Skillslab handleiding...Niet-heelkundige wondzorg 4 3 Vereiste voorkennis 2de BACHELOR geneeskunde...
Transcript of Skillslab handleiding...Niet-heelkundige wondzorg 4 3 Vereiste voorkennis 2de BACHELOR geneeskunde...
Skillslab handleiding
Niet-heelkundige wondzorg
Versie 01/01/2013
Prof. dr. Hilde BEELE, dienst dermatologie UZ Gent Matthijs Samyn, Vaardigheidsdocent Skillslab
Deze handleiding behoort toe aan: …………………………………………………………………………………………………………………………………….
Niet-heelkundige wondzorg 2
1 INLEIDING ................................................................................................................................................. 3
2 LEERDOELEN ........................................................................................................................................... 3 3 VEREISTE VOORKENNIS ....................................................................................................................... 4
4 FYSIOLOGIE VAN DE WONDHELING ................................................................................................ 4 4.1. DEFINITIE VAN EEN WONDE .................................................................................................................. 4 4.2. FASEN IN DE WONDHELING ................................................................................................................... 4 4.3. VERSCHILLENDE TYPEN VAN WONDHELING .......................................................................................... 8
4.3.1. Genezing per primam ...................................................................................................................... 8 4.3.2. Genezing per secundam .................................................................................................................. 9 4.3.3. Regeneratieve wondgenezing .......................................................................................................... 9
5 INDELING VAN WONDEN .................................................................................................................... 11 5.1. NAAR DE OORZAAK VAN DE WONDE .................................................................................................... 11
5.1.1. traumatische wonden..................................................................................................................... 11 5.1.2. Iatrogene wonden .......................................................................................................................... 12
5.2. NAAR HET UITERLIJK VAN DE WONDE ................................................................................................. 13
6 FACTOREN DIE DE WONDGENEZING BEÏNVLOEDEN ............................................................... 13 6.1. LOKALE FACTOREN DIE EEN ROL SPELEN ............................................................................................ 13 6.2. ALGEMENE FACTOREN DIE EEN ROL SPELEN ....................................................................................... 14
7 AANPAK VAN ACUTE WONDEN ........................................................................................................ 15 7.1. TETANUSVACCINATIE ......................................................................................................................... 15 7.2. HET STELPEN VAN BLOEDINGEN ......................................................................................................... 17
8 BEHANDELING VAN ACUTE WONDEN: ALGEMEEN .................................................................. 19 8.1. REINIGEN VAN WONDEN: MECHANISCHE REINIGING ........................................................................... 19 8.2. GEBRUIK VAN ANTISEPTICA/ANTIBIOTICA .......................................................................................... 19 8.3. ZEER OPPERVLAKKIGE WONDEN ......................................................................................................... 21
8.3.1. Reiniging / ontsmetting.................................................................................................................. 21 8.3.2. Wondafdekking .............................................................................................................................. 21
8.4. DIEPERE WONDEN ............................................................................................................................... 23 8.4.1. Reiniging / ontsmetting.................................................................................................................. 23 8.4.2. Wondafdekking .............................................................................................................................. 23
8.5. DIEPERE SNIJWONDEN ........................................................................................................................ 24 8.5.1. Reiniging / ontsmetting.................................................................................................................. 24 8.5.2. Wondafdekking .............................................................................................................................. 24
9 BEHANDELING VAN BRANDWONDEN ............................................................................................ 25 9.1. DE VERSCHILLENDE GRADEN .............................................................................................................. 25
9.1.1. Graad I brandwonde ..................................................................................................................... 26 9.1.2. Graad II brandwonde .................................................................................................................... 26 9.1.3. Oppervlakkige graad II brandwonde ............................................................................................ 26 9.1.4. Diepe graad II brandwonde .......................................................................................................... 27 9.1.5. Graad III brandwonde (full-thickness burn) ................................................................................. 27
9.2. EVALUATIE VAN DE BRANDWONDE .................................................................................................... 28 9.3. BRANDWONDEN DOOR ELEKTRISCHE STROOM .................................................................................... 29 9.4. BRANDWONDEN DOOR CHEMICALIËN ................................................................................................. 29
10 AANLEGGEN VAN VERBANDEN ........................................................................................................ 30 10.1. INDICATIES ......................................................................................................................................... 30 10.2. TYPES VERBANDEN ............................................................................................................................. 30 10.3. AANLEGGEN VAN COMPRESSIEVERBAND LANGE REK ......................................................................... 30
11 REFERENTIELIJST ................................................................................................................................ 30 12 BIJLAGE 1: FYSIOLOGIE VAN DE HUID .......................................................................................... 31
Niet-heelkundige wondzorg 3
1 Inleiding
Deze handleiding heeft tot doel een inzicht te krijgen in niet-heelkundige wondzorg en meer specifiek
de acute wondzorg. Bijzondere aandacht gaat ook naar de acute zorg bij brandwonden
De huid kan beschouwd worden als het grootste orgaan van ons lichaam. Het is een complex systeem
waarin vele cellulaire en moleculaire interacties op wisselende prikkels reageren. De huid speelt een
belangrijke rol als eerste lijn defensie tegen de invasie van micro-organismen en is essentieel voor het
behouden van elektrolyten- en vochtbalans.
Een wonde is een vernietiging of onderlinge scheiding van normale huid- en slijmvlieslagen. In het
geval van vernietiging van weefsel, zijn de structuren die de functie van fysieke barrière ten opzichte
van de buitenwereld verzekeren, verloren gegaan. De blootliggende weefsels zijn vatbaar voor micro-
organismen. Daarom is het belangrijk om de huid weer snel te laten helen en de nadelige effecten te
beperken.
