Hof van Cassatie LIBERCAS - Belgium...2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ... Artikel 4, §2ter,...
Transcript of Hof van Cassatie LIBERCAS - Belgium...2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ... Artikel 4, §2ter,...
Hof van Cassatie
5 - 2014
LIBERCAS
LiberCas 5/2014
AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST
ALGEMEEN
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
Algemeen - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van de straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
Artikel 4, §2ter, tweede lid, KB nr. 78 legt aan de apotheker-titularis een tuchtrechtelijke verplichting op inzake de uitvoering en het toezicht met betrekking tot de farmaceutische handelingen en het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen inzake goede farmaceutische praktijken in de apotheek; de apotheker-titularis is zodoende tuchtrechtelijk aansprakelijk wanneer in de apotheek onwettige farmaceutische handelingen worden gesteld, tenzij hij er naar het oordeel van de rechter ten gronde in slaagt omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat hem geen schuld treft (1). (1) Zie concl. O.M.
Algemeen - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van de straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
- Art. 4, § 2ter, eerste en tweede lid KB nr. 78 van 10 nov. 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen
HERSTELPLICHT
Een zaak is gebrekkig als zij een ongewoon kenmerkt vertoont, waardoor zij in sommige omstandigheden, schade kan veroorzaken; het feit dat op een rijbaan een signalisatiebord met vermelding van het risico op steenval is geplaatst, sluit niet uit dat de aanwezigheid van een steen een abnormaal kenmerk van de rijweg heeft kunnen vormen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ***.
Herstelplicht - Zaken - Gebrek van de zaak - Begrip - Rijbaan - Signalisatie - Steen - Val
17 januari 2014 C.2012.0510.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 1384, eerste lid Burgerlijk Wetboek
De werkgever in de overheidssector die ingevolge de fout van een derde, krachtens de op hem rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen, de wedde en de op die wedde rustende bijdragen moet doorbetalen zonder arbeidsprestaties te ontvangen, is gerechtigd op schadevergoeding voor zover hij hierdoor schade lijdt, nu het bestaan van een contractuele, wettelijke of reglementaire verplichting immers niet uitsluit dat schade, in de zin van de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek ontstaat, tenzij wanneer, blijkens de inhoud of de strekking van de overeenkomst, de wet of het reglement, de te verrichten uitgave of prestatie definitief voor rekening moet blijven van diegene die zich ertoe heeft verbonden of die ze ingevolge de wet of het reglement moet verrichten (1). (1) Cass. 30 mei 2011, AR C.09.0499.N, AC 2001, nr. 361, met concl. adv.-gen. Mortier.
Herstelplicht - Staat - Overheid - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Recht op vergoeding - Principe - Beperking
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
2/ 53
LiberCas 5/2014
Het recht op vergoeding van de werkgever voor de schade die hij lijdt ingevolge de arbeidsongeschiktheid van zijn personeelslid is niet beperkt tot het bedrag van de vergoeding die aan het slachtoffer zelf verschuldigd zou zijn voor de naar gemeen recht vastgestelde arbeidsongeschiktheid (1). (1) Cass. 30 mei 2011, AR C.09.0499.N, AC 2001, nr. 361, met concl. adv.-gen. Mortier.
Herstelplicht - Staat - Overheid - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Recht op vergoeding
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
OORZAAK
Conclusie van procureur-generaal Leclercq.
Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Oorzakelijk verband - Bewijslast
6 december 2013 C.2010.0204.F AC nr. ...6 december 2013
OVEREENKOMSTEN. REGRES
Uit de samenhang tussen de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek en artikel 41, eerste lid, Wet Landverzekeringsovereenkomst volgt dat de verzekeraar die aan de publieke werkgever dekking verleent voor de wedde en de op die wedde rustende bijdragen die hij ingevolge de fout van een derde krachtens de op hem rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen moet doorbetalen aan een personeelslid zonder arbeidsprestaties te ontvangen, als gesubrogeerde in de rechten van deze werkgever haar uitgaven kan terugvorderen van de aansprakelijke (1). (1) Zie Cass. 17 jan. 2011, AR C.08.0303.F – C.09.0461.F, AC 2011, nr. 46.
Overeenkomsten en regres - Verzekering - Indeplaatsstelling - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Verzekeraar - Subrogatie - Recht op vergoeding
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
Uit artikel 47 Arbeidsongevallenwet volgt dat de arbeidsongevallenverzekeraar tot beloop van de gedane uitkeringen en gevestigde kapitalen in de rechten treedt die het slachtoffer of zijn rechthebbenden hadden kunnen uitoefenen op grond van het gemene recht tegen de persoon die aansprakelijk is voor de schade die krachtens de Arbeidsongevallenwet wordt vergoed.
Overeenkomsten en regres - Verzekering - Indeplaatsstelling - Vordering van de arbeidsongevallenverzekeraar tegen de voor het ongeval aansprakelijke derde
13 januari 2014 C.2013.0208.N AC nr. ...13 januari 2014
- Artt. 46 en 47 Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
- Art. 1382 Burgerlijk Wetboek
SCHADE
Schade - Begrip - Vormen - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Recht op vergoeding
3/ 53
LiberCas 5/2014
Het recht op vergoeding van de werkgever voor de schade die hij lijdt ingevolge de arbeidsongeschiktheid van zijn personeelslid is niet beperkt tot het bedrag van de vergoeding die aan het slachtoffer zelf verschuldigd zou zijn voor de naar gemeen recht vastgestelde arbeidsongeschiktheid (1). (1) Cass. 30 mei 2011, AR C.09.0499.N, AC 2001, nr. 361, met concl. adv.-gen. Mortier.
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
De werkgever in de overheidssector die ingevolge de fout van een derde, krachtens de op hem rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen, de wedde en de op die wedde rustende bijdragen moet doorbetalen zonder arbeidsprestaties te ontvangen, is gerechtigd op schadevergoeding voor zover hij hierdoor schade lijdt, nu het bestaan van een contractuele, wettelijke of reglementaire verplichting immers niet uitsluit dat schade, in de zin van de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek ontstaat, tenzij wanneer, blijkens de inhoud of de strekking van de overeenkomst, de wet of het reglement, de te verrichten uitgave of prestatie definitief voor rekening moet blijven van diegene die zich ertoe heeft verbonden of die ze ingevolge de wet of het reglement moet verrichten (1). (1) Cass. 30 mei 2011, AR C.09.0499.N, AC 2001, nr. 361, met concl. adv.-gen. Mortier.
Schade - Begrip - Vormen - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Recht op vergoeding - Principe - Beperking
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
Uit de samenhang tussen de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek en artikel 41, eerste lid, Wet Landverzekeringsovereenkomst volgt dat de verzekeraar die aan de publieke werkgever dekking verleent voor de wedde en de op die wedde rustende bijdragen die hij ingevolge de fout van een derde krachtens de op hem rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen moet doorbetalen aan een personeelslid zonder arbeidsprestaties te ontvangen, als gesubrogeerde in de rechten van deze werkgever haar uitgaven kan terugvorderen van de aansprakelijke (1). (1) Zie Cass. 17 jan. 2011, AR C.08.0303.F – C.09.0461.F, AC 2011, nr. 46.
Schade - Begrip - Vormen - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Verzekeraar - Subrogatie - Recht op vergoeding
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
ADVOCAAT
Uit artikel 6.3.c EVRM vloeit niet voort dat een inzake douane en accijnzen geverbaliseerde overtreder op het ogenblik dat hij wordt uitgenodigd om tegenwoordig te zijn bij het opmaken van het proces-verbaal en de overhandiging van een afschrift, de bijstand moet genieten van een raadsman.
- Douane en accijnzen - Vaststelling van misdrijven, fraudes of overtredingen - Opmaking van het proces-verbaal - Uitnodiging van de geverbaliseerde om tegenwoordig te zijn - Overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal - Bijstand van een raadsman
11 februari 2014 P.2012.0989.N AC nr. ...11 februari 2014
- Art. 6.3, c Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 271 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
APOTHEKER
4/ 53
LiberCas 5/2014
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
- Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van de straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
Artikel 4, §2ter, tweede lid, KB nr. 78 legt aan de apotheker-titularis een tuchtrechtelijke verplichting op inzake de uitvoering en het toezicht met betrekking tot de farmaceutische handelingen en het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen inzake goede farmaceutische praktijken in de apotheek; de apotheker-titularis is zodoende tuchtrechtelijk aansprakelijk wanneer in de apotheek onwettige farmaceutische handelingen worden gesteld, tenzij hij er naar het oordeel van de rechter ten gronde in slaagt omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat hem geen schuld treft (1). (1) Zie concl. O.M.
- Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van de straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
- Art. 4, § 2ter, eerste en tweede lid KB nr. 78 van 10 nov. 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen
ARBEIDSONGEVAL
AANSPRAKELIJKHEID
Uit artikel 47 Arbeidsongevallenwet volgt dat de arbeidsongevallenverzekeraar tot beloop van de gedane uitkeringen en gevestigde kapitalen in de rechten treedt die het slachtoffer of zijn rechthebbenden hadden kunnen uitoefenen op grond van het gemene recht tegen de persoon die aansprakelijk is voor de schade die krachtens de Arbeidsongevallenwet wordt vergoed.
Aansprakelijkheid - Derde - Verzekering. Indeplaatsstelling - Vordering van de arbeidsongevallenverzekeraar tegen de voor het ongeval aansprakelijke derde
13 januari 2014 C.2013.0208.N AC nr. ...13 januari 2014
- Artt. 46 en 47 Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971
- Art. 1382 Burgerlijk Wetboek
ARBEIDSOVEREENKOMST
EINDE
Het jaarloon dat moet worden in acht genomen voor het bepalen van de opzeggingstermijn van artikel 82, §§ 2 en 3, Arbeidsovereenkomstenwet, behelst naast het lopend loon ook de voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst; onder voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst dienen te worden begrepen de bijzondere voordelen waarop de werknemer naast het lopend loon gerechtigd is als tegenprestatie voor de door hem ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst verrichte arbeid.
Einde - Opzeggingsvergoeding - Begroting - Voordeel verworven krachtens de arbeidsovereenkomst
24 februari 2014 S.2011.0078.N AC nr. ...24 februari 2014
- Artt. 39, § 1, 82, § 2 en 83, § 3 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
Einde - Opzeggingsvergoeding - Begroting - Voordeel verworven krachtens de arbeidsovereenkomst - Promotionele kortingsbonnen - Kans - Beoordeling
5/ 53
LiberCas 5/2014
Promotionele kortingsbonnen, die door de werkgever aan de werknemer worden toegekend als tegenprestatie voor door deze laatste verrichte prestaties en die onder bepaalde voorwaarden geldig zijn bij eventuele toekomstige aankopen van goederen door de werknemer, bieden deze laatste een kans op een voordeel; in welke mate die kans op een voordeel concreet becijferbaar is als loon, dient door de rechter in feite te worden beoordeeld.
24 februari 2014 S.2011.0078.N AC nr. ...24 februari 2014
- Artt. 39, § 1, 82, § 2 en 83, § 3 Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE
De beëindiging van de overeenkomst waarop de factuur steunt op grond waarvan de belasting verschuldigd was, kan tot teruggave van de belasting leiden.
- Verschuldigdheid van de belasting - Uitreiking van de factuur - Beëindiging van de overeenkomst
19 december 2013 F.2012.0092.N AC nr. ...19 december 2013
- Artt. 51, § 1, 3°, 75 en 77, § 1, 4° en 5° Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Recht op aftrek - Voorwaarden - Verplichte vermeldingen op de factuur - Taak van de nationale rechter
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
De beëindiging van de overeenkomst waarop de factuur steunt op grond waarvan de belasting verschuldigd was, kan tot teruggave van de belasting leiden.
- Teruggave van de belasting - Uitreiking van de factuur - Beëindiging van de overeenkomst
19 december 2013 F.2012.0092.N AC nr. ...19 december 2013
- Artt. 51, § 1, 3°, 75 en 77, § 1, 4° en 5° Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde
In het kader van de aftrekregeling van de BTW, kan het recht op aftrek ook geweigerd worden als de BTW-plichtige te goeder trouw is nu de desbetreffende bepalingen geen onderscheid maken naargelang de BTW-plichtige te goeder trouw is of niet (1). (1) Zie concl. O.M.
- Recht op aftrek
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 5 KB nr. 1 van 29 dec. 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde
- Art. 3, § 1 KB nr. 3 van 10 dec. 1969
De BTW-administratie is gerechtigd het recht op aftrek te verwerpen met betrekking tot de facturen waarop de leveringsdatum niet is vermeld, nu de vermelding op de factuur van de datum van levering van de goederen nodig is om de inning van de belasting en de controle daarop door de administratie mogelijk te maken (1). (1) Zie concl. O.M.
- Recht op aftrek - Voorwaarden - Verplichte vermeldingen op de factuur - Datum van levering
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 5 KB 29 dec. 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop
- Art. 3, § 1 KB nr. 3 van 10 dec. 1969
6/ 53
LiberCas 5/2014
Het komt aan de nationale rechter toe om te oordelen of de door de lidstaten opgelegde verplichte vermeldingen op de factuur nodig zijn om de inning van de BTW en de controle daarvan door de belastingadministratie te verzekeren, en voldoen aan de vereiste dat die vermeldingen niet zo talrijk of technisch mogen zijn dat zij de uitoefening van het recht op aftrek nagenoeg onmogelijk of overdreven moeilijk maken (1). (1) Zie concl. O.M.
- Recht op aftrek - Voorwaarden - Verplichte vermeldingen op de factuur - Taak van de nationale rechter
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 5 KB 29 dec. 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop
- Art. 3, § 1 KB nr. 3 van 10 dec. 1969
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Recht op aftrek
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Recht op aftrek - Voorwaarden - Verplichte vermeldingen op de factuur - Datum van levering
16 januari 2014 F.2012.0044.N AC nr. ...16 januari 2014
BESLAG
ALGEMEEN
De beslagrechter moet, in geval van moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van een beslissing waarbij een dwangsom wordt opgelegd, uitmaken of de voorwaarden voor de dwangsom vervuld zijn; bij die gelegenheid dient de beslagrechter eventueel de draagwijdte van de beslissing te bepalen maar hij is niet bevoegd om die uit te leggen, als zij onduidelijk of dubbelzinnig is, noch a fortiori, om de inhoud ervan te wijzigen; meer bepaald is hij niet bevoegd om te beslissen dat de dwangsom niet verschuldigd is op grond dat de hoofdveroordeling niet verantwoord was (1). (1) Cass. 2 sept. 2010, AR C.09.0168.F, AC 2010, nr. 492.
Algemeen - Dwangsom - Beslagrechter - Bevoegdheid
24 januari 2014 C.2012.0359.F AC nr. ...24 januari 2014
- Artt. 1385quater en 1498 Gerechtelijk Wetboek
BEVOEGDHEID EN AANLEG
BURGERLIJKE ZAKEN
De hoven en rechtbanken nemen kennis van de vordering van een partij die gegrond is op een subjectief recht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Volstrekte bevoegdheid (materiële - peroonlijke) - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
7/ 53
LiberCas 5/2014
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Algemeen - Subjectief recht
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Conclusie van advocaat-generaal Genicot.
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Volstrekte bevoegdheid (materiële - peroonlijke) - Politierechtbank - Verkeersongeval
20 januari 2014 C.2011.0778.F AC nr. ...20 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Genicot.
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Volstrekte bevoegdheid (materiële - peroonlijke) - Verkeersongeval - Politierechtbank - Ongeval - Skiërs op een skipiste
20 januari 2014 C.2011.0778.F AC nr. ...20 januari 2014
Het ongeval waarbij twee skiërs bij het afdalen van een skipiste met elkaar in botsing komen maakt geen deel uit van de verkeersrisico's (1). (1) Zie concl. in Pas. 2014, nr. … .
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Volstrekte bevoegdheid (materiële - peroonlijke) - Verkeersongeval - Politierechtbank - Ongeval - Skiërs op een skipiste
20 januari 2014 C.2011.0778.F AC nr. ...20 januari 2014
- Art. 601bis Gerechtelijk Wetboek
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid - Algemeen - Subjectief recht
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
BEWIJS
STRAFZAKEN
Strafzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Bewijslast - Strafrechtelijk gesanctioneerde verplichting - Beklaagde die beweert vrijgesteld te zijn
8/ 53
LiberCas 5/2014
Een beklaagde die aanvoert dat hij vrijgesteld is van een strafrechtelijk gesanctioneerde verplichting dient zijn bewering enigszins aannemelijk te maken; slechts indien hij daarin slaagt komt het aan de vervolgende partij toe die aannemelijk gemaakt bewering te weerleggen.
