeloos zien en ze moeten

beschermen tegen alles wat hun leed kan verergeren. Maar geldt dat

voor alle slachtoffers in dezelfde mate? Zouden ze niet op z’n minst de

mogelijkheid moeten hebben om zelf de afweging te maken of zij

bestand zijn tegen de negatieve aspecten en risico’s van het strafproces?

Zelf afwegen of de kosten opwegen tegen de baten en er uiteindelijk een

positief saldo overblijft? Dergelijke argumenten zijn onder meer naar

55 Zie onder meer Groenhuijsen (2001:79)

Page 35: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 36

voren gebracht door Van Dijk56, een sterk pleitbezorger van victim

empowerment en door Van Dorst57, tegenwoordig raadsheer bij de Hoge

Raad. Ze zijn zeker een overweging waard. De daadwerkelijke

emancipatie van het slachtoffer begint bij de mogelijkheid om zelf een

beredeneerde keuze te maken op basis van begrijpelijke informatie over

alle mogelijke consequenties van die keuze. Bescherming moet geen

bevoogding zijn. Bovendien zijn er best constructies te bedenken waarin

de belasting voor het slachtoffer binnen de perken blijft, bijvoorbeeld

door bijstand van een (gratis) advocaat.

Het tweede argument betreft de inpasbaarheid van rechtsfiguren als de

burgerlijke partij of Privatklage in het Nederlandse systeem.

Groenhuijsen is daar kort over: ‘Slachtofferemancipatie mag nooit ten

koste gaan van een eerlijke berechting van verdachten.’58 Het

Nederlandse bestel mag in zijn huidige vorm dan weinig ruimte bieden

voor het slachtoffer als procespartij, maar België, Duitsland en nog vele

andere landen zijn erin geslaagd hun strafrechtsysteem zo in te richten

dat het slachtoffer daarin partij is zonder dat het ten koste gaat van het

eerlijke proces voor de verdachte of de kwaliteit van de rechtspleging.

Anders had het Europese Hof voor de Rechten van de Mens er echt wel

een stokje voor gestoken.

Mini-instructie voor slachtoffers

Het introduceren van het slachtoffer als actieve partij in het

vooronderzoek, als degene die de strafvordering initieert of

onderzoekshandelingen kan uitlokken, lijkt binnen de strafrechtwereld

vooralsnog op meer tegenstanders dan medestanders te kunnen rekenen.

Toch zit er een rechtsfiguur in het Wetboek van strafvordering die de

mogelijkheid biedt om opsporingshandelingen te verzoeken bij de

rechter-commissaris, de zogenaamde mini-instructie (art. 36a-e Sv). Deze

staat momenteel alleen ten dienste van een verdachte, dan wel degene

die redelijkerwijs kan vermoeden dat het OM verdenkingen jegens hem

koestert maar die nog niet expliciet kenbaar heeft gemaakt. Zou de

mogelijkheid om opsporingshandelingen uit te lokken via een mini-

instructie voor slachtoffers worden gekoppeld aan een meer

56 Zie bijvoorbeeld van Dijk (2009: 20 e.v.). 57 Van Dorst (2000: 233 e.v.) 58 Groenhuijsen (2001: 85)

Page 36: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 37

gebruiksvriendelijke art. 12 Sv-procedure, dan zou dat een acceptabel

compromis kunnen opleveren tussen de Nederlandse en Belgische

posities. Helaas lijkt de kans hierop verkeken nu met de nieuwe Wet

versterking positie rechter-commissaris de artt. 36a-e uit het Wetboek van

strafvordering worden geschrapt.59 Blijft overeind dat ook slachtoffers een

mogelijkheid moeten hebben om op meer directe en meer omvattende

wijze opsporingshandelingen te kunnen uitlokken dan de (te) beperkte

en indirecte mogelijkheid die de art. 12 Sv-procedure hiertoe biedt.

De rechtszitting

We pakken de draad van dit verhaal weer op bij de

vervolgingsbeslissing van de officier van justitie. Daarmee laten we het

hele ZSM-traject, de versnelde afdoening van lichte strafbare feiten,

buiten beschouwing. De snelle afhandeling van zaken door het OM, met

medewerking van politie, Slachtofferhulp Nederland, reclassering en

andere betrokken instanties is als pilot in enkele arrondissementen

ongeveer een jaar geleden van start gegaan. Het doel is om met alle

betrokken instanties aan tafel als het even kan nog dezelfde dag dat het

delict is gepleegd, de zaak af te doen. Dat kan door de pleger een

transactie, een straf en/of maatregel op te leggen. Betreft het een

transactie of strafboete, dan dient hij direct af te rekenen. Ook ter zake

van de eventuele schade van slachtoffers geldt: boter bij de vis. Zowel

dader, slachtoffer als samenleving weten snel waar ze aan toe zijn. Bij

meer complexe zaken krijgt de verdachte een dagvaarding mee.

Slachtofferhulp Nederland kan in het belang van het slachtoffer

adviseren om de zaak meer tijd te gunnen of voor de rechter te brengen,

bijvoorbeeld omdat het opstellen van een gedegen schadevordering

meer tijd vraagt. Omdat ZSM in de pilotfase verkeert en de evaluatie nog

moet plaatsvinden, is het op deze plaats nog niet opportuun om er al

diep op in te gaan.

Staat eenmaal vast dat de verdachte voor de rechter komt, dan komt er

een meer omvattende set slachtofferrechten in beeld. Bijvoorbeeld het

recht om zich als benadeelde partij te voegen in het strafproces en zijn

59 EK 32 177 vergaderjaar 2000-2001. De wet is afgelopen zomer aangenomen door de Eerste Kamer,

maar is nog niet van kracht geworden.

Page 37: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 38

schadeclaim middels een voeging door de strafrechter te laten

beoordelen. Daarbij heeft het slachtoffer recht op ondersteuning van

Slachtofferhulp Nederland, zoals voorlichting over de rechtszitting en de

setting waarin deze plaatsvindt, hulp bij het opstellen en onderbouwen

van de schadevordering, en bij het opstellen van een schriftelijke

slachtofferverklaring, alsmede de voorbereiding van het spreken ter

zitting. Indien gewenst begeleidt een medewerker van Slachtofferhulp

Nederland het slachtoffer naar zitting en kan ook als gevolmachtigde

optreden om bijvoorbeeld de schadevordering toe te lichten. Daarnaast

kunnen slachtoffers van bepaalde categorieën delicten, de zogenaamde

spreekrechtwaardige delicten, om een gesprek met de officier van justitie

verzoeken.

De ontsluiting van deze rechten vormt het ‘wensenformulier’, dat het

OM naar het slachtoffer verstuurt als ‘zijn’ zaak wordt aangemeld op het

parket. Het slachtoffer kruist aan van welke rechten/diensten hij gebruik

wil maken en stuurt het formulier binnen de gestelde termijn van twee

weken terug naar het parket. Dit schakelt op basis van de voorkeuren

van het slachtoffer Slachtofferhulp Nederland in om waar nodig

ondersteuning te verlenen.

De informatie-uitwisseling, de termijnen en de kwaliteit van de

dienstverlening zijn mogelijke kwetsbare plekken in dit traject. Hoewel

de ‘koppelvlakken’ in elke keten altijd een kwetsbaar punt zullen blijven,

is de informatie-uitwisseling tussen betrokken ketenpartners met de

invoering van de Slachtofferloketten behoorlijk gestroomlijnd.

Bovendien heeft het OM het schadeverhaal van het slachtoffer tot een

van haar speerpunten gemaakt. Dat zou zich de komende jaren

bijvoorbeeld moeten vertalen in een hoger aantal voegingen dat ter

zitting komt.

Voegen

Wat wil het slachtoffer dat materiële en immateriële schade heeft

geleden als gevolg van het misdrijf? Zijn schade zo snel, compleet en

gemakkelijk mogelijk vergoed krijgen. Zich als benadeelde partij voegen

in het strafproces is dan een aantrekkelijke optie. Wanneer immers de

rechter de vordering toekent, legt hij bijna per definitie ook een

schadevergoedingsmaatregel op. De inning van het verschuldigde

bedrag komt daarmee in handen van het Centraal Juridisch

Page 38: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 39

Incassobureau (CJIB) en er is een stok achter de deur: niet betalen

betekent vervangende hechtenis. De Wet versterking positie slachtoffer

introduceerde daarnaast de voorschotregeling, waardoor slachtoffers

van zeden- en geweldsmisdrijven hun geld van de overheid krijgen als

de dader na het verstrijken van een bepaalde termijn in gebreke is

gebleven. Dat geldt alleen indien er een schadevergoedingsmaatregel is

opgelegd.

Om deze route met succes af te leggen, is het van cruciaal belang dat de

rechter de voeging ontvankelijk acht en toekent, desnoods in gematigde

vorm. Want anders rest het civiele traject en daar is de kans op succes –

dat wil zeggen, daadwerkelijk je geld krijgen – vele malen kleiner.60

Daarom is in de Wet versterking positie slachtoffer het voegingscriterium

veranderd van ‘de vordering moet eenvoudig van aard zijn’ – wat

redelijk snel tot niet-ontvankelijkheid leidt – naar ‘de vordering mag

geen onevenredig beslag van het strafrechtgeding met zich meebrengen’.

De cynici onder ons zullen zeggen dat het ene vage criterium verruild is

voor een ander, niet minder vaag criterium, maar laten we ervan uitgaan

dat het nieuwe criterium rechters meer gelegenheid biedt om ook de wat

meer complexe voeging ter zitting te behandelen en het slachtoffer een

gang naar de civiele rechter te besparen.

Wil de rechter, indien hij de verdachte schuldig acht, de schadevordering

kunnen toewijzen, dan moet deze voldoen aan de criteria zoals

neergelegd in art. 6:162 BW (onrechtmatige daad) en goed zijn

onderbouwd. Voor de gemiddelde leek is het opstellen van een goed

onderbouwde – dus kansrijke – schadevordering een lastige klus.

Daarom zijn in het voorbereidingstraject verschillende voorzieningen

ingebouwd waarop de benadeelde partij een beroep kan doen en die als

waarborg fungeren voor de kwaliteit van de voeging. Bijvoorbeeld de

hulp bij het invullen van het formulier door een gekwalificeerde

medewerker van Slachtofferhulp Nederland, controle van het

voegingsformulier door een juridisch medewerker of de doorverwijzing

naar een advocaat als de vordering zeer complex van aard is.

Voor de onderbouwing van de vordering zijn bewijsstukken nodig,

bijvoorbeeld facturen en aankoopbonnen. Bij immateriële schade wordt

60 Het WODC laat momenteel onderzoek uitvoeren naar de mate waarin slachtoffers na het niet-

ontvankelijk verklaren van hun voeging door de strafrechter doorstromen naar het civiele traject en

welke knelpunten zijn daarbij tegenkomen.

Page 39: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 40

gekeken naar relevante jurisprudentie. Kan de benadeelde partij geen

bewijsstukken leveren, dan gebruikt het OM bij het beoordelen van de

voeging zijn ‘BOS-schade’ model. Dat is een soort rekenmodel met

normbedragen voor allerhande items, die het OM als een redelijke en

billijke vergoeding van de schade beschouwt. Deze normbedragen zijn

ontleend aan het NIBUD en de Letselschaderaad. Voor immateriële

schade bevat het rekenmodel voor tien strafbare feiten op basis van een

aantal weegfactoren minimumbedragen om de hoogte van een redelijk

en billijk schadebedrag te berekenen. Deze bedragen zijn vastgesteld op

basis van de richtlijnen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven, de

Smartengeldgids van de ANWB, jurisprudentie en ervaringen uit de

praktijk. Per delict wordt op basis van deze weegfactoren een aantal

punten toegekend. Ieder punt staat voor €50, aldus de toelichting van het

OM.61 Het is dus enerzijds een service voor slachtoffers wanneer zij niet

over bewijsstukken beschikken, anderzijds vereenvoudigt het de

beoordeling van voegingen door het OM aanzienlijk.

BOS-schade is bedoeld voor veel voorkomende zaken. In geval van

zwaardere feiten blijft het maatwerk om een redelijk en billijk

schadebedrag vast te stellen dat het OM zal ondersteunen in zijn strafeis.

Slachtofferhulp Nederland heeft nog niet overal toegang tot BOS-schade

en levert voor iedere voeging een maatwerkonderbouwing. De vraag die

voorligt is hoe het gestandaardiseerde rekenmodel van het OM uitpakt

voor slachtoffers, in vergelijking met de maatwerkonderbouwing van

Slachtofferhulp Nederland.

Een klein onderzoek62 leert dat wat betreft immateriële schade de

bedragen zoals door Slachtofferhulp Nederland berekend, sterk

overeenkomen met de bedragen die BOS-schade berekent. In het geval

van materiële schade waarbij het slachtoffer niet over bewijsstukken

beschikt, valt de onderbouwing van de schade door Slachtofferhulp

Nederland gunstiger uit. Zij probeert de schade aannemelijk te maken

door het noemen van het merk, het bepalen van de afschrijving, door

prijzen toe te voegen van vergelijkbare voorwerpen via internet of

marktplaats, of via pro-formanota’s en foto’s een accurate indicatie van

de waarde te geven. De normbedragen in BOS-schade daarentegen zijn

61 http://www.om.nl/onderwerpen/slachtofferzorg/schadevergoeding_in/ 62 Uitgevoerd door C. Metsemakers, medewerker van de juridische helpdesk van Slachtofferhulp

Nederland aan de hand van 25 cases (oktober 2011)

Page 40: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 41

echt minimumbedragen en de afschrijving wordt per maand berekend

en niet per jaar. BOS-schade is bovendien nog niet compleet, en als voor

het voorwerp geen normbedrag is vastgesteld, ondersteunt het OM deze

schade niet. Het systeem pakt dus niet voor ieder slachtoffer gunstig uit.

Daarom zou het vooral als vangnet moeten functioneren voor de

gevallen waarin geen bewijsstukken aanwezig zijn. Overigens heeft de

zittende magistratuur zich (nog) niet geconformeerd aan het systeem en

stelt zich op het standpunt dat de vordering benadeelde partij moet

voldoen aan de criteria van het civiele recht.