2 Leerdoelen Dit zijn de leerdoelen van het partim casuïstiek en wonden & verbanden
• Het uitzicht van een acute wonde kunnen evalueren
• Het verband kunnen leggen tussen een acute wonde en nood aan tetanusvaccinatie
• Het kunnen inschatten van de nood aan een tetanusvaccinatie volgens schema
• Op een correcte wijze arteriële en veneuze bloedingen kunnen stelpen
• De behandeling van acute wonden kunnen instellen in functie van het type wonde
• Inzicht hebben in het belang van reinigen en ontsmetten van een wonde
• Kennis hebben van reinigingsmiddelen en de meest gebruikte antiseptica
• Op een correcte manier topische antiseptica/antibiotica kunnen gebruiken bij de aanpak
van een acute wonde
• De juiste wondafdekking kunnen gebruiken bij een acute wonde
• De indicatie kennen voor het sluiten van een wonde met hechtstrips of het hechten
• De verschillende graden van een brandwonde kunnen toelichten met hun klinische
aspecten en genezingstermijn
• De therapie kunnen bepalen bij de verschillende graden van een brandwonde
• Mogelijke complicaties onderkennen eigen aan de soort brandwonde
• Het correct kunnen aanleggen van een mitella, een zwachtel-, kruis- en scharnierverband
• Kennis hebben van lokale compressietherapie korte en lange rek
• Het correct kunnen aanleggen van een compressieverband lange rek
Niet-heelkundige wondzorg 4
3 Vereiste voorkennis 2de BACHELOR geneeskunde Titularis: Prof. Dr. Ingrid Kerckaert
In het blok “locomotorisch stelsel en de huid”
• Structuur en functie van de huid
• Histologie van de huid
3de BACHELOR geneeskunde Titularis Prof. Dr. C. Cuvelier
In het blok “Basisconcepten van klinische geneeskunde” partim Anatomopathologie
• Acute en chronische ontsteking – weefselherstel
3de BACHELOR geneeskunde Titularis Prof. Dr. J. Lambert
In het blok: “Problemen van neus, keel, oor, hals en huid”
Zie ook bijlage 1 “Fysiologie van de huid”
4 Fysiologie van de wondheling
4.1. Definitie van een wonde Een wonde is een pathologische toestand waarbij weefsels onderling van elkaar gescheiden of
vernietigd zijn. In het eerste geval hebben we een gesloten wonde, zoals een bloeduitstorting of een
blaar. In het tweede geval hebben we een open wonde.
In elk weefsel kunnen wonden voorkomen, maar meestal wordt de term “wonde” geassocieerd met
een defect of een beschadiging van de huid ten gevolge van een fysiek, (mechanisch of thermisch)
trauma, of die zich ontwikkelt als gevolg van de aanwezigheid van een onderliggende ziekte.
4.2. Fasen in de wondheling
Bij elke verwonding zien we dat er in de omgevende cellen en weefsels een ingewikkeld proces op
gang komt. Dit heeft tot doel de gevolgen zoveel mogelijk te beperken en de beschadigde weefsels zo
spoedig mogelijk te herstellen of te vervangen. In dit wondhelingsproces kunnen vier belangrijke fasen
worden onderkend: de exsudatieve fase, de proliferatieve fase, de reparatieve fase en de
littekenfase. Hoewel de vier fasen in elkaar lopen, worden ze gemakshalve gescheiden behandeld.
1. Exsudatieve fase of ontstekingsfase
Dit is de acute ontstekingsreactie met opruiming van dood weefsel en bacteriën. In een eerste stap
reageert het lichaam op de wonde via een vasculaire respons. Deze begint met een vasodilatatie van de
arteriën. De capillaire druk daalt en de hoeveelheid vocht in het omliggende weefsel neemt toe. De
celverbindingen tussen de endotheelcellen verzwakken en rode bloedlichaampjes en bloedplaatjes
migreren vanuit de bloedbaan naar het wondgebied. Er ontstaat een bloeding.
Niet-heelkundige wondzorg 5
Enkele minuten later volgt een vasoconstrictie om het bloedverlies te beperken. De bloedplaatjes
produceren fibrinogeen, dat omgezet wordt tot fibrine en waaruit een fibrinewerk wordt opgebouwd.
Ook scheiden ze chemotactische stoffen af waardoor andere belangrijke cellen, zoals granulocyten,
macrofagen, monocyten worden aangetrokken. Deze ruimen dood weefsel (bloedplaatjes en cellen),
vreemde partikels en bacteriën op via fagocytose en transport gebeurt via de lysosomen. Het
overblijvende debris wordt geresorbeerd via het lymfestelsel of wordt als pus uit de wonde uitgestoten.
Deze inflammatoire reactie gaat gepaard met de typische klinische tekens van inflammatie:
o rubor: roodheid als gevolg van vasodilatatie o calor: lokale warmte als gevolg van vasodilatatie en verhoogde metabole activiteit in de
omgeving van de wonde o dolor: pijn als gevolg van druk of beschadiging van zenuwvezels en ischemie o tumor: zwelling veroorzaakt door exsudaatvorming o functio laesa: functieverlies
Figuur 1
De belangrijkste symptomen van inflammatie: rubor, calor, tumor, dolor en functio laesa
De macrofagen spelen als opruimcellen niet alleen een belangrijke rol in de inflammatiefase.
Ook in de overgang naar de volgende fase blijven ze bijzonder nuttig, omdat zij via afbraak- en
omzettingsprocessen de weg klaarmaken voor de volgende deelnemers in het genezingsproces: de
fibroblasten.
2. Proliferatieve of granulatiefase
Vorming van nieuw bindweefsel en nieuwe bloedvaten
In deze fase spelen de fibroblasten een grote rol. Ze zijn, net als de macrofagen, dan ook talrijk
aanwezig. Zij produceren de bouwstoffen collageen en elastine en maken een bindweefselmatrix
waarlangs de macrofagen en fibroblasten en endotheelcellen zich verplaatsen in het wondbed.
De collageenformatie is op zijn hoogst aan het einde van de eerste week na de verwonding op
voorwaarde dat er voldoende beschikbaarheid is van vitamine C, zuurstof en ijzer.
Niet-heelkundige wondzorg 6
Gelijktijdig met de bindweefselaanmaak vormen de endotheelcellen aan het uiteinde van de
beschadigde capillairen, weefselknoppen (vascular buds). Deze weefselknoppen worden secundair hol
en groeien in het collageenwerk in. Dit geeft een korrelig aspect waardoor men dit weefsel
granulatieweefsel gaat noemen.
Deze nieuwe capillairen zijn essentieel voor de aanvoer van zuurstof en voedingsstoffen bij het
verdere wondherstel. Dit fenomeen van bloedvatvernieuwing noemt men de neovascularisatie.
Figuur 2
De cytokines en groeifactoren(1) afkomstig vanuit het beschadigde weefsel(2) en vanuit de
macrofagen(3) trekken andere fagocyterende cellen(4) aan. Bovendien stimuleren deze groeifactoren
de fibroblasten(5) tot vorming van collageen.Daarnaast activeren ze de endotheelcellen om in het
nieuwgevormde weefsel in te groeien en een capillair netwerk te vormen(6 t/m12).
Niet-heelkundige wondzorg 7
3. Reparatieve of remodelling fase of maturatiefase
Bindweefselreorganisatie, wondcontractie en epithelialisatie
Na de verhoogde collageen productie verbetert de weefselsterkte van de wonden eerder door de
remodelering van de collageenweefsels dan door de toename ervan. Fibroblasten differentiëren zich
tot myofibroblasten die net als kleine spierbundeltjes de wondranden samentrekken (wondcontractie).
Figuur 3
De myofibroblasten: ter hoogte van de wondrand(1)transformeren een aantal fibroblasten tot
myofibroblasten. In rust(2) zien ze er uit als fibroblasten, maar ze kunnen samentrekken(3)zoals
spiercellen.