11 februari 2014 P.2013.1473.N AC nr. ...11 februari 2014
De rechter oordeelt onaantastbaar of een beklaagde slaagt in het weerleggen van de materiële vaststellingen van verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde; bij die beoordeling kan de rechter ermee rekening houden dat een beklaagde, die voorhoudt dat de weerlegging van de materiële vaststellingen van de verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde blijkt uit niet langer beschikbare documenten en stukken, vanaf het ogenblik dat hij kennis had van die materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde en dat hij wist dat hij verdacht was, niet de nodige initiatieven heeft genomen om zelf de beschikking te verkrijgen over die documenten en stukken; dit houdt geen omkering in van de bewijslast of een miskenning van het vermoeden van onschuld, het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 10 jan. 2012, NC, 2012, 383 met noot L. Huybrechts.
Strafzaken - Geschriften - Bewijswaarde - Materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde - Weerlegging - Onaantastbare beoordeling door de rechter
18 februari 2014 P.2012.1643.N AC nr. ...18 februari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
Strafzaken - Allerlei - Geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Opname buiten medeweten van de gesprekspartner - Aanwending als bewijs - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak - Recht op eerbiediging van het privéleven
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
Alle maatschappelijke en medisch-psychologische onderzoeken betreffende de persoonlijkheid van een minderjarige, ongeacht of ze zijn voorgeschreven in het kader van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, brengen een zodanige inmenging in diens privé- en gezinsleven met zich mee, waardoor ze strikt vertrouwelijk zijn; ze mogen alleen aan de opdrachtgevende overheid worden medegedeeld en mogen dus niet aangewend worden voor andere doeleinden dan die welke door de procedure worden nagestreefd (1). (1) Zie Cass. 20 okt. 2010, AR P.09.0529.F, AC 2010, nr. 614.
Strafzaken - Allerlei - Jeugdbescherming - Minderjarige - Persoonlijkheid - Maatschappelijke en medisch-psychologische onderzoeken - Oogmerk - Aanwending - Beperking
19 februari 2014 P.2013.1690.F AC nr. ...19 februari 2014
- Artt. 50 en 55 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
BURGERLIJKE RECHTEN - POLITIEKE RECHTEN
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
- Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht
- Art. 144 Grondwet 1994
9/ 53
LiberCas 5/2014
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Een partij kan zich ten aanzien van een administratieve overheid enkel op een dergelijk recht beroepen als de bevoegdheid van die overheid gebonden is (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
- Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht ten aanzien van een administratieve overheid
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 14, § 1 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 jan. 1973
- Art. 144 Grondwet 1994
De hoven en rechtbanken nemen kennis van de vordering van een partij die gegrond is op een subjectief recht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Rechterlijke macht - Bevoegdheid
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Een partij kan zich ten aanzien van een administratieve overheid enkel op een dergelijk recht beroepen als de bevoegdheid van die overheid gebonden is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht ten aanzien van een administratieve overheid
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 14, § 1 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 jan. 1973
- Art. 144 Grondwet 1994
- Subjectief recht - Aantasting - Administratieve overheid - Rechterlijke macht - Kort geding - Bevoegdheid
10/ 53
LiberCas 5/2014
De rechterlijke macht is bevoegd om elke onrechtmatige aantasting van een subjectief recht waaraan de administratieve overheid zich schuldig maakt in de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid, te voorkomen of te herstellen; daarbij mag de rechterlijke macht aan de administratieve overheid haar beleidsvrijheid niet ontnemen noch zich in haar plaats stellen; binnen de perken van de wet is die bevoegdheid ook toegekend aan de rechter in kort geding (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 584 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 144 Grondwet 1994
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING
Wanneer een advocaat een rechtspersoon vertegenwoordigt, kent artikel 703, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek de verwerende partij het recht toe om te eisen dat die rechtspersoon haar de identiteit meedeelt van de natuurlijke personen die zijn organen zijn; die informatie, die beoogt te voldoen aan het rechtmatig belang van de verwerende partij, is geen voorwaarde voor de ontvankelijkheid van de rechtsvordering en is noch substantieel noch op straffe van nietigheid voorgeschreven.
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Recht van de verwerende partij de identificatie te eisen van de organen van de rechtspersoon
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 703, derde lid Gerechtelijk Wetboek
De burgerlijke rechter, die uitspraak doet over een op een misdrijf gegronde vordering en nagaat of de vordering verjaard is, moet vaststellen dat de feiten die aan die vordering ten grondslag liggen, onder de toepassing van de strafwet vallen; hij moet hierbij de bestanddelen van het misdrijf die de beoordeling van de verjaring beïnvloeden, nagaan.
- Burgerlijke rechter - Beslissing - Verjaring - Toetsing - Feiten die aan de vordering ten grondslag liggen - Vaststelling
24 februari 2014 S.2013.0031.N AC nr. ...24 februari 2014
- Art. 26 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
Het uitstel van de berechting van de zaak zolang niet aan het verzoek van de verwerende partij is voldaan om de natuurlijke personen te identificeren die de organen zijn van de rechtspersoon die in rechte optreedt, is geen recht maar staat ter beoordeling van de rechter.
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Recht van de verwerende partij de identificatie te eisen van de organen van de rechtspersoon - Uitstel van de berechting van de zaak - Beoordeling door de rechter
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 703, derde lid Gerechtelijk Wetboek
- Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Personen gemachtigd om de rechtspersoon te vertegenwoordigen
11/ 53
LiberCas 5/2014
De rechtspersonen treden in rechte op door tussenkomst van hun bevoegde organen of door een advocaat die wettelijk verondersteld wordt daartoe door hen te zijn gemachtigd.
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 703, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
CASSATIE
Aangezien de geldboete een bestanddeel is van de opgelegde straf, strekt de onwettigheid ervan zich uit tot de gehele straf en tot de bijdrage aan het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden (1). (1) Raoul Declercq, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, n° 946. Het Hof is weliswaar van die regel afgeweken wat de fiscale geldboete betreft, maar enkel als die onwettig bij de gemeenrechtelijke sanctie is gevoegd (Ibidem, n° 955, p. 551). Zie ook Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0247.N, AC 2005, nr. 361, waar het Hof het bestreden arrest heeft vernietigd, maar alleen in zoverre dat arrest het bedrag van de toepasselijke, enige, geldboete bepaalt. Het onderhavige arrest is geen wijziging van de rechtspraak aangezien in de zaak uit 2005 de geldboete een vast bedrag was, terwijl in deze zaak de bodemrechter het bedrag diende vast te stellen met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor in verhouding tot de ontdoken rechten.
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Onwettige geldboete
29 januari 2014 P.2013.1491.F AC nr. ...29 januari 2014
ALGEMEEN. OPDRACHT EN BESTAANSREDEN VAN HET HOF. AARD VAN HET CASSATIEGEDING
Een beslissing is met redenen omkleed wanneer tegen de reden van de beslissing een middel afgeleid uit de miskenning van een grondregel kan worden aangevoerd, en wanneer het Hof van Cassatie de wettigheid kan toetsen (1). (1) “Des motifs des jugements et des arrêts”, rede van eerste advocaat-generaal Gesché, uitgesproken op de plechtige openingszitting van het Hof van Cassatie van 15 september 1934.
Algemeen - Opdracht en bestaansreden van het hof - Aard van het cassatiegeding - Opdracht - Met redenen omklede beslissing
24 januari 2014 C.2010.0252.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 149 Grondwet 1994
VERNIETIGING. OMVANG
Conclusie van advocaat-generaal Werquin.
Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Vernietiging van een beslissing - Uitbreiding van de vernietiging - Tegenstelbaar karakter - Relatieve werking - Uitzondering
6 december 2013 C.2012.0567.F AC nr. ...6 december 2013
CASSATIEBEROEP
BELASTINGZAKEN
Belastingzaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Beslissingen waartegen reeds
12/ 53
LiberCas 5/2014
Behoudens het geval bepaald in artikel 40, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken en het geval van regelmatige afstand, kan een partij, in belastingzaken, tegen dezelfde beslissing geen tweede keer cassatieberoep instellen, zelfs wanneer het tweede cassatieberoep is ingesteld voordat het eerste werd verworpen; aangezien de eiseres regelmatig afstand heeft gedaan van haar eerste cassatieberoep, dat op dezelfde dag als die van de neerlegging van het verzoekschrift werd ingeschreven op de rol van het Hof, valt het nieuwe cassatieberoep dat zij heeft ingesteld niet onder de toepassing van de regel van openbare orde, die is samengevat in het gezegde “cassatieberoep na cassatieberoep is uitgesloten” (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …. .
cassatieberoep is ingesteld - Cassatieberoep na cassatieberoep is uitgesloten - Openbare orde - Regelmatige afstand
14 februari 2014 F.2013.0060.F AC nr. ...14 februari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Henkes.
Belastingzaken - Beslissingen vatbaar voor cassatieberoep - Beslissingen waartegen reeds cassatieberoep is ingesteld - Cassatieberoep na cassatieberoep is uitgesloten - Openbare orde - Regelmatige afstand
14 februari 2014 F.2013.0060.F AC nr. ...14 februari 2014
STRAFZAKEN
Het onmiddellijk cassatieberoep van de inverdenkinggestelde tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, in zijn uitspraak over het hoger beroep van de eiser tegen een door de onderzoeksrechter met toepassing van artikel 61quinquies, §§1 tot 3, van het Wetboek van Strafvordering gewezen beschikking, vaststelt dat de eiser zijn verzoekschrift buiten de termijn had ingediend die in artikel 127, §§2 en 3, van dat wetboek is bepaald, de beroepen beschikking die het verzoekschrift nochtans ontvankelijk had verklaard vernietigt, het verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaart, verklaart dat er geen grond is om uitspraak te doen over de gegrondheid ervan en het hoger beroep afwijst van de eiser, is niet ontvankelijk.
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing) - Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Inverdenkinggestelde - Verzoek tot het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Termijnen - Onderzoeksrechter - Beschikking - Verzoekschrift ontvankelijk maar niet gegrond - Hoger beroep van de inverdenkinggestelde - Kamer van inbeschuldigingstelling - Arrest - Verzoekschrift niet ontvankelijk - Cassatieberoep van de inverdenkinggestelde - Ontvankelijkheid
29 januari 2014 P.2013.1797.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 131, § 1, 235bis en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering
- Artt. 61quinquies, §§ 1 tot 3, 127, §§ 2 en 3 Wetboek van Strafvordering
CASSATIEMIDDELEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Burgerlijke zaken - Nieuw middel - Artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek - Bepalingen die van openbare orde of van dwingend recht zijn - Ontvankelijkheid
13/ 53
LiberCas 5/2014
Het middel, dat gegrond is op de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek, die noch van openbare orde noch van dwingend recht zijn, en dat niet aan de feitenrechter is voorgelegd, waarvan hij niet op eigen initiatief heeft kennisgenomen en niet diende kennis te nemen, is nieuw en, derhalve, niet ontvankelijk (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . De vermelding van het Hof, die m.b.t. het begrip nieuw cassatiemiddel geen nieuwe regel bevat, is in die zin bijzonder dat ze een omstandig antwoord geeft op de kritiek van de eiseres, die ook aanvoerde dat de vordering van de verweerster in haar conclusie, op een ogenblik dat ze niet langer mede-eigenaar van het pand was, niet ontvankelijk was omdat de verweerster noch de hoedanigheid noch het belang had om op te treden, en dat de eerste rechter, die de voormelde vordering had toegewezen, zijn beslissing aldus niet naar recht verantwoordde (schending van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek). Aangezien uit de stukken waarop het Hof vermocht acht te slaan, niet bleek dat de eiseres voor de feitenrechter had aangevoerd dat de verweerster noch de hoedanigheid noch het belang had om een nieuwe vordering in te stellen, volgde hieruit evenwel dat het voormelde middel, voor het Hof, een nieuw middel was, voor zover, en in tegenstelling tot wat traditiegetrouw wordt aangenomen (A. FETTWEIS: “L’intérêt est la mesure des actions, la conditions fondamentale de leur recevabilité (…)”, in Manuel de procédure civile, Faculté de droit de Liège, 1985, nr. 27, p. 39; G. de LEVAL, Eléments de procédure civile, tweede uitg., 2005, nr. 7, p. 17. Contra Cass. 27 feb. 2007, in JT 2007, en kritische commentaar van J.-F. VAN DROOGHENBROEK, p. 482 e.v. Over het eensgezinde standpunt van de Belgische rechtsleer dat het procedureel belang onder de openbare orde valt en dat de grond van niet-ontvankelijkheid, die de miskenning ervan bestraft, voor de feitenrechter een mogelijkheid tot optreden vormt, zie C. DE BOE, “Le défaut d’intérêt né et actuel”, Ann. Dr. Louvain, 2006, nr. 77, p. 156, en de talrijke verwijzingen in de noot nr. 331 onderaan de pagina), niet ervan uitgegaan wordt dat de artikelen 17 (hoedanigheid en belang van de eiser) en 18 (onmiddellijk en vaststaand belang) van het Gerechtelijk Wetboek bepalingen zijn die van openbare orde of van dwingend recht zijn. Dat is wat het Hof beslist (zie ook de verwijzingen in de schriftelijke conclusie van het OM, Pas., 2014, nr. … , noot nr. 2 onderaan de pagina).
14 februari 2014 C.2012.0522.F AC nr. ...14 februari 2014
Het feit dat niet alle middelen van de bestreden beslissing worden weergegeven, is geen grond van niet-ontvankelijkheid van het middel; het middel geeft m.n. redenen weer waarvan de kritiek de eiser aanbelangt.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Geen weergave van alle bekritiseerde redenen - Ontvankelijkheid
7 februari 2014 C.2012.0545.F AC nr. ...7 februari 2014
De feitelijke vaststellingen van het bestreden vonnis waarop de verweerder steunt om de door het middel bekritiseerde redenen als overtollig te omschrijven, vormen geen afzonderlijke en afdoende grondslag voor de beslissing.
Burgerlijke zaken - Belang - Feitelijke vaststellingen - Gevolg voor de omschrijving van overtollige redenen
7 februari 2014 C.2012.0545.F AC nr. ...7 februari 2014
Burgerlijke zaken - Belang - Beslissing die overeenstemt met de conclusie van de eiser
14/ 53
LiberCas 5/2014
De eiser heeft er geen belang bij kritiek uit te oefenen op het dictum van het arrest dat, in overeenstemming met zijn conclusie, het hoofdberoep en het tussenberoep die zijn ingesteld voor het hof van beroep, rechtsprekend in kort geding, ontvankelijk verklaart en zich, net als de eerste rechter, bevoegd verklaart om uitspraak te doen over de vorderingen die zijn ingesteld na ontbinding van het huwelijk (1). (1) Zie Cass. 15 nov. 2013, AR C.11.0656.F, AC nr. …; Cass. 4 okt. 2012, AR C.11.0686.F, AC, 2012, nr. 512, met concl. O.M. in Pas. 2012; onderhavig arrest bevestigt opnieuw de rechtspraak van het Hof volgens welke de eiser in cassatie geen belang erbij heeft een dictum te bekritiseren dat hem niet benadeelt, zelfs wanneer hij de miskenning van een regel van openbare orde aanvoert.
7 februari 2014 C.2012.0571.F AC nr. ...7 februari 2014
STRAFZAKEN
De strafuitvoeringsrechtbank oordeelt in feite en dus onaantastbaar over het bestaan van elke wettelijke tegenaanwijzing voor de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit; wanneer het de tegenaanwijzing betreft inzake de mogelijkheden voor de veroordeelde om een onderdak te hebben, gaat het Hof van Cassatie alleen na of de strafuitvoeringsrechtbank uit haar vaststellingen de onmogelijkheid heeft kunnen afleiden om een onderdak te hebben dat voldoende waarborg biedt om op doeltreffende wijze haar beslissing uit te voeren tot de proeftijd is verstreken.
Strafzaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Strafuitvoering - Vrijheidsstraffen - Voorlopige invrijheidsstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Bestaan van een wettelijke tegenaanwijzing - Strafuitvoeringsrechtbank - Onaantastbare beoordeling van de feiten - Mogelijkheid voor de veroordeelde om een onderdak te hebben
29 januari 2014 P.2014.0041.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 26, § 2, 28, § 2, 47, § 2, en 55, 2° Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
CONFLICT VAN ATTRIBUTIE
Het werkelijke en rechtstreekse voorwerp van het geschil tussen de eisers en de verweerder is niet het voorkomen van de schade ten gevolge van de onrechtmatige aantasting door de verweerder, in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid, van het door de ouders aangevoerde subjectieve recht op opvoeding van hun kinderen, maar wel het erkennen dat die ouders en hun kinderen een recht op verblijf op het Belgische grondgebied hebben, door de verweerder te dwingen hen een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af te geven en, aldus, aan de rechter te vragen dat hij zich in de plaatst stelt van de verweerder, die binnen de perken van de wet, over een discretionaire bevoegdheid beschikt om een vreemdeling het recht op toegang tot het grondgebied toe te staan of te ontzeggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Vordering om de Staat te doen veroordelen tot uitreiking aan de ouders alsook aan hun kinderen - Een voorlopig bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor de oorspronkelijke duur van één jaar - Dat vervolgens moet worden verlengd tot het einde van de schooltijd van al hun kinderen - Werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Vordering tot machtiging om meer dan drie maanden in het koninkrijk te verblijven - Ingesteld bij een Belgische diplomatieke of consulaire post - Door een vreemdeling die in België hogere
15/ 53
LiberCas 5/2014
De kenmerken van de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 6° en 7°, van de wet van 15 december 1980 leiden ertoe dat aan de Belgische diplomatieke of consulaire post een gedeeltelijke discretionaire bevoegdheid wordt toegekend (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
studies of een voorbereidend jaar tot het hoger onderwijs wenst te volgen - Bevoegdheid van de Belgische diplomatieke of consulaire post - Aard
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 3, eerste lid, 6° en 7° Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
DOUANE EN ACCIJNZEN
Uit artikel 6.3.c EVRM vloeit niet voort dat een inzake douane en accijnzen geverbaliseerde overtreder op het ogenblik dat hij wordt uitgenodigd om tegenwoordig te zijn bij het opmaken van het proces-verbaal en de overhandiging van een afschrift, de bijstand moet genieten van een raadsman.
- Vaststelling van misdrijven, fraudes of overtredingen - Opmaking van het proces-verbaal - Uitnodiging van de geverbaliseerde om tegenwoordig te zijn - Overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal - Bijstand van een raadsman
11 februari 2014 P.2012.0989.N AC nr. ...11 februari 2014
- Art. 6.3, c Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 271 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
De door artikel 271 AWDA aan de verbalisanten opgelegde verplichting strekt niet ertoe om op dat ogenblik de geverbaliseerde de gelegenheid te geven verweer te voeren omtrent de in het proces-verbaal vermelde materiële vaststellingen van de verbalisanten en eventuele gevolgtrekkingen, maar enkel om de geverbaliseerde, ook als hij ongeletterd is, in te lichten over de inhoud van het proces-verbaal; deze formaliteit en de overhandiging, of zo de geverbaliseerde afwezig blijft, de toezending van een afschrift van het proces-verbaal, hebben als doel daarna het recht van verdediging van de geverbaliseerde te waarborgen.
- Vaststelling van misdrijven, fraudes of overtredingen - Opmaking van het proces-verbaal - Uitnodiging van de geverbaliseerde om tegenwoordig te zijn - Overhandiging of toezending van een afschrift van het proces-verbaal - Doel
11 februari 2014 P.2012.0989.N AC nr. ...11 februari 2014
- Milieutaks - Overtredingen inzake douane en accijnzen en tegen de verpakkingsheffing - Geldboete - Berekeningswijze
16/ 53
LiberCas 5/2014
In geval van overtreding tegen de verpakkingsheffing, moet op de overtreder, in de regel, een geldboete van vijf- tot tienmaal de ontdoken rechten worden toegepast; het arrest, dat de beklaagde veroordeelt tot een geldboete gelijk aan vijfmaal de ontdoken accijnsrechten, wegens overtredingen inzake douane en accijnzen en inzake de verpakkingsheffing, en dat daarbij nalaat rekening te houden met de verpakkingsheffingen bij de berekening van de ontdoken rechten waardoor de verschuldigde geldboete met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor kan worden vastgesteld, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht (1). (1) Raoul Declercq, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, n° 946. Het Hof is weliswaar van die regel afgeweken wat de fiscale geldboete betreft, maar enkel als die onwettig bij de gemeenrechtelijke sanctie is gevoegd. (Ibidem, n° 955, p. 551). Zie ook Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0247.N, AC 2005, nr. 361, waar het Hof het bestreden arrest heeft vernietigd, maar alleen in zoverre dat arrest het bedrag van de toepasselijke, enige, geldboete bepaalt. Het onderhavige arrest is geen wijziging van de rechtspraak aangezien in de zaak uit 2005 de geldboete een vast bedrag was, terwijl in deze zaak de bodemrechter het bedrag diende vast te stellen met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor in verhouding tot de ontdoken rechten.
29 januari 2014 P.2013.1491.F AC nr. ...29 januari 2014
- Art. 45 Wet 22 dec. 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
- Art. 398bis Gewone wet 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur
Elke registratie op een papieren of elektronische drager die deel uitmaakt van de administratie van de douaneautoriteit, waarbij met zekerheid het exacte bedrag van de douaneschuld tegenover een douaneschuldenaar wordt vastgesteld, is te beschouwen als een boeking in de zin van artikel 217.1 Communautair Douanewetboek; geen enkele bepaling verzet zich er tegen dat de douaneautoriteit, nadat een douaneschuld globaal werd geboekt zonder dat daarbij met zekerheid het exacte bedrag van de douaneschuld tegenover een of meerdere schuldenaars kan worden bepaald, zij door middel van een boeking exact het bedrag aan verschuldigde rechten individueel tegenover de douaneschuldenaar of –schuldenaars vaststellen.
- Douaneschuld - Invordering - Vereisten - Boeking van de douaneschuld
16 januari 2014 F.2013.0003.N AC nr. ...16 januari 2014
- Artt. 217.1 en 217.2 Communautair Douanewetboek
Artikel 217 van het Communautair Douanewetboek bevat geen enkele verplichting om als drager van de boeking van de douaneschuld de boekhouding te kiezen, zodat een papieren of elektronische drager volstaat, mits het exacte bedrag aan douanerechten daarin wordt opgenomen; bijgevolg kan de inschrijving op de fiche 1552B die in de eerste plaats bedoeld is voor de opname van de rechten in de boekhouding van de eigen middelen van de Gemeenschap, een boeking zijn in de zin van voormeld artikel (1). (1) Zie concl. O.M.
- Douaneschuld - Invordering - Vereisten - Boeking van de douaneschuld
16 januari 2014 F.2012.0183.N AC nr. ...16 januari 2014
- Artt. 217.1 en 217.2 Communautair Douanewetboek
Ook voor de in te vorderen douaneschuld die valt onder het toepassingsgebied van de Verordeningen nr. 1697/79 en nr. 1854/89, geldt de regel dat de mededeling van het bedrag aan in te vorderen rechten dient te worden voorafgegaan door de boeking van dit bedrag door de douaneautoriteiten van de lidstaat, en dat dit bedrag, wanneer het niet rechtmatig werd meegedeeld conform artikel 221.1 Communautair Douanewetboek, door deze autoriteiten niet kan worden ingevorderd (1). (1) Zie concl. O.M.
- Douaneschuld - Verordeningen nr. 1697/79 en 1854/89 - Invordering - Vereisten
- Art. 221.1 Communautair Douanewetboek
17/ 53
LiberCas 5/2014
16 januari 2014 F.2012.0173.N AC nr. ...16 januari 2014
- Artt. 2.1, 6.1 en 26 EEG-Verordening nr. 1854/89 van de Raad van 14 juni 1989 betreffende de boeking en de betalingsvoorwaarden voor uit hoofde van een douaneschuld te vereffenen bedragen aan rechten bij in- of bij uitvoer
- Artt. 2.1 en 2.2 EEG-Verordening nr. 1697/79 van de Raad van 24 juli 1979 inzake navordering van de rechten bij invoer of bij uitvoer
De verplichting dat de door artikel 221.1 Communautair Douanewetboek bedoelde mededeling van het in te vorderen bedrag aan rechten moet zijn voorafgegaan door de boeking ervan door de douaneautoriteit, sluit niet uit dat de door artikel 217.1 Communautair Douanewetboek bedoelde boeking en deze mededeling geschieden door middel van eenzelfde drager, zoals een door artikel 211 Algemene Wet Douane en Accijnzen bedoelde beschikking waarbij een reeds eerder globaal geboekte douaneschuld individueel per douaneschuldenaar of -schuldenaars wordt bepaald.
- Douaneschuld - Invordering - Vereisten - Boeking van de douaneschuld - Mededeling aan de schuldenaar - Chronologie
16 januari 2014 F.2013.0003.N AC nr. ...16 januari 2014
- Artt. 217.1 en 221.1 Communautair Douanewetboek
- Art. 211 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
De kennisgeving van het dwangbevel kan niet worden aangezien als de mededeling op de daartoe geëigende wijze van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar, althans niet in het kader van de invordering krachtens dit dwangbevel en de daarop geënte gerechtelijke procedure.
- Invordering - Douaneschuld - Kennisgeving van een dwangbevel
16 januari 2014 F.2012.0040.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 221.1 Communautair Douanewetboek
- Art. 314, § 1 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
De kennisgeving van het dwangbevel kan niet worden aangezien als de mededeling op de daartoe geëigende wijze van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar, althans niet in het kader van de invordering krachtens dit dwangbevel en de daarop geënte gerechtelijke procedure.
- Invordering - Douaneschuld - Mededeling aan de schuldenaar
16 januari 2014 F.2012.0040.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 221.1 Communautair Douanewetboek
- Art. 314, § 1 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
De mededeling van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar van de douaneschuld moet het uitvaardigen van een dwangbevel voorafgaan zodat het in strijd hiermede uitgevaardigd dwangbevel niet als basis kan dienen voor de invordering van de douaneschuld.
- Invordering - Douaneschuld - Dwangbevel - Geldigheidsvoorwaarden - Tijdstip van uitvaardiging
16 januari 2014 F.2012.0040.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 221.1 Communautair Douanewetboek
- Art. 314, § 1 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
De mededeling van het bedrag van de rechten aan de schuldenaar van de douaneschuld moet het uitvaardigen van een dwangbevel voorafgaan zodat het in strijd hiermede uitgevaardigd dwangbevel niet als basis kan dienen voor de invordering van de douaneschuld.
- Invordering - Douaneschuld - Mededeling aan de schuldenaar - Tijdstip - Sanctie
- Art. 221.1 Communautair Douanewetboek
- Art. 314, § 1 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
18/ 53
LiberCas 5/2014
16 januari 2014 F.2012.0040.N AC nr. ...16 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Douaneschuld - Verordeningen nr. 1697/79 en 1854/89 - Invordering - Vereisten
16 januari 2014 F.2012.0173.N AC nr. ...16 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Douaneschuld - Invordering - Vereisten - Boeking van de douaneschuld
16 januari 2014 F.2012.0183.N AC nr. ...16 januari 2014
Artikel 42 van de wet van 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, de artikelen 48 van de wet van 22 december 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen, en 395 van de wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, bepalen slechts een enkele reden van tenietgaan van de accijnsschuld, met name de effectieve inbeslagname en verbeurdverklaring naderhand van de gefraudeerde goederen of het afstaan van die goederen aan de Schatkist (1). (1) Cass. 28 okt. 2009, AR P.09.0837.F, AC 2009, nr. 624.
- Accijnzen - Illegaal vervoer van producten onderworpen aan accijnzen - Accijnsschuld - Reden van tenietgaan - Effectieve inbeslagneming en verbeurdverklaring van de gefraudeerde goederen of afstaan ervan aan de schatkist
5 februari 2014 P.2013.1194.F AC nr. ...5 februari 2014
Wanneer de daadwerkelijke inbeslagneming of het afstaan van de goederen niet behoorlijk werd vastgesteld, ontslaat de veroordeling van de overtreder tot betaling van de ontdoken rechten de rechter niet van zijn verplichting om hem daarenboven te veroordelen tot het aanbrengen, met het oog op verbeurdverklaring, van de goederen waarvoor die rechten verschuldigd zijn, en tot betaling van de tegenwaarde ervan wanneer hij ze niet aanbrengt.
- Accijnzen - Illegaal vervoer van producten onderworpen aan accijnzen - Gefraudeerde goederen - Geen effectieve inbeslagname en verbeurdverklaring van de gefraudeerde goederen of afstaan ervan aan de schatkist - Veroordeling tot het aanbrengen van de goederen met het oog op inbeslagname - Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde bij niet-aanbrengen van de goederen - Verplichting
5 februari 2014 P.2013.1194.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 45, vierde lid Wet 22 dec. 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
- Art. 39, vierde lid Wet 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop
DWANGSOM
- Beslagrechter - Bevoegdheid
19/ 53
LiberCas 5/2014
De beslagrechter moet, in geval van moeilijkheden bij de tenuitvoerlegging van een beslissing waarbij een dwangsom wordt opgelegd, uitmaken of de voorwaarden voor de dwangsom vervuld zijn; bij die gelegenheid dient de beslagrechter eventueel de draagwijdte van de beslissing te bepalen maar hij is niet bevoegd om die uit te leggen, als zij onduidelijk of dubbelzinnig is, noch a fortiori, om de inhoud ervan te wijzigen; meer bepaald is hij niet bevoegd om te beslissen dat de dwangsom niet verschuldigd is op grond dat de hoofdveroordeling niet verantwoord was (1). (1) Cass. 2 sept. 2010, AR C.09.0168.F, AC 2010, nr. 492.
24 januari 2014 C.2012.0359.F AC nr. ...24 januari 2014
- Artt. 1385quater en 1498 Gerechtelijk Wetboek
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE
De rechter die uitspraak moet doen over de vordering van een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, dient zich niet te houden aan het dictum of aan de redenen van de beslissing in kort geding, die het bedrag vaststelt van het levensonderhoud dat een echtgenoot tijdens het echtscheidingsgeding verschuldigd is.
Echtscheidingsprocedure - Voorlopige maatregelen - Beslissing in kort geding tot vaststelling van het bedrag van het tijdens het echtscheidingsgeding verschuldigde levensonderhoud - Vordering van een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding - Gevolg van de beslissing in kort geding
7 februari 2014 C.2012.0545.F AC nr. ...7 februari 2014
- Artt. 1039, eerste lid, en 1280, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ
BEVOEGDHEID
Hoewel de rechtsplegingen die werden ingesteld ten gevolge van twee beslissingen van faillissementsverklaring, voor dezelfde rechtbank van koophandel worden gevoerd, wordt door het naast elkaar bestaan van die twee verschillende beslissingen die door verschillende gerechten zijn gewezen en die dezelfde vennootschap op verschillende data failliet verklaren en verschillende termijnen voor de aangifte van schuldvordering vastleggen, de rechtsgang belemmerd en moet het rechtsgebied geregeld worden (1). (1) Zie Cass. 16 nov. 1875 (Bull. en Pas., 1875, I, 28); Cass. 18 sept. 1933 (Bull. en Pas., 1933, I, 306); Cass. 11 okt. 1938 (Bull. en Pas., 1938, I, 308); Cass. 8 jan. 1982, AC 1981-1982, nr. 282 met concl. OM; cass. 14 okt. 2011, AR C.11.0600.F, AC 2011, nr 548.
Bevoegdheid - Regeling van rechtsgebied - Faillissementsverklaring van een cvba op aangifte van de rechtbank van koophandel te Brussel - Faillissementsverklaring van die cvba door het hof van beroep te Brussel dat vonnis van rechtbank van koophandel Brussel wijzigt - Vordering tot machtiging tot regeling van rechtsgebieda
7 maart 2014 C.2013.0614.F AC nr. ...7 maart 2014
- Art. 645 Gerechtelijk Wetboek
GEMEENSCHAPS- EN GEWESTBELASTING
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing - Administratief beroep - Kennisgeving van de beslissing -
20/ 53
LiberCas 5/2014
Om de termijn om een jurisdictioneel beroep in te stellen te doen ingaan, moet de kennisgeving van de beslissing van de Vlaamse regering over het administratief beroep van de belastingplichtige tegen de leegstandheffing, het bestaan vermelden van een jurisdictioneel beroep bij de rechter en de modaliteiten ervan (1). (1) Zie concl. O.M.
Ontbreken van de verhaalsmogelijkheden
16 januari 2014 F.2012.0129.N AC nr. ...16 januari 2014
- Art. 5 KB 29 dec. 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop
- Art. 3, § 1 KB nr. 3 van 10 dec. 1969
Conclusie van advocaat-generaal Thijs.
- Vlaams Gewest - Leegstandsheffing - Administratief beroep - Kennisgeving van de beslissing - Ontbreken van de verhaalsmogelijkheden
16 januari 2014 F.2012.0129.N AC nr. ...16 januari 2014
GEMEENTE
Uit artikel 194 Gemeentedecreet, dat tot doel heeft te vermijden dat een inwoner namens de gemeente lichtzinnig een burgerlijke rechtsvordering zou instellen, volgt dat bij het instellen van dergelijke rechtsvordering, de eiser moet aanbieden om persoonlijk de kosten te dragen en in te staan voor de veroordeling tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep en dat, om dat aanbod sterk te maken, hij effectief een zekerheid moet stellen; deze vereiste een zekerheid te stellen is geen ontvankelijkheidsvereiste, maar leidt tot de schorsing van de rechtspleging teneinde de eiser toe te laten daaraan te voldoen wanneer dit als exceptie wordt opgeworpen (1). (1) Zie concl. O.M.