Snelheid versus zorgvuldigheid

Een tweede relevant punt met betrekking tot de voeging is de tijd die

beschikbaar is om een goede schadevordering op te stellen. Het leveren

van een solide onderbouwing vraagt nu eenmaal tijd en soms is het

lastig om de omvang van de schade kort na het feit vast te stellen. Vooral

bij letselschade is vaak pas na enige of langere tijd duidelijk in hoeverre

fysieke en psychische verwondingen van invloed zijn op bijvoorbeeld de

verdiencapaciteit van slachtoffers. Een zorgvuldige inventarisatie en

onderbouwing verhoudt zich derhalve niet altijd even goed met de

versnelling van de strafrechtelijke afhandeling van delicten die zowel bij

OM als ZM aan de orde is. Zorgvuldigheid valt dan te verkiezen boven

snelheid, in het belang van het slachtoffer, zo zijn de ketenorganisaties

unaniem van mening. Toch zijn de reacties op het plan van het ministerie

van Veiligheid & Justitie om daartoe aparte schadezittingen in te richten,

niet onverdeeld positief.

Zo bestaat er twijfel of er überhaupt wel sprake is van voornoemd

probleem: hoe vaak komen slachtofferbelangen en meer specifiek de

schadevergoeding nu daadwerkelijk in de knel door de versnelling van

de afhandeling? Daarvan is geen cijfermatig inzicht. Dat wil overigens

niet zeggen dat het probleem niet bestaat, want er vindt gewoon geen

systematische registratie plaats. Daarom is ook geen verkeerde gedachte

om het probleem eerst scherp in beeld te krijgen om te bezien of het zo’n

ingrijpende oplossing rechtvaardigt. De betrokken organisaties hebben

daarnaast het gevoel dat er nog wel winst valt te behalen door het beter

benutten van de bestaande wettelijke mogelijkheden. Bovendien vereist

een aparte schadezitting – alweer – een aanpassing van het Wetboek van

strafvordering. Opgeteld bij alle wetswijzigingen die de afgelopen tijd

Page 41: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 42

over de strafrechtketen zijn uitgestort of nog in de pijpleiding zitten, is

de rek er bij de ketenorganisaties een beetje uit om weer een nieuw

implementatietraject op te tuigen.63

Maar als het in het belang is van slachtoffers – en het ministerie is die

mening kennelijk toegedaan, want een wetsvoorstel is reeds in de maak

– dan zal de keten een tandje bij moeten zetten. Het idee om de

strafzitting ten behoeve van slachtoffers op te splitsen is overigens niet

nieuw, ik kom er bij de behandeling van het spreekrecht op terug.

Schade van nabestaanden: affectieschade

In het schadeverhaal vormde de groep directe nabestaanden van

slachtoffers van levensdelicten lange tijd een verwaarloosde groep. Hun

mogelijkheden om schade bij de dader te claimen waren beperkt; zij

kwamen alleen in aanmerking voor vergoeding van bepaalde materiële

kosten zoals begrafeniskosten of gederfde kosten voor levensonderhoud.

Voor smartengeld kwamen zij niet in aanmerking, en ook kosten voor

bijvoorbeeld therapie konden zij niet op de dader verhalen. Ook het

Schadefonds Geweldsmisdrijven bood in dat geval weinig soelaas. Door

nabestaanden is dit gevoeld als een buitengewoon groot onrecht. Het

komt voor dat de dood van een naaste de nabestaanden op de rand van

financieel en emotioneel bankroet brengt. Op wie kunnen zij dan een

beroep doen? En dan gaat het gaat niet alleen om geld, ook om

erkenning.

Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het leed

veroorzaakt door het overlijden van een naaste als gevolg van een

gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Binnen het

Nederlandse recht komt affectieschade niet voor vergoeding in

aanmerking. Al in 2003 lag er een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer om

dat te veranderen. Het voorstel probeerde een aanvaardbaar antwoord te

geven op een aantal zeer delicate vragen die kleven aan het fenomeen

affectieschade. Hoe valt ooit een redelijk bedrag vast te stellen? Welk

prijs heeft het leed van verlies van een dierbare, van een mensenleven?

Geen bedrag kan daar ooit recht aan doen. Hoe zit het met de bewijslast

en het recht op tegenspraak door de dader?

Het oorspronkelijke wetsvoorstel bepaalde dat een beperkt aantal

63

De Kort (2011)

Page 42: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 43

naasten64 recht zou krijgen op een vastgesteld bedrag aan smartengeld

waarbij een bedrag van om en nabij € 10.000 werd genoemd. Dit zou

worden uitbetaald via een verzekering. De Tweede Kamer nam het

wetsvoorstel uiteindelijk aan. Bij de Eerste Kamer echter, die zich vanaf

2005 over het wetsvoorstel boog, stagneerde de behandeling. Onder

leiding van hoogleraar Arno Akkermans van de Vrije Universiteit

Amsterdam werden twee onderzoeken uitgevoerd. Doel was om na te

gaan of nabestaanden echt behoefte hebben aan zo’n schade-uitkering,

welke verwachtingen zij dan koesteren over de hoogte van het bedrag en

of een vergoeding kan bijdragen aan de verwerking van hun leed.65

De nabestaanden die deelnamen aan het onderzoek gaven in

meerderheid aan behoefte te hebben aan vergoeding van affectieschade,

ongeacht hun inkomen. Hoewel smartengeld nooit het leed kan

wegnemen, verwachtten de respondenten dat het hen zou helpen het

verlies te verwerken. Zij beschouwen schadevergoeding behalve als een

financiële tegemoetkoming vooral ook als een vorm van erkenning. Zij

spraken een voorkeur uit voor een variabel in plaats van een vast

bedrag, om rekening te kunnen houden met individuele

omstandigheden. Tegelijkertijd beseften zijn dat discussies over de

hoogte van het bedrag de verwerking van hun verdriet juist zou

belemmeren. De meerderheid van de respondenten beschouwde het

voorgestelde bedrag van €10.000 niet als ongepast, hoewel ze zelf een

hoger bedrag in gedachten hadden. Deze bevindingen overtuigden de

leden van de Eerste Kamer echter niet en in 2010 wees zij het voorstel

definitief af.

Plan B: het SGM

Het ministerie van Veiligheid & Justitie bleek echter niet voor één gat te

vangen en via een herziening van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven

krijgen nabestaanden (bloedverwanten in de 1e en 2e graad) dezelfde

rechten op een uitkering als slachtoffers van geweldsmisdrijven.66 De

wet is op 1 januari 2012 in werking getreden. Of een uitkering van het

SGM volstaat om de financiële klappen op te vangen die nabestaanden

64 Het gaat daarbij onder meer om ten tijde van het ongeval niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de

geregistreerde partner, de levensgezel die met de betrokkene een gemeenschappelijke huishouding voerde en de ouder of

adoptiefouder mits deze met de betrokkene in gezinsverband samenwoont 65

Zie Huver et.al. (2007) en Akkermans et al . (2008) 66

Staatsblad 2010 (1)

Page 43: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 44

in de jaren na het misdrijf krijgen te verwerken, is overigens nog maar de

vraag. De uitkering is gebonden aan een maximum van €9.100 en soms is

dat een druppel op de gloeiende plaat, zoals duidelijk wordt uit het

verhaal van een nabestaande67:

“Ik zit bijna aan de grond. Mijn baan ben ik kwijtgeraakt. Na de moord

op mijn vriend, nu twee en een half jaar geleden, heb ik me op volledig

op de rechtszaak gestort. Daardoor kom je niet aan rouwverwerking toe,

dat begint nu pas. Door de moord heb ik een ptss opgelopen. Mijn

frustrerende ervaringen met de rechtsgang en de mediahype eromheen

hebben dat verergerd. Daarnaast heb ik ook nog de zorg voor mijn

dochtertje van 3. Ik heb 22 jaar als stewardess bij dezelfde werkgever

gewerkt. Altijd naar volle tevredenheid gefunctioneerd, maar dat kan ik

nu gewoon niet meer. Ik ben tijdelijk arbeidsongeschikt verklaard door

het UWV, maar ben wel altijd op therapeutische basis een paar dagdelen

blijven werken in een andere functie om mijn baan te kunnen behouden.

Ik heb gewoon meer tijd nodig om mijn eigen werk weer op te pakken,

maar die mogelijkheid is er niet binnen de huidige regels. Mijn

werkgever wil geen uitzondering maken. Het ontslag betekent dat ik ook

mijn huis kwijtraak, want ik mis het inkomen van mijn vriend en zelf

ben ik er in inkomen flink op achteruit gegaan. Dankzij de steun van

mijn moeder kan ik nog de wekelijkse boodschappen doen. Maar de

hypotheek kan ik niet betalen. Dat betekent dat ik het huis moet

verkopen, het huis dat ik samen met mijn vriend heb opgebouwd en

waar ik ons dochtertje wil laten opgroeien. Waar moeten we dan heen?

Mijn dochtertje heeft ook hulp van een orthopedagoog nodig, maar dat

kan ik niet betalen. Voor daders is alles geregeld, zij krijgen alle

mogelijke steun bij hun rehabilitatie. En dat is ook goed, maar voor

nabestaanden is er niets geregeld. Ze staan in de kou. Dat voelt zo

ontzettend onrechtvaardig.”

Afgezien van het feit dat €9.100 voor deze nabestaande geen duurzame

oplossing zou betekenen, komt zij niet in aanmerking voor de nieuwe

regeling omdat de herziene Wet schadefonds geweldsmisdrijven op 1 januari

2012 van kracht is geworden en anders dan de voorschotregeling niet

met terugwerkende kracht wordt toegepast.

67

Bron: interview met nabestaande op 1 februari 2012

Page 44: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 45

Financieel vangnet

Andere nabestaanden onderschrijven de noodzaak van een beter

financieel vangnet en een integrale aanpak. Bestaande voorzieningen en

instanties bieden hooguit antwoord op delen van een probleem, ze

denken en werken verkokerd en er is geen overzichtelijke lijst die je als

nabestaande even kunt raadplegen. Daarnaast zijn voorzieningen niet

toegesneden op de unieke kenmerken van hun situatie door

gestandaardiseerde procedures.

Dit is een van de redenen dat Slachtofferhulp Nederland in 2007 in

samenspraak met het ministerie van Justitie en nabestaandenorganisaties

besloten heeft om het project Casemanagement Levensdelicten op te

zetten. De casemanager helpt de nabestaanden om het complex aan

gevolgen in het kielzog van de gewelddadige dood van een naaste het

hoofd te bieden, met het cliënt-centraal-model als uitgangspunt. Zij heeft

onder meer als taak de weg te wijzen door het woud aan instanties en

regelingen waarmee betrokkenen op allerlei domeinen te maken krijgen,

en bureaucratische rompslomp waar mogelijk af te vangen. Maar er zijn

grenzen aan wat de casemanager kan op lossen, zoals het voorkomen

van ontslag of het betalen van de hypotheek.

Bij wie leggen we de verantwoordelijkheid om schrijnende situaties als

hiervoor beschreven op te lossen? Is het de samenleving als geheel die

deze verantwoordelijkheid op zich hoort te nemen, of is er ook een

individuele verantwoordelijkheid bijvoorbeeld in de vorm van een

verzekering? Daarmee begeven we ons buiten de grenzen van het

strafrecht te begeven en dat wil ik voor nu even bewaren voor het

volgende deel van dit betoog. We hebben hiervoor de (nabestaanden

van) slachtoffers gevolgd in hun rol van benadeelde partij en verleggen

nu de aandacht naar het slachtoffer in de rol van spreekgerechtigde.

Spreekrecht

In 2005 is in Nederland na een lange aanloop het spreekrecht voor

slachtoffers en nabestaanden ingevoerd, nadat in 2004 al de schriftelijke

slachtofferverklaring68 mogelijk was gemaakt. Dat is relatief laat in

vergelijking met andere landen, waar het victim impact statement soms al

68 Hiervoor was geen wetswijziging nodig, omdat de door een Slachtofferhulpmedewerker volgens de

richtlijnen opgemaakte verklaring door de officier van justitie aan het strafdossier werd toegevoegd en

aldus door de officier dan wel zittingsrechter geheel of gedeeltelijk kon worden voorgelezen.

Page 45: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 46

tientallen jaren een gangbare praktijk is.69 De weerstand was

aanvankelijk groot, vooral bij advocaten en rechters. Advocaten waren

bang dat rechters zich ten nadele van hun cliënt zouden laten

beïnvloeden door schrijnende verhalen van emotionele slachtoffers of

nabestaanden. Een verhaal dat de verdediging bovendien niet kritisch

zou kunnen toetsen, want de spreekgerechtigde is niet onderworpen aan

het ondervragingsrecht van de verdediging of de aanklager.

Ook tal van rechters waren niet enthousiast over het wetsvoorstel van

initiatiefnemer Boris Dittrich. De slachtofferverklaring kost tijd en leidt

de aandacht af van waar het proces om moet draaien: de verdachte, was

een breed gedragen opinie. Veelgehoord argument was ook dat de

emotie niet thuishoort in de rechtszaal – de emotie van het slachtoffer

althans, want met betrekking tot de emoties van verdachten is dat

argument nooit naar voren gebracht. Procedureel gezien is het voor de

dogmatici niet zuiver dat het slachtoffer spreekt nog voor de rechter zich

heeft uitgesproken over de schuld van de – wellicht ontkennende –

verdachte. Maar de opsteller van de wet zag er ook niets in om het

slachtoffer als mosterd na de maaltijd op te voeren. Om tegemoet te

komen aan de genoemde bezwaren, is in het oorspronkelijke voorstel

gekozen voor een strakke inkadering:

• Alleen slachtoffers van bepaalde categorieën (zwaardere) delicten zijn

bevoegd om te spreken.70

• Het slachtoffer spreekt. In het geval van een levensdelict mag één

persoon nabestaande spreken. Kinderen vanaf 12 jaar kunnen in

principe zelf het spreekrecht uitoefenen. Is een slachtoffer jonger, of

door een fysiek dan wel geestelijke beperking niet in staat om te

spreken, dan is het niet mogelijk dat een ander namens hem het

spreekrecht uitoefent.

• De spreekgerechtigde mag zich alleen uitlaten over de gevolgen die

het feit voor hem heeft gehad. Uitspraken over het feit zelf, het bewijs,

de dader en de straf zijn nadrukkelijk niet toegestaan.

• De verklaring van het slachtoffer of de nabestaande mag niet langer

duren dan 10 à 15 minuten.