Nu neemt ook de epitheelvorming een aanvang. In de basale laag worden nieuwe epitheelcellen
aangemaakt door mitose. Deze migreren over het wondoppervlak van de wondranden naar het centrum
toe. Het netwerk van fibroblasten en myofibroblasten helpt om de wondranden samen te brengen, de
tussenliggende collageenvezels verbinden zich met elkaar en de wonde verkleint.
Als de wonde dicht is, beschermt de nieuwgevormde huid tegen dehydratatie en contaminatie.
4. Littekenfase
Door de maturatie van het collageen neemt het litteken geleidelijk zijn uiteindelijk aspect aan.
De diepere weefsellagen worden vervangen door littekenweefsel. Eerst is dit nog zwak, maar later
verhardt dit en wordt het roder, dikker en sterker. Ten slotte wordt het litteken zacht, wit en soepel (dit
kan maanden tot een jaar duren).
Niet-heelkundige wondzorg 8
Figuur 4 Figuur 5
Figuur 4 Littekenvorming:
ten gevolge van de maturatie van het litteken krijgt men uiteindelijk een zacht, soepel en wit litteken
Figuur 5 Overview van de fasen in de wondheling:
(1)Vasculair antwoord; (2)Bloedstolling; (3) Inflammatie; (4) Vorming van nieuw granulatieweefsel;
(5) Epithelialisatie; (6) Contractie van het litteken
4.3. Verschillende typen van wondheling De verschillende typen van wondgenezing zijn:
1. Genezing per primam (intentionem) 2. Genezing per secundam (intentionem) 3. Regeneratieve wondgenezing
4.3.1. Genezing per primam
Hier gaat het over een zuivere wonde zonder necrose, zonder contaminatie en zonder vreemde
lichamen. De wondranden zijn glad. Er zijn geen factoren die de wondheling belemmeren. De wonde
wordt mechanisch gesloten (hechting of kleefstrip vb Steristrip®). Er is nauwelijks contractie van de
wonde nodig, er wordt granulatieweefsel gevormd en er is een vlotte epithelialisatie, gewoonlijk
tussen de 4de en de 7de dag na de verwonding.
Voorbeelden daarvan zijn: een biopsie, een zuivere operatiewonde, een zuivere snijwonde.
Figuur 6
Mechanische sluiting van de wonde, in deze figuur met hechtstrips: per primam genezing
Niet-heelkundige wondzorg 9
4.3.2. Genezing per secundam
Bij genezing per secundam gaat het om een wonde met necrose, die gecontamineerd of geïnfecteerd
is en/of eventueel ook nog vreemde lichamen bevat. De wondranden kunnen gelacereerd zijn.
Bovendien kunnen er ook onderliggende aandoeningen zijn die de wondgenezing doen vertragen,
zoals vasculaire insufficiëntie of diabetes (zie verder).
Hier speelt de contractie van een wonde een grote rol: door het verkleinen van het wondoppervlak
wordt de epithelialisatie nadien mogelijk. Het is evident dat dit type wondgenezing meer tijd in beslag
neemt dan de wondgenezing per primam.
Voorbeelden van secundaire wondgenezing zijn: chronisch ulcus, decubituswonde, wonden met
moeilijk te verwijderen vreemde voorwerpen.
4.3.3. Regeneratieve wondgenezing
Bij regeneratieve wondgenezing gaat het om oppervlakkige wonden waarbij alleen de opperhuid
beschadigd is. De wonde wordt weer geheeld door proliferatie van de nog aanwezige epitheelcellen in
de wondranden, in het wondbed en de adnexen (zoals haarfollikels).
Voorbeelden van regeneratieve wondgenezing: donor-site van split-thickness greffe.
Figuur 7
Regeneratieve wondgenezing: donorsite
Niet-heelkundige wondzorg 10
WONDHELING…
Figuur 8
Overzicht van mogelijke types wondheling: regeneratie vs litteken
a) door verwonding is er weefselbeschadiging
b) regeneratieve wondgenezing, enkel de epidermis is beschadigd en de huid wordt in zijn
oorspronkelijke staat hersteld
c) bij wondherstel: een hoeveelheid littekenweefsel vervangt de oorspronkelijke weefsels
d) verstorende elementen bij de wondheling zorgen voor een vertraagde wondheling
e) hypertrofisch litteken door overmatige aanmaak van bindweefsel
Niet-heelkundige wondzorg 11
5 Indeling van wonden In deze module hebben we het uitsluitend over ACUTE WONDEN. Voor de behandeling van
chronische wonden waaronder decubituswonden, diabetische voetwonden, chronische vasculaire
ulcera verwijzen we graag naar het BLOK DERMATOLOGIE en de cursussen in de volgende
academiejaren.
Wonden kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld:
-naar de oorzaak (zie 5.1.) van de wonde, waarbij een onderscheid gemaakt wordt tussen:
1. traumatische wonden
2. iatrogene wonden
3. chronische wonden, ulcera, decubitus (wordt hier niet behandeld)
-naar het uiterlijk (zie 5.2.) van de wonde
1. open wonden
2. gesloten wonden
3. degloving letsels
4. amputaties
5.1. naar de oorzaak van de wonde
5.1.1. traumatische wonden Hier onderscheiden we vijf grote groepen:
1. mechanische wonden (beet, schotwonde, blaar door wrijving)
2. thermale wonden (brand- of vrieswonde)
3. wonden veroorzaakt door elektrische stroom
4. chemische wonden (bv. door contact met sterk zuur)
5. stralingswonden
Figuur 9
Mechanische wonde: een beet
Figuur 10a en 10b
Links 10a: vrieswonde
Rechts 10b: brandwonde graad I en II
Figuur 11
Chemische brandwonde- graad I, II en III
5.1.2. Iatrogene wonden
Iatrogene wonden ontstaan door het beschadigen van de huid en andere structuren bij bepaalde
diagnostische of therapeutische procedures.
1. incisiewonden bij heelkundige ingrepen
2. biopsiewonde
3. wonden door laserstralen (vb. vernietigen van wratten)
4. wonden ontstaan door corrosieve producten
5. radiatiewonden bij radiotherapie
6. donorplaats (voor huident)
7. therapeutische amputaties (bij diabetes, bij gangreen)
Niet-heelkundige wondzorg 13
Figuur 12
Incisiewonde
5.2. naar het uiterlijk van de wonde Op basis van het uiterlijk van een wonde wordt een onderscheid gemaakt in:
1. open wonden (oppervlakkig of diep)
2. gesloten wonden (hematoom)
3. degloving letsel (wonde waarbij de huid distaal van een extremiteit, in zijn geheel afgerukt
wordt, zoals een handschoen)
4. amputatie van een lidmaat
Opmerking
Amputatie: wat te doen bij een afgerukte vinger?