- Vordering in rechte - Optreden in rechte door een of meer inwoners namens de gemeente - Zekerheidstelling - Begrip - Doel - Aard
21 januari 2014 P.2012.1003.N AC nr. ...21 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Timperman.
- Vordering in rechte - Optreden in rechte door een of meer inwoners namens de gemeente - Zekerheidstelling - Begrip - Doel - Aard
21 januari 2014 P.2012.1003.N AC nr. ...21 januari 2014
GENEESKUNDE
ALGEMEEN
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg - Openbare orde
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
Algemeen - Verblijf in ziekenhuis - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt - Overeenkomst
21/ 53
LiberCas 5/2014
Uit de hier nog toepasselijke artikelen 94, eerste lid, 95 en 96bis van de wet van 7 augustus 1987 op de ziekenhuizen volgt dat alle kosten die verband houden met het verstrekken van zorgen aan patiënten in het ziekenhuis en die niet worden opgesomd in artikel 95 Ziekenhuiswet, begrepen zijn in het budget van financiële middelen en dat daarvoor geen financiële vergoeding van de patiënt kan worden gevorderd (1)(2). (1) Zie concl. O.M. (2) Thans de artikelen 100, 102 en 104 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinstellingen van 10 juli 2008.
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
De hier toepasselijke artikelen 95 en 96bis van de wet van 7 augustus 1987 op de ziekenhuizen die verband houden met de organisatie, inzonderheid de financiering en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, raken de openbare orde; van deze bepalingen kan niet worden afgeweken door een overeenkomst die een ziekenhuis sluit met een patiënt (1). (1) Zie concl. O.M.
Algemeen - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg - Openbare orde
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
Algemeen - Verblijf in ziekenhuis - Verzorging patiënt - Kosten - Aanrekening aan patiënt - Overeenkomst
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
GERECHTSKOSTEN
STRAFZAKEN
De veroordeling tot de betaling van de door artikel 91, tweede lid, Tarief Strafzaken bedoelde vergoeding, die een eigen karakter heeft en geen straf is, wordt beperkt door de relatieve werking van het verzet zodat het verbod voor de rechter om de toestand te verzwaren van diegene die verzet instelt, tot gevolg heeft dat de aanvullende ambtshalve veroordeling tot die vergoeding op verzet van de beklaagde niet kan worden verhoogd (1). (1) Zie: Cass. 7 mei 2008, AR P.08.0141.F, AC 2008, nr. 27.
Strafzaken - Procedure voor de feitenrechter - Beslissing bij verstek - Strafrechtelijke veroordeling - Vaste vergoeding - Verzet van de beklaagde - Relatieve werking van het verzet
11 februari 2014 P.2013.1720.N AC nr. ...11 februari 2014
GRONDWET
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE)
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 144 - Burgerlijke rechten - Subjectief recht - Aantasting - Administratieve overheid - Rechterlijke macht - Kort geding - Bevoegdheid
22/ 53
LiberCas 5/2014
De rechterlijke macht is bevoegd om elke onrechtmatige aantasting van een subjectief recht waaraan de administratieve overheid zich schuldig maakt in de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid, te voorkomen of te herstellen; daarbij mag de rechterlijke macht aan de administratieve overheid haar beleidsvrijheid niet ontnemen noch zich in haar plaats stellen; binnen de perken van de wet is die bevoegdheid ook toegekend aan de rechter in kort geding (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 584 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 144 Grondwet 1994
Artikel 149 van de Grondwet legt de rechter enkel de naleving op van een vormvereiste dat niets te maken heeft met de waarde van de redenen van de vonnissen en arresten.
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Voorwerp
24 januari 2014 C.2010.0252.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 149 Grondwet 1994
De hoven en rechtbanken nemen kennis van de vordering van een partij die gegrond is op een subjectief recht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 144 - Rechterlijke macht - Bevoegdheid
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
HINDERLIJKE INRICHTINGEN
Uit artikel 4, § 1, Milieuvergunningsdecreet, artikel 5, § 1, VLAREM I, rubriek 2.2.2, vierde lid, Indelingslijst VLAREM I, artikel 99, § 1, Stedenbouwdecreet 1999, artikel 3.1° Vrijstellingsbesluit 2000 en artikel 1,2° van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning volgt dat de vrijstelling van milieuvergunning voor de mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken alleen geldt voor de kadastrale percelen of gronden waarop de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, ook al gaat het om tijdelijke werken voor dewelke geen specifieke afzonderlijke stedenbouwkundige vergunning vereist is; deze vrijstelling geldt bijgevolg niet voor andere percelen of gronden waartoe de werfzone werd uitgebreid en waarop de stedenbouwkundige vergunning geen betrekking heeft.
- Mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken - Milieuvergunning - Vrijstelling - In aanmerking komende percelen - Beperking
4 februari 2014 P.2012.1757.N AC nr. ...4 februari 2014
HOGER BEROEP
BURGERLIJKE ZAKEN (HANDELSZAKEN EN SOCIALE ZAKEN INBEGREPEN)
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Gevolgen - bevoegdheid van de rechter - Aanhangigmaking van de zaak
23/ 53
LiberCas 5/2014
De mate waarin de zaak bij de appelrechter aanhangig is gemaakt, is beperkt tot de beschikkingen van de eerste rechter waartegen een ontvankelijk hoger beroep is ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ***; zie ook Cass. 3 sept. 1996, AR S.95.0055.F, AC 1996, nr. 337.
17 januari 2014 C.2013.0228.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 1068, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
Incidenteel hoger beroep is, in de regel, aan geen andere vormvereisten onderworpen dan die welke gelden voor conclusies; incidenteel beroep kan niet bij wege van pleidooien worden ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ***; zie ook Cass. 3 sept. 1996, AR S.95.0055.F, AC 1996, nr. 337.
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Incidenteel beroep - Vorm - Conclusie - Pleidooi
17 januari 2014 C.2013.0228.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 1056, 4° Gerechtelijk Wetboek
Incidenteel hoger beroep is, in de regel, aan geen andere vormvereisten onderworpen dan die welke gelden voor conclusies; incidenteel beroep kan niet bij wege van pleidooien worden ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ***; zie ook Cass. 3 sept. 1996, AR S.95.0055.F, AC 1996, nr. 337.
Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Principaal beroep - Vorm - Termijn - Onsplitsbaar geschil - Vorm - Incidenteel beroep - Conclusie - Pleidooi
17 januari 2014 C.2013.0228.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 1056, 4° Gerechtelijk Wetboek
TUCHTZAKEN
Artikel 107, eerste lid, Organieke Wet Notariaat, dat bepaalt dat binnen een maand na de kennisgeving tegen de beslissing van de kamer van de notarissen beroep kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechtbank, geeft enkel aan door wie het beroep moet worden ingesteld, door welk rechtscollege en binnen welke termijn, maar niet tegen wie dit beroep moet worden gericht; aangezien de wet dit niet bepaalt, kan een beroep tegen de beslissing van de kamer van notarissen niet onontvankelijk worden verklaard indien het gericht werd tegen hetzij de kamer van notarissen, hetzij het genootschap van notarissen, of de syndicus van de kamer van notarissen (1). (1) Zie concl. O.M.
Tuchtzaken - Notaris - Kamer van notarissen - Beslissing - Beroep bij de burgerlijke rechtbank - Wijze
23 januari 2014 D.2012.0010.N AC nr. ...23 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
Tuchtzaken - Notaris - Kamer van notarissen - Beslissing - Beroep bij de burgerlijke rechtbank - Wijze
23 januari 2014 D.2012.0010.N AC nr. ...23 januari 2014
INKOMSTENBELASTINGEN
24/ 53
LiberCas 5/2014
AANSLAGPROCEDURE
Conclusie van advocaat-generaal Henkes.
Aanslagprocedure - Beslissing van de directeur - Redenen tot nietigverklaring of ontheffing van de aanslag - Vervanging - Bevoegdheid van de fiscale rechter - Voorwerp van de vordering - Belastingschuldvordering van de Staat
31 januari 2014 F.2012.0030.F AC nr. ...31 januari 2014
ALGEMEEN
Conclusie van advocaat-generaal Henkes.
Algemeen - Aanslag - Beslissing van de directeur der belastingen - Betwisting - Rechtsvordering - Voorwerp
31 januari 2014 F.2012.0030.F AC nr. ...31 januari 2014
PERSONENBELASTING
De terugbetalingspremie waartoe wegens de vroegtijdige terugbetaling van de Staatslening 9,25% 1991-1998 op 14 maart 1995 werd beslist bij ministerieel besluit van 6 februari 1995 kan niet worden gekwalificeerd als een interestgedeelte als bedoeld in artikel 362bis W.I.B.(1992) dat grotendeels betrekking heeft op het jaar 1994, zodat deze premie niet belastbaar is voor het aanslagjaar 1995.
Personenbelasting - Inkomsten uit roerende goederen - Terugbetalingspremie - Staatslening 9,25 % 1991-1998 - Tijdstip van belastbaarheid
16 januari 2014 F.2011.0167.N AC nr. ...16 januari 2014
- Artt. 360, eerste lid, en 362bis Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
JEUGDBESCHERMING
Alle maatschappelijke en medisch-psychologische onderzoeken betreffende de persoonlijkheid van een minderjarige, ongeacht of ze zijn voorgeschreven in het kader van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, brengen een zodanige inmenging in diens privé- en gezinsleven met zich mee, waardoor ze strikt vertrouwelijk zijn; ze mogen alleen aan de opdrachtgevende overheid worden medegedeeld en mogen dus niet aangewend worden voor andere doeleinden dan die welke door de procedure worden nagestreefd (1). (1) Zie Cass. 20 okt. 2010, AR P.09.0529.F, AC 2010, nr. 614.
- Minderjarige - Persoonlijkheid - Maatschappelijke en medisch-psychologische onderzoeken - Oogmerk - Aanwending - Beperking
19 februari 2014 P.2013.1690.F AC nr. ...19 februari 2014
- Artt. 50 en 55 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
- Voetbalwet - Administratieve sanctie - Procedure
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
25/ 53
LiberCas 5/2014
Uit de samenhang tussen de artikel 62 Jeugdbeschermingswet en 31 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden volgt dat de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing zijn op het verhaal dat door een minderjarige bij de jeugdrechtbank wordt ingesteld tegen een beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 24quater van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (1). (1) Zie concl. O.M.
- Voetbalwet - Administratieve sanctie - Procedure
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
KORT GEDING
Zodra de bodemrechter een andersluidende beslissing omtrent de betwiste rechten heeft genomen, houdt de beslissing in kort geding van rechtswege op uitwerking te hebben; de beslissing van de bodemrechter heeft evenwel geen terugwerkende kracht op de beslissing in kort geding (1). (1) Cass. 8 maart 2012, AR C.11.0124.N, AC 2010, nr. 158.
- Beslissing - Gezag van gewijsde - Uitwerking - Andersluidende beslissing van de bodemrechter
24 januari 2014 C.2012.0359.F AC nr. ...24 januari 2014
- Artt. 24, 584, eerste lid en 1039, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
De beslissing van de kortgedingrechter die de ogenschijnlijke rechten van de partijen nagaat zonder ten gronde uitspraak te doen over de rechten van partijen, houdt geen schending in van het materiële recht dat de rechter in zijn beoordeling betrekt; deze beslissing is eerst dan niet naar recht verantwoord wanneer hierin rechtsregels worden betrokken die de bevolen maatregel niet redelijk kunnen schragen (1). (1) Zie concl. O.M.
- Bevoegdheid van de rechter - Ogenschijnlijke rechten van de partijen - Schip - Scheepvaart - Zeevaart - Binnenvaart
23 januari 2014 C.2012.0603.N AC nr. ...23 januari 2014
- Art. 13 Wet 11 april 1989 houdende goedkeuring en uitvoering van diverse Internationale Akten inzake de zeevaart
De rechterlijke macht is bevoegd om elke onrechtmatige aantasting van een subjectief recht waaraan de administratieve overheid zich schuldig maakt in de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid, te voorkomen of te herstellen; daarbij mag de rechterlijke macht aan de administratieve overheid haar beleidsvrijheid niet ontnemen noch zich in haar plaats stellen; binnen de perken van de wet is die bevoegdheid ook toegekend aan de rechter in kort geding (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
- Bevoegdheid - Administratieve overheid - Discretionaire bevoegdheid - Subjectief recht - Aantasting
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 584 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 144 Grondwet 1994
- Bevoegdheid van de rechter - Ogenschijnlijke rechten van de partijen - Schip - Scheepvaart - Zeevaart - Binnenvaart
26/ 53
LiberCas 5/2014
Conclusie van procureur-generaal Leclercq.
23 januari 2014 C.2012.0603.N AC nr. ...23 januari 2014
LASTER EN EERROOF
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
- Lasterlijke aangifte - Aangegeven feit is vals - Bewijs - Artikel 447, tweede lid, Strafwetboek - Toepassingsgebied
8 januari 2014 P.2013.0774.F AC nr. ...8 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
- Lasterlijke aangifte - Aangegeven feit is vals - Bewijs - Strafrechtelijke vervolging wegens het tenlastegelegde feit - Beslissing tot seponering
8 januari 2014 P.2013.0774.F AC nr. ...8 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
- Vordering wegens laster - Schorsing - Duur - Strafrechtelijke vervolging wegens het tenlastegelegde feit - Beslissing tot seponering
8 januari 2014 P.2013.0774.F AC nr. ...8 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
- Lasterlijke aangifte - Aangegeven feit is vals - Bewijslast
8 januari 2014 P.2013.0774.F AC nr. ...8 januari 2014
LEVENSONDERHOUD
De rechter verantwoordt niet regelmatig zijn beslissing tot verwerping van de door de eiser ingestelde vordering tot schrapping van de onderhoudsbijdrage, wanneer hij oordeelt dat de kinderen even lang bij beide partijen verblijven, dat de door de eiser verschuldigde betaling van een onderhoudsbijdrage gemotiveerd werd door de ongelijkheid van inkomsten, dat, hoewel de verweerster thans weliswaar méér inkomsten geniet, die ongelijkheid blijft bestaan, dat de behoeften van de kinderen sinds de echtscheiding echter groter zijn geworden, aangezien de oudste 17 en de jongste 12 jaar oud is en dat, daarenboven, de kinderen weliswaar even lang bij beide partijen verblijven, maar dat belangrijke uitgaven, zoals kleding, eerder door de moeder dan door de vader gedragen worden.