69 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de totstandkoming van de wet op het spreekrecht voor

slachtoffers Leferink en Vos (2007) 70 Voor een specificatie zie 51 e 4e lid Sv

Page 46: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 47

Verder zou Slachtofferhulp Nederland degenen het spreekrecht wilden

uitoefenen, hierop voorbereiden bijvoorbeeld door het opstellen van een

schriftelijke verklaring. Dat zou moeten waarborgen dat het optreden

van het slachtoffer aan de criteria voldoet.

Het duurde niet lang of er klonken protestgeluiden tegen een dergelijke

insnoering van het spreekrecht. Victimoloog Jan van Dijk betoogde dat

in deze vorm het spreekrecht volstrekt tekort deed aan de legitieme,

maar door de samenleving en de strafrechtketen opzettelijk genegeerde

gevoelens van woede en wraak van het slachtoffer jegens de dader. Hij

vreesde dat het spreekrecht zo eerder victimiserend werkt dan het

beoogde therapeutisch effect te hebben.71 Ook Cleiren stelt dat het

therapeutisch doel van het spreekrecht in zijn huidige vorm niet goed tot

zijn recht komt en sterk afhankelijk is van de wijze waarop de rechter het

slachtoffer benadert.72

Positieve balans

Onderzoek naar de ervaringen van slachtoffers met spreekrecht leverde

in 2008 geen concrete signalen van een victimiserende werking van het

uitoefenen van zo’n beperkt spreekrecht. Leferink & Vos constateerden

dat slachtoffers die ervoor kozen om het spreekrecht uit te oefenen, om

verschillende redenen meestal tevreden waren met hun keuze.

Nabestaanden, die relatief veel gebruik maken van het spreekrecht,

voelen het als morele plicht naar de overledene; zij willen er alles aan

doen om rechtvaardigheid voor hun dierbare te krijgen. In algemene zin

willen slachtoffers gehoor en erkenning van de instanties die over ‘hun’

zaak beslissen. Niet zelden was men trots de aanvankelijke vrees voor

het spreken in het openbaar overwonnen te hebben en op waardige

wijze zijn verhaal te hebben kunnen doen. De kosten en baten afwegend

was de balans voor de ondervraagden zonder uitzondering positief, en

hadden ze het idee dat het een bijdrage leverde aan hun verwerking.73

Later onderzoek van Lens, Pemberton en Groenhuijsen bevestigt dit

beeld in grote lijnen, al komt naar voren dat zij die bewust kiezen om

71 Zie o.m. Van Dijk (2008, 2009) 72 Cleiren (2010: 19) 73 Leferink & Vos (2007)

Page 47: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 48

géén gebruik te maken van het spreekrecht, niet minder tevreden

waren.74

Knellende regels

Dat wil niet zeggen dat slachtoffers en nabestaanden de huidige regels

niet als beperkend en frustrerend ervaren. “Helaas werd bij mij door

Slachtofferhulp het grootste deel van wat ik wilde zeggen geschrapt”,

merkte een nabestaande tot haar ergernis en zij is zeker niet de enige.

Vaak is Slachtofferhulp Nederland genoodzaakt dat te doen wat

slachtoffers zeer begrijpelijk als censuur ervaren om te zorgen dat de

inhoud van de verklaring conform de regels is. Het is niet meer dan

vanzelfsprekend dat de meeste sprekers ook iets willen zeggen over het

feit, de verdachte of welke straf gepast zou zijn, maar daarmee lopen zij

het risico teruggefloten te worden door de rechter of beëdigd te worden

als getuige wanneer ze onverhoopt (nieuwe) informatie geven die

relevant is voor het onderzoek. Wellicht neemt Slachtofferhulp

Nederland dit risico en dus haar taak op dit vlak te serieus. Van Dijk

vind dat er sprake is van bevoogding75. Niets weerhoudt de spreker

ervan in de rechtszaal alsnog de zorgvuldig geschrapte passages aan de

orde te stellen, en velen doen dat ook. Veel rechters gaan daar redelijk

empathisch en coulant mee om, zo is de ervaring, maar niet allemaal. In

die zin is er sprake van willekeur en daarom is de veiligste optie om de

regels als uitgangspunt te nemen.

Niet alleen de beperking met betrekking tot de inhoud roept ergernis op.

Ook het feit dat slechts één nabestaande mag spreken of dat een klein

kind of gehandicapte in deze niet vertegenwoordigd mag worden,

wringt. Jack Keijzer, die voor zijn vermoorde zoon het spreekrecht

uitoefende, moest met leedwezen vaststellen dat rechter die de zaak

behandelde strikt wenste vast te houden aan de regel dat slechts één

nabestaande het woord mag voeren. “Mijn andere zoon , die toen 14 jaar

was, had ook graag iets willen zeggen. Een paar regels maar. Het was het

enige wat hij nog voor zijn grote broer kon doen. De psycholoog had dat

ook geadviseerd, omdat het goed zou zijn voor zijn verwerking. De

voorzitter van de rechtbank wees het verzoek af. De wet stond het niet

74 Lens, Pemberton & Groenhuijsen (2010) 75 Van Dijk (2009:31)

Page 48: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 49

toe. Het was zo’n enorme teleurstelling voor de jongen. Dat is toch niet

in de geest van de wet? Terwijl er ook rechters zijn die het wél

toestaan.”76

Opnieuw is het dus sterk van de individuele rechter afhankelijk hoeveel

ruimte het slachtoffer dan wel de nabestaande heeft. Strikt genomen is er

sprake van rechtsongelijkheid en dat is een onwenselijke situatie.

Uitbreiding

De staatssecretaris van Justitie heeft zich niet ongevoelig getoond voor

de klachten van slachtoffers en nabestaanden en heeft met zijn

gebruikelijke voortvarendheid een wetswijziging in gang gezet om het

spreekrecht uit te breiden. De actualiteit heeft zeker geholpen om het

tempo erin te houden. In de Amsterdamse zedenzaak, die het hele land

schokte, dreigden de beperkingen van het huidige spreekrecht weer eens

op pijnlijke wijze duidelijk te worden. De ouders zouden onder de

geldende regels niet namens hun misbruikte kinderen mogen spreken.

Advocaat Richard Korver, die een aantal ouders vertegenwoordigt, heeft

zich hard gemaakt om van deze regels af te wijken. Ook ouders waren in

deze zaak immers als slachtoffers te beschouwen. De Amsterdamse

rechtbank bleek vatbaar voor zijn argumenten en besloot, tegen de wens

van de verdediging in, ouders toe te staan om namens hun kind te

spreken en de zitting, conform hun wens, achter gesloten deuren te doen

plaatsvinden. De zaak Robert M. is zo buitengewoon dat strikte naleving

van de wet in dit geval een ongewenste situatie zou opleveren, was de

rechtbank van mening.

Maar er valt ook wel een lans te breken voor de stelling dat ook in

‘gewone’ zaken een strikt legistische toepassing van de regels omtrent

het spreekrecht tot een ongewenste situatie leidt. De wetswijziging kan

ongetwijfeld op een ruime zo niet unanieme meerderheid in het

parlement rekenen. Daarmee staat rechters weinig in de weg om

voortaan alvast een voorschot op de aanstaande uitbreiding te nemen.

Die uitbreiding houdt kortgezegd in dat bij strafzaken over

levensdelicten maximaal vier nabestaanden kunnen spreken, dat ouders

of voogden namens hun kinderen het spreekrecht mogen uitoefenen en

dat slachtoffers of nabestaanden die zelf geen gebruik van het

76 Bron: Interview met Jack Keijzer op 28 december 2011

Page 49: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 50

spreekrecht willen of kunnen maken, hun raadsman of een medewerker

van Slachtofferhulp Nederland daartoe kunnen machtigen. Het kabinet

blijft bij het standpunt dat het slachtoffer zich op de zitting niet mag

uitlaten over de gewenste straf. Van een reëel spreekrecht, zoals Van

Dijk77 het spreekrecht typeert waarin het slachtoffer zich wel mag

uitlaten over andere zaken dan de gevolgen van het delict, is dus geen

sprake. Ook in dit opzicht betoont Nederland zich zeer behoudend. In

verschillende landen binnen en buiten Europa is wel ervaring opgedaan

met dit type spreekrecht, ook wel Victim Statement of Opinion genoemd,

en is volgens van Dijk niets gebleken van excessen of verharding van

straffen onder invloed van de verklaringen van slachtoffers.78 Een ander

argument dat in deze discussie regelmatig opduikt, is dat wanneer

slachtoffers mogen verklaren over de straf, zij dat opvatten als een vorm

van inspraak. Dat is natuurlijk niet aan de orde, en slachtoffers ervaren

dat mogelijk als een teleurstelling: wat voor zin heeft het om iets over de

straf te zeggen als de rechter er toch niets mee doet?

In 2000, in een reactie op het onderzoeksproject strafvordering 2001

stelde Van Dorst het volgende. ‘Onwezenlijk en soms onverkwikkelijk is

het echter om een slachtoffer alleen maar te laten spreken over de

gevolgen van het delict dat door degene die naast of achter hem staat of

zit, wordt ontkend. In zo’n situatie kan (…) het recht van slachtoffers om

niet gefrustreerder van de zitting naar huis te gaan dan zij gekomen zijn,

gemakkelijk in het gedrang komen. Dat probleem kan eigenlijk alleen

fatsoenlijk worden opgelost in een soort twee-fasenproces waarin eerst

over het daderschap wordt beslist en waarin daarna gedebatteerd wordt

over de daaraan te verbinden gevolgen, waaronder de aanspraken van

de benadeelde partij.’79

Onder zo’n constructie zou het spreekrecht meer kunnen omvatten dan

een verklaring over de gevolgen, omdat de bewijs- en schuldvraag al

door de rechter zijn beantwoord. De verklaring en de emoties van het

slachtoffer kunnen geen ‘oneigenlijke’ invloed meer uitoefenen op het

oordeel van de rechter. Maar als het motief van de spreker juist is

gelegen in het beïnvloeden van de rechter – men wil immers

gerechtigheid voor zichzelf of een dierbare in de vorm van een

77 (2009: 26) 78 Zie ook Cassel (2009: 611) 79 Van Dorst (2000:240)

Page 50: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 51

veroordeling – dan komt het spreekrecht in de tweede fase als mosterd

na de maaltijd. Het zich mogen uitspreken over de straf kan hier wellicht

als wisselgeld dienen. In het Amsterdamse gerecht zijn plannen om bij

wijze van experiment een ‘knip’ in het rechtsgeding aan te brengen,

voorlopig van de baan. Jammer, want op basis van de ervaring van alle

betrokkenen zouden we het twee-fasenmodel echt op zijn merites

kunnen beoordelen.

Geen kans gekregen

Zoals gezegd: wat in het wetboek of in richtlijnen staat, kan in de

praktijk heel anders uitpakken. Soms in het voordeel van slachtoffers,

maar soms ook in het nadeel. Lens, Pemberton & Groenhuijsen

documenteren in hun onderzoek vijf casussen waarbij sprekers van de

rechter niet de gelegenheid hebben gekregen. In drie gevallen heeft de

rechter de schriftelijke slachtofferverklaring voorgelezen, zonder dit voor

te leggen aan het slachtoffer. In de twee andere gevallen vroeg de rechter

wel aan de slachtoffers of zij het ermee eens waren dat zij ‘de SSV maar

even zou voorlezen’. Dat klinkt verdacht veel als een retorische vraag.

Het enige slachtoffer dat, toen de rechter ongevraagd zijn schriftelijke

slachtofferverklaring begon voor te lezen , alsnog durfde te verzoeken

om te spreken, kreeg van de voorzitter van de rechtbank nul op rekest.

Toen het slachtoffer na de weigering probeerde te spreken, werd hij

halverwege zijn eerste zin op last van de voorzitter van de rechtbank uit

de zaal verwijderd. Volgens de observerende onderzoekers reageerde

het slachtoffer hier geagiteerd en overstuur op. Hij verliet verder, zonder

nog iets te zeggen, de zaal. Toen de onderzoekers hem na de zitting

spraken, was de man nog steeds zeer ontdaan, teleurgesteld en boos. Hij

gaf aan maandenlang naar het moment van spreken te hebben

uitgekeken en niet te begrijpen waarom hij geen spreekrecht kreeg. ‘Je

kunt hier nog beter als dader komen, dan krijg je alle ruimte om iets te

zeggen.’80

Wat een volstrekt gebrek aan empathie voor het slachtoffer bij deze

rechter. Het enige dat we kunnen hopen is dat hij tot de uitzonderingen

behoort. Maar daar durf ik, met alle respect voor de vele rechters die wel

op een begripvolle en respectvolle manier met slachtoffers omgaan, mijn

80 Lens, Pemberton en Groenhuijsen (2010: 82-83)

Page 51: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 52

hand niet zonder meer voor in het vuur te steken. Het maakt wel

begrijpelijker waarom de wetgever het nodig achtte om zoiets

vanzelfsprekends als het recht op een correcte bejegening door de

rechtbank te codificeren en wel in art. 288a 2e lid Sv.81

Heeft het slachtoffer niet de mogelijkheid gekregen om te spreken, dan is

zijn kans verkeken. Het proces in eerste aanleg wordt om die reden niet

overgedaan. Mocht er een hoger beroep komen, dan kan hij zich

opnieuw als spreker melden, maar in lang niet alle zaken komt er een

hoger beroep. Evenzo voor het slachtoffer als benadeelde partij: wordt

zijn voeging om een andere reden dan niet-ontvankelijkheid niet

behandeld in het proces, dan is ook dat geen reden om het proces over te

doen. Ook hier kan de benadeelde partij slechts hopen dat een van de

andere partijen een hoger beroep instelt zodat hij zich bij de behandeling

in tweede aanleg als benadeelde partij kan voegen. Gebeurt dat niet, dan

rest slechts de civiele weg.82

Kooijmans pleit er daarom voor het slachtoffer onder bereik van de

kernrolrechtspraak te brengen, hetgeen inhoudt dat als een slachtoffer of

de nabestaande die zich heeft aangemeld als spreker niet ter zitting

verschijnt of niet correct is opgeroepen, het hof de zaak terugverwijst

naar de rechter in eerste aanleg. Het slachtoffer heeft dan alsnog

gelegenheid heeft om zijn spreekrecht uit te oefenen.83

In de rechtbank

De bespreking van ervaringen van slachtoffers en nabestaanden met het

uitoefenen van het spreekrecht heeft ons inmiddels binnen de muren van

de rechtbank gebracht. Wil het een slachtoffer of nabestaande het proces

bijwonen en eventueel een actieve rol vervullen als spreker, dan moet hij

dus tijdig op de hoogte zijn van de plaats, tijd en datum van de zitting.