• Concreet: in ijs leggen (om alle enzymatische processen zo veel mogelijk stil te leggen)
• Vinger eerst in plastiek zakje steken (hygiëne)
• Vinger NIET in de mond steken (wordt enkel aangeraden bij uitgevallen tanden na ongeval)
6 Factoren die de wondgenezing beïnvloeden De snelheid van de wondheling hangt af van verschillende factoren. De maximale helingsnelheid kan
nagestreefd worden door enerzijds het ideale milieu te creëren en door anderzijds de negatief
beïnvloedende factoren uit te schakelen of te vermijden.
6.1. Lokale factoren die een rol spelen
1. type, diepte en uitgebreidheid van de wonde
Een beperkte snijwonde of een oppervlakkige schaafwonde zal beter genezen dan een uitgebreide
wonde met gelacereerde wondranden.
Niet-heelkundige wondzorg 14
2. contaminatie met micro-organismen
Als er bij een verwonding vreemde lichamen binnen dringen in de wonde is de kans reëel dat er
contaminatie optreedt met micro-organismen. Als de kiemen de wonde prolifereren (=kolonisatie), kan
er secundair een reactie ontstaan (= inflammatie) vanuit de gastheer. Als er inflammatie optreedt,
spreekt men van een infectie
Deze inflammatoire reactie vertraagt de genezing.
3. aanwezigheid van pus en/of necrose
Necrotisch weefsel vormt een barrière voor de wondgenezing en is bovendien een ideale
voedingsbodem voor de proliferatie van kiemen.
4. vascularisatie in de wondomgeving
De bloedtoevoer moet enerzijds zorgen voor de toevoer van zuurstof. Die is nodig voor de
toegenomen metabole activiteit in de wondomgeving. Anderzijds is bloedtoevoer noodzakelijk om de
nodige voedingstoffen aan te voeren.
6.2. Algemene factoren die een rol spelen 1. voedingstoestand van de patiënt
Cachexie resulteert in een slechte wondgenezing. Men ziet cachexie niet alleen in het kader van
deficiënte voeding maar ook bij maligne aandoeningen en zware immunodeficiënties.
Zo zijn proteïnes (aminozuren en eiwitten) nodig voor de productie van collageen bij de vorming van
nieuw bindweefsel. Bij proteïnedeficiëntie is er een verminderde elasticiteit van de wonde en een
minder vlotte wondgenezing.
Vitamine C is belangrijk bij de synthese van collageen. Vitamine A speelt een rol bij de
epithelialisatie. Vitamine K is nodig voor de synthese van stollingsfactoren.
2. medicatie
Bepaalde medicamenteuze behandelingen kunnen in meer of mindere mate de wondgenezing
beïnvloeden.
Zo remmen cytostatica de celdeling waardoor ze een negatieve invloed hebben op sneldelende
weefsels, zoals de huid.
Corticoïden en andere anti-inflammatoire medicatie, zoals NSAID hebben een negatief effect op de
wondgenezing.
Het gebruik van anticoagulantia zal bij een verwonding resulteren in een uitgebreidere bloeding door
onvoldoende stolling, met negatieve gevolgen voor de wondgenezing.
Niet-heelkundige wondzorg 15
3. leeftijd
In de normale ouder wordende huid doen zich structurele en functionele veranderingen voor.
Er is een verminderde activiteit van de fibroblasten waardoor collageensynthese vertraagd wordt.
Macrofagen en monocyten zullen pas veel later in de wondzone migreren.
De inflammatoire fase duurt bij oudere patiënten gemiddeld veel langer.
Bovendien is er vaak een bijkomende vertraging door de vasculaire toestand van de patiënt en de
eventuele geassocieerde aandoeningen.
4. onderliggend lijden
Hier denken we aan diabetes, veneuze insufficiëntie, systeemziekten zoals reumatoïde arthritis…
7 Aanpak van acute wonden Onder acute wonden verstaan we vooral traumatische en iatrogene wonden.
7.1. Tetanusvaccinatie Het belang van vaccinatie
• Na een verwonding is er een reëel gevaar voor de ziekte door contact met aarde of straatstof.
• Er is een mortaliteit van 40% indien de ziekte zich ontwikkelt.
• Een adequate vaccinatie biedt afdoende bescherming tegen de ziekte.
Tetanus is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door een veel voorkomende anaërobe bacterie, Clostridium tetani, die gewoon in de aarde voorkomt. Deze bacterie kan in sporevorm jarenlang overleven op stof, op roestige materialen of in de darmen van mens en dier. Wanneer ze een wonde besmet, gaat de bacterie een aantal toxische stoffen produceren die door de zenuwen worden opgenomen en naar de hersenen getransporteerd worden waar ze de zenuwgeleiding gaan verstoren. Dit leidt tot een overstimulatie van de spieren met de typische contracturen (kaakkramp) tot gevolg. De zeer pijnlijke krampen kunnen vervolgens in alle skeletspieren optreden Ook stuipen kunnen voorkomen. Zonder behandeling is tetanus vrijwel altijd dodelijk.
Het vaccineren van de patiënt is essentieel!
In geval van verwonding is het nutteloos een volledige vaccinatie toe te passen als de
primovaccinatie correct toegediend werd.
Voor de meest recente richtlijnen over tetanusvaccinatie wordt de vaccinatiegids van de Hoge
Gezondheidsraad (HGR 8546) gevolgd.
http://www.health.belgium.be/eportal/Aboutus/relatedinstitutions/SuperiorHealthCouncil/publications/
factsheetsvaccination/index.htm?fodnlang=nl
Niet-heelkundige wondzorg 16
BASISVACCINATIESCHEMA TETANUS 2012 (bron HGR 8546)
1ste vaccinatie Leeftijd: 8 weken*
2de vaccinatie Leeftijd: 12 weken *
3de vaccinatie Leeftijd: 16 weken *
4de vaccinatie Leeftijd: 15 maand*
5de vaccinatie Leeftijd: 14 jaar*
herhalingsvaccinatie Om de 10 jaar**
* Bij normale primovaccinatie, de eerste vaccinatie kan ook op oudere leeftijd.
** uitzondering tetanus prone wonden na 5 jaar
• Belangrijk is navraag te doen naar de laatste vaccinatie
Vooral bij oudere patiënten (geboren vóór 1945) kunnen er problemen zijn, daar zij soms geen
adequate basisvaccinatie gehad hebben.
Oudere vrouwen zijn een grotere risicogroep dan mannen omdat het vaccinatieschema van
mannen tijdens hun (destijds nog verplichte) legerdienst op punt gesteld werd.
• Belangrijk is de evaluatie, interpretatie van de wonde: oppervlakkig of diep, zuiver of vuil, al
dan niet met vreemd voorwerp.