- Onderhoudsbijdrage in het belang van de kinderen - Bijzondere motiveringsplicht
7 februari 2014 C.2012.0566.F AC nr. ...7 februari 2014
- Art. 1321, § 1 Gerechtelijk Wetboek
MACHTEN
RECHTERLIJKE MACHT
27/ 53
LiberCas 5/2014
De rechterlijke macht is bevoegd om elke onrechtmatige aantasting van een subjectief recht waaraan de administratieve overheid zich schuldig maakt in de uitoefening van haar discretionaire bevoegdheid, te voorkomen of te herstellen; daarbij mag de rechterlijke macht aan de administratieve overheid haar beleidsvrijheid niet ontnemen noch zich in haar plaats stellen; binnen de perken van de wet is die bevoegdheid ook toegekend aan de rechter in kort geding (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Administratieve overheid - Discretionaire bevoegdheid - Subjectief recht - Aantasting
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 584 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 144 Grondwet 1994
Een partij kan zich ten aanzien van een administratieve overheid enkel op een dergelijk recht beroepen als de bevoegdheid van die overheid gebonden is (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht ten aanzien van een administratieve overheid
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 14, § 1 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 jan. 1973
- Art. 144 Grondwet 1994
Een partij kan zich ten aanzien van een administratieve overheid enkel op een dergelijk recht beroepen als de bevoegdheid van die overheid gebonden is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht ten aanzien van een administratieve overheid
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 14, § 1 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 jan. 1973
- Art. 144 Grondwet 1994
De hoven en rechtbanken nemen kennis van de vordering van een partij die gegrond is op een subjectief recht (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Criterium
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
Rechterlijke macht - Bevoegdheid - Subjectief recht
28/ 53
LiberCas 5/2014
Het bestaan van een dergelijk recht veronderstelt dat de eiser zich kan beroepen op een welbepaalde juridische verplichting die een objectieve rechtsregel rechtstreeks aan een derde oplegt en bij de uitvoering waarvan die partij belang heeft (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 144 Grondwet 1994
UITVOERENDE MACHT
De kenmerken van de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 6° en 7°, van de wet van 15 december 1980 leiden ertoe dat aan de Belgische diplomatieke of consulaire post een gedeeltelijke discretionaire bevoegdheid wordt toegekend (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Uitvoerende macht - Vordering tot machtiging om meer dan drie maanden in het koninkrijk te verblijven - Ingesteld bij een Belgische diplomatieke of consulaire post - Door een vreemdeling die in België hogere studies of een voorbereidend jaar tot het hoger onderwijs wenst te volgen - Bevoegdheid van de Belgische diplomatieke of consulaire post - Aard
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 3, eerste lid, 6° en 7° Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
Wanneer de administratieve overheid een beslissing neemt op grond van haar discretionaire bevoegdheid, beschikt zij over een beoordelingsvrijheid die het haar, binnen de perken van de wet, mogelijk maakt om zelf de wijze van uitoefening van haar bevoegdheid te bepalen en de oplossing te kiezen die haar het meest geschikt voorkomt (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
Uitvoerende macht - Administratieve overheid - Discretionaire bevoegdheid - Begrip
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 584 Gerechtelijk Wetboek
- Art. 144 Grondwet 1994
Het werkelijke en rechtstreekse voorwerp van het geschil tussen de eisers en de verweerder is niet het voorkomen van de schade ten gevolge van de onrechtmatige aantasting door de verweerder, in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid, van het door de ouders aangevoerde subjectieve recht op opvoeding van hun kinderen, maar wel het erkennen dat die ouders en hun kinderen een recht op verblijf op het Belgische grondgebied hebben, door de verweerder te dwingen hen een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af te geven en, aldus, aan de rechter te vragen dat hij zich in de plaatst stelt van de verweerder, die binnen de perken van de wet, over een discretionaire bevoegdheid beschikt om een vreemdeling het recht op toegang tot het grondgebied toe te staan of te ontzeggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
Uitvoerende macht - Vordering om de Staat te doen veroordelen tot uitreiking aan de ouders alsook aan hun kinderen - Een voorlopig bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor de oorspronkelijke duur van één jaar - Dat vervolgens moet worden verlengd tot het einde van de schooltijd van al hun kinderen - Werkelijk en rechtstreeks voorwerp van de vordering
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
29/ 53
LiberCas 5/2014
MILIEURECHT
Uit artikel 4, § 1, Milieuvergunningsdecreet, artikel 5, § 1, VLAREM I, rubriek 2.2.2, vierde lid, Indelingslijst VLAREM I, artikel 99, § 1, Stedenbouwdecreet 1999, artikel 3.1° Vrijstellingsbesluit 2000 en artikel 1,2° van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning volgt dat de vrijstelling van milieuvergunning voor de mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken alleen geldt voor de kadastrale percelen of gronden waarop de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, ook al gaat het om tijdelijke werken voor dewelke geen specifieke afzonderlijke stedenbouwkundige vergunning vereist is; deze vrijstelling geldt bijgevolg niet voor andere percelen of gronden waartoe de werfzone werd uitgebreid en waarop de stedenbouwkundige vergunning geen betrekking heeft.
- Milieuvergunning - Mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken - Vrijstelling - In aanmerking komende percelen - Beperking
4 februari 2014 P.2012.1757.N AC nr. ...4 februari 2014
MISDRIJF
ALGEMEEN. BEGRIP. MATERIEEL EN MOREEL BESTANDDEEL. EENHEID VAN OPZET
Het stilzwijgen van de artikelen 9 en 42 Loonbeschermingswet, artikel 56, eerste lid, 1°, CAO-wet en artikel 54, 2°, Jaarlijkse Vakantiewet met betrekking tot de schuldvorm van de in deze bepalingen strafbaar gestelde handelingen brengt mee dat de schuld aan deze misdrijven onder meer kan bestaan in onachtzaamheid; het bestaan van dit morele bestanddeel kan worden afgeleid uit het louter materiële gepleegde feit en de vaststelling dat dit feit kan worden toegerekend aan de beklaagde, met dien verstande dat de dader vrijuit gaat wanneer overmacht, onoverwinnelijke dwaling of een andere schulduitsluitingsgrond wordt aangetoond, minstens niet ongeloofwaardig is; de omstandigheid dat het moreel bestanddeel van onachtzaamheid, in beginsel, kan worden afgeleid uit het materieel gepleegde feit en dat de werkgever de aanwezigheid van het moreel element van het misdrijf niet uitdrukkelijk betwist, of zelf niet het bestaan van overmacht, onoverwinnelijke dwaling of een andere schulduitsluitingsgrond aanvoert, belet niet dat de rechter vaststelt dat dit moreel element niet aanwezig is en de werknemer het bestaan ervan niet bewijst.
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Toerekenbaarheid - Fout - Bewijs
24 februari 2014 S.2013.0031.N AC nr. ...24 februari 2014
De burgerlijke rechter, die uitspraak doet over een op een misdrijf gegronde vordering en nagaat of de vordering verjaard is, moet vaststellen dat de feiten die aan die vordering ten grondslag liggen, onder de toepassing van de strafwet vallen; hij moet hierbij de bestanddelen van het misdrijf die de beoordeling van de verjaring beïnvloeden, nagaan.
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Burgerlijke rechter - Beslissing - Verjaring - Toetsing - Feiten die aan de vordering ten grondslag liggen - Vaststelling
24 februari 2014 S.2013.0031.N AC nr. ...24 februari 2014
- Art. 26 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
30/ 53
LiberCas 5/2014
TOEREKENBAARHEID
Het stilzwijgen van de artikelen 9 en 42 Loonbeschermingswet, artikel 56, eerste lid, 1°, CAO-wet en artikel 54, 2°, Jaarlijkse Vakantiewet met betrekking tot de schuldvorm van de in deze bepalingen strafbaar gestelde handelingen brengt mee dat de schuld aan deze misdrijven onder meer kan bestaan in onachtzaamheid; het bestaan van dit morele bestanddeel kan worden afgeleid uit het louter materiële gepleegde feit en de vaststelling dat dit feit kan worden toegerekend aan de beklaagde, met dien verstande dat de dader vrijuit gaat wanneer overmacht, onoverwinnelijke dwaling of een andere schulduitsluitingsgrond wordt aangetoond, minstens niet ongeloofwaardig is; de omstandigheid dat het moreel bestanddeel van onachtzaamheid, in beginsel, kan worden afgeleid uit het materieel gepleegde feit en dat de werkgever de aanwezigheid van het moreel element van het misdrijf niet uitdrukkelijk betwist, of zelf niet het bestaan van overmacht, onoverwinnelijke dwaling of een andere schulduitsluitingsgrond aanvoert, belet niet dat de rechter vaststelt dat dit moreel element niet aanwezig is en de werknemer het bestaan ervan niet bewijst.
Toerekenbaarheid - Allerlei - Fout - Bewijs
24 februari 2014 S.2013.0031.N AC nr. ...24 februari 2014
Artikel 4, §2ter, tweede lid, KB nr. 78 legt aan de apotheker-titularis een tuchtrechtelijke verplichting op inzake de uitvoering en het toezicht met betrekking tot de farmaceutische handelingen en het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen inzake goede farmaceutische praktijken in de apotheek; de apotheker-titularis is zodoende tuchtrechtelijk aansprakelijk wanneer in de apotheek onwettige farmaceutische handelingen worden gesteld, tenzij hij er naar het oordeel van de rechter ten gronde in slaagt omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat hem geen schuld treft (1). (1) Zie concl. O.M.
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van de straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
- Art. 4, § 2ter, eerste en tweede lid KB nr. 78 van 10 nov. 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen
Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek kan de geïdentificeerde natuurlijke persoon samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld indien hij de fout wetens en willens heeft gepleegd, dit is wanneer hij bewust en buiten iedere dwang heeft gehandeld; deze bepaling is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven (1). (1) Cass. 4 maart 2003, AR P.02.1249.N, AC 2003, nr. 149 met concl. adv.-gen. De Swaef; Cass. 25 okt. 2005, AR P.05.0712.N, AC 2005, nr. 536.
Toerekenbaarheid - Rechtspersonen - Verantwoordelijke rechtspersoon wegens het optreden van de geïdentificeerde natuurlijke persoon - Wetens en willens gepleegde fout - Opzettelijke en onachtzaamheidsmisdrijven - Toepasselijkheid
4 februari 2014 P.2012.1757.N AC nr. ...4 februari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf - Persoonlijk karakter van straf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
Toerekenbaarheid - Natuurlijke personen - Veroordeling samen met de verantwoordelijke rechtspersoon - Wetens en willens gepleegde fout - Opzettelijke en onachtzaamheidsmisdrijven -
31/ 53
LiberCas 5/2014
Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, tweede zin, Strafwetboek kan de geïdentificeerde natuurlijke persoon samen met de verantwoordelijke rechtspersoon worden veroordeeld indien hij de fout wetens en willens heeft gepleegd, dit is wanneer hij bewust en buiten iedere dwang heeft gehandeld; deze bepaling is van toepassing zowel op opzettelijke als op onachtzaamheidsmisdrijven (1). (1) Cass. 4 maart 2003, AR P.02.1249.N, AC 2003, nr. 149 met concl. adv.-gen. De Swaef; Cass. 25 okt. 2005, AR P.05.0712.N, AC 2005, nr. 536.
Toepasselijkheid
4 februari 2014 P.2012.1757.N AC nr. ...4 februari 2014
NIEUWE VORDERING
Incidenteel hoger beroep is, in de regel, aan geen andere vormvereisten onderworpen dan die welke gelden voor conclusies; incidenteel beroep kan niet bij wege van pleidooien worden ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ***; zie ook Cass. 3 sept. 1996, AR S.95.0055.F, AC 1996, nr. 337.
- Conclusie - Pleidooi - Incidenteel beroep
17 januari 2014 C.2013.0228.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 1056, 4° Gerechtelijk Wetboek
NOTARIS
Artikel 107, eerste lid, Organieke Wet Notariaat, dat bepaalt dat binnen een maand na de kennisgeving tegen de beslissing van de kamer van de notarissen beroep kan worden ingesteld bij de burgerlijke rechtbank, geeft enkel aan door wie het beroep moet worden ingesteld, door welk rechtscollege en binnen welke termijn, maar niet tegen wie dit beroep moet worden gericht; aangezien de wet dit niet bepaalt, kan een beroep tegen de beslissing van de kamer van notarissen niet onontvankelijk worden verklaard indien het gericht werd tegen hetzij de kamer van notarissen, hetzij het genootschap van notarissen, of de syndicus van de kamer van notarissen (1). (1) Zie concl. O.M.
- Tucht - Kamer van notarissen - Beslissing - Beroep bij de burgerlijke rechtbank - Wijze
23 januari 2014 D.2012.0010.N AC nr. ...23 januari 2014
- Art. 107, eerste lid Wet 25 ventôse jaar XI op het notarisambt
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
- Tucht - Kamer van notarissen - Beslissing - Beroep bij de burgerlijke rechtbank - Wijze
23 januari 2014 D.2012.0010.N AC nr. ...23 januari 2014
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER
- Materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde - Weerlegging
32/ 53
LiberCas 5/2014
De rechter oordeelt onaantastbaar of een beklaagde slaagt in het weerleggen van de materiële vaststellingen van verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde; bij die beoordeling kan de rechter ermee rekening houden dat een beklaagde, die voorhoudt dat de weerlegging van de materiële vaststellingen van de verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde blijkt uit niet langer beschikbare documenten en stukken, vanaf het ogenblik dat hij kennis had van die materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde en dat hij wist dat hij verdacht was, niet de nodige initiatieven heeft genomen om zelf de beschikking te verkrijgen over die documenten en stukken; dit houdt geen omkering in van de bewijslast of een miskenning van het vermoeden van onschuld, het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 10 jan. 2012, NC, 2012, 383 met noot L. Huybrechts.
18 februari 2014 P.2012.1643.N AC nr. ...18 februari 2014
ONDERNEMINGSRAAD EN VEILIGHEIDSCOMITE
BESCHERMDE WERKNEMERS
Uit de artikelen 4 en 7 Wet Ontslagregeling Personeelsafgevaardigden volgt dat de wetgever, die de brieven waarin de werkgever zijn voornemen kenbaar maakt, duidelijk heeft onderscheiden van het verzoekschrift waarbij hij de zaak bij de bevoegde rechter aanhangig maakt, heeft gewild dat de feiten die dat voornemen kunnen rechtvaardigen op straffe van nietigheid in die brieven zelf zouden worden vermeld en dat het toezicht op de naleving van het verbod om zich op andere feiten te beroepen zou geschieden aan de hand van die brieven; uit die bepalingen volgt tevens dat het in artikel 4, § 2, bedoelde verzoekschrift niet de feiten moet vermelden die naar het oordeel van de werkgever elke professionele samenwerking definitief onmogelijk maken.
Beschermde werknemers - Arbeidsovereenkomst - Einde - Dringende reden - Feiten - Vermelding - Werknemer - Organisatie - Aangetekende brieven
24 februari 2014 S.2013.0033.N AC nr. ...24 februari 2014
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN
GERECHTELIJK ONDERZOEK
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Verbod op afluisteren - Toepassing - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Opname buiten medeweten van de gesprekspartner - Geoorloofd karakter - Geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Afluistermaatregel - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Toepasselijke bepalingen
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
Gerechtelijk onderzoek - Regeling van de rechtspleging - Inverdenkinggestelde - Verzoek tot het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Termijnen - Onderzoeksrechter - Beschikking - Verzoekschrift ontvankelijk maar niet gegrond - Hoger beroep van de inverdenkinggestelde - Kamer van inbeschuldigingstelling - Arrest - Niet-ontvankelijk verzoekschrift - Cassatieberoep van
33/ 53
LiberCas 5/2014
Het onmiddellijk cassatieberoep van de inverdenkinggestelde tegen het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat, in zijn uitspraak over het hoger beroep van de eiser tegen een door de onderzoeksrechter met toepassing van artikel 61quinquies, §§1 tot 3, van het Wetboek van Strafvordering gewezen beschikking, vaststelt dat de eiser zijn verzoekschrift buiten de termijn had ingediend die in artikel 127, §§2 en 3, van dat wetboek is bepaald, de beroepen beschikking die het verzoekschrift nochtans ontvankelijk had verklaard vernietigt, het verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaart, verklaart dat er geen grond is om uitspraak te doen over de gegrondheid ervan en het hoger beroep afwijst van de eiser, is niet ontvankelijk.
de inverdenkinggestelde - Ontvankelijkheid
29 januari 2014 P.2013.1797.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 131, § 1, 235bis en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering
- Artt. 61quinquies, §§ 1 tot 3, 127, §§ 2 en 3 Wetboek van Strafvordering
De kamer van inbeschuldigingstelling kan slechts de bij de artikelen 136, 235 en 235bis Wetboek van Strafvordering bedoelde maatregelen nemen, voor zover de zaak steeds in onderzoek is, dit is zolang de rechtspleging door de onderzoeksgerechten nog niet is geregeld zodat eens de inverdenkinggestelde naar de correctionele rechtbank is verwezen, de kamer van inbeschuldigingstelling geen rechtsmacht meer heeft om de regelmatigheid van de rechtspleging te onderzoeken (1). (1) Zie: Cass. 16 feb. 2010, AR P.10.0012.N, AC 2010, nr. 104 met concl. O.M.
Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Kamer van inbeschuldigingstelling - Onderzoek van de regelmatigheid van de procedure - Voorwaarde
11 februari 2014 P.2013.1718.N AC nr. ...11 februari 2014
OPSPORINGSONDERZOEK
De enkele omstandigheid dat de onderzoeksrechter, die door de procureur des Konings bij toepassing van artikel 28septies Wetboek van Strafvordering gevorderd werd een in dat artikel niet uitgesloten onderzoekshandeling te verrichten waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is, een verdergaande onderzoeksmaatregel heeft bevolen dan die welke was gevorderd door het openbaar ministerie bij toepassing van het vermelde artikel, heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat hij zich daardoor een vervolgingsbevoegdheid aanmatigt en dat hij niet langer meer onpartijdig en onafhankelijk kan optreden, waardoor hij het recht op een eerlijk proces van de verdachte zou miskennen (1). (1) Cass. 10 december 2013, AR P.13.1377.N, AC 2013, nr. …
Opsporingsonderzoek - Mini onderzoek - Vordering van de procureur des Konings tot het stellen van een bepaalde onderzoekshandeling - Bevel tot verdergaande onderzoeksmaatregel dan die welke was gevorderd
21 januari 2014 P.2013.1453.N AC nr. ...21 januari 2014
- Artt. 28septies en 56 Wetboek van Strafvordering
ONDERZOEKSGERECHTEN
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Vaststelling van de onregelmatigheid van een onderzoekshandeling
34/ 53
LiberCas 5/2014
Het staat aan het onderzoeksgerecht dat de onregelmatigheid van een onderzoekshandeling vaststelt, aan de hand van de concrete omstandigheden van de zaak na te gaan of als gevolg van die onregelmatigheid, het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging van de inverdenkinggestelde onherstelbaar zijn miskend en of de stukken die door die miskenning zijn verkregen, uit het strafdossier dienen verwijderd te worden (1). (1) Zie: Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610 met conclusie advocaat-generaal DUINSLAEGER.