81 Ook werd de formulering van art. 302 1e lid Sv gewijzigd van ‘Het slachtoffer of diens nabestaande

kan op de terechtzitting een verklaring afleggen omtrent de gevolgen die het tenlastegelegde feit,

bedoeld in het tweede lid, bij hem teweeg heeft gebracht’, naar het meer dwingende ‘De voorzitter

stelt het slachtoffer dat te kennen heeft gegeven gebruik te zullen maken van het spreekrecht, daartoe

in de gelegenheid (..)’ 82 Het OM heeft wel een (vrij sobere) compensatieregeling waarop de benadeelde partij aanspraak kan

maken als het een fout van het OM betreft, en als aannemelijk is dat de voeging door de rechter zou

zijn toegewezen. Is het gebrek te wijten aan Slachtofferhulp Nederland, dan kan er een klacht worden

ingediend, die daarvoor een aansprakelijkheidsverzekering heeft. 83 Kooijmans (2010)

Page 52: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 53

Bij de planning van de zitting is het slachtoffer waarschijnlijk de laatste

in het rijtje van alle deelnemers aan het proces met wiens agenda

rekening wordt gehouden. De rechter, de aanklager en de verdediging

(verdachte en diens raadsman) vervullen een kernrol in het strafgeding.

Als een van deze partijen vanwege een juridisch aanvaardbare reden niet

aanwezig is of kan zijn op de rechtszitting, dan wordt de zitting verzet.84

Toch heeft de rechter wel mogelijkheden om ook vanwege het slachtoffer

de zitting aan te houden. Het Landelijk Aanhoudingenprotocol geeft

hierover nadere richtlijnen: ‘Aandachtspunten bij verhindering van een

slachtoffer, nabestaande(n) van een slachtoffer of benadeelde. Indien het

slachtoffer, nabestaande(n) van het slachtoffer of de benadeelde partij

tevoren uitdrukkelijk kenbaar heeft gemaakt prijs te stellen op

uitoefening van het spreekrecht of zich als benadeelde partij ter

terechtzitting te willen voegen in het strafproces of indien de benadeelde

partij, die zich reeds heeft gevoegd met gebruikmaking van een

voegingsformulier, te kennen heeft gegeven de vordering ter

terechtzitting nader te willen toelichten, wordt aanbevolen een

gemotiveerd aanhoudingsverzoek, behoudens zwaarwegende andere

belangen, te honoreren. Bij niet gemotiveerde afwezigheid ter zitting,

dan wel bij berichtgeving van afwezigheid vlak voor de zitting, is het

aan de rechter een nadere afweging te maken. Indien het dossier reeds

een uitvoerige schriftelijke slachtofferverklaring bevat of als de rechter

beschikt over een volledig ingevuld voegingsformulier dat voldoende

gestaafd is, kan hij besluiten dat hij voldoende is voorgelicht.’85

Het zou prettig zijn als een slachtoffer zo min mogelijk verlofdagen hoeft

op te offeren en zo dicht mogelijk bij huis ‘zijn’ zaak kan bijwonen, maar

de meeste slachtoffers houden er rekening mee dat ze een of enkele

dagdelen vrij zullen moeten nemen om op de afgesproken tijd op de

plaats van zitting te zijn. Wel willen ze graag tijdig bericht ontvangen en

daarbij verdient het de voorkeur om uit te leggen om wat voor soort

zitting het gaat. De doorsnee burger is niet zo vertrouwd met het

84 Is een van de personen die een kernrol vervult, en dan met name de verdachte en zijn raadsman,

niet aanwezig bij de behandeling van de zaak, dan kan dat reden zijn om de zaak bij hoger beroep of

cassatie terug te verwijzen. De verdachte heeft immers recht op berechting in twee feitelijke instanties. 85 Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken

(LOVS), september 2011.

Page 53: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 54

juridisch jargon. Tijdens een regie- of pro-formazitting komen alleen

procedurele zaken aan de orde. Slachtoffers hebben soms lang

uitgekeken naar het bijwonen van de rechtszaak, om het gebeurde af te

sluiten of juist eindelijk aan rouwverwerking toe te komen. Dan is het

een grote teleurstelling om te ontdekken dat er tijdens zo’n zitting niets

inhoudelijks aan bod komt. Maar ook procedurele beslissingen kunnen

van groot belang zijn voor het slachtoffer. Als de rechter besluit de

voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, dan wil je dat wel

graag weten. In ieder geval moet het slachtoffer kunnen vertrouwen op

adequate informatie waarop hij zijn keuze kan bepalen en op

kennisgeving van de uitkomsten van de pro-formazitting. Het

Slachtofferloket kan in dit soort informatie voorzien, eventueel via de

medewerker van Slachtofferhulp Nederland die de persoon in kwestie

begeleidt.

Vervelender wordt het wanneer slachtoffers naar de rechtbank zijn

gekomen, daar op het allerlaatste moment van de bode te horen krijgen

dat de zitting niet doorgaat en met een ‘O, waren ze vergeten u in te

lichten? Wat vervelend nou’, onverrichter zake weer naar huis kunnen.

Jammer ook van die opgenomen verlofdag.

Na lang, lang wachten kwam de zaak tegen de man die het echtpaar Pijl

van de weg had gereden, dan toch eindelijk voor. “We hadden een

gesprek met de officier van justitie, want we wilden een

slachtofferverklaring laten opmaken”, vertelt de heer Pijl. ‘Dat was de

dag voor de zitting. Toen zei ze: ‘U kunt dat nu wel laten doen, maar dat

heeft nog niet zo veel zin. Had u het al gehoord? Het gaat niet door

morgen.’ De tweede keer zaten we met zijn allen op het gerecht te

wachten. We zaten ons al af te vragen waar de advocaat van de

verdachte was. Toen riep de bode onze zaak af. ‘Bent u meneer en

mevrouw Pijl? Bij deze wil ik u doorgeven dat de zaak niet doorgaat.

Dus twee keer voor niets naar Maastricht gekomen.” Pas de derde keer –

conform scheepsrecht – vond de behandeling van hun zaak

daadwerkelijk plaats. Dat was ruim twee jaar na het misdrijf, waarbij de

dader direct al bekend had.

Omdat de rechtszaak tegen de moordenaars van zijn zoon het nodige

publiek zou trekken, waaronder veel vrienden en familie, had de officier

van justitie aan Jack Keijzer gevraagd een lijstje op te stellen met de

namen van degenen die hij en zijn vrouw graag in de rechtszaal wilden

Page 54: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 55

hebben. De overigen zouden de zitting op de publieke tribune moeten

bijwonen. “Op dit lijstje had ik mijn ouders, zusters en zwagers gezet.

Maar niet de naam van mijzelf en mijn vrouw. Het leek me zo

vanzelfsprekend dat wij uiteraard in de zaal het proces zouden

bijwonen. Bij binnenkomst sprak ik in de hal nog even met een journalist

terwijl mijn vrouw vast naar de rechtszaal ging. Maar ze kwam er niet in.

‘U staat niet op de lijst’, kreeg ze te horen van de bode. ‘Maar ik ben de

moeder van het slachtoffer’, zei ze. ‘Dat kan wel zijn, maar u staat niet op

de lijst, dus u moet de zitting maar bijwonen op de publieke tribune’,

was het antwoord. Dat is toch verbijsterend? Na een hoop gedoe zijn we

wel binnengekomen. Terwijl zo’n rechtszitting van zichzelf al emotioneel

en enerverend genoeg is.”

Eigen plek

Om de zorgvuldige en correcte bejegening die wet vereist handen en

voeten te geven binnen de rechtbank, heeft de Raad voor de Rechtspraak

een Modelregeling inzake passende verblijfsomgeving slachtoffers en rol bode

voor, tijdens en na de zitting vastgesteld86. Deze modelregeling beoogt

zeker te stellen dat het slachtoffer vanaf het moment dat hij de rechtbank

betreedt tot het verlaten ervan, bekend is en begeleid wordt en buiten de

rechtszaal niet ongewenst in contact komt met de verdachte en diens

entourage. Daarvoor is in principe in iedere rechtbank een aparte

slachtofferkamer beschikbaar met bescheiden faciliteiten als koffie, thee

en leesmateriaal. De modelregeling gaat er verder vanuit dat in iedere

zittingszaal vooraf een (vaste) plaats is aangewezen waar slachtoffers

kunnen plaatsnemen. Deze plek is zodanig gepositioneerd dat

ongewenst oogcontact tussen het slachtoffer en de verdachte wordt

vermeden. Dat kan door bijvoorbeeld een scherm te plaatsen en als dat

niet mogelijk is, dan kan de rechter ‘de verdachte opdragen om

oogcontact te vermijden’. Een eigen, vaste plaats voor het slachtoffer in

de rechtszaal brengt de balans tussen verdachte en slachtoffer weer wat

meer in evenwicht. Met als het even kan een klein tafeltje of iets dergelijk

en standaard een glaasje water. “Waar de verdachten spontaan een

glaasje water kregen heb ik er zelf maar om gevraagd. En toen ook direct

86 De modelregeling is opgesteld door een projectteam in opdracht van de Raad en het Landelijk

Overleg Voorzitters Strafsectoren.

Page 55: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 56

gekregen, hoor”, aldus Jack Keijzer. Het zijn van die kleine details, die

voor slachtoffers echter van grote betekenis zijn voor hun beleving van

de zitting. Advocaat Korver beaamt dat. Sommige rechters zijn daar ook

wel gevoelig voor. In de zaak tegen Robert M. waarbij Korver een aantal

ouders vertegenwoordigt, liet de voorzitter van de rechtbank een extra

tafel voor hem neerzetten, op dezelfde hoogte als de advocaten van de

verdachte. Net als in de Belgische rechtszaal, zoals de plattegrond op de

volgende pagina illustreert.

“En het zou helemaal mooi zijn als ze ook nog rekening konden houden

met rokers”, aldus een nabestaande die menige dag in de rechtszaal

doorbracht. “Zo’n rechtszaak vergt enorm veel van je, naast alle stress en

emotie die er toch al is vanwege de moord op je partner. Dan heb je af en

toe enorme behoefte aan een sigaret. Maar er is geen rookruimte in de

Amsterdamse rechtbank, dus moest ik elke keer naar buiten. Elke keer

weer die beveiligingspoortjes door en elke keer weer die confrontatie

met de media, want er was veel media-aandacht voor het proces.”

Het modelreglement voorziet in het voorkomen van een ongewenste

confrontatie met de verdachte, maar niet in het voorkomen van

ongewenst contact met de media in of rond de rechtbank. Ik vermoed

dat de Raad voor de Rechtspraak dat ook niet tot haar

officier

van

justitie

voorzitter rechter

griffier

getuige

advocaat

burgerlijke partij

advocaat

verdachte

tribune

rechter

Page 56: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 57

verantwoordelijkheden zal rekenen. Slachtoffers en nabestaanden

worden volgens het modelreglement in principe geacht dezelfde

publieke ingang te gebruiken als alle andere bezoekers, de pers incluis.

Zou het in mediagevoelige zaken, waarin de betrokkenen juist buiten

beeld willen blijven, niet mogelijk zijn om een dienstingang te mogen

gebruiken? Een zegsman van de Raad voor de Rechtspraak geeft aan dat

de modelregeling een uitgangspunt is voor te voeren beleid. In concrete

zaken kunnen nadere afspraken worden gemaakt. De modelregeling

gaat, weliswaar in een voetnoot, in op de mogelijkheid van het gebruik

van een aparte ingang.

Vonnis

Dan is het zo ver: de rechter zal uitspraak doen. In zaken bij de

Enkelvoudige Kamer, die doorgaans ook niet zo veel tijd in beslag

nemen, wijst de rechter vonnis tijdens de zitting. De Meervoudige Kamer

doet enkele weken na het onderzoek ter zitting uitspraak, tijdens een

aparte zitting. Pas dan krijgen betrokkenen te horen of er in de ogen van

de rechtbank een strafbaar feit is begaan, of de verdachte het heeft

begaan, of het hem aan te rekenen is en welke straf erbij past. Het

Nederlandse strafrecht staat slachtoffers geen inbreng toe in de strafeis

of strafmaat, in de zin dat de officier van justitie en de rechter formeel

kennis moeten nemen van hun mening en wensen daaromtrent. Wel kan

informatie de het slachtoffer verschaft, aanleiding zijn om bijvoorbeeld

maatregelen als een contactverbod te vorderen of toe te wijzen.

Voor veel slachtoffers en nabestaanden zijn verdachten per definitie

schuldig, en is de straf eerder te laag dan te hoog. Soms heeft de strafeis

van de officier van justitie al een bittere pil opgeleverd. Een misdrijf dat

een nabestaande als moord beschouwt, kan de officier van justitie op

basis van het beschikbare bewijs kwalificeren als dood door schuld of

mishandeling met de dood tot gevolg. Daarop staan veel lagere straffen.

De rechter heeft dan niet de bevoegdheid om een verdachte alsnog voor

doodslag te veroordelen, zelfs al vindt hij doodslag wettig en

overtuigend bewezen. Aan de andere kant kan de rechter ook tot de

conclusie komen dat er zelfs voor een afgezwakte beschuldiging nog

onvoldoende grond is om de verdachte een straf op te leggen, door

gebrek aan bewijs of schuld.

Page 57: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 58

Begrijpen

Als je in de schoenen van het slachtoffer staat, voelt zo’n beslissing als

een ontkenning van hetgeen je is aangedaan. Bovendien zijn er financiële

consequenties aan verbonden; de schadevordering is immers niet-

ontvankelijk. De theoretische nuance dat vrijspraak niet uitsluit dat de

verdachte het feit heeft begaan, maar dat het juridisch niet te bewijzen

valt, zal daaraan niet veel veranderen. Lemonne, Van Camp en

Vanfraechem refereren hieraan als ‘gerechtelijke fictie’: de juridische

terminologie die aangewend wordt om feiten te omschrijven heeft meer

weg van fictie dan van de realiteit en biedt slachtoffers niet de erkenning

die ze verwachten van de maatschappij.87 Toch kan een goede en

begrijpelijke motivatie van het vonnis ook in deze gevallen helpen om de

beslissing enigszins verteerbaar te maken voor het slachtoffer. Bij

voorkeur in een persoonlijk gesprek met de officier van justitie. De

mogelijkheid om vragen te stellen, uitleg te krijgen en iets van woede en

frustratie te kunnen ventileren, haalt voor mensen de scherpste kantjes

eraf. Aan slachtoffers van zware misdrijven biedt het OM die

mogelijkheid ook. In andere gevallen kan een medewerker van

Slachtofferhulp Nederland daarin een rol vervullen. Een

publieksvriendelijke versie van het vonnis, als leesbaar uittreksel van het

officiële document vol onbegrijpelijke juridische formuleringen, zou ook

zeker een vooruitgang zijn. Want slachtoffers zullen met deze beslissing

moeten leven; zij kunnen zelf immers geen hoger beroep aantekenen.