Een wonde met een risico op tetanus (= tetanus prone) heeft één of meer van de volgende
kenmerken:
• méér dan 1cm diep
• necrose
• kneus- of verbrijzelwonden
• prikwonden door houtsplinters of doornen
• wonden die met aarde of dierlijke uitwerpselen werden bevuild
• wonden die niet binnen de 6 uur werden verzorgd
• dus geen propere snijwonde
• Herhalingsvaccinatie(s) zijn altijd nodig als (zie figuur 13)
o > 10 jaar verlopen is sinds de laatste vaccinatie en/of
o > 5 jaar en < 10 jaar verlopen is (bij wonde met een risico op tetanus) sinds de
laatste vaccinatie en/of
o vaccinatie onvolledig is (als patiënt < 3 vaccinaties gehad heeft) en/of
o volledige basisvaccinaties > 20 jaar geleden zijn (2 injecties met 6 maand
verschil)
Niet-heelkundige wondzorg 17
• Een geassocieerde toediening van immuunglobulines is noodzakelijk bij een wonde met een
risico op tetanus als
o het aantal vaccinaties 0 of 1 of onbekend is en/of
o de laatste vaccinatie > 10 jaar geleden is
opmerking: altijd vaccin SC (m.deltoïdeus) en immunoglobulines IM (m. gluteus) toedienen!
Figuur 13
Immunisatie tegen tetanus bij verwondingen (HGR 8546)
7.2. Het stelpen van bloedingen Uitwendige bloedingen kunnen uitgesproken zijn hoewel kledij ze soms aan het zicht onttrekt.
Naargelang het bloedend vat onderscheidt men veneuze en arteriële bloedingen.
Niet-heelkundige wondzorg 18
Een uitwendige bloeding van om het even welke aard dient zo vlug mogelijk gestelpt. In eerste
instantie tracht men de bloeding te stelpen door directe druk, i.e. druk uitgeoefend op de wonde zelf.
• Veneuze bloedingen kenmerken zich door een constante stroom van donker gekleurd bloed.
Voor veneuze en capillaire bloedingen volstaat doorgaans een eenvoudig drukverband
(uitwendige compressie). Om een veneuze bloeding aan de extremiteiten (arm of been) vlug te
doen stoppen, brengt men dit lidmaat volledig in de hoogte. Nadien kan rustig een steriel verband
of gaas worden aangebracht.
CAVE: vaker in combinatie met arteriële bloeding! (cf. cursus anatomie): ligging van
arteriën en venen vlak in elkaars buurt)
• Arteriële bloedingen herkent men door een gulpende stroom van rood bloed, synchroon met de
pols. Bij shock met lage bloeddruk zal het bloed niet meer helder rood gekleurd zijn, doch ook
donkerder rood worden door het zuurstoftekort.
Het meest efficiënt is de rechtstreekse druk met de vuist op de gulpende stroom bloed. Ook met
behulp van een speciaal verband (snelverband) bestaande uit een windel met in het midden een
halfhard compressiestuk, kan een arteriële bloeding worden gestopt. In noodsituaties kan men het
snelverband nabootsen met een eerste opgerolde windel waarmee men druk uitoefent op de wonde
en een tweede windel om het eigenlijke verband aan te leggen.
Arteriële bloeding: stevige en continue compressie!
Directe druk is wel eens onmogelijk of inefficiënt. In dit geval kan men zijn toevlucht nemen tot
indirecte druk. Hierbij wordt de bloedtoevoer tijdelijk onderbroken door proximaal van de
spuitende slagader, tussen de bloeding en het hart, de bloedende arterie toe te drukken tegen het
bot. Een massieve arteriële bloeding op een lidmaat wordt gestelpt door het aanleggen van een
knevel rond het lidmaat, proximaal van de bloeding. Deze knevel kan slechts gedurende korte tijd
(60 minuten) gehandhaafd blijven. Als de knevel langere tijd aangelegd wordt, kan er necrose
optreden.
Figuur 14
Knevel bij een arteriële bloeding
Niet-heelkundige wondzorg 19
8 Behandeling van acute wonden: algemeen De behandeling van acute wonden start altijd met het reinigen en/of het ontsmetten van wonden.
De verdere behandeling van acute wonden is altijd in functie van het type wondheling:
per primam, per secundam, regeneratief
8.1. Reinigen van wonden: mechanische reiniging
Een wonde dient eerst zorgvuldig gereinigd te worden. Door het verwijderen van organische en
anorganische stoffen vermindert de bacteriële inwerking op de wonde en kunnen antiseptica beter hun
werk doen. Een straatwonde mag desnoods met water en zeep worden uitgespoeld en uitgewreven.
Steeds zorgvuldig naspoelen!
reinigingsmiddelen • -zuiver leidingwater • -water en zeep • -fysiologisch water (0, 9% NaCl) • -woundcleanser (met sproeiertje om in de wonde te spuiten)
8.2. Gebruik van antiseptica/antibiotica
Deze dienen om de bacteriële load van het wondbed beneden de kritische kolonisatie te houden.
Hoewel allerlei micro-organismen het wondbed kunnen bevolken, zullen we in de context van
wondinfecties meestal spreken over bacteriën omdat deze micro-organismen meestal het
veroorzakende agens zijn van de kolonisaties/infecties van wonden.
Antiseptica en topische antibiotica moeten oordeelkundig worden ingezet. Ze kunnen cytotoxisch
zijn (remmen de wondheling). Indien men omwille van een wondinfectie de wonde moet ontsmetten,
gebruik dan liefst een antisepticum met een breed spectrum.
De lokale toepassing van antibiotica in een wonde moet uitzonderlijk blijven wegens het niet
onbelangrijk risico op sensibilisatie (~contactallergie) en resistentie. Gevaar voor sensibilisatie geldt
weliswaar ook voor antiseptica.
Een aantal stelregels bij het gebruik van antiseptica:
1. Antiseptica kunnen gebruikt worden na een eerste reiniging of bij secundair besmette wonden
2. Het antisepticum moet een breed spectrum hebben. Voor het ontsmetten van wonden is het
wenselijk dat het actief is tegen bacteriën, sporen en fungi
3. Gebruik alcoholische oplossingen enkel bij intacte huid
Niet-heelkundige wondzorg 20
Antisepticum Handelsnaam: voorbeelden
Alcoholen
Enkel op intacte huid
Zuiver of als basis voor andere antiseptica
Ethyl alcohol of Ethanol 70%
Isopropyl alcohol of Isopropanol 70%
Chloorhexidine Heeft een verlengde werkingstijd, blijft min. 6 uur actief
Alcoholpreparaat: Hibitane®
Waterige oplossing: Hibidil® 0,05%
Chloorverbindingen Vaak gebruikt om hun geur werende eigenschappen
Chloramines: Chloramine® 0,5% in H2O, Carrel-Dakin®
Jodium en (povidon-)
jodiumverbindingen
Waterige oplossingen: Isobetadine®dermicum (heeft bruine kleur, zo
niet is de antiseptische werking uitgewerkt ); Braunol®
Waterstofperoxide (H2O2) Bij acute wonde wel nuttig bij vuile wonden (schuimend aspect)
Naspoelen met fysiologisch water!