21 januari 2014 P.2013.1899.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 235bis Wetboek van Strafvordering
- Art. 6.1. Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
De kamer van inbeschuldigingstelling kan slechts de bij de artikelen 136, 235 en 235bis Wetboek van Strafvordering bedoelde maatregelen nemen, voor zover de zaak steeds in onderzoek is, dit is zolang de rechtspleging door de onderzoeksgerechten nog niet is geregeld zodat eens de inverdenkinggestelde naar de correctionele rechtbank is verwezen, de kamer van inbeschuldigingstelling geen rechtsmacht meer heeft om de regelmatigheid van de rechtspleging te onderzoeken (1). (1) Zie: Cass. 16 feb. 2010, AR P.10.0012.N, AC 2010, nr. 104 met concl. O.M.
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Onderzoek van de regelmatigheid van de procedure - Voorwaarde
11 februari 2014 P.2013.1718.N AC nr. ...11 februari 2014
Wanneer een telastlegging onduidelijk is, staat het aan het onderzoeksgerecht erop toe te zien dat ze wordt gepreciseerd, zodat de inverdenkinggestelde ingelicht wordt waartegen hij zich moet verdedigen; die omstandigheid leidt evenwel niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering (1). (1) Zie: Cass. 17 april 2007, AR P07.0063.N, AC 2007, nr. 183
- Verwijzingsvordering van het openbaar ministerie - Onduidelijke telastlegging - Gevolg - Taak van het onderzoeksgerecht
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
ONDERZOEKSRECHTER
De enkele omstandigheid dat de onderzoeksrechter, die door de procureur des Konings bij toepassing van artikel 28septies Wetboek van Strafvordering gevorderd werd een in dat artikel niet uitgesloten onderzoekshandeling te verrichten waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is, een verdergaande onderzoeksmaatregel heeft bevolen dan die welke was gevorderd door het openbaar ministerie bij toepassing van het vermelde artikel, heeft niet noodzakelijk tot gevolg dat hij zich daardoor een vervolgingsbevoegdheid aanmatigt en dat hij niet langer meer onpartijdig en onafhankelijk kan optreden, waardoor hij het recht op een eerlijk proces van de verdachte zou miskennen (1). (1) Cass. 10 december 2013, AR P.13.1377.N, AC 2013, nr. …
- Vordering van de procureur des Konings - Vordering van een onderzoekshandeling waarvoor alleen de onderzoeksrechter bevoegd is - Bevel tot verdergaande onderzoeksmaatregel dan die welke was gevorderd
21 januari 2014 P.2013.1453.N AC nr. ...21 januari 2014
- Artt. 28septies en 56 Wetboek van Strafvordering
35/ 53
LiberCas 5/2014
OPENBARE ORDE
De hier toepasselijke artikelen 95 en 96bis van de wet van 7 augustus 1987 op de ziekenhuizen die verband houden met de organisatie, inzonderheid de financiering en de toegankelijkheid van de gezondheidszorg, raken de openbare orde; van deze bepalingen kan niet worden afgeweken door een overeenkomst die een ziekenhuis sluit met een patiënt (1). (1) Zie concl. O.M.
- Geneeskunde - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
- Geneeskunde - Financiering gezondheidszorg - Toegankelijkheid gezondheidszorg
13 januari 2014 C.2011.0596.N AC nr. ...13 januari 2014
OPLICHTING
Louter leugenachtige beweringen leveren slechts listige kunstgrepen op in de zin van artikel 496 Strafwetboek wanneer zij gepaard gaan met uitwendige handelingen die er enige geloofwaardigheid aan verlenen; zulke handelingen kunnen onder meer bestaan in een geheel van praktijken die niet als dusdanig maar wel in hun geheel genomen een listige kunstgreep uitmaken omdat zij gezamenlijk determinerend zijn voor de navolgende afgifte van gelden (1). (1) Zie: Cass. 2 oktober 1996, AR P.96.0807.F, AC 1996, nr. 346; Cass. 22 september 1999, AR P.99.0508.F, AC 1999, nr. 477; Cass. 6 oktober 2010, AR P.10.0723.F, AC 2010, nr. 579
- Bestanddelen - Listige kunstgrepen - Begrip - Leugenachtige verklaringen
21 januari 2014 P.2012.1840.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 496 Strafwetboek
Het misdrijf “oplichting” vereist dat de dader ervan, die gehandeld heeft met het oogmerk zich andermans zaak toe te eigenen, zich deze zaak doet afgeven of leveren en zodoende het slachtoffer benadeelt; van zodra die dader erin geslaagd is zich die zaak te doen afgeven of leveren, is het misdrijf voltrokken zodat de teruggave van die zaak het misdrijf niet uitsluit of ongedaan maakt (1). (1) Cass. 27 oktober 1982, AR 2355, AC 1982-1983, nr. 141
- Voltooid misdrijf - Teruggave van de zaak
21 januari 2014 P.2012.1840.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 496 Strafwetboek
Het misdrijf “oplichting” vereist dat de dader ervan, die gehandeld heeft met het oogmerk zich andermans zaak toe te eigenen, zich deze zaak doet afgeven of leveren en zodoende het slachtoffer benadeelt; van zodra die dader erin geslaagd is zich die zaak te doen afgeven of leveren, is het misdrijf voltrokken zodat de teruggave van die zaak het misdrijf niet uitsluit of ongedaan maakt (1). (1) Cass. 27 oktober 1982, AR 2355, AC 1982-1983, nr. 141
- Bestanddelen
- Art. 496 Strafwetboek
36/ 53
LiberCas 5/2014
21 januari 2014 P.2012.1840.N AC nr. ...21 januari 2014
Oplichting vereist niet dat de dader ervan enkel een onrechtmatig voordeel voor zichzelf nastreeft; hij kan dat voordeel ook nastreven voor een ander en het door de dader nagestreefde voordeel moet evenmin de ganse onrechtmatig toegeëigende zaak betreffen, maar kan ook bestaan in een deel daarvan (1). (1) Cass. 26 juni 1973, AC 1973, 1053
- Moreel bestanddeel - Nastreven van een onrechtmatig voordeel
21 januari 2014 P.2012.1840.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 496 Strafwetboek
OVEREENKOMST
ALGEMENE BEGRIPPEN
Een verbintenis is aangegaan onder een ontbindende voorwaarde wanneer haar tenietgaan afhangt van een toekomstige en onzekere gebeurtenis ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad maar aan partijen nog onbekend is; een toekomstige gebeurtenis kan als ontbindende voorwaarde worden bedongen, ook al is het intreden ervan afhankelijk van de wil van de schuldenaar.
Algemeen - Ontbindende voorwaarde - Intreding - Wil van de schuldenaar
24 februari 2014 C.2013.0293.N AC nr. ...24 februari 2014
- Artt. 1168 en 1174 Burgerlijk Wetboek
RAAD VAN STATE
De bevoegdheid van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald door het werkelijke en rechtstreekse voorwerp van het beroep tot nietigverklaring (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Afdeling bestuursrechtspraak - Bevoegdheid - Beroep tot nietigverklaring - Handeling van een administratieve overheid
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 14, § 1 Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij KB van 12 jan. 1973
- Art. 144 Grondwet 1994
De kenmerken van de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 6° en 7°, van de wet van 15 december 1980 leiden ertoe dat aan de Belgische diplomatieke of consulaire post een gedeeltelijke discretionaire bevoegdheid wordt toegekend (1). (1) Zie concl OM in Pas. 2014, nr. ….
- Afdeling bestuursrechtspraak - Bevoegdheid - Vordering tot machtiging om meer dan drie maanden in het koninkrijk te verblijven - Ingesteld bij een Belgische diplomatieke of consulaire post - Door een vreemdeling die in België hogere studies of een voorbereidend jaar tot het hoger onderwijs wenst te volgen - Bevoegdheid van de Belgische diplomatieke of consulaire post - Aard
24 januari 2014 C.2010.0537.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 3, eerste lid, 6° en 7° Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
37/ 53
LiberCas 5/2014
Het werkelijke en rechtstreekse voorwerp van het geschil tussen de eisers en de verweerder is niet het voorkomen van de schade ten gevolge van de onrechtmatige aantasting door de verweerder, in de uitoefening van zijn discretionaire bevoegdheid, van het door de ouders aangevoerde subjectieve recht op opvoeding van hun kinderen, maar wel het erkennen dat die ouders en hun kinderen een recht op verblijf op het Belgische grondgebied hebben, door de verweerder te dwingen hen een bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister af te geven en, aldus, aan de rechter te vragen dat hij zich in de plaatst stelt van de verweerder, die binnen de perken van de wet, over een discretionaire bevoegdheid beschikt om een vreemdeling het recht op toegang tot het grondgebied toe te staan of te ontzeggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …; het Hof heeft dezelfde dag een tweede arrest in dezelfde zin gewezen: Cass. 24 jan. 2014, AR C.10.0481.F.
- Afdeling bestuursrechtspraak - Bevoegdheid - Vordering om de Staat te doen veroordelen tot uitreiking aan de ouders alsook aan hun kinderen - Een voorlopig bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister voor de oorspronkelijke duur van één jaar - Dat vervolgens moet worden verlengd tot het einde van de schooltijd van al hun kinderen - Werkelijk voorwerp van de vordering
24 januari 2014 C.2010.0450.F AC nr. ...24 januari 2014
RECHT VAN VERDEDIGING
BURGERLIJKE ZAKEN
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels. Hij heeft de verplichting, mits eerbiediging van het recht van verdediging, ambtshalve de rechtsgronden op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1). (1) Cass. 24 maart 2006, AR C.05.0360.F, AC 2006, nr. 173; Cass. 9 mei 2008, AR C.06.0641.F, AC 2008, nr. 283.
Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter - Toepasselijk recht - Ambtshalve op te werpen rechtsmiddelen - Beschikkingsbeginsel - Recht van verdediging
10 februari 2014 C.2013.0381.N AC nr. ...10 februari 2014
STRAFZAKEN
Hoewel het recht van verdediging vereist dat een inverdenkinggestelde voldoende ingelicht wordt over de hem ten laste gelegde feiten, schrijft geen enkele bepaling voor dat die inlichting alleen kan voortvloeien uit de vordering tot verwijzing of uit de verwijzingsbeslissing van het onderzoeksgerecht; die inlichting kan mede gegeven worden aan de hand van de stukken van het strafdossier, waarvan de inverdenkinggestelde heeft kunnen kennisnemen en waarover hij voor het onderzoeksgerecht zijn recht van verdediging vrij heeft kunnen uitoefenen.
Strafzaken - Inlichting van de inverdenkinggestelde van de hem ten laste gelegde feiten
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
Wanneer een telastlegging onduidelijk is, staat het aan het onderzoeksgerecht erop toe te zien dat ze wordt gepreciseerd, zodat de inverdenkinggestelde ingelicht wordt waartegen hij zich moet verdedigen; die omstandigheid leidt evenwel niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering (1). (1) Zie: Cass. 17 april 2007, AR P07.0063.N, AC 2007, nr. 183
Strafzaken - Verwijzingsvordering van het openbaar ministerie - Onduidelijke telastlegging - Gevolg - Taak van het onderzoeksgerecht
38/ 53
LiberCas 5/2014
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
De rechter oordeelt onaantastbaar of een beklaagde slaagt in het weerleggen van de materiële vaststellingen van verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde; bij die beoordeling kan de rechter ermee rekening houden dat een beklaagde, die voorhoudt dat de weerlegging van de materiële vaststellingen van de verbalisanten met een bijzondere bewijswaarde blijkt uit niet langer beschikbare documenten en stukken, vanaf het ogenblik dat hij kennis had van die materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde en dat hij wist dat hij verdacht was, niet de nodige initiatieven heeft genomen om zelf de beschikking te verkrijgen over die documenten en stukken; dit houdt geen omkering in van de bewijslast of een miskenning van het vermoeden van onschuld, het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 10 jan. 2012, NC, 2012, 383 met noot L. Huybrechts.
Strafzaken - Materiële vaststellingen met een bijzondere bewijswaarde - Weerlegging - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter
18 februari 2014 P.2012.1643.N AC nr. ...18 februari 2014
RECHTBANKEN
BURGERLIJKE ZAKEN
Uit de samenhang tussen de artikel 62 Jeugdbeschermingswet en 31 van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden volgt dat de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek van toepassing zijn op het verhaal dat door een minderjarige bij de jeugdrechtbank wordt ingesteld tegen een beslissing tot het opleggen van een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 24quater van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden (1). (1) Zie concl. O.M.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Jeugdrechtbank - Voetbalwet - Administratieve sanctie - Procedure
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
Zo uit artikel 37bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden volgt dat indien er verzachtende omstandigheden zijn, de administratieve stadionverboden bepaald in artikel 24, §2, kunnen worden verminderd tot beneden hun minimum, zonder dat zij ooit lager kunnen zijn dan drie maanden, dan laat evenwel geen enkele wettelijke bepaling toe aan de bij artikel 26, §1, eerste lid, bedoelde aangewezen ambtenaar, en bijgevolg evenmin aan de jeugdrechtbank die oordeelt over het verhaal dat tegen diens beslissing is ingesteld, om de duur van het in voormeld artikel 24quater bepaalde administratief stadionverbod te verminderen tot beneden het minimum van drie maanden (1). (1) Zie concl. O.M.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Jeugdrechtbank - Voetbalwet - Administratieve sanctie - Verzachtende omstandigheden - Mogelijkheid
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Jeugdrechtbank - Voetbalwet - Administratieve sanctie - Procedure
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
Burgerlijke zaken - Algemeen - Bevoegdheid van de rechter - Toepasselijk recht - Ambtshalve op te
39/ 53
LiberCas 5/2014
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels. Hij heeft de verplichting, mits eerbiediging van het recht van verdediging, ambtshalve de rechtsgronden op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1). (1) Cass. 24 maart 2006, AR C.05.0360.F, AC 2006, nr. 173; Cass. 9 mei 2008, AR C.06.0641.F, AC 2008, nr. 283.
werpen rechtsmiddelen - Beschikkingsbeginsel - Recht van verdediging
10 februari 2014 C.2013.0381.N AC nr. ...10 februari 2014
Buiten het geval bepaald in artikel 735 van het Gerechtelijk Wetboek, moet de rechter, krachtens artikel 740 van dat wetboek, alle memories, nota’s of stukken die niet ten laatste tegelijk met de conclusies zijn overgelegd, ambtshalve uit het debat weren, tenzij de partij tegen wie die stukken worden aangevoerd, met de neerlegging heeft ingestemd of in het geval van de toepassing van artikel 748, §2, van dat wetboek (1). (1) Cass. 12 dec. 2005, AR S.04.0128.F, AC 2005, nr. 661.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Memories, nota's of stukken - Te late overlegging - Sanctie
7 februari 2014 C.2013.0063.F AC nr. ...7 februari 2014
- Art. 740 Gerechtelijk Wetboek
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
Burgerlijke zaken - Algemeen - Jeugdrechtbank - Voetbalwet - Administratieve sanctie - Verzachtende omstandigheden - Mogelijkheid
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
RECHTEN VAN DE MENS
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Bewijs in strafzaken - Geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Opname buiten medeweten van de gesprekspartner - Aanwending als bewijs - Recht op eerbiediging van het privéleven
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
Het staat aan het onderzoeksgerecht dat de onregelmatigheid van een onderzoekshandeling vaststelt, aan de hand van de concrete omstandigheden van de zaak na te gaan of als gevolg van die onregelmatigheid, het recht op een eerlijk proces en het recht van verdediging van de inverdenkinggestelde onherstelbaar zijn miskend en of de stukken die door die miskenning zijn verkregen, uit het strafdossier dienen verwijderd te worden (1). (1) Zie: Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610 met conclusie advocaat-generaal DUINSLAEGER.
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijk proces - Kamer van inbeschuldigingstelling - Vaststelling van de onregelmatigheid van een onderzoekshandeling
21 januari 2014 P.2013.1899.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 235bis Wetboek van Strafvordering
- Art. 6.1. Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
40/ 53
LiberCas 5/2014
Artikel 6.3., a EVRM, dat bepaalt dat eenieder die wegens een strafbaar feit wordt vervolgd het recht heeft onverwijld, in een taal die hij verstaat en in bijzonderheden, op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de tegen hem ingestelde beschuldigingen, bedoelt met de “reden” van de ingestelde beschuldiging de strafbare feiten die ten laste worden gelegd, maar niet de omschrijving ervan, en met de “aard” van die beschuldiging de juridische kwalificatie ervan (1). (1) Cass. 4 maart 2008, AR P.08.0332.N, AC 2008, nr. 155
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.a - Recht van de vervolgde persoon onverwijld op de hoogte te worden gesteld van de aard en de reden van de beschuldiging
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Bewijs in strafzaken - Geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Opname buiten medeweten van de gesprekspartner - Aanwending als bewijs - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
Uit artikel 6.3.c EVRM vloeit niet voort dat een inzake douane en accijnzen geverbaliseerde overtreder op het ogenblik dat hij wordt uitgenodigd om tegenwoordig te zijn bij het opmaken van het proces-verbaal en de overhandiging van een afschrift, de bijstand moet genieten van een raadsman.