Mijn ervaring is overigens dat als je op een later tijdstip met slachtoffers

of nabestaanden op de rechtszaak terugkijkt, men doorgaans heel goed

onderscheid kan maken tussen wat hun gevoelens van woede, wraak,

angst en verdriet voorschrijven en wat rechtens een acceptabele straf is.

Ook als men verder op een goede manier heeft kunnen participeren in de

juridische procedure, kan het hoofd doorgaans wel inzien hoe het

eindoordeel tot stand is gekomen, al blijft het hart zich wellicht

verzetten. Daar raken we weer aan de procedurele rechtvaardigheid.

87 Lemonne, Van Camp & Vanfraechem (2007:266)

Page 58: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 59

Hoger beroep

Het slachtoffer kan niet in beroep gaan tegen de uitspraak van de

rechter.88 De officier van justitie kan dat uiteraard wel, na een afweging

van de mogelijkheden en belangen – inclusief slachtofferbelangen. In

hoger beroep heeft het slachtoffer in principe dezelfde rechten als bij

behandeling van de zaak in eerste instantie: recht op informatie en

correcte bejegening, op het indienen van een schadevordering, spreken,

een gesprek met de advocaat-generaal. Er zijn een paar kanttekeningen:

alleen de degene die zich in eerste aanleg als benadeelde partij heeft

gevoegd, kan zich als benadeelde partij voegen bij behandeling van de

zaak in tweede aanleg.89 Dat gebeurt als de voeging is afgewezen, niet-

ontvankelijk is verklaard of gedeeltelijk is toegewezen.90 Het hof zal de

toewijzing van de voeging sowieso beoordelen, dus het slachtoffer kan

een eerder toegewezen schadevergoeding ook weer kwijtraken. Cassatie

– strafrechtelijk of civiel – is in dat geval niet mogelijk.

Een slachtoffer of nabestaande die bij de behandeling in eerste aanleg

heeft gesproken, kan ervoor kiezen dat in tweede instantie ook te doen,

maar er is uiteraard geen verplichting hiertoe. Ook is het mogelijk van

het spreekrecht gebruik te maken als het slachtoffer daar bij de eerdere

behandeling van de zaak vanaf heeft gezien.

Uit signalen van slachtoffers en nabestaanden die ervaring hebben met

hoger beroep, meen ik te mogen opmaken dat de advocaat-generaal c.q.

het ressortsparket de bejegening van en informatievoorziening aan

slachtoffers nog wat minder goed in de vingers heeft dan de officier van

justitie. Op zich wel te verklaren: de officier komt veel vaker en veel

intensiever met slachtoffers in aanraking dan de advocaat-generaal (AG)

en datzelfde geldt voor de andere medewerkers van beide parketten.

Jack Keijzer hoorde toevallig van een journalist dat er de volgende dag al

een pro-formazitting bij het hof zou zijn in het kader van het hoger

beroep in de rechtszaak. “Ik heb diezelfde dag nog naar het hof gebeld.

Waarom hadden ze ons als nabestaanden niet geïnformeerd? We hebben

88 Tegen de beslissing met betrekking tot de schadevordering kan de benadeelde partij in beroep gaan

bij de civiele rechter. Tegen die uitspraak kan het slachtoffer ook een cassatieberoep instellen. Zie art.

421 4e lid Sv 89 Art. 421 1e lid Sv 90 Art. 421 3e lid Sv

Page 59: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 60

toch het recht om bij alle zittingen te zijn? Wat bleek: ze waren niet

vergeten om ons te informeren, dat hadden ze bewust niet gedaan. Ze

waren van oordeel dat het voor ons niet interessant zou zijn. Hoe bestaat

het? Mogen wij dat alsjeblieft zelf beslissen. Het gaat om je vermoorde

kind!” Ondanks excuus van het hof en de belofte voortaan een

uitnodiging te ontvangen, verging het Keijzer bij de tweede pro-

formazitting net zo: opnieuw was het een journalist die hem attent moest

maken op de zitting. Opnieuw kreeg Keijzer te horen dat een

uitnodiging achterwege was gebleven omdat het parket de pro-

formazitting niet interessant achtte voor de nabestaanden.

Een andere nabestaande wilde in de aanloop naar het hoger beroep

graag een gesprek met de advocaat-generaal. “Er zijn veel pogingen

daartoe gedaan. Ook Slachtofferhulp Nederland heeft het geprobeerd.

Maar dat heeft niets opgeleverd. Ten einde raad heb ik een brief aan

Teeven gestuurd. Toen belde de AG binnen een dag op. Ik kreeg een

contactpersoon bij het OM toegewezen en ik kreeg mijn gesprek met de

AG, maar hij deelde me wel mee dat ‘dit niet zijn werkwijze was’. Hij

was duidelijk niet blij dat ik Teeven had ingeschakeld. Het was een

moeizaam gesprek met de AG en hij was nogal aanmatigend naar ons

toe. Ik wilde inzage in het dossier. Maar ik kreeg de horen dat ik dan

maar een advocaat moest inschakelen. Dat heb ik gedaan en zij heeft

ervoor gezorgd dat ik enkele dagen voor het hoger beroep bepaalde

delen van het dossier mocht inzien. Met mijn advocaat heb ik ook nog

een tweede gesprek gehad met de AG. Dat gesprek verliep beter. De AG

vertelde dat hij nog niet eerder had meegemaakt dat een nabestaande

zich zo betrokken voelde bij de zaak. Dat hij daarvan onder de indruk

was.”

Wat ze de betreffende AG en gelijkgestemde collega’s – eigenlijk

iedereen in de strafrechtketen – zou willen meegeven: verplaats je eens

een moment in de situatie van het slachtoffer. Probeer je dan voor te

stellen hoe je zelf graag behandeld zou willen worden. Dat levert meestal

een uitstekende leidraad voor het eigen handelen op.

Executie

De executiefase is lang het ondergeschoven kindje van de slachtofferzorg

geweest. Er leek voor slachtoffers ook niet zo veel te halen: de

veroordeelde zat ergens in een cel, had soms verlof en na twee derde van

Page 60: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 61

zijn straf te hebben volbracht, kwam hij vrij. Je kon als slachtoffer op

basis van de strafmaat wel zo’n beetje uitrekenen wanneer je het risico

liep je dader weer tegen het lijf te kunnen lopen. Tenzij die natuurlijk al

eerder op verlof mocht. Het vergt niet veel voorstellingsvermogen om te

begrijpen hoe groot de schok kan zijn voor slachtoffers van bijvoorbeeld

huiselijk geweld, zware mishandeling, zedenzaken, stalking en voor

nabestaanden van levensdelicten als ze plotseling de dader tegenkomen.

Zeker als de dader bewust de confrontatie opzoekt met het slachtoffer of

de nabestaande.

Om althans een groep slachtoffers te beschermen tegen dergelijke

ongewenste confrontaties, kunnen sinds 2005 (nabestaanden van)

slachtoffers van misdrijven waarvoor tbs was opgelegd het OM vragen

hen op de hoogte te houden over de uitvoering van de maatregel. Dat

betreft dan informatie over moment van plaatsing, verlof, verlenging en

beëindiging van de maatregel. In 2006 werd een vergelijkbare

voorziening in het leven geroepen met betrekking tot jeugdige daders

met een PIJ-maatregel (jeugd-tbs). Een evaluatieonderzoek begin 200991

signaleerde nogal wat zwakke plekken in het tamelijk ingewikkeld

vormgegeven informatieproces. De gebruikers van de regeling waren

weliswaar te spreken over de mogelijkheid om informatie te krijgen,

maar minder over de uitvoering. Ze vonden dat de informatie lang op

zich liet wachten en niet voldeed aan hun verwachtingen. Zij hoopten

meer gedetailleerde informatie ontvangen en over een breder scala aan

onderwerpen, bijvoorbeeld in welke kliniek de dader was

ondergebracht.

Met ingang van de Wet versterking positie slachtoffer heeft dit

informatierecht een wettelijke verankering gekregen en is de kring van

gerechtigden uitgebreid tot slachtoffers van alle spreekwaardige

delicten. Door middel van een ’executie-indicator’ zekert het OM dat de

aanvrager op de hoogte wordt gebracht over het detentieverloop; dat wil

zeggen over het moment waarop een gedetineerde in aanmerking komt

voor verlof en over de (voorwaardelijke) invrijheidstelling.

91 Tromp, Osenbruggen & Homburg (2009)

Page 61: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 62

Voorwaarden stellen

Informatie over het detentieverloop is één ding, maar inspraak, of in

ieder geval gehoord worden, zou menig slachtoffer of nabestaande een

lief ding waard zijn. Om bijvoorbeeld te bewerkstelligen dat de dader zo

ver mogelijk bij hen uit de buurt wordt gedetineerd om het risico van

een ongewenste confrontatie te vermijden. Of om zelf condities te

kunnen stellen aan een voorwaardelijke invrijheidstelling. Ook in dit

opzicht is Nederland ten opzichte van andere landen altijd zeer

terughoudend geweest. Maar er begint wat te verschuiven. Als ik mij

niet vergis, worden er momenteel plannen gemaakt om het slachtoffer

een kleine rol in de executiefase toe te kennen.

Voorwaarden (voor)stellen blijkt in uitzonderlijke gevallen nu al

mogelijk, al moet je daarvoor de nodige assertiviteit bezitten, zoals Jack

Keijzer. Hij wist een gebiedsverbod af te dwingen voor de mededader

van de moord op zijn zoon toen deze in mei 2011 voorwaardelijk vrij

kwam. Dat is redelijk bijzonder want meestal moet er sprake zijn van

bedreiging naar (de nabestaanden van) het slachtoffer. Dat was hier niet

het geval. “Natuurlijk hebben wij als ouders er geen enkele behoefte aan

om hem tegen het lijf te lopen. Maar ik deed het vooral voor mijn andere

zoon. Ik kan niet voor hem instaan als hij de dader tegen het lijf loopt.

Als hij hem opeens op straat of in de kroeg tegenkomt, dan vliegt hij hem

aan. En dan krijgt hij problemen met justitie. Ik wil hem niet in zo’n

situatie plaatsen. Op deze manier kan ik mijn andere kind voorlopig nog

beschermen.”

Zoals opgemerkt kennen sommige landen het slachtoffer of de

nabestaanden wel bepaalde bevoegdheden in de executiefase toe.

Opnieuw kijken we daarvoor over de grens met onze zuiderburen.

Nogmaals de burgerlijke partij

In de beschrijving van het vooronderzoek is de burgerlijke partij uit het

Belgische strafrecht aan de orde gekomen als voorbeeld hoe het

slachtoffer als procespartij op een juridisch solide wijze is te incorporeren

in het strafrecht. Als burgerlijke partij krijgt het slachtoffer in de fase van

het vooronderzoek inzage in en afschriften van dossiers, ze kan om

opsporingshandelingen verzoeken en verrichte opsporingshandelingen

laten onderzoeken.

Page 62: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 63

Tijdens de strafzitting mag de burgerlijke partij, net als de aanklager en

de verdediging, ‘pleiten’: haar vordering uiteen zetten en onderbouwen,

alsmede haar visie geven op de feiten, de gevolgen en de schuld van de

dader – niet op de straf. Doorgaans pleit een advocaat namens de

burgerlijke partij, omdat burgers meestal niet de vereiste wetskennis

bezitten en het juridisch jargon machtig zijn. “Dat kun je emotioneel ook

niet aan”, aldus een nabestaande die als burgerlijke partij het

assisenproces bijwoonde waarin de moordenaars van haar broer terecht

stonden. Een assisenproces duurt als snel een paar weken, een ware

emotionele uitputtingsslag. Toch had zij het proces voor geen goud

willen overslaan. “Ik heb het van de eerste tot de laatste minuut

bijgewoond, alleen toen ze de foto’s (van de plaats delict en de

lijkschouwing, S.L.) lieten zien, ben ik de zaal uitgegaan. Mijn gevoel

was: hier heb ík een aandeel in, mijn zijn hier is belangrijk. In de assisen

zijn het burgers, geen rechters die bepalen over schuld of onschuld. Onze

aanwezigheid, overbrengen wie we zijn als familie en wie onze broer

was, heeft zeker bijgedragen aan de uitkomst.’ De vier daders kregen

forse straffen opgelegd en de familie van het slachtoffer kreeg haar

schadevordering toegewezen.

De burgerlijke partij heeft ook het recht de getuigen te ondervragen en

krijgt dezelfde tijd om te pleiten als de advocaat van de verdachte. De

vergelijkbare Duitse rechtsfiguur van de Nebenklage kent nog meer

processuele bevoegdheden toe. Als ‘toegevoegd aanklager’ kan de

Nebenkläger ook rechters en getuigen laten wraken en bezwaar maken

tegen een bepaalde vraagstelling.92

In België kan het slachtoffer dat het niet eens met de uitspraak inzake

zijn vordering93, als burgerlijke partij zelf hoger beroep instellen binnen

de strafrechtelijke lijn. In de fase van de strafuitvoering heeft de

burgerlijke partij het recht op verzoek geïnformeerd en gehoord te

worden over de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit (dat

omvat ook verlof en voorwaardelijke invrijheidstelling). Dat betekent dat

het slachtoffer bijzondere voorwaarden kan formuleren die in zijn belang

aan de veroordeelde door de strafuitvoeringsrechtbank kunnen worden

opgelegd.

92 Brienen & Hoegen (2000: 364) 93 Het slachtoffer kan geen beroep aantekenen tegen vrijspraak of een in zijn ogen te lage straf. Men

kan zich niet eerst burgerlijk partij stellen in hoger beroep.