Vooral voor anaërobe kiemen
Niet geschikt voor slijmvliezen: is zeer irriterend!
Azijnzuur Is actief tegen vele bacteriën. (vooral pseudomonas)
Concentratie van 0,1 % tot 1 % in water te gebruiken
CAVE: Eosine
(2% in H2O)
Bij ontsmetting van wonden is er geen plaats voor eosine
Eosine wordt echter gebruikt voor haar opdrogend effect
Aangewezen bij lichte ontvelling en verweking van de huid
Haar ontsmettende werking is NIHIL
Ze maakt de wonde echter soms te droog en maskeert door haar
kleuring belangrijke symptomen (vb. beginnende inflammatie)
CAVE: Ether Heeft GEEN ontsmettende werking, onverdund te gebruiken voor het
ontvetten van de huid of het verwijderen van kleefstoffen. Ether is
huiduitdrogend en irriterend.
Een aantal stelregels bij het gebruik van topische antibiotica (AB):
1. De toepassing ervan moet uitzonderlijk blijven.
2. Er treedt soms contactallergie op bij het gebruik van topische antibiotica
3. Er treedt vaak resistentie op bij het gebruik van topische antibiotica
4. Een algemene AB-therapie is aangewezen als er ter hoogte van een wonde infectie optreedt. Het AB
wordt, indien mogelijk, gekozen in functie van de kweek van wondvocht of van een wondbiopt
Niet-heelkundige wondzorg 21
Antibioticum Handelsnaam
Tetracyclines Terramycine®: geeft zelden contactallergie
Fucidine Fucidine®: geeft zelden contactallergie
Mupirocines Bactroban®: voorbehouden voor MRSA
Zilversulfadiazine Flammazine®
De meeste topische AB zijn verwerkt in zalven en crèmes.
• Zalf: vettig, olieachtig, glazig aspect
• Crèmes: emulsies van water in olie of vice versa
8.3. Zeer oppervlakkige wonden Regeneratieve wondgenezing
Figuur 15
regeneratieve wondgenezing: voorbeeld: donorsite van split-thickness ent
8.3.1. Reiniging / ontsmetting
Een zuivere wonde moet enkel gereinigd worden met fysiologische oplossing (NaCl).
Gebruik van antiseptica/antibiotica is zelden nodig.
8.3.2. Wondafdekking • Een niet-inklevend verband
In tegenstelling tot de klassieke gaasjes kleven deze verbanden minder in de wonde. Het
granulatieweefsel wordt zo min mogelijk beschadigd. Dit verband wordt gefixeerd met een hypo-
allergische kleefpleister vb. Mepore® of Hypafix® of Primapore® of (Micropore® ...)
Niet-heelkundige wondzorg 22
A B C
D E F
Figuur 16
Voorbeelden:
- (A) Vaselinegaas of parafinegaas: Jelonet®
- (B) Synthetisch gaas: Adaptic®
- (C) Siliconegaas: Mepitel®
- (D) Metalline® kompres (D) bestaat uit 2 laagjes: de metallinelaag op de wonde, de bovenste laag is
gewatteerd. Gebruik vooral op uitgebreide brandwonden cf. Metallinelaken 20x30cm
- (E) Zetuvit® is sterk absorberend; witte laag (= weinig inklevend) op de wonde
- (F) Melolin® gladde laag (= weinig inklevend) op de wonde. Beperkt gebruik: op droge wonden,
niet op natte wonden
• Een polyurethaan film (semi-permeabel transparant verband)
Deze wondafdekking kan enkel gebruikt worden bij een wonde met geen of weinig exsudaat.
Dit verband vormt een barrière tegen bacteriën. Meer wordt het gebruikt als fixatie van een ander
primair verband. Het verband kan pijnverzachtend zijn door zijn occlusieve eigenschap. Bijkomend
voordeel: men kan er mee in de douche.
Niet-heelkundige wondzorg 23
Figuur 17
Voorbeeld: Opsite®
8.4. Diepere wonden Genezing per secundam
8.4.1. Reiniging / ontsmetting Zie 8.1. Reinigen van wonden: mechanische reiniging
Zie 8.2. Gebruik van antiseptica/ antibiotica
8.4.2. Wondafdekking • Bij een zuivere wonde en vlotte vorming van granulatieweefsel
Zie 8.3. Wondafdekking bij regeneratieve wondgenezing in een oppervlakkige wonde.
Dezelfde producten kunnen gebruikt worden
• bij moeilijker vorming van granulatieweefsel
Hydrocolloid verbanden zijn hier aangewezen. Het hydrocolloid verband is een polyurethaanfolie
gecombineerd met een absorberende laag, bestaande uit hydrocolloïde deeltjes, die het exsudaat
opslorpt en zo een vochtig milieu creëert. Het hydrocolloïdverband vormt een 2de huid op de wonde,
geeft een adequaat exsudaat management en stimuleert zo de wondheling.
Sommige hydrocolloïd verbanden bestaan ook in dunnere vorm; te gebruiken bij minder exsudaat
(vormen een overgang naar semipermeabele transparante verbanden).
Aanbrengen van het hydrocolloïdverband: na zorgvuldig drogen van de huid rond de wonde wordt de
plaat voorverwarmd met de handen. Vervolgens wordt het verband aangebracht waarbij het verband
de wondranden overlapt met minstens 2 cm. Daarna wordt het verband t.h.v. de wondranden lichtjes
aangedrukt. Het verband kan meerdere dagen ter plaatse blijven en wordt pas verwijderd bij loskomen
en/of lekkage.
Niet-heelkundige wondzorg 24
Figuur 18
Hydrocolloïd verband
Voorbeelden: Duoderm®, Comfeel®, …
8.5. Diepere snijwonden
Genezing per primam
Snijwonden zijn één van de frequentste verwondingen waarmee patiënten zich op de
spoedopnameafdeling aanbieden. Dieper gelegen structuren kunnen geraakt zijn. Een grondig
onderzoek van de wonde, maar ook van de onderliggende structuren, is essentieel.
• Voor een genezing per primam zijn de volgende voorwaarden voldaan: de snijwonde heeft scherpe
randen, de doorbloeding is goed en er is geen contaminatie en/of infectie.
• De wondranden van kleine, ondiepe wonden kunnen geappositioneerd en gefixeerd worden met
hechtstrips bijv. Steristrip®.