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.c - Douane en accijnzen - Vaststelling van misdrijven, fraudes of overtredingen - Opmaking van het proces-verbaal - Uitnodiging van de geverbaliseerde om tegenwoordig te zijn - Overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal - Bijstand van een raadsman
11 februari 2014 P.2012.0989.N AC nr. ...11 februari 2014
- Art. 6.3, c Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
- Art. 271 Algemene Wet 18 juli 1977 inzake douane en accijnzen
RECHTERLIJK GEWIJSDE
GEZAG VAN GEWIJSDE
Zodra de bodemrechter een andersluidende beslissing omtrent de betwiste rechten heeft genomen, houdt de beslissing in kort geding van rechtswege op uitwerking te hebben; de beslissing van de bodemrechter heeft evenwel geen terugwerkende kracht op de beslissing in kort geding (1). (1) Cass. 8 maart 2012, AR C.11.0124.N, AC 2010, nr. 158.
Gezag van gewijsde - Burgerlijke zaken - Kort geding - Beslissing - Gezag van gewijsde - Uitwerking - Andersluidende beslissing van de bodemrechter
24 januari 2014 C.2012.0359.F AC nr. ...24 januari 2014
- Artt. 24, 584, eerste lid en 1039, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE)
- Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de rechter - Toepasselijk recht - Ambtshalve op te werpen
41/ 53
LiberCas 5/2014
De rechter is gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de daarop toepasselijke rechtsregels. Hij heeft de verplichting, mits eerbiediging van het recht van verdediging, ambtshalve de rechtsgronden op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen (1). (1) Cass. 24 maart 2006, AR C.05.0360.F, AC 2006, nr. 173; Cass. 9 mei 2008, AR C.06.0641.F, AC 2008, nr. 283.
rechtsmiddelen - Beschikkingsbeginsel - Recht van verdediging
10 februari 2014 C.2013.0381.N AC nr. ...10 februari 2014
Noch de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, noch het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging vereisen dat de persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk is krachtens artikel 19, § 5, vierde lid, van de wet van10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, reeds in de administratieve fase die gevoerd wordt lastens de overtreder, verweer moet kunnen voeren; het volstaat dat tegen de administratieve beslissing om een administratieve geldboete op te leggen een verhaal openstaat bij een rechterlijke instantie met volle rechtsmacht, in casu het jurisdictioneel verhaal dat is uitgewerkt ten aanzien van de burgerlijk aansprakelijke partij.
- Beginselen van behoorlijk bestuur - Wet private en bijzondere veiligheid - Administratieve sanctie - Burgerlijke aansprakelijkheid - Hoorplicht - Draagwijdte
13 januari 2014 C.2012.0088.N AC nr. ...13 januari 2014
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
- Persoonlijk karakter van de straf - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
Artikel 4, §2ter, tweede lid, KB nr. 78 legt aan de apotheker-titularis een tuchtrechtelijke verplichting op inzake de uitvoering en het toezicht met betrekking tot de farmaceutische handelingen en het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen inzake goede farmaceutische praktijken in de apotheek; de apotheker-titularis is zodoende tuchtrechtelijk aansprakelijk wanneer in de apotheek onwettige farmaceutische handelingen worden gesteld, tenzij hij er naar het oordeel van de rechter ten gronde in slaagt omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat hem geen schuld treft (1). (1) Zie concl. O.M.
- Persoonlijk karakter van de straf - Apotheker-titularis - Tuchtrecht - Toerekenbaarheid misdrijf
2 januari 2014 D.2012.0005.N AC nr. ...2 januari 2014
Noch de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, noch het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging vereisen dat de persoon die burgerrechtelijk aansprakelijk is krachtens artikel 19, § 5, vierde lid, van de wet van10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, reeds in de administratieve fase die gevoerd wordt lastens de overtreder, verweer moet kunnen voeren; het volstaat dat tegen de administratieve beslissing om een administratieve geldboete op te leggen een verhaal openstaat bij een rechterlijke instantie met volle rechtsmacht, in casu het jurisdictioneel verhaal dat is uitgewerkt ten aanzien van de burgerlijk aansprakelijke partij.
- Recht van verdediging - Wet private en bijzondere veiligheid - Administratieve sanctie - Burgerlijke aansprakelijkheid - Hoorplicht - Draagwijdte
13 januari 2014 C.2012.0088.N AC nr. ...13 januari 2014
42/ 53
LiberCas 5/2014
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN
OP CONCLUSIE
Een beslissing is met redenen omkleed wanneer tegen de reden van de beslissing een middel afgeleid uit de miskenning van een grondregel kan worden aangevoerd, en wanneer het Hof van Cassatie de wettigheid kan toetsen (1). (1) “Des motifs des jugements et des arrêts”, rede van eerste advocaat-generaal Gesché, uitgesproken op de plechtige openingszitting van het Hof van Cassatie van 15 september 1934.
Op conclusie - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Met redenen omklede beslissing
24 januari 2014 C.2010.0252.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 149 Grondwet 1994
Artikel 149 van de Grondwet legt de rechter enkel de naleving op van een vormvereiste dat niets te maken heeft met de waarde van de redenen van de vonnissen en arresten.
Op conclusie - Burgerlijke zaken (handelszaken en sociale zaken inbegrepen) - Grondwet (1994) - Artikel 149 - Voorwerp
24 januari 2014 C.2010.0252.F AC nr. ...24 januari 2014
- Art. 149 Grondwet 1994
REGELING VAN RECHTSGEBIED
BURGERLIJKE ZAKEN
Hoewel de rechtsplegingen die werden ingesteld ten gevolge van twee beslissingen van faillissementsverklaring, voor dezelfde rechtbank van koophandel worden gevoerd, wordt door het naast elkaar bestaan van die twee verschillende beslissingen die door verschillende gerechten zijn gewezen en die dezelfde vennootschap op verschillende data failliet verklaren en verschillende termijnen voor de aangifte van schuldvordering vastleggen, de rechtsgang belemmerd en moet het rechtsgebied geregeld worden (1). (1) Zie Cass. 16 nov. 1875 (Bull. en Pas., 1875, I, 28); Cass. 18 sept. 1933 (Bull. en Pas., 1933, I, 306); Cass. 11 okt. 1938 (Bull. en Pas., 1938, I, 308); Cass. 8 jan. 1982, AC 1981-1982, nr. 282 met concl. OM; cass. 14 okt. 2011, AR C.11.0600.F, AC 2011, nr 548.
Burgerlijke zaken - Faillissementsverklaring van een cvba op aangifte van de rechtbank van koophandel te Brussel - Faillissementsverklaring van die cvba door het hof van beroep te Brussel dat vonnis van rechtbank van koophandel Brussel wijzigt - Vordering tot machtiging tot regeling van rechtsgebieda
7 maart 2014 C.2013.0614.F AC nr. ...7 maart 2014
- Art. 645 Gerechtelijk Wetboek
SCHIP, SCHEEPVAART
- Kort geding - Bevoegdheid van de rechter - Ogenschijnlijke rechten van de partijen - Zeevaart - Binnenvaart
43/ 53
LiberCas 5/2014
Conclusie van procureur-generaal Leclercq.
23 januari 2014 C.2012.0603.N AC nr. ...23 januari 2014
De beslissing van de kortgedingrechter die de ogenschijnlijke rechten van de partijen nagaat zonder ten gronde uitspraak te doen over de rechten van partijen, houdt geen schending in van het materiële recht dat de rechter in zijn beoordeling betrekt; deze beslissing is eerst dan niet naar recht verantwoord wanneer hierin rechtsregels worden betrokken die de bevolen maatregel niet redelijk kunnen schragen (1). (1) Zie concl. O.M.
- Kort geding - Bevoegdheid van de rechter - Ogenschijnlijke rechten van de partijen - Zeevaart - Binnenvaart
23 januari 2014 C.2012.0603.N AC nr. ...23 januari 2014
- Art. 13 Wet 11 april 1989 houdende goedkeuring en uitvoering van diverse Internationale Akten inzake de zeevaart
SPORT
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
- Verzachtende omstandigheden - Mogelijkheid - Voetbalwedstrijd - Veiligheid - Inbreuk - Administratieve sanctie
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
Zo uit artikel 37bis van de wet van 21 december 1998 betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden volgt dat indien er verzachtende omstandigheden zijn, de administratieve stadionverboden bepaald in artikel 24, §2, kunnen worden verminderd tot beneden hun minimum, zonder dat zij ooit lager kunnen zijn dan drie maanden, dan laat evenwel geen enkele wettelijke bepaling toe aan de bij artikel 26, §1, eerste lid, bedoelde aangewezen ambtenaar, en bijgevolg evenmin aan de jeugdrechtbank die oordeelt over het verhaal dat tegen diens beslissing is ingesteld, om de duur van het in voormeld artikel 24quater bepaalde administratief stadionverbod te verminderen tot beneden het minimum van drie maanden (1). (1) Zie concl. O.M.
- Voetbalwedstrijd - Veiligheid - Inbreuk - Administratieve sanctie - Verzachtende omstandigheden - Mogelijkheid
13 januari 2014 C.2012.0576.N AC nr. ...13 januari 2014
STEDENBOUW
BOUWVERGUNNING
Bouwvergunning - Gronden waarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd afgeleverd - Mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken - Milieuvergunning - Vrijstelling - In aanmerking komende percelen - Uitbreiding van de werfzone tot percelen waarop de stedenbouwkundige vergunning geen betrekking heeft
44/ 53
LiberCas 5/2014
Uit artikel 4, § 1, Milieuvergunningsdecreet, artikel 5, § 1, VLAREM I, rubriek 2.2.2, vierde lid, Indelingslijst VLAREM I, artikel 99, § 1, Stedenbouwdecreet 1999, artikel 3.1° Vrijstellingsbesluit 2000 en artikel 1,2° van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 mei 2004 betreffende de dossiersamenstelling van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning volgt dat de vrijstelling van milieuvergunning voor de mechanische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen afkomstig van wegenwerken alleen geldt voor de kadastrale percelen of gronden waarop de stedenbouwkundige vergunning betrekking heeft, ook al gaat het om tijdelijke werken voor dewelke geen specifieke afzonderlijke stedenbouwkundige vergunning vereist is; deze vrijstelling geldt bijgevolg niet voor andere percelen of gronden waartoe de werfzone werd uitgebreid en waarop de stedenbouwkundige vergunning geen betrekking heeft.
4 februari 2014 P.2012.1757.N AC nr. ...4 februari 2014
STRAF
ALLERLEI
De veroordeling tot de betaling van de door artikel 91, tweede lid, Tarief Strafzaken bedoelde vergoeding, die een eigen karakter heeft en geen straf is, wordt beperkt door de relatieve werking van het verzet zodat het verbod voor de rechter om de toestand te verzwaren van diegene die verzet instelt, tot gevolg heeft dat de aanvullende ambtshalve veroordeling tot die vergoeding op verzet van de beklaagde niet kan worden verhoogd (1). (1) Zie: Cass. 7 mei 2008, AR P.08.0141.F, AC 2008, nr. 27.
Allerlei - Strafrechtelijke veroordeling - Vaste vergoeding - Aard
11 februari 2014 P.2013.1720.N AC nr. ...11 februari 2014
AUTRES PEINES
Wanneer de daadwerkelijke inbeslagneming of het afstaan van de goederen niet behoorlijk werd vastgesteld, ontslaat de veroordeling van de overtreder tot betaling van de ontdoken rechten de rechter niet van zijn verplichting om hem daarenboven te veroordelen tot het aanbrengen, met het oog op verbeurdverklaring, van de goederen waarvoor die rechten verschuldigd zijn, en tot betaling van de tegenwaarde ervan wanneer hij ze niet aanbrengt.
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Douane en accijnzen - Illegaal vervoer van producten onderworpen aan accijnzen - Gefraudeerde goederen - Geen effectieve inbeslagname en verbeurdverklaring van de gefraudeerde goederen of afstaan ervan aan de schatkist - Veroordeling tot het aanbrengen van de goederen met het oog op inbeslagname - Veroordeling tot betaling van de tegenwaarde bij niet-aanbrengen van de goederen - Verplichting
5 februari 2014 P.2013.1194.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 45, vierde lid Wet 22 dec. 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
- Art. 39, vierde lid Wet 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop
GELDBOETE EN OPDECIEMEN
Geldboete en opdeciemen - Douane en accijnzen - Milieutaksen - Overtredingen inzake douane en accijnzen en tegen de verpakkingsheffing - Geldboete - Berekeningswijze
45/ 53
LiberCas 5/2014
In geval van overtreding tegen de verpakkingsheffing, moet op de overtreder, in de regel, een geldboete van vijf- tot tienmaal de ontdoken rechten worden toegepast; het arrest, dat de beklaagde veroordeelt tot een geldboete gelijk aan vijfmaal de ontdoken accijnsrechten, wegens overtredingen inzake douane en accijnzen en inzake de verpakkingsheffing, en dat daarbij nalaat rekening te houden met de verpakkingsheffingen bij de berekening van de ontdoken rechten waardoor de verschuldigde geldboete met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor kan worden vastgesteld, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht (1). (1) Raoul Declercq, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, n° 946. Het Hof is weliswaar van die regel afgeweken wat de fiscale geldboete betreft, maar enkel als die onwettig bij de gemeenrechtelijke sanctie is gevoegd. (Ibidem, n° 955, p. 551). Zie ook Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0247.N, AC 2005, nr. 361, waar het Hof het bestreden arrest heeft vernietigd, maar alleen in zoverre dat arrest het bedrag van de toepasselijke, enige, geldboete bepaalt. Het onderhavige arrest is geen wijziging van de rechtspraak aangezien in de zaak uit 2005 de geldboete een vast bedrag was, terwijl in deze zaak de bodemrechter het bedrag diende vast te stellen met toepassing van een vermenigvuldigingsfactor in verhouding tot de ontdoken rechten.
29 januari 2014 P.2013.1491.F AC nr. ...29 januari 2014
- Art. 45 Wet 22 dec. 2009 betreffende de algemene regeling inzake accijnzen
- Art. 398bis Gewone wet 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur
STRAFUITVOERING
Het vonnis, dat het bestaan niet vaststelt van een bij wet bepaalde tegenwijzing maar zich ertoe beperkt te oordelen dat de rechtbank onmogelijk het ontbreken van dergelijke tegenaanwijzing kan vaststellen omdat het psychosociaal onderzoek niet volledig is, verantwoordt zijn beslissing om de voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied niet toe te kennen, niet naar recht.
- Strafuitvoeringsrechtbank - Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Weigering - Redenen - Onmogelijk het ontbreken van een tegenaanwijzing vast te stellen
5 februari 2014 P.2014.0058.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 47, § 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
De voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied is een uitvoeringsmodaliteit van de vrijheidsstraf die de strafuitvoeringsrechtbank moet toekennen wanneer de voorwaarden zijn vervuld bepaald in de artikelen 26, § 2, en 47, § 2, van de wet van 17 mei 2006; die bepalingen verbieden de rechtbank om de aanvraag te weigeren op grond van een tegenaanwijzing die daarin niet is bepaald.
- Strafuitvoeringsrechtbank - Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Weigering - Voorwaarde - Tegenaanwijzingen op limitatieve wijze opgesomd in de wet
5 februari 2014 P.2014.0058.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 47, § 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
- Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Vrijheidsstraffen - Strafuitvoeringsrechtbank - Vonnis van niet-toekenning van de strafuitvoeringsmodaliteit - Aanwijzingen - Datum van indiening van een nieuwe aanvraag - Beoordelingsbevoegdheid
46/ 53
LiberCas 5/2014
Het vonnis van niet-toekenning van een voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied moet de datum vermelden waarop de veroordeelde een nieuw verzoek kan indienen; de strafuitvoeringsrechtbank is discretionair bevoegd om die datum binnen de wettelijke grenzen vast te stellen.
29 januari 2014 P.2014.0041.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 50, § 1, en 57 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
De strafuitvoeringsrechtbank oordeelt in feite en dus onaantastbaar over het bestaan van elke wettelijke tegenaanwijzing voor de toekenning van een strafuitvoeringsmodaliteit; wanneer het de tegenaanwijzing betreft inzake de mogelijkheden voor de veroordeelde om een onderdak te hebben, gaat het Hof van Cassatie alleen na of de strafuitvoeringsrechtbank uit haar vaststellingen de onmogelijkheid heeft kunnen afleiden om een onderdak te hebben dat voldoende waarborg biedt om op doeltreffende wijze haar beslissing uit te voeren tot de proeftijd is verstreken.