Page 63: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 64

Vanaf het moment dat de veroordeelde voorwaardelijke

invrijheidstelling kan aanvragen, en dat is in België na de helft van de

straf te hebben uitgezeten, beoordeelt de strafuitvoeringsrechtbank

periodiek of de dader daarvoor in aanmerking komt. Een punt van

overweging is of de dader de opgelegde schadevergoeding betaalt aan

het slachtoffer, al is het maar een klein maandelijks bedrag. De

strafuitvoeringsrechtbank is ook verplicht het slachtoffer te horen over

gewenste voorwaarden, zoals een contactverbod.

Doet de strafuitvoeringsrechtbank uitspraak, dan moet binnen 24 uur het

slachtoffer geïnformeerd worden. De wet zegt echter niet hoe, dus dat

vult elke rechtbank zelf in. “In Antwerpen informeren ze alleen per brief.

Maar de rechtbank houdt op vrijdagmiddag zitting. Die brief is op z’n

vroegst pas maandag of dinsdag bij mijn cliënt. Later nog als er

feestdagen tussen zitten. Maar ze willen mij de inhoud van de brief niet

telefonisch meedelen, al probeer ik het iedere keer weer”, aldus Veerle

van Parys, medewerker van de dienst Slachtofferonthaal van het

openbaar ministerie. Medewerkers van deze dienst bieden

ondersteuning in het juridische traject.94 “De dader kan dus al vier dagen

op vrije voeten zijn voordat het slachtoffer daarvan op de hoogte is.”

De positie van het Belgische slachtoffer als procespartij mag dan sterker

zijn dan wat het Nederlandse strafrecht dicteert, toch zitten er ook wel

haken en ogen aan. “Er wordt veel initiatief van slachtoffers verwacht”,

aldus Van Parys. “Burgers zijn wel mondiger geworden en worden

geacht de wet te kennen. De juridische lijn wordt heel strik gevolgd: als

burger moet je weten wat je rechten zijn, terwijl er geen rekening wordt

gehouden met de emotioneel en sociale belemmeringen. Slachtoffers zíjn

geen hulpvragers. Omdat ze met hulpverlening en dienstverlening in

contact komen, dáárdoor zijn ze mondiger. Het overgrote deel denkt

misschien: ‘Ja, dat zou ik eigenlijk wel willen’, maar zelf vervolgens gaan

zoeken is heel wat anders. Het is toch een drempel die ze moeten nemen.

Je moet het hen actief aanbieden. Als justitie zelf of via onze dienst zegt:

94 In België is de ondersteuning van slachtoffer bij drie verschillende instanties belegd. De dienst

Slachtofferonthaal van de politie verzorgt de eerste emotionele opvang van slachtoffers van (ernstige)

misdrijven en geeft algemene informatie over de procedure, rechten en voorzieningen. De dienst

Slachtofferonthaal van de justitiehuizen (openbaar ministerie) staat slachtoffers die zich als

benadeelde of burgerlijke partij hebben gesteld gedurende het gehele strafproces en de executiefase

terzijde wanneer slachtoffers hieraan behoefte hebben. De psychosociale opvang van slachtoffers is in

handen van de Steunpunten Algemeen Maatsschappelijk werk.

Page 64: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 65

‘U bent slachtoffer en als u vragen of problemen hebt, dan zijn wij er

voor u. Dat betekent veel voor slachtoffers. Expliciet ondersteuning

aanbieden is expliciet erkenning geven.”

Waarin Nederland dan weer een voorsprong heeft, zo constateert Van

Parys, is de samenwerking in de keten. “In Nederland is ketenwerken

veel meer ingebed, de verschillende partijen gaan veel gemakkelijker

met elkaar aan tafel zitten. Zij zijn eerder bereid te zeggen: ‘Het gaat niet

goed, wat kunnen we doen om het te verbeteren?’ In België wordt een

kritische blik al snel persoonlijk opgevat. En het is een constant gevecht

om informatie. Het uitwisselen van informatie ligt hier heel gevoelig.”

De schadecompensatie aan het slachtoffer is een ander punt waarop

Nederland naar verhouding beter scoort. Wanneer de burgerlijke partij

zijn vordering krijgt toegewezen, is zij eigenlijk op zichzelf aangewezen

om het geld ook daadwerkelijk te krijgen. Bij de voorwaardelijke

invrijheidstelling stelt de strafuitvoeringsrechtbank wel de voorwaarde

dat de dader heeft betaald of aan het betalen is, ook al zijn het maar

kleine maandelijkse betalingen. Blijft de dader in gebreke, dan kan de

burgerlijke partij binnen drie jaar na het vonnis een aanvraag indienen

bij de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke

gewelddaden, het Belgische equivalent van het Schadefonds

Geweldsmisdrijven. Dan moeten wel alle mogelijkheden zijn benut om

het geld bij de dader te halen. “Het is niet eerlijk: ik moet er 1500 euro

van mijn eigen geld insteken om een verkoop te gaan regelen”, aldus een

slachtoffer dat van de rechter een fikse schadevergoeding kreeg

toegewezen. Maar de dader had geen rooie cent. Dus deed ze een

aanvraag bij het schadefonds. Dat wees haar aanvraag vooralsnog af

omdat de dader nog wel degelijk vermogen bleek te hebben, in de vorm

van een aandeel in het eigendom van het huis van zijn ouders. “Als zijn

14 broers en zusters nu zijn stukje zouden willen kopen, maar dat

vertikken ze. Nu ben ik gedwongen het huis openbaar te verkopen om

1/14 van de verkoopprijs te kunnen krijgen. Wat er van overblijft na

aftrek van alle kosten. Bovendien sta je als slachtoffer achter in de rij van

de schuldeisers. Waarschijnlijk blijft er dan heel weinig over. Ik moet wel

de kosten van de openbare verkoop betalen, maar andere profiteren van

de opbrengst. Als ik nu 100% zeker wist dat ik die kosten via het

schadefonds zou kunnen terugkrijgen…. Anders schiet ik er alleen maar

bij in. Dus ik twijfel of ik moet doorzetten. Het geld heb ik in principe

Page 65: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 66

niet nodig. Aan de andere kant, het gaat me niet alleen om het geld. Ik

wil het hem niet cadeau doen. Hij heeft mij genoeg aangedaan, hij heeft

het mij zo moeilijk gemaakt.”

Slot

We zijn aan het einde gekomen van onze wandeling door het strafproces

in de voetsporen van het slachtoffer. Soms ging dat met kleine stappen

en soms met grotere. De inventarisatie in dit hoofdstuk is niet compleet.

Ik heb vooral de punten aangeroerd waarvan uit interviews met

slachtoffers en nabestaanden en uit onderzoek naar voren komt dat ze

belangrijk zijn voor hen. Het verhaal is stevig gekleurd door de

ervaringen van nabestaanden, dat is een feit. Hoewel een in omvang

beperkte groep, manifesteren zij zich sterk in de politieke en publieke

opinie. Mede dankzij hen komen ook veranderingen tot stand. Hun

ervaringen en behoeften zijn waarschijnlijk niet helemaal representatief

voor de groep slachtoffers als geheel – zeg maar de ‘silent majority’ –

maar zij zijn wel een goede graadmeter voor de ketenperfomance.

In dit hoofdstuk zijn op verschillende plaatsen suggesties gedaan voor

veranderingen in de wet of in de uitvoering. Dat varieert van

fundamentele ingrepen zoals het positioneren van het slachtoffer als

volwaardige procespartij à la de burgerlijke partij in België , via het

splitsen van de strafzitting tot triviale gebaren als het aanbieden van een

glaasje water aan slachtoffers in de rechtszaal. Want ook zulke

eenvoudige handelingen vertegenwoordigen een grote symbolische

waarde.

IV Een poging tot verklaring en dan: hoe verder?

Nu we aan de hand van het slachtoffer het strafproces van aangifte tot

executie hebben doorlopen stellen we opnieuw de vraag: ‘Doen

slachtofferrechten recht aan slachtoffers?’ Het antwoord is ‘ja’ en ‘nee’.

Eerst het ‘ja’. De afgelopen decennia zijn enkele slachtofferrechten in het

Wetboek van strafvordering doorgesijpeld. In de laatste vijf jaar heeft die

ontwikkeling een flinke impuls gekregen en heeft de Wet versterking

positie slachtoffer een heus slachtofferhoofdstuk(je) aan het wetboek

Page 66: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 67

toegevoegd. Na bijna 200 jaar is het slachtoffer terug van weggeweest.

Het huidige kabinet toont zich voortvarend om die positie verder uit te

bouwen en bij te schaven, maar heeft nog geen initiatieven genomen

voor echt fundamentele wijzigingen.

Dus 'ja', want eerst bestonden slachtoffers niet in het strafrecht en nu

kunnen ze wettelijk aanspraak maken op een correcte bejegening, goede

informatievoorziening in alle fasen van het strafproces, een door de staat

ondersteunde inning van schadevergoeding, spreken ter rechtszitting en

ondersteuning bij alle fasen van de afwikkeling van het misdrijf dat hen

is overkomen. Dat is ontegenzeggelijk een enorme vooruitgang en dat

klinkt ook terug in bijvoorbeeld tevredenheidsonderzoeken onder

slachtoffers.

Wel kunnen we constateren dat Nederland zeer streng in de leer is wat

betreft het dogma dat in art. 6 EVRM is vastgelegd: het recht van de

dader op een eerlijk proces met alle waarborgen die daarvoor gelden.

Suggesties voor een verdere versterking van de positie die ingrijpende

aanpassing vragen stuiten steeds weer op de volgende bezwaren:

• Het risico de in art. 6 EVRM neergelegde beginselen te schenden en

door het Europees Hof op de vingers te worden getikt.

• Het gevaar van secundaire victimisatie, omdat een grotere en

actievere betrokkenheid in het proces betekent dat slachtoffers minder

beschermd kunnen zijn ten opzichte van andere procespartijen.

Wat betreft het eerste argument kunnen we vrij kort zijn: andere

Europese landen die net als Nederland het EVRM hebben ondertekend

en daarmee de verplichting hebben hun nationale wetten te toetsen aan

bepalingen van dit bedrag, hebben het slachtoffer wel de rol van

procespartij met soms vergaande procesbevoegdheden kunnen geven.

Art. 6 EVRM staat aan een prominentere rol voor het slachtoffer dus niet

in de weg. Nederland is gewoon het braafste jongetje van de klas.

Het valt niet te ontkennen dat secundaire victimisatie inderdaad een

ongewenst neveneffect kan zijn van een meer accusatoire inrichting van

het strafproces. Verschillende auteurs, ook uit victimologische hoek

Page 67: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 68

hebben dit keer op keer naar voren gebracht.95 Maar die risico’s zijn deels

te ondervangen. In België en Duitsland laten de burgerlijke partij en de

Nebenkläger zich vrijwel altijd bijstaan door een raadsman. Ook rechters,

als voorzitters van de zitting, kunnen zorgen dat de belasting van het

slachtoffers binnen aanvaardbare normen blijft door toe te zien op een

correcte en respectvolle bejegening. Een kritische houding van de

verdediging hoeft geenszins onfatsoenlijke of kwetsende bejegening te

impliceren. Bovendien moeten we niet in de valkuil trappen het

slachtoffer te typeren als kwetsbaar, angstig, passief en niet in staat zelf

beredeneerde keuzes te maken. Velen zijn veerkrachtig, assertief,

veeleisend en schrikken er niet voor terug om zich als kritische

consument op te stellen. Waarom zouden zij niet zelf de afweging

kunnen maken of zij bestand zijn tegen de druk en negatieve aspecten

van het opereren als procespartij? Nu beslissen wetenschap, politiek en

hulpverlening dat maar even.

Blijven we binnen de kaders van het bestaande strafrecht, dan is het

risico evenmin denkbeeldig. In deel III zijn ervaringen van slachtoffers

beschreven die zeker als secundaire victimisatie te kenschetsen zijn.

Dergelijke ervaringen hebben vaak betrekking op het tekortschieten van

betrokken instanties om slachtoffers een optimale realisatie van hun

wettelijke rechten te garanderen. Helaas is dat onvermijdelijk. Het is al

lastig genoeg om in de huidige constellatie van wetten, richtlijnen,

prioriteiten en targets de bestaande voorzieningen en rechten in de

cultuur, processen en organisaties te verankeren. Een verdere

versterking van het slachtoffer binnen de huidige kaders maakt dat

spanningsveld – en de kans op fouten of de noodzaak om pijnlijke

keuzes te maken – alleen maar groter. Een uitbreiding van

slachtofferrechten herbergt dan het gevaar in zich de spreekwoordelijke

dode mus te worden.

Lijdende Christusfiguur

In het voorgaande ligt ook de aanleiding besloten om de vraag ‘Doen

slachtofferrechten recht aan slachtoffers?’ met ‘nee’ te beantwoorden. In

de inleiding heb ik al een aantal ‘structuurfouten’ naar voren gebracht:

het conflict tussen de dadergerichtheid van het strafrecht en het voorzien

95 Zie o.a. Groenhuijsen & Knigge (2000, 2001)

Page 68: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 69

in behoeften van slachtoffers door middel van het implanteren van

‘wezensvreemde’ wettelijke voorzieningen in het Wetboek van

strafvordering. De inrichting van systemen en werkprocessen, het stellen

van prioriteiten en het ontbreken van echte prikkels is een andere reden

waarom slachtofferrechten binnen het strafrecht altijd een hoge mate van

commitment en alertheid zullen vragen. De logische gevolgtrekking zou

zijn om de structuur van het strafrecht zodanig te wijzigen – uiteraard in

overeenstemming met het bepaalde in art. 6 EVRM, dat de systemische

zwakheden grotendeels ondervangen worden. Waarom verenigen we

niet het beste van twee werelden: de buitengewoon goede en effectieve

voorzieningen voor schadevergoeding voor het slachtoffer, de actieve

ondersteuning bij het uitoefenen van zijn rechten en de integrale

ketenaanpak van het Nederlandse bestel met de rechtsfiguur van de

burgerlijke partij uit het Belgische bestel? Waarom blijft de relatie tussen

het slachtoffer en de strafrechtspleging zo moeizaam?