• Grotere en/of diepere wonden worden gehecht.
8.5.1. Reiniging / ontsmetting Zie 8.1. Reinigen van wonden: mechanische reiniging.
Het kan aangewezen zijn hierbij een spuit met een fijne katheter (geen naald!) te gebruiken om zo de
wonde onder druk te reinigen.
Zie 8.2. Gebruik van antiseptica/ antibiotica.
Vóór het sluiten van de wonde, wordt de wonde en de huid rond de wonde met een antiseptische
oplossing ontsmet.
8.5.2. Wondafdekking • Na gebruik van hechtstrips op de wonde is er niet altijd bijkomende wondafdekking nodig.
Naargelang de mate van exsudaat is een gewatteerd kompres als verband toch aangewezen.
Niet-heelkundige wondzorg 25
• Na hechten van de wonde wordt aangeraden een verband te gebruiken (bv. polyurethaanverband)
om de wonde te beschermen. Een dagelijkse verbandwissel is bij een ongecompliceerd verloop
niet nodig. Wel is dagelijkse inspectie van de wonde aan te raden.
9 Behandeling van brandwonden Omdat de meeste brandwonden (70%) nog steeds thuis worden opgelopen, is het vaak de huisarts die
in eerste instantie met brandwonden wordt geconfronteerd. Zijn beoordeling en therapeutische aanpak
kunnen beslissend zijn voor het uiteindelijke functionele en esthetische resultaat. Eerste hulp is er op
gericht verdere schade te beperken en, indien nodig, de patiënt optimaal voor te bereiden op een
transport naar het ziekenhuis.
In de meeste gevallen is er slechts een kortstondig contact met de warmtebron.
Thermische brandwonden door warmte zijn het meest frequent, waarbij “scalds”, verbranding door
hete vloeistoffen de meest voorkomende oorzaak is bij kinderen.
Een schatting van de diepte van een brandwonde gebeurt, na anamnese, vooral op basis van het
klinische aspect en het testen van de gevoeligheid (pin-pricktest) en de vasculariteit (refill test) van de
verbrande huid, of aan de hand van de snelheid van de genezing.
Stelregel bij brandwonden: koud stromend water
CAVE : hypothermie vooral bij kinderen → zeker bij grote verbrande oppervlakken geen ijskoud
water gebruiken.
9.1. De verschillende graden
Figuur 19 De verschillende gradaties bij brandwonden: a) intacte huid b) graad I brandwonde c) oppervlakkige graad II brandwonde d) diepe graad II brandwonde e) graad III brandwonde Bij brandwonden met graad II of III ziet men op de randen vaak zones met een lagere graad
Niet-heelkundige wondzorg 26
9.1.1. Graad I brandwonde • Histologie: alleen beschadiging van het epiderm
• Klinisch: roodheid, zwelling, pijn, geen blaren, vaak pijnlijk
• Spontane heling: na 3 tot 4 dagen
• Therapie: koud stromend water (10’) en topisch corticoïd (~ pijn)
Bij een 1ste graadsbrandwonde is er meer effect met een topisch corticoïd dan met een
wondhelende crème.
Figuur 20
Graad I brandwonde door zonnebrand
9.1.2. Graad II brandwonde Men maakt een onderverdeling bij tweede graad brandwonden:
1. oppervlakkige tweede graad brandwonden of superficial partial thickness
2. diepe tweede graad brandwonden of deep partial thickness
De klinische dieptebeoordeling van brandwonden is moeilijk, in het bijzonder voor de tweede graad
brandwonden.
9.1.3. Oppervlakkige graad II brandwonde • Histologie: er is weefseldestructie, doch beperkt, tot boven het niveau van de talgklieren
• Klinisch: roodheid, blaarvorming, exsudatie, veel pijn
• Spontane heling: na 2 tot 3 weken, weinig tot geen litteken
• Therapie:
-koud stromend water (10’)
-open prikken van eventuele blaren
Bij kleine blaren is openprikken niet nodig.
Blaren die spontaan opengaan: best blaardak verwijderen wegens risico op surinfectie.
Hoe? Met naald (steriel!) aan de rand van de blaar in prikken en vocht aflaten, de platgevallen
huid laten zitten.
Niet-heelkundige wondzorg 27
-voor de verdere verzorging van de brandwonde kan men een hydrogel (vb. Flamigel®,
Intrasitegel®) of vaselinegaas gebruiken na reiniging met fysiologisch water. (1x daags
verbandwissel).
Figuur 21
Blaren bij een oppervlakkige tweede graad brandwonde
9.1.4. Diepe graad II brandwonde
• Histologie: er is weefseldestructie tot onder het niveau van de talgklieren
• Klinisch: roodheid, blaarvorming, weinig exsudatie, weinig pijn (hoe dieper de wonde, hoe
minder pijn, de zenuwenuiteinden zijn mee verbrand)
• Spontane heling: ongeveer 3 weken, litteken
• Therapie: cf. oppervlakkige tweede graad brandwonde
Figuur 22
Diepe tweedegraads brandwonde door een brandende sigaret
9.1.5. Graad III brandwonde (full-thickness burn)
• Histologie: “full thickness burn”. Volledige necrose van epidermis, cutis en subcutis.
• Klinisch: de huid vertoont een lederachtig aspect. Er is afwezigheid van pijn, ongevoeligheid (de
“pin-pricktest” waarbij men met een naald in de brandwonde prikt, toont aan dat de brandwonde
ongevoelig is).
• Spontane heling: er is wondgenezing na maanden, met litteken.
Niet-heelkundige wondzorg 28
• Therapie: acuut: koud stromend water (10’)
Behalve voor kleine wondjes, is chirurgie noodzakelijk.
Opname in het ziekenhuis!
Figuur 23
Brandwonde derde graad
9.2. Evaluatie van de brandwonde
Er is al dan niet opname naargelang de uitgebreidheid en de lokalisatie van de brandwonde.
Indien men het heeft over uitgebreidheid van een brandwonde, spreekt men over total body surface
area.
Indien men behoefte heeft aan een snelle schatting, gebruikt men de regel van 9 van Wallace. Hierbij
wordt het lichaam onderverdeeld in zones van 9% of een veelvoud hiervan. Bijkomend wordt de
gesloten gestrekte handpalm van de patiënt aanzien als 1% van de totale lichaamsoppervlakte.
Men dient er wel rekening mee te houden dat het hoofd van een klein kind (19%) een aanzienlijk
hoger percentage in beslag neemt dan een volwassene (9%).
Figuur 24
De regel van negen van Wallace
Niet-heelkundige wondzorg 29
De lokalisatie van een brandwonde kan bepalend zijn voor bijkomende problematiek.