- Vrijheidsstraffen - Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Bestaan van een wettelijke tegenaanwijzing - Strafuitvoeringsrechtbank - Onaantastbare beoordeling van de feiten - Mogelijkheid voor de veroordeelde om een onderdak te hebben
29 januari 2014 P.2014.0041.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 26, § 2, 47, § 2, 55, 2°, en 71 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
Reeds door regelmatig te verblijven in het land waar hij zal verblijven nadat hij het nationaal grondgebied heeft verlaten, wordt de in voorlopige vrijheid gestelde veroordeelde geacht het gedeelte van de straf dat hij op dat ogenblik nog moet ondergaan, buiten de gevangenis uit te zitten.
- Vrijheidsstraffen - Voorlopige invrijheidstelling met het oog op verwijdering van het grondgebied - Voorwaarden - Mogelijkheid voor de veroordeelde om een onderdak te hebben
29 januari 2014 P.2014.0041.F AC nr. ...29 januari 2014
- Artt. 26, § 2, 28, § 2, 47, § 2, en 55, 2° Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
STRAFVORDERING
Wanneer een telastlegging onduidelijk is, staat het aan het onderzoeksgerecht erop toe te zien dat ze wordt gepreciseerd, zodat de inverdenkinggestelde ingelicht wordt waartegen hij zich moet verdedigen; die omstandigheid leidt evenwel niet tot de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering (1). (1) Zie: Cass. 17 april 2007, AR P07.0063.N, AC 2007, nr. 183
- Verwijzingsvordering van het openbaar ministerie - Onduidelijke telastlegging
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
TELEGRAAF EN TELEFOON
Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
- Geheim van privé-communicatie en -telecommunicatie - Verbod op afluisteren - Toepassing - Opname door een particulier die aan het gesprek deelneemt - Opname buiten medeweten van de gesprekspartner - Geoorloofd karakter
47/ 53
LiberCas 5/2014
8 januari 2014 P.2013.1935.F AC nr. ...8 januari 2014
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN
Wanneer valsheid in geschrifte en gebruik van valse stukken worden gepleegd door dezelfde persoon met hetzelfde bedrieglijk opzet of oogmerk om te schaden, worden die misdrijven als één misdrijf beschouwd dat blijft voortduren zolang het door de beginhandeling beoogde en gerealiseerde doel blijft bestaan, ofschoon geen nieuwe positieve handelingen worden gesteld door wie dan ook (1). (1) Zie: Cass. 11 januari 1960, AC 1959-1960, 412; Cass. 19 januari 1988, AR 1480, AC 1987-1988, nr. 298
- Valsheid en gebruik door dezelfde persoon met hetzelfde bedrieglijk opzet
21 januari 2014 P.2012.1642.N AC nr. ...21 januari 2014
- Artt. 193, 196 en 197 Strafwetboek
VENNOOTSCHAPPEN
ALGEMEEN. GEMEENSCHAPPELIJKE REGELS
De rechtspersonen treden in rechte op door tussenkomst van hun bevoegde organen of door een advocaat die wettelijk verondersteld wordt daartoe door hen te zijn gemachtigd.
Algemeen - gemeenschappelijke regels - Vordering in rechte - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Personen gemachtigd om de rechtspersoon te vertegenwoordigen
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 703, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
Het uitstel van de berechting van de zaak zolang niet aan het verzoek van de verwerende partij is voldaan om de natuurlijke personen te identificeren die de organen zijn van de rechtspersoon die in rechte optreedt, is geen recht maar staat ter beoordeling van de rechter.
Algemeen - gemeenschappelijke regels - Vordering in rechte - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Recht van de verwerende partij de identificatie te eisen van de organen van de rechtspersoon - Uitstel van de berechting van de zaak - Beoordeling door de rechter
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
- Art. 703, derde lid Gerechtelijk Wetboek
Wanneer een advocaat een rechtspersoon vertegenwoordigt, kent artikel 703, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek de verwerende partij het recht toe om te eisen dat die rechtspersoon haar de identiteit meedeelt van de natuurlijke personen die zijn organen zijn; die informatie, die beoogt te voldoen aan het rechtmatig belang van de verwerende partij, is geen voorwaarde voor de ontvankelijkheid van de rechtsvordering en is noch substantieel noch op straffe van nietigheid voorgeschreven.
Algemeen - gemeenschappelijke regels - Vordering in rechte - Burgerlijke rechtsvordering voor de strafrechter - Burgerlijke partij - Rechtspersoon - Vertegenwoordiging in rechte - Recht van de verwerende partij de identificatie te eisen van de organen van de rechtspersoon
- Art. 703, derde lid Gerechtelijk Wetboek
48/ 53
LiberCas 5/2014
5 februari 2014 P.2013.1636.F AC nr. ...5 februari 2014
HANDELSVENNOOTSCHAPPEN
De bestuurders die niet ervoor gezorgd hebben het minimumkapitaal van een naamloze vennootschap vóór 1 juli 2001 aan te passen zijn hoofdelijk aansprakelijk vanaf dat tijdstip en herhalen hun schuldig gedrag elke dag waarop zij nalaten zich naar de wettelijke verplichting te schikken (1). (1) Zie Wet 13 april 1995 tot wijziging van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935, Pasin. 1995, p. 1705 e.v.
Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Bestuurders - Aansprakelijkheid - Minimumkapitaal - Blijvend schuldig gedrag
17 januari 2014 C.2012.0604.F AC nr. ...17 januari 2014
- Art. 8, 111 et 113 Wet 13 april 1995
VERBINTENIS
Een verbintenis is aangegaan onder een ontbindende voorwaarde wanneer haar tenietgaan afhangt van een toekomstige en onzekere gebeurtenis ofwel van een gebeurtenis die reeds heeft plaatsgehad maar aan partijen nog onbekend is; een toekomstige gebeurtenis kan als ontbindende voorwaarde worden bedongen, ook al is het intreden ervan afhankelijk van de wil van de schuldenaar.
- Ontbindende voorwaarde - Intreding - Wil van de schuldenaar
24 februari 2014 C.2013.0293.N AC nr. ...24 februari 2014
- Artt. 1168 en 1174 Burgerlijk Wetboek
VERVOER
ALLERLEI
De vrijstelling van de algemene verplichting motorvoertuigen welke op de weg worden gebruikt voor personen- of goederenvervoer, uit te rusten met een controleapparaat geldt enkel voor voertuigen die uitsluitend en op het ogenblik van de vaststellingen worden gebruikt in verband met de rioleringsdienst, diensten ter bescherming tegen overstromingen en het onderhoud van en het toezicht op wegen.
Allerlei - Motorvoertuigen voor personen- of goederenvervoer - Uitrusting met een controleapparaat - Algemene verplichting - Vrijstelling
11 februari 2014 P.2013.1473.N AC nr. ...11 februari 2014
- Art. 6.f) KB 9 april 2007 houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 561/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
- Art. 13.1.h) Verordening 561/2006/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer
- Artt. 2 en 18, § 1 KB 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer
GOEDERENVERVOER
49/ 53
LiberCas 5/2014
Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
Goederenvervoer - Landvervoer. wegvervoer - Internationaal vervoer - C.M.R.-Verdrag - Vervoerder - Aansprakelijkheid - Toepassingsgebied
23 januari 2014 C.2012.0356.N AC nr. ...23 januari 2014
Het CMR-Verdrag regelt slechts de aansprakelijkheid van de vervoerder voor het verlies of de beschadiging van de vervoerde goederen alsook voor de vertraging in de aflevering ervan; het regelt niet de aansprakelijkheid van de vervoerder voor andere schade en meer bepaald niet voor de schade toegebracht aan andere dan de vervoerde goederen, die beheerst wordt door het toepasselijke nationale recht (1). (1) Zie concl. O.M.
Goederenvervoer - Landvervoer. wegvervoer - Internationaal vervoer - C.M.R.-Verdrag - Vervoerder - Aansprakelijkheid - Toepassingsgebied
23 januari 2014 C.2012.0356.N AC nr. ...23 januari 2014
- Artt. 17 en 23 Verdrag van 19 mei 1956 betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (C.M.R.)
VERWIJZING VAN EEN RECHTBANK NAAR EEN ANDERE
BURGERLIJKE ZAKEN
Het verzoekschrift tot onttrekking van de zaak aan de rechtbank van eerste aanleg te Luik, wegens gewettigde verdenking, is kennelijk niet ontvankelijk, aangezien de aangevoerde grieven slechts twee magistraten betreffen die in kort geding zetelen en de verzoeker niet aantoont dat die grieven ook zouden kunnen gelden voor alle magistraten waaruit de zetel van die rechtbank is samengesteld en waarvan de omvang een dergelijke deductie uitsluit.
Burgerlijke zaken - Gewettigde verdenking - Omvang van het gerecht - Weerslag
14 februari 2014 C.2014.0030.F AC nr. ...14 februari 2014
VERZEKERING
LANDVERZEKERING
Uit de samenhang tussen de artikelen 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek en artikel 41, eerste lid, Wet Landverzekeringsovereenkomst volgt dat de verzekeraar die aan de publieke werkgever dekking verleent voor de wedde en de op die wedde rustende bijdragen die hij ingevolge de fout van een derde krachtens de op hem rustende wettelijke of reglementaire verplichtingen moet doorbetalen aan een personeelslid zonder arbeidsprestaties te ontvangen, als gesubrogeerde in de rechten van deze werkgever haar uitgaven kan terugvorderen van de aansprakelijke (1). (1) Zie Cass. 17 jan. 2011, AR C.08.0303.F – C.09.0461.F, AC 2011, nr. 46.
Landverzekering - Publieke werkgever - Arbeidsongeschiktheid van een personeelslid - Fout van een derde - Vergoeding door de verzekeraar - Subrogatie - Recht op vergoeding
4 februari 2014 P.2013.0992.N AC nr. ...4 februari 2014
VERZET
- Strafzaken - Beslissing bij verstek - Strafrechtelijke veroordeling - Vaste vergoeding - Verzet van
50/ 53
LiberCas 5/2014
De veroordeling tot de betaling van de door artikel 91, tweede lid, Tarief Strafzaken bedoelde vergoeding, die een eigen karakter heeft en geen straf is, wordt beperkt door de relatieve werking van het verzet zodat het verbod voor de rechter om de toestand te verzwaren van diegene die verzet instelt, tot gevolg heeft dat de aanvullende ambtshalve veroordeling tot die vergoeding op verzet van de beklaagde niet kan worden verhoogd (1). (1) Zie: Cass. 7 mei 2008, AR P.08.0141.F, AC 2008, nr. 27.
de beklaagde - Relatieve werking van het verzet
11 februari 2014 P.2013.1720.N AC nr. ...11 februari 2014
VORDERING IN RECHTE
Conclusie van advocaat-generaal Timperman.
- Gemeente - Optreden in rechte door een of meer inwoners namens de gemeente - Zekerheidstelling - Begrip - Doel - Aard
21 januari 2014 P.2012.1003.N AC nr. ...21 januari 2014
Uit artikel 194 Gemeentedecreet, dat tot doel heeft te vermijden dat een inwoner namens de gemeente lichtzinnig een burgerlijke rechtsvordering zou instellen, volgt dat bij het instellen van dergelijke rechtsvordering, de eiser moet aanbieden om persoonlijk de kosten te dragen en in te staan voor de veroordeling tot schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding of hoger beroep en dat, om dat aanbod sterk te maken, hij effectief een zekerheid moet stellen; deze vereiste een zekerheid te stellen is geen ontvankelijkheidsvereiste, maar leidt tot de schorsing van de rechtspleging teneinde de eiser toe te laten daaraan te voldoen wanneer dit als exceptie wordt opgeworpen (1). (1) Zie concl. O.M.
- Gemeente - Optreden in rechte door een of meer inwoners namens de gemeente - Zekerheidstelling - Begrip - Doel - Aard
21 januari 2014 P.2012.1003.N AC nr. ...21 januari 2014
De artikelen 577-2, § 5, en 577-2, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, die betrekking hebben op de daden tot behoud, de daden van voorlopig beheer van de gemeenschappelijke zaak, de andere daden van beheer en de daden van beschikking, zijn slechts tussen mede-eigenaars van toepassing, behalve de uitzonderingen die verantwoord worden door het onsplitsbaar karakter van de huurovereenkomst (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Rechtsvordering - Burgerlijke zaken - Mede-eigendom - Artikelen 577-2, § 5, en 577-2, § 6, van het Burgerlijk Wetboek - Toepassingsgebied ratione personae
14 februari 2014 C.2012.0522.F AC nr. ...14 februari 2014
Uit de artikelen 544, 546, 1709 en 1728 van het Burgerlijk Wetboek blijkt niet dat de eis tot betaling van de ter uitvoering van een huurovereenkomst verschuldigde bedragen niet kan worden ingediend door een persoon die niet de hoedanigheid van eigenaar heeft op het ogenblik dat de vordering wordt ingesteld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
- Vordering in rechte - Burgerlijke zaken - Mede-eigendom - Huurovereenkomst - Verschuldigde bedragen - Terugvordering - Tijdstip van de vordering - Hoedanigheid
51/ 53
LiberCas 5/2014
14 februari 2014 C.2012.0522.F AC nr. ...14 februari 2014
VREEMDELINGEN
De vreemdeling die nadat hij reeds eerder een of meerdere asielaanvragen heeft ingediend en effectief werd gerepatrieerd, terug het Rijk binnenkomt en er een asielaanvraag indient, kan niet worden beschouwd als “de vreemdeling die reeds een andere asielaanvraag heeft ingediend” in de zin van artikel 74/6, § 1bis, 9°, Vreemdelingenwet.
- Vasthouden van een vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend - Vreemdelingenwet - Artikel 74/6, § 1bis, 9° - Vreemdeling die reeds een eerder asielaanvraag heeft ingediend
21 januari 2014 P.2013.2061.N AC nr. ...21 januari 2014
Uit de artikelen 15.1, eerste lid, Terugkeerrichtlijn en 7, derde lid, Vreemdelingenwet, die een beperking van de persoonlijke vrijheid meebrengen en derhalve van strikte uitlegging zijn, blijkt dat teneinde de vreemdeling naar de grens terug te leiden, en met in achtneming van het subsidiariteitsbeginsel, hij enkel kan vastgehouden worden wanneer er een risico op onderduiken bestaat of wanneer de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
- Vasthouden van de vreemdeling met het oog op terugleiding naar de grens
21 januari 2014 P.2014.0005.N AC nr. ...21 januari 2014
- Art. 7, derde lid Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen
- Art. 15.1 Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 dec. 2008
WEGVERKEER
WEGVERKEERSREGLEMENT VAN 01-12-1975
Uit de artikelen 19.1 en 19.3.3° Wegverkeersreglement volgt dat de voorrang die de bestuurder die naar links wil afslaan om de rijbaan te verlaten, moet verlenen aan het tegenliggend verkeer, blijft duren tijdens de gehele duur van zijn rijbeweging, mits de komst van dat verkeer niet onvoorzienbaar is.
Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 19 - Art. 19.1 - Artikel 19.3 - Draagwijdte - Verandering van richting
13 januari 2014 C.2013.0359.N AC nr. ...13 januari 2014
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN
WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE
Werking in de tijd en in de ruimte - Werking in de tijd - Waalse decreten van 12 februari en 27 mei 2004 - Waterdistributie in het Waalse gewest - Waterwetboek - Geldende rechtsverhouding - Onmiddellijke toepassing
52/ 53
LiberCas 5/2014
Het arrest schendt artikel 2 van het Burgerlijk Wetboek niet en miskent evenmin het algemeen rechtsbeginsel van de niet-terugwerkende kracht van de wetten, wanneer het overweegt dat het decreet van 12 februari 2004 betreffende de tarifering en de algemene voorwaarden van de openbare waterdistributie in het Waalse Gewest en het decreet van 27 mei 2004 betreffende het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, onmiddellijk van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen de partijen, die ontstaan is onder vigeur van de vroegere wet maar voortduurt onder vigeur van de voormelde decreten (1). (1) Het Hof heeft, gelet op de reglementaire aard van de rechtsverhouding tussen de partijen, waarop de regel van toepassing is volgens welke een nieuwe wet, in de regel, niet alleen van toepassing is op de toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten, een substitutie van motieven gedaan, op grond dat een foutieve rechtsgrond vervangen moest worden door een ter zake dienende rechtsgrond; zie, in dezelfde zin, voor de levering van elektriciteit, Cass. 4 dec. 2000, AR C.99.0095.F, AC 2000, nr. 664.
14 februari 2014 C.2012.0460.F AC nr. ...14 februari 2014
53/ 53