Van Dijk zoekt hiervoor een verklaring in het Westerse slachtofferbeeld,

dat hij ontleend acht aan de lijdende Christusfiguur. Ook in onze

geseculariseerde maatschappij bepaalt dit beeld op een onbewust niveau

nog steeds de grondhouding jegens slachtoffers., en daarmee de

rolverwachtingen ten aanzien van hen die de samenleving als slachtoffer

etiketteert. Vanuit de christelijke moraal heeft de lijdende mens recht op

mededogen. Tegelijkertijd wordt van hem gelatenheid, lijdelijkheid en

vergevingsgezindheid verwacht. Naar voorbeeld van Christus die het

oudtestamentische ‘oog om oog, tand om tand’ transformeerde tot ‘keer

uw vijand de andere wang toe’. Langs die lijn voortredenerend stelt van

Dijk, die zelf liever van gedupeerden spreekt, dat slachtoffers aanspraak

hebben op mededogen, maar worden ze anderzijds wel geacht hun

belangen als procespartij op te offeren voor de lieve vrede. ‘Zij zijn in dat

opzicht de symbolische zondebokken van de op christelijke leest

geschoeide maatschappelijke reactie op criminaliteit’, is zijn conclusie.

‘In mijn visie wordt aan gedupeerden van misdrijven vanwege nog

steeds vigerende en onvoldoende als zodanig onderkende stereotiepe

slachtofferbeelden en de daaraan gekoppelde rolverwachtingen zowel

binnen het strafrecht als daarbuiten, bijvoorbeeld in het herstelrecht, nog

veel tekort gedaan.’96

96 Van Dijk (2009:22)

Page 69: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 70

Met andere woorden, gebrekkig onderkende stereotype

slachtofferbeelden belemmeren de daadwerkelijke positionering van het

slachtoffer in het strafproces, met daaraan verbonden rechten die juist

ook (legitieme) gevoelens van wraak en woede adresseren. Er zit een

historisch/cultureel bepaald inherent onvermogen in ons strafrecht om

slachtoffers als autonome, assertieve en claimende rechthebbenden te

accommoderen.

Dat de opstellers van het eerste Wetboek van strafvordering nadrukkelijk

het wraaklustige slachtoffer buiten de deur van het proces wilden

houden, staat buiten kijf. Dat valt op te maken uit de politieke discussies

voorafgaand aan de invoering ervan. De beledigende en wraakzuchtige

aantijgingen van het slachtoffer jegens de verdachte zouden, zo werd

gevreesd, de rechters afleiden van de hoofdzaak, namelijk de berechting

van daders: ‘Men zal tenminste niet meer zien, dat een particulier voor

miserabele geldelijke belangen, nog heftiger te keer gaat tegen een

ongelukkige beklaagde en zelfs een ter doodveroordeling tegen hem

wete te verkrijgen, met nog meer aandrang dan van de zijde van het

Openbaar Ministerie het geval is, en anderzijds zal de strafprocedure

ontdaan zijn van die vaak lastige en ingewikkelde kwesties, die de

aandacht van den regter afleiden van het hoofdpunt in het proces’. 97

De vraag is echter of dergelijke betogen zijn te herleiden tot een op de

christelijke lijdensmoraal gefundeerde rolverwachting ten aanzien van

slachtoffer, of tot een rechtstatelijk centraliseringsproject van een jonge

overheid die geen ‘wraakzuchtige concurrenten’ duldt op wat zij als een

van haar fundamentele opdrachten beschouwt.98 Wat ik hoor

doorklinken in bovengenoemde discussie is dan ook meer formeel-

rationalistische overweging dat strafvervolging in handen hoort te liggen

van onbetrokken en onpartijdige functionarissen op grond van strikt

omschreven procedures, zoals Weber die later zou duiden in zijn

rechtsociologische theorie .

Maar waarom de christelijke lijdensmoraal vooral geen bevredigende

verklaring biedt voor het ‘gebrek aan liefde tussen slachtoffer en

strafrechtspleging’99 is dat in andere Westerse rechtstaten die onze of

97 Geciteerd in Lissenberg (2008: 93). Zie ook Kool (2009: 60-61) 98 Lissenberg (1997) 99 Kool (200967)

Page 70: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 71

verwante cultureel-religieuze wortels delen, en dus met vergelijkbare

morele waarden en beelden tot wasdom zijn gekomen, het slachtoffer

evenmin in een volwaardige positie in het strafrecht terug te vinden zou

moeten zijn. Maar we hebben kunnen constateren dat in Duitsland,

België en Frankrijk het tegendeel het geval is.

Genoegdoening

Een alternatieve insteek dan. Als we het ‘gebrek aan liefde tussen de

rechtspleging en het slachtoffer’ van een andere kant benaderen, dan

zouden we ons ook de vraag kunnen stellen: kan het strafrecht ooit een

aantrekkelijke en volwaardige partner voor het slachtoffer zijn? Dat

impliceert een kritische blik op het instrumentarium van het strafrecht: is

het adequaat om te kunnen beantwoorden aan de fundamentele

behoeften van het slachtoffer? Wellicht is er een betere partner denkbaar.

Of partners, laten we vooral ook niet te monogaam denken.

Tineke Cleiren, hoogleraar strafrecht in Leiden, neemt genoegdoening

als aanknopingspunt om deze vraag te beantwoorden.100 Zij interpreteert

de onvrede, het onbehagen van en rondom slachtoffers als een

uitdrukking van een behoefte die ondanks alle inspanningen niet wordt

bevredigd, namelijk de behoefte aan genoegdoening. Aan een definitie

van genoegdoening wil zij zich niet wagen, maar zij noemt wel een

aantal wezenlijke kenmerken. Genoegdoening veronderstelt een ‘relatie’

tussen twee personen, of zij is de uitdrukking van een relatie. In dit geval

ligt het ontstaan van die relatie in het misdrijf, de krenking van het

slachtoffer door de daad van de pleger. Het is een relatie met een

negatieve balans voor het slachtoffer, die weer in evenwicht gebracht

moet worden. Voor wat ontnomen of aangetast werd, moet

genoegdoening worden gegeven. Dat vereist een vorm van

tegemoetkoming van de dader, een ‘opoffering', wat zich misschien nog

het best laat omschrijven met de Engelse term making amends. Het gebaar

vereist bovendien een bepaalde vorm, enige symboliek. Als laatste

kenmerk noemt Cleiren dat de term genoegdoening an sich een zekere

maat of maatvoering inhoudt: zoveel als nodig is, voldoende. Voor de

ene persoon is een oprechte spijtbetuiging genoeg, voor een ander gaat

het vooral om een financieel gebaar terwijl een derde een met zijn eigen

100 Cleiren (2003, 2010)

Page 71: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 72

leed vergelijkbaar lijden van de dader eist in de vorm van een lange

vrijheidsstraf.

Het recht kan de relatie tussen de dader en het slachtoffer alleen

formuleren in termen van een rechtsbetrekking. Ook daarin zit een

symbolische dimensie. Rechtszaken vinden niet plaats op een plein, bij u

thuis of in een sportzaal, maar in een rechtszaal met een zeer specifieke

inrichting. De procespartijen – de verdachte uitgezonderd – verschijnen

niet in hun dagelijkse tenue, maar acteren gehuld in zwarte toga’s. Zij

bezigen formules die de realiteit van alledag abstraheren tot een voor

leken nauwelijks te volgen juridische werkelijkheid (of gerechtelijke

fictie?). Symboliek te over dus, maar niet het soort symboliek dat aan de

door Cleiren geduide behoefte aan genoegdoening beantwoordt. In het

strafrechtelijke domein is het slachtoffer voornamelijk toeschouwer bij

een voorstelling waarin hij eigenlijk een hoofdrol zou moeten hebben.

Maar zelfs een solide positie als procesdeelnemer zou die behoefte aan

genoegdoening niet adequaat kunnen bevredigen.

Een belangrijke reden hiervoor is dat het strafrecht, meer specifiek het

strafproces, niet de directe relatie tussen dader en het slachtoffer

faciliteert. De rechtsverhoudingen in het strafrecht waren twee eeuwen

verticaal en eendimensionaal tussen de overheid en de dader. Dat is

inmiddels wel veranderd: net als andere overheidsdomeinen heeft ook

het strafrechtelijke domein een zekere mate van horizontalisering

ondergaan en het is deels is veranderd in een multidimensionaal

landschap. Alleen het instrumentarium is niet mee veranderd. Ter

illustratie tekent de Leidse rechtsgeleerde een dikke kolom met aan de

top gesitueerd de overheid en aan de basis de verdachte. “In de loop van

de tijd zijn er steeds meer kolommen tegenaan geplakt. Bijvoorbeeld die

van de getuige-deskundige en van het slachtoffer. Maar het verticale

karakter van het strafrecht blijft domineren. Daarmee ontstaat er wel een

relatie tussen de overheid en het slachtoffer, maar niet tussen de

verdachte/dader en het slachtoffer. Maar waaraan het slachtoffer

behoefte heeft, dat raakt in een of andere vorm aan de verdachte en niet

aan de overheid. Ook al voeg je nieuwe rechten toe in deze verticale

structuur, ze zullen er altijd op gericht zijn om het slachtoffer en de

verdachte uit elkaar te houden.”

Page 72: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 73

Zij pleit er dan ook sterk voor om vooral ook buiten de grenzen van het

strafrecht te kijken – zonder de positie van het slachtoffer in het

strafproces te veronachtzamen.101 Daarmee komen restorative justice

gerichte initiatieven als dading, mediation en herstelbemiddeling in het

vizier. Ook parallel justice, een van oorsprong Amerikaans concept, wint

aan terrein. ‘Parallel justice requires us to decouple the pursuit of justice for

victims from the administration of justice for offenders. Under a system of

Parallel Justice the societal message to victims would be, ‘What happened to you

is wrong and we will help you rebuild your life.’ Parallel Justice requires society

not only to hold offenders accountable for the harms they have caused, but also

to honour a separate social obligation to repair the harm caused by crime.’102

Ik beperk me hier tot het noemen van beide concepten omdat een

uitgebreide beschrijving en analyse buiten het bestek van deze paper

vallen.

Recht doen aan slachtoffers

Welke implicaties heeft hetgeen in deze paper aan de orde is gesteld

voor de verdere ontwikkeling van de positie van het slachtoffer in het

strafrecht? Welk wegen staan ons open om te bewerkstellingen dat de

101 Bron: interview met prof. T. Cleiren op 13 januari 2012 102 Bron: http://www.ncvc.org/ncvc/main.aspx?dbID=DB_ParallelJustice156 Zie ook: Herman (2010)

overheid

verdachte/

dader

slachtoffer

Page 73: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 74

vraag ‘Doen slachtofferrechten recht aan slachtoffers’ met een volmondig

‘ja’ beantwoord wordt, in de eerste plaats door slachtoffers en

nabestaanden zelf? Welke keuze zijn we bereid te maken en hoe vertalen

we die naar inspirerende en motiverende slachtofferagenda voor de

komende jaren? Het antwoord ga ik u in deze paper uiteraard niet

geven, als ik dat al zou kunnen. Deze paper wil de aanzet geven tot een

brede discussie, met als aftrap het symposium dat Slachtofferhulp

Nederland op 22 februari 2012 organiseert in het kader van de Europese

Dag van het Slachtoffer. Wel wil ik tot besluit vier mogelijke scenario’s

kort de revue laten passeren.

• We proberen binnen de bestaande kaders van het strafrecht de positie

van het slachtoffer verder te versterken. Dat zal blijven wringen met

de publiekrechtelijke karakter van het strafrecht en dat zal vooral tot

uitdrukking komen in de praktijk van de rechtspleging. Dat brengt

voor de betrokken organisaties dus enorme uitdagingen mee. Maar

wie zegt dat ze daartegen niet zijn opgewassen?

• We zetten koers naar een accusatoir procesmodel en promoveren het

slachtoffer van procesdeelnemer naar volwaardige procespartij. Dat

brengt meer evenwicht tussen slachtoffer- en daderrechten en dwingt

de organisaties in de strafrechtketen op dezelfde wijze rekening te

houden met slachtofferrechten als met daderrechten. De uitdaging

hier is op voorhand een goede inschatting te maken van onbedoelde

negatieve effecten van zo’n systeemwijziging op slachtoffers en

daartoe voorzieningen te treffen. Het zou mogelijk moeten zijn om

eerst op bescheiden schaal te experimenteren met zo’n model. Zij die

op voorhand stellen dat er nooit voldoende draagvlak zal zijn voor

zo’n fundamentele herschikking zouden wel eens bedrogen kunnen

uitkomen. Wie onze wetsgeschiedenis bekijkt, kan concluderen dat er

vaker en zelfs met enige regelmaat radicale vernieuwingen zijn

doorgevoerd. ‘Het zou een illusie zijn om te menen dat een wetboek

voor de eeuwigheid gemaakt kan worden. Elk wetboek blijkt achteraf

een product van zijn tijd geweest te zijn’, aldus Knigge.103

• Geen nieuwe rechten of wetswijzigingen, maar alles zetten op een

excellente uitvoering. Daar valt, zo hebben we kunnen lezen, nog een

hele slag te maken. Klachten van slachtoffers blijken vaak niet een

103 Knigge (2000:222)

Page 74: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 75

gebrek aan rechten te betreffen, maar het niet of onvoldoende krijgen

waar ze wettelijk recht op hebben. Goede en snelle informatie

bijvoorbeeld. Ik noem nog maar een keer het elektronisch

slachtofferdossier met daarbij de kanttekening dat de kwaliteit van

zo’n dossier valt of staat met de kwaliteit van de organisaties die

erachter zitten.

• Het vierde scenario richt zich op de wereld buiten het strafrecht en

verlegt de focus naar restorative justice en parallel justice. Daarmee

komt die 95% van de slachtoffers in beeld die überhaupt geen gebruik

kunnen maken van slachtofferrechten omdat het nooit tot een

rechtszaak komt. Maar die niet minder recht hebben op een vorm van

rechtvaardigheid en herstel.

Tot slot: ik ben niet de eerste die deze punten op tafel legt en zeker ook

niet de laatste. Van tijd tot tijd laait dit debat op onder wetenschappers,

politici, beleidsmakers en andere betrokkenen. Het is een discussie die

steeds weer de moeite waard is om te voeren, want de samenleving staat

niet stil. Er is de afgelopen decennia enorm veel tot stand gebracht ten

behoeve van slachtoffers. Het landschap van de slachtofferzorg is

alleszins fraaier en aangenamer geworden. Daar mogen we ook best trots

op zijn. Maar we mogen níet tevreden achterover leunen om van het

uitzicht te genieten. We zijn er nog niet. Daarvan hoop ik dat mijn betoog

u heeft overtuigd: het kan nog beter.