Steeds opname bij:
• Verbranding van de luchtwegen • Verbranding van het gezicht • Verbranding van handen, voeten • Verbranding van de genitalia • Meer dan 15% partial thickness • Meer dan 2% full thickness
Opmerking: vóór opname best zalf/gel op de wonde(n) aanbrengen, zodat men in het ziekenhuis
dadelijk kan starten met de gepaste behandeling.
De BAUX-index wordt veel gebruikt om de overlevingskans te bepalen:
Globaal kan men stellen dat bij oudere mensen een uitgebreide verbranding levensgevaarlijk kan zijn.
• % total body surface area + leeftijd (in jaren) = praktisch geen overlevingskans
Voor studies verwijzen we graag naar het model van RYAN (NEJM, 1998).
9.3. Brandwonden door elektrische stroom
Brandwonden door elektrische stroom kunnen zeer uitgebreid zijn.
• Door de hitte is er rechtstreekse schade.
• De elektrische stroom veroorzaakt ook onrechtstreekse schade:
de weg van de minste (elektrische) weerstand loopt via zenuwen en bloedvaten. Deze kunnen
progressief gedurende 1 week na de verbranding verder necroseren en tromboseren.
• Wegens spiernecrose is er gevaar op nierblokkage, hartritmestoornissen.
• CAVE: myoglobinurie, tubulus necrose met nierinsufficiëntie als direct gevolg!
9.4. Brandwonden door chemicaliën
• Therapie
- koud stromend water (~ pijn)
- spoelen van de oogleden bij oogverbranding
- neutraliserende producten (slechts voor bepaalde chemicaliën)
• Antigif-centrum: 070/245.245
• Gevarenpictogrammen (www.poisoncentre.be)
Niet-heelkundige wondzorg 30
10 Aanleggen van verbanden Zie PPT WONDEN EN VERBANDEN op leerpad niet heelkundige wondzorg
Voor uitgebreide informatie verwijzen we naar de cursus EHBO vanaf 1ste Bachelor (en volgende
jaren) hoofdstuk “VERBANDEN”.
10.1. Indicaties
• bedekken van een open wonde
• druk uitoefenen op een bloedende wonde
• immobiliseren bij breuken, ontwrichtingen en distorsies
10.2. Types verbanden Type Doel Gebruik Zwachtelverband = spiraalverband = circulair verband
Fixatie van verband of gaas Immobilisatie van een lidmaat Meestal van distaal naar proximaal
Oog – Arm Vinger - Been
Kruisverband = korenaarverband
Complexer zwachtelverband Geeft meer steun en druk
Onderarm - Hand Vinger - Vingertop Schouder
Scharnierverband Ondersteunt het gewricht maar laat toch enige scharnierbeweging toe.
Knie Elleboog
Driehoeksverband = mitella
Als fixatieverband, als noodspalk, als draagdoek, als steriel verband
Hand - Voet Elleboog - Hoofd
10.3. Aanleggen van compressieverband lange rek
Hoe aanleggen? Minerva leerpad niet heelkundige wondzorg: PPT en video
11 Referentielijst
• Asmussen,P.D., Sollner, B. (1993). Wound Care: Principles of Wound Healing. Beiersdorf
Medical Bibliothek, Hamburg.
• Elsevier gezondheidszorg, Maarssen, Handboek wondzorg. (2009).
• Gecommentarieerd geneesmiddelenrepertorium. www.bcfi.be (2012).
• Herregods, L., Coppens, M., Deblaere, I., Wyler, B., Herregods, S., Holthof, N. (2011).
EHBO Reanimatie en dringende hulpverlening. Gent: Academia Press.
• http://uzdermis.ugent.be/
• www.uzgent.be/ via INTRANET: wondzorg (poster en steekkaarten) voor chronische wonden
• www.digiwond.ugent.be/ (digitaal kennisbestand wondzorg AUGENT)
Niet-heelkundige wondzorg 31
12 Bijlage 1: fysiologie van de huid Onze huid bestaat uit 3 lagen: de epidermis (opperhuid), de dermis (lederhuid), en de hypodermis of
subcutis (onderhuid).
De epidermis is de beschermlaag die het lichaam bedekt. Ze bevat geen bloedvaten. Hoewel deze laag
zeer dun is (0,1mm) wordt ze nog eens onderverdeeld in vijf lagen.
• Het stratum basale (basale laag) bestaat uit levende opperhuidcellen die continu nieuwe cellen aamaken. Ertussen komen sterk vertakte melanocyten voor. Deze produceren melanine, wat op zijn beurt bescherming vormt tegen schadelijke ultraviolette stralen die in het zonlicht aanwezig zijn
• Het stratum spinosum (korrellaag) bevat ook nog levende cellen die sterk met elkaar verbonden zijn door desmosomen. Naarmate de cellen verder opschuiven synthetiseren ze keratohyaline.
• Het stratum granulosum (granulaire laag) bestaat uit cellen die granules bevatten, gevormd door geconflueerde keratohyalinedruppels.
• Het stratum corneum (hoornlaag) is de buitenste laag. Deze laag vormt de eigenlijke beschermlaag tegen invloeden van buitenaf. De afgeplatte dode cellen zonder kern laten gemakkelijk los en worden constant afgestoten door de vorming van nieuwe cellen. Als de hoornlaag abnormaal dik is, spreekt men van eelt.
• Het stratum lucidum (heldere laag): Ter hoogte van de handpalm en de voetzool is er nog een vijfde laag tussen het stratum granulosum en het stratum corneum. Deze laag bevat nog kernen maar lijkt sterk op de hoornlaag.
De dermis of cutis of corium (lederhuid) bevat kleine bloedvaten, lymfevaten, zenuwuitlopers,
zintuigcellen voor het waarnemen van warmte en koude, tastlichaampjes, haarwortels, zweetklieren en
follikels met talgklieren. De afvoerbuisjes van zweet- en talgklieren doorboren de epidermis.
De dermis bevat 2 lagen: de papillaire laag en de reticulaire laag. Het losmazig bindweefsel van de
papillaire laag is een losmazig netwerk van collageen en elastinevezels waarin fibroblasten,
bloedcellen en macrofagen gevat zitten. Deze laag vormt een specifieke gegolfde overgang met de
bovenliggende epidermis. De reticulaire laag echter heeft een stevig netwerk van parallel
gerangschikte collageenvezels en is een veel densere laag.
In de hypodermis of subcutis lopen talrijke fibreuze banden die de cutis met de onderliggende fascia
verbinden. Tussen deze lagen zitten vetkussentjes die enerzijds een structurele functie hebben als
mechanische buffer en als isolatie tegen warmteverlies en anderzijds als opslagplaats voor vet
fungeren.
Onder de subcutis zit de fascia die op haar beurt, afhankelijk van de locatie op het lichaam, rust op
onderliggende spieren, vet, bot of kraakbeen.