Page 75: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 76

Bronnenlijst

Akkermans, A., Hulst, J., Claassen, E., Boom, A., Elbers, N, Wees, K van

& Bruinvels, D. (2008) Slachtoffers en aansprakelijkheid. Een onderzoek naar

behoeften, verwachtingen en ervaringen van slachtoffers en hun naasten met

betrekking tot het civiele aansprakelijkheidsrecht. Deel II. Affectieschade. Den

Haag: WODC.

Alta, S., Erp, J. van, Nienhuis, A., Verberk, S. & M. Verberk, 2001,

Evaluatie van de regelgeving slachtofferzorg. Verslag van een onderzoek ter

evaluatie van de wet en regelgeving Terwee. Den Haag: B&A Groep

Blader, S & Tyler, R. (2003) ‘A four component model of procedural

justice: Defining the meaning of a fair process’, in: PSPB 29(6): 747-758

Boom, A. ten & Kuipers, K.F. (m.m.v. M.H. Moene) (2008) Behoeften van

slachtoffers van delicten. Een systematische literatuurstudie naar behoeften

zoals door slachtoffers zelf geuit. Meppel: Boom Juridische uitgevers

Brienen, M. & Hoegen, I. (2000) Victims of crime in 22 European criminal

justice systems. Nijmegen: WLP

Cassel, P. (2009) In defence of the Victim Impact Statement’, In: Ohio

State Journal of Criminal Law, 6(2), p 611-648

Centraal Bureau voor de Statistiek (2011) Integrale Veiligheidsmonitor 2010.

Landelijke rapportage. Den Haag: CBS

Cleiren, C. (2010) Evolueren naar een meer horizontale en multi-dimensionale

verhoudingen in het straf recht. Mechelen: Wolters Kluwer Belgium

Cleiren, C. (2003) ‘Het opstandige slachtoffer. Genoegdoening aan

slachtoffers in het strafrecht’ In: Preadvies Nederlandse Juristenvereniging

Deventer: Kluwer, p. 33-104.

Page 76: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 77

Cleiren, C. (2001) Geding buiten geding. Een confrontatie van het geding voor

de strafrechter met strafrechtelijke ADR-vormen en mediation. Deventer:

Gouda Quint

College van Procureurs-generaal (2010) Aanwijzing Slachtofferzorg

(2010A029). Den Haag.

Dekkers, S., Jansen, M., Homburg, G. (2006) Procesanalyse doorverwijzing

van politie naar slachtofferhulp. Amsterdam: Regioplan

Dijk, J. van (2009) De komende emancipatie van het slachtoffer. Naar een

verbeterde positie voor gedupeerden van misdrijven. In: Tijdschrift voor

Herstelrecht 9 (1), p. 20-39

Dijk, J. van (2008) Slachtoffers als zondebokken. Apeldoorn: Maklu

Uitgevers

Dorst, A. van (2000) ‘Strafvordering 2001’, In: Delikt en Delinkwent 30(3)

233-246

Gend, S. van & Visser, G. (red) (2004) Artikel 12 Sv. Amsterdam: Ars

Aequi Libri Juridische Uitgeverij

Gend, S, van (2004) ‘Artikel 12 en het bevel tot vervolging.’ In: S. van &

Visser, G (red) Artikel 12 Sv. Amsterdam: Ars Aequi Libri Juridische

Uitgeverij, p. 163-168

Groenhuijsen, M. & Knigge, G. (red) (2002) Dwangmiddelen en

rechtsmiddelen. Derde interimrapport onderzoeksproject strafvordering 2001.

Deventer: Kluwer

Groenhuijsen, M. & Knigge, G. (red) (2001) Het vooronderzoek in

strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject strafvordering 2001.

Deventer: Gouda Quint

Page 77: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 78

Groenhuijsen, M. & Knigge, G. (red) (2001) Het onderzoek ter zitting. Eerste

interimrapport onderzoeksproject strafvordering. Groningen & Tilburg:

Rijksuniversiteit Groningen & Katholieke Universiteit Brabant

Groenhuijsen, M. (2001) ‘Het vooronderzoek in strafzaken. Algemeen

deel’, In: Groenhuijsen, M. & Knigge, G. (red) Het vooronderzoek in

strafzaken. Tweede interimrapport onderzoeksproject strafvordering 2001.

Deventer: Gouda Quint, p. 1-90

Herman, S. (2010) Parallel justice for victims of crime. Washinton: National

Center for Victims of Crime

Homburg, G. & Batelaan, H (2005) Actieve wederkerigheid. De

beïnvloedbaarheid van oordelen over het contact met en de beschikbaarheid van

de politie. Amsterdam: Regioplan & Intomart.

Huver, R., Wees, K. van, Akkermans, A. & Elbers, N. (2007). Slachtoffers

en aansprakelijkheid. Een onderzoek naar behoeften, verwachtingen en

ervaringen van slachtoffers en hun naasten met betrekking tot het civiele

aansprakelijkheidsrecht. Deel I Terreinverkenning. Den Haag: WODC.

Jol, C. (2000) ‘Daders als slachtoffers’, in: Index, nr. 4, april 2000, p. 7

Kalidien, S.N. & De Heer-de Lange, N.E. (red) (2011) Criminaliteit en

rechtshandhaving 2010

Ontwikkelingen en samenhangen. Meppel: Boom Juridische Uitgevers

Kleiwegt (2011) 'Ze willen weten wie Roberts M. is’. Interview met

Richard Korver, advocaat van de ouders. In: Vrij Nederland, 22 november

2011, p. 22

Knigge, G. (2000) ‘Een wetboek van Elastiek’, In: Delikt en Delinkwent 30

(3), 222-232

Kool, R. (1999) ‘Uit de schaduw. De emancipatie van het slachtoffer

binnen de strafrechtspleging’ Justitiële verkenningen, 25(9), p. 61-73

Page 78: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 79

Kooijmans, T. (2011) Dat is mijn zaak! Rede uitgesproken bij de openbare

aanvaarding van het ambt van hoogleraar in het strafrecht en het

strafprocesrecht aan Tilburg University op 18 maart 2011.

Kooijmans (2001) ‘De versterkte positie in het strafproces en de

kernrolrechtspraak’. In F.W. Bleichrodt, J.A.W. Lensing, & P.C. Vegter

(red.), De rechter in het geding: Liber amicorum J.P. Balkema. Deventer:

Kluwer: p. 37-48

Kort, K. de (2011) Rapport onderzoek naar de mogelijkheden van het invoeren

van aparte schadezittingen bij (super)snelrechtzaken. Den Haag: Ministerie

van Veiligheid & Justitie

Lamet, W. & Wittebrood, K. (2009) Nooit meer dezelfde. Gevolgen van

misdrijven voor slachtoffers. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau

Leferink, S. (2009) Goed recht. 25 jaar Slachtofferhulp Nederland. Utrecht:

Slachtofferhulp Nederland

Leferink, S. & K. Vos (2007) Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring:

recht of kans? Een onderzoek naar het Victim Impact Statement in de praktijk

van het Nederlandse strafrecht. Utrecht: Slachtofferhulp Nederland

Lemonne, A. , Camp, T. van & Vanfraechem, I. (2007) Onderzoek met

betrekking tot de evaluatie van de voorzieningen van slachtoffers van inbreuken.

Eindrapport. Brussel: Nationaal Instituut voor Criminalistiek en

Criminologie

Lens, K., Pemberton, A. & M. Groenhuijsen (2010) Het spreekrecht in

Nederland: een bijdrage aan het emotioneel herstel van slachtoffers? Tilburg:

Intervict/Prisma Print

Leventahl, G.S. (1980) ‘What should be done with equity theory? New

approaches to the study of fairness in social relationships’, in: Gergen, K.

et al (red) Social exchange: advances in theory and research, New York:

Plenum Press, p. 27-55

Page 79: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 80

Lissenberg, E. (2008) Straffen, vrouwen moraal. Een selectie uit het werk van

prof. Dr. E. Lissenberg. Amsterdam: Bonger Instituut voor Criminologie

Lissenberg, E. (1997) ‘Overheid en slachtoffers. Aantasting van een

geweldmonopolie?’ In: Tijdschrift voor Criminologie, 39(4), p. 310-321

Mierlo, F. van & Pemberton, A. (m.m.v. R. van Tol) (2009) Van

tevredenheid naar kwaliteit: een meetinstrument voor de slachtofferzorg.

Tilburg/Den Haag: Intervict/WODC

Ministerie van Justitie (2007) Slachtoffers centraal. Kwaliteitsimpuls

uitvoering slachtofferondersteuning. Den Haag: Ministerie van Justitie

Nationaal Forum voor Slachtofferbeleid. Uw rechten in de strafprocedure

als slachtoffer van een misdrijf. Brussel; Ministerie van Justitie

Pemberton, A. (2004) 2014: Dertig jaar Slachtofferhulp Nederland.

Internetpublicatie n.a.v. het 20-jarig jubileum van Slachtofferhulp

Nederland. Utrecht: Slachtofferhulp Nederland

Pemberton, A.(2004) Mening van slachtoffer overwegend negatief. In:

Puntkomma, 17: 12-13

Raad voor de Rechtspraak (2006) Modelregeling inzake passende

verblijfsomgeving slachtoffers en rol bode voor, tijdens en na de zitting

Strien, A. van (2001) ‘De positie van het slachtoffer’ In: Groenhuijsen M.

& Knigge, G. (red) Het onderzoek ter zitting. Eerste interimrapport

onderzoeksproject strafvordering 2001. Groningen & Tilburg:

Rijksuniversiteit Groningen & Katholieke Universiteit Brabant, p.233 -

274

Tromp, E., Osenbruggen, A. van & Homburg, G. en (200g)

Informatieverstrekking aan slachtoffers van misdrijven. Evaluatie van het proces

van informatieverstrekking aan slachtoffers van misdrijven over de executiefase

van tbs en jeugd. Amsterdam: Regioplan

Page 80: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 81

Tyler, T. & Lind E. (1992) ‘A relational model of authority in groups’, in:

Zanna, M. (red.) Advances in experimental social psychology, San Diego:

Academic Press, p. 115-191

Veldhuisen, R. (2004) ‘Artikel 12: waarborg of doekje voor het bloeden?’

In: S. van & Visser, G. (red) Artikel 12 Sv. Amsterdam: Ars Aequi Libri

Juridische Uitgeverij, p. 117 - 126

Velthoven, B. van (2011) Over het relatieve belang van een eerlijke

procedure: procedurele en distributieve rechtvaardigheid in Nederland.

In: Themis 2011-1: 71-6

Weijers, M. & M. de Boer (2010) Een keer is erg genoeg. Verkennend

onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers als getuigen in het

strafproces. Den Haag: WODC

Went, F. (2007) Herstelrecht en de positie van slachtoffers.

(http://floriaanwent.com/text/Herstelrecht%20en%20de%20positie%20va

n%20slachtoffers%20WENT.pdf)

Wemmers, J. en Winkel, F. (1997) ‘Hulp aan slachtoffers’. In: Koppen, P.

van, Hessing D. & H. Crombag, Het hart van de zaak. Psychologie van het

recht. Deventer: Gouda Quint, p. 622 - 638

Williams, B. & Goodman, H. (2007) The role of the voluntary sector. In:

Walklate, S. (ed.) Handbook of victims and Victimology. Cullompton: Willan

Publishing.

Wittebrood, K.(2006) Slachtoffers van criminaliteit. Feiten en achtergronden,

Den Haag: SCP

Page 81: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 82

Woord van dank

Bij het schrijven van dit paper hebben verschillende mensen mij

geïnspireerd en een waardevolle bijdrage geleverd door vanuit hun

expertise en betrokkenheid hun visie op het onderwerp te geven en hun

persoonlijke ervaringen te delen. Dat zijn (in willekeurige volgorde) Jack

Keijzer, Tineke Cleiren, Richard Korver, de familie Pijl, Jan van Dijk, Sjef

van Gennip en Nina Huijgen.

Een deel van de voorbereiding van deze paper heeft zich afgespeeld in

België en daarbij was de inbreng van Vicky de Souter, Isabelle

Vanderhoeven en in het bijzonder Veerle van Parys van onschatbare

waarde.

Speciale dank gaat uit naar de nabestaanden en slachtoffers in

Nederland en België die graag bereid waren om mee te werken maar

anoniem wilden blijven, een wens die ik uiteraard wil respecteren.

Tenslotte een woord van dank voor mijn collega’s Amal Boukarfada,

Juliette Somers, Alex Sas en Victor Jammers, voor alle ondersteuning en

advies.

Utrecht, 17 februari 2012

Page 82: Slachtofferrechten, doen ze recht aan slachtoffers?

Slachtofferrechten – doen ze recht aan slachtoffers? 83

Slachtofferrechten – doen ze recht aan

slachtoffers?

Doen slachtofferrechten recht aan slachtoffers - eigenlijk een absurde

vraag. Waarom heten ze anders slachtofferrechten? Toch is deze vraag

gerechtvaardigd op zowel materiële (inhoud) als formele (vorm en

uitvoering) gronden. En het antwoord luidt niet volmondig ‘ja’. Dat wil

deze paper illustreren door op papier het strafproces, van aangifte tot

executie, als het ware opnieuw in te richten. Maar nu met het slachtoffer

op het kompas.

Noem het een oefening in omdenken. Door de gang van slachtoffers

door het strafproces heen te volgen en te putten uit hun ervaringen,

komen onze blinde vlekken in beeld. Daarbij kijken we nadrukkelijk

voorbij de grenzen. Dit alles tegen de achtergrond van

wetenschappelijke inzichten en de politiek-maatschappelijke

ontwikkelingen van de afgelopen decennia, die in het eerste gedeelte van

de paper aan de orde komen.

De slotbeschouwing bevat niet zozeer conclusies, maar een aantal

overwegingen en keuzemogelijkheden om de slachtofferagenda voor de

komende jaren vorm te geven.

Dr. Sonja Leferink is sinds 2006 onderzoeker en

senior beleidsmedewerker bij Slachtofferhulp

Nederland. Sonja Leferink schreef eerder het

boek ‘kramp na de ramp’ en een discussiepaper

over digitale hulpverlening met de titel ‘High-

tech of low care?’.

Dit boekje is een uitgave van Slachtofferhulp Nederland,ter

gelegenheid van de Europese Dag van het Slachtoffer op 22

februari 2012. Kijk voor meer informatie op

www.slachtofferhulp.nl